Advies over de conceptnota financiering van het hoger onderwijs

Vergelijkbare documenten
Brussel, 18 februari _Advies_studiefinanciering_HO. Advies. Studiefinanciering en studentenvoorzieningen in het hoger onderwijs

Advies over de definitie van werkstudenten in het hoger onderwijs naar aanleiding van de conceptnota hbo5

Advies over een vereenvoudigd studiegeldenmechanisme

Advies over de conceptnota financiering hoger onderwijs, versie 7 juni 2006

Toekomstige structuur Vlaams Hoger Onderwijs

Advies over het voorstel van onderwijskwalificatie graduaat in het winkelmanagement

Een nieuw financieringssysteem voor universiteiten en hogescholen. Standpunt en voorstel van de Associatie K.U.Leuven

Financiering van het Hoger Onderwijs in Vlaanderen

Leerkrediet

Advies over de beleidsevaluatie van een aantal aspecten van het financieringsmechanisme hoger onderwijs

Advies over het voorontwerp van decreet over de uitbouw van de graduaatsopleidingen

Leerkrediet

Leerkrediet. Infofiche 1. WAT VOORAF GING

Advies over de decreetwijziging betreffende de Regionale Technologische Centra (RTC)

Ontwikkelingen in het hoger onderwijs

betreffende het onderwijs XXVI

Hoorzitting Commissie Onderwijs Conceptnota lerarenopleiding

Instroom Doorstroom - Uitstroom

Advies over de wijziging van het accreditatieverdrag

Advies over het voorontwerp van decreet betreffende de scholengemeenschappen in het basis- en secundair onderwijs

Advies over het programmadecreet bij begrotingsopmaak 2014

ADVIES. Raad Hoger Onderwijs. 29 januari 2009 RHO/IDR/ADV/002

Advies ten gronde over certificaatsupplementen

Voor wie is het leerkrediet (en dus deze folder)?

Advies over de implementatie van ISCED 2011 in Vlaanderen

Verslag over de ronde tafel de meerwaarde van het Aanmoedigingsfonds van 25 maart 2013

Advies over het nieuwe NVAO-reglement

Advies over de erkenning van een nieuw structuuronderdeel in het gewoon voltijds secundair onderwijs: Productontwerpen - tweede graad

INHOUDSOPGAVE PAGINA 1

Advies. Financiering van de werking van de hogescholen en de universiteiten

Advies over het vervolgrapport van de ministeriële commissie rationalisatie en optimalisatie

Advies. betreffende de nieuwe anti-crisismaatregelen van de federale regering en minister van Werk

Handleiding onderwijsvisitaties VLIR-VLHORA tabellen

ADVIES WIJZIGING BVR SUBSIDIËRING TERREINEN WOONWAGENBEWONERS

Advies over de voorstellen van opleidingsprofielen voor het secundair volwassenenonderwijs

Functiebeschrijving: Projectportfoliobeheerder

Handleiding onderwijsvisitaties VLIR-VLHORA tabellen

Advies over het voorstel van decreet tot wijzigingen aan de studieomvang van opleidingen in het hoger onderwijs

Advies over het voorontwerp van decreet betreffende het onderwijs XXV

Advies over voorontwerp van programmadecreet bij begrotingsaanpassing 2015

Sjabloon aanvraag voor het aanbieden van een anderstalige initiële bachelor- en/of masteropleiding

Glossarium praktijkcomponent lerarenopleiding 17 februari inter-enw-werkgroep

Advies over voorstellen van opleidingsprofielen en van referentiekader voor het leergebied wiskunde voor de basiseducatie

Bijlage. Beoordelingskader voor de transformatietoets van het ingediende transformatieplan als vermeld in artikel 5

ONTWERP VAN DECREET. betreffende de kwalificatiestructuur AMENDEMENTEN

ANTWOORD. Vraag nr. 572 van 1 september 2011 van KATHLEEN DECKX

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Advies. Wijzigingen HBO en hoger onderwijs. Brussel, 12 juni 2017

Advies over het voorstel van nieuwe opleidingen en opleidingenstructuren in het dbso vanaf 1 september 2015

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Is nultolerantie een wenselijke maatregel? Zijn restricties binnen opo-clusters wenselijk? Zijn bijkomende randvoorwaarden aan de orde?

Uitbreiding studieomvang

adviesnota de doelstelling m.b.t. de hogeronderwijsmobiliteit

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 8 februari 2008;

VLAAMSE OUDERENRAAD Advies 2011/2 over de aanpassing van het Decreet ouderenbeleidsparticipatie

Standpunt. Inclusief ondersteuningsmodel. Zie kader hieronder

Glossarium praktijkcomponent lerarenopleiding 27 oktober inter-enw-werkgroep

ADVIES. Raad Volwassenenonderwijs. 24 mei 2005 RVOL/MDR/ADV/015

Beleidsaanbevelingen over onderwijs aan kinderen met ernstige en meervoudige beperkingen

Advies BVR duaal leren BuSO

Advies over het ontwerp van decreet houdende diverse bepalingen inzake wonen, inburgering en stedelijk beleid

Reglement inzake persoonlijke vergoedingen in het kader van wetenschappelijke of maatschappelijke dienstverlening

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Advies over een voorstel van opleidingsprofiel volwassenenonderwijs Studiegebied Slagerij

A D V I E S Nr Zitting van vrijdag 10 oktober

Advies over de projectoproep proeftuin Opleiding voor Opleiders van Volwassenen

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 23 oktober

STEM monitor juni 2015 RITA DUNON

Advies over de voorstellen van opleidingsprofielen volwassenenonderwijs voordrachten januari, februari en maart 2016

Beleidsplan AUHL

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het tijdelijk project Leerlingenvervoer buitengewoon onderwijs

Brussel, 10 december _Advies_accreditatieverdrag. Advies. Accreditatieverdrag met Nederland

ADVIES. 10 maart 2014

Advies over het voorstel van de lijst opleidingen voor het deeltijds beroepssecundair onderwijs

Advies over eindtermen natuurwetenschappen ASO (tweede graad) en BSO (tweede en derde graad)

Buitengewoon onderwijs - Bijkomende of gespecialiseerde opleidingen voor leerkrachten

Advies. Over het voorontwerp van decreet tot invoering van een verhoogd abattement bij hypotheekvestiging op de enige woning


HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO

Advies over de vernieuwing van het studiegebied Grafische technieken

FAQ s tegemoetkoming kosten aspirant-opleidingsscholen Versie 21 augustus 2015

Werkzoekende schoolverlaters in Vlaanderen Kiezen voor TSO, it makes Se-n-Se Provincie Antwerpen

Nieuw loopbaanakkoord zet de stap naar maatwerk

Rapport alumni-enquête 2016 Vrije Universiteit Brussel

COMMISSIE HOGER ONDERWIJS VLAANDEREN

ADVIES. Raad Secundair Onderwijs. 22 februari 2005 RSO/RLE/ADV/005

Advies over het voorontwerp van decreet betreffende de studiefinanciering en studentenvoorzieningen in het hoger onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap

Advies over de conceptnota over het Aanmoedingsfonds

Advies. Krijtlijnen voor de hervorming van het stelsel van de opleidingscheques

Advies over het voorstel van specifieke eindtermen voor de optie Sportwetenschappen aso

ADVIES 84 OPRICHTING VAN HET INTERN VERZELFSTANDIGD AGENTSCHAP INSTITUUT VOOR INNOVATIE DOOR WETENSCHAP EN TECHNOLOGIE

Evaluatie National Contact Point-werking van het Vlaams Contactpunt Kaderprogramma

VR DOC.0177/1BIS

Reacties bij/ standpunten over de platformtekst

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 10 juli

BRUGGEN BOUWEN TUSSEN SECUNDAIR EN HOGER ONDERWIJS: DE ONDERWIJSLOOPBAAN VAN JONGEREN. VLOR 24 oktober 2018

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 2 mei

Advies. Ervaringsfonds - aanvraagprocedures. Brussel, 6 juli 2015

Federgon kwaliteitscharter

Advies over de evaluatie van de eindtermen en ontwikkelingsdoelen voor het basisonderwijs

Transcriptie:

ADVIES Raad Hoger Onderwijs 8 november 2005 RHO/WOY/ADV/002 Advies over de conceptnota financiering van het hoger onderwijs VLAAMSE ONDERWIJSRAAD, LEUVENSEPLEIN 4, 1000 BRUSSEL www.vlor.be

Advies over de conceptnota financiering van het hoger onderwijs 1 Situering De minister van Onderwijs en Vorming vroeg advies aan de Vlor over de conceptnota inzake de financiering van het hoger onderwijs. In deze nota stelt de minister een nieuw financieringssysteem voor hogescholen en universiteiten voor. De Raad Hoger Onderwijs bracht onderstaand advies uit op 8 november 2005. Er waren 18 stemgerechtigde leden. Twee leden stemden tegen dit advies en formuleerden een minderheidsnota die als bijlage bij dit advies wordt gevoegd. 2 Algemeen De raad plaatst het debat over de financiering van het hoger onderwijs in een globaal kader van de financiering van het onderwijs. De raad wijst erop dat heel wat instellingen voor hoger onderwijs waaronder de hogescholen in het verleden ondergefinancierd werden. De financiële injectie waar de overheid nu in voorziet, biedt wat ademruimte en is in de ogen van de raad een belangrijk eerste signaal. Maar op termijn is er nood aan een gezonde financiële basis voor de uitbouw van een volwaardig hoger onderwijs in Vlaanderen. De raad vindt het belangrijk dat er hierover maatschappelijke keuzes worden gemaakt, zonder dat dit in het nadeel uitvalt van andere onderwijssectoren. De raad onderschrijft het centrale uitgangspunt, met name een gemeenschappelijk financieringssysteem voor hogescholen en universiteiten. Toch stelt men vast dat de invoering hiervan bij constant budget, ingrijpende verschuivingen van budgetten zou kunnen teweeg brengen. Sommigen vrezen dat het nagestreefde gemeenschappelijke financieringssysteem ten koste zal gaan van de financiering van bepaalde groepen van instellingen. De Vlor pleit daarom voor het inzetten van extra financiële middelen om de overgang naar een nieuw financieringssysteem vlotter te laten verlopen. De overheid is terecht bezorgd om de doorstroming in het hoger onderwijs. Wel blijkt uit internationale vergelijkingen dat er zich momenteel nog geen probleem stelt. Vlaamse studenten studeren in internationale context bekeken, vrij snel af. Het bewaken en stimuleren van onderwijskwaliteit wordt door de minister niet als doelstelling vermeld voor het nieuwe financieringssysteem. De raad voelt dit aan als een gemis. Hoewel de kwaliteit van het hoger onderwijs wordt bewaakt door het accreditatieproces, kan de keuze van gebruikte financieringsmechanismen wel degelijk een invloed hebben op de onderwijskwaliteit. De raad stelt vast dat de nota onvoldoende concrete parameters bevat om het debat ten gronde te voeren. Het is moeilijk om de uitgangspunten te beoordelen zonder dat er zicht is op wat ze in de praktijk met zich mee brengen. Ook is er nog nood aan verduidelijking van een aantal essentiële begrippen. De nota spreekt bijvoorbeeld van het in rekening nemen van een concentratie-coëfficiënt voor het bepalen van de grootte van de sokkel, om versnippering van opleidingen te ontraden. Zonder meer informatie over de norm die hiervoor gehanteerd zal worden, blijft het onduidelijk wat de effecten zullen zijn. 1

De raad is verder van oordeel dat criteria die worden gebruikt voor de toekenning van middelen eenduidig en controleerbaar moeten zijn. Bovendien moet de kost voor de opvolging door de instellingen van dergelijke gegevens beperkt blijven. 3 Toepassingsgebied De conceptnota handelt enkel over de eerste geldstroom. De financiering van de sociale voorzieningen, investeringen, infrastructuur en de studiefinanciering worden nu niet meegenomen. Het is terecht dat de minister eerst klaarheid wil scheppen in de financiering van de eerste geldstroom. Omkaderende financiële stromen zoals voor de sociale voorzieningen en de studiefinanciering zullen op termijn moeten worden herdacht vanuit de nieuwe krijtlijnen die de conceptnota schetst. Op bepaalde vlakken is er nu al een duidelijke interferentie te zien tussen het dossier van de studiefinanciering en dat van de eerste geldstroom. Zo worden leerrechten van studenten niet enkel bepaald door het financieringssysteem waarop deze conceptnota betrekking heeft, maar ook door de studiefinanciering en de sociale voorzieningen. Er zijn ook raakpunten met de financiering van levenslang leren. Het gesprek over deze belendende percelen zal ten dele ook met andere partners moeten worden gevoerd. De financiering van het hoger kunstonderwijs en de specifieke lerarenopleidingen zijn eveneens niet in de nota vervat. De raad heeft hier begrip voor, maar dringt aan op de nodige spoed bij het aanpakken van deze dossiers. De raad is van oordeel dat het hoger kunstonderwijs nood heeft aan een behoorlijk financiële omkadering. In het nieuwe financieringssysteem is geen aparte financiering voorzien voor de maatschappelijke opdracht, een essentieel deel van de missie van het hoger onderwijs. Maatschappelijke en wetenschappelijke dienstverlening vanuit een maatschappelijk engagement mag niet worden verwaarloosd. Een adequate lumpsum financiering moet de instellingen in staat stellen om zelf budget vrij te maken om aan maatschappelijke dienstverlening te doen. De raad stelt vast dat de instellingen van openbaar nut voor postinitieel onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijke dienstverlening niet in deze regeling zijn opgenomen. Met het oog op transparantie van de geldstromen in het hoger onderwijs zou het wenselijk zijn te expliciteren hoe deze instellingen zullen worden ingepast in het nieuwe concept voor de financiering van het hoger onderwijs. 4 Structuurkenmerken van de nieuwe financiering 4.1 De sokkel De raad gaat akkoord met het principe van het toekennen van een gelijke sokkel die betrekking heeft op de basiswerking. Gezien het uitgangspunt gelijke financiering waar het mogelijk is, kan de sokkel gelijk zijn voor de universiteiten en de hogescholen. Volgens de conceptnota dient de sokkel voor het financieren van de vaste kosten van de instellingen. We stellen echter vast dat deze sokkel ontoereikend is om de vaste kosten van een instelling volledig te dekken. 2

De minister pleit voor een rationalisering van het aanbod en wil dit onder andere realiseren door het toepassen van een concentratie-coëfficiënt. In die context vindt de raad het belangrijk dat er geen verschraling van het aanbod plaatsvindt doordat maatschappelijk relevante opleidingen die minder studenten aantrekken, worden afgestoten. De vraag rijst of deze sokkel geen aanleiding kan geven tot strategisch gedrag en zelfs tot splitsing van instellingen. 4.2 Incentive financiering De conceptnota haalt het bevorderen van gelijke kansen en diversiteit aan als mogelijke beleidsdoelstelling voor dit aanmoedigingsfonds. De raad is van oordeel dat deze problematiek fundamenteel van aard is en dus structureel in het financieringssysteem moeten worden ingewerkt. Dit betekent dat in het onderwijsgerelateerd gedeelte studentgebonden criteria moeten worden ingepast. Tijdelijkheid of vrijwilligheid vormen geen voldoende basis voor het voeren van een gelijkekansenbeleid. Het is een wezenlijk onderdeel van de missie van het hoger onderwijs. De raad is van oordeel dat de bijkomende incentive financiering moet geput worden uit bijkomende middelen voor het hoger onderwijs. De minister stelt voor beheersovereenkomsten af te sluiten voor een periode van telkens 3 jaar. De Vlor is van mening dat deze beperkte periode de instellingen onvoldoende in staat stelt om aan langetermijnplanning te doen. Bovendien stelt zich de vraag of de effecten van het gevoerde beleid na 3 jaar al meetbaar kunnen zijn. De Vlor dringt aan op het beperken van de administratieve last voor de instellingen bij het uitwerken van de beheersovereenkomsten. 4.3 Het onderwijsgerelateerde variabel gedeelte De Vlor herinnert aan de eerdere vaststelling dat de conceptnota nog zo weinig parameters vrijgeeft dat het onmogelijk is om de impact van enerzijds outputfinanciering en anderzijds inputfinanciering in te schatten. De onderstaande bedenkingen zijn dan ook een aantal eerste reacties die verfijnd of aangepast zullen moeten worden eens de parameters bekend zijn. De Vlor vindt het belangrijk dat instellingen nieuwe doelgroepen aantrekken en dat deze ook afstuderen. De vraag rijst of een systeem van outputfinanciering zoals voorgesteld in de conceptnota, niet contradictorisch is met de wens om nieuwe doelgroepen aan te trekken. Sommige van deze doelgroepen zullen misschien minder snel doorstromen. Er kan een groot verschil zijn tussen het startniveau van verschillende doelgroepen. Er is nood aan specifieke financiering op grond van studentenkenmerken. De raad is van mening dat het voorgestelde financieringssysteem te veel outputgestuurd is om een doelgroepenbeleid mogelijk te maken en verdere democratisering in de weg staat. Omwille van bovenstaande reden denkt de raad eerder aan een systeem van voornamelijk inputfinanciering waarbij men rekening houdt met studentenkenmerken, aangevuld met een kleinere outputcomponent. Het is belangrijk dat deze studentenkenmerken op een operationele en werkbare manier worden omschreven. In het leerplichtonderwijs is hiervoor al heel wat expertise voorhanden. 3

Voor de invulling van de outputcomponent moet er een evenwicht worden gezocht tussen de verantwoordelijkheid van de instelling en deze van de student. De instelling is niet alleen verantwoordelijk voor de gerealiseerde studieresultaten van studenten. De meerderheid van de raad pleit voor de idee van een bonus per uitgereikt diploma zodat instellingen ertoe worden aangezet studenten te laten afstuderen. De studentengeleding is voorstander van een bonus per behaald studiepunt. Eventueel kan een sterker systeem van leerrechten overwogen worden om de verantwoordelijkheid van de student meer in de verf te zetten. De studentengeleding heeft moeite met de idee van leerrechten. Zij vinden het belangrijk dat alle studenten volwaardig kunnen participeren aan het hoger onderwijs. De studentengeleding pleit ervoor om naast studentenkenmerken ook indicatoren voor kwaliteit van de onderwijsprocessen mee te verrekenen in dit luik van de financiering. Zij vragen dat de minister een onderzoek opzet om dergelijke indicatoren te operationaliseren. In dit nieuwe financieringssysteem zijn master-na-masteropleidingen niet financierbaar vanuit de eerste geldstroom, terwijl de bachelor-na-bacheloropleidingen dat wel zijn. Toch pleit de Vlor ervoor om op grond van objectieve criteria nog uitzonderlijk bepaalde master-na-masteropleidingen te financieren. De studentengeleding wijst op het belang van levenslang leren en het op peil houden van competenties, ook voor hoogopgeleiden. Zij vinden dat de overheid ook hierin een verantwoordelijkheid heeft te dragen. De Vlor is van oordeel dat schakel- en voorbereidingsprogramma s financierbaar moeten blijven. De inputfinanciering van de student die voor het eerst instroomt, is voor de helft meeneembaar naar een nieuwe instelling wanneer die na het eerste semester van instelling verandert. Dit is een goed principe, maar een systeem waarbij de uitsturende instelling zijn financiering behoudt, zou meer aanzetten om studenten tijdig door te verwijzen. De ontvangende instelling ontvangt dan financiering overeenkomstig de studiepunten die de student nog opneemt. Volgens de conceptnota zal het totale variabel gedeelte worden opgedeeld in drie deelbudgetten volgens de opleidingen waarvan de studiepunten gefinancierd worden: professionele opleidingen aan hogescholen, academische opleidingen aan hogescholen en academische opleidingen aan universiteiten. Het is onduidelijk of deze deelbudgetten worden gevormd door het nieuwe systeem, dan wel vooraf worden bepaald op basis van de huidige budgetten. Sommigen vrezen voor al te grote verschuivingen van de budgetten tussen verschillende groepen van instellingen, indien de grootte van de deelbudgetten wordt bepaald door het nieuwe systeem zelf. Het voorgestelde financieringssysteem gaat uit van het voorlopig behoud van een ternair systeem. De raad benadrukt dat moet gestreefd worden naar een binair systeem. Vanaf 2013, na het academiseringsproces, zou het variabel gedeelte in het financieringssysteem slechts twee deelbudgetten meer mogen bevatten. De raad vraagt dat er zou onderzocht worden of het mogelijk is om met een binair systeem van start te gaan. Het nieuwe financieringssysteem zal een meer vraaggestuurde financiering van de instellingen tot gevolg hebben. In dit kader uit de raad zijn bezorgdheid over het voortbestaan van minder rendabele maar maatschappelijk relevante opleidingen. Hij pleit voor lumpsum financiering teneinde de instellingen de mogelijkheid te geven zulke opleidingen toch verder in te richten. De instellingen hebben hier een maatschappelijke verantwoordelijkheid. 4

4.4 Het onderzoeksgerelateerde variabel gedeelte De Vlor onderschrijft het principe dat de financiering van onderzoek een apart onderdeel vormt. De raad is van oordeel dat men rekening moet houden met de academische opdracht van het geheel van de academische opleidingen met inbegrip van de academische bachelors. Ook deze opleidingen moeten geënt zijn op wetenschappelijk onderzoek. Dit moet zich dan ook vertalen in het financiële mechanisme. Het is nu nog niet duidelijk hoe dit gedeelte van de budgetten zal worden toegekend eens de opleidingen van de hogescholen geacademiseerd zijn. Een deel van de raad is van oordeel dat het niet aangewezen is outputindicatoren te gebruiken bij de verdeling van dit onderzoeksgerelateerde variabel gedeelte. Het gaat om een relatief klein onderdeel van de totale onderzoeksfinanciering. Het onderzoeksgerelateerde gedeelte van de eerste geldstroom is in feite de minimale onderzoeksfinanciering die ervoor moet zorgen dat het onderwijs geënt is op wetenschappelijk onderzoek. Een verdeling volgens onderwijsindicatoren is daarom niet onlogisch. Bovendien wordt onderzoeksfinanciering binnen de zogenaamde tweede, derde en vierde geldstroom al in grote mate door outputfactoren gestuurd. Anderen zijn van oordeel dat het onderzoeksgerelateerde variabel gedeelte zowel met outputgegevens als met onderwijsgegevens rekening moet houden. Indien men toch de BOF-sleutel wenst te gebruiken voor de toekenning van het onderzoeksgerelateerde variabele gedeelte binnen de eerste geldstroom, is de geplande herziening van de indicatoren des te belangrijker. De BOF-sleutel bevat immers elementen die niet voor elk studiegebied even relevant zijn. 5 Implementatie Het nieuwe financieringssysteem zal de bestaande situatie drastisch wijzigen. De raad dringt aan op een grondige opvolging van het systeem en eventuele bijsturing om ervoor te zorgen dat de beoogde effecten ook worden gerealiseerd. Er wordt gevraagd naar de personeelsimplicaties van het nieuwe financieringssysteem. 6 Enkele technische vragen Het is niet duidelijk of het nieuwe financieringssysteem vertrekt vanuit één enkele enveloppe dan wel vanuit twee enveloppen waarop dan hetzelfde mechanisme wordt toegepast. De Raad herinnert aan de onduidelijkheid van enkele termen zoals concentratiecoëfficiënt. Er moet op korte termijn duidelijkheid geschapen worden over de parameters want het blijft moeilijk om zonder deze gegevens te komen tot een evenwichtige beoordeling van de voorstellen. Roos Herpelinck wnd. secretaris Johan Veeckman voorzitter 5

Minderheidsstandpunt van UNIZO/VOKA m.b.t. de financiering van het hoger onderwijs Beide vertegenwoordigers van de werkgevers kunnen zich echter niet volledig vinden in bovenstaand advies en wensen dan ook hun minderheidsstandpunt toe te voegen aan het advies. Net zoals de overige Vlor-geledingen ondersteunen de werkgeversvertegenwoordigers de algemene uitgangspunten en doelstellingen van het financieringsvoorstel van de minister. In tegenstelling tot de andere Vlor-geledingen zijn de vertegenwoordigers van de werkgevers echter van mening dat deze doelstellingen perfect via het voorgestelde financieringssysteem gerealiseerd kunnen worden. 1 Onderwijsgerelateerd variabel deel Wat het onderwijsgerelateerde variabel gedeelte betreft, gaan de werkgeversvertegenwoordigers volledig akkoord met het voorstel om de financiering gedeeltelijk afhankelijk te maken van een aantal outputindicatoren. Het nieuwe financieringssysteem moet niet langer gebaseerd zijn op inputindicatoren zoals studentenaantallen alleen, maar moet ook financieren in functie van de behaalde resultaten. Momenteel zijn de slaagpercentages in ons hoger onderwijs veel te laag. Het rendement van de studietrajecten en de succesvolle uitstroom moeten bevorderd worden. Door financieringspunten aan outputvariabelen als het aantal verworven studiepunten en aantal behaalde diploma s te koppelen, kan het rendement van de opleidingen aanzienlijk verhoogd worden. Instellingen voor hoger onderwijs zullen immers meer gestimuleerd worden studenten op het einde van het secundair onderwijs een meer realistisch beeld te geven van de opleiding en de eisen die aan de student gesteld worden. Een voornamelijk op inputvariabelen gebaseerd financieringssysteem stimuleert dit onvoldoende. Volgens de werkgeversvertegenwoordigers is het geen contradictie om tegelijkertijd te streven naar gelijke kansen. Door outputvariabelen mee te nemen als basis voor financiering worden instellingen voor hoger onderwijs gestimuleerd om bijkomende begeleiding voor kansengroepen te voorzien, zodat ook zij vlot kunnen doorstromen. De voorziene incentive financiering laat bovendien voldoende ruimte om de inspanningen voor kansengroepen extra te stimuleren. De bezorgdheid om de doorstroming binnen het hoger onderwijs vinden de vertegenwoordigers van de werkgevers terecht. Momenteel blijkt inderdaad nog niet dat er zich een probleem stelt. Met de flexibilisering van het hoger onderwijs in het achterhoofd, is het echter belangrijk dat er nu reeds mechanismen ingebouwd worden om studievertraging te ontmoedigen. Aan de onderwijskwaliteit wordt door dit financieringsmodel niet geraakt. De kwaliteit van het hoger onderwijs wordt volgens de werkgeversvertegenwoordigers immers gewaarborgd door het accreditatieproces. 6

De vertegenwoordigers van de werkgevers ondersteunen ook de maatregelen die voor meer samenwerking en rationalisatie van het aanbod moeten leiden. Hierdoor worden de beschikbare middelen meer doelmatig ingezet. De vertegenwoordigers van de werkgevers zien het echter als een gemis dat in het financieringsvoorstel geen structurele stimulansen voorzien zijn om het volgen van opleidingen in de technische en natuurwetenschappen aan te moedigen. De mogelijkheid om deze doelstelling op te nemen als een van de te realiseren doelen om de incentive financiering te verwerven, komt onvoldoende tegemoet aan de maatschappelijke nood aan meer technisch en wetenschappelijk geschoolde werknemers. In vergelijking met andere landen, worden in het Vlaamse hoger onderwijs amper diploma s in wiskunde, wetenschappen en technologie uitgereikt. De vertegenwoordigers van de werkgevers vragen ook dat de voorziene wegingsfactoren naar opleiding en studiegebied, zo opgesteld worden dat opleidingen in de technische en natuurwetenschappen niet afgestraft worden voor het feit dat op dit moment in Vlaanderen weinig studenten voor deze opleidingen inschrijven. 2 Onderzoeksgerelateerde variabel deel Wat het onderzoeksgerelateerde variabel deel betreft, betreuren de vertegenwoordigers van de werkgevers het dat er geen stimulans ingebouwd wordt om onderzoeksvragen af te stemmen op de vragen van bedrijven. Wat betreft het uitvoeren van toegepast onderzoek, kan ook gedacht worden aan een stimulans om kennisuitwisseling met bedrijven te bevorderen. 3 Incentive funding De vertegenwoordigers van de werkgevers ondersteunen het idee van stimulansfinanciering. Zij vragen dat deze stimulansfinanciering ook ingezet wordt om instellingen te belonen die erin slagen meer studenten aan te trekken voor opleidingen die voorbereiden op een knelpuntberoep. 4 Financiering BaNaBA s en MaNaMa s Vervolgdiploma s (BaNaBA s en MaNaMa s) en het verwerven van een tweede of derde bachelor- of masterdiploma dienen niet door de overheid gefinancierd te worden. De overheid heeft inderdaad de taak het hoger onderwijs te financieren op zo n manier dat een kwalitatief onderwijsaanbod voorzien kan worden. Aan deze publieke verantwoordelijkheid zijn, zoals de minister al stelt, grenzen. De beschikbare middelen die niet oneindig zijn, moeten prioritair gebruikt worden om studenten een initieel bachelor- of masterdiploma te laten behalen. 7