Raadsvoorstel tot het aanpassen van de verordeningen inzake gemeentelijke



Vergelijkbare documenten
gelet op het voorstel van het college van november 2015, nr. 15/

Verordening op de heffing en invordering van onroerendezaakbelastingen

De gemeenteraad van Heusden in zijn openbare vergadering van 20 december 2005;

Gezien het voorstel inzake onroerende-zaakbelastingen Stein 2006 (Gem. blad Afd. A 2005, no. 152 );

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 7 november 2016 (Gemeenteblad 2016, nr. XXX);

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 31 oktober 2017;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 november 2015, nr ; VAN ONROERENDE-ZAAKBELASTINGEN

VERORDENING op de heffing en de invordering van onroerendezaakbelastingen

*ZEA74E5ECFB* Raadsvergadering d.d. 20 december 2016

GEMEENTEBLAD. Officiële publicatie van Gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude. De raad van de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude;

Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Almere (Flevoland)

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2014

BESLUIT. VERORDENING op de heffing en invordering van onroerende- zaakbelastingen 2017

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 23 november 2010 tot het aanpassen tarieven belastingen en heffingen 2011, nr.

vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van onroerende zaakbelastingen 2013.

Verordening op de heffing en de invordering van Onroerendezaakbelastingen. Citeertitel Verordening Onroerende zaakbelastingen 2015

De gemeenteraad van Heusden in zijn openbare vergadering van 18 december 2012;

gelezen het voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders van 4 en 24 september en van 13 november 2012;

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende zaakbelastingen 2016

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende. zaakbelastingen 2012 Citeertitel Verordening onroerende-zaakbelastingen 2012

I. in te trekken de verordening d.d. 13 december 2007, nr. 60a; II. vast te stellen de: Artikel 1

Onderwerp: Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen 2014.

Normal 0 false false false MicrosoftInternetExplorer4 /* Style Definitions */ table.msonormaltable

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 november 2015; VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN ONROERENDE- ZAAKBELASTINGEN 2016.

De raad van de gemeente Breda; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders; gelet op de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet;

Raadsbesluit. Onderwerp: Verordening onroerende-zaakbelasting Vergadering: 24 november 2015 Agendapunt: 12E Registratienummer:

Verordening onroerendezaakbelastingen

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 november 2018 b e s l u i t :

Nijverdal, 12 december gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 november 2017;

VERORDENING ONROERENDE-ZAAKBELASTINGEN GOOISE MEREN 2016

GEMEENTEBLAD. Officiële publicatie van Gemeente Houten. gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 november 2014;

Verordening op de heffing en invordering van onroerendezaakbelastingen

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van ; gelet op de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet;

Verordening op de heffing en de invordering van onroerendezaakbelastingen 2018 (Verordening onroerendezaakbelastingen Delft 2018).

Onderwerp: Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen 2018

Raadsmededeling - Openbaar

Wetstechnische informatie

RAADSVOORSTEL. Vaststellen Herziene verordening onroerende zaakbelasting Opsterland 2015 Portefeuillehouder : Rob Jonkman

De RAAD van de gemeente Dordrecht; gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 6 januari 2009, Nr.

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2016 (Verordening onroerende-zaakbelastingen 2016)

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen. emeente Druten. emeenteraad lastinnen: onroerende-zaakbelastinçien

Raadsvergadering : 3 december 2013 Agendapunt : Commissie : - Onderwerp : Verordening onroerende-zaakbelastingen

Onroerende zaakbelastingen

Gemeente Langedijk. gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 oktober 2015 nummer 55;

NIEUWE Verordening onroerende-zaakbelastingen 2014

DE RAAD VAN DE GEMEENTE DEURNE BESLUIT. Verordening onroerende-zaakbelastingen Deurne 2018

Samenvatting: Voorgesteld wordt de Verordening Onroerende Zaakbelasting 2019 vast te stellen.

Zundertse Regelgeving Wetstechnische informatie

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 27 oktober 2015, met kenmerk AP020, raadsstuk 15bb8495;

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN RIOOLHEFFING STEIN 2016

*ZEA18E71503* Raadsvergadering d.d. 17 december 2015

Verordening BI-zone Groote Lindt Zwijndrecht 2016

In de commissie RF van 4 juni 2015 zijn met betrekking tot de OZB de volgende uitgangspunten vastgesteld :

Raadsmededeling - Openbaar

Verordening BI-zone De Vergulde Hand Vlaardingen Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 november 2015, R.nr. 46.

gemeente Eindhoven Raadsvoorstel tot het aanpassen van de verordeningen inzake gemeentelijke belastingen en rechten voor het jaar o (deel I)

gelet op de tekst van de tussen de gemeente Zoeterwoude en BIZ-vereniging Grote Polder te sluiten Uitvoeringsovereenkomst;

RAADSVOORSTEL MET VERORDENING

Argumentatie In de programmabegroting 2016 hebben wij u al meegedeeld dat de tarieven met 2% verhoogd moeten worden.

Verordening BI-zone winkelcentrum Willem de Zwijger

Verordening bedrijveninvesteringszone Bedrijventerrein Vianen

Verordening bedrijveninvesteringszone Centrum Bergambacht 2016

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 6 december 2016;

Verordening bedrijveninvesteringszone Haarbrug-Noord gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van (datum en nummer);

GRIFFIE LEIDEN INGEKOMEN

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Almere (Flevoland)

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders besluit :

GEMEENTEBLAD. Officiële publicatie van Gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude VERORDENING BELASTINGEN OP ROERENDE WOON EN BEDRIJFSRUIMTEN 2015

Onderwerp Intrekken verordening onroerende-zaakbelastingen 2013 en vaststellen verordening onroerendezaakbelastingen

Gemeente Almere. Besluit. De raad van de gemeente Almere, gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders

GEMEENTE HOOGEVEEN Raadsvoorstel

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag. nr : Datum :

het van het college van burgemeester in wethouders vin 1 oktober 2013;

Verordening Bedrijveninvesteringszone Nieuweweg. gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 19 september 2017;

Verordening op de heffing en de invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidie voor de BI-zone Centrum Losser

Verordening op de heffing en invordering Bedrijveninvesteringszone Smakterheide Venray 2017

Onderwerp Verordening onroerende zaakbelastingen Commissie Bestuur. Commissie Ruimte. Commissie Sociaal. Informerende Commissie.

Verordening bedrijveninvesteringszone De Krogten 2017 gemeente Breda

Verordening bedrijveninvesteringszone De Aam

gelet op de tussen de gemeente Breda en Ondernemersvereniging BiZ Steenakker gesloten Uitvoeringsovereenkomst van 18 oktober 2016; B E S L U I T:

raadsvergadering: 12 november 2014 onderwerp: Verordening Onroerende-zaakbelastingen 2015

Verordening op de heffing en de invordering van. en op de subsidie voor de BI-zone Centrum Oosterhout 2012

Verordening op de heffing en de invordering van een bedrijveninvesteringszone bedrijventerrein De Trompet Heemskerk

Verordening op de heffing en de invordering van belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2015

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 november 2007;

Verordening Bedrijven Investering Zone Amsterdamstraat

Verordening BI-zone Twentekanaal 2010.

Verordening Bedrijven Investering Zone Binnenstad

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van?? september 2016;

Onderwerp Intrekken verordening Onroerende-zaakbelastingen 2011 en vaststellen verordening Onroerende-zaakbelastingen 2012.

Verordening BI-zone Steenakker Breda 2012

VERORDENING op de heffing en de invordering van belastingen op

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d.21 november 2017 ; b e s l u i t :

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag nr. : 6 Datum :

Verordening BedrijvenInvesteringsZone gebruikers Binnenstad Hengelo

Verordening Bedrijveninvesteringszone bedrijventerrein Dalfsen 2018

GEMEENTEBLAD. Officiële publicatie van Gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude. De raad van de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude;

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Ede (Gelderland)

Transcriptie:

gemeente Eindhoven Dienst Algemene en Publiekszaken Raadsnummer 03.R589.OOI Inboeknummer oalooo6ga Beslisdatum Bikw z september 2003 Dossiernummer aa6.251 Raadsvoorstel tot het aanpassen van de verordeningen inzake gemeentelijke belastingen en rechten voor het jaar zoop (deel I) 1 Inleiding Jaarlijks worden de verordeningen inzake gemeentelijke belastingen en rechten geactualiseerd door uw raad. Het gaat daarbij om een aanpassing van de teksten van de verordeningen inclusief de tariefstellingen voor 2004 van de gemeentelijke belastingen en rechten. In dit kader zijn in dit voorstel de conceptverordeningen met betrekking tot de navolgende belastingen c.q. rechten opgenomen: onroerende zaakbelastingen, hondenbelasting, rioolrechten, reinigingsheffingen, standplaatsgeld autobusdiensten, kanaalrechten, toeristenbelasting en parkeerbelasting. Ter kennisneming is in dit voorstel tevens een overzicht opgenomen van de gemeentelijke privaatrechtelijke tarieven. Het gaat daarbij met name om tarieven van: sport, musea, parkeergarages, fietsenstallingen en vaccinaties. Dit voorstel bevat daarnaast een vergelijkend overzicht van de tariefsberekening van bovengenoemde belastingen en rechten voor 2003 en 2004. Ook zijn de tekstuele aanpassingen voor 2004 van bovengenoemde verordeningen 2004 kort samengevat in een overzicht. 2 Probleemstelling Bij de jaarlijkse actualisatie van de verordeningen inzake gemeentelijke belastingen en rechten wordt voor wat betreft de teksten van de verordeningen zoveel mogelijk aangesloten bij de teksten van de modelverordeningen van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Bij de aanpassing van de tarieven wordt jaarlijks nagegaan of er aanleiding bestaat voor een algemene verhoging zodat de opbrengst van de gemeentelijke belastingen en rechten in de pas blijft bij de kostenontwikkeling. Op basis van de Voorjaarsnota 2004-2007 en de ontwerp Programmabegroting 2004-2007, wordt in dat kader uitgegaan van een tariefsverhoging van 3,396 voor het jaar 2004. Aangezien nog niet alle benodigde informatie beschikbaar is ten aanzien van de leges, precariobelastingen, marktgeld en begraafplaatsrechten zijn de verordeningen voor deze belastingen c.q. rechten niet opgenomen in dit dossier.

6 0,10 bij tarieven van 6 5,ÃćâĆňâĂİ tot 6 10,ÃćâĆňâĂİ ; 6 0,25 bij tarieven van 6 10,ÃćâĆňâĂİ tot 6 20,ÃćâĆňâĂİ ; < 0,50 bij tarieven van 6 20,ÃćâĆňâĂİ tot 6 50,ÃćâĆňâĂİ ; 6 1,ÃćâĆňâĂİ bij tarieven van 6 50,ÃćâĆňâĂİ en hoger. Raadsnummer Og.Rg8g.OOZ Deze verordeningen zullen separaat in december 2003 ter besluitvorming aan u worden voorgelegd middels het dossier "Voorstel tot het aanpassen van de verordeningen inzake gemeentelijke belastingen en rechten voor het jaar 2004 (deel II)". 3 Maatschappelijke effecten en het meetpunt voor succes Bij tijdige aanpassing (dat wil zeggen voor 1 januari 2004) van de verordeningen met betrekking tot de gemeentelijke belastingen en rechten, zal de opbrengst van deze belastingen en rechten in de pas blijven met de kostenontwikkeling. 3a Milieutoets Niet van toepassing. 4 Wijze van aanpak/oplossingsrichting Hieronder hebben wij een en ander per verordening/tariefstelling nader uitgewerkt. Volledigheidshalve wordt in deze paragraaf eerst ingegaan op de berekenings- en afrondingsproblematiek van de tarieven van de gemeentelijke belastingen en rechten. Berekenings- en afrondingsmethodiek van de tarieven gemeentelijke belastingen en rechten. Aan afronding van tarieven valt niet te ontkomen. Teneinde een eenduidige werkwijze te kunnen waarborgen, wordt voorgesteld voor de tariefstelling voor 2004 aan te sluiten bij de berekenings- en afrondingsmethodiek welke in de voorgaande jaren is gehanteerd. Het gaat daarbij om de navolgende uitgangspunten: a voor tarieven, waarbij zonder bezwaar voor de praktische uitvoering gewerkt kan worden met een rekeneenheid van 1 eurocent of minder, worden de verhogingen tot op 1 eurocent of 1/1 0 gedeelte van een eurocent berekend; b voor tarieven, waarbij met het oog op de praktische uitvoering met enigszins ronde bedragen moet worden gewerkt, worden de verhogingen afgerond op een veelvoud van: 6 0,01 bij tarieven tot 6 2,ÃćâĆňâĂİ ; 6 0,05 bij tarieven van 6 2,ÃćâĆňâĂİ tot E 5;-; c de tarieven worden afgerond naar: beneden indien het af te ronden cijfer uitkomt op minder dan de helft van de conform het gestelde onder a of b van toepassing zijnde rekeneenheid; boven indien het af te ronden cijfer uitkomt op de helft en meer van de conform het gestelde onder a en b van toepassing zijnde rekeneenheid;

Raadsnummer Og.Rg8g.OOZ d ten aanzien van tarieven die in onderlinge verhouding tot elkaar staan, worden de verhogingen ÃćâĆňâĂİ met in acht name van het onder a t/m c gestelde - berekend met betrekking tot het basistarief; de verhogingen van de aan het basistarief gerelateerde tarieven worden daarna op basis van de bestaande verhoudingen afgeleid; e als berekeningsmaatstaf voor de jaarlijkse tariefsaanpassing wordt genomen het niet afgeronde tariefbedrag ÃćâĆňâĂİ zijnde het op drie cijfers achter de komma berekende tariefbedrag - van het voorafgaande jaar. Deze uitgangspunten komen overeen met de uitgangspunten welke in de jaren voorafgaand aan 2004 zijn gehanteerd. Wij stellen u voor tariefsverhogingen voor de gemeentelijke heffingen vanaf de tariefstelling voor 2004 te berekenen overeenkomstig de uitgangspunten die hierboven onder a t/m e zijn weergegeven. Volledigheidshalve wijzen wij er op, dat de voorgestelde gedragslijn wel inhoudt, dat de situatie zich kan voordoen dat bepaalde "lage" tarieven in bepaalde jaren buiten de verhoging blijven. Voor 2004 betreft dit bijvoorbeeld de rechten voor het gebruik van het Beatrixkanaal. Het gaat hier om een tarief van 6 0,21 per kubieke meter. Onroerende zaakbelastingen. Het jaar 2004 is het laatste jaar van het tweede woz-tijdvak. Dit tijdvak loopt van 1 januari 2001 t/m31 december 2004. Voor deze jaren worden de onroerende zaakbelastingen (OZB) geheven naar de vastgestelde waarden per waardepeildatum 1 januari 1999. De tarieven OZB zijn vanaf 2001 gedifferentieerd op basis van de waardeontwikkeling tussen de categorieen woningen en niet-woningen. De tariefstelling is gebonden aan een tweetal grenzen. Dit betreft enerzijds de wettelijke relatieve limiet, inhoudende dat het tarief van de eigenarenbelasting niet meer bedraagt dan 1259o van het tarief van de gebruikersbelasting. Anderzijds betreft dit de voorwaarde dat de tarieven van de niet-woningen niet meer dan 16196 van de tarieven voor de woningen bedragen. Deze 1619o betreft het door uw raad op 12 maart 2001 vastgestelde zogenoemde tijdvakpercentage. woning dienen < 2,1 2 Voor 2003 resulteerde dit in de navolgende tariefstelling: 1 OZB-gebruik voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot 2 OZB-gebruik voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 3 OZB-eigendom voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot 6 3,41 woning dienen < 2,65 4 OZB-eigendom voor onroerende zaken niet in hoofdzaak tot woning dienen < 4,26 De tarieven gelden voor elke volle < 2.268,ÃćâĆňâĂİ van de heffingsmaatstaf. Deze tarieven komen in aanmerking voor een verhoging met 3,39o.

v fa Raadsnummer Og.RgSg.OOZ woning dienen 6 2,19 Wij stellen u derhalve de navolgende tariefstelling voor 2004 voor: 1. OZB-gebruik voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot 2. OZB-gebruik voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 3. OZB-eigendom voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot 6 3,52 woning dienen 6 2,73 4. OZB-eigendom voor onroerende zaken niet in hoofdzaak ot woning dienen 6 4,39 Met deze tariefstelling is voldaan aan de genoemde grenzen van 125%o respectievelijk 1619 o. Op vrijdag 16 mei 2003 is het Hoofdlijnenakkoord voor de vorming van het kabinet van CDA, VVD en D66 verschenen. In dit akkoord wordt gesproken over afschaffing van de onroerende zaakbelasting gebruik van woningen. Daarnaast is het voornemen opgenomen tot maximering van de stijging van de onroerende zaakbelastingen op bedrijfspanden en van het eigenaarsdeel van de onroerende zaakbelasting op woningen. Deze maatregelen gaan - naar het zich nu laat aanzien - naar verwachting in 2005. In de tekst van de verordening is een wijziging opgenomen in artikel 8 lid 2 met betrekking tot betaling van de aanslagen middels automatische incasso. In 2003 was automatische incasso in negen gelijke termijnen mogelijk bij een bedrag van de aanslag van meer dan( 100,ÃćâĆňâĂİ doch minder dan( 2.200,ÃćâĆňâĂİ. Voorgesteld wordt deze bedragen te wijzigen naar 6 40,ÃćâĆňâĂİ respectievelijk 6 2.400,ÃćâĆňâĂİ, zodat betaling via automatische incasso frequenter mogelijk wordt. Deze additionele service vergroot het betaalgemak van de belastingplichtige en vereenvoudigt de verwerking van betalingen. Hondenbelasting. De jaartarieven voor de hondenbelasting voor 2003 bedragen: a. voor de eerste hond 49,50 b. voor elke volgende hond < 99,ÃćâĆňâĂİ c. voor kennels 247,50 Op 15 april 2003 heeft uw raad de Voorjaarsnota 2004-2007 vastgesteld. In deze nota is besloten de tarieven van de hondenbelasting te verhogen met het prijsindexcijfer en daarnaast met 5 voor de eerste hond en 109o voor elke volgende hond en voor kennels. Daarbij moet rekening worden gehouden met het verband dat bestaat tussen de tarieven. Het tarief voor elke volgende hond is tweemaal het tarief voor de eerste hond. Het kenneltarief is vijfmaal het tarief voor de eerste hond ofwel 2,5 maal het tarief voor elke volgende hond.

r p Raadanummer OQ.R589.OOI Dit resulteert in het navolgende voorstel voor de tarieven hondenbelasting voor 2004: a. voor de eerste hond 56,ÃćâĆňâĂİ b. voor elke volgende hond 6 112,ÃćâĆňâĂİ c. voor kennels 280,ÃćâĆňâĂİ Zowel voor het houden van de eerste hond, elke volgende hond en kennels komt dit neer op een tariefsstijging van totaal 13,139o. De tekst van de verordening is op een tweetal punten gewijzigd, te weten: artikel 8, onderdeel k met betrekking tot vrijstellingen. In de verordening voor 2003 was opgenomen dat geen hondenbelasting wordt geheven voor honden die in het kader van een opleiding tot gehandicaptenhond door de Stichting Sociale Ronden voor Gehandicapten Nederland, worden gehouden door een pleeggezin. Voorgesteld wordt voor 2004 deze vrijstelling ook van toepassing te verklaren in de situatie dat deze opleiding wordt verzorgd door de Stichting Hul phond Nederland. Deze door Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) erkende stichting is een non-profit organisatie die speciale hulphonden opleidt voor en ter beschikking stelt aan mensen met een motorische of auditieve handicap. artikel 11, lid 2. Op grond van de verordening voor 2003 was het in 2003 voor het eerst mogelijk de aanslag hondenbelasting te betalen via automatische incasso in twee termijnen. Er werd niet of nauwelijks van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Voorgesteld wordt deze bepaling voor 2004 te schrappen. Rioolrechren. De tarieven rioolrechten voor 2000 t/m 2003 volgden uit het Gemeentelijk Rioleringsplan 2000-2003 (GRP). Thans wordt dit GRP herzien. Naar verwachting omvat het herziene GRP de periode 2005 t/m 2008. Voor 2004 zal worden voorgesteld het in het GRP 2000-2003 neergelegde beleid onverminderd uit te voeren in deze tussenliggende periode. Gelet op het bovenstaande stellen wij voor de tarieven van de rioolrechten voor 2004 bij te stellen met een verhoging van 3,39o. Deze verhoging leidt tot de navolgende tarieven: a het recht bedoeld in artikel 2, onderdeel a (heffing van de genothebbende krachtens recht van eigendom enz.) per aangesloten onroerende zaak (het aansluitrecht): 1 tarief 2003 6139,ÃćâĆňâĂİ 2 tarief 2004 <144,ÃćâĆňâĂİ b het recht genoemd in artikel 2, onderdeel b (heffing van de gebruikers), voor elke volle eenheid waterverbruik van 500 m3 (het rioolafvoerrecht): 1 tarief 2003 <192,ÃćâĆňâĂİ 2 tarief 2004 6199,ÃćâĆňâĂİ In de tekst van de verordening is een wijziging opgenomen in artikel 11, lid 2 met betrekking tot betaling van de aanslagen middels automatische incasso. In 2003 was

v p Raadsnummer Og.Rg8g.OOZ automatische incasso in negen gelijke termijnen mogelijk bij een bedrag van de aanslag van meer dan < 100,ÃćâĆňâĂİ doch minder dan 6 2.200,ÃćâĆňâĂİ. Voorgesteld wordt deze bedragen te wijzigen naar < 40,ÃćâĆňâĂİ respectievelijk 6 2.400,ÃćâĆňâĂİ, zodat betaling via automatische incasso frequenter mogelijk wordt. Deze additionele service vergroot het betaalgemak van de belastingplichtige en vereenvoudigt de verwerking van beta li n gen. Reinigingsheffingen. Ingevolge de Verordening reinigingsheffingen 2003 bedraagt vanaf 1 januari 2003 het jaartarief van: a de afvalstoffenheffing voor het periodiek verwijderen van huishoudelijk afval bij woonpercelen 1 indien dat perceel wordt gebruikt door een persoon 6 150,ÃćâĆňâĂİ 2 indien dat perceel wordt gebruikt door meer dan Mn persoon 6 251,ÃćâĆňâĂİ b het reinigingsrecht voor het periodiek verwijderen van bedrijfsafval van beperkte omvang of hoeveelheid bij bedrijfspanden 6 205,ÃćâĆňâĂİ Daarnaast is voor het achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats een bedrag van 6 2,ÃćâĆňâĂİ, 6 5,ÃćâĆňâĂİ,ÃćâĆňâĂİ of 4 11,-per keer verschuldigd, afhankelijk van de wijze waarop het afval wordt aangeboden. Voorgesteld wordt deze tarieven voor 2004 te verhogen met het vastgestelde prijsindexcijfer van 3,39b. Dit leidt ertoe dat de hiervoor genoemde tarieven voor het jaar 2004 worden opgetrokken tot respectievelijke 155,ÃćâĆňâĂİ, 6 259,ÃćâĆňâĂİ en < 212,ÃćâĆňâĂİ. De rechten voor de overige dienstverleningen, welke in de bij de verordening behorende tarieventabel zijn geregeld, komen eveneens in aanmerking voor een verhoging met de algemene prijsstijging van 3,39o. Ten aanzien van de tarieven die contant worden geheven, bij de daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaatsen, stellen wij voor deze niet te verhogen en deze derhalve te handhaven op 6 2,ÃćâĆňâĂİ, E 5,ÃćâĆňâĂİ en 6 11,ÃćâĆň. Deze tarieven komen overeen met de regionaal geldende tarieven voor 2004. Ten aanzien van de tekst van de verordening worden in de navolgende artikelen wijzigingen voorgesteld: artikel 9 (ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang). Voorgesteld wordt een lid 5 aan dit artikel toe te voegen, inhoudende het tijdstip van verschuldigd zijn van de belasting verschuldigd voor het verwijderen van colli en voor het achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen op het milieupark; artikel 10, lid 2 (automatische incasso); in 2003 was automatische incasso in negen gelijke termijnen mogelijk bij een bedrag van de aanslag van meer dan < 100,ÃćâĆňâĂİ doch minder dan < 2.200,ÃćâĆňâĂİ. Voorgesteld wordt deze bedragen te wijzigen naar 6 40,ÃćâĆňâĂİ respectievelijk < 2.400,-, zodat betaling via automatische incasso frequenter mogelijk wordt. Deze additio-

Raadsnummer OQ.R589.OOI nele service vergroot het betaalgemak van de belastingplichtige en vereenvoudigt de verwerking van betalingen; artikel 10 (termijnen van betaling). Voorgesteld wordt een nieuw lid aan dit artikel toe te voegen met betrekking tot het tijdstip van betaling van de belasting welke is verschuldigd voor verwijderen van colli en voor het achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen op het milieupark; artikel 15. Dit artikel verwijst naar de heffing van een reeds vervallen recht. Voorgesteld wordt deze bepaling te schrappen en de overige artikelen te vernummeren. Artikel 18 (termijnen van betaling). Voorgesteld wordt de mogelijkheid van betaling van automatische incasso van de aanslag reinigingsrecht op te nemen in de verordening. Deze wijze van betaling is, ingevolge de voorgestelde tekst, mogelijk bij een bedrag van de aanslag van meer dan 6 40,ÃćâĆňâĂİ doch minder dan < 2.400,ÃćâĆňâĂİ. Deze additionele service vergroot het betaalgemak van de belastingplichtige en vereenvoudigt de verwerking van betalingen; hoofdstuk 1.2 onderdeel 1.2.2 van de tarieventabel. Voorgesteld wordt de huishoudelijke afvalstoffen nader te omschrijven; hoofdstuk 1.2 onderdeel 1.2.2.3. Voorgesteld wordt de hoeveelheid bouw- en sloopafval te wijzigen van "minder dan 2 m " naar "meer dan 1 m doch minder dan 2 m ", zodat beter aangesloten wordt bij onderdeel 1.2.2. Standplaatsgeld voor autobusdiensten. Ingevolge de Verordening standplaatsgeld autobusdiensten 2003 bedraagt het recht voor het innemen van een standplaats met een autobus op het busstation thans < 540,ÃćâĆňâĂİ per jaar c.q. < 45,ÃćâĆňâĂİ per maand. De voorgestelde verhoging met 3,3 leidt ertoe dat deze tarieven voor 2004 6 558,ÃćâĆňâĂİ respectievelijk < 46,50 bedragen. Het jaartarief is totstandgekomen door het maandtarief te vermenigvuldigen met 12. In de tekst van de verordening zijn verder geen wijzigingen opgenomen. Rechten voor het gebruik van het Beatrixkanaai. De rechten voor het invaren en aansluitend daarop gedurende een periode van ten hoogste 14 dagen verblijven op het Beatrixkanaal bedragen ingevolge de Verordening kanaalrechten 2003: a 6 0,21 per m waterverplaatsing voor vaartuigen; b 6 0,21 per m inhoud voor houtvlotten. Wij stellen u voor deze tarieven te verhogen met 3,3%o. Toepassing van bovengenoemde berekenings- en afrondingsmethodiek leidt er toe dat in deze situatie het tarief buiten de verhoging blijft, Voor 2004 worden derhalve dezelfde tarieven gehanteerd als in 2003. De tekst van de verordening is gewijzigd in artikel 4 lid 1. In dit artikel werd gesteld dat de rechten voor houtvlotten werden geheven naar de door ons college

Raadsnummer 03.R589.OOI ofwel E 2,ÃćâĆňâĂİ per uur ofwel < 1,ÃćâĆňâĂİ per uur h : het directe centrumgebied betreft een drietal parkeerterreinen in het centrum, te weten: vastgestelde inhoudsgrootte. Echter, deze bevoegdheid is gemandateerd aan de ambtenaar belast met de heffing (artikel 231 Gemeentewet). Om deze reden wordt voorgesteld deze tekst te schrappen. Toeristenbelasting. Het huidige tarief toeristenbelasting bedraagt E 2,ÃćâĆňâĂİ per overnachting. Voor 2003 is een opbrengst begroot van < 698.000,ÃćâĆňâĂİ. In de ontwerp Programmabegroting 2004-2007 wordt uitgegaan van een opbrengst toeristenbelasting voor 2004 van E 1.171.000,ÃćâĆňâĂİ. Teneinde deze opbrengst te kunnen realiseren is een tariefsverhoging van 759o noodzakelijk. Dit resulteert in een tarief van < 3,50 per overnachting voor 2004. Voorgesteld wordt de tekst van artikel 4 lid 2 (vrijstelling met betrekking tot asielzoekers) aan te passen aan de tekst van de modelverordening toeristenbelasting van de VNG. De strekking van de tekst blijft ongewijzigd. Met de gewijzigde tekst voor 2004 wordt aangesloten bij de aangepaste Vreemdelingenwet. Parkeerbelastingen. De verordening parkeerbelastingen 2003 kent tarieven voor: a. parkeren bij parkeermeters en automaten; b. naheffingsaanslagen, aanbrengen/verwijderen wielklem, overbrenging/bewaring van voertuigen; c. parkeervergunningen. Ad a: parkeren bij parkeermeter en -automaten. In Eindhoven gelden thans twee uurtarieven voor parkeren bij parkeermeters en -automaten. In het centrumgebied geldt een uurtarief van < 1,50. Buiten het centrumgebied is een tarief van E 1,-per uur van toepassing. Mede ten behoeve van parkeerregulering wordt voorgesteld voor 2004 het tarief buiten het centrum zoveel mogelijk te handhaven en het centrumtarief te verhogen. Samengevat resulteert dit in het navolgende tariefsvoorstel: Voorstel tarief 2004 Centrumgebied E 0,40 per 15 minuten, (rand van het centrum) ofwel E 1,60 per uur Centrumgebied E 0,50 per 15 minuten, (directe centrum) Buiten het centrumgebied E 0,50 per 60 minuten, Keizersgracht, Stationsplein (tegenover postkantoor) en Stationsplein / VVV.

E 15,ÃćâĆňâĂİ. Raadsnummer Og.Rg8g.OOZ Aan de tarieven voor 2004 van < 0,40 per 15 minuten respectievelijke 0,50 per 30 minuten worden voorts maximale tijdseenheden gekoppeld van 30, 60 of 120 minuten. Voor een uitwerking wordt verwezen naar de ontwerpverordening. Voor 2003 bestaan er een tweetal maximumtarieven: binnen het centrumgebied geldt een maximum van 6 4,50 per etmaal. Buiten dit gebied geldt een maximum van E 3,ÃćâĆňâĂİ per etmaal. Voorgesteld wordt deze maximum tarieven aan te passen naar < 4,80 respectievelijk < 3,ÃćâĆňâĂİ en E 1,50 per dag, afhankelijk van de betreffende plaats. Voor een uitwerking wordt verwezen naar de ontwerpverordening. Ad b: naheffingsaansiagen, aanbrengenlverwijderen wieikiem, overbrenging/ bewaring van voertuigen. naheffingsaanslag: Voor 2003 geldt een tarief van E 29,50. Op grond van artikel 2 Besluit Gemeentelijke Parkeerbelastingen mag het bedrag van de naheffingsaanslag niet meer dan kostendekkend zijn. Bovendien geldt ingevolge artikel 3 van het Besluit Gemeentelijke Parkeerbelastingen een wettelijk maximum van E 43,ÃćâĆňâĂİ (voor 2003). Voorgesteld wordt voor 2004 aan te sluiten bij dit wettelijk maximum van 6 43,ÃćâĆňâĂİ. Bij deze tariefstelling wordt voldaan aan het principe van niet meer dan kostendekkende tarieven. Aanbrengen en verwijderen van de wielklem. Voor 2003 geldt een tarief van 6 36,30. Voor 2004 wordt voorgesteld dit bedrag te verhogen naar 6 40,ÃćâĆňâĂİ. Overbrengen en bewaring: 6 136,13 en E 13,13 per dag voor het bewaren. Wij stellen voor bij deze bedragen aan te sluiten bij de Wegsleepverordening Eindhoven 2002. Hierin zijn bedragen vastgesteld van E 205,ÃćâĆňâĂİ respectievelijk Ad c: parkeervergunningen. Teneinde een meer effectieve parkeerregulering mogelijk te maken wordt ten aanzien van de parkeervergunningen voorgesteld: bij de bewonersvergunningen een onderscheid te maken tussen Hn dan wel een tweede verleende vergunning; bij de bedrijfsvergunningen tevens de mogelijkheid op te nemen voor een vergunning geldig van maandag t/m zondag; de tarieven voor vergunningen aan te passen aan het maximum dagtarief van het desbetreffende terrein; tarieven op te nemen voor vergunningplaatsen in Gebied C, Bomanshof en pilot "betaald parkeren binnen de Ring". Een en ander is uitgewerkt in de ontwerpverordening.

r p +4+ Raadsnummer OP.Rg8g.OOZ Naast het bovenstaande, zijn de navolgende wijzigingen aangebracht in de tekst van de verordening: artikel 2, onderdeel f: de aanduiding van de vergunningplaatsen is geactualiseerd; artikel 8, onderdeel b: hier zijn de woorden "alsmede daarbij aanwezige personen" en "waar parkeerbelasting wordt geheven door middel van parkeerautomaten" geschrapt. Deze parkeerautomaten staan er niet meer. Er wordt parkeergelegenheid geboden in de parkeergarage onder het Stadhuisplein; onderdeel 2 van de tarieventabel had betrekking op parkeren anders dan bij parkeerapparatuur op parkeerterreinen. Deze tekst is vervallen. 5 Financiele gevolgen en risico s De tarieven vloeien voort uit de ontwerp Programmabegroting 2004-2007 en de Voorjaarsnota 2004-2007. Sa Bestuurlijke kaders Als bestuurlijk kader geldt voornoemde ontwerp Programmabegroting 2004-2007 en de Voorjaarsnota 2004-2007. Sb Fiscale gevolgen Met betrekking tot het BTW-compensatiefonds (hierna: BCF) wordt het navolgende opgemerkt. Op grond van het huidige artikel 229b van de Gemeentewet en uit artikel 15:33 van de Wet Milieubeheer mogen een aantal tarieven van de gemeentelijke belastingen en rechten niet meer dan kostendekkend zijn. Dit betreft de onderhavige rioolrechten, reinigingsheffingen, standplaatsgeld autobusdiensten en de rechten voor het gebruik van het Beatrixkanaal. Een tariefstelling inclusief BTW, - waarbij deze BTW bij het BCF wordt gedeclareerd -, zou derhalve kunnen resulteren in een meer dan kostendekkend tarief. Dat staat artikel 229b van de Gemeentewet alsmede artikel 15:33 van de Wet milieubeheer niet toe. Daarom zijn deze twee wetsartikelen per 1 januari 2003 aangepast. De gemeente mag bij de berekening van de kostendekkendheid van de tarieven, de vordering op het BCF meenemen als last. Dat mag, omdat gemeenten voor ongeveer een zelfde bedrag worden gekort op de algemene uitkering. De betreffende tarieven kunnen derhalve worden vastgesteld inclusief BTW zonder dat hierdoor het risico wordt gelopen dat de tarieven (formeel) meer dan kostendekkend zouden zijn. Wellicht ten overvloede wordt in dit kader opgemerkt dat de inkomsten uit de kostendekkende tarieven niet naar beneden hoeven te worden bijgesteld. Dit omdat gemeenten worden gekort op de algemene uitkering. Tussen de VNG en de minister van Financien is afgesproken dat de compensabele BTW op de budgetten die meetellen bij het bepalen van de kostendekkende heffingen fictief mogen worden meegeteld bij het bepalen van de hoogte van de tarieven. Op 10 juni 2002 heeft uw raad besloten deze werkwijze toe te passen.

r p Raadsnummer OQ.R589.OOI 6 Overige gevolgen van de aanpak Lokale lastenverlichting ("de Zalmsnip"). In het Hoofdlijnenakkoord voor het Kabinet CDA, VVD, D66 van 16 mei 2003 wordt gesproken over afschaffing van deze regeling rondom de lokale lastenverlichting. Algemeen wordt aangenomen dat deze afschaffing zal ingaan per 1 januari 2005. Uitgaande van handhaving van de regeling voor 2004, stellen wij u voor om in 2004 dezelfde werkwijze te hanteren als in 2003. Dat wil zeggen van het aan de uitkering uit het Gemeentefonds toegevoegde bedrag van < 45,38 per huishouden een bedrag van E 34,03 per gezinshuishouden uit te keren en het restant te besteden in het kader van doelgroepenbeleid. Ook voor wat betreft de uitvoering wordt voorgesteld dezelfde werkwijze als in het jaar 2003 te hanteren, te weten een koppeling aan de belastingplicht voor de onroerende zaakbelasting gebruik en een effectuering van de lastenvermindering via het gecombineerde aanslagbiljet gemeentelijke belastingen. Degenen die niet belastingplichtig zijn voor de onroerende zaakbelasting gebruik (kamerbewoners, bewoners van verzorgings- en verpleeghuizen) alsmede degenen die voor volledige kwijtschelding in aanmerking komen, krijgen de betreffende < 34,03 apart uitbetaald. 7 Resultaten van overleg / inspraak Niet van toepassing. 8 Communicatie De verordeningen zullen op de gebruikelijke wijze in het Gemeenteblad worden opgenomen. Tevens zullen de verordeningen openbaar bekend worden gemaakt. 9 Ter inzage gelegde stukken De Programmabegroting 2004-2007 wordt op de gebruikelijke wijze kosteloos ter inzage gelegd. De verordeningen worden eveneens voor eenieder kosteloos ter inzage gelegd. Zowel de Programmabegroting 2004-2007 als de verordeningen zijn tegen betaling voor eenieder verkrijgbaar. 10 Referendabillteit In artikel 2 van de "Verordening op het correctief raadgevend referendum gemeente Eindhoven" is een uitzondering opgenomen voor gemeentelijke belastingen. De verordeningen inzake gemeentelijke belastingen en rechten zijn derhalve niet referenda bel. 11 Voorstel 1. De verordeningen inzake de gemeentelijke belastingen en rechten voor het jaar 2004 vast te stellen.

Raadsnummer Og.Rg8g.OOZ 2. De privaatrechtelijke tarieven voor het jaar 2004 met betrekking tot sport, musea, parkeergarages, fietsenstallingen en vaccinaties e.d. voor kennisgeving aan te nemen. De ontwerpraadsbesluiten bieden wij u hierbij ter vaststelling aan. Burgemeester en wethouders van Eindhoven,, burgemeester., wnd. secretaris.

Raadsnummer OQ.R589.OOI Ontwerp Raadsbesluit De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 september 2003; mede gelet op de artikelen 220 t/m 220h 229d, eerste lid, aanhef en onderdeel a en tweede lid en artikel 255a van de Gemeentewet; besluit: vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van de onroerende zaakbelastingen 2004. Artike! 7. Belastingplicht. l. Onder de naam "onroerende zaakbelastingen" worden terzake van binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven: a. een gebruikersbelasting van degene die - naar de omstandigheden beoordeeld - bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersbelasting; b. een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verder te noemen: eigenarenbelasting. 2. Bij de gebruikersbelasting wordt: a. gebruik door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden; b. gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven; c. het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld. 3. Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht Is.

Raadsnummer OQ.R589.OOI Artikel 2. Belastingobj eet. Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken. Artikel 3. Maatstaf van heffing. 1. De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het tijdvak waarbinnen het in artikel 1 bedoelde kalenderjaar valt. 2. Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18, 19, eerste en tweede lid, onderdelen b en c, 20, tweede lid, en 22, derde lid van de Wet waardering onroerende zaken. Artikel 4. Vrijstellingen. 1. In afwijking, in zoverre van artikel 3, wordt bij het bepalen van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voorzover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van: a. ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geexploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken; b. glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voorzover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond; c. onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning; d. een of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de in artikel 1, derde lid, onderdeel b, van die wet bedoelde voorwaarden met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen; e. natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden; f. openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;

Raadsnummer OQ.R589.OOI g. waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning; h. werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning; i. werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken; j. onroerende zaken voorzover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven van onderwijs; k. straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri s, hekken en palen; I. plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning; m. begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning. 2. De vrijstelling met betrekking tot de in onderdeel j van het eerste lid bedoelde onroerende zaken voor de eigenarenbelasting geldt niet voorzover de gemeente van die zaken niet het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht. Artikel 5. Belastingtarieven. Het tarief van de belasting is voor elke volle < 2.268,ÃćâĆňâĂİ van de heffingsmaatstaf: A. bij de gebruikersbelasting: 1. voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen < 2,19; 2. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 6 3,52; B. bij de eigenarenbelasting: 1. voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen < 2,73; 2. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen < 4,39. Arti kei 6. Wijze van heffing. De belastingen worden geheven bij wege van aanslag.

Raadsnummer OQ.R589.OOI Artikel 6A. Lokale lastenvermindering. 1. Het bedrag van de gebruikersbelasting wordt voor het gebruik van onroerende zaken, steeds voorzover het betreft zaken die geheel of gedeeltelijk tot woning dienen, verminderd met een bedrag van 6 34,03. 2. Indien het bedrag na een vermindering als bedoeld in het eerste lid negatief is, wordt een aanslag tot dit negatieve bedrag vastgesteld. 3. Indien terzake van de gebruikersbelasting, het op de voet van artikel 255 van de Gemeentewet kwijt te schelden bedrag lager is dan het bedrag dat zou zijn kwijtgescholden indien de vermindering, bedoeld in het eerste lid, niet was toegepast, wordt het verschil tussen die bedragen door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel c, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar bij een voor administratief beroep bij het college van burgemeester en wethouders vatbare beschikking vastgesteld en uitbetaald aan degene die om kwijtschelding verzoekt. Artikel 7. Aanslaggrens. 1. Voor belastingbedragen tot 6 9,08 vindt geen invordering plaats. 2. Voor de toepassing van het bepaalde in het eerste lid wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen onroerende zaakbelastingen of andere heffingen aangemerkt als een belastingbedrag. Artikel 8. Termijnen van betaling. 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de lnvorderingswet moeten de aanslagen worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens twee maanden later. 2. In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op een aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar een aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan 6 40,ÃćâĆňâĂİ, doch minder dan ( 2.400,ÃćâĆňâĂİ en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 3. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag. 4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 9. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onroerende zaakbelastingen.

r p Raadsnummer Og. R589.OOI Artikel 10. Inwerkingtreding en ci teerti tel. 1. De Verordening onroerende zaakbelastingen 2003 vastgesteld bij raadsbesluit van 11 november 2002, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2004. 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening onroerende zaakbelastingen 2004". Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 30 oktober 2003., voorzitter.

Raadanummer OQ.R589.OOI QL$4e Ontwer p Raadsbesluit De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 september 2003; mede gelet op artikel 226 van de Gemeentewet; besluit: vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van de hondenbelasting 2004. Artikel l. Aard en voorwerp van de heffing. Onder de naam "hondenbelasting" wordt een directe belasting geheven terzake van het houden van een hond. Artikel 2. Belastingplicht. 1. Belastingplichtig is de houder van een hond. 2. Als houder van een hond wordt aangemerkt degene die, onder welke titel ook, een hond ter verzorging of onder toezicht heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is. 3. Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden. 4. Voor honden, die verblijven in een inrichting, welker bedrijfsdoel is dieren tegen vergoeding te verzorgen, is de belasting verschuldigd door degene, voor wiens rekening de hond wordt verzorgd. 5. De belastingplicht ontstaat op het moment dat een hond voor het eerst wordt gehouden en eindigt op het tijdstip dat de schriftelijke mededeling wordt ontvangen dat de belastingplichtige geen houder meer is van een hond, tenzij wordt aangetoond, dat hij reeds eerder geen houder meer was. Artikel 3. Maatstaf van heffing. De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden. Artikel 4. Tarieven. 1. De belasting bedraagt per belastingjaar: a. voor de eerste hond 56,ÃćâĆňâĂİ b. voor elke volgende hond 112,ÃćâĆňâĂİ 2. In afwijking in zoverre van het voorgaande lid bedraagt de belasting voor honden, gehouden in kennels, ingeschreven bij de raad van beheer op kynologisch gebied

Raadsnummer OQ.R589.OOI in Nederland, alsmede voor honden in ondernemingen voor handel in honden, in het bezit van een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de Dierenbescherming (wet van 25 januari 1961, Stb. 19), < 280,ÃćâĆňâĂİ per belastingjaar. Artikel 5. 1. Bij overdracht van een hond naar een volgende houder is, behoudens het bepaalde in het volgende lid van dit artikel, de terzake van deze hond geheven belasting niet opnieuw verschuldigd, mits binnen veertien dagen na het tijdstip van overdracht daarvan schriftelijk kennis is gegeven aan de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar onder overlegging van: a. een door de eerste houder getekende verklaring betreffende de overdracht van de hond; b. een aangifte van het houden van de hond door de volgende houder. 2. Is de volgende houder overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 de belasting verschuldigd tot een hoger bedrag dan de vorige houder dan wordt de volgende houder voor het verschil een aanslag opgelegd. Artikel 6. Belastingj aar. Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 7. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang. 1. De belasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of, zo dat later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. Indien de belastingplicht aanvangt in de loop van het belastingjaar is de belasting verschuldigd voor zoveel vierde gedeelten van de in artikel 4, lid 1, genoemde tarieven, als er in dat jaar na de aanvang van de belastingplicht nog kalenderkwartalen overblijven, waarbij een gedeelte van een kwartaal voor een vol kwartaal wordt gerekend. 3. De belastingplichtige die aantoont, dat hij in de loop van het belastingjaar heeft opgehouden houder van een hond te zijn doordat de hond is gestorven of de hond niet meer binnen de gemeente wordt gehouden, wordt van de voor die hond geheven belasting ontheffing verleend voor zoveel vierde gedeelten van de in artikel 4, lid 1, genoemde tarieven, als er in dat jaar na het einde van de belastingplicht nog volle kalenderkwartalen open blijven. Artike/8. Vrijstellingen. De belasting wordt niet geheven voor honden: a. die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij te samen met de moederhond worden gehouden; b. die uitsluitend dienen om blinde personen te leiden;

Raadsnummer Og.Rg8g.OOZ c. waarvan de houder in het bezit is van een geldend diploma van het hoofdcomite van het Nederlandse Rode Kruis of van De Nederlandse Vereniging van Rodekruishonden; d. die door de "Stichting Sociale Honden voor Gehandicapten Nederland" als gehandicaptenhond aan een gehandicapte ter beschikking zijn gesteld; e. die in een hondenasiel verblijven, indien de eigenaar van een dergelijke inrichting houder is van een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de dierenbescherming (Wet van 25 januari 1961, Stb. 19); f. die niet langer dan 90 dagen in het belastingjaar in de gemeente verblijven en waarvan de houder geen ingezetene van de gemeente is; g, die worden gehouden door instellingen van wetenschap om het doel van die instellingen te bevorderen; h. waarvan de houder zich in de loop van het belastingjaar in de gemeente heeft gevestigd, doch slechts voor het tijdvak van het lopende belastingjaar, waarover voor deze honden elders belasting is betaald en geen recht op ontheffing of vermindering van die elders betaalde belasting bestaat. i. die in het kader van een opleiding tot blindengeleidehond door het Koninklijk Nederlands Geleidehonden Fonds, worden gehouden door een pleeggezin; j. die in het kader van een opleiding door het Nederlandse Rode Kruis of de Nederlandse Vereniging van Rodekruishonden worden gehouden door een pleeggezin; k. die in het kader van een opleiding tot gehandicaptenhond door de Stichting Sociale Honden voor Gehandicapten Nederland dan wel Stichting Hulphond Nederland, worden gehouden door een pleeggezin. Artikel 9. Wijze van heffing. De belasting wordt geheven bij wege van aanslag. Artikel 10. Continuering belastingplicht. Ten aanzien van de belastingplichtige, aan wie over het vorige belastingjaar een aanslag werd opgelegd, wordt de belasting geheven naar hetzelfde aantal honden als waarnaar de aanslag over het vorige belastingjaar werd opgelegd, tenzij blijkt, dat bedoeld aantal honden waarvoor hij belastingplichtig is, wijziging heeft ondergaan, of dat zijn belastingplicht voor de aanvang van het belastingjaar is geeindigd. Artikel 7 1. Termijn van betaling, l. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de lnvorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in een termijn, die vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. 2. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c van de invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake

wfâż Raadsnummer OQ,R589.OOI een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag. 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 12. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting. Artikel 73. Inwerkingtreding en citeertitel. 1. De Verordening hondenbelasting 2003, vastgesteld bij raadsbesluit van 11 november 2002, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2004. 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening hondenbelasting 2004". Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 30 oktober 2003., voorzitter.

ufo Raadsnummer OP.R589.OOI Ontwer p Raadsbesluit De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 september 2003; mede gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a van de Gemeentewet; besluit: vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van de rioolrechten 2004. Artikel 1. Begripsomschrij vingen. Voor de toepassing van deze verordening wordt: 1. onder gemeentelijke riolering mede het voor de openbare dienst bestemde gemeentewater begrepen; 2. onder afvalwater verstaan water en stoffen, die worden afgevoerd via de gemeentelijke riolering; 3. onder een eigendom verstaan een roerende of onroerende zaak; 4. onder een onroerende zaak verstaan: a. een gebouwd eigendom; b. een ongebouwd eigendom; c. een gedeelte van een onder a of b bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt; d. een samenstel van twee of meer van de onder a of b bedoelde eigendommen of onder c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren; e. het binnen de gemeente gelegen deel van een onder a of b bedoeld eigendom, van een onder c bedoeld gedeelte daarvan of van een onder d bedoeld samenstel; 5. onder verbruiksjaar verstaan de periode van 12 maanden waarop de afrekening van de N.V. Waterleidingsmaatschappij Oost-Brabant/ Brabant Water N.V. betrekking heeft. Artikel 2. Aard en voorwerp van de belastingen. Onder de naam rioolrechten worden geheven: a. een recht voor het hebben van een directe of indirecte aansluiting van een eigendom op de gemeentelijke riolering; b. een recht voor het direct of indirect afvoeren van afvalwater op de gemeentelijke riolering vanaf of vanuit een daarop aangesloten eigendom.

++4+ Raadsnummer Og.Rg8g.OOX Artikel 3. Belastingplicht. 1. Het recht genoemd in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene, die bij het begin van het belastingjaar van een op de gemeentelijke riolering aangesloten eigendom het genot heeft krachtens het recht van eigendom, bezit of beperkt recht. Met betrekking tot een eigendom, dat een onroerende zaak is, wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat op dat tijdstip een ander de genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht was. 2. Het recht genoemd in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van de gebruiker van een op de gemeentelijke riolering aangesloten eigendom. Als gebruiker wordt aangemerkt degene die naar de omstandigheden beoordeeld het eigendom al dan niet krachtens het recht van eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, met dien verstande dat: A. gebruik door leden van een huishouden wordt aangemerkt als gebruik door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden is; B. gebruik door degene aan wie het gebruik van een gedeelte van een onroerende zaak ÃćâĆňâĂİ niet zijnde een gedeelte als bedoeld in artikel 1, onderdeel 4, sub c - is afgestaan, aangemerkt als gebruik door degene die dat gedeelte ten gebruiker heeft afgestaan. Artikel 4. Maatstaven van heffing, 1. Het recht genoemd in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven per eigendom. 2. Het recht genoemd in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanaf of vanuit het eigendom wordt afgevoerd op de gemeentelijke riolering. 3. Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters water, dat met betrekking tot het op de gemeentelijke riolering aangesloten eigendom is afgenomen van de N.V. Waterleidingmaatschappij Oost-Brabant/ Brabant Water N.V. in het verbruiksjaar voorafgaand aan het belastingjaar, vermeerderd met het aantal kubieke meters water dat in bedoeld verbruiksjaar werd verkregen door middel van een eigen pompinstallatie. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van 12 maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een maand voor een volle maand gerekend. 4. Voorzover de gegevens als bedoeld in het derde lid ontbreken wordt het aantal kubieke meters afvalwater vastgesteld aan de hand van de desbetreffende gegevens over het belastingjaar.

v p <+4+ Raadsnummer OQ.R589.OOI 5. De gebruiker van een eigendom, die voor de verkrijging van water gebruik maakt van een eigen pompinstallatie, kan worden verplicht te gedogen dat deze installatie wordt voorzien van een door de gemeente goedgekeurde en te verzegelen: a. meter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of b. teller, waarvan het aantal uren dat de pompinstallatie in bedrijf is geweest, alsmede de capaciteit van de pompinstallatie, kan worden afgelezen. 6. Indien wordt aangetoond dat de in het derde lid bedoelde hoeveelheid water niet door middel van de gemeentelijke riolering is afgevoerd, wordt deze hoeveelheid verminderd met de op andere wijze afgevoerde hoeveelheid water. Artikel 5. Tarieven. 1. Het recht genoemd in artikel 2, onderdeel a, bedraagt per aangesloten eigendom per belastingjaar: 6 144,ÃćâĆňâĂİ. 2. Het recht genoemd in artikel 2, onderdeel b, bedraagt per belastingjaar voor elke volle eenheid waterverbruik van 500 kubieke meters (m ): 6 199,ÃćâĆňâĂİ. Artikel 6. Belastingj aar. Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 7. Vrijstelling. Van het recht genoemd in artikel 2, onderdeel a, zijn vrijgesteld de eigendommen, welke in hoofdzaak worden verbruikt voor de openbare eredienst of voor openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard. Artikel 8. Wijze van heffing. 1. De rechten worden geheven bij wege van aanslag. 2. In een aanslag kan meer dan een eigendom worden begrepen. Artikel 9. Aanslaggrens. 1. Voor belastingaanslagen van minder dan < 9,08 vindt geen invordering plaats. 2. Voor de toepassing van het bepaalde in het eerste lid wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde aanslagen rioolrechten of andere heffingen aangemerkt als een belastingaanslag. Artikel 70. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang. 1. Het recht genoemd in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar. 2. Het recht genoemd in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of, zo dat later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 3. Indien voor het recht genoemd in artikel 2, onderdeel b, de belastingplicht met betrekking tot een eigendom aanvangt in de loop van het belastingjaar, is het recht verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten als er in dat jaar na het tijdstip van ontstaan van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.