OPDRACHT 5 BEHEER VAN BOSPLANTSOEN Definitie bosplantsoen Bosplantsoen is een houtachtige beplanting met inheemse gewassen Definitie inheemse plant Een inheemse plant is een plant die al zeer lange tijd (vanaf de laatste IJstijd) in Nederland van nature voorkomt en zichzelf in stand kan houden Ongeveer 1500 soorten in Nederland Voorbeelden van houtachtigen die in bosplantsoen gebruikt worden Boomvormers Betula pendula Quercus robur Fagus sylvatica Fraxinus excelsior Struikvormers Cornus mas Ligustrum vulgaris Cornus alba Corylus avellana Hippophae rhamnoides Acer campestre
Functies van bosplantsoen aantrekkelijker (groener maken) leefomgeving inrichten landschap - inrichten van het landschap: Noordoostpolder- windkering beschutting bieden privacy -kampeerterrein bosplantsoen voor privacy en beschutting- schuilgelegenheid verkeersgeleiding voorkomen van erosie camouflage
houtproductie Beplantingsvormen: Afhankelijk van het doel van de beplanting, wordt een beplantingsvorm gekozen houtwal: bomen vakbeplanting: bomen en struiken vakbeplanting: struiken struweel: struiken kreupelhout hakhout hagen Kijk vooraf goed op welke manier het doel gehaald kan worden en stel de volgende vragen: Wat is de functie? Welke beplantingsvorm past daarbij? Hoe ziet het eindbeeld er uit? Welke plantensoorten ga ik gebruiken? Vermeerderingsmethoden: Zaaien Voor- en nadelen: veel nakomelingen per moederplant niet identiek (niet gelijk), dus meer variatie in nakomelingen goedkoop doordat veel planten op een kleine oppervlakte gekweekt worden weinig arbeidsintensief
Stekken (winterstek) Voor- en nadelen: minder nakomelingen per moederplant nakomelingen identiek duurdere kweekmethode, want het is arbeidsintensiever kweekmethode winterstek: -vorming van callusweefsel (wondweefsel)- knippen stek van ongeveer 25 centimeter in winterperiode bosjes maken van 25 stuks bosjes in de grond zetten> callusweefsel uitplanten van winterstek rooien Kweekcentra bosplantsoen Zundert Oudenbosch Veendam Opheusden
Leveranciers van bosplantsoen plaatselijke groothandel tuincentra Plantverband van bosplantsoen a Wildverband Voordelen en nadelen een natuurlijker beeld machinale grondbewerking is lastig weinig toegepast, alleen bij aanplant in bestaande beplantingen b Driehoeksverband Voordelen en nadelen een onnatuurlijk beeld Na een aantal jaren is de rij niet meer zichtbaar machinale grondbewerking goed mogelijk meest toegepast plantverband Mengingsvormen van bosplantsoen a groepsgewijze menging eigenschappen meerdere planten van één soort staan bij elkaar minder kennis nodig van individuele plant met betrekking tot blijver en wijkers b individuele menging eigenschappen planten worden random geplant meer kennis nodig voor keuze van blijvers en wijkers
Integrale beplantingsmethode: Een methode van toepassen van bosplantsoen waarbij men uitgaat van het volledig uitgroeien van boomvormers en struikvormers Eigenschappen: het plantmateriaal wat gebruik wordt is groter dan de gebruikelijk maten van bosplantsoen de aanlegkosten zijn daardoor hoger: hogere kosten voor het grotere plantmateriaal, hogere arbeidskosten lagere beheerkosten door minder werkgangen het eindbeeld van de beplanting wordt eerder bereikt Termen die gebruikt worden bij bosplantsoen: Stobbenbehandeling: = het bewerken van de afgezaagde stobbe met als doel dat de stobbe niet meer uitloopt (dunnen) chemisch: Roundup ( = systemisch middel) mechanisch: afdekken met grasplag (=graszode) Struikvormer: = een houtige plant, toegepast in bosplantsoen, die vanuit de grond vertakt en een uiteindelijke hoogte krijgt van maximaal 6 meter Boomvormer: = een houtige plant, toegepast in bosplantsoen, met een takvrije stam Hakhout: = beplanting die periodiek wordt afgezet voor gebruik van het hout Salix: wilgentenen voor manden, bonenstaken Fraxinus: gereedschapsstelen Randrij: = de buitenste rij van een bosplantsoenbeplanting
Overkoken: = het buiten het plantvak groeien van de beplanting ongewenst goed te voorkomen door de juiste ontwerpbeslissingen te nemen en de juiste plantkeuze te maken Dunnen = het afzagen van de plant met als doel dat deze niet meer uitloopt Afzetten = het afzagen van de plant met als doel dat deze weer uitloopt gebruikt voor het verjongen van een uitgegroeide beplanting Opkronen = het snoeien van takken uit de tijdelijke kroon om een takvrije stam te krijgen Begeleidingssnoei = takken uit tijdelijke kroon snoeien Een blijver is een plant in het bosplantsoen die blijft staan Een wijker in het bosplantsoen is een plant die tijdelijk in het bosplantsoen staat om snel vulling te hebben, maar later gedund wordt
Onkruiden in het eerste jaar na aanplant: Zaadonkruiden die snel kiemen en als doel hebben de grond snel te bedekken om erosie tegen te gaan De naam van deze groep onkruiden is pioniersonkruid Na een aantal jaren verdwijnen deze onkruiden vanzelf Hun plaats wordt ingenomen door andere, langlevende, soorten Bijvoorbeeld: Klaproos Kamille Melde Canadese Fijnstraal Herderstasje Kleine brandnetel Onkruiden in het vijfde jaar na aanplant: Onkruiden die langlevend zijn Bijvoorbeeld: Fluitekruid Boterbloem Zevenblad Hondsdraf Stinkende Gouwe Grote Brandnetel Versnipperen van snoeiafval Voordelen: weinig transportkosten (minder volume) geen stortkosten hergebruik materiaal Nadelen: bron van ziektekiemen (Iepziekte, bacterievuur) mogelijke explosieve groei van brandnetel De brandnetel is de waardplant voor verschillende vlindersoorten
Machines en gereedschappen bij het beheer van bosplantsoen: kettingzaag versnipperaar bosmaaier snoeizaag stokzaag takkenzaag Werkzaamheden die verricht worden tijdens het beheer van bosplantsoen en de daarbij gebruikte PBM s: - zie arbocatalogus - Beheermaatrgelen in bosplantsoen: onkruidbestrijding De ziekte van Lyme: