Veiligheid van land- en tuinbouwmachines Algemene minimumvoorschriften voor de arbeidsmiddelen

Vergelijkbare documenten
MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID. 3 MEI Koninklijk besluit betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen.

Codex over het welzijn op het werk. Boek IV.- Arbeidsmiddelen. Titel 2. Bepalingen van toepassing op alle arbeidsmiddelen

8.1.1 Arbeidsmiddelen (K.B. 12/08/93, B.S. 28/09/93) - synthese

Koninklijk besluit van 12 augustus 1993 betreffende het gebruik van arbeidsmiddelen (B.S )

CONTROLELIJST ARBEIDSMIDDELEN EN RISICOBEOORDELING R01/ IDPB.CD

Veiligheidscoördinatoren Coordinateurs de Sécurité

1 Arbeidsmiddelen volgens het Arbobesluit

PROCEDURE MACHINEVEILIGHEID (MRL)

De CE-markering voor de FABRIKANT ( dus niet voor de gebruiker) houdt in :

Veilig werken met apparaten en machines

Nr 4146 Revisie

MACHINEVEILIGHEID ALGEMEEN

MEERSPILLIGE BOORMACHINE

euronorm Risicoanalyse Generaal Foulkesweg BZ Wageningen Transportmachine Transportmachine voor het transport van lege dozen Versie:

Nr 4136 Revisie

BREEDBAND SCHUURMACHINE

Nr 4101 Revisie

Nr 4154 Revisie

Nr 4126 Revisie

Codex over het welzijn op het werk. Boek IV.- Arbeidsmiddelen. Titel 1. Definities

Nr 4125 Revisie

Nr 4112 Revisie

Fiche 55 (Analyse) Reglementering: machinerichtlijnen en richtlijn arbeidsmiddelen

Checklist Machineveiligheid

Koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende het gebruik van arbeidsmiddelen voor het hijsen of heffen van lasten (B.S )

CNC-BEWERKINGSCENTRUM

Onderhoud van machines

Nr 4148 Revisie

Wetgeving valbeveiligingsmiddelen

RICHTLIJN VAN DE RAAD

Nr 4159 Revisie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Gewijzigd voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Risico-inventarisatie /evaluatie houtbewerking

Komplet DS 1020 gebruikershandleiding

EUROPEES PARLEMENT. Commissie juridische zaken en interne markt

Handleiding: Verreiker roterend max. hefvermogen 20,6 mtr. incl. machinist

Gebruiks- en onderhoudsaanwijzing- NL

Checklist inrichting werkplek

QSC SNELWISSEL MET STANDAARD BESTURING GESTANDAARDISEERD VERGRENDELSYSTEEM

Professional Supplies BORDENWARMKAST. Modelnr.: * * * CaterChef 60

Lockout-stappen. Hoe vergrendelen? Wat is Lockout/Tagout?

RICHTLIJN 2009/104/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Arbeidsplaatsen Elektrische installaties Minimale voorschriften voor de oude installaties. Infodocument

Algemene risicoanalyse voor de werkpost : Tafelcirkelzaagmachine Versie 99/1 Blz. 3/5

TOOLBOX VEILIG WERKEN MET MACHINES

Bescherm uw medewerkers,

laatste wijziging: Rims melding RIMS Zie 4.5 Datum laatste uitgave 29 oktober 13

VIERZIJDIGE SCHAAFBANK

Cilinderpers. 1 Inleg 2 Inlegtafel 3 Overpakmoment tussen inlegtafel en cilinder 4 Cilinder 5 Inktwerk 6 Drukvormtafel 7 Uitleg

Interventies aan machines Consignatieprocedure Paul Van Haecke FOD WASO AD Toezicht op het Welzijn op het Werk

Hoofdstuk 5 : Risicoanalyse

TAD: Technologische AdviesDienst

Nr 4116 Revisie

VERWARMING «RED HOT» Ref 93475

Verreiker: Gebruik als multifunctioneel werktuig.

GASTRO BUFFET - SALADEBAR GEBRUIKSAANWIJZING EN ONDERHOUDSHANDLEIDING

GEBRUIKERSHANDLEIDING KS

Professional Supplies EIERKOOKAPPARAAT. Modelnr.: *

Handleiding: minigraafkraan 1000 KG Kubota U10-3

Nr 4147 Revisie

TOSTI APPARAAT GEBRUIKSAANWIJZING

Machine stilleggen en vergrendelen (sleutel verwijderen) 112 en leidinggevende verwittigen

Nr 4119 Revisie

KONINKRIJK BELGIE. Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 242 van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties

-2- Noem voorbeelden van orde en netheid (good housekeeping). -2- Bij welke werkzaamheden kan een aanvullende werkvergunning nodig zijn?

Algemene risicoanalyse voor de werkpost : Houtfreesmachine Versie 99/1 Blz. 1/9

Veiligheidseisen kolomboormachine metaal

INSTALLATIES 12 ONAFHANKELIJKHEID VAN EEN ELEKTRISCHE INSTALLATIE TEN OVERSTAAN VAN ANDERE INSTALLATIES

Restrisico: risico's zijn er staads: vb: zaagblad kan men niet volledig inwerken anders kan men er niet meer mee zagen.

DRAAITAFEL DT-1000.INOX/ALU DT-1200.INOX/ALU DT-1500.INOX/ALU HANDLEIDING

8.2 Bestelprocedure installaties, machines en gemechaniseerde werktuigen

Veiligheidseisen boomkettingzaag

Lockout-Tagout -Tryout. LoToTo in de praktijk - Safety Forever

Veiligheid bij werkplaatsmachines. Machineveiligheid - Prenne 44

EUROPESE U IE HET EUROPEES PARLEME T

Bestnr Toerentalregelaar voor ventilator

9 Bijlage 2 Gevaren- en Risicovelden

Nr 4145 Revisie

Koninklijk besluit van 26 maart 2003 betreffende het welzijn van de werknemers die door explosieve atmosferen gevaar kunnen lopen (B.S

Opleiding veiligheid niv. 3 Aankoopbeleid (wetgeving-procedures) Francis Bruelemans Preventieadviseur niv. 1

Algemene risicoanalyse voor de werkpost : Werken met een vlakschaafbank Versie 99/1 Blz. 1/5

Artikel/lid Tekst Boete normbedrag

Visuele Inspectie van elektrische installaties

Gebruikersveiligheid. Elektrische veiligheid. Phaser 4500-laserprinter

DIGITALE STROOMTANG - KEW SNAP MODEL 2017/2027RMS voor het meten van wisselstroom. Klauwen. Klauwopener. Bereikkeuzeschakelaar. Veiligheidsarmband

RICHTLIJN 2009/127/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

YOUR REPUTATION IS MINE.

Richtlijn voor de uitvoering van bouwkasten. Het gehele Cogas elektriciteitsgebied.

VEILIGHEIDSINSTRUCTIES

Checklist inrichting werkplek Opstelling: Bij ieder arbeidsmiddel juiste benodigde persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken zoals:

Machineveiligheid toepassen om de Arbeidsveiligheid en Arbeidsgezondheid continu te stimuleren.

MACHINEVEILIGHEID ALGEMEEN

Tijdschakelklok. Bestnr.: (groen) (oranje) (transparant) (blauw) Omwille van het milieu 100% recyclingpapier

Dossier Machineveiligheid in de ontwerpfase

Mechanische gevaren Los slaan warmtewiel, uit de haak slaan. Door bijvoorbeeld: schade roulementen, trillingen, afbreken bevestiging

FP400-serie. Klassieke microprocessorgestuurde brandmeld- en detectiepanelen. Gebruikershandleiding

Algemene risicoanalyse voor de werkpost : Cirkelzaagmachine met radiale arm Versie 99/1 Blz. 1/5

Prebes Workshop indienststellingsverslag

Installatie instructies

Het ARBO besluit en snelkoppelingen

Transcriptie:

Onderwerp: Thema: Veiligheid van land- en tuinbouwmachines Algemene minimumvoorschriften voor de arbeidsmiddelen Alle machines op uw bedrijf die u ter beschikking stelt van werknemers moeten beantwoorden aan de minimumvoorschriften (veiligheidseisen) voor arbeidsmiddelen. Indien u op de Europese markt, via een gerenommeerd leverancier nieuwe landbouwmachines koopt beantwoorden deze aan de Europese machinerichtlijn of andere richtlijnen en bijhorende normen. Opmerking: Landbouw - en bosbouwtrekkers vallen niet onder de machinerichtlijn. Deze worden beschouwd als voertuigen / vervoermiddelen. Maar de machines die op de trekkers zijn aangebracht of eraan kunnen gekoppeld worden (verwisselbare uitrustingsstukken) vallen wel onder de machinerichtlijn. De fabrikant levert het bewijs door de CE-markering aan te brengen en een CE-verklaring af te leveren. Verder is een nieuwe machine vergezeld van een gebruikershandleiding met alle nodige informatie - ondermeer veiligheidsinstructies voor het veilig gebruik en onderhoud van de machine. Dus bij dergelijke machines mag u ervan uitgaan dat deze machines beantwoorden aan de minimumvoorschiften voor arbeidsmiddelen. In dit geval is het vooral een kwestie om de machines in goede en originele staat te houden en volgens de regels van het goedvakmanschap en de voorschriften van de fabrikant te gebruiken, te controleren en te onderhouden. Mogelijks stelt er zich wel een probleem voor andere machines op uw bedrijf. Dus oude machines, zelf gebouwde of samengestelde machines, gewijzigde machines, tweedehands aangekochte machines enz. In dit geval is het nuttig om de machines te (laten) controleren inzake de conformiteit met de algemene minimumvoorschriften. De betreffende algemene minimumvoorschriften zijn de volgende: 1. Bedieningsmiddelen De bedieningssystemen van een arbeidsmiddel die van invloed zijn op de veiligheid, moeten duidelijk zichtbaar en herkenbaar zijn en, waar nodig, op passende wijze zijn gemerkt. De bedieningssystemen dienen zich buiten de gevaarlijke zones te bevinden, behalve zo nodig in bepaalde gevallen, en zodanig te zijn geplaatst dat de bediening geen extra gevaren met zich brengt. Zij mogen bij onopzettelijke handelingen geen gevaar opleveren. Zo nodig moet de bediener vanaf de hoofdbedieningspost kunnen vaststellen of zich personen in de gevaarlijke zones bevinden. Indien dit onmogelijk is, moet elke inschakeling automatisch worden voorafgegaan door een veilig systeem zoals een waarschuwend geluids- of lichtsignaal. De blootgestelde werknemer moet de tijd of de middelen hebben om het gevaar dat ontstaat door het starten of stoppen van het arbeidsmiddel snel te ontlopen. De bedieningssystemen moeten veilig zijn. Een storing of beschadiging van de bedieningssystemen mag niet tot een gevaarlijke situatie leiden. De bedieningsorganen, t.t.z. de organen die de operator gebruikt om het arbeidsmiddel te laten functioneren (drukknoppen, hendels, pedalen, keuzeschakelaars,...) moeten identificeerbaar zijn in de mate dat hun functie niet voor de hand ligt (een stuur of de rempedalen van een voertuig vragen geen bijkomende informatie). Deze identificatie kan gebeuren met genormaliseerde pictogrammen of met een duidelijke indicatie van de functie,

behalve voor elektronische bedieningen die programeerbaar zijn, moet het activeren van een bedieningsorgaan steeds één en eenzelfde functie uitvoeren. Er moeten voorzorgen genomen worden opdat de bedieningsorganen niet ongewild geactiveerd zouden kunnen worden, bv. door het omkasten van drukknoppen of het afschermen van pedalen. Op arbeidsmiddelen met grote afmetingen waarvan sommige delen niet volledig ontoegankelijk kunnen gemaakt worden (afvoer van de producten, papier, textiel), moet een waarschuwingssignaal gegeven worden alvorens de machine zich in gang zet. Op die manier worden de verschillende operators die zich in gevaarlijke zones kunnen bevinden op de hoogte gebracht van het starten van het arbeidsmiddel (criteria voor geluidssignalen, zie punt 3.11). In deze zones dienen de noodstoppen vlug toegankelijk te zijn. Verder moet nagegaan worden of een storing tot een gevaarlijke situatie kan leiden. 2. lnwerkingstelling Het in werking stellen van een arbeidsmiddel mag alleen kunnen geschieden door een opzettelijk verrichte handeling met een hiervoor bestemd bedieningssysteem. Dit geldt ook: voor het opnieuw in werking stellen na stilstand, ongeacht de oorzaak daarvan; voor het bewerkstelligen van een belangrijke wijziging in de werking (bv. snelheid, druk, enz), behalve indien dit opnieuw in werking stellen of deze wijziging geen risico voor de blootgestelde werknemers inhoudt. Het opnieuw in werking stellen of wijzigen van de werking in het kader van het normale programma van een automatische cyclus valt niet onder dit voorschrift Hier gaat het erom de arbeidsmiddelen, indien dit nog niet het geval is, uit te rusten met een beveiliging (spanningsonderbreking) die verhindert dat het arbeidsmiddel opnieuw in gang gezet wordt bij het opnieuw onder stroom komen na een accidentele verbreking. Naargelang de energiebron kan men daarbij beroep doen op verschillende hulpmiddelen. Hierbij moet ook aandacht besteed worden aan de ongewilde start van een arbeidsmiddel die gevolgen kan hebben voor de veiligheid van de operator. Daarvoor moet o.a. verhinderd worden dat het arbeidsmiddel opnieuw start nadat: een scherm terug gesloten wordt; een immateriële beveiliging opnieuw vrijgemaakt wordt; deblokkering van de noodstop, thermische beveiliging, enz, 3. Tot stilstand brengen Elk arbeidsmiddel moet voorzien zijn van een bedieningssysteem waarmee het op veilige wijze binnen de kortst mogelijke tijd volledig kan worden stopgezet. De bediening van deze systemen moet geplaatst zijn binnen handbereik van de bediener. Elke werkpost moet voorzien zijn van een bedieningssysteem waarmee, naargelang van het risico, hetzij het gehele arbeidsmiddel, hetzij een deel daarvan kan worden stilgelegd, zodat het arbeidsmiddel in veilige toestand is. De stopopdracht van het arbeidsmiddel moet voorrang hebben op startopdrachten. Wanneer het arbeidsmiddel of de gevaarlijke onderdelen ervan tot stilstand zijn gekomen, moet de energievoorziening van de betrokken aandrijfmechanismen onderbroken zijn. Deze bepalingen waren reeds onder andere bewoordingen voorzien in art. 33 van het ARAB. De verplichtingen van de eerste, tweede en vierde alinea zijn van toepassing op alle arbeidsmiddelen. De derde en laatste alinea betreffen echter meer complexe arbeidsmiddelen met functies die elkaar automatisch opvolgen.

De normale bediening voor stilstand kan een staaf, kabel of plaat van grote afmetingen zijn, zodat het snel kan bereikt worden van op om het even welke plaats waar men zich bevindt of om het even welk moment waarop zich een incident voordoet. 4. Noodstopinrichting Indien dit nodig is met het oog op de gevaren van het arbeidsmiddel en de normale uitschakeltijd, moet een arbeidsmiddel voorzien zijn van een noodstopinrichting. Een noodstop kan enkel geïnstalleerd worden op arbeidsmiddelen waarvan de stoptijd relatief kort is en op arbeidsmiddelen die reeds een efficiënt remsysteem bevatten. In vele gevallen is om technische redenen een remsysteem zeer moeilijk, vrijwel onmogelijk te installeren op bestaande arbeidsmiddelen. Onder deze voorwaarden is deze bepaling niet toepasbaar. Het ligt eveneens voor de hand dat een noodstop niet noodzakelijk is, wanneer de toepassing ervan het risico niet vermindert. Dit is het geval wanneer de noodstop de normale stoptijd niet vermindert, bv. voor draagbare arbeidsmiddelen waar de normale stop altijd onmiddellijk bereikbaar is. 5. Afscherming tegen vallende, wegschietende voorwerpen Een arbeidsmiddel dat gevaar van vallende of wegschietende voorwerpen oplevert, moet voorzien zijn van geschikte veiligheidsinrichtingen die op dat gevaar zijn afgestemd. Een arbeidsmiddel dat gevaar van gas-, damp- of stofontwikkeling dan wel het vrijkomen van vloeistoffen oplevert, moet voorzien zijn van geschikte opvang- of afvoerinrichtingen nabij de bron van die gevaren. De arbeidsmiddelen dienen uitgerust te zijn met aangepaste schermen, zodat niet alleen de operator maar ook derden die zich in de omgeving bevinden, zouden beschermd worden tegen de projectie van spaanders, snijvloeistof en rondvliegende gensters. Deze aspecten werden tot nu toe behandeld in art. 29-35 van het ARAB. 6. Vastzetting Arbeidsmiddelen en hun onderdelen moeten, door bevestiging of met andere middelen, gestabiliseerd zijn, indien zulks noodzakelijk is voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemers. 7. Breken, uiteenspatten van onderdelen Indien het risico bestaat dat delen van het arbeidsmiddel uiteenspringen of breken, waardoor reële gevaren voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemers zouden kunnen ontstaan, moeten passende beveiligingsmiddelen worden genomen. De onderdelen van werktuigmachines die aan de invloed van de middelpuntvliedende kracht onderworpen zijn, moeten zodanig bevestigd zijn dat zij niet uitgeslingerd kunnen worden. Dit artikel betreft in het bijzonder elementen van arbeidsmiddelen waarvan men de karakteristieken (veiligheidscoëfficiënt) niet beheerst in de loop van de tijd, bv. slijpsteen, sommige werktuigen, hydraulische slangen. Het is dus noodzakelijk deze arbeidsmiddelen met een aangepast scherm met voldoende weerstand uit te rusten. Indien dit onmogelijk is, zal een nauwkeurige controle van het materiaal noodzakelijk zijn en moeten de indicaties van de fabrikant zorgvuldig opgevolgd worden (levensduur, periodiciteit en type van de controle).

8. Afscherming tegen mechanisch contact Wanneer bij bewegende delen van een arbeidsmiddel het risico bestaat van mechanisch contact waardoor zich ongelukken zouden kunnen voordoen, moeten zij uitgerust zijn met schermen of inrichtingen waarmee de toegang tot de gevaarlijke zones wordt verhinderd of de bewegingen van gevaarlijke delen worden stilgezet voordat de gevaarlijke zones worden bereikt. De schermen en beveiligingsinrichtingen: moeten stevig zijn uitgevoerd; mogen geen bijkomende gevaren met zich brengen; mogen niet op een eenvoudige wijze omzeild of buiten werking kunnen worden gesteld; moeten voldoende ver van de gevaarlijke zone verwijderd zijn; moeten het zicht op het verloop van het werk zo min mogelijk belemmeren; moeten de noodzakelijke handelingen voor het aanbrengen of de vervanging van de delen alsmede voor de verzorgingswerkzaamheden mogelijk maken, waarbij de toegang wordt beperkt tot de sector waar het werk moet worden verricht en, zo mogelijk, demontage van het scherm of de beveiligingsinrichting niet nodig is. De eerste alinea handelt in het bijzonder over alle beweegbare mechanische onderdelen zoals verbindingsstangen, tandwielen, kettingen, enz. die enkel het overbrengen van bewegingen tot functie hebben. De elementen die buiten de reikwijdte komen (hoogte van meer dan 2,5 m) vallen niet onder deze bepalingen. De beschermingsmethode bestaat erin hindernissen te plaatsen tussen de operator en de gevaarlijke onderdelen. In de meeste gevallen zullen vaste afschermingen volstaan. Bevestigingen van deze schermen moeten wel verzekerd zijn door een slot waarbij het gebruik van een sleutel of een werktuig noodzakelijk is om ze te openen. Indien de frequentie van de interventie te groot wordt (regelingen, verandering van producten...) moeten beweegbare schermen geïnstalleerd worden die uitgerust zijn met een veiligheidsvoorziening die de gevaarlijke onderdelen stopt van zodra de afscherming verwijderd wordt Dit doel kan niet bereikt worden wanneer het technisch niet mogelijk is de machine uit te rusten met een efficiënt remsysteem. Wanneer men zich in de arbeidszones kan bevinden, dienen andere maatregelen genomen te worden. Daarbij moet in de eerste plaats gezocht worden naar mogelijkheden om de toegang tot de arbeidszone geheel te verbieden tijdens de gevaarlijke fases in het arbeidsproces. Op arbeidsmiddelen waar dit principe niet kan toegepast worden, moeten afschermingen aangebracht worden die de toegang beperken tot de zone noodzakelijk voor het uitvoeren van het werk. Hierbij dient opgelet te worden dat de schermen en veiligheidsvoorzieningen de activiteit van de operator niet extra belasten, dit om te vermijden dat de schermen of de veiligheidsmiddelen geannuleerd of gedemonteerd worden. 9. Verlichting De werk- en onderhoudspunten van een arbeidsmiddel moeten voor de te verrichten werkzaamheden voldoende zijn verlicht. Indien het voor sommige zones noodzakelijk is een permanente verlichting te voorzien, kan het voor andere zones (voor onderhoudswerkzaamheden) volstaan een stopcontact te plaatsen in de nabijheid van het arbeidsmiddel, zodat met een looplamp de nodige verlichting kan gegeven worden. Art. 59 tot 63 van het ARAB betreffende de verlichting van arbeidsplaatsen blijven natuurlijk van toepassing. 10. Afscherming tegen hoge en lage temperaturen Delen van een arbeidsmiddel met een hoge of zeer lage temperatuur moeten zo nodig tegen gevaar van aanraking of nabijheid van werknemers zijn beveiligd.

Leidingen op een temperatuur hoger dan 50 C dienen afgeschermd te worden met een thermische isolatie of buiten handbereik gesteld te worden via vaste schermen of roosters. 11. Alarmsignalen De alarmsignalen van het arbeidsmiddel moeten gemakkelijk en zonder onduidelijkheid waarneembaar en te begrijpen zijn. Een geluidssignaal moet: a) een geluidsniveau hebben dat duidelijk hoger is dan het niveau van het omgevingslawaai, zodat het goed hoorbaar is, doch niet te luid of pijnlijk voor de oren; b) gemakkelijk herkenbaar zijn, met name rekening houdend met de duur van de impulsen en met het interval tussen impulsen en groepen van impulsen; c) gemakkelijk te onderscheiden zijn van een ander geluidssignaal en andere omgevingsgeluiden. Wanneer een voorziening een geluidssignaal met variabele en vaste frequentie kan uitzenden, moet de variabele frequentie worden gebruikt om ten opzichte van de vaste frequentie aan te geven dat het gaat om een situatie die een groter gevaar inhoudt of waarbij de gewenste of verplichte interventie of actie met grotere spoed moet worden uitgevoerd. 12. Gebruik Een arbeidsmiddel mag niet worden gebruikt voor bewerkingen en onder omstandigheden waarvoor het niet geschikt is. 13. Onderhoudswerkzaamheden Onderhoudswerkzaamheden moeten kunnen plaatsvinden wanneer het arbeidsmiddel uitgeschakeld is. Indien dat niet mogelijk is, moeten er passende beveiligingsmaatregelen voor het verrichten van deze werkzaamheden worden genomen of moeten de werkzaamheden buiten de gevaarlijke zones kunnen plaatsvinden. Terwijl de werktuigen of toestellen in beweging zijn, is het verboden: ze te reinigen of te herstellen; de wiggen, bouten of andere dergelijke stukken vast te draaien, wanneer deze verrichtingen ongevallen kunnen veroorzaken of indien zij op of nabij gevaarlijke, in beweging zijnde werktuigdelen moeten geschieden. Het is insgelijks verboden de in werking zijnde gevaarlijke delen der drijfwerken, drijf- of andere machines te smeren, tenzij de daarvoor aangenomen procédés al de wenselijke veiligheidswaarborgen bieden. Bij arbeidsmiddelen horende onderhoudsboekjes dienen consequent te worden bijgehouden. Een arbeidsmiddel mag niet worden gebruikt voor bewerkingen en onder omstandigheden waarvoor het niet geschikt is. De onderhoudsprocedures voor arbeidsmiddelen worden voorgeschreven door de fabrikant en kunnen op bestaande machines niet gewijzigd worden, zodat de nodige voorzorgsmaatregelen moeten genomen worden, om ongevallen te vermijden. De bovenvermelde verplichtingen slaan dan ook vooral op het gebruik en niet op de constructie van de arbeidsmiddelen. De gebruiker moet over de mogelijkheid beschikken elk arbeidsmiddel los te

koppelen van zijn energiebron, alvorens onderhoudswerkzaamheden aan te vatten, dit om elk risico van onwillekeurig in gang zetten, contact met een onderdeel onder spanning of plotse projectie van een vloeistof onder druk te vermijden. 14. Loskoppelen krachtbronnen Elk arbeidsmiddel moet voorzien zijn van duidelijk identificeerbare inrichtingen waarmee het van elk van zijn krachtbronnen kan worden losgekoppeld. De herverbinding mag geen gevaar voor de betrokken werknemers opleveren. Dit artikel wil de gebruiker de mogelijkheid geven elk arbeidsmiddel van zijn energiebron los te koppelen voor onderhoudswerkzaamheden. Wegens de grote omvang van een arbeidsmiddel kan de vrees bestaan dat een operator, die niet op de hoogte is van de onderhoudswerkzaamheden, de energiebron zal aansluiten. Dan is het noodzakelijk dat een vergrendeling van deze aansluiting mogelijk is, bv. met een hangslot op de schakelaar, of vergrendeling van de deuren of beveiligingen die toegang geven tot de interventiezones. Het uittrekken van de stekker van de elektrische voeding kan als voldoende beschouwd worden voor kleinere arbeidsmiddelen waar de waarborg bestaat dat de stekker niet zonder medeweten van de onderhoudsmechanieker kan ingestoken worden. 15. Waarschuwing en signalering Arbeidmiddelen moeten voorzien zijn van de waarschuwingen en signaleringen die noodzakelijk zijn voor de veiligheid van de werknemers. De parameters waarop de operator moet ingrijpen en die een invloed hebben op de veiligheid, moeten het voorwerp uitmaken van een betrouwbare aanduiding, leesbaar van op de besturingspost. Aanduidingen van druk, temperatuur, snelheid, dienen te worden geïnstalleerd, en zorgvuldig onderhouden en nagekeken te worden wanneer de veiligheid van de operators of derden op het spel staat. De arbeidsmiddelen waarvoor de operator een keuze moet maken tussen de verschillende werkingskarakteristieken voor het uitvoeren van de taak, moeten uitgerust zijn met tabellen of grafieken, bv. de toegelaten snelheid of toerental in functie van het werktuig en de te bewerken stukken. 16. Bereikbaarheid Voor het verrichten van productie-, afstel- en onderhoudswerkzaamheden met of aan de arbeidsmiddelen moeten de werknemers onder voortdurend veilige omstandigheden alle nodige punten kunnen bereiken. Op bestaande arbeidsmiddelen kan aan de toestand, vastgelegd door de constructie, meestal niets gewijzigd worden. Eventueel moeten bijkomende preventiemaatregelen genomen worden om het risico voor de operator tot een minimum te herleiden bv. bijkomende hulpmiddelen, instructie, assistentie... 17. Bescherming tegen brand, verhitting,... Elk arbeidsmiddel moet de werknemers op passende wijze beschermen tegen de gevaren van brand of verhitting van de arbeidsmiddelen, gas-, stof- of dampontwikkeling dan wel het vrijkomen van vloeistoffen of andere stoffen die in het arbeidsmiddel worden gebruikt of opgeslagen of tegen schadelijke stralingen.

18. Voorkomen van ontploffing Elk arbeidsmiddel moet op passende wijze voorkomen dat er risico's van ontploffing van het arbeidsmiddel of van in het arbeidsmiddel vrijkomende, gebruikte of opgeslagen stoffen bestaat. 19. Afscherming tegen contact met elektriciteit Elk arbeidsmiddel moet de blootgestelde werknemers op passende wijze beschermen tegen het gevaar van rechtstreeks of indirect contact met elektriciteit. Wat de elektriciteit betreft is het noodzakelijk de verplichtingen van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (AREI) toe te passen. Dit betreft in het bijzonder de beschermingsmaatregelen tegen overspanningen en overstroom, direct en indirect contact en het gebruik van installaties en elektrisch materiaal conform met de normen. Voor specifieke arbeidsmiddelen (mobiele arbeidsmiddelen, arbeidsmiddelen voor hijsen en heffen van lasten, arbeidsmiddelen voor werken op hoogte...) gelden nog bijkomende minimumvoorschriften. In dit document worden deze niet verder behandeld.