Gemeenteblad Bekendmakingen gemeente Rozendaal

Vergelijkbare documenten
Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal 2016

FINANCIEEL BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING Achtkarspelen 2012

CVDR. Nr. CVDR362340_3

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heeze-Leende 2016

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Duiven 2012

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal Vastgesteld bij besluit van Burgemeester en Wethouders d.d.

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2016

Besluit maatschappelijke ondersteuning Gemeente Achtkarspelen 2015

Besluit maatschappelijke ondersteuning citeertitel: Besluit maatschappelijke ondersteuning 2015 Scherpenzeel vastgesteld bij besluit van

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Aalten 2015

Besluit: Vast te stellen het navolgende Besluit voorzieningen Wmo gemeente Waterland 2013.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Lopik 2017

Nadere regels Maatschappelijke Ondersteuning Diemen Versie januari 2019

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2012

Gemeente Midden-Delfland - Besluit Maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp

Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint-Oedenrode 2015, versie 3

Financieel Besluit Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2019

Besluit maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Roermond 2015

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Overbetuwe 2010 Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Besluit maatschappelijke ondersteuning maatwerkvoorzieningen gemeente Roermond 2016

Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint- Oedenrode 2015, versie 2 30 juni 2015

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Grootegast Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.

FINANCIEEL BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE WESTSTELLINGWERF 2015

Besluit maatschappelijke ondersteuning 2016

Voorzieningen. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

Besluit maatschappelijke ondersteuning Gemeente Achtkarspelen 2015, versie 2

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leeuwarden 2013

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldebroek 2015 Nr

FINANCIEEL BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE OOSTSTELLINGWERF 2015

Regeling maatschappelijke ondersteuning Wmo 2016

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Eersel 2018

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2010

Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Boxmeer

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Montferland;

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente <NAAM> 2015 concept. Artikel 3.6 Persoonsgebonden budget hulpmiddel en vervoersvoorziening...

besluit maatschappelijke ondersteuning maatwerkvoorzieningen gemeente Roermond 2017.

Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Boxmeer

Burgemeester en wethouders van de gemeente Oldebroek; gelet op het bepaalde in artikel 4 en 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning, alsmede de

Artikel 3.6 Persoonsgebonden budget hulpmiddel en vervoersvoorziening... 5

GEMEENTEBLAD. Officiële publicatie van Gemeente Houten

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.

Gemeente Midden-Delfland - Besluit Maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp

Besluit. maatschappelijke ondersteuning. Gemeente Oude IJsselstreek

Besluit maatschappelijke ondersteuning Hollands Kroon 2015

Gemeente Nijkerk - Regeling maatschappelijke ondersteuning Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijkerk;

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2012 (FINANCIEEL BESLUIT)

Besluit Maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp Midden-Delfland 2015

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oisterwijk 2015

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leeuwarden 2014

Financieel Besluit Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Sint Anthonis 2014

Besluit maatschappelijke ondersteuning 2015

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Culemborg 2012

Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Berkelland 2010

Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp 2018

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldebroek 2017 Nr

Financieel besluit Wmo gemeente Heerde 2016

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Nunspeet 2016

Toelichting. Artikel 2

Besluit maatschappelijke ondersteuning Hollands Kroon 2015

BESLUIT WMO GEMEENTE WERKENDAM

NADERE REGELS BEHORENDE BIJ DE VERORDENING WET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE WIJDEMEREN 2013

Besluit maatschappelijke ondersteuning Gemeente Korendijk

HOOFDSTUK 3 VOEREN VAN EEN GESTRUCTUREERD HUISHOUDEN

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Beemster 2011

Dit elektronisch gemeenteblad is een officiële uitgave van het college van de gemeente Reusel-De Mierden.

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE IJSSELSTEIN 2017

GEMEENTEBLAD. Nr januari Officiële uitgave van de gemeente Capelle aan den IJssel

CONCEPT (model)besluit BEHORENDE BIJ DE VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2013

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Capelle aan den IJssel,

FINANCIEEL BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE OPSTERLAND 2016

Wetstechnische informatie

FINANCIEEL BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE OPSTERLAND 2015

B e s l u i t e n: Burgemeester en wethouders van Purmerend, Gelet op Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2011,

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2015 GEMEENTE EPE

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2014 GEMEENTE VELSEN

TOELICHTING OP HET BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE BUSSUM 2011

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorschoten Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorschoten;

gelet op de artikelen 8, 11, 12, 13, 16, 17 en 21 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015, Besluit maatschappelijke ondersteuning 2015

Besluit maatschappelijke ondersteuning Uitgeest januari 2013

Besluit nadere regels individuele voorzieningen voor mensen met beperkingen. Hoofdstuk 1 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 2.7 Persoonsgebonden budget hulpmiddelen en vervoersvoorzieningen... 5

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Lopik 2015

Financieel Besluit maatschappelijk ondersteuning gemeente Grootegast 2015

2. Besluit Besluit maatschappelijke ondersteuning Capelle aan den IJssel oktober 2018.

Gelet op de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldambt 2017; Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldambt 2018

Besluit Maatschappelijke Ondersteuning De Ronde Venen 2016

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Ede. 8 februari 2011

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE VELSEN 2013

FINANCIEEL BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE OPSTERLAND 2017

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE OUD-BEIJERLAND

Besluit maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Echt-Susteren 2016

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Grootegast;

Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Boxtel 2015

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Korendijk

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Asten 2011

besluiten vast te stellen het volgende BESLUIT MAATSCHAPPELIJK ONDERSTEUNING GEMEENTE MARUM 2015

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2010

Transcriptie:

Gemeenteblad Bekendmakingen gemeente Rozendaal Jaargang: 2016 Nr.: 01 Datum: 8 januari 2016 Op 22 december 2015 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rozendaal het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal 2016 vastgesteld, onder intrekking van het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal 2014 Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal 2016 Hoofdstuk 1 Artikel 1 Algemene Bepalingen Begripsomschrijvingen 1. In dit besluit wordt verstaan onder: a) Beleidsregels: de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Rozendaal 2015, vastgesteld bij collegebesluit d.d. 16-12-2014; b) Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge de verordeningen een persoonsgebonden budget is toegekend; c) College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rozendaal; d) Financieel besluit: het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal 2016 e) Jeugdwet: de Jeugdwet 2015; f) PGB: Persoonsgebonden budget; g) SVB: Sociale verzekeringsbank; h) Verordeningen: de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal en de Verordening Jeugdhulp gemeente Rozendaal; i) Verordening Jeugdhulp: de Verordening Jeugdhulp gemeente Rozendaal, vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 28-10-2014; j) Verordening maatschappelijke ondersteuning: de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal, vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 20-10-2015; k) Wetten: de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Jeugdwet; l) Wmo 2015: de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015; 2. Alle begrippen die in dit Financieel besluit worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wetten, de Verordeningen, de beleidsregels, het landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning, het landelijk Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Algemene Wet bestuursrecht (Awb).

Hoofdstuk 2 Persoonsgebonden budget (PGB) Artikel 2 Bepaling hoogte PGB 1. De hoogte van het PGB wordt bepaald op grond van de bepalingen van dit hoofdstuk en in overeenstemming met beleidsregel 16 van de Beleidsregels en wordt vastgelegd in een beschikking. 2. De hoogte van een PGB is een all-in budget, respectievelijk een all-in uurtarief. 3. Reiskosten, administratiekosten, kosten vakantiegeld en eventuele andere kosten dienen deel uit te maken van het all-in budget of all-in tarief en kunnen niet afzonderlijk worden uitbetaald ten laste van het PGB. 4. Bemiddelingskosten mogen niet uit het PGB worden betaald. Artikel 3 Zorgovereenkomst 1. De PGB budgethouder sluit een zorgovereenkomst met de zorgleverancier. 2. De zorgovereenkomsten die tussen budgethouder en zorgverlener(s) worden gesloten, worden door de SVB arbeidsrechtelijk beoordeeld. 3. Het college toetst daarna de zorgovereenkomsten zorginhoudelijk. 4. Elk zorgovereenkomst wordt afzonderlijk beoordeeld. Artikel 4 Betaling PGB 1. De budgethouder heeft de keuze om de zorgverlener(s) uit te betalen op basis van een vast (maand)loon of op declaratiebasis, respectievelijk op basis van factuur. 2. De SVB verricht betalingen namens de budgethouder. 3. Het SVB verricht alleen betalingen op grond van door de gemeente goedgekeurde zorgovereenkomsten. 4. Betaling op declaratiebasis vindt achteraf plaats. Artikel 5 Beperking keuzevrijheid voor een PGB 1. Er bestaat geen keuzevrijheid voor een persoonsgebonden budget indien: a. op grond van het onderzoek rond de aanvraag onvoldoende gewaarborgd is dat de aanvrager voldoet aan het bepaalde in artikel 2.3.6 van de Wmo en artikel 8.1.1 van de Jeugdwet; b. belanghebbende op korte termijn de gemeente Rozendaal verlaat. 2. Door het college wordt terughoudend omgegaan met het verstrekken van een persoonsgebonden budget indien er sprake is van en voorziening die voor een relatief korte periode wordt verstrekt bij een aanvrager met een progressief ziektebeeld of om andere reden. Artikel 6 Hoogte PGB voor beroepsgekwalificeerde dienstverlening 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor beroepsgekwalificeerde dienstverlening wordt afgestemd op ten hoogste 85% van het laagste tarief, per uur of per resultaat, voor dienstverlening in natura door een daartoe opgeleide beroepskracht werkzaam bij een instelling waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten. 2. Het PGB-tarief voor beroepsgekwalificeerde dienstverlening door een daartoe opgeleide persoon; of waarvoor bijzondere deskundigheden zijn vereist; wordt voor 2016 vastgesteld volgens tabel 1. 3. Als de hulpvrager de kosten van beroepsgekwalificeerde dienstverlening, die uitstijgen boven 85% van de kostprijs van de maatwerkvoorziening, zoals bedoeld in lid 1, zelf kan en wil betalen, verstrekt het college een PGB ter grootte van 85% van de kostprijs van de goedkoopst adequate voorziening.

Tabel 1 Hoogte PGB voor beroepsgekwalificeerde dienstverlening gemeente Rozendaal 2016 NZA code Product Uurtarief ZIN (tarief ZIN) Maximaal uur tarief PGB (Max 85% uurtarief ZIN) Dagelijkse Ondersteuning 01A04 Ongekwalificeerd 12,00 12,00 01A05 Dagelijkse ondersteuning 29,65 25,20 Persoonlijke verzorging 01A04 Ongekwalificeerd 12,00 H126 Persoonlijke verzorging 33,38 28,00 H127 Persoonlijke verzorging extra 37,33 31,50 H120 Nvt nvt Begeleiding (BG) per uur 01A04 Ongekwalificeerd 12,00 H300 Begeleiding 32,00 27,00 H150 Begeleiding extra 38,53 32,50 H152 Begeleiding speciaal 1 (nah) 52,00 44,00 H153 Gespecialiseerde begeleiding (psy) 50,00 42,50 H301 Begeleiding ZG visueel 40,20 34,00 H303 Begeleiding ZG auditief 40,20 34,00 H302 Begeleiding speciaal 2 (visueel) 40,20 34,00 H304 Begeleiding speciaal 2 (auditief) 40,20 34,00

Begeleiding (BG) per dagdeel 01A04 Ongekwalificeerd 12,00 H531 Dagactiviteit (begeleiding) basis 29,00 24,50 H800 Module cliëntkenmerk (somondersteunend) 45,55 38,50 H533 Module cliëntkenmerk (pg) 45,55 38,50 H811 Dagactiviteit (begeleiding) VG licht H812 H813 Dagactiviteit (begeleiding) VG midden Dagactiviteit (begeleiding) VG zwaar 30,00 25,50 56,54 48,00 H831 Dagactiviteit (begeleiding) LG licht 37,00 31,00 H832 H833 H871 H873 F125 Dagactiviteit (begeleiding) LG midden Dagactiviteit (begeleiding) LG zwaar Dagactiviteit (begeleiding) ZG visueel licht Dagactiviteit (begeleiding) ZG visueel zwaar Dagactiviteit (begeleiding) GGZ- LZA 37,92 32,00 45,00 38,00 30,74 26,00 38,26 32,50 8,25 7,00 Respijtzorg logeren 40,94 max 85% van: 35.00 Artikel 7 Hoogte PGB voor niet formeel beroepsgekwalificeerde dienstverlening 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor niet formeel beroepsgekwalificeerde dienstverlening wordt afgestemd op 100% van het bruto wettelijk minimumloon, met een opslag van 20%. De opslag van 20% boven op het bruto wettelijk minimumloon is bedoeld als vergoeding voor reiskosten, administratie en het gebruik van hygiënische kleding en praktische hulpmiddelen. 2. Het PGB-tarief voor niet formeel beroepsgekwalificeerde dienstverlening wordt voor 2016 vastgesteld op 12,00 per uur. Artikel 8 Hoogte PGB voor een zaak 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een zaak is bepaald in regel 16.3 en 16.4 van de beleidsregels en bedraagt ten hoogste de kostprijs van de zaak die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt.

2. Indien een, met een persoonsgebonden budget aangeschafte, zaak binnen de periode waarover het persoonsgebonden budget is verstrekt, niet langer wordt gebruikt of het recht daarop is komen te vervallen, dient dit direct aan het college te worden gemeld. 3. In situaties zoals bedoeld in het voorgaande lid, dient het bedrag van het persoonsgebonden budget vervolgens naar rato te worden terugbetaald, dan wel dient de met het persoonsgebonden budget aangeschafte zaak in eigendom aan de gemeente Rozendaal te worden overgedragen tegen vergoeding van de restwaarde. 4. In de hoofdstukken 4 tot en met 7 van dit financieel besluit worden nadere regels bepaald met betrekking tot de bepaling van de hoogte van een PGB voor enkele specifieke zaken. In hoofdstuk 4 betreft het nadere regels voor bouwkundige en woontechnische woonvoorzieningen. In hoofdstuk 5 nadere regels voor het verplaatsen in en rond de woning. In hoofdstuk 6 nadere regels voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel. In hoofdstuk 7 nadere regels voor voorzieningen voor het hebben van contacten met medemensen en voor deelname aan recreatieve en maatschappelijke activiteiten. Hoofdstuk 3 Financiële tegemoetkoming Artikel 9 Hoogte Financiële tegemoetkoming 1. De maximale hoogte van de financiële tegemoetkoming is bepaald in beleidsregel 17 van de beleidsregels en kan jaarlijks worden aangepast op basis van gemeentelijke afspraken over de toe te passen indexering. 2. De maximale tegemoetkoming is voor het kalenderjaar 2016 gemaximeerd op een bedrag van 500, -. 3. Wanneer de hoogte van een financiële tegemoetkoming, gelet op de meerkosten, bedoeld in beleidsregel 17, meer zou bedragen dan 500, - wordt de financiële tegemoetkoming verstrekt in de vorm van een PGB, indien voldaan is aan de voorwaarden die daarvoor gelden 4. In de hoofdstukken 4 tot en met 7 van dit financieel besluit worden nadere regels bepaald voor de bepaling van de hoogte van een financiële tegemoetkoming voor enkele specifieke zaken. In hoofdstuk 4 betreft het nadere regels voor bouwkundige en woontechnische woonvoorzieningen. In hoofdstuk 5 nadere regels voor het verplaatsen in en rond de woning. In hoofdstuk 6 nadere regels voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel. In hoofdstuk 7 nadere regels voor voorzieningen voor het hebben van contacten met medemensen en voor deelname aan recreatieve en maatschappelijke activiteiten. Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen Artikel 10 Bouwkundige en woontechnische woonvoorzieningen 1. De hoogte van de financiële tegemoetkoming dan wel van het persoonsgebonden budget voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening wordt vastgesteld aan de hand van het bedrag van de door het college geaccepteerde offerte van een erkende aannemer. 2. De kosten van een woonvoorziening als bedoeld in het vorige lid kunnen omvatten: a. de aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening; b. de risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991; c. het honorarium van architect of constructeur tot ten hoogste 10% van de aanneemsom inclusief BTW met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1988 van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld en indien de aanpaskosten meer bedragen dan 1500, - worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpende woningaanpassingen; d. de kosten voor het toezicht op de uitvoering (alleen bij sociale woningbouw), indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% en maximaal 350, - van de aanneemsom, exclusief BTW; e. de leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

f. de verschuldigde en niet verrekenbare- of terugvorderbare omzetbelasting; g. renteverlies, in verband met het verrichten van noodzakelijke betalingen aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen. Voor het bepalen van dit bedrag wordt uitgegaan van het rentepercentage dat gold op het moment van de financieringsaanvraag; h. de prijs van bouwrijpe grond indien noodzakelijk, als niet binnen het oorspronkelijk kavel gebouwd kan worden, tot een maximum van 20 vierkante meter; i. de door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn; j. de kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing; k. de kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening; l. de administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de persoon met beperkingen voor zover de hiervoor onder a. tot en met j. genoemde kosten meer bedragen dan 1000,-, 10% van die kosten, met een maximum van 350, -. 3. Indien een bouwkundige of woontechnische voorziening door of namens de aanvrager in eigen beheer wordt gerealiseerd, vervallen de in het voorgaande lid onder a. en b. genoemde loonkosten en worden alleen de materiaalkosten in aanmerking genomen. Artikel 11 Anti-speculatieregeling bij aanpassing eigendomswoning 1. De eigenaar dient bij verkoop van de woning binnen 10 jaar na de aanpassing de kosten van de woonvoorziening, minus betaalde eigen bijdrage dan wel het eigen aandeel in de kosten, terug te betalen aan de gemeente Rozendaal, indien de aanpassing heeft geleid tot waardevermeerdering van de woning. 2. Voor terugbetaling komen alleen de kosten van de door het college verstrekte financiële tegemoetkoming dan wel van het persoonsgebonden budget voor aan- en/of verbouw aan de onroerende zaak in aanmerking, voor zover die kosten een bedrag van 10.000,- te boven gaan. 3. Voor de vaststelling van de waarde van de onroerende zaak, na de in lid 1 bedoelde aanpassing, wordt door het college uitgegaan van de waarde die gehanteerd wordt voor de vaststelling van de onroerend zaaksbelasting en die van toepassing is op het moment dat de aan- en/of verbouw gereed is, vermeerderd met de omvang van de kosten van de aan- en/of verbouw. 4. Voor de woonvoorziening geldt een afschrijvingsperiode van 10 jaar, waarvan de eerste termijn aanvangt een jaar na oplevering van de woonvoorziening. 5. De in lid 1 genoemde terugbetalingsverplichting wordt aan de hand van onderstaand schema berekend: bij verkoop in het eerste en tweede jaar na gereedmelding 100 % van de door het college het college vergoede aanpassingskosten; bij verkoop in het derde en vierde jaar na gereedmelding 80 % van de door het college vergoede aanpassingskosten; bij verkoop in het vijfde en zesde jaar na gereedmelding 60 % van de door het college vergoede aanpassingskosten; bij verkoop in het zevende en achtste jaar na gereedmelding 40 % van de door het college vergoede aanpassingskosten; bij verkoop in het negende en tiende jaar na gereedmelding 20 % van de door het college vergoede aanpassingskosten; in alle bovenbedoelde gevallen verminderd met de eigen bijdrage dan wel het eigen aandeel dat voor rekening van de aanvrager is gebleven. 6. Indien de verkoopprijs lager is dan de waarde ten tijde van het voltooien van de aanpassing, wordt bij de vaststelling van het terug te betalen bedrag met die lagere opbrengst rekening gehouden. In dat geval wordt het terug te betalen bedrag evenredig verminderd.

Artikel 12 Afweging inzake toepassing primaat van verhuizing 1. De beoordeling rond de toepassing van het primaat van de verhuizing vindt in elk geval plaats indien de voorzienbare kosten van aanpassing ten behoeve van het normale gebruik van de woning voor het college naar verwachting meer bedragen dan 10.000, -. 2. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor verhuis- en herinrichtingskosten bedraagt maximaal 2.270, -. Artikel 13 Overige tegemoetkomingen 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget dan wel de financiële tegemoetkoming voor een roerende woonvoorziening wordt vastgesteld aan de hand van het bedrag van de door het college geaccepteerde offerte van de door de gemeente Rozendaal gecontracteerde leverancier. 2. De hoogte van het persoonsgebonden budget dan wel de financiële tegemoetkoming voor onderhoud, keuring en reparatie van door de gemeente Rozendaal, in het kader van de Verordening maatschappelijke ondersteuning of de daaraan voorafgaande verordeningen, verstrekte liftsystemen en elektrische apparatuur wordt vastgesteld op het bedrag: a) van de werkelijk gemaakte kosten van reparatie van de liftsystemen; b) van de bedragen voor keuring en onderhoud van de in de aanhef genoemde liftsystemen; c) van de werkelijk gemaakte kosten van reparatie van spoelföhn installaties en elektrische deuropeners (bij deuropeners maximaal 2 keer per jaar). 3. De hoogte van het persoonsgebonden budget dan wel de financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting voor het tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte of het langer moeten aanhouden van te verlaten woonruimte, wordt bepaald op het bedrag van de werkelijk gemaakte kosten met als maximum de geldende maximale maandhuur om in aanmerking te komen voor huurtoeslag. 4. In afwijking van het gestelde in het vorige lid bedraagt de hoogte van het persoonsgebonden budget dan wel de financiële tegemoetkoming, in de kosten van tijdelijke huisvesting voor tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte of het langer moeten aanhouden van te verlaten niet-zelfstandige woonruimte, de werkelijke huurlasten met een maximum van 230,- per maand. Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal 2016 Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen Artikel 1 Begripsomschrijvingen 2. In dit besluit wordt verstaan onder: m) Beleidsregels: de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Rozendaal 2015, vastgesteld bij collegebesluit d.d. 16-12-2014; n) Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge de verordeningen een persoonsgebonden budget is toegekend; o) College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rozendaal; p) Financieel besluit: het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal 2016

q) Jeugdwet: de Jeugdwet 2015; r) PGB: Persoonsgebonden budget; s) SVB: Sociale verzekeringsbank; t) Verordeningen: de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal en de Verordening Jeugdhulp gemeente Rozendaal; u) Verordening Jeugdhulp: de Verordening Jeugdhulp gemeente Rozendaal, vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 28-10-2014; v) Verordening maatschappelijke ondersteuning: de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal, vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 20-10-2015; w) Wetten: de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Jeugdwet; x) Wmo 2015: de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015; 2. Alle begrippen die in dit Financieel besluit worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wetten, de Verordeningen, de beleidsregels, het landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning, het landelijk Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Algemene Wet bestuursrecht (Awb). Hoofdstuk 2 Persoonsgebonden budget (PGB) Artikel 2 Bepaling hoogte PGB 5. De hoogte van het PGB wordt bepaald op grond van de bepalingen van dit hoofdstuk en in overeenstemming met beleidsregel 16 van de Beleidsregels en wordt vastgelegd in een beschikking. 6. De hoogte van een PGB is een all-in budget, respectievelijk een all-in uurtarief. 7. Reiskosten, administratiekosten, kosten vakantiegeld en eventuele andere kosten dienen deel uit te maken van het all-in budget of all-in tarief en kunnen niet afzonderlijk worden uitbetaald ten laste van het PGB. 8. Bemiddelingskosten mogen niet uit het PGB worden betaald. Artikel 3 Zorgovereenkomst 5. De PGB budgethouder sluit een zorgovereenkomst met de zorgleverancier. 6. De zorgovereenkomsten die tussen budgethouder en zorgverlener(s) worden gesloten, worden door de SVB arbeidsrechtelijk beoordeeld. 7. Het college toetst daarna de zorgovereenkomsten zorginhoudelijk. 8. Elk zorgovereenkomst wordt afzonderlijk beoordeeld.

Artikel 4 Betaling PGB 5. De budgethouder heeft de keuze om de zorgverlener(s) uit te betalen op basis van een vast (maand)loon of op declaratiebasis, respectievelijk op basis van factuur. 6. De SVB verricht betalingen namens de budgethouder. 7. Het SVB verricht alleen betalingen op grond van door de gemeente goedgekeurde zorgovereenkomsten. 8. Betaling op declaratiebasis vindt achteraf plaats. Artikel 5 Beperking keuzevrijheid voor een PGB 3. Er bestaat geen keuzevrijheid voor een persoonsgebonden budget indien: a. op grond van het onderzoek rond de aanvraag onvoldoende gewaarborgd is dat de aanvrager voldoet aan het bepaalde in artikel 2.3.6 van de Wmo en artikel 8.1.1 van de Jeugdwet; b. belanghebbende op korte termijn de gemeente Rozendaal verlaat. 4. Door het college wordt terughoudend omgegaan met het verstrekken van een persoonsgebonden budget indien er sprake is van en voorziening die voor een relatief korte periode wordt verstrekt bij een aanvrager met een progressief ziektebeeld of om andere reden. Artikel 6 Hoogte PGB voor beroepsgekwalificeerde dienstverlening 4. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor beroepsgekwalificeerde dienstverlening wordt afgestemd op ten hoogste 85% van het laagste tarief, per uur of per resultaat, voor dienstverlening in natura door een daartoe opgeleide beroepskracht werkzaam bij een instelling waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten. 5. Het PGB-tarief voor beroepsgekwalificeerde dienstverlening door een daartoe opgeleide persoon; of waarvoor bijzondere deskundigheden zijn vereist; wordt voor 2016 vastgesteld volgens tabel 1. 6. Als de hulpvrager de kosten van beroepsgekwalificeerde dienstverlening, die uitstijgen boven 85% van de kostprijs van de maatwerkvoorziening, zoals bedoeld in lid 1, zelf kan en wil betalen, verstrekt het college een PGB ter grootte van 85% van de kostprijs van de goedkoopst adequate voorziening.

Tabel 1 Hoogte PGB voor beroepsgekwalificeerde dienstverlening gemeente Rozendaal 2016 NZA code Product Uurtarief ZIN (tarief ZIN) Maximaal uur tarief PGB (Max 85% uurtarief ZIN) Dagelijkse Ondersteuning 01A04 Ongekwalificeerd 12,00 12,00 01A05 Dagelijkse ondersteuning 29,65 25,20 Persoonlijke verzorging 01A04 Ongekwalificeerd 12,00 H126 Persoonlijke verzorging 33,38 28,00 H127 Persoonlijke verzorging extra 37,33 31,50 H120 Nvt nvt Begeleiding (BG) per uur 01A04 Ongekwalificeerd 12,00 H300 Begeleiding 32,00 27,00 H150 Begeleiding extra 38,53 32,50 H152 Begeleiding speciaal 1 (nah) 52,00 44,00 H153 Gespecialiseerde begeleiding (psy) 50,00 42,50 H301 Begeleiding ZG visueel 40,20 34,00 H303 Begeleiding ZG auditief 40,20 34,00 H302 Begeleiding speciaal 2 (visueel) 40,20 34,00 H304 Begeleiding speciaal 2 (auditief) 40,20 34,00 Begeleiding (BG) per dagdeel

01A04 Ongekwalificeerd 12,00 H531 Dagactiviteit (begeleiding) basis 29,00 24,50 H800 Module cliëntkenmerk (somondersteunend) 45,55 38,50 H533 Module cliëntkenmerk (pg) 45,55 38,50 H811 Dagactiviteit (begeleiding) VG licht H812 H813 Dagactiviteit (begeleiding) VG midden Dagactiviteit (begeleiding) VG zwaar 30,00 25,50 56,54 48,00 H831 Dagactiviteit (begeleiding) LG licht 37,00 31,00 H832 H833 H871 H873 F125 Dagactiviteit (begeleiding) LG midden Dagactiviteit (begeleiding) LG zwaar Dagactiviteit (begeleiding) ZG visueel licht Dagactiviteit (begeleiding) ZG visueel zwaar Dagactiviteit (begeleiding) GGZ- LZA 37,92 32,00 45,00 38,00 30,74 26,00 38,26 32,50 8,25 7,00 Respijtzorg logeren 40,94 max 85% van: 35.00 Artikel 7 Hoogte PGB voor niet formeel beroepsgekwalificeerde dienstverlening

3. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor niet formeel beroepsgekwalificeerde dienstverlening wordt afgestemd op 100% van het bruto wettelijk minimumloon, met een opslag van 20%. De opslag van 20% boven op het bruto wettelijk minimumloon is bedoeld als vergoeding voor reiskosten, administratie en het gebruik van hygiënische kleding en praktische hulpmiddelen. 4. Het PGB-tarief voor niet formeel beroepsgekwalificeerde dienstverlening wordt voor 2016 vastgesteld op 12,00 per uur. Artikel 8 Hoogte PGB voor een zaak 5. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een zaak is bepaald in regel 16.3 en 16.4 van de beleidsregels en bedraagt ten hoogste de kostprijs van de zaak die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt. 6. Indien een, met een persoonsgebonden budget aangeschafte, zaak binnen de periode waarover het persoonsgebonden budget is verstrekt, niet langer wordt gebruikt of het recht daarop is komen te vervallen, dient dit direct aan het college te worden gemeld. 7. In situaties zoals bedoeld in het voorgaande lid, dient het bedrag van het persoonsgebonden budget vervolgens naar rato te worden terugbetaald, dan wel dient de met het persoonsgebonden budget aangeschafte zaak in eigendom aan de gemeente Rozendaal te worden overgedragen tegen vergoeding van de restwaarde. 8. In de hoofdstukken 4 tot en met 7 van dit financieel besluit worden nadere regels bepaald met betrekking tot de bepaling van de hoogte van een PGB voor enkele specifieke zaken. In hoofdstuk 4 betreft het nadere regels voor bouwkundige en woontechnische woonvoorzieningen. In hoofdstuk 5 nadere regels voor het verplaatsen in en rond de woning. In hoofdstuk 6 nadere regels voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel. In hoofdstuk 7 nadere regels voor voorzieningen voor het hebben van contacten met medemensen en voor deelname aan recreatieve en maatschappelijke activiteiten. Hoofdstuk 3 Financiële tegemoetkoming Artikel 9 Hoogte Financiële tegemoetkoming 5. De maximale hoogte van de financiële tegemoetkoming is bepaald in beleidsregel 17 van de beleidsregels en kan jaarlijks worden aangepast op basis van gemeentelijke afspraken over de toe te passen indexering. 6. De maximale tegemoetkoming is voor het kalenderjaar 2016 gemaximeerd op een bedrag van 500, -. 7. Wanneer de hoogte van een financiële tegemoetkoming, gelet op de meerkosten, bedoeld in beleidsregel 17, meer zou bedragen dan 500, - wordt de financiële tegemoetkoming verstrekt in de vorm van een PGB, indien voldaan is aan de voorwaarden die daarvoor gelden 8. In de hoofdstukken 4 tot en met 7 van dit financieel besluit worden nadere regels bepaald voor de bepaling van de hoogte van een financiële tegemoetkoming voor enkele specifieke zaken. In hoofdstuk 4 betreft het nadere regels voor bouwkundige en woontechnische woonvoorzieningen. In hoofdstuk 5 nadere regels voor het verplaatsen in en rond de woning. In hoofdstuk 6 nadere regels voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel. In hoofdstuk 7 nadere regels voor voorzieningen voor het hebben van contacten met medemensen en voor deelname aan recreatieve en maatschappelijke activiteiten.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen Artikel 10 Bouwkundige en woontechnische woonvoorzieningen 4. De hoogte van de financiële tegemoetkoming dan wel van het persoonsgebonden budget voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening wordt vastgesteld aan de hand van het bedrag van de door het college geaccepteerde offerte van een erkende aannemer. 5. De kosten van een woonvoorziening als bedoeld in het vorige lid kunnen omvatten: a. de aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening; b. de risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991; c. het honorarium van architect of constructeur tot ten hoogste 10% van de aanneemsom inclusief BTW met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1988 van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld en indien de aanpaskosten meer bedragen dan 1500, - worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpende woningaanpassingen; d. de kosten voor het toezicht op de uitvoering (alleen bij sociale woningbouw), indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% en maximaal 350, - van de aanneemsom, exclusief BTW; e. de leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening; f. de verschuldigde en niet verrekenbare- of terugvorderbare omzetbelasting; g. renteverlies, in verband met het verrichten van noodzakelijke betalingen aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen. Voor het bepalen van dit bedrag wordt uitgegaan van het rentepercentage dat gold op het moment van de financieringsaanvraag; h. de prijs van bouwrijpe grond indien noodzakelijk, als niet binnen het oorspronkelijk kavel gebouwd kan worden, tot een maximum van 20 vierkante meter; i. de door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn; j. de kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing; k. de kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening; l. de administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de persoon met beperkingen voor zover de hiervoor onder a. tot en met j. genoemde kosten meer bedragen dan 1000,-, 10% van die kosten, met een maximum van 350, -. 6. Indien een bouwkundige of woontechnische voorziening door of namens de aanvrager in eigen beheer wordt gerealiseerd, vervallen de in het voorgaande lid onder a. en b. genoemde loonkosten en worden alleen de materiaalkosten in aanmerking genomen. Artikel 11 Anti-speculatieregeling bij aanpassing eigendomswoning 7. De eigenaar dient bij verkoop van de woning binnen 10 jaar na de aanpassing de kosten van de woonvoorziening, minus betaalde eigen bijdrage dan wel het eigen aandeel in de kosten, terug te betalen aan de gemeente Rozendaal, indien de aanpassing heeft geleid tot waardevermeerdering van de woning. 8. Voor terugbetaling komen alleen de kosten van de door het college verstrekte financiële tegemoetkoming dan wel van het persoonsgebonden budget voor aan- en/of verbouw aan de onroerende zaak in aanmerking, voor zover die kosten een bedrag van 10.000,- te boven gaan. 9. Voor de vaststelling van de waarde van de onroerende zaak, na de in lid 1 bedoelde aanpassing, wordt door het college uitgegaan van de waarde die gehanteerd wordt voor de vaststelling van de onroerend zaaksbelasting en die van toepassing is op het moment dat de

aan- en/of verbouw gereed is, vermeerderd met de omvang van de kosten van de aan- en/of verbouw. 10. Voor de woonvoorziening geldt een afschrijvingsperiode van 10 jaar, waarvan de eerste termijn aanvangt een jaar na oplevering van de woonvoorziening. 11. De in lid 1 genoemde terugbetalingsverplichting wordt aan de hand van onderstaand schema berekend: bij verkoop in het eerste en tweede jaar na gereedmelding 100 % van de door het college het college vergoede aanpassingskosten; bij verkoop in het derde en vierde jaar na gereedmelding 80 % van de door het college vergoede aanpassingskosten; bij verkoop in het vijfde en zesde jaar na gereedmelding 60 % van de door het college vergoede aanpassingskosten; bij verkoop in het zevende en achtste jaar na gereedmelding 40 % van de door het college vergoede aanpassingskosten; bij verkoop in het negende en tiende jaar na gereedmelding 20 % van de door het college vergoede aanpassingskosten; in alle bovenbedoelde gevallen verminderd met de eigen bijdrage dan wel het eigen aandeel dat voor rekening van de aanvrager is gebleven. 12. Indien de verkoopprijs lager is dan de waarde ten tijde van het voltooien van de aanpassing, wordt bij de vaststelling van het terug te betalen bedrag met die lagere opbrengst rekening gehouden. In dat geval wordt het terug te betalen bedrag evenredig verminderd. Artikel 12 Afweging inzake toepassing primaat van verhuizing 3. De beoordeling rond de toepassing van het primaat van de verhuizing vindt in elk geval plaats indien de voorzienbare kosten van aanpassing ten behoeve van het normale gebruik van de woning voor het college naar verwachting meer bedragen dan 10.000, -. 4. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor verhuis- en herinrichtingskosten bedraagt maximaal 2.270, -. Artikel 13 Overige tegemoetkomingen 5. De hoogte van het persoonsgebonden budget dan wel de financiële tegemoetkoming voor een roerende woonvoorziening wordt vastgesteld aan de hand van het bedrag van de door het college geaccepteerde offerte van de door de gemeente Rozendaal gecontracteerde leverancier. 6. De hoogte van het persoonsgebonden budget dan wel de financiële tegemoetkoming voor onderhoud, keuring en reparatie van door de gemeente Rozendaal, in het kader van de Verordening maatschappelijke ondersteuning of de daaraan voorafgaande verordeningen, verstrekte liftsystemen en elektrische apparatuur wordt vastgesteld op het bedrag: d) van de werkelijk gemaakte kosten van reparatie van de liftsystemen; e) van de bedragen voor keuring en onderhoud van de in de aanhef genoemde liftsystemen; f) van de werkelijk gemaakte kosten van reparatie van spoelföhn installaties en elektrische deuropeners (bij deuropeners maximaal 2 keer per jaar). 7. De hoogte van het persoonsgebonden budget dan wel de financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting voor het tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte of het langer moeten aanhouden van te verlaten woonruimte, wordt bepaald op het bedrag van de werkelijk gemaakte kosten met als maximum de geldende maximale maandhuur om in aanmerking te komen voor huurtoeslag. 8. In afwijking van het gestelde in het vorige lid bedraagt de hoogte van het persoonsgebonden budget dan wel de financiële tegemoetkoming, in de kosten van tijdelijke huisvesting voor tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte of het langer moeten aanhouden van te verlaten niet-zelfstandige woonruimte, de werkelijke huurlasten met een maximum van 230,- per maand.

9. Een persoonsgebonden budget dan wel een financiële tegemoetkoming in de kosten van woningsanering wordt alleen verstrekt in gevallen waarin de te vervangen stoffering nog niet is afgeschreven. a. Bij de vaststelling van de hoogte van het persoonsgebonden budget dan wel de financiële tegemoetkoming als bedoeld onder b wordt, op basis van een afschrijvingstermijn van 8 jaar, rekening gehouden met de reeds verlopen afschrijvingsperiode. Op basis van deze afschrijvingstermijn bedraagt de hoogte van het persoonsgebonden budget dan wel de tegemoetkoming een percentage van de onder b. genoemde normbedragen, afhankelijk van de afschrijvingsperiode. De afschrijvingspercentages zijn: 100% indien het te vervangen artikel nieuwer is dan 2 jaar; 75% indien het te vervangen artikel tussen de twee en vier jaar oud is; 50% indien het te vervangen artikel tussen de vier en zes jaar oud is; 25% indien het te vervangen artikel tussen de zes en acht jaar oud is. b. Als normbedragen worden gehanteerd 53,- per strekkende meter voor zeil of linoleum (uitgaande van een gemiddelde lengte van een rol van 4 meter), inclusief egalisatiekosten en 15,- per meter voor rolgordijnen of een ander soort gladde gordijnen. Hoofdstuk 5 Rolstoelen Artikel 14 Vaststelling en verantwoording persoonsgebonden budget voor rolstoelvoorzieningen 1. Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel bedraagt ten hoogste de aan de gemeentelijke leverancier verschuldigde prijs voor de goedkoopst adequate voorziening, inclusief onderhoud en reparatie, over een periode van zeven jaar, voor zover het een voorziening uit het kernassortiment van de gemeentelijke leverancier betreft, dan wel een voorziening die is vermeld in het prijzenboek van de gemeentelijke leverancier. 2. Het persoonsgebonden budget voor een type rolstoel dat buiten het kernassortiment van de gemeente Rozendaal valt, bestaat uit twee componenten: een bedrag, bestemd voor de aanschafkosten van de goedkoopst adequate voorziening; een bedrag, bestemd voor de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering van de voorziening, dat maximaal 25% van de kosten van aanschaf van de goedkoopst adequate voorziening kan bedragen. 3. Het college stelt de hoogte van het persoonsgebonden budget vast op basis van tenminste twee offertes van twee leveranciers, waarvan er minimaal één is opgevraagd door het college, en één door de aanvrager. 4. Uitbetaling van het persoonsgebonden budget als bedoeld in het tweede lid vindt plaats na goedkeuring van de in het derde lid bedoelde offerte, onverminderd hetgeen elders in dit Besluit en in de Beleidsregels ter zake is geregeld 10. Na afloop van de in artikel 12 lid 3 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning genoemde termijn dient door de budgethouder verantwoording te worden afgelegd van de besteding van het beschikbaar gestelde persoonsgebonden budget aan de hand van het door het college vastgestelde formulier. Van de verrichte betalingen dienen de nota s, facturen en de bewijzen van de betalingen te worden overgelegd. 11. Nadat controle heeft plaatsgevonden ten aanzien van de besteding van het budget wordt het bedrag van het persoonsgebonden budget definitief vastgesteld. Als sprake is van een onderbesteding van het persoonsgebonden budget, of de besteding ervan niet in overeenstemming met het aangegeven doel is geweest, dan wel sprake is van het niet nakomen van de aan het persoonsgebonden budget verbonden voorwaarden kan, indien van toepassing, door het college worden overgegaan tot herziening en terugvordering als bedoeld in artikel 12 van de verordening maatschappelijke ondersteuning.

Hoofdstuk 6 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel Artikel 15 Vaststelling en verantwoording persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen. 1. Het persoonsgebonden budget voor de aanschaf van een vervoersvoorziening bedraagt ten hoogste de aan de gemeentelijke leverancier verschuldigde prijs van de goedkoopstcompenserende voorziening, over een periode van zeven jaar, inclusief onderhoud en reparatie. 2. Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen buiten het kernassortiment en het prijzenboek van de gemeentelijke leverancier bestaat uit twee componenten: een bedrag, bestemd voor de aanschafkosten van de goedkoopst adequate voorziening; een bedrag, bestemd voor de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering van de voorziening, dat maximaal 25% van de kosten van aanschaf van de goedkoopst adequate voorziening kan bedragen. 3. Het college stelt de hoogte van het persoonsgebonden budget vast op basis van tenminste twee offertes van twee leveranciers, waarvan er minimaal één is opgevraagd door het college, en één door de aanvrager. 4. Uitbetaling van het persoonsgebonden budget als bedoeld in het tweede lid vindt plaats na goedkeuring van de in het derde lid bedoelde offerte. 5. Na afloop van de in artikel 12 lid 3 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning genoemde termijn dient door de budgethouder verantwoording te worden afgelegd over de besteding van het beschikbaar gestelde persoonsgebonden budget aan de hand van het door het college vastgestelde formulier. Van de verrichte betalingen dienen de nota s, facturen en de bewijzen van de betalingen te worden overgelegd. 6. Nadat controle heeft plaatsgevonden ten aanzien van de besteding van het budget wordt het bedrag van het persoonsgebonden budget definitief vastgesteld. Als sprake is van een onderbesteding van het persoonsgebonden budget, of de besteding ervan niet in overeenstemming met het aangegeven doel is geweest, dan wel sprake is van het niet nakomen van de aan het persoonsgebonden budget verbonden voorwaarden kan, indien van toepassing, door het college worden overgegaan tot herziening en terugvordering als bedoeld in artikel 12 van de verordening maatschappelijke ondersteuning. Artikel 16 Financiële tegemoetkomingen voor gebruik vervoersvoorzieningen 1. Voor gebruik van vervoersvoorzieningen kunnen worden verstrekt: a) een forfaitaire tegemoetkoming voor gebruik van eigen auto van 300,- per jaar voor alleenstaanden; b) een forfaitaire tegemoetkoming voor gebruik van eigen auto van 225,- per persoon voor gehuwden, mits beide echtgenoten geïndiceerd zijn. 2. Uitbetaling van de in lid 1 bedoelde tegemoetkomingen vindt 2 x per jaar plaats. Hoofdstuk 7 Voorzieningen voor deelname aan recreatieve en maatschappelijke activiteiten Artikel 17 Sportvoorzieningen 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1.2.1. onder a, van de wet kan voor een sportvoorziening in aanmerking worden gebracht: a) indien aantoonbare beperkingen het sporten zonder sportvoorziening binnen de eigen woonen leefomgeving onmogelijk maken en; b) indien de in aanhef bedoelde persoon lid is van een sportvereniging waar de sport, waarvoor de voorziening wordt aangevraagd, wordt beoefend. 2. Een sportvoorziening wordt verstrekt in de vorm van een gemaximeerd persoonsgebonden budget, dan wel financiële tegemoetkoming, bestaande uit: a) een bedrag, bestemd voor de aanschafkosten van de goedkoopst adequate voorziening;

b) een bedrag, bestemd voor de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering van de voorziening, dat maximaal 10% van de kosten van aanschaf van de goedkoopst adequate voorziening omvat. 3. De in het tweede lid bedoeld persoonsgebonden budget bedraagt in totaal maximaal 2.500,- en is bedoeld voor aanschaf, onderhoud, reparatie en verzekering van een sportvoorziening over een periode van 3 jaar. 4. Verstrekking van een persoonsgebonden budget of van een financiële tegemoetkoming voor een sportvoorziening vindt plaats nadat een kopie van een geldig bewijs van lidmaatschap van een sportvereniging als bedoeld in lid 1, onder b. is overgelegd aan het college. 5. Na afloop van de in artikel 12 lid 3 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning genoemde termijn dient door de aanvrager verantwoording te worden afgelegd van de besteding van het beschikbaar gestelde persoonsgebonden budget, dan wel tegemoetkoming aan de hand van het door het college vastgestelde formulier. Van de verrichte betalingen dienen de nota s, facturen en de bewijzen van de betalingen te worden overgelegd. 6. Nadat controle heeft plaatsgevonden ten aanzien van de besteding van het budget wordt het bedrag van het persoonsgebonden budget definitief vastgesteld. Als sprake is van een onderbesteding van het persoonsgebonden budget, of de besteding ervan niet in overeenstemming met het aangegeven doel is geweest, dan wel sprake is van het niet nakomen van de aan het persoonsgebonden budget verbonden voorwaarden kan, indien van toepassing, door het college worden overgegaan tot herziening en terugvordering als bedoeld in artikel 12 van de verordening maatschappelijke ondersteuning. Hoofdstuk 8 Eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen Artikel 18 Eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen 1. Het prijspeil van maatwerkvoorzieningen in natura wordt bepaald door afspraken in de contracten met de leveranciers. 2. De eigen bijdrage bij de verstrekking van maatwerk voorzieningen is gelijk aan de maximale bedragen zoals opgenomen in hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015, Stb. 2014, nr. 420, en volgt de jaarlijkse aanpassing door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. 3. De rekenprijs voor het vaststellen van de eigen bijdrage voor maatwerkvoorziening voor zorg in natura bedraagt (zie tabel 2): Tabel 2 hoogte rekenprijzen voor eigen bijdrage CAK gemeente Rozendaal 2016 NZA code CAK-code 2016 Product Rekenprijs ZIN Uurtarief Referentie Rekenprijs PGB Dagelijkse Ondersteuning 01A04 Ongekwalificeerd 12,00 12,00 7 HH1 21,85 15,00 01A05 Dagelijkse ondersteuning 23,65 20,00

Persoonlijke verzorging 01A04 Ongekwalificeerd 12,00 12,00 H126 400 Persoonlijke verzorging 33,38 28,00 H127 401 Persoonlijke verzorging extra 33,38 28,00 Begeleiding (BG) per uur 01A04 Ongekwalificeerd 12,00 12,00 H300 403 Begeleiding 32,00 27,00 H150 404 Begeleiding extra 32,00 27,00 H152 405 Begeleiding speciaal 1 (nah) 32,00 27,00 H153 406 Gespecialiseerde begeleiding (psy) 32,00 27,00 H301 407 Begeleiding ZG visueel 32,00 27,00 H303 408 Begeleiding ZG auditief 32,00 27,00 H302 409 Begeleiding speciaal 2 (visueel) 32,00 27,00 H304 410 Begeleiding speciaal 2 (auditief) 32,00 27,00 Begeleiding (BG) per dagdeel 01A04 Ongekwalificeerd 12,00 12,00 H531 411 Dagactiviteit (begeleiding) basis H800 412 Module cliëntkenmerk (som-ondersteunend) H533 413 Module cliëntkenmerk (pg) H811 414 Dagactiviteit (begeleiding) VG licht H812 415 Dagactiviteit (begeleiding) VG midden H813 416 Dagactiviteit (begeleiding) VG zwaar H831 417 Dagactiviteit (begeleiding) LG licht

H832 418 Dagactiviteit (begeleiding) LG midden H833 419 Dagactiviteit (begeleiding) LG zwaar H871 423 Dagactiviteit (begeleiding) ZG visueel licht H873 425 Dagactiviteit (begeleiding) ZG visueel zwaar F125 426 Dagactiviteit (begeleiding) GGZ- LZA 8,25 7,00 Respijtzorg logeren Vervoer NTB 4. De rekenprijs voor het vaststellen van de eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening PGB bedraagt per periode van vier weken: 4.1 In geval van een PGB voor niet formeel gekwalificeerde dienstverlening: 1/13 x het PGB-budget. 4.2 In geval van een PGB voor beroepsgekwalificeerde dienstverlening: 1/13 x het aantal uren dienstverlening waarvoor het PGB-budget beschikbaar wordt gesteld, vermenigvuldigd met 85% de rekenprijs van het referentietarief voor de gekwalificeerde dienstverlening in natura, waarvoor het PGB wordt verstrekt. 5. In afwijking van het gestelde in artikel 8.1.b van de Verordening maatschappelijke ondersteuning wordt geen eigen bijdrage gevraagd bij: a. verstrekking van een tegemoetkoming in verhuis- en herinrichtingskosten zoals bedoeld in artikel 12 lid 2 van dit Besluit; b. verstrekking van een financiële tegemoetkoming zoals bedoeld in artikel 6.4 van de verordening maatschappelijke ondersteuning en nader omschreven in regel 17 van de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp. 6. In afwijking van het gestelde in het tweede lid, blijft artikel 4.1. lid 5 van het landelijke Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb.2006 nr. 450), zoals dat luidde tot 9 november 2013, van toepassing op in eigendom verschafte roerende zaken en op bouwkundige of woontechnische aanpassingen van woningen, die in eigendom zijn van de aanvrager en die vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit zijn verstrekt in het kader van de verordening of de daaraan voorgaande verordeningen in het kader van de wet. Hoofdstuk 9 Overgangsbepaling persoonsgebonden budget Artikel 19 Overgangsbepaling 1. Voor de doorlopende indicaties op basis van de Wmo 2007 blijven de voorwaarden op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2013 en het Besluit voorzieningen

maatschappelijke ondersteuning Gemeente Rozendaal 2014 van toepassing, totdat een nieuwe indicatie is gesteld. 2. Voor zover een persoonsgebonden budget is toegekend vóór de datum van inwerkingtreding van dit Besluit, wordt bij de verantwoording van dat persoonsgebonden budget, toegekend over de jaren 2013 en 2014, uitgegaan van de in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal 2014 opgenomen voorwaarden en bepalingen, dan wel de bepalingen en voorwaarden die door middel van een beschikking of anderszins schriftelijk aan de budgethouder kenbaar zijn gemaakt. 3. Voor de doorlopende indicaties op basis van de AWBZ en de voorlopers van de Jeugdwet is het overgangsrecht van toepassing tot en met 31 december 2015. Artikel 20 Slotbepalingen 1. Het Besluit maatschappelijke voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal 2014 wordt ingetrokken. 2. Dit besluit, alsmede de intrekking van het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal 2014 treden in werking met ingang van de dag na bekendmaking en werken terug tot en met 1 januari 2016. 3. Dit besluit wordt aangehaald als: Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal 2016. Rozendaal, 22 december 2015 Burgemeester en wethouders van Rozendaal, de burgemeester, de secretaris, (Drs.J.H.Klein Molekamp) (W.G.Pieterse-Pook)

12. Een persoonsgebonden budget dan wel een financiële tegemoetkoming in de kosten van woningsanering wordt alleen verstrekt in gevallen waarin de te vervangen stoffering nog niet is afgeschreven. c. Bij de vaststelling van de hoogte van het persoonsgebonden budget dan wel de financiële tegemoetkoming als bedoeld onder b wordt, op basis van een afschrijvingstermijn van 8 jaar, rekening gehouden met de reeds verlopen afschrijvingsperiode. Op basis van deze afschrijvingstermijn bedraagt de hoogte van het persoonsgebonden budget dan wel de tegemoetkoming een percentage van de onder b. genoemde normbedragen, afhankelijk van de afschrijvingsperiode. De afschrijvingspercentages zijn: 100% indien het te vervangen artikel nieuwer is dan 2 jaar; 75% indien het te vervangen artikel tussen de twee en vier jaar oud is; 50% indien het te vervangen artikel tussen de vier en zes jaar oud is; 25% indien het te vervangen artikel tussen de zes en acht jaar oud is. d. Als normbedragen worden gehanteerd 53,- per strekkende meter voor zeil of linoleum (uitgaande van een gemiddelde lengte van een rol van 4 meter), inclusief egalisatiekosten en 15,- per meter voor rolgordijnen of een ander soort gladde gordijnen. Hoofdstuk 5 Rolstoelen Artikel 14 Vaststelling en verantwoording persoonsgebonden budget voor rolstoelvoorzieningen 5. Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel bedraagt ten hoogste de aan de gemeentelijke leverancier verschuldigde prijs voor de goedkoopst adequate voorziening, inclusief onderhoud en reparatie, over een periode van zeven jaar, voor zover het een voorziening uit het kernassortiment van de gemeentelijke leverancier betreft, dan wel een voorziening die is vermeld in het prijzenboek van de gemeentelijke leverancier. 6. Het persoonsgebonden budget voor een type rolstoel dat buiten het kernassortiment van de gemeente Rozendaal valt, bestaat uit twee componenten: een bedrag, bestemd voor de aanschafkosten van de goedkoopst adequate voorziening; een bedrag, bestemd voor de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering van de voorziening, dat maximaal 25% van de kosten van aanschaf van de goedkoopst adequate voorziening kan bedragen. 7. Het college stelt de hoogte van het persoonsgebonden budget vast op basis van tenminste twee offertes van twee leveranciers, waarvan er minimaal één is opgevraagd door het college, en één door de aanvrager. 8. Uitbetaling van het persoonsgebonden budget als bedoeld in het tweede lid vindt plaats na goedkeuring van de in het derde lid bedoelde offerte, onverminderd hetgeen elders in dit Besluit en in de Beleidsregels ter zake is geregeld 13. Na afloop van de in artikel 12 lid 3 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning genoemde termijn dient door de budgethouder verantwoording te worden afgelegd van de besteding van het beschikbaar gestelde persoonsgebonden budget aan de hand van het door het college vastgestelde formulier. Van de verrichte betalingen dienen de nota s, facturen en de bewijzen van de betalingen te worden overgelegd. 14. Nadat controle heeft plaatsgevonden ten aanzien van de besteding van het budget wordt het bedrag van het persoonsgebonden budget definitief vastgesteld. Als sprake is van een onderbesteding van het persoonsgebonden budget, of de besteding ervan niet in overeenstemming met het aangegeven doel is geweest, dan wel sprake is van het niet nakomen van de aan het persoonsgebonden budget verbonden voorwaarden kan, indien van toepassing, door het college worden overgegaan tot herziening en terugvordering als bedoeld in artikel 12 van de verordening maatschappelijke ondersteuning.