De wereldbevolking van de brandgans. Door A. Timmerman, RIVON. (1959) noemt als grenzen. Brandganzen In Lemsterland/ Foio H. J.

Vergelijkbare documenten
MIGRATIE, vogeltrek in een breed kader. College 3 Trek van ganzen en kraanvogels

Wat bepaalt de groei van ganzenpopulaties?

Vinken, waar komen ze vandaan

Ganzen in de Bommelerwaard. Brandganzen nabij Brakel

De meldingen van flinke sijzenvangsten op Ringersnet was een aanleiding om

Kort verslag kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen

Inhoud. Voedsel. Leefgebieden Visarend. Ruud Kampf. Bijna alleen vis: Broedpaar: 175 kg per gezin /seizoen

TREK VAN AALSCHOLVERS OVER TELPOST DE HORDE

7.1 Grote Canadese gans (Branta canadensis canadensis)

Resultaten van het kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen Frank Majoor & Berend Voslamber

Dirk Symens Herman Jacobs

Ganzen, Gasten Met Lasten! Voor de een schitterend, voor de andere een ware plaag

Terreingebruik van Dwergganzen en andere ganzensoorten op de pleisterplaats Abtskolk/De Putten

De betekenis van een zandbank voor Heist voor de avifauna

Ganzen in België (en Nederland)

Het Zwin door Thierry ROBYNS DE SCHNEIDAUER

De opvallendste waarnemingen uit de. Dollard zijn de hoge. kokmeeuwen (1602). Van deze 3 soorten. zijn dit de hoogste Januari-waarden

Documentnummer AMMD ( )

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel.

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en Nederlandse kustwateren in november 2013 en januari 2014

Voorkomen van Bruine Kiekendief (Circus aeruginosus) in Het Verdronken Land Van Saeftinghe Walter Van Kerkhoven

13.3 Meerkoet (Fulica atra)

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en de Nederlandse kustwateren, januari 2006

De Brandgans (Branta leucopsis) in Nederland

Algemeen. Wat zijn we dit jaar van de Grutto. stijgen de aantallen in de Zuid-Spaanse enzuid-portugese rijstvelden.

8.5 Zilvermeeuw (Larus argentatus)

9.2 Spreeuw (Sturnus vulgaris)

Vogelcursus 2017 Zwemmers en waders. IVN Barneveld André en Marco van Reenen

7.2 Kauw (Corvus monedula)

HAK-AL 2009 nr. 5: IJsvogels tussen Lek en Linge in 2008 door Marcel Kok

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en de Nederlandse kustwateren, januari 2011

Afdeling Vertebrata Gewervelde dieren/chorda-dieren. Orde Anseriformes Watervogels/Eendvogels. Familie Anatidae Eendachtigen. Geslacht Anas Eenden

Ganzen in een veranderende wereld

M i d w i n t e r t e l l i n g v a n z e e - e i n d e W a d d e n z e e e n d e N e d e r l a n d s e k u s t w a t e r e n, j a n u a r i

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel.

Natura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

Functioneren kunstmatige eilanden voor visdieven in de Inlaag Oesterput op Noord-Beveland en in de Inlaag Neeltje Jans: Broedseizoen 2016

De functie van het Balgzand als hoogwatervluchtplaats voor wadvogels II. aantallen vogels en hun verspreiding tijdens hoogwater

Brandganzen in de Workumerwaard

SCHRIFTELIJKE VRAGEN AAN HET COLLEGE Nb: vragen en antwoorden worden verzonden aan College, MT en alle raadsleden.

Jaarverslag Bijeneters 2017

Onderzoek steltlopers op slaapplaatsen in Noord-Holland Eerste resultaten

Rapportages 2015 van de aan Faunabeheereenheid verleende ontheffingen

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en Nederlandse kustwateren in november 2015 en januari 2016

NATUUR IN DE IJSSELDELTA

Onderzoek Wespendief Kempenbroek Volg de Wespendief, Weerterbos 2013

8.6 Roek (Corvus frugilegus)

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel.

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en de Nederlandse kustwateren, januari 2003

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en Nederlandse kustwateren in november 2014 en januari 2015

BROEDGEVALLEN VAN DE RAAF IN DE PROVINCIE UTRECHT IN 2009 EN 2010

HOE TREKKEN DE NEDERLANDSE SPREEUWEN?

een kans anderhalf maal Texel, maar de totale oppervlakte dat de flamingo s van Bonaire zelfs een te bestuderen. De resultaten van hun werk

Beantwoording schriftelijke vragen van de Statenfractie PvdD over het provinciale ganzenbeleid

Ganzen in de winter in Noord-Holland

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en Nederlandse kustwateren in november 2017 en januari 2018

De exploitatie van het Noordpoolgebied: een historisch perspectief

Wat feitjes rond de duizendste Eempoldertelling

Vogeltrekstation. wetenschappelijke vragen maar heeft ook maatschappelijk nut, jaarcyclus, als overwinterings-gebied

PROVINCIAAL BLAD. In de regionale ganzenwerkgroepen zijn de volgende organisaties vertegenwoordigd:

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel.

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. Nummer Aan de leden van Provinciale Staten

Mahlerlaan Amsterdam. Roofvogelonderzoek. Opdrachtgever: O.G.A. Tussentijdsverslag : 2 september 2015

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en de Nederlandse kustwateren, januari 2009

Woord vooraf. Hoe hun seizoen verliep, kunt u lezen in dit jaarverslag.

Groningen verhoogd. Daardoor ontstond er een. slagnet. sneeuwgorzen gevangen en geringd, vangperiode bleek al spoedig dat het bepalen van

Ornithologisch jaarverslag Texel 2009

DE OVERLEVING VAN VISDIEFJES STERNA HIRUNDO: TUSSENTIJDSE RESULTATEN VAN EEN GRONINGS KLEURRINGPROGRAMMA

Contrastrijke ontwikkelingen bij overwinterende ganzen in Nederland in de afgelopen 10 jaar

KERKUILEN WERKGROEP TWENTE

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland T.a.v. Natura 2000 o.v.v. Krammer-Volkerak Postbus DE Zwolle. Middelburg, 17 oktober 2017

Samenvatting Management van tijd en energie Voor- en nadelen van vogeltrek

MIRA 2012 Milieu & natuur

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en Nederlandse kustwateren in november 2016 en januari 2017

Natura 2000 gebied 78 - Oostvaardersplassen

Nieuwsbrief Roofvogelwerkgroep Fruitstreek. Februari 2014

Advies betreffende de jacht op houtduiven in het Vlaamse gewest

Watervogels in de stad Zutphen in Door Henk Jan Hof

Barr al Hikman, een wadvogelparadijs in Oman van groot internationaal belang

KNNV - afdeling Voorne - Vogelwerkgroep. Mededeling nr. 202

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en Nederlandse kustwateren r januari 2001

De Grutto; Nationale Vogel van Nederland

Zomerganzen in Zeeuws-Vlaanderen in 2011

Ornithologisch jaarverslag Texel 2011

1-1. f e bruari INVENTARISATIE BROEDVOGELS OP DE GRASLANDKAVELS W 29, W 32. EN W 36 IN OOSTELIJK FLEVOLAND, VOORJAAR door. H.

Functioneren kunstmatig eiland voor sterns in de Inlaag Oesterput en op eilanden in de Inlaag s Gravenhoek, Noord-Beveland: Broedseizoen 2017

Buijtenland van Rhoon

5.2 Wilde eend (Anas platyrhynchos)

Ornithologisch jaarverslag Texel 2012

Advies broedvrij houden 2012

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (Partij voor de Dieren) (d.d. 10 juli 2008) Nummer 2183

Samenvatting. Inleiding. Samenvatting

Gelezen de voordracht van Gedeputeerde Staten van «pm», nummer «pm»;

De kleine karekiet in Oud Naarden. Rudy Schippers

8.4 Kokmeeuw (Chroicocephalus ridibundus)

Beknopt verslag van de stormperiode 25 tot 29 januari 2002

Gedeputeerde Staten van Overijssel Eenheid Natuur en Milieu Postbus GB Zwolle

TOETSING MILITAIRE VLIEGACTIVITEITEN OUDELAND VAN STRIJEN (110)

Figuur: herkomst van geringde zwanen en ganzen die in de Krimpenerwaard zijn afgelezen.

Natura 2000 gebied Markiezaat

Transcriptie:

Brandganzen In Lemsterland/ Foio H. J. Verdank De wereldbevolking van de brandgans Door A. Timmerman, RIVON De brandgans bezet op aarde een uiterst klein gebied. Ze komt uitsluitend op het Europese continent voor. Er bestaan elders op aarde geen andere vormen van de brandgans en het is niet bekend of ze ooit hebben bestaan. In Europa heeft de brandgans slechts een klein verspreidingsgebied. Voous (1959) noemt als grenzen de juli-isothermen van 2 Celsius in het noorden en van 7 Celsius in het zuiden. Hij vindt het optreden van de soort 219

endemisch. Dit op slechts bepaalde en beperkte plaatsen voorkomen van de brandgans geldt zowel voor de broedtijd als voor de trektijd. De brandgans is biotoopgevoelig en daardoor bijzonder kwetsbaar. Het broedgebied Voor zover bekend is de brandgans uitsluitend broedvogel op de oostelijke rotskust van Groenland, vrnl. tussen 71-78 NB; op de zuidwestkust van Spitsbergen tussen 77-78 NB (Voous, 1959; Boyd, 1962; Norderhaug c.s., 1965); op de westelijke kusten van het zuidelijke eiland van Nova Zembla en sedert 1957 ook het eiland op Wajgatsj (Uspenski, 1959). De mogelijkheid bestaat dat er elders in het uitgestrekte Siberië brandganzen nestelen, maar Russische ornithologen die hier onderzoek verrichten, maken er geen melding van. Hetzelfde geldt met betrekking tot Frans Jozefland, het schiereiland Koigcejef en de noordkust van Noorwegen, waarvan men aannam dat er ook brandganzen zouden nestelen, wat door recente onderzoekingen niet wordt bevestigd. De aantallen in het broedgebied Uspenski (1962), die een speciaal onderzoek verrichtte naar de broedvogelpopulatie van de brandgans in de U.S.S.R., komt tot de conclusie, dat er slechts duizend paren op de broedterreinen van het zuidelijke eiland van Nova Zernbla en Wajgatsj aanwezig zijn. De expeditie in 1961 naar de Oost-Groenlandse broedterreinen der brandgans (Marris en Ogilvie, 1962) leverde 1.740 exemplaren op en 144 jonge vogels. In Zuidwest-Spitsbergen telden Noorse en Engelse onderzoekers in de zomer van 1964 602 brcedparen, 759 niet broedende vogels, 301 nesten/ broedsels en 151 donsjongen (Norderhaug c.s., 1965). Hieruit kan geconcludeerd worden dat ook daar het broedbestand klein is. Het overwinteringsgebied De overwinteringsterreinen van de brandgans liggen vrnl. aan de westkust van Schotland, in lerland en aan de Noordzeekust van Duitsland en Nederland. In strenge winters in België en Frankrijk. noemt Boyd (1961) het Solwaygebied en de Outer en Inner Hebrides, n.l. Argyll, de eilanden voor Skye en Inverness, de eilanden voor westelijk Ross en Sutherland. Cabot (1963) deelt mee dat in lerland deze terreinen zijn gelegen op onbewoonde eilanden voor de kust van Donegal, Sligo, Mayo, Galway en Clare. In Duitsland liggen de plaatsen waar brandganzen waargenomen worden vrnl. langs de Noordzeekust. De brandgans overwintert hier niet meer, zoals ze dat was vroeger gewoon te doen (Timmerman, 1962). Daarentegen is Nederland hét overwinteringsgebied van de brandgang geworden. Op beide voornaamste pleisterplaatsen: het Lauwerszeegebied en het Hollands Diep-Haringvlietgebied, werden de laatste jaren gedurende de wintermaanden20.000-25.000 brandganzen waargenomen. 220

Ringgegevens over de trek Er zijn 1.678 brandganzen geringd in het broedgebied; op Groenland in Jameson Land en Hold with Hope en op Spitsbergen in Gipsdalen en Hornsund (Goedhart c.s., 1955/ 5B; Larsen c.s., 1963 en 1964; Marris c.s., 1962). In de overwinteringsgebieden van Schotland en Nederland werden meer dan duizend brandganzen geringd. In Nederland gebeurt dit al jarenlang door ganzenvangers, met financiële steun van het ITBON en in december 1961 werden door ornithologen van de Wildfowl Trust (Engeland), het ITBON en het RIVON een paar honderd brandganzen met raketnetten gevangen en geringd. Uit terugmeldingen is gebleken dat de brandganspopulatie van Spitsbergen zich in de winter bevindt op terreinen in Schotland en vrnl. in het Solwaygebied (Caerlaverock-reservaat). Elders in Schotland komen brandganzen uit Groenland en Spitsbergen waarschijnlijk samen overwinteren (Boyd, 1961). In lerland overwinteren volgens Boyd (1961) uitsluitend Groenlandse brandganzen. Volgens de ringgegevens bereikt de Spitsbergse populatie voor een (klein) deel langs de Noorse en Deense kust Schotland en lerland (Fog, 1965). De trekweg van de Groenlandse populatie loopt over Ijsland en de Far Oer en voltrekt zich in grote etappes (Boyd en Radford, 1958; Boyd, 1961). De brandgatten van het zuidelijke eiland van Nova Zembla hebben hun overwinteringsterreinen in Duitsland en Nederland. De trekroute van de populatie van Nova Zembla/Wajgatsj gaat over de Witte Zee langs de kusten van de Oostzee en bereikt door Sleeswijk-Holstein ons land. De ongetwijfeld vele rustplaatsen op deze route bevinden zich o.a. op het eiland Kolgoejef, het schiereiland Kanin (Uspenski, 1961), aan de Estlandse kust en in Litauen (Kumari, 1963; Onno, 1965; Valius, 1960; Jögi, 1966), op de westkust van Sleeswijk-Holstein, o.a. Hamburger Hallig, en Tumlauer Bucht, aan die riviermondingen van Elbe, Weser en Jade en (voordat de soort in Nederland massaal ging overwinteren) op het buitendijkse land bij Carolinensiel in Oost-Friesland. In Nederland aangekomen zetten de brandg '..' zen zich vrnl. neer in het Lauwerszeegebied en het Hollands Diep-Haringvlietgebied. Slechts in zeer strenge winters trekt de brandgans, veelal in kleinere groepjes, door naar min of meer geschikte terreinen in België en Frankrijk (Roux, 1963; Robeins de Schneidauer e.a. per brief). Nederlandse overwinteringsterreinen. In de verspreiding van de brandganzen over de Nederlandse ganzenoverwinteringsplaatsen is na 1960 enige verandering opgetreden. De brandgans wordt namelijk veel meer dan voordien waargenomen op de pleisterplaatsen van andere ganzensoorten (Timmerman, 1962). Uit de vele tellingen, welke ieder seizoen worden verricht in praktisch alle ganzenover- 221

1962/63 1963/64 1964/65 winteringsgebieden in Nederland zijn enkele cijfers gelicht om dit aan te tonen. Midden-Friesland (Overwinteringsgebied van vrnl. kolgans en gedeeltelijk kleine rietgans) Seizoen Aantal Seizoen Aantal 1953/54 200 febr. 1960/61 1.150 jan. 1954/55 40 jan. 1961/62 3.450 jan. 1955/56 8/10 dec. 1962/63 2.900 dec. 1956/57 1.000 febr. 1963/64 450 febr. 1957/58 500 jan. 1964/65 1.050 dec. 1958/59 300 febr. 1959/60 100 jan. Zuidwest Friesland (Overwinteringsgebied van vrnl. kolgans) Seizoen Aantal Seizoen Aantal 1953/54 140 jan. 1960/61 2.000 dec. 1954/55 200 jan. 1961/62 7.500 mrt. 1955/56 4.200 mrt. 1956/57 800 jan. 1963/64 7.300 febr. 1957/58 4.500 mrt. 1964/65 11.000 mrt. 1958/59 50 mrt. 1959/60 3.000 mrt. Schouwen (verlaten overwinteringsgebied der brandgans sedert de overstromingsramp van februari 1953) Seizoen Aantal Seizoen Aantal 1953/54 120 febr. 1960/61 500 febr. 1954/55 13 jan. 1961/62 700 jan. 1955/56 8 nov. 1962/63 2.300 mrt. 1956/57 1957/58 1.000 jan. 1.000 jan. 1958/59 1959/60 100 winter Omdat de brandgans op aarde zeer gering in aantal is (30.000-40.000) en hier en daar een uiterst klein gebied van Europa bewoont, is volledige bescherming in het broed- en trekgebied noodzakelijk voor het verzekeren van het voortbestaan. In verhouding tot de aantallen broedvogels is het broedgebied zeer uitgestrekt en het wordt door menselijke invloeden niet of weinig bedreigd. Men is het niet eens over de opgegeven aantallen (Jennov, 1963) O.i. is hierover te nog weinig informatie. Indien in de broedgebieden volledige bescherming bereikt kan worden is 222

niet te vrezen dat hier de aantallen zullen verminderen. Eerder is er een toename van de aantallen broedvogels te verwachten. Op de overwinteringsgcbieden in Duitsland, Nederland, België en Frankrijk is het beperkte voorkomen een bedreiging voor het voortbestaan der soort. In zekere mate geldt dit ook voor de terreinen, die in Schotland en lerland zijn gelegen. Gelukkig liggen ze daar veelal op moeilijk bereikbare eilanden of zijn gced bewaakt (Caerlaverock). In Duitsland worden de brandgans-pleisterplaatsen aan de westkust van Sleeswijk-Holstein met verstoring (vliegtuigen, jacht), inpoldering en cultivering bedreigd. Op slechts één terrein, n.l. de Hamburger Hallig is de jacht op brandganzen gesloten. De status is evenwel labiel, omdat de jachtpachter het zichzelf heeft opgelegd (med. Wolf). Bemoeienissen op internationaal niveau zijn noodzakelijk om hier brandgansreservaten te verwezenlijken. In België is vooral het gebied bij Danme geschikt om tijdelijk grote aantallen brandganzen in strenge winters te herbergen. De jacht op ganzen is hier door de jachtpachters zelf gestaakt. Zolang de jacht in dezelfde handen blijft is de rust verzekerd. In Frankrijk is aan de monding van de Somme een zeer geschikt overwintenngsgebied, waar in strenge winters duizenden (brand) ganzen kunnen pleisteren. De jacht is hier echter zo intensief, dat er vooralsnog niet aan gedacht behoeft te worden, dat er ganzen veilig zouden kunnen overwinteren. Op internationaal niveau moet getracht worden hier grote terreinen aan te kopen om op deze wijze een groot reservaat te verwezenlijken voor het veilig pleisteren van Anatidae,, Scolopacidaez Het feit dat in Nederland, althans tijdelijk, de brandgans ook gebruik enz. maakt van de overwinteringsgebieden van andere soorten wordt waarschijnlijk mee veroorzaakt door de storende invloed der Lauwerszee-werken en Delta-werken. In het Lauwerszeegebied is deze storende invloed tot een minimum beperkt door een voorbeeldige samenwerking der belanghebbende plaatselijke en landelijke instanties. De brandgans heeft blijk gegeven te kunnen verwisselen van overwinteringsgebied, indien de omstandigheden daartoe nopen. Dit geeft onder de huidige omstandigheden mogelijkheden voor het overwinteringsterreinen! scheppen van nieuwe Een hoopvol voorbeeld daarvan zijn de platen in het Veerse Meer. Op de deels als ganzenweide, deels als recreatieweide ingezaaide platen komen duizenden ganzen fourageren, w.o. honderden brandganzen. In februari 1966 werden er 1.500 waargenomen. Dit voorbeeld verdient navolging op meer platen, die zullen droogvallen na de voltooiing van het Deltaplan. En hetzelfde geldt voor het Lauwerszeegebied. Gunstige overwinteringsgebieden zouden dan komen te liggen op in de winter weinig of niet bezochte eilanden, waardoor bescherming van de 223

soort aanmerkelijk beter verzekerd zou zijn. Thans is de status van de meeste terreinen onzeker (Mörzer Bruijns, 1958/1961). Om de overwinteringsmogelijkheden voor de brandganspopulatie die ons land bezoekt te verzekeren verdienen de volgende maatregelen strikte aanbeveling : 1. Verklaring tot reservaat de volgende thans door de brandgans van als overwinteringsgebied gebruikte terreinen: het Lauwerszeegebied (Bantpolder, Anjumerkolken, buitendijkse gorzen ondiepten in de Lauwerszee en en Waddenzee), de buitendijkse gorzen aan de noordkust van Goeree-Overflakkee, de platen in het Hollands Diep-Haringvlietgebied (de Scheelhoek) en enkele voor de brandgans minder belangrijke terreinen. 2. Verklaring tot brandgansoverwinteringsgebied (reservaat) van enige honderden ha van het na afsluiting der Lauwerszee droogvallende deel (eilanden) in dit gebied. 3. Verklaring tot (brand)ganzenreservaat van enige honderden ha groot terrein op droogvallende delen en eilanden binnen het Deltagebied. Op de onder 2 en 3 genoemde terreinen dient de ganzenweide onmiddellijk te worden ingezaaid en beheerd (Lebret, 1964 en 1965). Hoewel de veranderingen die zich thans in de bestaande overwinteringsgebieden voltrekken reden tot ongerustheid geven, is het niet zo dat de situatie hopeloos genoemd mag worden. Over al de genoemde oude en nieuw te creëren terreinen is breed overleg gaande met de betrokken verantwoordelijke instanties. Indien het de natuurbescherming gelukt de status van de bestaande brandgansoverwinteringsterreinen te verbeteren en enkele nieuwe te creëren in het Lauwerszeegebied en het Deltagebied, dan kan daaruit resulteren, dat de brandgans wat Nederland betreft veilig kan overwinteren. A. Timmerman, RIVON, Laan van Beek en Royen 40-41, Zeist 224