Handleiding. Besturingen Solitronic LEMKEN GmbH & Co. KG

Vergelijkbare documenten
Handleiding. Aansturing Solitronic LEMKEN GmbH & Co. KG

Handleiding. Aansturingen Solitronic LEMKEN GmbH & Co. KG

Handleiding. Aansturing Solitronic LEMKEN GmbH & Co. KG

Gebruiksaanwijzing. Elektronische zaaimachinebesturing. Solitronic. Versie Wij staan voor veiligheid! LEMKEN GmbH & Co. KG

Handleiding. Besturingen Megaspray. LEMKEN GmbH & Co. KG

Handleiding. Voor de elektronische zaaimachineaansturing. Solitronic. Versie Versie voor Solitair 9,-10 K en -12 K

Handleiding. Besturingen Ecospray Sirius 10. LEMKEN GmbH & Co. KG

HENKELMAN BV. Adres Veemarktkade 8 / D AE s-hertogenbosch Nederland. Postadres Postbus AE s-hertogenbosch Nederland

Handleiding. Zaaimaschinenaanstuuring Easytronic 2.3 voor Saphir 7. LEMKEN GmbH & Co. KG

BE 1000 Brand BEDIENINGS INSTRUCTIE INHOUDSOPGAVE A3

TechGrow HS-1 PORTABLE CO 2 METER HANDLEIDING. software versie: 1.00

InteGra Gebruikershandleiding 1

Verwarming en ventilatie

Art-No NL Handleiding

AN0021-NL. Een trigger- en actieregel maken. Overzicht. Een Trigger- en actieregel creëren

Inhoudstafel pagina. Gebruikte symbolen, inbouw batterij / batterij vervangen.. 3

DUTCH Document number: Date:

Snelgids Beschrijving

Handleiding. Boordcomputer LH Versie 1.04 en Wij staan in voor veiligheid. LEMKEN GmbH & Co. KG

TechGrow HS-1 PORTABLE CO 2 METER HANDLEIDING. software versie: Uitgifte datum:

XTC (Mk3) PROPORTIONELE SWITCHBOX CONTROLS (7 Service)

LCD scherm va LCD scherm

4 Knops afstandsbediening

Handleiding. Voor de elektronische zaaimachine-aansturing. Easytronic. Versie 2.1. voor. Saphir 7 en Saphir 7 Autoload. Wij staan voor zekerheid

SBGuidance 4.x.x WiFi Manager

Vehicle Security System VSS3 - Alarm system remote

toets kiezen uit 3 verschillende menu s nl.: Met de R-toets kan elk gekozen menu worden verlaten en komt men terug in de bedrijfssituatie.

GEBRUIKSAANWIJZING EASYSTART SELECT

Toonaangevend in veiligheid. Detect De juiste mensen op de juiste plek

LCD scherm ve LCD scherm

Bestnr Micro Micro 2+ suevia Digitale schakelklok Data Micro +/2+

UTA MultiBox. Handleiding

GEBRUIKSAANWIJZING EASYSTART REMOTE

Printerinstellingen wijzigen 1

Handleiding. elektronische zaaimachineaansturing. Easytronic Version 2.2. voor Saphir7 en Saphir 7 AutoLoad. LEMKEN GmbH & Co. KG

Gebruikershandleiding. Brandmeldcentrale JUNO-NET EN54

GEBRUIKSAANWIJZING EASYSTART TIMER

A = display B = 4-tal bedieningstoetsen A B. Functie toets. Instelmenu activeren; naar volgende stap in het submenu; waardeverandering bevestigen

Uitsluitend aansluiten op de spanning en frequentie zoals aangegeven op het typeplaatje.

HANDLEIDING. Radiofrequentiebediening Synchro 3-4 VFF/CDL-C-2G4

Bedieningen Dutch - 1

AQUASMART Infrared remote control

Gebruikers handleiding Jablotron 100 serie

Lees en bewaar dit document zorgvuldig! Installatie instructies Gebruikershandleiding 10 Knops afstandsbediening

Vehicle Security System VSS3 - Vehicle original remote

Toepassingsvoorbeeld: Bestaand alarmsysteem met e- Domotica koppelen

Bedieningselement voor de Eeberspächer-standverwarmingen A WORLD OF COMFORT

1. AM/FM-radio gebruiken


Gebruiksaanwijzing NL Unox Line Miss Elena & Rosella ELENA ROSELLA

Na bediening van de Menu - toets kan men met de + of - toets kiezen uit 3 verschillende menu s nl.:

Programma Eco stand 8-SYMBOOL DISPLAY

Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Inhoud

Bedienerhandleiding. Digital Compressor Controller.

FAQ en HANDLEIDINGEN. MEER HANDLEIDINGEN: kijk op faq.koba-groep.com

GEBRUIKSAANWIJZING. Afstandsbediening BRC315D7

GEBRUIKSAANWIJZING (verkort) GT1050/GT1060

Gebruikershandleiding. Brandmeldcentrale JUNO-NET EN54

CP-508 GEBRUIKERS-HANDLEIDING

BEP 600-TLM2 CONTOUR MATRIX TANK MONITOR INSTALLATIE EN GEBRUIKS AANWIJZING

Installation Manual Mobile Dispencer Point ~ PayCon II

FP400-serie. Klassieke microprocessorgestuurde brandmeld- en detectiepanelen. Gebruikershandleiding

GfS Day Alarm. Algemene omschrijving...p. 2. Montage handleiding en functies...p. 3. Instellingen van magneet contacten...p. 4

Waarschuwingen. Het onderstaande symbool geeft belangrijke of nuttige informatie aan die u in gedachte dient te houden.

GEBRUIKERSHANDLEIDING. Elektronisch slot Multicode. think safe

Uitschakelen in noodgevallen Doe de touch-key kort in de opening op het bedieningspaneel. Het alarm zal uitgaan.

Module nr

Gebruikershandleiding

GEBRUIKSAANWIJZING EN. PROJECTION ALARM CLOCK INSTRUCTION MANUAL DE. PROJEKTIONSWECKER

GEBRUIKSAANWIJZING PCE-AC 4000

SBGuidance Bediening software

Dohse Aquaristik GmbH & Co. KG

GPS NAVIGATION SYSTEM QUICK START USER MANUAL

Jaloezie- en rolluikbesturingssysteem Jaloeziebesturingsknop, Jaloeziebesturingsknop met sensordetectie

Het Keypad (met segmenten)

Gebruikers handleiding. JupiterPro. P2000 alarmontvanger

April Handleiding infrarood afstandsbediening

HANDLEIDING SCOREBORDEN OPTIE 7 Versie 2.0 / augustus 2011

Afstandsbediening Telis 16 RTS

Beschrijving bedieningsunit, Serie AK30.

Duurzame energie. Aan de slag met de energiemeter van LEGO

Beknopte handleiding NF3000 INHOUDSOPGAVE

HANDLEIDING BEDIENINGSPANEEL

GEBRUIKSAANWIJZING AutoForce

SolutionsRadio Handleiding voor luisteraars

Beknopte handleiding animeo SOLO 1 en 2 zones Functie Wind - Zon - Regen en Klok

Time (tijd): Instelbaar van 00:00 tot 99:00, met een toename van 1:00 minuut.

Vertaling van de originele bedieningshandleiding 1.2. Zorgvuldig doorlezen voor de inbedrijfname! Uitgave: 02/2017, V.1.0. Bestelnr.

Gebruikershandleiding. Bedienpaneel MINI-REP

TDS 75. NL Gebruikshandleiding Elektrische warmeluchtblazer

4.0 Bediening CD AM 19 C 12:10 45 C. Whirlpool Electronic LCD - Gebruikershandboek 12:10 12:10. Licht\kleurentherapie.

FAQ en HANDLEIDINGEN. MEER HANDLEIDINGEN: kijk op faq.koba-groep.com

Gebruiksaanwijzing. Altijd tot uw dienst SRP3011. Vragen? Vraag het Philips

Handleiding van het elektronisch slot DFS SB

HANDLEIDING DISPLAY. zentralpower S-Serie 3.6 S 4.0 S 5.0 S

Bedieningshandleiding voor de Exocompact Display

Handleiding Hifri. Versie HiFri V1.0

Bestel-Nr NL02. Bedieningshandleiding Elektronische zaaimotor Multitronic II voor Multidrill eco / ecoline Multidrill eco A / ecoline A

ENA Bijlage. Installatie- en bedieningsinstructies. Flamco

enet SMART HOME app QUICK START GUIDE ANDROID

Transcriptie:

Handleiding Besturingen Solitronic 1.55 - NL - LEMKEN GmbH & Co. KG Weseler Straße 5, 46519 Alpen / Germany Telefoon +49 28 02 81 0, Fax +49 28 02 81 220 lemken@lemken.com, www.lemken.com 17510736 1/07.12

Beste klant! Wij willen u graag bedanken voor het vertrouwen dat u ons geeft door de aankoop van dit werktuig. De voordelen van het werktuig ontdekt men alleen, wanneer het werktuig vakkundig wordt bediend en gebruikt. Bij de overdracht van dit werktuig heeft de dealer u al informatie gegeven met betrekking tot de bediening, de afstelling en het onderhoud. Deze korte inleiding vereist desondanks toch nog een verdere diepgaande bestudering van de handleiding. Deze handleiding helpt u om het werktuig van de firma LEMKEN GmbH & Co. KG beter te leren kennen en zijn doelmatige toepassingsmogelijkheden te gebruiken. De handleiding bevat belangrijke aanwijzingen over hoe het werktuig veilig, vakkundig en economisch wordt gebruikt. De inachtneming van de handleiding helpt gevaren te vermijden, storingen en uitvaltijden te verminderen en de betrouwbaarheid en levensduur te verhogen. Lees de handleiding vóór de inbedrijfstelling zorgvuldig en aandachtig door! Zorg ervoor dat de handleiding permanent op de gebruikslocatie van het werktuig beschikbaar is. De handleiding moet worden gelezen en in acht worden genomen door iedere persoon, die belast is met de volgende werkzaamheden: Aanbouwen en afkoppelen instellingen, werking, onderhoud en reparatie, oplossen van storingen en definitieve buitenbedrijfstelling en afvoer. 1

Onderdelenbestelling Met dit werktuig wordt een werktuigkaart meegegeven, waarop alle modules vermeld zijn die relevant zijn voor het product. De voor uw werktuig definitieve lijst van reserveonderdelen bevat naast de voor u relevante modules ook de modules, die niet bestemd zijn voor uw werktuig. Let er op dat u alleen reserveonderdelen bestelt, die bij de modules horen die zich op uw werktuigkaart resp. op de bijgevoegde computerafdruk bevinden. Geef bij de onderdelenbestelling ook het typenummer en het fabricagenummer van het werktuig op. U kunt deze gegevens op het typeplaatje vinden. Geef deze gegevens in de onderstaande velden in, zodat u deze nummers altijd bij de hand hebt. Typenummer: Fabricagenummer: Denk eraan, dat u alleen originele onderdelen van LEMKEN gebruikt. Imitatieonderdelen hebben een negatieve invloed op het functioneren van het werktuig, hebben een kortere levensduur en behelzen risico s en gevaren, die niet door de firma LEMKEN GmbH & Co. KG kunnen worden ingeschat. Bovendien verhogen ze de onderhoudskosten. Service en reserveonderdelen Informatie over service en reserveonderdelen is verkrijgbaar bij uw lokale handelaar of op onze website onder www.lemken.com. 2

Inhoud INHOUD Inhoud... 3 1 Stroomvoorziening... 9 2 In de handleiding gebruikte symbolen... 10 2.1 Gevarenklassen... 10 2.2 Aanwijzingen... 11 2.3 Milieubescherming... 11 2.4 Markering van passages in de tekst... 11 3 Basisgegevens... 12 3.1 Gebruiksdoel... 12 3.2 Bedieningspaneel LEMKEN Solitronic... 13 3.2.1 Toets aan/uit... 14 3.2.2 Functietoetsen... 14 3.2.3 ESC-toets... 14 3.2.4 Draaiknop... 14 3.2.5 Noodschakelaar... 14 3.2.6 Schakeltoetsen... 14 3.2.7 Toets Hoofdmenu... 14 3.2.8 Toets WorkingSet... 14 3.2.9 vrij in te delen toets... 14 3.3 ISOBUS-bedieningspaneel... 15 3.3.1 Toets aan/uit... 16 3.3.2 Functietoetsen... 16 3.3.3 ESC-toets... 16 3.3.4 Draaiknop... 16 3.3.5 ISOBUS STOP-schakelaar... 16 3.3.6 Vrijgeeftoets (ACK)... 16 3.3.7 Toets Hoofdmenu... 16 3.3.8 Toets WorkingSet... 16 3.3.9 vrij in te delen toets... 16 3.4 Bedrijf met meerdere ISOBUS-bedieningspanelen... 17 4 Menu's selecteren... 18 3

Inhoud 4.1 Waarden invoeren... 19 4.2 Bevestigen van waarden, waarschuwingen en foutmeldingen... 20 5 Bedrijfsmenu... 21 5.1 Algemeen... 21 5.2 Weergave en functie... 21 5.2.1 Uitrijden... 21 5.2.2 Volgordebesturing... 22 5.2.3 Markeurs... 23 5.2.4 Schaardruk, walsdruk Solitronic-beheer... 24 5.2.5 Rijpaden en secties... 25 5.2.6 Bewaking van het toerental... 25 5.2.7 Huidige status... 26 5.2.8 Foutweergave... 27 5.3 Hectareteller... 28 5.4 Volgordebesturing... 28 5.5 Uitgereden hoeveelheid... 28 5.6 Wijziging van zaaihoeveelheid... 29 5.6.1 Handmatige start... 29 5.6.2 Handmatige stop... 30 5.7 Automatisch bedrijf... 31 5.7.1 Neerlaten... 32 5.7.2 Heffen... 33 5.8 Handmatig bedrijf... 34 5.8.1 De bodembewerkingsmachine uitschakelen... 35 5.8.2 De zaaikouterbalken uitschakelen... 35 5.9 Egalisatietand... 36 5.10 Zaaieg-S... 36 5.11 Markeurs... 37 5.11.1 Gebruiksmodus van de markeurs... 37 5.11.2 Keuze van de markeurs... 39 5.11.3 Aparte bediening van de markeurs... 40 4

Inhoud 5.12 Elektrohydraulische schaardrukinstelling... 42 5.13 Elektrohydraulische walsdrukinstelling... 42 5.14 Solitronic-beheer... 43 5.14.1 Instellingen opslaan... 44 5.14.2 Instellingen terugroepen... 44 5.15 Intervalrijpadenschakeling... 45 5.16 Ritme rijpad... 45 5.17 Rijpadenschakeling... 45 5.18 Deelbreedtenuitschakeling... 46 5.19 Elektromotor doseeras... 47 5.20 Bewaking ventilator... 47 5.21 Bewaking cardanas... 47 5.22 Zaaibuisbewaking... 48 5.22.1 Algemeen... 48 5.22.2 Sensor zaaibuis... 48 5.22.3 Bewaking van de rijpaden... 49 5.22.4 Bewaking van verdeler en secties... 49 6 Afdraaimenu... 50 6.1 Algemeen... 50 6.2 Afdraaimenu voor zaaigoed... 51 6.2.1 Zaden/m² omrekenen in kg/ha... 52 6.2.2 Het afdraaien starten... 53 6.2.3 Het identificatienummer voor zaadgoed invoeren... 53 6.2.4 De zaaihoeveelheid invoeren... 54 6.2.5 De doseerwielen met zaaigoed vullen... 55 6.2.6 De afdraaitijd voor het zaadgoed invoeren... 55 6.2.7 De afdraaiproef starten... 56 6.2.8 De afgedraaide hoeveelheid zaaigoed invoeren... 56 6.2.9 Resultaat voor het afgedraaide zaaigoed... 57 6.3 De afdraaiproef herhalen... 58 6.4 De zaaihoeveelheid veranderen... 59 5

Inhoud 6.5 De waarde gram/impuls wijzigen... 60 6.6 Afdraaimenu voor mest... 61 6.6.1 Het afdraaien starten... 61 6.6.2 De hoeveelheid mest invoeren... 62 6.6.3 De doseerwielen met mest vullen... 62 6.6.4 De afdraaitijd voor mest invoeren... 63 6.6.5 De afdraaiproef starten... 63 6.6.6 De afgedraaide hoeveelheid mest invoeren... 64 6.6.7 Resultaat voor de afgedraaide mest... 65 6.7 De afdraaiproef herhalen... 66 6.8 De hoeveelheid mest aanpassen... 66 6.9 De waarde gram/impuls wijzigen... 67 7 Invoermenu... 68 7.1 Algemeen... 68 7.2 Rijspoor... 71 7.2.1 Werkbreedte van de verzorgingsmachine... 71 7.2.2 Hectaretelling bij rijpaden... 72 7.2.3 Even rijpadritme, manier van rondgaan... 73 7.2.4 Begin van het perceel... 74 7.2.5 Rijpadenritme... 74 7.2.6 Oneven ritme... 79 7.2.7 Even ritme... 81 7.2.8 Half ritme... 86 7.2.9 Derde ritme... 89 7.3 Hectareteller... 92 7.4 Uitgereden hoeveelheid... 93 7.5 Bewaking ventilator... 94 7.6 Snelheidssignaal... 95 7.6.1 Algemeen... 95 7.6.2 Selectie... 95 7.6.3 Stapwiel... 96 7.6.4 Kalibratie stapwiel... 96 6

Inhoud 7.6.5 TECU... 98 7.6.6 Simulatie... 100 7.7 Stapwaardemenu - Wijziging van zaaihoeveelheid... 101 7.8 Alarmfunctie... 102 7.8.1 Minimale hoeveelheid tank instellen... 103 7.9 In- en uitklappen... 104 7.9.1 Uitklappen... 105 7.9.2 Inklappen... 107 7.10 Deeloppervlakspecifiek uitrijden met GPS... 109 7.11 Mesten en zaaien... 109 7.12 Volgordebesturing... 110 7.13 Zaaiegfunctie... 112 7.14 Werklamp... 112 7.15 Bewaking cardanas... 113 7.16 Markeurs - Invoer van de tijdsduur... 114 7.17 Intervalrijpadenschakeling... 115 7.18 Solitronic-beheer (optie)... 116 8 Informatiemenu... 117 8.1 Algemeen... 117 8.2 Diagnose functioneringsfouten... 118 8.3 Diagnose leidingfouten... 119 8.4 Diagnose Bewaking zaaibuis... 120 8.5 Sensortest... 121 8.6 Rekenmachine: omrekening zaden/m² in kg/ha... 123 8.7 Afdraaimenu... 124 8.8 Werktuiginstelling... 125 8.9 Softwareversie... 126 8.9.1 Beeldschermomschakeling op het ISOBUS-bedieningspaneel... 126 9 Precision-Farming... 127 7

Inhoud 9.1 ISOBUS Taskcontroller... 127 9.2 GPS-aansluiting LH 5000... 127 9.3 Actieve hoeveelheidsregeling... 128 10 Zekeringen... 129 11 Diagnostische tabellen... 130 11.1 Weergegeven codes... 130 11.2 Aanwijzingen... 131 11.3 Waarschuwingen... 133 11.4 Storingen... 134 11.5 B1X Leidingbreuk... 137 11.6 B2X Kortsluitingen... 139 Index... 141 8

Stroomvoorziening 1 STROOMVOORZIENING Om de elektronische zaaimachinebesturing Solitronic van stroom te kunnen voorzien, moet de voedingskabel rechtstreeks op de accu van de tractor worden aangesloten. De benodigde bedrijfsspanning bedraagt 12 Volt. In de voedingskabel naar de accu is een zekering van 40 A opgenomen. 9

In de handleiding gebruikte symbolen 2 IN DE HANDLEIDING GEBRUIKTE SYMBOLEN 2.1 Gevarenklassen In de handleiding worden de volgende symbolen gebruikt voor bijzonder belangrijke informatie: GEVAAR Markering van een onmiddellijk dreigend gevaar met hoog risico, dat de dood of zware lichamelijke letsels tot gevolg heeft, wanneer het niet wordt vermeden. WAARSCHU- WING Markering van een onmiddellijk dreigend gevaar met gemiddeld risico, dat mogelijk de dood of zware lichamelijke letsels tot gevolg kan hebben, wanneer het niet wordt vermeden. VOORZICHTIG Markering van een gevaar met laag risico, dat lichte of middelzware lichamelijke letsels of materiële schade tot gevolg zou kunnen hebben, wanneer het niet wordt vermeden. 10

In de handleiding gebruikte symbolen 2.2 Aanwijzingen 2.3 Milieubescherming Markering van bijzondere gebruikstips en andere bijzonder nuttige of belangrijke informatie voor een efficiënte werkwijze en economisch gebruik. Markering van bijzondere maatregelen voor recycling en milieubescherming. 2.4 Markering van passages in de tekst In de handleiding worden de volgende symbolen gebruikt voor bijzondere passages in de tekst: Markering van uit te voeren stappen Markering van opsommingen 11

Basisgegevens 3 BASISGEGEVENS 3.1 Gebruiksdoel De elektronische zaaimachinebesturing is ontwikkeld voor de besturing, controle en instelling van de bestelcombinatie Compact-Solitair. Met de Compact-Solitair kan alleen zaadgoed of mest uitgereden worden. Met de Compact-Solitair HD kan zowel zaaigoed als mest worden uitgereden, mits de betreffende selectie in de optie "Mesten en zaaien" is ingeschakeld. Op het bedieningspaneel van de elektronische besturing kan de vertragingstijd tussen het heffen en neerlaten van het bodembewerkingswerktuig en van de zaaigeleiders ingesteld worden. De volgende functies kunnen onafhankelijk van elkaar in- en uitgeschakeld worden: het in- en uitklappen van de markeurs; het heffen en neerlaten van de mestscharen; het heffen en neerlaten van de zaaigeleider; het heffen en neerlaten van de voorloopwals of de zaaieg met zaaigeleiders; het heffen en neerlaten van het bodembewerkingswerktuig GEVAAR Bij rijden over de openbare weg moet het bedieningspaneel zijn uitgeschakeld. 12

Basisgegevens 3.2 Bedieningspaneel LEMKEN Solitronic Met het bedieningspaneel (1) bedient u de elektronische besturing. Deze bestaat o.a. uit een aanraakscherm (8), functietoetsen (3), schakeltoetsen (7) en een draaiknop (5). 1 3 6 10 8 4 2 5 7 11 9 1 Bedieningspaneel 7 Schakeltoetsen 2 Toets aan/uit 8 Aanraakscherm 3 Functietoetsen 9 Toets Hoofdmenu 4 ESC-toets (terugkeertoets) 10 Toets WorkingSet 5 Draaiknop 11 vrij in te delen toets 6 Noodschakelaar 13

Basisgegevens 3.2.1 Toets aan/uit Houd de toets Aan/uit (2) minstens twee seconden lang ingedrukt om de elektronische besturing aan of uit te zetten. 3.2.2 Functietoetsen Wanneer u op een functietoets (3) drukt, wordt de functie uitgevoerd of geactiveerd die direct ernaast op het aanraakscherm (8) wordt weergegeven. 3.2.3 ESC-toets Door op de ESC-toets (4) te drukken, onderbreekt u de invoer van waarden. 3.2.4 Draaiknop Door aan de draaiknop (5) te draaien, selecteert u een waarde, voert u deze in en bevestigt u hem door op de knop te drukken. 3.2.5 Noodschakelaar Wanneer de noodschakelaar wordt gebruikt, worden alle uitgangen uitgeschakeld. 3.2.6 Schakeltoetsen Wanneer u op een schakeltoets (7) drukt, wordt de geactiveerde functie in- of uitgeschakeld die direct ernaast op het aanraakscherm (8) wordt weergegeven. 3.2.7 Toets Hoofdmenu Door op de toets Startmenu (9) te drukken, schakelt u rechtstreeks over naar het hoofdmenu van het bedieningspaneel. De actieve toepassingen worden hierbij niet afgesloten. Ze blijven actief, al zijn ze niet zichtbaar. 3.2.8 Toets WorkingSet Door meerdere malen kort op de toets WorkingSet (10) te drukken, schakelt u tussen de momenteel actieve toepassingen. 3.2.9 vrij in te delen toets Deze toets (11) heeft momenteel nog geen functie. 14

Basisgegevens 3.3 ISOBUS-bedieningspaneel Bij uitvoering van de machine met ISOBUS kunt u het beste het LEMKEN ISOBUS-bedieningspaneel gebruiken. De machine kan echter ook met andere ISOBUS-bedieningspanelen bediend worden. Met het bedieningspaneel (1) bedient u de elektronische besturing. Deze bestaat o.a. uit een aanraakscherm (8), functietoetsen (3) en een draaiknop (5). 6 1 4 5 3 3 8 2 9 10 11 7 1 Bedieningspaneel 7 Vrijgeeftoets (ACK) 2 Toets aan/uit 8 Aanraakscherm 3 Functietoetsen 9 Toets Hoofdmenu 4 ESC-toets (terugkeertoets) 10 Toets WorkingSet 5 Draaiknop 11 Vrij in te delen toets 6 ISOBUS STOP-schakelaar 15

Basisgegevens 3.3.1 Toets aan/uit Houd de toets Aan/uit (2) minstens 2 seconden lang ingedrukt om de elektronische besturing aan of uit te zetten. 3.3.2 Functietoetsen Wanneer u op een functietoets (3) drukt, wordt de functie uitgevoerd of geactiveerd die direct ernaast op het aanraakscherm (8) wordt weergegeven. 3.3.3 ESC-toets Door op de ESC-toets (4) te drukken, onderbreekt u de invoer van waarden. 3.3.4 Draaiknop Door aan de draaiknop (5) te draaien, selecteert u een waarde, voert u deze in en bevestigt u hem door op de knop te drukken. 3.3.5 ISOBUS STOP-schakelaar Wanneer u op de ISOBUS STOP-schakelaar (6) drukt, worden alle toetsen vergrendeld. Zie hiertoe ook de handleiding bij het ISOBUS-bedieningspaneel CCI. Pas wanneer de stopschakelaar (6) zich weer in de uitgangspositie bevindt, kunnen de vergrendelde functies weer worden uitgevoerd. 3.3.6 Vrijgeeftoets (ACK) Met de vrijgeeftoets (7) kunt u foutmeldingen vrijgeven. 3.3.7 Toets Hoofdmenu Door op de toets Hoofdmenu (9) te drukken, schakelt u rechtstreeks over naar het hoofdmenu van het bedieningspaneel. De actieve toepassingen worden hierbij niet afgesloten. Ze blijven actief, al zijn ze niet zichtbaar. 3.3.8 Toets WorkingSet Door meerdere malen kort op de toets WorkingSet (10) te drukken, schakelt u tussen de momenteel actieve toepassingen. 3.3.9 vrij in te delen toets Deze toets (11) heeft momenteel nog geen functie. 16

Basisgegevens 3.4 Bedrijf met meerdere ISOBUS-bedieningspanelen Zitten er meerdere ISOBUS-bedieningspanelen op dezelfde veldbus, dan kan de machinebediening op een willekeurig ISOBUS-bedieningspaneel geschakeld worden. Zie infomenu "Beeldschermomschakeling op het ISOBUS-bedieningspaneel, pagina 126". 17

Menu's selecteren 4 MENU'S SELECTEREN Houd deze knop minstens twee seconden ingedrukt om de elektronische besturing in te schakelen Na het inschakelen van de elektronische besturing en een korte systeemcontrole verschijnt het hoofdmenu. Druk op deze knop om naar het bedrijfsmenu te gaan. Druk op deze knop om naar het afdraaimenu te gaan. Druk op deze knop om naar het invoermenu te gaan. Druk op deze knop om naar het infomenu te gaan. Afhankelijk van uitrusting en type werktuig zijne er één of meerdere menupagina's. Wanneer er meerdere menupagina's zijn, verschijnt altijd ook de bladerfunctie waarmee u van pagina kunt wisselen. Druk op deze toets om de pagina in het menu 'om te slaan'. Druk op deze knop om een menu terug te bladeren. 18

Menu's selecteren 4.1 Waarden invoeren 1 Dit venster opent als u drukt op een knop op het aanraakscherm. Hier kunt u de gewenste waarde invoeren met het numerieke blok (1) of door de draaiknop van het bedieningspaneel te gebruiken. U kunt de waarde zowel in dit invoervenster als met een schuifmaat invoeren. Naar de schuifmaat overschakelen: Druk op deze toets om de invoer om te schakelen. Het venster verschijnt waarin u waarden kunt invoeren met de draaiknop. Hier kunt u de waarde alleen invoeren door op de draaiknop op het bedieningspaneel te drukken. Druk op deze knop als u de waarde met de schuifmaat wilt instellen. 4 Het venster verschijnt waarin u waarden kunt invoeren met de schuifmaat. Hier kunt u de waarde invoeren door op de draaiknop op het bedieningspaneel te drukken of door de schuifbalk (4) te verplaatsen op het aanraakscherm. Druk op deze knop om terug naar het cijferblok te gaan. 19

Menu's selecteren 4.2 Bevestigen van waarden, waarschuwingen en foutmeldingen Ingevoerde waarden, waarschuwingen en foutmeldingen bevestigt u door: Op de knop "OK" op het aanraakscherm te drukken; De toets "OK" te selecteren en in te drukken met de draaiknop. 20

Bedrijfsmenu 5 BEDRIJFSMENU 5.1 Algemeen Het bedrijfsmenu wordt in principe geselecteerd wanneer het werktuig is ingesteld en wordt gebruikt voor het zaaien. Druk op deze knop om naar het eerste bedrijfsmenu te gaan. 5.2 Weergave en functie 5.2.1 Uitrijden Hectareteller Huidige werksnelheid Huidige hoeveelheid uit te rijden zaaigoed Optie "Mesten en zaaien" Huidige hoeveelheid uit te rijden zaaigoed en mest Hoeveelheid vergroten Hoeveelheid verkleinen Hoeveelheid terugstellen naar instelwaarde Handmatig uitrijden starten Handmatig uitrijden stoppen 21

Bedrijfsmenu 5.2.2 Volgordebesturing Neerlaten Heffen Signaal voor deeloppervlakspecifiek uitrijden via GPS-systeem Neerlaten voltooid Heffen voltooid Automatische volgordebesturing Handmatige volgordebesturing Bodembewerkingsmachine ingeschakeld Bodembewerkingsmachine uitgeschakeld Zaaikouterbalk ingeschakeld Zaaikouterbalk uitgeschakeld Egaliseertanden heffen Egaliseertanden neerlaten Handmatige bediening van zaadeg Automatische bediening van zaadeg 22

Bedrijfsmenu 5.2.3 Markeurs Automatisch bedrijf van markeur Handmatig bedrijf van markeur Markeur uitgeschakeld Rechter markeur ingeschakeld Linker markeur ingeschakeld Linker markeur bedienen Rechter markeur bedienen 23

Bedrijfsmenu 5.2.4 Schaardruk, walsdruk Solitronic-beheer Huidige schaardruk Schaardruk verhogen Schaardruk verlagen Huidige walsdruk Walsdruk verhogen Walsdruk verlagen Wisselen tussen toetsen voor schaardruk/walsdruk en toetsen voor Solitronic-beheer Solitronic-beheer Instellingen zijn opgeslagen opgeslagen instellingen zijn actief 24

Bedrijfsmenu 5.2.5 Rijpaden en secties Intervalschakeling, ritme van rijpad Handmatige doorschakeling van het huidige rijspoor Handmatige terugschakeling van het huidige rijspoor Handmatige pauzering van het huidige rijspoor Sectieschakeling 5.2.6 Bewaking van het toerental Huidig motortoerental van de doseeras Optie "Mesten en zaaien" Huidige motortoerentallen van de doseerassen voor zaaigoed en mest Huidige toerental van de ventilator Huidige toerental van rotorkopeg 25

Bedrijfsmenu 5.2.7 Huidige status Er is geen fout. Er is een fout opgetreden. De alarmfunctie is uitgeschakeld. De elektromotor regelt niet, wanneer er geen snelheid is ingevoerd of als de gewenste en werkelijke waarde van de elektromotor overeenkomen. De motor regelt permanent omhoog en omlaag om het aan de snelheid aangepaste toerental te bereiken. Sensor heffen bodembewerkingsmachine is ingeschakeld. Sensor Autostop is ingeschakeld of uitrijden handmatig gestopt 26

Bedrijfsmenu 5.2.8 Foutweergave Als er een fout optreedt, wordt deze op het aanraakscherm weergegeven. De code geeft informatie over de fout die in de diagnoselijst wordt beschreven. Het type fout wordt met een kleur aangegeven. Aanwijzing (geel) Waarschuwing (oranje) Storing (rood) Druk op de weergave om de fout te bevestigen. De opgetreden fout wordt in het weergavemenu Functioneringsfouten opgenomen. Druk op deze toets om naar het weergavemenu Functioneringsfouten te gaan. Verhelp eventueel de opgetreden fout zoals in de diagnoselijst beschreven, zie "Diagnostische tabellen, pagina 130". Alle fouten zijn verholpen. 27

Bedrijfsmenu 5.3 Hectareteller Druk op deze toets om naar het submenu Hectareteller te gaan, zie "Hectareteller, pagina 92" 5.4 Volgordebesturing Druk op deze toets om naar het submenu Volgordebesturing te gaan, zie "Volgordebesturing, pagina 110". 5.5 Uitgereden hoeveelheid Druk op deze toets om naar het submenu Uitgereden hoeveelheid te gaan, zie "Uitgereden hoeveelheid, pagina 93" 28

Bedrijfsmenu 5.6 Wijziging van zaaihoeveelheid Druk op deze knop om de zaaihoeveelheid te verhogen met de eerder ingestelde percentuele stap. Druk op deze knop om de zaaihoeveelheid te verlagen met de eerder ingestelde percentuele stap. De zaaihoeveelheid kan in maximaal 10 stappen verhoogd of verminderd worden. Hiermee kunnen aanpassingen in de zaaihoeveelheid van maximaal +/- 200 % (10 stappen van 20 %) worden gerealiseerd. Druk op deze knop om de normale zaaihoeveelheid weer in te stellen. 5.6.1 Handmatige start Om het uitzaaien onafhankelijk van de machinebesturing te kunnen starten, bijv. in hoeken van het veld, kunt u de zaaias handmatig bedienen. Houd deze toets langer dan 3 seconden ingedrukt om het uitzaaien onafhankelijk van de machinebesturing te starten. De handmatige start wordt aangegeven met een groen lampje. De zaaiwielen draaien 20 seconden lang. Wanneer binnen deze 20 seconden een werksnelheid van minimaal 1,3 km/u bereikt wordt, wordt het zaaiwiel of de machine weer door de machinebesturing geregeld. 29

Bedrijfsmenu 5.6.2 Handmatige stop Het uitzaaien onderbreken Druk op deze toets om het uitzaaien te onderbreken. De onderbreking wordt aangegeven met een rood lampje. De zaaias is gestopt. Druk op deze toets om het uitzaaien weer te starten. Het uitzaaien uitschakelen Deze functie wordt automatisch uitgeschakeld wanneer de bodembewerkingsmachine wordt geheven. Houd deze toets langer dan vijf seconden ingedrukt om het uitzaaien uit te schakelen. De zaaias en de ventilatiebewaking zijn uitgeschakeld. De zaaias kan alleen met deze toets worden ingeschakeld. Druk op deze toets om het uitzaaien weer in te schakelen. 30

Bedrijfsmenu 5.7 Automatisch bedrijf WAARSCHUW ING Zorg dat er zich niemand in het werkgebied van het apparaat bevindt voordat u het apparaat in bedrijf stelt. Let op voldoende veilige afstand tot de markeurs. Elke keer dat u de machinevelden heft of neerlaat, worden de markeurs uit- of ingeklapt. Zie ook de gebruiksaanwijzing bij de machine. Bij automatisch bedrijf verloopt de volgordebesturing automatisch. De bodembewerkingsmachine, de zaaikouterbalken en de markeurs worden na elkaar bediend. Het heffen en neerlaten van de zaaikouterbalken gebeurt na het heffen en neerlaten van de bodembewerkingsmachine. De tussentijd wordt ingesteld in het invoermenu. Wanneer de optie "Mesten en zaaien" ingeschakeld is, wordt bij automatisch bedrijf ook de zaaikouterbalk voor de mest automatisch bediend. Deze wordt dan tegelijkertijd met de zaaischaren geheven en tegelijkertijd met de bodembewerkingsmachine weer neergelaten. Is de optie "Mesten en zaaien" niet ingeschakeld, dan wordt de zaaikouterbalk voor de mest in geheven toestand meegevoerd. VOORZICHTIG Wordt de optie "Mesten en zaaien" uitgeschakeld terwijl de mestgeleider neergelaten is, dan blijft de mestgeleider neergelaten en wordt niet mee geheven. Schakel de optie "Mesten en zaaien" alleen uit wanneer de zaaikouterbalk volledig geheven is. 31

Bedrijfsmenu 5.7.1 Neerlaten De machine is geheven en bevindt zich in automatisch bedrijf. De sensor X15 Heffen bodembewerkingsmachine is ingeschakeld. Duw het betreffende stuurventiel richting Neerlaten. De bodembewerkingsmachine wordt neergelaten. De sensor X15 Heffen bodembewerkingsmachine is uitgeschakeld. De dosering start. De markeur wordt uitgeklapt. De vooraf ingestelde schaardruk en walsdruk worden aangepast. Na enige tijd wordt de zaaibuis neergelaten, zie "Volgordebesturing, pagina 110". Wanneer de zaaischaar is uitgebracht, klinkt een signaal. Ga rijden. Wanneer deze procedure is voltooid, hoort u 5 signalen. Schakel het betreffende stuurventiel in neutrale stand. 32

Bedrijfsmenu 5.7.2 Heffen De machine is neergelaten en bevindt zich in automatisch bedrijf. Het toerental van de doseeras wordt automatisch geregeld. Duw het betreffende stuurventiel richting Heffen. De bodembewerkingsmachine wordt geheven. De sensor X15 Heffen bodembewerkingsmachine is ingeschakeld. De markeur wordt ingeklapt. De dosering stopt. Na enige tijd wordt de zaaibuis geheven, zie "Volgordebesturing, pagina 110". Wanneer deze procedure is voltooid, hoort u 5 signalen. Schakel het betreffende stuurventiel in neutrale stand. 33

Bedrijfsmenu 5.8 Handmatig bedrijf WAARSCHUW ING Zorg dat er zich niemand in het werkgebied van het apparaat bevindt voordat u het apparaat in bedrijf stelt. Let op voldoende veilige afstand tot de markeurs. Elke keer dat u de machinevelden heft of neerlaat, worden de markeurs uit- of ingeklapt. Zie ook de gebruiksaanwijzing bij de machine. Om de bodembewerkingsmachine, de zaaikouterbalken of de markeur in te schakelen, moet de modus Handmatig bedrijf zijn geselecteerd. Wanneer u de modus Handmatig bedrijf hebt geselecteerd, worden in principe de geactiveerde bodembewerkingsmachine en de geactiveerde schaargeleiders gelijktijdig geheven en worden ook de geactiveerde markeurs bediend. U kunt de volgende apparaten uitschakelen en daardoor inactief te maken. De bodembewerkingsmachine De zaaikouterbalken De markeurs Dat kan nuttig zijn om bijv. obstakels op het veld te omzeilen. Het is mogelijk om de neergelaten bodembewerkingsmachine en de neergelaten zaaikouterbalken uit te schakelen en de markeur in te klappen. De werkstand van de bodembewerkingsmachine en de zaaikouterbalken wordt niet beïnvloed. De bewerkingswerkzaamheden hoeven zo niet onderbroken te worden. Na uitklappen van de ingeklapte markeur kunt u omschakelen naar de modus Automatisch bedrijf. Ook kunt u de geheven zaaikouterbalken uitschakelen om het veld bij de eerste ronde eerst voor te bereiden op het zaaien. 34

Bedrijfsmenu 5.8.1 De bodembewerkingsmachine uitschakelen Druk op deze toets om naar de handmatige modus over te schakelen. Het pictogram voor de handmatige modus verschijnt. Druk op deze toets om de bodembewerkingsmachine uit te schakelen. Het pictogram voor de gedeactiveerde functie verschijnt. 5.8.2 De zaaikouterbalken uitschakelen Druk op deze toets om naar de handmatige modus over te schakelen. Het pictogram voor de handmatige modus verschijnt. Druk op deze toets om de zaaikouterbalken te deactiveren. Het pictogram voor de gedeactiveerde functie verschijnt. Is de optie "Mesten en zaaien" ingeschakeld, dan wordt ook de zaaikouterbalk voor de mest uitgeschakeld. 35

Bedrijfsmenu 5.9 Egalisatietand Bij inschakeling van de volgordebesturing worden de egaliseertanden automatisch geheven en neergelaten. De hoek van de egaliseertanden kan met een extra dubbelwerkend stuurventiel worden ingesteld. 5.10 Zaaieg-S Druk op deze toets om de egaliseertanden handmatig neer te laten. Druk op deze toets om de egaliseertanden handmatig te heffen. Wanneer het werktuig is uitgerust met een zaaieg-s, verschijnt op het beeldscherm de functie Handmatige zaaieg-inschakeling of de functie Automatische zaaieg-inschakeling, afhankelijk van wat er in het invoermenu is geselecteerd. Handmatige zaaieg-inschakeling Automatische zaaieg-inschakeling Druk op deze knop om de zaaieg te heffen of neer te laten. Bij automatische zaaieg-inschakeling wordt de zaaieg automatisch geheven wanneer het werktuig wordt geheven en automatisch neergelaten wanneer het werktuig wordt neergelaten. In automatische modus kunt u tijdens een ronde de zaaieg ook handmatig heffen en weer inzetten. Of de zaaieg geheven of neergelaten is, kunt u zien aan de pijl: Pijl wijst naar boven = zaaieg is geheven Pijl wijst naar beneden = zaaieg is neergelaten 36

Bedrijfsmenu 5.11 Markeurs Blijf uit het klapbereik van de markeurs. WAARSCHUW ING Uitgeklapte en gedeactiveerde markeurs klappen in als u het stuurventiel bedient, ook al zijn ze gedeactiveerd. Ingeklapte en geactiveerde markeurs klappen uit, ook al gebruikt u het stuurventiel niet. Afhankelijk van de besturing kan opnieuw activeren of deactiveren van de markeurs het gevolg hebben dat de markeurs inklappen. 5.11.1 Gebruiksmodus van de markeurs VOORZICHTIG Onafhankelijk van de instellingen worden bij elke keer heffen beide markeurs ingeklapt. 37

Bedrijfsmenu Het gebruik van de markeurs is individueel instelbaar. De markeur is op automatisch bedrijf geschakeld. De markeurs worden afwisselend bij het heffen ingeklapt en bij het neerlaten uitgeklapt. Druk op deze toets om de markeurs naar handmatig bedrijf te schakelen. De markeur is op handmatig bedrijf geschakeld. Alleen de geselecteerde markeur wordt uitgeklapt. Druk op de toets om de markeur te deactiveren. De markeur is gedeactiveerd. Er worden geen markeurs uitgeklapt. Druk op deze toets om de markeurs naar automatisch bedrijf te schakelen. 38

Bedrijfsmenu 5.11.2 Keuze van de markeurs De rechter, de linker of beide markeurs kunnen geselecteerd worden. Alleen de linker markeur wordt bij het neerlaten uitgeklapt. Druk op deze toets om de rechter markeur te selecteren. Houd deze toets even ingedrukt om beide markeurs te selecteren. Alleen de rechter markeur wordt bij het neerlaten uitgeklapt. Druk op deze toets om de linker markeur te selecteren. Houd deze toets even ingedrukt om beide markeurs te selecteren. De linker en rechter markeur worden bij het neerlaten uitgeklapt. Houd deze toets even ingedrukt om de linker of rechter markeur te selecteren. 39

Bedrijfsmenu 5.11.3 Aparte bediening van de markeurs De markeur kan onafhankelijk van de gekozen bedrijfsmodus ingeklapt of uitgeklapt worden. Klapbare machine Druk op deze toets om de linker markeur te selecteren. Druk op deze toets om de rechter markeur te selecteren. Druk op beide toetsen om de linker- en rechtermarkeur te selecteren. De gekozen markeur wordt aangegeven door een groene toets. Gebruik het stuurventiel om de gekozen markeur in of uit te klappen. De volgordebesturing is gedurende deze tijd gedeactiveerd. De selectie van de markeur wordt gedeactiveerd en de toets krijgt een grijze kleur: automatisch na 15 seconden; door opnieuw op de toets te drukken. 40

Bedrijfsmenu Starre machine De ingeklapte markeur wordt aangegeven door een grijze toets. De uitgeklapte markeur wordt aangegeven door een groene toets. Druk op deze toets om de uitgeklapte markeur te selecteren. De gekozen markeur wordt aangegeven door een rode toets. Gebruik het stuurventiel om de geselecteerde markeur in te klappen. De volgordebesturing is gedurende deze tijd gedeactiveerd. Druk binnen 15 seconden nogmaals op deze toets om de markeur uit te klappen. Wanneer u niet op deze toets drukt, wordt de volgordebesturing weer vrijgegeven. De selectie van de markeur wordt na 15 seconden automatisch gedeactiveerd en de toets krijgt een grijze kleur: Nu is handmatig wisselen tussen de rechter en linker markeur mogelijk. Houd de grijze toets ingedrukt om de linker of rechter markeur te uit te klappen. De geselecteerde markeur klapt uit zonder dat u het stuurventiel hoeft te bedienen. 41

Bedrijfsmenu 5.12 Elektrohydraulische schaardrukinstelling De schaardruk van de zaaias kan tijdens het werken stapsgewijs verhoogd of verlaagd worden. Weergave van de ingestelde schaardruk minimale schaardruk = niveau 0 maximale schaardruk = niveau 10 Druk op deze toets om de schaardruk te verhogen. Druk op deze toets om de schaardruk te verlagen. 5.13 Elektrohydraulische walsdrukinstelling De drukbelasting op de voorloopwals kan tijdens het werken stapsgewijs worden verhoogd of verlaagd. Weergave van de ingestelde walsdruk minimale schaardruk = niveau 0 maximale schaardruk = niveau 10 Druk op deze toets om de walsdruk te verhogen. Druk op deze toets om de walsdruk te verlagen. De walsdrukinstelling vervalt bij machines zonder wals. 42

Bedrijfsmenu 5.14 Solitronic-beheer Het Solitronic-beheer is als optie vrij te selecteren. Zie Invoermenu "Solitronic-beheer (optie), pagina 116". Met het Solitronic-beheer kunt u de huidige machine-instellingen opslaan en zo nodig weer terugroepen. Hiervoor hebt u de beschikking over vier opslagposities. De volgende instellingen worden opgeslagen: Schaardruk Walsdruk Procentueel gewijzigde uitzaaihoeveelheid Bediening zaaieg Met deze toets kunt u schakelen tussen de toetsen Schaardruk/Walsdruk en de toetsen Solitronic-beheer. Druk op deze toets om naar het Solitronic-beheer te gaan. Er verschijnen vier toetsen 1-4. Met deze toetsen kunnen instellingen opgeslagen en teruggeroepen worden. 43

Bedrijfsmenu 5.14.1 Instellingen opslaan Druk op een van de vier toewijsbare toetsen en houd de toets ingedrukt. De ingestelde waarden worden naar het Solitronic-beheer overgedragen. Laat de toets los wanneer u een langere signaaltoon hoort. De huidige instellingen zijn opgeslagen. Ter informatie verschijnt dit pictogram. De groene toets geeft aan dat de huidige instelling overeenkomt met de instellingen in de geheugenpositie. Opgeslagen waarden worden door opnieuw opslaan overschreven. 5.14.2 Instellingen terugroepen Druk op deze toets om de opgeslagen instellingen op te roepen. U hoort een korte signaaltoon. De machine wordt ingesteld op de opgeslagen waarden. Ter informatie verschijnt dit pictogram. De groene toets geeft aan dat de huidige instelling overeenkomt met de instellingen in de geheugenpositie. 44

Bedrijfsmenu 5.15 Intervalrijpadenschakeling Druk op deze knop om de intervalrijpadenschakeling in te schakelen. Druk nogmaals op deze knop om deze functie weer uit te schakelen. Intervalrijpadenschakeling uitgeschakeld Intervalrijpadenschakeling ingeschakeld 5.16 Ritme rijpad 5.17 Rijpadenschakeling Na invoer van de werkbreedte van de verzorgingsmachine wordt het ritme berekend door de elektronische besturing, zie "Werkbreedte van de verzorgingsmachine, pagina 71". De huidige ronde met berekend ritme wordt weergegeven. Wanneer u een rijpad aanlegt, verschijnt de betreffende schakeling van het rijpad. Bij heffen van de zaaikouterbalk wordt de ronde automatisch verder geschakeld. Druk op deze toets om de huidige ronde handmatig verder te schakelen. Druk op deze toets om de huidige ronde handmatig terug te schakelen. Druk op deze toets om de rijpadenschakeling te pauzeren. 45

Bedrijfsmenu 5.18 Deelbreedtenuitschakeling Het aantal deelbreedten kan per werktuigtype variëren. Druk op een knop om de betreffende deelbreedte uit te schakelen. Wanneer een deelbreedte bijv. voor de eerste ronde uitgeschakeld is, gaat de betreffende led branden. Bij wijze van voorbeeld is dit weergegeven bij de deelbreedten 3 en 4. Wanneer een deelbreedte is uitgeschakeld, klinkt elke 30 seconden een herinneringstoon. Wanneer u na het keren op de wendakker vergeet de deelbreedte weer in te schakelen, dan verschijnt deze weergave met een aanwijzingscode. Deze weergave verschijnt na bevestiging. Door deze melding wordt nagevraagd of u verder wilt werken met uitgeschakelde deelbreedte of niet. Zo niet, dan moet u de uitgeschakelde deelbreedten weer inschakelen met de betreffende schakeltoetsen. Na het inschakelen doven de led's. 46

Bedrijfsmenu 5.19 Elektromotor doseeras Druk op deze toets om de elektragegevens weer te geven. Optie "Mesten en zaaien" Druk op deze toets om de elektragegevens weer te geven. De volgende elektragegevens worden weergegeven: huidige bedrijfsspanning huidig stroomverbruik 5.20 Bewaking ventilator Druk op deze toets om naar het submenu Bewaking ventilator te gaan, zie "Bewaking ventilator, pagina 94". 5.21 Bewaking cardanas Machine zonder weegfunctie voor tank: Machine met weegfunctie voor tank: Druk op deze toets om naar het submenu Bewaking cardanas te gaan, zie "Bewaking cardanas, pagina 113". Druk op deze toets om naar het huidige gewicht van de tank over te schakelen. Druk op deze toets om naar het huidige toerental van de cardanas over te schakelen. 47

Bedrijfsmenu 5.22 Zaaibuisbewaking 5.22.1 Algemeen Met de zaaibuisbewaking kunt u, afhankelijk van de uitrusting van het werktuig, de rijpaden, de verdelers (deelbreedten) of de rijpaden en verdelers (deelbreedten) tegelijkertijd bewaken. De geïnstalleerde zaaibuisbewaking kan afgelezen worden van de weergave van de werktuiginstelling. Uitvoering met rijpadenbewaking Uitvoering met verdelerbewaking (deelbreedten) Uitvoering met rijpaden- en verdelerbewaking (deelbreedten) De zaaibuisbewaking wordt automatisch geactiveerd wanneer het werktuig in werkstand staat en zaadgoed gedoseerd wordt. 5.22.2 Sensor zaaibuis Alle sensoren hebben een nummer (1). Dit nummer dient voor een precieze foutanalyse, zie "Diagnose Bewaking zaaibuis, pagina 120". 1 Wanneer een sensor fouten in de zaaddoorstroom detecteert, verschijnt deze foutmelding. De foutmelding dooft wanneer de fout verholpen is. 48

Bedrijfsmenu 5.22.3 Bewaking van de rijpaden Alle aanwezige rijpadrijen worden heel bewust bewaakt. Deze foutmelding verschijnt wanneer geen zaaddoorstroom wordt gedetecteerd bij niet geschakeld rijpad, evenals bij aanwezige zaaddoorstroom en geschakeld rijpad. Is de machine met een sectieschakeling uitgerust, dan is de rijpadenbewaking bij geschakelde sectie niet actief. 5.22.4 Bewaking van verdeler en secties In deze variant wordt een zaairij per verdeler bewaakt. Daardoor kunnen verstoppingen in de verdelers snel vastgesteld worden. De bewaking is ook handig om het juiste functioneren van een optionele sectieschakeling te controleren. Deze foutmelding verschijnt, wanneer in de zaaibuis geen zaaddoorstroom wordt gemeten, of wanneer bij geschakelde sectie zaaddoorstroom wordt gedetecteerd. 49

Afdraaimenu 6 AFDRAAIMENU 6.1 Algemeen In het afdraaimenu wordt de elektronische besturing op het gewenste uitzaaivolume ingesteld. Druk op deze toets om naar het afdraaimenu te gaan. Is de optie "Mesten en zaaien" ingeschakeld, dan moet ook voor de mest afgedraaid worden. Druk op deze toets om naar het afdraaimenu voor zaaigoed te gaan. Druk op deze toets om naar het afdraaimenu voor mest te gaan. 50

Afdraaimenu 6.2 Afdraaimenu voor zaaigoed Voor het afdraaien moet de machine voorbereid worden zoals in de gebruiksaanwijzing van de machine is beschreven. Voer het afdraaien uit volgens de volgende stappen: Reken zaden/m² om in kg/ha. Start het afdraaien. Voer het identificatienummer voor zaadgoed in. Voert de zaaihoeveelheid in. Vul de doseerwielen met zaaigoed. Voer de afdraaitijd voor het zaadgoed in. Start de afdraaiproef. Voer de afgedraaide hoeveelheid zaaigoed in. Na afloop wordt het resultaat van het afdraaien weergegeven. U kunt de afdraaiproef herhalen ter controle. De ingevoerde zaaihoeveelheid kan in het afdraaimenu aangepast worden. Daartoe worden de gegevens opnieuw berekend. 51

Afdraaimenu 6.2.1 Zaden/m² omrekenen in kg/ha In het afdraaimenu moet de gewenste zaaihoeveelheid worden ingevoerd in kg/ha. Wilt u zaden per m² als zaaihoeveelheid invoeren, dan kunt u de daarvan afhankelijke zaaihoeveelheid in kg/ha als volgt berekenen: Druk op deze toets om terug naar de rekenmachine te gaan. Druk op de toets achter dit pictogram om de gewenste uitzaaihoeveelheid in te voeren. Voer de waarde in zaden/m 2 in. Bevestig de invoer. Druk op de toets achter dit pictogram om het gewicht per duizend zaden in te voeren. Voer de waarde in grammen in. Bevestig de invoer. Druk op de toets achter dit pictogram om de kiemkracht in te voeren. Voer de waarde in % in. Bevestig de invoer. Achter dit pictogram verschijnt de omgerekende zaaihoeveelheid in kg/ha. Deze waarde moet worden ingevoerd bij het afdraaien. Druk op deze toets om het berekende uitzaaivolume automatisch in het afdraaimenu over te nemen. De laatst opgeslagen waarde wordt vervangen door de nieuw berekende waarde. 52

Afdraaimenu 6.2.2 Het afdraaien starten Wanneer u het afdraaien start, moet u alle stappen volledig uitvoeren en wel tot het resultaat wordt weergegeven. Bij een onderbreking wordt een alarm weergegeven en verschijnt de melding A41. U dient het afdraaien dan opnieuw uit te voeren. Druk op deze toets om het afdraaien te starten. De ingedrukte toets wordt verlicht. 6.2.3 Het identificatienummer voor zaadgoed invoeren U vindt het identificatienummer voor het zaaigoed in de tabel. Zaaigoed Graan 1 Erwten 2 Bonen 3 Koolzaad en fijnzaaigoed 4 Gras 5 Druk op deze toets. Voer het identificatienummer voor het uit te zaaien zaaigoed in. Bevestig de invoer. 53

Afdraaimenu 6.2.4 De zaaihoeveelheid invoeren Druk op deze toets om de gewenste uitzaaihoeveelheid in te voeren. Geef een waarde op tussen 0,5 kg/ha en 1000,0 kg/ha. Bevestig de invoer. Zie ook "Zaden/m² omrekenen in kg/ha, pagina 52". Deeloppervlakspecifieke uitrijhoeveelheid Geef de gemiddelde waarde voor de deeloppervlakspecifieke uitrijhoeveelheid. Voorbeeld: Laagste uitrijhoeveelheid: Hoogste uitrijhoeveelheid: Gemiddelde uitrijhoeveelheid 120 kg/ha 170 kg/ha (120 + 170) / 2 = 145 kg/ha 54

Afdraaimenu 6.2.5 De doseerwielen met zaaigoed vullen Breng de afdraaibak van de machine in positie. Dit pictogram geeft de tijd aan die nodig is om de doseerwielen met zaaigoed te vullen. Afhankelijk van het ingevoerde identificatienummer voor het zaaigoed duurt dit 10 tot 25 seconden. Druk op deze toets om de doseerwielen met zaaigoed te vullen. De doseerwielen worden nu met zaaigoed gevuld. De overgebleven tijd voor het vullen van de doseerwielen wordt hieronder afgeteld. Het proces is voltooid wanneer de volgende uit te voeren stap wordt weergegeven. Leeg de afdraaibak van de machine. Breng de afdraaibak weer in positie. 6.2.6 De afdraaitijd voor het zaadgoed invoeren Deze toets geeft een voorgestelde afdraaitijd aan. De voorgestelde afdraaitijd is afhankelijk van het ingevoerde identificatienummer voor het zaaigoed. Graan wordt bijv. 60 seconden lang en fijnzaadgoed 300 seconden lang afgedraaid. Tijdens de afdraaitijd wordt de afdraaibak voor ongeveer 75% gevuld. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de doseerwielen volgens de zaaitabel ingesteld zijn. De voorgestelde afdraaitijd kan als volgt worden gewijzigd: Druk op deze toets om de voorgestelde afdraaitijd te veranderen. Geef een waarde op tussen 10 en 360 seconden, waarbij u rekening houdt met het opnamevermogen van de afdraaibak. Bevestig de invoer. 55

Afdraaimenu 6.2.7 De afdraaiproef starten Druk op deze toets om de afdraaitest te starten. De overgebleven tijd voor de afdraaiproef wordt hieronder afgeteld. Tegelijkertijd worden de getelde motorimpulsen opgeteld. Het proces is voltooid wanneer de volgende uit te voeren stap wordt weergegeven. 6.2.8 De afgedraaide hoeveelheid zaaigoed invoeren Voor het wegen van de afdraaiproef moet een geschikte weegschaal worden gebruikt. De weegschaal moet van tevoren gekalibreerd of op correctheid getest worden. Dat geldt ook voor weegschalen die bij de machine meegeleverd worden. In twijfelgevallen gebruikt u alleen geijkte weegschalen. Na het stoppen van de aandrijvingsmotor: Weegt u de hoeveelheid afgedraaid zaaigoed; Drukt u op deze toets om het gewicht van de afgedraaide hoeveelheid zaaigoed in te voeren; Geeft u de gewogen waarde op tussen 100 en 30.000 gram; Bevestigt u de invoer. De waarde gram/impuls (g/imp) wordt berekend en de elektronische besturing wordt automatisch ingesteld. Vervolgens wordt het resultaat weergegeven. 56

Afdraaimenu 6.2.9 Resultaat voor het afgedraaide zaaigoed Op het aanraakscherm verschijnt het resultaat met de volgende ingestelde waarden: Identificatienummer van het zaaigoed Zaaihoeveelheid Waarde gram/impuls Minimale snelheid Maximale snelheid Wanneer een onrealistisch of ongunstig snelheidsbereik berekend wordt, verschijnt een waarschuwingscode. In dat geval dient u doseerwielen in of uit te schakelen en vervolgens het zaaigoed opnieuw af te draaien. Weergegeven snelheidsbereik te hoog: Schakel één of meerdere doseerwielen uit. Weergegeven snelheidsbereik te laag: Schakel één of meerdere doseerwielen in. Het snelheidsbereik is optimaal, wanneer de maximale snelheid 25% boven de gewenste werksnelheid ligt (gewenste werksnelheid 12 km/u / maximale snelheid 15 km/u). Elke keer dat u doseerwielen in- of uitschakelt, moet u opnieuw afdraaien. Het resultaat blijft behouden na uitschakelen van het bedieningspaneel. 57

Afdraaimenu 6.3 De afdraaiproef herhalen U kunt de afdraaiproef ter controle herhalen. Herhalen van de afdraaiproef is mogelijk wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: hetzelfde zaaigoed dezelfde zaaihoeveelheid gevulde doseerwielen Druk op deze toets om naar het afdraaimenu te gaan. Houd deze toets minstens twee seconden ingedrukt om de afdraaitijd in te voeren. Voer de afdraaiproef uit zoals beschreven vanaf "De afdraaitijd voor het zaadgoed invoeren, pagina 55". 58

Afdraaimenu 6.4 De zaaihoeveelheid veranderen Om de zaaihoeveelheid te kunnen wijzigen, dient u eerst een afdraaiproef uit te voeren. Het resultaat van de laatste keer afdraaien blijft na uitschakelen van de besturing behouden. U hoeft het zaaigoed niet opnieuw af te draaien. Druk op deze toets om naar het afdraaimenu te gaan. Houd deze toets minstens twee seconden ingedrukt om de zaaihoeveelheid in kg/ha te wijzigen. Voer de nieuwe gewenste uitzaaihoeveelheid in kg/ha in. Bevestig de invoer. De waarde gram/impuls (g/imp) wordt berekend en de elektronische besturing wordt automatisch ingesteld. Vervolgens wordt het resultaat weergegeven. Als u in de rekenmachine het uitzaaivolume hebt omgerekend, kunt u dat rechtstreeks naar het afdraaimenu overbrengen. Zie "Zaden/m² omrekenen in kg/ha, pagina 52". 59

Afdraaimenu 6.5 De waarde gram/impuls wijzigen De waarde gram/impuls kan handmatig worden ingesteld op een eerder berekende waarde. Houd deze toets minstens twee seconden ingedrukt om de waarde gram/impuls te wijzigen. Voer de gewenste waarde gram/impuls in. Bevestig de invoer. De elektronische besturing wordt automatisch ingesteld. Vervolgens wordt het resultaat weergegeven. De machine moet precies in de toestand van de berekende waarde gram/impuls worden gebracht. Elke afwijking leidt tot een onjuist resultaat. 60

Afdraaimenu 6.6 Afdraaimenu voor mest Voor het afdraaien moet de machine voorbereid worden zoals in de gebruiksaanwijzing van de machine is beschreven. Voer het afdraaien als volgt uit: Start het afdraaien. Voer de hoeveelheid mest in. Vul de doseerwielen met mest. Voer de afdraaitijd voor mest in. Start de afdraaiproef. Voer de afgedraaide hoeveelheid mest in. Na afloop wordt het resultaat van het afdraaien weergegeven. U kunt de afdraaiproef herhalen ter controle. De ingevoerde hoeveelheid mest kan in het afdraaimenu aangepast worden. Daartoe worden de gegevens opnieuw berekend. 6.6.1 Het afdraaien starten Wanneer u het afdraaien start, moet u alle stappen volledig uitvoeren en wel tot het resultaat wordt weergegeven. Bij een onderbreking wordt een alarm weergegeven en verschijnt de melding A41. U dient het afdraaien dan opnieuw uit te voeren. Druk op deze toets om het afdraaien te starten. De ingedrukte toets wordt verlicht. 61

Afdraaimenu 6.6.2 De hoeveelheid mest invoeren Druk op deze toets om de gewenste hoeveelheid mest in te voeren. Geef een waarde op tussen 10,0 kg/ha en 10.000,0 kg/ha. Bevestig de invoer. Deeloppervlakspecifieke uitrijhoeveelheid Geef de gemiddelde waarde voor de deeloppervlakspecifieke uitrijhoeveelheid. Voorbeeld: Laagste uitrijhoeveelheid: Hoogste uitrijhoeveelheid: Gemiddelde uitrijhoeveelheid 120 kg/ha 170 kg/ha (120 + 170) / 2 = 145 kg/ha 6.6.3 De doseerwielen met mest vullen Breng de afdraaibak van de machine in positie. Dit pictogram geeft de tijd aan die nodig is om de doseerwielen met mest te vullen. Deze procedure duurt 8 seconden. Druk op deze toets om de doseerwielen met mest te vullen. De doseerwielen worden nu met mest gevuld. De overgebleven tijd voor het vullen van de doseerwielen wordt hieronder afgeteld. Het proces is voltooid wanneer de volgende uit te voeren stap wordt weergegeven. Leeg de afdraaibak van de machine. Breng de afdraaibak weer in positie. 62

Afdraaimenu 6.6.4 De afdraaitijd voor mest invoeren Deze toets geeft een voorgestelde afdraaitijd aan. De voorgestelde afdraaitijd kan als volgt worden gewijzigd: Druk op deze toets om de voorgestelde afdraaitijd te veranderen. Geef een waarde op tussen 10 en 100 seconden, waarbij u rekening houdt met het opnamevermogen van de afdraaibak. Bevestig de invoer. 6.6.5 De afdraaiproef starten Druk op deze toets om de afdraaitest te starten. De overgebleven tijd voor de afdraaiproef wordt hieronder afgeteld. Tegelijkertijd worden de getelde motorimpulsen opgeteld. Het proces is voltooid wanneer de volgende uit te voeren stap wordt weergegeven. 63

Afdraaimenu 6.6.6 De afgedraaide hoeveelheid mest invoeren Voor het wegen van de afdraaiproef moet een geschikte weegschaal worden gebruikt. De weegschaal moet van tevoren gekalibreerd of op correctheid getest worden. Dat geldt ook voor weegschalen die bij de machine meegeleverd worden. In geval van twijfel gebruikt u alleen een geijkte weegschaal. Na het stoppen van de aandrijvingsmotor: Weeg de hoeveelheid afgedraaide mest. Druk op deze toets om het gewicht van de afgedraaide hoeveelheid mest in te voeren; Geef de gewogen waarde op tussen 100 en 30.000 gram; Bevestig de invoer. De waarde voor gram/impuls (g/imp) wordt berekend en de elektronische besturing wordt automatisch ingesteld. Vervolgens wordt het resultaat weergegeven. 64

Afdraaimenu 6.6.7 Resultaat voor de afgedraaide mest Op het aanraakscherm verschijnt het resultaat met de volgende ingestelde waarden: Hoeveelheid mest Waarde gram/impuls Minimale snelheid Maximale snelheid Wanneer een onrealistisch of ongunstig snelheidsbereik berekend wordt, verschijnt een waarschuwingscode. In dat geval dient u doseerwielen in of uit te schakelen en vervolgens de mest opnieuw af te draaien. Weergegeven snelheidsbereik te hoog: Schakel één of meerdere doseerwielen uit. Weergegeven snelheidsbereik te laag: Schakel één of meerdere doseerwielen in. Het snelheidsbereik is optimaal als de maximale snelheid ong. 25% boven de gewenste werksnelheid ligt. (gewenste werksnelheid 12 km/u: maximale snelheid 15 km/u) Elke keer dat u doseerwielen in- of uitschakelt, moet u opnieuw afdraaien. Het resultaat blijft behouden na uitschakelen van de besturing. 65

Afdraaimenu 6.7 De afdraaiproef herhalen U kunt de afdraaiproef ter controle herhalen. Herhalen van de afdraaiproef is mogelijk wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: dezelfde mest; dezelfde hoeveelheid mest; gevulde doseerwielen. Druk op deze toets om naar het afdraaimenu te gaan. Houd deze toets minstens twee seconden ingedrukt om de afdraaitijd in te voeren. Voer de afdraaiproef uit zoals beschreven vanaf "De afdraaitijd voor mest invoeren, pagina 63". 6.8 De hoeveelheid mest aanpassen Om de hoeveelheid mest te kunnen wijzigen, dient u eerst een afdraaiproef uit te voeren. Het resultaat van de laatste keer afdraaien blijft na uitschakelen van de besturing behouden. U hoeft de mest niet opnieuw af te draaien. Druk op deze toets om naar het afdraaimenu te gaan. Houd deze toets minstens twee seconden ingedrukt om de hoeveelheid mest in kg/ha te wijzigen. Voer de nieuwe gewenste hoeveelheid mest in kg/ha in. Bevestig de invoer. De waarde voor gram/impuls (g/imp) wordt berekend en de elektronische besturing wordt automatisch ingesteld. Vervolgens wordt het resultaat weergegeven. 66

Afdraaimenu 6.9 De waarde gram/impuls wijzigen De waarde gram/impuls kan handmatig worden ingesteld op een eerder berekende waarde. Houd deze toets minstens twee seconden ingedrukt om de waarde gram/impuls te wijzigen. Voer de gewenste waarde gram/impuls in. Bevestig de invoer. De elektronische besturing wordt automatisch ingesteld. Vervolgens wordt het resultaat weergegeven. De machine moet precies in de toestand van de berekende waarde gram/impuls worden gebracht. Elke afwijking leidt tot een onjuist resultaat. 67

Invoermenu 7 INVOERMENU 7.1 Algemeen Druk op deze toets om naar het invoermenu te gaan. Om naar het invoermenu te kunnen gaan, moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan: Rijsnelheid 0 km/u of toerental van de ventilator kleiner dan 500 t/min In de submenu's kunt u de volgende waarden en instellingen invoeren of selecteren: Rijspoor Rijpadenritme Begin van het perceel Hectaretelling bij rijpaden Hectareteller Hectaretellers (oppervlak, dag, jaar) op nul stellen Uitgereden hoeveelheid bijgevulde hoeveelheid invoeren totale bijgevulde hoeveelheid op nul zetten totale uitgereden hoeveelheid op nul zetten Bewaking ventilator minimale toerental invoeren maximale toerental invoeren 68

Invoermenu Snelheidssignaal Stapwiel TECU Simulatie Wijziging van uitrijhoeveelheid Invoer van de percentuele stapwaarde voor de wijziging van de uitrijhoeveelheid. Wanneer de optie "Mesten en zaaien" is ingeschakeld, kunt u hier bovendien de stapwaarde van de procentuele uitrijhoeveelheid voor de bemester invoeren Alarmfunctie Activeren en deactiveren Minimale hoeveelheid tank invoeren In- en uitklapfunctie Zaaikouterbalk en Heliodorschijveneg/rotorkopeg Bandenpakker Deeloppervlakspecifieke uitrijhoeveelheid Activeren en deactiveren Mesten en zaaien (optie) Inschakelen van de optie "Mesten en zaaien". Zowel zaaigoed als mest kan uitgereden worden. Uitschakelen van de optie "Mesten en zaaien". Alleen zaaigoed kan uitgereden worden. 69

Invoermenu Volgordebesturing Vertragingstijd invoeren - zaaikouterbalk heffen na bodembewerkingsmachine Vertragingstijd invoeren - zaaikouterbalk neerlaten na bodembewerkingsmachine Draaisnelheid van doseeras invoeren Eg handmatig inschakelen selecteren automatisch inschakelen selecteren Werklamp inschakelen uitschakelen Bewaking cardanas minimale toerental invoeren toegelaten tijdsduur voor het onderschrijden van het minimale toerental Markeurs (optie) Tijdsduur voor het inklappen en uitklappen van de markeurs invoeren. Intervalrijpadenschakeling (optie) Instellen van het ingezaaide en niet ingezaaide oppervlak in het rijpad Solitronic-beheer Opslaan en terugroepen van instellingen van de machine 70

Invoermenu 7.2 Rijspoor In het submenu Rijpaden kunt u de volgende weergaven en functies oproepen: Werkbreedte van de verzorgingsmachine Hectaretelling bij rijpaden berekend ritme Even ritme - manier van rondgaan Oneven ritme - begin van het perceel Druk op deze toets om naar het submenu Rijpaden te gaan. 7.2.1 Werkbreedte van de verzorgingsmachine De werkbreedte van de verzorgingsmachine wordt afgerond op 0,5 meter. Wanneer er geen rijpad moet worden aangelegd, moet u de waarde 0,0 m invoeren. Na invoer van de werkbreedte van de verzorgingsmachine wordt het rijpadenritme berekend. Druk op deze toets. Geef de werkbreedte van de verzorgingsmachine op tussen 0,0 en 60,0 meter. Bevestig de invoer. Het noodzakelijke ritme wordt weergegeven. 71

Invoermenu 7.2.2 Hectaretelling bij rijpaden De hectaretelling bij rijpaden kan berekend worden: met oppervlak van het rijpad zonder oppervlak van het rijpad Bij deze weergave wordt de hectaretelling uitgevoerd met het oppervlak van het rijpad. Bij deze weergave wordt de hectaretelling uitgevoerd zonder het oppervlak van het rijpad. Druk op deze toets om de hectaretelling bij rijpad om te schakelen. 72

Invoermenu 7.2.3 Even rijpadritme, manier van rondgaan Wanneer een even ritme is berekend, kunt u het rijpad in één of in twee ritten aanleggen. Bij deze weergave wordt het rijpad in één rit aangelegd. Wanneer u kiest voor rijpaden in één rit, moet u de eerste rit met halve werktuigbreedte uitvoeren. Bij deze weergave wordt het rijpad in twee ritten aangelegd. U kunt alleen kiezen voor rijpaden in twee ritten wanneer het werktuig is uitgerust met een rijpadschakeling met 4x2, 4x3 of 4x4 rijpaden. Druk op deze toets om de manier van rijden om te schakelen. Let bij het wisselen van een even ritme naar een oneven ritme op het aanpassen van de voorloopmarkering. Wisselt u van een oneven naar een even rijpadritme, dan klinkt een waarschuwing en verschijnt de code A46 op het aanraakscherm. Dit wijst erop dat het eerste rijspoor met halve werktuigbreedte moet worden gereden. U dient deze waarschuwing vrij te geven. 73

Invoermenu 7.2.4 Begin van het perceel 7.2.5 Rijpadenritme Het rijpadenritme is afhankelijk van: De werkbreedte van de gebruikte bestelcombinatie; De werkbreedte van het verzorgingswerktuig; Het beschikbare rijpadensysteem. Deze weergave verschijnt wanneer het begin van het perceel relevant is voor het ritme. Bij deze weergave start de eerste ronde links op het perceel. Bij deze weergave start de eerste ronde rechts op het perceel. Druk op deze toets om naar het begin van het perceel over te schakelen. 74

Invoermenu Rijpadensysteem 2x2, 2x3 en 2x4 Werkbreedte 3,00 3,50 4,00 4,50 5,00 6,00 8,00 9,00 10,00 12,00 Bewerkingswerkbreedte 0 1 2 3 1,00 4 1,00 4,5 1,00 5 1,00 6 2,00 1,00 7 2,00 8 2,00 1,00 9 3,00 2,00 1,00 10 2,00 1,00 10,5 3,00 11 12 4,00 3,00 2,00 1,00 13 13,5 3,00 14 4,00 15 5,00 3,00 16 4,00 2,00 17 18 6,00 4,00 3,00 2,00 19 20 5,00 4,00 2,00 21 7,00 6,00 22 22,5 5,00 23 24 8,00 7,00 6,00 4,00 3,00 2,00 25 5,00 26 27 9,00 6,00 3,00 28 8,00 7,00 29 30 10,00 6,00 5,00 3,00 31 31,5 9,00 7,00 75

Invoermenu Werkbreedte 3,00 3,50 4,00 4,50 5,00 6,00 8,00 9,00 10,00 12,00 Bewerkingswerkbreedte 32 8,00 4,00 33 11,00 34 35 10,00 7,00 36 12,00 9,00 8,00 6,00 4,00 3,00 37 38 39 13,00 40 10,00 8,00 5,00 4,00 40,5 9,00 41 42 14,00 12,00 7,00 43 44 11,00 45 15,00 10,00 9,00 5,00 46 47 48 16,00 12,00 8,00 6,00 4,00 49 14,00 49,5 11,00 50 10,00 5,00 51 17,00 52 13,00 53 54 18,00 12,00 9,00 6,00 55 11,00 56 14,00 7,00 57 19,00 58 58,5 13,00 59 60 20,00 15,00 12,00 10,00 6,00 5,00 76

Invoermenu Rijpadensysteem 4x2, 4x3 en 4x4 Werkbreedte 3,00 3,50 4,00 4,50 5,00 6,00 8,00 9,00 10,00 12,00 Bewerkingswerkbreedte 0 1 2 3 1,00 4 1,00 4,5 1,50 1,00 5 1,00 6 2,00 1,50 1,00 7 2,33 2,00 8 2,66 2,00 1,00 9 3,00 2,00 1,50 1,00 10 3,33 2,50 2,00 1,00 10,5 3,50 3,00 2,33 11 12 4,00 3,00 2,66 2,00 1,50 1,00 13 13,5 4,50 3,00 1,50 14 4,66 4,00 3,50 2,33 15 5,00 3,33 3,00 2,50 1,50 16 5,33 4,00 2,66 2,00 17 18 6,00 4,50 4,00 3,00 2,00 1,50 19 20 5,00 4,00 3,33 2,50 2,00 21 7,00 6,00 4,66 3,50 2,33 22 5,50 2,20 22,5 7,50 5,00 4,50 2,50 23 2,30 24 8,00 7,00 6,00 5,33 4,00 3,00 2,66 2,00 25 5,00 2,50 26 6,50 27 9,00 6,00 4,50 3,00 28 8,00 7,00 4,66 3,50 2,33 29 30 10,00 7,50 6,66 6,00 5,00 3,33 3,00 2,50 31 31,5 9,00 7,00 3,50 77

Invoermenu Werkbreedte 3,00 3,50 4,00 4,50 5,00 6,00 8,00 9,00 10,00 12,00 Bewerkingswerkbreedte 32 8,00 5,33 4,00 2,66 33 11,00 5,50 34 35 10,00 7,00 3,50 36 12,00 9,00 8,00 6,00 4,50 4,00 3,00 37 38 39 13,00 6,50 40 10,00 8,00 6,66 5,00 4,00 3,33 40,5 9,00 4,50 41 42 14,00 12,00 7,00 4,66 3,50 43 44 11,00 5,50 45 15,00 10,00 9,00 7,50 5,00 4,50 46 47 48 16,00 12,00 8,00 6,00 5,33 4,00 49 14,00 49,5 11,00 5,50 50 10,00 5,00 51 17,00 52 13,00 6,50 53 54 18,00 12,00 9,00 6,00 4,50 55 11,00 5,50 56 16,00 14,00 7,00 4,66 57 19,00 58 58,5 13,00 6,50 59 60 20,00 15,00 12,00 10,00 7,50 6,66 6,00 5,00 78

Invoermenu 7.2.6 Oneven ritme Het rijpad wordt in één ronde aangelegd. Het begin van het perceel is voor dit ritme niet relevant. Start met de eerste ronde rechts of links op het perceel. 79

Invoermenu Machine Verzorgingsmachine 80

Invoermenu 7.2.7 Even ritme Het rijpad kan in één of in twee ronden worden aangelegd. Aanleggen van het rijpad in één ronde: Het begin van het perceel is voor dit ritme niet relevant. De eerste ronde wordt met halve machinebreedte gezaaid. Schakel de betreffende secties uit. De tweede ronde gebeurt met volledige machinebreedte. Schakel de uitgeschakelde secties in. Rij met de halve machinebreedte over het bewerkte oppervlak. 81

82 Invoermenu

Invoermenu Aanleggen van het rijpad in twee ronden: Alleen mogelijk bij rijpadenschakeling 4x2, 4x3 of 4x4 rijen Voor dit ritme is het begin van het perceel relevant. Selecteer het ritme voor de eerste ronde links of rechts op het perceel. 83

Invoermenu Start de ronde links op het perceel: 84

Invoermenu Start de ronde rechts op het perceel: 85

Invoermenu 7.2.8 Half ritme Alleen mogelijk bij rijpadenschakeling 4x2, 4x3 of 4x4 rijen Voor dit ritme is het begin van het perceel relevant. Selecteer het ritme voor de eerste ronde links of rechts op het perceel. 86

Invoermenu Start de ronde links op het perceel: 87

Invoermenu Start de ronde rechts op het perceel: 88

Invoermenu 7.2.9 Derde ritme Alleen mogelijk bij rijpadenschakeling 4x2, 4x3 of 4x4 rijen Voor dit ritme is het begin van het perceel relevant. Selecteer het ritme voor de eerste ronde links of rechts op het perceel. 89

Invoermenu Start de ronde links op het perceel: 90

Invoermenu Start de ronde rechts op het perceel: 91

Invoermenu 7.3 Hectareteller Druk op deze toets om naar het submenu Hectareteller te gaan. De volgende hectaretellers worden weergegeven: Perceel Dag Jaar Totaal De hectareteller kan op nul worden teruggesteld: Houd deze toets twee seconden ingedrukt om de perceelhectareteller op nul te stellen. Houd deze toets twee seconden ingedrukt om de daghectareteller op nul te stellen. Houd deze toets twee seconden ingedrukt om de jaarhectareteller op nul te stellen. De totaalhectareteller kan niet op nul worden gesteld. De functie kan rechtstreeks in het bedrijfsmenu worden opgeroepen. 92

Invoermenu 7.4 Uitgereden hoeveelheid De volgende tellers worden weergegeven: Druk op deze toets om naar het submenu Uitgereden hoeveelheid te gaan. bijgevulde hoeveelheid bijgevulde hoeveelheid totaal uitgereden hoeveelheid totaal berekende resterende hoeveelheid De telling gebeurt na invoer van de bijgevulde hoeveelheid: Het gewicht van de bijgevulde hoeveelheid wordt in kg weergegeven. Druk op deze toets. Voer de bijgevulde hoeveelheid in. Bevestig de invoer. De hoeveelheidteller kan op nul worden teruggesteld: Druk op deze toets om de totale bijgevulde hoeveelheid op nul te stellen. Druk op deze toets om de totale uitgebrachte hoeveelheid op nul te stellen. De functie kan rechtstreeks in het bedrijfsmenu worden opgeroepen. 93

Invoermenu 7.5 Bewaking ventilator Druk op deze toets om naar het submenu Bewaking ventilator te gaan. Bij onderschrijden van het minimale toerental van de ventilator wordt een alarm gegeven. Druk op deze toets om het minimale toerental voor de ventilator in te voeren. Voer een waarde in tussen 2500 en 3000 1/min. Bevestig de invoer. Bij overschrijden van het maximale toerental van de ventilator wordt een alarm gegeven. Druk op deze toets om het maximale toerental voor de ventilator in te voeren. Voer een waarde in tussen 3100 en 4500 1/min. Bevestig de invoer. De functie kan rechtstreeks in het bedrijfsmenu worden opgeroepen. 94

Invoermenu 7.6 Snelheidssignaal 7.6.1 Algemeen Naast het snelheidssignaal via het stapwiel kan ook het op de tractor aanwezige snelheidssignaal van de radar gebruikt worden. Bovendien kunt u een gesimuleerde snelheid opgeven. Het snelheidssignaal via radar kan op de tractor worden afgelezen: via de signaalaansluitdoos van de tractor, in combinatie met het bedieningspaneel, de adapterkabel; bij ISOBUS-tractoren rechtstreeks van de ISOBUS, in combinatie met het ISOBUS-bedieningspaneel. Voor nadere informatie raadpleegt u de handleiding Competence Center ISOBUS e.v. - TECU. 7.6.2 Selectie Druk op deze toets om naar het submenu Snelheidssignaal te gaan. U kunt kiezen uit de volgende snelheidssignalen: Stapwiel TECU Simulatie Druk op de toets van het gewenste snelheidssignaal. Bevestig de selectie. 95

Invoermenu 7.6.3 Stapwiel Selectie snelheidssignaal Stapwiel Kalibratie stapwiel: handmatig ingevoerde waarde Kalibratie stapwiel: afstand gekalibreerde waarde huidige waarde 7.6.4 Kalibratie stapwiel Afhankelijk van de uitvoering van het stapwiel worden af fabriek de volgende waarden ingevoerd, die als richtwaarde dienen: 90 mm/impuls bij drukrol met sensor 150 mm/impuls bij staalwiel met sensor De kalibratie van het stapwiel gebeurt handmatig of via afstand. 96

Invoermenu Handmatig Wanneer de kalibratiewaarde bekend is, is handmatige invoer mogelijk. Afstand Druk op de toets achter dit pictogram om de waarde in te voeren. Druk op deze toets. Voer een waarde in tussen 1,6 en 200 mm/impuls. Bevestig de invoer. De waarde wordt bijgewerkt. Over een afstand van 100 meter wordt een precieze waarde vastgesteld voor het betreffende stapwiel. Meet exact 100 m op het perceel af. Markeer start en eindpunt. Rij naar de startmarkering. Laat de zaaikouterbalken neer. Druk op deze toets om de kalibratie te starten. Ga rijden. Stop bij de eindmarkering. Druk op deze toets om de kalibratie te stoppen. De waarde wordt bijgewerkt. 97

Invoermenu 7.6.5 TECU Selectie snelheidssignaal: TECU De snelheid wordt met radar gemeten. huidige snelheid De gereden afstand wordt met radar gemeten. gereden afstand Diagnosemenu Bij gebruik van de TECU kunt u een diagnosemenu inschakelen voor probleemanalyse. Het diagnosemenu geeft informatie over de huidige status van de snelheidssignalen. Druk op deze toets om het diagnosemenu in te schakelen. Het diagnosemenu wordt weergegeven. Er verschijnt een pictogram ten teken dat het diagnosemenu geactiveerd is. 98

Invoermenu Snelheidssignaal Radar Cardanas Statusindicatie Status 0 (rood): Er wordt geen bericht verzonden Status 11 (rood): Er wordt een bericht verzonden, maar dit bevat geen of onjuiste snelheidsgegevens (sensor niet aanwezig). Status 10 (groen): Bericht is zonder fouten ontvangen Weergave van de gemeten snelheid in mm/s De statusweergave wordt regelmatig bijgewerkt en kan daarbij knipperen. Druk op deze toets om het diagnosemenu uit te schakelen. Het diagnosemenu wordt verborgen. Er verschijnt een pictogram ten teken dat het diagnosemenu gedeactiveerd is. 99

Invoermenu 7.6.6 Simulatie Het snelheidssignaal kan door een gesimuleerde snelheid worden vervangen. De simulatie wordt na de volgende functies uitgeschakeld: Opnieuw Het laatst geselecteerde snelheidssignaal is ingeschakeld. opstarten Wisselen van snelheidssignaal Selectie snelheidssignaal: Simulatie De simulatie is ingeschakeld. In het bedrijfsmenu wordt de gesimuleerde snelheid weergegeven. Druk op deze toets. Voer een waarde in tussen 0,1 en 15,0 km/u. Bevestig de invoer. 100

Invoermenu 7.7 Stapwaardemenu - Wijziging van zaaihoeveelheid Druk op deze knop om naar het stapwaardemenu te gaan. Wanneer de optie "Mesten en zaaien" is ingeschakeld, dient u vooraf te selecteren of u de uitrijhoeveelheid alleen voor het zaaigoed, alleen voor de mest of voor zaaigoed en mest wilt wijzigen. Druk op de knop achter deze weergave om tussen de instelfuncties voor zaaigoed, mest of zaaigoed en mest te schakelen. Zaaigoed Mest Zaaigoed en mest Druk op deze knop om de procentuele stapwaarde in te voeren voor het wijzigen van de uitzaaihoeveelheid. De waarde kan tussen 1% en 20% gevarieerd worden. 101

Invoermenu 7.8 Alarmfunctie Druk op deze toets om naar het submenu Alarmfunctie te gaan. De volgende alarmfuncties kunnen worden uitgeschakeld: Minimale hoeveelheid tank (fout A20, A26) Toerental ventilator (fout A23, A24) Toerental cardanas (fout A25) Impulsen doseeras (fout A07, A08) Zaaddoorstroom zaaibuis (fout A14) Koppeldoos (fout A06) Positie afdraaibak (fout A30) De alarmfunctie is ingeschakeld. Druk op deze toets om de alarmfunctie te deactiveren. De alarmfunctie is uitgeschakeld. Druk op deze toets om de alarmfunctie te activeren. Na opnieuw opstarten blijft de alarmfunctie Zaaddoorstroom zaaibuis uitgeschakeld. Alle andere alarmfuncties worden ingeschakeld. 102

Invoermenu 7.8.1 Minimale hoeveelheid tank instellen Bij onderschrijding van de ingevoerde minimale hoeveelheid wordt een alarm gegeven. Druk op deze toets. Voer een waarde in tussen 0 en 300 kg. Bevestig de invoer. 103

Invoermenu 7.9 In- en uitklappen WAARSCHUW ING Houd u aan de algemene veiligheidsaanwijzingen en aan de veiligheidsaanwijzingen voor "Hydraulische systeem". WAARSCHUW ING Beschadiging van de machine door onjuist klappen. Wanneer de juiste volgorde niet wordt gebruikt, kan de machine beschadigd raken. Houd u bij het in- en uitklappen van de machine aan de voorgeschreven volgorde. Voor het in- en uitklappen moeten alle hydraulische en elektrische aansluitingen met de tractor tot stand zijn gebracht. Druk op deze toets om naar het invoermenu te gaan. Druk op deze toets om naar het menu voor het in- en uitklappen te gaan. Als deze weergave verschijnt, is de uitklapfunctie geactiveerd. Als deze weergave verschijnt, is de inklapfunctie geactiveerd. 104

Invoermenu 7.9.1 Uitklappen Druk evt. op deze toets om naar de functie Uitklappen te gaan. Deze toets signaliseert de functie Uitklappen. Druk op deze toets om de functie Uitklappen te starten. Druk op deze toets en bedien tegelijkertijd het stuurventiel om de bodembewerkingsmachine en de zaaikouterbalken uit te klappen. Houd de toets ingedrukt tot de bodembewerkingsmachine en de zaaikouterbalken volledig zijn uitgeklapt. Deze toets verschijnt. Druk op deze toets om te bevestigen dat de bodembewerkingsmachine en de zaaikouterbalken volledig zijn uitgeklapt. Wanneer deze toets niet wordt weergegeven: Houd toets F2 minstens 30 seconden ingedrukt om deze toets weer te geven. U krijgt een beveiligingsvraag. Controleer of de bodembewerkingsmachine en de zaaikouterbalken volledig uitgeklapt zijn. Druk op deze toets om te bevestigen dat de bodembewerkingsmachine en de zaaikouterbalken volledig zijn uitgeklapt. Houd deze toets ingedrukt als de bodembewerkingsmachine en de zaaikouterbalken niet volledig zijn uitgeklapt. Herhaal de procedure. Druk op deze toets en bedien tegelijkertijd het stuurventiel om de bandpakker uit te klappen. Houd de toets ingedrukt totdat de bandpakker volledig uitgeklapt is. 105

Invoermenu Deze toets verschijnt. Druk op deze toets om te bevestigen dat de bandpakker volledig is uitgeklapt. U krijgt een beveiligingsvraag. Controleer of de bandpakker volledig is uitgeklapt. Druk op deze toets om te bevestigen dat de bandpakker volledig is uitgeklapt. Houd deze toets ingedrukt als de bandpakker niet volledig uitgeklapt is. Herhaal de procedure. 106

Invoermenu 7.9.2 Inklappen Druk evt. op deze toets om naar de functie Inklappen te gaan. Deze toets signaliseert de functie Inklappen. Druk op deze toets om de functie Inklappen te starten. De bodembewerkingsmachine en de zaaikouterbalken moeten voor het uitklappen volledig geheven zijn. Druk op deze toets en bedien tegelijkertijd het stuurventiel om de bodembewerkingsmachine en de zaaikouterbalken te heffen. Deze toets verschijnt. Druk op deze toets om te bevestigen dat de bodembewerkingsmachine en de zaaikouterbalken volledig zijn geheven. Druk op deze toets en bedien tegelijkertijd het stuurventiel om de bandpakker in te klappen. Houd de toets ingedrukt totdat de bandpakker volledig ingeklapt is. Deze toets verschijnt. Druk op deze toets om te bevestigen dat de bandpakker volledig is ingeklapt. U krijgt een beveiligingsvraag. Controleer of de bandpakker volledig is ingeklapt. Druk op deze toets om te bevestigen dat de bandpakker volledig is ingeklapt. Houd deze toets ingedrukt als de bandpakker niet volledig ingeklapt is. Herhaal de procedure. 107

Invoermenu Druk op deze toets en bedien tegelijkertijd het stuurventiel om de bodembewerkingsmachine en de zaaikouterbalken in te klappen. Houd de toets ingedrukt tot de bodembewerkingsmachine en de zaaikouterbalken volledig zijn ingeklapt. Deze toets verschijnt. Druk op deze toets om te bevestigen dat de bodembewerkingsmachine en de zaaikouterbalken volledig zijn ingeklapt. Wanneer deze toets niet wordt weergegeven: Houd toets F2 minstens 30 seconden ingedrukt om deze toets weer te geven. U krijgt een beveiligingsvraag. Controleer of de bodembewerkingsmachine en de zaaikouterbalken volledig ingeklapt zijn. Druk op deze toets om te bevestigen dat de bodembewerkingsmachine en de zaaikouterbalken volledig zijn ingeklapt. Houd deze toets ingedrukt als de bodembewerkingsmachine en de zaaikouterbalken niet volledig zijn ingeklapt. Herhaal de procedure. 108

Invoermenu 7.10 Deeloppervlakspecifiek uitrijden met GPS Druk op deze toets om naar het submenu voor deeloppervlakspecifiek uitrijden met GPS te gaan. Druk op deze toets om de functie te activeren of te deactiveren. Functie is geactiveerd Functie is gedeactiveerd 7.11 Mesten en zaaien Druk op deze toets om naar het submenu Zaaien en mesten te gaan. Druk op deze toets om de functie te activeren of te deactiveren. Functie is geactiveerd Functie is gedeactiveerd 109

Invoermenu 7.12 Volgordebesturing Druk op deze toets om naar het submenu Volgordebesturing te gaan. Nadat de bodembewerkingsmachine is geheven, wordt na de ingevoerde vertragingstijd de zaaibuis geheven. Druk op deze toets. Voer een waarde in tussen 0,1 en 10,0 seconden. Bevestig de invoer. Nadat de bodembewerkingsmachine is neergelaten, wordt na de ingevoerde vertragingstijd de zaaibuis neergelaten. Druk op deze toets. Voer een waarde in tussen 0,1 en 10,0 seconden. Bevestig de invoer. De doseeras gaat lopen, zodra het minimale toerental van de ventilator is bereikt de bodembewerkingsmachine neergelaten is Tijdens het neerlaten richt de draaisnelheid van de doseeras zich naar de ingevoerde werksnelheid. Deze waarde moet 0,5 km/u onder de werkelijke werksnelheid liggen. 110

Invoermenu Druk op deze toets. Voer een waarde in tussen 0,1 en 15,0 km/u. Bevestig de invoer. De functie kan rechtstreeks in het bedrijfsmenu worden opgeroepen. 111

Invoermenu 7.13 Zaaiegfunctie De exacteg kan alleen geheven of neergelaten worden als de ventilator werkt. Druk op deze toets om naar het menu voor het selecteren van de zaaieginschakeling te gaan. Druk op deze toets om tussen de bedrijfmodi "Handmatig" en "Automatisch" te schakelen. Auto = automatische inschakeling Kies deze functie wanneer u de exacteg gelijktijdig met de zaaimachine wilt heffen en neerlaten. Tijdens de rit is handmatige bediening eveneens mogelijk. Man = handmatige inschakeling Kies deze functie wanneer u de exacteg in het bedrijfsmenu met een druk op de knop wilt heffen of neerlaten. 7.14 Werklamp Druk op deze knop om naar het menu voor de werklamp te gaan. Druk op deze toets om de werklamp in en uit te schakelen. Werklamp ingeschakeld Werklamp uitgeschakeld 112

Invoermenu 7.15 Bewaking cardanas Druk op deze toets om naar het submenu Bewaking cardanas te gaan. Wanneer een bepaalde tijd lang het ingevoerde toerental niet wordt bereikt, wordt een alarm gegeven. Druk op deze toets. Voer een waarde in tussen 0 en 1000 1/min. Bevestig de invoer. Bij overschrijding van de ingevoerde tijdsduur wordt een alarm gegeven. Druk op deze toets. Voer een waarde in tussen 0,50 en 10,00 seconden. Bevestig de invoer. De functie kan rechtstreeks in het bedrijfsmenu worden opgeroepen. 113

Invoermenu 7.16 Markeurs - Invoer van de tijdsduur Druk op deze toets om naar het menu voor het bedienen van de markeurs te gaan. Druk op de toets achter deze weergave. Voer de tijdsduur in die nodig is voor het in- en uitklappen van de markeurs. Bevestig de invoer. Invoer is alleen mogelijk bij klapbare machines met markeurs. 114

Invoermenu 7.17 Intervalrijpadenschakeling Afwisselend wordt het rijpad onderbroken en aangelegd, om later op hellingen de erosie van de bodem te verminderen. Druk op deze toets om naar het submenu Intervalrijpadenschakeling te gaan. Het rijpad wordt gedurende de ingestelde afstand onderbroken. Druk op deze toets. Voer een waarde in tussen 1 en 99 meter. Bevestig de invoer. Het rijpad wordt gedurende de ingestelde afstand aangelegd. Druk op deze toets. Voer een waarde in tussen 10 en 99 meter. Bevestig de invoer. Het in- en uitschakelen van de intervalrijpadenschakeling gebeurt in het bedrijfsmenu. 115

Invoermenu 7.18 Solitronic-beheer (optie) Druk op deze toets om naar het Solitronic-beheer te gaan. Wanneer dit pictogram verschijnt, is het Solitronic-beheer geactiveerd. Wanneer dit pictogram verschijnt, is het Solitronic-beheer gedeactiveerd. Druk op deze toets om het Solitronic-beheer te activeren of te deactiveren. 116

Informatiemenu 8 INFORMATIEMENU 8.1 Algemeen Druk op deze toets om naar het informatiemenu te gaan. In het informatiemenu kunt u de volgende instellingen en functies oproepen: Diagnose functioneringsfouten Diagnose leidingfouten Diagnose van de zaaibuiscontrole Sensortest Omrekening zaden Afdraaimenu Machine-instelling Softwareversie Beeldschermomschakeling op het ISOBUS-bedieningspaneel 117

Informatiemenu 8.2 Diagnose functioneringsfouten Druk op deze toets om naar het submenu Diagnose functioneringsfouten te gaan. Alle opgetreden fouten met code A worden weergegeven. Dit kunnen aanwijzingen, waarschuwingen en storingen zijn. De weergegeven code vindt u in de diagnoselijst. De diagnoselijst geeft uitsluiting over: Foutbeschrijving Mogelijke oorzaak Oplossing Wanneer een fout is verholpen, dooft de code. De functie kan rechtstreeks in het bedrijfsmenu worden opgeroepen. 118

Informatiemenu 8.3 Diagnose leidingfouten Druk op deze toets om naar het submenu Diagnose leidingfouten te gaan. Alle opgetreden fouten met code B worden weergegeven. Dit kan draadbreuk of kortsluiting zijn. De weergegeven code vindt u in de diagnoselijst. De diagnoselijst geeft uitsluiting over: Foutbeschrijving Mogelijke oorzaak Oplossing Wanneer een fout is verholpen, dooft de code. 119

Informatiemenu 8.4 Diagnose Bewaking zaaibuis Druk op deze toets om naar het submenu Diagnose Bewaking zaaibuis te gaan. Alle sensoren worden weergegeven die fouten in de zaaddoorstroom melden. Bij de foutanalyse dient u rekening te houden met de status van de rijpadenschakeling en de sectieschakeling. Wanneer een fout is verholpen, dooft de code. 120

Informatiemenu 8.5 Sensortest Druk op deze knop om naar het sensortestmenu te gaan. Waar een 0 staat, heeft de betreffende sensor niet geschakeld. Een 1 geeft aan dat de betreffende sensor geschakeld heeft. Wanneer bij het schakelen van een sensor de 0 niet in 1 verandert of omgekeerd, moet de sensor vervangen worden. Klapsensor werktuigcombinatie Niveausensor A = zaaigoed B = mest Signaal van de koppeldoos De koppeldoos is in orde als een 0 verschijnt. Een 1 geeft een defect in de koppeldoos aan, bijv. een kapotte zekering. Motorsensor voor zaadgoed Motorsensor voor mestdosering Zaaiassensor voor zaadgoed Zaaiassensor voor mest Sensor werktuigheffing A: Hefsensor B: Stopsensor Ventilatorsensor Sensor cardanasbewaking L: links R: Rechts Impulswielsensor 121

Informatiemenu Diagnose gegevensbus Ten behoeve van foutanalyse kunnen er gegevens naar een LEMKENgegevensbus worden overgedragen. Deze functie is uitsluitend bedoeld voor de klantenservice. 122

Informatiemenu 8.6 Rekenmachine: omrekening zaden/m² in kg/ha In het afdraaimenu moet de gewenste zaaihoeveelheid worden ingevoerd in kg/ha. Wilt u zaden per m² als zaaihoeveelheid invoeren, dan kunt u de daarvan afhankelijke zaaihoeveelheid in kg/ha als volgt berekenen: Druk op deze toets om naar de rekenmachine te gaan. Druk op de toets achter deze weergave. Voer de gewenste uitzaaihoeveelheid in zaden/m 2 in. Bevestig de invoer. Druk op de toets achter deze weergave. Voer het gewicht per 1000 zaden in grammen in. Bevestig de invoer. Druk op de toets achter deze weergave. Voer de kiemkracht in % in. Bevestig de invoer. Achter dit pictogram verschijnt de omgerekende zaaihoeveelheid in kg/ha. Deze waarde dient u in te voeren bij de afdraaiproef. U hebt bovendien de mogelijkheid om rechtstreeks naar het afdraaimenu voor zaaigoed te gaan. De berekende uitzaaihoeveelheid wordt automatisch naar het afdraaiprogramma doorgegeven. Druk op deze toets om naar het afdraaimenu voor zaaigoed te gaan. De laatst opgeslagen waarde wordt vervangen door de nieuw berekende waarde. 123

Informatiemenu 8.7 Afdraaimenu Druk op deze toets om de gegevens voor het afdraaimenu op te roepen. Identificatienummer van het zaaigoed Uitrijhoeveelheid Waarde gram/impuls Minimale snelheid Maximale snelheid Mesten en zaaien (optie) Wanneer de optie "Mesten en zaaien" is ingeschakeld, worden de gegevens voor het afdraaimenu voor zaaigoed en mest afzonderlijk weergegeven. Gegevens voor afdraaimenu voor zaaigoed Gegevens voor afdraaimenu voor mest 124

Informatiemenu 8.8 Werktuiginstelling Druk op deze knop om naar het weergavemenu met de werktuiginstellingen te gaan. In dit menu worden de volgende gegevens weergegeven: Serienummer Ingestelde werkbreedte Aantal zaaischaren Aantal terugleidingen Ingestelde mm/impuls van het aandrijvingswiel Aantal scharen in rijpaden Informatie over de rijpadeninstelling Uitvoering van de zaaibuiscontrole (optie) 125

Informatiemenu 8.9 Softwareversie Druk op deze toets om de softwareversie van het werktuig weer te geven. Softwareversie menu's Softwareversie Solitronic-bedieningspaneel Softwareversion Gateway (bij ISOBUS-uitvoering) Softwareversie taakcomputer 8.9.1 Beeldschermomschakeling op het ISOBUS-bedieningspaneel Bij gebruik met meerdere ISOBUS-bedieningspanelen kan de machinebediening naar een ander ISOBUS-bedieningspaneel overgeschakeld worden. Druk meerdere malen op deze toets tot de machinebediening op het gewenste ISOBUS-bedieningspaneel verschijnt. Deze toets wordt alleen weergegeven wanneer twee of meerdere ISOBUS-bedieningspanelen op de ISOBUS zijn aangesloten. 126

Precision-Farming 9 PRECISION-FARMING 9.1 ISOBUS Taskcontroller De volgende gegevens kunnen worden opgeslagen: Toestand rijpad Gewenste uitrijhoeveelheid Bedrijfstoestand Totaal uitgereden volume Ingezaaid oppervlak Totale bedrijfstijd 9.2 GPS-aansluiting LH 5000 De gegevens worden overgedragen via een seriële aansluitingskabel met LH 5000-protocol. De volgende gegevens kunnen worden opgeslagen: Huidige ingestelde uitrijhoeveelheid 127

Precision-Farming 9.3 Actieve hoeveelheidsregeling De deeloppervlakspecifieke uitbrenghoeveelheid kan per ISOBUStaskcontroller of via de GPS-aansluiting LH 5000 worden ingesteld. De deeloppervlakspecifieke uitrijhoeveelheid wordt door de GPS-ontvanger naar de elektronische besturing verzonden en tijdens het rijden overgenomen. U schakelt dit in in het invoermenu, zie "Deeloppervlakspecifiek uitrijden met GPS, pagina 109". Wanneer een gewenste hoeveelheid is ingesteld, verschijnt dit pictogram in het bedrijfsmenu. De deeloppervlakspecifieke uitrijhoeveelheid kan op elk moment worden aangepast, zie "De zaaihoeveelheid veranderen, pagina 59". 128

Zekeringen 10 ZEKERINGEN De elektronische zaaimachinebesturing kent in totaal vier zekeringen, die het systeem, de koppeldoos (1) en de taakcomputer (2) beveiligen tegen overbelasting. De positie van de zekeringen vind u in de hierna volgende afbeeldingen. 4 2 3 1 5 Zekering Stroomsterkte 2 1 3 5 4 25 5 40 129