Dit jaarverslag werd door de Commissie goedgekeurd op 23 oktober 2017.

Vergelijkbare documenten
COMMISSION FÉDÉRALE DE DÉONTOLOGIE FEDERALE DEONTOLOGISCHE COMMISSIE

Huishoudelijk reglement van de Federale Deontologische Commissie aangenomen op 8 september 2016

DEONTOLOGIE TITEL 1. ALGEMENE BEPALING. Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. TITEL 2.

DEONTOLOGIE. Wet van 6 januari 2014 houdende oprichting van een Federale Deontologische Commissie 1 TITEL 1. ALGEMENE BEPALING.

Het Brussels model van Goed Bestuur

PARLEMENTAIRE OVERLEGCOMMISSIE

FEDERALE DEONTOLOGISCHE COMMISSIE. Advies 2016/1 van 14 december 2016

CONTROLE OP DE VERKIEZINGSUITGAVEN EN DE BOEKHOUDING VAN DE POLITIEKE PARTIJEN. Statuten van de commissie 1. Artikel 1

MANDATENLIJST EN VERMOGENSAANGIFTE

Gedragscode voor de leden van het Europees Parlement inzake financiële belangen en belangenconflicten

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

RAAD VAN STATE. Gecoördineerde wetten van 12 januari 1973 op de Raad van State (artikelen 2, 3, 3bis, 4, 6bis, 84, 85, 85bis)

CONTROLE OP DE VERKIEZINGSUITGAVEN EN DE BOEKHOUDING VAN DE POLITIEKE PARTIJEN. Huishoudelijk reglement van de commissie 1

BIJLAGE I GEDRAGSCODE VOOR DE LEDEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT INZAKE FINANCIËLE BELANGEN EN BELANGENCONFLICTEN

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

VLAAMS PARLEMENT DECREET. houdende oprichting van een Kinderrechtencommissariaat. van Kinderrechtencommissaris. Artikel 1

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE TITEL II. - BEVOEGDHEID VAN DE AFDELING WETGEVING

21 MEI Koninklijk besluit houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen.

Deontologische commissie huishoudelijk reglement

VR DOC.0332/2BIS

Advies van 10 maart 2014 met betrekking tot de wijziging van het koninklijk besluit van 22 november 1990

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

NATURALISATIES. Huishoudelijk reglement van de commissie (Aangenomen door de plenaire vergadering op 28 februari 2002) Artikel 1

Coordinatie--Rechten--patient--Samenstelling-werking--KB doc

HERZIENING VAN DE GRONDWET. Herziening van de Grondwet, teneinde de Senaat af te schaffen. (Voorstel van de heer Bart Laeremans c.s.

Uittreksel uit de pocket Het statuut van de lokale mandataris. 4.1 De cumulatie van een lokaal politiek mandaat met een parlementair mandaat 1

DEONTOLOGIE HOOFDSTUK I TOEPASSINGSGEBIED. Artikel 1

Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en. Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt :

VLAAMS PARLEMENT DEONTOLOGISCHE CODE. van de Vlaamse volksvertegenwoordigers inzake dienstverlening aan de bevolking REGLEMENT VAN ORDE

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Advies. Verplicht outplacement - Sanctie. Brussel, 30 oktober 2017

De commissie vergadert na bijeenroeping door de voorzitter of, als de voorzitter verhinderd is, de ondervoorzitter.

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten

VR DOC.1159/2BIS

5 JULI Koninklijk besluit tot oprichting van een nationale raad voor dringende geneeskundige hulpverlening.

A. Inleiding. beroepen. 2 Hervorming verschenen in het Publicatieblad van de Europese Unie L158 van 27 mei 2014.

Decreet van 5 mei 2006 houdende de erkenning van de Vlaamse Gebarentaal

FEDERALE DEONTOLOGISCHE COMMISSIE. Advies nr. 2017/1 van 3 mei 2017

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

A. Inleiding. De Hoge Raad had zijn advies uitgebracht op 7 september 2017.

VR DOC.1379/1BIS

EUROPEES PARLEMENT. Commissie begrotingscontrole

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning van beoefenaars van paramedische beroepen

De VLAAMSE RAAD heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt :

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN, VOLKSGEZONDHEID EN LEEFMILIEU

WETBOEK VAN ECONOMISCH RECHT. Boek XIII

TOELICHTING. 1. Doel van het protocolakkoord

12 JULI Koninklijk besluit tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling

OPENING VAN DE VERGADERING SAMENSTELLING VAN HET BUREAU

NOTULEN ZITTING VAN 7 JANUARI 2013.

VLAAMS MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE EN SPORT NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Art.1: Doelstelling van de Stedelijke Raad voor Cultuurbeleid

0296/05/N en 0302/05/N Tuchtcommissie van 13 juni 2006 (tussenbeslissing; beroep aangetekend)

Benoeming van de griffier

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING. - Ontwerp van decreet houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B - Definitieve goedkeuring

Hij doet de Regering de adviezen en aanbevelingen geworden die door de Hoge Raad zijn aangenomen.

Wat betreft het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap werd de gewijzigde regeling inzake politiek verlof reeds principieel goedgekeurd op 27 oktober

REGLEMENT BEZWAARSCHRIFTEN PUBLIEKE OMROEP

RAAD VOOR VERKIEZINGSBETWISTINGEN ARREST

Nationaal Actie Plan d A ction N ational HUISHOUDELIJK REGLEMENT VAN DE NAPAN TASK FORCE

CONTROLECOMMISSIE VOOR PRESTATIES VAN BODEMVERONTREINIGINGSDESKUNDIGEN EN BODEMSANERINGSAANNEMERS: HUISHOUDELIJK REGLEMENT

FSMA_2011_01 dd. 27 april 2011

HOOFDSTUK I Algemeen. Artikel 1 Dit decreet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 107quater van de Grondwet.

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening van de gemeente Jabbeke. Huishoudelijk reglement

Stuk 628 ( ) Nr. 1. Zitting december 2005 SAMENWERKINGSAKKOORD

Rolnummers 6797 en Arrest nr. 160/2018 van 22 november 2018 A R R E S T

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 23 mei

Gelet op de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016

OPENING VAN DE VERGADERING SAMENSTELLING VAN HET BUREAU

Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de samenstelling en de werking van de Vlaamse Raad voor Dierenwelzijn

HUISHOUDELIJK REGLEMENT VAN DE VLAAMSE TOEZICHTCOMMISSIE VOOR HET ELEKTRONISCHE BESTUURLIJKE GEGEVENSVERKEER

OPENING VAN DE VERGADERING SAMENSTELLING VAN HET BUREAU

DECREET STRATEGISCHE ADVIESRADEN goedgekeurd door het Vlaams Parlement op 9 juli 2003 HOOFDSTUK I. Definities en toepassingsgebied.

voor de vaststelling van ruimtelijke uitvoeringsplannen, vermeld in artikel 3, de toepasselijke procedureregels van de Vlaamse Codex Ruimtelijke

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

WERKGROEP REGLEMENT VAN ORDE VAN DE EURO-MEDITERRANE PARLEMENTAIRE VERGADERING

OPENING VAN DE VERGADERING SAMENSTELLING VAN HET BUREAU

OPENING VAN DE VERGADERING SAMENSTELLING VAN HET BUREAU

Voorstel van bijzonder decreet. houdende de organisatie van volksraadplegingen in het Vlaamse Gewest

OPENING VAN DE VERGADERING SAMENSTELLING VAN HET BUREAU

Rolnummer Arrest nr. 26/2014 van 6 februari 2014 A R R E S T

OPENING VAN DE VERGADERING SAMENSTELLING VAN HET BUREAU

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Titel. Inhoudstafel Tekst Begin

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

36840 BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE

A R R E S T. samengesteld uit voorzitter M. Melchior en de rechters-verslaggevers J.-P. Moerman en E. De Groot, bijgestaan door de griffier L.

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 24 april

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

REGLEMENT BETREFFENDE DE SAMENSTELLING VAN HET BUREAU VAN DE HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE

VERZOEKEN OM ADVIES VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE

ADVIES Nr 10 / 2001 van 25 APRIL 2001

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 29 april

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

ADVIES Nr 04 / 2003 van 10 februari 2003

Transcriptie:

Mijnheer de Voorzitter van de Kamer van volksvertegenwoordigers, Dames en heren volksvertegenwoordigers, Wij hebben de eer u het jaarverslag 2016-2017 van de Federale Deontologische Commissie te bezorgen, zoals voorgeschreven in artikel 13 van de wet van 6 januari 2014 houdende oprichting van een Federale Deontologische Commissie. Dit jaarverslag werd door de Commissie goedgekeurd op 23 oktober 2017. We wensen u er een goede ontvangst van. De Commissie houdt zich ter uwer beschikking alsook tot die van de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers, om het jaarverslag voor te stellen, toe te lichten en te bespreken. Met de meeste hoogachting, Danny PIETERS Voorzitter 2016-2017 Françoise TULKENS Voorzitster2017-2018

JAARVERSLAG 2016-2017 1. Inleiding 1.1. De Federale Deontologische Commissie (hierna "de Commissie" genoemd) werd opgericht bij de wet van 6 januari 2014 houdende oprichting van een Federale Deontologische Commissie (hierna "de wet van 6 januari 2014" genoemd). De oprichting van de Commissie is een uitvloeisel van het Institutioneel Akkoord van 11 oktober 2011, dat tot de Zesde Staatshervorming heeft geleid. De Commissie is samengesteld uit twaalf leden, van wie zes Nederlandstalige en zes Franstalige. Deze leden zijn ofwel voormalige magistraten, ofwem voormalige of dienstdoende universiteitsprofessoren, ofwel oud-leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers of van de Senaat, ofwel voormalige openbare mandatarissen zoals bepaald in artikel 2, 2 tot 10, van de wet van 6 januari 2014. Ten hoogste twee derden van de leden zijn van hetzelfde geslacht. 1.2. De Commissie wordt ingesteld als een vast orgaan van de Kamer van volksvertegenwoordigers en heeft als taak om, op vraag van een openbaar mandataris, vertrouwelijke adviezen te verstrekken over een deontologische kwestie, dan wel algemene adviezen en aanbevelingen te formuleren op eigen initiatief of op verzoek van de Kamer, de Senaat of de regering. Ze kan ook vertrouwelijke adviezen verstrekken op verzoek van een minister of staatssecretaris. 1.3. Overeenkomstig artikel 13 van de wet van 6 januari 2014 stelt de Commissie een verslag van haar activiteiten op en presenteert ze dit jaarlijks aan de Kamer van volksvertegenwoordigers. Tijdens haar vergadering van 6 juli 2017 heeft de Commissie beslist dat de frequentie waarmee ze haar verslagen opstelt, moet samenvallen met het parlementair jaar. Dit jaarverslag heeft dus betrekking op het parlementair jaar 2016-2017 en daarnaast op de periode vanaf de installatie van de Commissie op 13 juni 2016 tot aan het begin van het parlementair jaar 2016-2017. 2. Installatie 2.1. De Commissie werd officieel geïnstalleerd op 13 juni 2016, nadat haar leden tijdens de plenaire vergadering van de Kamer van volksvertegenwoordigers van 19 mei 2016 werden benoemd voor een periode van vijf jaar (zie het bericht dat is verschenen in het Belgisch Staatsblad van 26 mei 2016). Respectievelijk tijdens haar installatievergadering van 13 juni 2016 en haar vergadering van 29 juni 2016 heeft de Commissie haar twee voorzitters aangewezen, met name de heer Danny PIETERS, aangewezen uit de Nederlandstalige leden, en mevrouw Françoise TULKENS, aangewezen uit de Franstalige leden. 2.2 Tijdens de vergadering van 29 juni 2016 werd de leden ter kennis gebracht dat mevrouw Camille DIEU haar mandaat van lid van de Commissie neerlegde omdat het niet verenigbaar was met andere mandaten. Mevrouw Camille DIEU werd pas na de zesde oproep tot kandidaten vervangen door mevrouw Marie José LALOY (bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van 25 april 2017). Mevrouw Marie José LALOY werd door de Kamer in de categorie gewezen Kamerleden en/of Senatoren aangesteld tijdens de plenaire vergadering van 22 juni 2017 (zie de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van 29 juni 2017). 1

Teneinde het aantal mogelijke kandidaten voor een mandaat binnen de Federale Deontologische Commissie te verruimen en aldus de samenstelling ervan te vereenvoudigen, hebben de voorzitters van de erkende politieke Kamerfracties een wetsvoorstel ingediend tot wijziging van artikel 9 van de wet van 6 januari 2014 (Parl. St. Kamer, 2016-2017, DOC 54 nr. 2546/001). Dientengevolge zou de hoedanigheid van commissielid verenigbaar zijn met elk lokaal openbaar mandaat. 2.3 Tijdens de vergadering van 29 juni 2016 heeft de Commissie haar huishoudelijk reglement aangenomen. Dat kan worden geraadpleegd op de website van de Commissie, die beschikbaar is via de link op de website van de Kamer van volksvertegenwoordigers (http://www.dekamer.be). 2.4 Eveneens tijdens de vergadering van 29 juni 2016 heeft de Commissie tot slot de samenstelling van haar kamers bij lottrekking bepaald. Overeenkomstig artikel 6 van het huishoudelijk reglement worden deze kamers belast met de voorbereidende werkzaamheden van de Commissie (bezorging van de ontvangen adviesaanvragen, voorbereiding van de op eigen initiatief verleende adviezen enzovoort), waarbij de voorzitter en de ondervoorzitter samen van rechtswege één kamer vormen. De overige bij lottrekking samengestelde kamers bestaan uit: 1. mevrouw Jacqueline HERZET en de heer Frederik ERDMAN; 2. mevrouw Djamila BENBIHI en de heer Johan DE ROO; 3. de heer François-Xavier DE DONNEA en de heer Sabin S HEEREN; 4. de heer Melchior WATHELET en de heer Luc WILLEMS; 5. mevrouw Marie José LALOY en de heer Eddy BOUTMANS. 3. Opstellen van een Deontologische Code voor de federale openbare mandatarissen (m.u.v. de Kamerleden en Senatoren) 3.1 Artikel 5, 1, eerste lid, van de wet van 6 januari 2014 belast de Commissie met de redactie van een ontwerp van Deontologische Code die van toepassing is op de federale openbare mandatarissen bedoeld in artikel 2, 1, 2 tot 11, van voornoemde wet, dus niet op de leden van de Kamer en de Senaat, voor wie een respectievelijk door elke assemblee aangenomen Deontologische Code geldt (zie, wat de Kamer betreft, de bij het Reglement gevoegde Deontologische Code voor de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers, opgesteld met toepassing van artikel 163bis van het Reglement van de Kamer en die in plenum werd aangenomen op 19 december 2013; voor de Senaat, zie de bij het Reglement gevoegde Deontologische Code voor de leden van de Senaat, opgesteld met toepassing van artikel 74 van het Reglement van de Senaat). Overeenkomstig artikel 5, 1, tweede lid, van de wet van 6 januari 2014, wordt de Code goedgekeurd bij wet. 3.2 Vanaf haar installatie op 13 juni 2016, heeft de Commissie onmiddellijk de redactiewerkzaamheden voor het ontwerp van Deontologische Code aangevat, waarbij zij in juli en augustus 2016 een schriftelijke procedure heeft gevolgd. Zij heeft het ontwerp van Code eenparig aangenomen tijdens de op 8 en 28 september 2016 gehouden slotbesprekingen. 2

3.3 Op 12 oktober 2016 werd het ontwerp van Code aan de Voorzitter van de Kamer overgezonden, die het opgenomen heeft in zijn, als enige auteur ondertekende wetsvoorstel van 20 oktober 2016 tot wijziging van de wet van 6 januari 2014 houdende oprichting van een Federale Deontologische Commissie om er de Deontologische Code voor de openbare mandatarissen in te voegen (Parl. St. Kamer van volksvertegenwoordigers, 2016-2017, nr. 2098/001). De heer Peter DE ROOVER werd later als medeindiener toegevoegd (Parl. St. Kamer van volksvertegenwoordigers, 2016-2017, nr. 2098/002). Dit wetsvoorstel strekt ertoe de wet van 6 januari 2014 te wijzigen en de Deontologische Code als bijlage in deze wet in te voegen. De plenaire vergadering van de Kamer van 20 oktober 2016 nam het wetsvoorstel in overweging en verzond het naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt; de plenaire vergadering van 27 oktober 2016 verzond het voorstel daarna naar de commissie voor de Herziening van de Grondwet en de Hervorming van de Instellingen (hierna de commissie Grondwet genoemd). De heer Peter DE ROOVER heeft het wetsvoorstel op 22 november 2016 aan de commissie Grondwet toegelicht en de heer Marcel CHERON werd aangewezen als rapporteur. De commissie Grondwet heeft daarnaast beslist om de voorzitter van de Federale Deontologische Commissie uit te nodigen voor een hoorzitting. Op 17 januari 2017 werd de heer Danny PIETERS, voorzitter van de Commissie, in de commissie Grondwet gehoord. Hij heeft er de totstandkoming van het ontwerp van Code toegelicht en wees de parlementsleden er daarnaast nog op dat de wet uitermate strikte begrenzingen stelt inzake de vertrouwelijkheid van haar werkzaamheden en van de uitgebrachte adviezen. Hij overhandigde aan de Voorzitster van de commissie Grondwet enkele voorstellen ter zake. Sommige leden hebben vragen gesteld bij de gekozen wetgevende procedure voor de goedkeuring bij wet, waardoor de Deontologische Code als bijlage bij de wet houdende oprichting van de Commissie wordt gevoegd. 3.4 De Federale Deontologische Commissie heeft de Voorzitter van de Kamer bij brief op 14 maart 2017 gewezen op de noodzaak van een snelle behandeling van het wetsvoorstel DOC 54 nr. 2098/001, omdat de Commissie ingeval van een verzoek om individueel vertrouwelijk advies van een openbare mandataris geen Code had waarop zij zou kunnen steunen. Daarop werd de commissie Grondwet samengeroepen voor een vergadering op 21 maart 2017. De vergadering werd evenwel sine die uitgesteld omdat de op 7 maart 2017 geïnstalleerde werkgroep Politieke vernieuwing (binnen de schoot van commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt) ondertussen belast werd met de behandeling van het wetsvoorstel, waaraan eventueel voorstellen tot versterking van de rol van de Federale Deontologische Commissie zouden worden toegevoegd. 3.5 De werkgroep Politieke vernieuwing heeft op 11 mei 2017 aan de commissie Grondwet gevraagd om het wetsvoorstel DOC 54 nr. 2098/001 zo snel als mogelijk ten gronde te bespreken en heeft de schriftelijke opmerkingen van verschillende leden van de werkgroep mee overgezonden. Er was binnen de werkgroep ook consensus of minstens een meerderheid om over het ontwerp van Deontologische Code een advies te vragen aan Guberna (Instituut voor Bestuurders). 3

De Voorzitster van de commissie Grondwet wenste het standpunt van de Federale Deontologische Commissie te kennen met betrekking tot de opmerkingen van de leden van de werkgroep, vooraleer de bespreking van het wetsvoorstel DOC 54 nr. 2098/001 terug op de agenda van haar commissie te plaatsen. De Voorzitter van de Federale Deontologische Commissie heeft op 2 juni 2017 gereageerd op de opmerkingen van de leden van de werkgroep. De Voorzitter heeft daarbij onder meer gesteld dat indien de Kamer beslist dat de formulering van de inhoud van de ontwerpcode voor bespreking en amendering openstaat, de Deontologische Commissie niet anders kan dan daar akte van te nemen, maar dat de Commissie echter van mening is dat de Kamer de tekst van de ontwerpcode in zijn geheel best goedkeurt of de Commissie de opdracht geeft haar werk te herbeginnen, wat echter opnieuw het ten volle operationeel worden van het deontologisch mechanisme zou vertragen. Het wetsvoorstel DOC 54 nr. 2098/001 dat het ontwerp van Deontologische Code moet goedkeuren is op heden, bijna een jaar nadat het werd ingediend, dus nog steeds aanhangig bij de commissie Grondwet. De Commissie dringt bij de Kamer aan op een spoedige goedkeuring van het ontwerp van Deontologische Code (DOC 54 nr. 2098/001) en van de amendementen (DOC 54 nr. 2098/003), omdat anders op termijn een normale werking van de Commissie onmogelijk is. 4. Adviezen en aanbevelingen 4.1 Vertrouwelijke adviezen over specifieke kwesties met betrekking tot een openbaar mandataris Een verzoek om vertrouwelijk advies over een specifieke deontologische kwestie werd onontvankelijk verklaard op 14 december 2016, omdat de Commissie vaststelde dat, overeenkomstig de wet, alleen de dienstdoende federale openbaar mandatarissen bedoeld in de wet van 6 januari 2014 haar om advies mogen vragen. 4.2 Vertrouwelijke adviezen over specifieke kwesties met betrekking tot een minister of een staatssecretaris Er werd geen enkel verzoek ingediend. 4.3 Algemene adviezen en aanbevelingen aangaande deontologie, ethiek of belangenconflicten (op basis van een verzoek ondertekend door minstens een derde van de leden van de Senaat of door minstens vijftig leden van de Kamer) 4.3.1 Met toepassing van artikel 4, 2, eerste lid, van de wet van 6 januari 2014, heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers op 9 november 2016 de Commissie verzocht een algemeen advies te geven over misplaatste, respectloze, onhoffelijke of indecente uitspraken gedaan in het kader van de parlementaire debatten. Meer in het bijzonder vroeg de Kamer een voorstel van gefaseerde sanctiemogelijkheid te doen. Overeenkomstig artikel 8 van het Huishoudelijk reglement werd de aanvraag voor verslag naar een kamer van de Commissie verzonden. De kamer was samengesteld uit de Voorzitter, de heer Danny PIETERS, en de Ondervoorzitster, mevrouw Françoise TULKENS. 4

Het verslag van de aangestelde rapporteurs werd besproken in de vergadering van 14 december 2016, en het met eenparigheid geamendeerde advies werd aan de Kamer verzonden op 6 januari 2017 (zie http://www.dekamer.be/kvvcr/pdf_sections/deonto/fdc_advies_2016_1.pdf). De Commissie oordeelde dat ze, niettegenstaande het ontbreken van een Federale Deontologische Code, haar bevoegdheid ter zake rechtstreeks ontleent aan artikel 4, 2, eerste lid, van de wet van 6 januari 2014. Bijgevolg was de Commissie bevoegd een advies uit te brengen krachtens de vigerende wetgeving, de op 19 december 2013 aangenomen Deontologische Code voor de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers alsook de algemene deontologische beginselen. Ten gronde wees de Commissie vooreerst op artikel 2, 2, van de Deontologische Code voor de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers dat bepaalt dat de leden hun ambt moeten uitoefenen met inachtneming van onder meer de beginselen inzake waardigheid en verantwoordelijkheid, alsook met respect voor de reputatie van het Parlement. Het principe van de parlementaire onschendbaarheid zorgt er voor dat enkel interne gedragsregelingen storend gedrag in de assemblee kunnen sanctioneren, maar in voorkomend geval moeten ook die tuchtregelingen rekening houden met de zgn. freedom of speech of vrijheid van meningsuiting die parlementsleden genieten (zie jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens). De Commissie zag geen enkele reden om aan de bestaande tuchtmaatregelen van de Kamer nog meer sancties toe te voegen en wees op het belang van preventie. Er zou moeten voorkomen worden dat parlementsleden ten gevolge van blinde woede of gebruik van alcoholische of andere roesmiddelen aan de debatten deelnemen. De Commissie haalt aan dat op heel wat werkplekken vandaag het gebruik van alcohol verboden wordt of echt binnen de perken wordt gehouden, maar dat dit niet het geval is in de Kamer. De Kamer heeft op grond van een door de Commissie in de punten 15 en 17 van het advies gegeven rechtsvergelijkend overzicht van de interne tuchtregelingen in andere parlementen, beslist om na te gaan of, naar analogie met enkele andere Europese landen, de tuchtbevoegdheid in sommige gevallen in de Kamer kan worden gedeeld tussen de Voorzitter en een ander parlementair orgaan, zoals het Bureau of een bevoegde commissie, en of er kan overwogen worden een parlementslid aan wie tuchtmaatregelen werden opgelegd een beroepsmogelijkheid te geven, bvb. via een interne procedure. De Commissie zal aan de Voorzitter van de Kamer vragen welk gevolg de Kamer heeft gegeven aan haar advies. 4.3.2 Met toepassing van artikel 4, 2, eerste lid, van de wet van 6 januari 2014, heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers op 24 februari 2017 een verzoek tot algemeen advies over het statuut van de Voorzitter van de Kamer overgezonden aan de Federale Deontologische Commissie. Meer in het bijzonder vroeg de Kamer of de functie van Kamervoorzitter onverenigbaar is met de uitoefening van nevenfuncties, al dan niet bezoldigd, die hem in een situatie zou kunnen brengen waarbij een belangenconflict zou kunnen ontstaan. De Commissie werd bovendien uitgenodigd om in voorkomend geval aanbevelingen te formuleren over de aard en het bedrag van de vergoeding voor nevenfuncties. Overeenkomstig artikel 8 van het Huishoudelijk reglement werd de aanvraag voor verslag naar een kamer van de Commissie verzonden. De kamer was samengesteld uit de Ondervoorzitster, mevrouw Françoise TULKENS in plaats van de nog niet vervangen mevrouw Camille DIEU, en de heer Eddy BOUTMANS. 5

Het verslag van de aangestelde rapporteurs werd een eerste maal besproken in de vergadering van 19 april 2017, en het door de rapporteurs aangepaste advies werd met eenparigheid aangenomen op 3 mei 2017 (zie http://www.dekamer.be/kvvcr/pdf_sections/deonto/fdc_advies_2017_1.pdf). Het advies werd aan de Kamer verzonden op 16 mei 2017. De Commissie oordeelde dat ze, niettegenstaande het ontbreken van een Federale Deontologische Code, haar bevoegdheid ter zake rechtstreeks ontleent aan artikel 4, 2, eerste lid, van de wet van 6 januari 2014. Bijgevolg was de Commissie bevoegd een advies uit te brengen krachtens de vigerende wetgeving, de op 19 december 2013 aangenomen Deontologische Code voor de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers alsook de algemene deontologische beginselen (zie Advies nr. 2016/1 van 14 december 2016 van de Commissie, 9). De Commissie stelde ten gronde vooreerst vast dat er voor de Kamervoorzitter geen specifieke regels inzake onverenigbaarheid bestaan. Hetzelfde geldt voor de andere parlementaire assemblees in België en in de rest van Europa. De Kamervoorzitter is lid van de parlementaire vergadering en is bijgevolg onderworpen aan dezelfde verplichtingen als de andere leden. De Commissie heeft echter ook, vanuit een institutionele, materiële en organisatorische invalshoek onderzocht of de bijzondere positie van de voorzitter geen invloed zou moeten hebben op de draagwijdte van die verplichtingen als die op hem van toepassing zijn (belangenconflicten, beschikbaarheid, machtsconcentratie, maat houden en transparantie ingeval van cumul). De Commissie oordeelde dat het aan de Kamer toekomt te beslissen welke mate van vrijheidsbeperking in de uitoefening van nevenactiviteiten en welke mate van transparantie zij aan haar voorzitter wil opleggen, alsook in welke mate deze eveneens gelden voor andere bijzondere Kamerfuncties of voor alle Kamerleden. De Commissie formuleert daaromtrent de volgende aanbevelingen: - voorzie in een regeling van voorafgaand verlof inzake nevenfuncties; - breid de huidige transparantieverplichting uit tot alle nevenactiviteiten alsook tot alle financiële en andere daarmee verbonden voordelen. Deze maatregel kan worden uitgevoerd zowel door een voorafgaande aangifte als door een jaarlijks bekend te maken afrekening van de verworven inkomsten; - zorg ervoor dat dit alles publiek consulteerbaar is, met respect voor de privacybelangen van derden. De werkgroep Politieke vernieuwing van de Kamer heeft de behandeling van het Statuut van de Kamervoorzitter uitgesteld totdat de Commissie haar advies gegeven heeft en vermeldt dan ook het advies bij de documenten die ze in overweging heeft genomen (zie het verslag van de werkgroep, Parl. St. Kamer van volksvertegenwoordigers, 2016-2017, nr. 2584/001, p. 52). De Commissie stelt vast dat de werkgroep gedeeltelijk is ingegaan op haar aanbevelingen: - alle publieke politieke brutovergoedingen zullen op grond van de fiscale fiche worden bekendgemaakt; - de private vergoedingen zullen worden bekengemaakt binnen een vork (zie het verslag van de werkgroep, Parl. St. Kamer van volksvertegenwoordigers, 2016-2017, nr. 2584/001, p. 8). De aanbeveling om voor nevenfuncties van de voorzitter een regeling in te voeren van voorafgaand verlof heeft het evenwel niet gehaald. 6

4.4 Algemene adviezen of aanbevelingen op eigen initiatief Na een gedachtewisseling besloot de Commissie tijdens haar vergadering van 8 februari 2017 enkele onderwerpen aan haar kamers toe te bedelen met het oog op het uitbrengen van een advies of aanbeveling op eigen initiatief (zie artikel 4, 2, eerste lid, van de wet van 6 januari 2014): - belangenconflicten (publiek-publieke mandaten of publiek-private mandaten); - presentiegelden (omvang en werkelijke aanwezigheid). Het voorwerp werd naderhand uitgebreid tot het pecuniair statuut van de parlementsleden in het algemeen; - lobbyisme (invloed op de wetgevende procedure - contacten tussen parlements- en kabinetsleden met lobbyisten). Zoals hoger reeds vermeld, werd op 7 maart 2017 de werkgroep Politieke vernieuwing geïnstalleerd. Deze werkgroep besliste om enkele thema s te behandelen die nauw verband houden met de bevoegdheid ratione materiae van de Deontologische Commissie ( deontologie, ethiek en belangenconflicten ): - transparantie (mandatenlijst en vermogensaangifte / lobbyregister); - deontologie, ethiek en integriteit (met inbegrip van belangenconflicten); - statuut en vergoedingen; - decumulatie en onverenigbaarheden. De werkgroep was gebonden aan een strikte timing en moest zijn werkzaamheden eind juni 2017 beëindigen. Niettegenstaande de Commissie haar adviezen of aanbevelingen op korte termijn dient te doen (binnen zestig dagen na aanhangigmaking, zie artikel 20, 1, van de wet van 6 januari 2014), verbaast de Commissie zich erover dat zij door de Kamer niet werd aangezocht om de werkgroep bij te staan. Meer nog, de Commissie heeft hieromtrent geen enkel contact gehad met de werkgroep. De Commissie besliste daarop om het uitbrengen van voormelde adviezen of aanbevelingen op eigen initiatief met betrekking tot de in de werkgroep Politieke vernieuwing aanhangige onderwerpen, voorlopig op te schorten in de afwachting van het verslag van de werkgroep, dat op 18 juli 2017 werd gepubliceerd. De Commissie komt slechts sporadisch aan bod in het verslag. Zoals hoger vermeld heeft de werkgroep de behandeling van het Statuut van de Kamervoorzitter uitgesteld totdat de Commissie haar advies gegeven heeft. Daarnaast heeft de werkgroep het voormelde wetsvoorstel DOC 54 nr. 2098/001 niet echt behandeld, maar heeft ze de Commissie Grondwet wel gevraagd dit zo snel mogelijk te doen. Ten slotte was er binnen de werkgroep geen consensus om de Federale Deontologische Commissie nu reeds te evalueren, vermits zij nog maar op 13 juni 2016 geïnstalleerd is. De meeste leden van de werkgroep stonden niettemin negatief t.a.v. het toekennen van beslissingsbevoegdheid of sanctionerende mogelijkheden aan de Commissie. 7

4.5 Andere De Commissie is door de werkgroep "Politieke partijen" om advies gevraagd over de uitvoering van de aanbevelingen van de GRECO in het kader van de Vierde Evaluatieronde inzake de preventie van corruptie bij parlementsleden. De Commissie heeft dat verzoek om advies onontvankelijk bevonden, omdat het, als initiatief dat uitgaat van de Kamer of van een van haar organen, door vijftig leden van die Kamer had moeten zijn ondertekend. 5. Zitpenningen Artikel 14 van de wet van 6 januari 2014 bepaalt dat de Commissieleden zitpenningen ontvangen, waarvan het bedrag wordt vastgelegd door de Koning. Het bedrag van de zitpenningen van de commissieleden werd vastgesteld bij het koninklijk besluit van 10 september 2017 (Belgisch Staatsblad van 19 september 2017) (125 euro per vergadering voor de gewone leden, het dubbele voor de voorzitter en de ondervoorzitter). 6. Conclusie De Commissie kende een vlotte opstart, en is erin geslaagd om binnen de wettelijke termijn van drie maanden een ontwerp van Deontologische Code voor de federale openbare mandatarissen ter goedkeuring aan de Kamer van volksvertegenwoordigers voor te leggen. De Commissie formuleerde reeds twee algemene adviezen op basis van een verzoek ondertekend door minstens vijftig leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Deze adviezen kwamen op een heel constructieve wijze tot stand en werden unaniem door alle leden van de Commissie goedgekeurd. De Commissie dringt bij de Kamer aan op een spoedige goedkeuring van het ontwerp van Deontologische Code (DOC 54 nr. 2098/001) en van de amendementen (DOC 54 nr. 2098/003), omdat anders op termijn een normale werking van de Commissie onmogelijk is. De Commissie heeft de aan de gang zijnde uitwerking van algemene adviezen op eigen initiatief opgeschort in afwachting van het verslag van de werkgroep Politieke vernieuwing. De uitwerking van de adviezen zal worden hernomen tijdens het jaar 2017-2018. Sinds de installatie van de Commissie is de noodzaak van of het gebrek aan deontologie in sommige sectoren meer dan ooit het voorwerp van discussie. Op allerlei beleidsniveaus, gaande van het lokale niveau tot het Europees niveau, werden recentelijk deontologische commissies ingesteld of is men daarmee bezig. De Commissie is er dan ook van overtuigd dat zij ten aanzien van federale parlementsleden en federale openbare mandatarissen in de zin van de wet van 6 januari 2014 een belangrijke rol kan spelen. 8