De raad van de gemeente Hengelo, gezien het voorstel van de fractie van Pro Hengelo met registratienummer 382188 en gelet op de artikelen 155a t/m 155f van de Gemeentewet, b e s l u i t : vast te stellen de volgende verordening en de toelichting daarop: VERORDENING OP HET RECHT VAN ONDERZOEK 2011 Definities Artikel 1. In deze verordening wordt verstaan onder: a. de burgemeester: de burgemeester van de gemeente Hengelo; b. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hengelo; c. onderzoek: onderzoek als bedoeld in artikel 155a van de Gemeentewet, omschreven in artikel 2, eerste lid, eerste volzin; d. de raad: de gemeenteraad van de gemeente Hengelo; e. onderzoekscommissie: een commissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet. Recht van onderzoek Artikel 2. 1. De raad kan op voorstel van een of meer van zijn leden een onderzoek naar het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur instellen. Een voorstel tot het instellen van een onderzoek moet schriftelijk worden ingediend bij de voorzitter van de raad. 2. Het onderwerp van onderzoek dient betrekking te hebben op een onderdeel of aspect van het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur. Besluit tot instellen van een onderzoek; onderzoekscommissie Artikel 3. 1. Het besluit tot het instellen van een onderzoek omvat een omschrijving van het onderwerp van onderzoek, alsmede een toelichting. Deze omschrijving kan hangende het onderzoek door de raad worden gewijzigd. 2. Indien de raad besluit tot het instellen van een onderzoek stelt hij in de eerstvolgende raadsvergadering na dat besluit een onderzoekscommissie in bestaande uit vijf leden
van de raad, van wie de raad één lid aanwijst als voorzitter; de onderzoekscommissie wijst uit haar midden een plaatsvervangend voorzitter aan. Bij de samenstelling van de onderzoekscommissie zorgt de raad voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde groeperingen. De raad wijst tevens een genoegzaam aantal plaatsvervangende leden aan. 3. Bij de instelling van de onderzoekscommissie stelt de raad nadere regels vast met betrekking tot de rapportage van de onderzoekscommissie aan de raad. 4. De onderzoekscommissie kan de bij deze verordening verleende bevoegdheden slechts uitoefenen, indien de meerderheid van haar leden aanwezig is. De onderzoekscommissie besluit met volstrekte meerderheid van stemmen. 5. De bevoegdheden en werkzaamheden van een onderzoekscommissie worden niet geschorst door het aftreden van de raad. 6. De onderzoekscommissie blijft bestaan totdat de raad heeft besloten haar te ontbinden. 7. Op het besluit tot instelling van een onderzoek en tot instelling van een onderzoekscommissie zijn de artikelen 139, tweede lid, 140 en 141 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Voorzitter/plaatsvervangend voorzitter Artikel 4. De voorzitter, en bij ontstentenis of belet van de voorzitter de plaatsvervangend voorzitter: 1. is belast met: a. het leiden van de vergaderingen van de onderzoekscommissie; b. het handhaven van de orde tijdens de vergaderingen van de onderzoekscommissie; c. het doen naleven van bij of krachtens deze verordening gestelde regels; d. hetgeen deze verordening hem verder opdraagt en hetgeen noodzakelijk is om de voortgang van de werkzaamheden van de onderzoekscommissie te bevorderen; e. het optreden namens de onderzoekscommissie in vergaderingen met de raad, commissies van de raad en het college, en bij contacten met derden waaronder de pers; 2. heeft de dagelijkse leiding over de (plaatsvervangend) griffier van de onderzoekscommissie, eventuele onderzoeksmedewerkers, ambtenaren die ambtelijke bijstand verlenen en externe adviseurs. Beëindiging van het lidmaatschap Artikel 5. 1. Het lidmaatschap van de onderzoekscommissie eindigt indien:
a. de raad besluit tot opheffing van de onderzoekscommissie; b. een lid ophoudt lid te zijn van de raad; c. de onderzoekscommissie besluit een lid van haar commissie te horen; d. een lid ontslag neemt. 2. Een lid van de onderzoekscommissie kan op elk moment ontslag nemen. Hiervan brengt het betreffende lid de raad en de voorzitter van de onderzoekscommissie zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte. 3. In openstaande vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien. 4. De leden 1 tot en met 3 zijn van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangende leden. 5. Indien de voorzitter of een lid van de onderzoekscommissie in de loop van het onderzoek vermoedt dat een probleem dreigt te ontstaan vanwege belangenverstrengeling van hemzelf dan wel van een ander lid van de onderzoekscommissie, of omdat anderszins de onafhankelijkheid van de onderzoekscommissie in het geding is, doet hij hiervan terstond melding aan de onderzoekscommissie. 6. De onderzoekscommissie bespreekt het gesignaleerde probleem en handelt ter zake naar bevind van zaken. In de te maken afweging staat de onafhankelijkheid van de onderzoekscommissie voorop. 7. Een melding als bedoeld in het vijfde lid en de bespreking als bedoeld in het zesde lid maken onderdeel uit van de bevindingen van de onderzoekscommissie. Griffier en plaatsvervangend griffier van de onderzoekscommissie; ambtelijke bijstand Artikel 6. 1. De raad wijst een medewerker van de griffie aan als griffier van de onderzoekscommissie; de raad wijst tevens een medewerker van de griffie aan als plaatsvervangend griffier. De griffier, en bij ontstentenis of belet van de griffier de plaatsvervangend griffier, zijn bij iedere vergadering van de onderzoekscommissie aanwezig. 2. De voorzitter van de onderzoekscommissie kan onder opgaaf van redenen om ambtelijke bijstand verzoeken. Omtrent dergelijke verzoeken beslist de raad binnen twee weken na de ontvangst daarvan. 3. Indien ambtenaren, belast met de ambtelijke bijstand van de onderzoekscommissie, ambtshalve aanwezig zijn bij een besloten hoorzitting als bedoeld in artikel 11, zevende lid, bewaren zij geheimhouding over hetgeen hun tijdens deze hoorzitting ter kennis komt.
Mededeling verwachte duur onderzoek Artikel 7. 1. Alvorens te beginnen met het horen van personen bericht de voorzitter van de onderzoekscommissie de raad omtrent de tijd die naar verwachting nodig zal zijn voor het onderzoek. 2. Indien het zich naar het oordeel van de onderzoekscommissie laat aanzien dat het onderzoek niet zal zijn afgerond binnen de daarvoor aangegeven tijd, doet de voorzitter van de onderzoekscommissie daarvan onverwijld melding aan de raad. Wijziging omschrijving onderwerp onderzoek Artikel 8. 1. Indien hangende het onderzoek de onderzoekscommissie van mening is dat de omschrijving van het onderwerp van onderzoek gewijzigd dient te worden, doet zij de raad een voorstel de omschrijving te wijzigen. 2. Omtrent een voorstel bedoeld in het eerste lid beslist de raad zo spoedig mogelijk. 3. Op het besluit tot wijziging van de omschrijving van het onderwerp van een onderzoek zijn de artikelen 139, tweede lid, 140 en 141 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Vergaderingen onderzoekscommissie Artikel 9. 1. De onderzoekscommissie vergadert indien de voorzitter of ten minste twee leden dat nodig acht(en). 2. De voorzitter van de onderzoekscommissie bepaalt plaats en tijdstip van de vergaderingen van de onderzoekscommissie niet zijnde hoorzittingen en brengt die schriftelijk ter kennis van de leden van de onderzoekscommissie. Indien de vergadering van de onderzoekscommissie een hoorzitting betreft, bepaalt de voorzitter van de onderzoekscommissie plaats en tijdstip van de hoorzitting en brengt die ter openbare kennis. Deze openbare kennisgeving vindt plaats door middel van een mededeling in een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad en via de gemeentelijke website. 3. De voorzitter roept de leden van de onderzoekscommissie ten minste twee weken voor de vergadering van de onderzoekscommissie niet zijnde een hoorzitting schriftelijk op. Indien de vergadering van de onderzoekscommissie een hoorzitting betreft, roept de voorzitter de leden van de onderzoekscommissie, getuigen en deskundigen ten minste twee weken voor de hoorzitting schriftelijk op, een en ander met inachtneming voor
zover van toepassing - van het bepaalde in artikel 12, eerste lid. Indien de vergadering van de onderzoekscommissie een hoorzitting betreft, kunnen de getuigen en deskundigen, binnen drie werkdagen na verzending van de oproep, onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de hoorzitting te wijzigen. De beslissing van de voorzitter op deze verzoeken wordt uiterlijk één week voor het tijdstip van de hoorzitting aan de betrokken getuige(n) of deskundige(n) medegedeeld. 4. De vergaderingen van de onderzoekscommissie vinden alleen doorgang als de meerderheid van de commissieleden aanwezig is. 5. De vergaderingen van de onderzoekscommissie niet zijnde hoorzittingen zijn besloten. 6. De onderzoekscommissie kan in een besloten vergadering, op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de onderzoekscommissie worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering van de onderzoekscommissie behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de onderzoekscommissie haar opheft. Nadat de onderzoekscommissie door de raad is ontbonden, komt de bevoegdheid tot het opheffen van geheimhouding aan de raad toe. 7. De verordening op de raadscommissies is niet van toepassing op vergaderingen van de onderzoekscommissie. Informatie Artikel 10. 1. Leden en gewezen leden van de raad, de burgemeester en gewezen burgemeesters, wethouders en gewezen wethouders, personen die de rekenkamerfunctie uitoefenen, leden en gewezen leden van een door de raad, het college of de burgemeester ingestelde commissie, ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn verplicht te voldoen aan een vordering van de onderzoekscommissie tot het verschaffen van inzage in, het nemen van afschrift van of het anderszins laten kennisnemen van alle bescheiden waarover zij beschikken en waarvan naar het redelijk oordeel van de onderzoekscommissie inzage, afschrift of kennisneming anderszins voor het doen van een onderzoek nodig is. Indien de onderzoekscommissie informatie wenst die het gemeentebestuur niet onder zich heeft, bevordert het college dat deze de onderzoekscommissie eveneens ter beschikking komt.
2. Indien een vordering als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op bescheiden die afkomstig zijn van een instelling van de Europese Unie of van het Rijk en kennisneming van die bescheiden door de onderzoekscommissie het belang van de Europese Unie of de Staat kan schaden, wordt niet dan met toestemming van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de vordering voldaan. 3. Ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn gehouden om aan een onderzoek alle door de onderzoekscommissie gevorderde medewerking te verlenen. Getuigen en deskundigen Artikel 11. 1. Personen genoemd in artikel 10, eerste lid, zijn verplicht te voldoen aan een oproep van de onderzoekscommissie om als getuige of deskundige te worden gehoord. 2. Een getuige of deskundige die door de onderzoekscommissie wordt gehoord, is niet tevens lid van de onderzoekscommissie. 3. De getuigen zijn verplicht getuigenis af te leggen. 4. De deskundigen zijn verplicht hun diensten onpartijdig en naar beste weten als zodanig te verlenen. 5. De onderzoekscommissie kan besluiten dat getuigen uitsluitend worden verhoord na het afleggen van een eed of belofte. Een dergelijk besluit dient genomen worden voordat de eerste getuige of deskundige is gehoord. De getuigen leggen alsdan dan in de vergadering van de onderzoekscommissie, in handen van de voorzitter, de eed of belofte af dat zij de gehele waarheid en niets dan de waarheid zullen zeggen. 6. De getuigen en deskundigen worden in een openbare hoorzitting van de onderzoekscommissie gehoord. 7. De onderzoekscommissie kan om gewichtige redenen besluiten een verhoor of een gedeelte daarvan niet in het openbaar af te nemen. De leden en plaatsvervangende leden van de onderzoekscommissie bewaren geheimhouding over hetgeen hun tijdens een besloten hoorzitting ter kennis komt. 8. Een getuige is gerechtigd zich tijdens het verhoor te laten bijstaan. Om gewichtige redenen kan de onderzoekscommissie besluiten, dat een getuige zonder bijstand wordt gehoord. 9. Verklaringen die zijn afgelegd voor de onderzoekscommissie kunnen, behalve in het geval van artikel 207, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, niet als bewijs in rechte gelden.
Oproeping getuigen en deskundigen Artikel 12. 1. De brief, houdende de oproep van getuigen en deskundigen wordt aangetekend verzonden of tegen gedagtekend ontvangstbewijs uitgereikt. De oproep van de onderzoekscommissie gaat in ieder geval vergezeld van het besluit van de raad als bedoeld in artikel 3, eerste lid, en deze verordening. 2. De onderzoekscommissie kan bevelen dat getuigen en deskundigen bedoeld in artikel 11, eerste lid, die, hoewel opgeroepen in overeenstemming met het eerste lid, niet zijn verschenen, door de openbare macht voor hen worden gebracht om aan hun verplichting te voldoen. De onderzoekscommissie stelt de getuige of deskundige hiervan schriftelijk in kennis op de wijze, bedoeld in het eerste lid. In de beschikking wordt een termijn gesteld waarbinnen de belanghebbende de tenuitvoerlegging kan voorkomen door alsnog aan zijn verplichting te voldoen. 3. Op een beschikking als bedoeld in het eerste en het tweede lid is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. Vrijwillige medewerking/inschakelen derden Artikel 13. 1. De onderzoekscommissie kan buiten de personen genoemd in artikel 10, eerste lid, tevens anderen verzoeken om medewerking aan het onderzoek te verlenen. Deze medewerking geschiedt slechts op vrijwillige basis. 2. De onderzoekscommissie kan besluiten derden in te schakelen voor het uitvoeren van opdrachten die zij in het kader van de onderzoeksopdracht en de uitoefening van haar taak nodig acht. 3. De onderzoekscommissie kan in het belang van het onderzoek in beslotenheid met een ieder informatieve gesprekken voeren, welke als zodanig geen onderdeel van het onderzoek uitmaken. Er bestaat hiertoe geen plicht tot medewerking. Verschoningsrecht Artikel 14. 1. Niemand kan genoodzaakt worden aan de onderzoekscommissie geheimen te openbaren, voor zover daardoor onevenredige schade zou worden toegebracht aan het belang van de uitoefening van zijn beroep, dan wel aan het belang van zijn onderneming of de onderneming waarbij hij werkzaam is of is geweest. 2. Zij die uit hoofde van hun ambt, beroep of betrekking tot geheimhouding verplicht zijn, kunnen zich verschonen getuigenis af te leggen, doch uitsluitend met betrekking tot
hetgeen waarvan de wetenschap aan hen als zodanig is toevertrouwd. Zij kunnen inzage, afschrift of kennisneming anderszins weigeren van bescheiden of gedeelten daarvan tot welke hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt. 3. De burgemeester en gewezen burgemeesters, wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen leden van een door het college of de burgemeester ingestelde commissie, ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het college aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn niet verplicht aan artikel 10, eerste en derde lid, en artikel 11, derde lid, te voldoen, indien het verstrekken van de inlichtingen in strijd is met het openbaar belang. 4. De onderzoekscommissie kan verlangen dat een beroep op strijd met het openbaar belang als bedoeld in het derde lid wordt bevestigd door het college, of, voor zover de inlichtingen betrekking hebben op het door de burgemeester gevoerde bestuur, door de burgemeester. Orde tijdens hoorzittingen Artikel 15. 1. De voorzitter van de onderzoekscommissie regelt de gang van zaken tijdens de hoorzitting. De hoorzitting kan door hem worden geschorst. 2. De voorzitter kan, indien de orde tijdens de hoorzitting dat naar zijn oordeel vereist, een of meer aanwezigen de toegang tot de hoorzitting ontzeggen, de hoorzitting zonder hen voortzetten of de hoorzitting staken. 3. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare hoorzittingen bijwonen. 4. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden. 5. Degenen die tijdens de hoorzitting geluid- dan wel beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Verslagen van vergaderingen Artikel 16. 1. De griffier van de onderzoekscommissie draagt zorg voor de verslaglegging van de vergaderingen van de onderzoekscommissie. Onverminderd het overigens in deze verordening bepaalde worden de verslagen van de vergaderingen van de onderzoekscommissie niet in de openbaarheid gebracht. 2. Het verslag vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid voor zover van belang.
3. Het verslag houdt een zakelijke vermelding in van wat over en weer is gezegd en wat verder ter vergadering van de onderzoekscommissie is voorgevallen. 4. Het verslag verwijst naar de op de vergadering van de onderzoekscommissie overgelegde bescheiden, die aan het verslag kunnen worden gehecht. 5. De verslagen worden vastgesteld door de onderzoekscommissie. De verslagen wordt ondertekend door de voorzitter en de griffier bij ontstentenis of belet van de griffier door de plaatsvervangend griffier - van de onderzoekscommissie. 6. De verslagen worden als bijlage(n) bij de bevindingen van de onderzoekscommissie gevoegd. 7. Verslagen van verhoren als bedoeld in artikel 11, zevende lid, zijn vertrouwelijk. Bevindingen onderzoekscommissie; verslag aan de raad Artikel 17. 1. De bevindingen van de onderzoekscommissie met bijlagen worden op schrift gesteld en aan de raad ter hand gesteld, met dien verstande dat de raad de verslagen bedoeld in artikel 16, zevende lid, en verslagen van vergaderingen van de onderzoekscommissie niet zijnde hoorzittingen slechts onder geheimhouding krijgt. 2. Na afloop van het onderzoek en voorts zo dikwijls de onderzoekscommissie het nodig oordeelt dan wel de raad daartoe besluit, doet de onderzoekscommissie van haar bevindingen verslag aan de raad. Citeertitel Artikel 18. Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening op het recht van onderzoek 2011. Inwerkingtreding Artikel 19. Deze verordening treedt in werking op 2 maart 2011.