MONTAGE, INBEDRIJFSTELLING. Watergekoelde koelmachines en warmtepompen AquaForce PUREtec met R1234ze(E) 30XW-PZE/30XWHPZE

Vergelijkbare documenten
30XW-VZE / 30XWHVZE

HYDROCIAT LW ST/HE

30XW/30XW-P A 30XWH/30XWHP A. Luchtgekoelde schroefcompressorkoelmachines Watergekoelde schroefcompressorwarmtepompen MONTAGE, INBEDRIJFSTELLING

HANDLEIDING. Sesame. Thermoplastic Tank Technologies

Professional Supplies EIERKOOKAPPARAAT. Modelnr.: *

61WG/30WG/30WGA A. Watergekoelde/condensorloze koelmachines/watergekoelde warmtepompen met of zonder geïntegreerde hydromodule

30XW/30XW-P 30XWH/30XWHP. Watergekoelde schroefkoelmachines Schroefwarmtepompen op waterbron. Montage, Inbedrijfstelling en Onderhoud

MONTAGE, INBEDRIJFSTELLING EN ONDERHOUD PRO-DIALOG. Hoge temperatuur warmtepompen 61AF. Nominale verwarmingscapaciteit kw 50 Hz

Origineel vervangende onderdelen

AQUASNAP Bedieningspaneel

JALOUZIËN. Bedienings- en montagehandleiding

30XW-V/30XWHV. Watergekoelde koelmachines met variabel toerental/water/water warmtepompen met variabel toerental MONTAGE, INBEDRIJFSTELLING

Telescopische afzuigkap TEL06

PAC-LBK-KIT. Installatie beschrijving Gebruikers beschrijving Technische beschrijving

Gebruikershandleiding

SUI Bedieningspaneel

GASTRO BUFFET - SALADEBAR GEBRUIKSAANWIJZING EN ONDERHOUDSHANDLEIDING

DRAAITAFEL DT-1000.INOX/ALU DT-1200.INOX/ALU DT-1500.INOX/ALU HANDLEIDING

Gebruiks- en onderhoudsaanwijzing- NL

Handleiding. AirQlean H luchtfiltersysteem voor montage aan het plafond

TDS 20/50/75/120 R. NL Gebruikshandleiding Elektrische warmeluchtblazer

38RA Serie. Bediening en onderhoud

Veilig werken met brandbare koelmiddelen

Spanning Capaciteit (mm) (mm) (g) (V) (mah) PR10-D6A PR70 1,4 75 5,8 3,6 0,3 PR13-D6A PR48 1, ,9 5,4 0,83 PR312-D6A PR41 1, ,9 3,6 0,58

TECHNISCHE HANDLEIDING

Heteluchtkanon HP18 / HP 30 / HP 45 RVS BEDRIJFSVOORSCHRIFTEN

12/2014. Mod: DRINK-38/SE. Production code: CEV425

Nominale koelcapaciteit kw. 50 Hz. Montage, Inbedrijfstelling en Onderhoud. Thieme GrafiMedia Groep

STIHL AK 10, 20, 30. Veiligheidsinstructies

MT ELEKTRONISCHE REGELAAR. Montage & gebruiksvoorschriften

GEBRUIKSAANWIJZING EIGENSCHAPPEN VOOR HET GEBRUIK

Gebruikershandleiding

Vlaamse regelgeving inzake lekverliezen Studiedag reductie F-gassen in de koelsector 7 juli 2016

Alle rechten voorbehouden. Niets uit dit document mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op we

Documentatie. magneetventielen

3 WEG- OMSCHAKELKLEP. Installatie- en gebruikershandleiding. voor warmtapwaterlading. USV 1" bu USV 5/4" bu USV 6/4" bi

Veiligheidsinstructies Belangrijk: Lees deze instructies zorgvuldig voor u de heater in elkaar zet en gebruik neemt, en volg ze na.

* /1 * /1 * x40

Innovation Protection Conseil

VEILIGHEIDSINFORMATIEBLAD Pagina 1

BELANGRIJKE VEILIGHEIDSWAARSCHUWING HAMACH URS 600 REGENEREER APPARAAT. Geachte klant, 15 november 2017

INLEIDING VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN SYMBOLEN. De symbolen in deze gebruiksaanwijzing. Symbolen op het apparaat

551 mm. 497 mm. 20 mm. 447 mm. 455 mm. min. 450 mm. 595 mm. 8 mm 600 mm. min. 550 mm B X2

HANDLEIDING RO-STEAM 1000 / 2000

Gebruikersveiligheid. Elektrische veiligheid. Phaser 4500-laserprinter

WHIRLPOOL AKR643GY. Gebruiksaanwijzing

Bestnr Toerentalregelaar voor ventilator

EXPLOSIEVEILIGHEIDSDOCUMENT Beoordeling van explosiegevaren door gas en damp van binnen arbeidsplaatsen

START SET DRAADLOOS SCHAKELEN

TDS 75. NL Gebruikshandleiding Elektrische warmeluchtblazer

HANDLEIDING airco diagnose gereedschap A/C Vloeistof Check artikelnummer: (complete set)

Gebruikershandleiding

Handleiding rookgascondensor INHOUDSOPGAVE: WERKING. 1.1 Algemeen 1.2 Werking INSTALLATIE

30XA Luchtgekoelde koelmachines

AQUACIAT CALÉO. Hoge temperatuur warmtepompen

Vierde Tranche Activiteitenbesluit Veiligheid Koelinstallaties. Gerard Pouw (RWS/InfoMil) Coen van de Sande (NVKL) Stephan Nieuwenburg (OZHZ)

Handleiding. Bij het installeren en / of samenbouwen van de apparatuur moet voor de ingebruikname alle veiligheidscomponenten zijn aangebracht.

30XA A Luchtgekoelde koelmachines

VERWARMING «RED HOT» Ref 93475

HANDLEIDING. NEDERLANDS Odin FB-01 Flybar Bestelcode: D3910. Highlite International B.V. Vestastraat EX Kerkrade Nederland

30XAV Luchtgekoelde schroefcompressorkoelmachines met variabel toerental INSTALLATIE-, BEDIENINGS- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES

Gebruikershandleiding Pneumatische naaldbikhamer EG671CF

Gebruiksaanwijzing Vloeistof stand kachels BINAR-5S BINAR-5S diesel BINAR-5S.24 diesel

VEILIGHEIDSMAATREGELEN BIJ HET 1431 SCHILDEREN IN BESLOTEN RUIMTEN 1 januari 1995

AVANTI ANCHOR VEILIGHEIDSPUNT Gebruikershandleiding en installatievoorschriften

COMPACTE DRAADLOZE SCHAKELAAR

CEEPEE 15 K / G / M. Montagevoorschrift condenswaterpomp

Aanslag en beton verwijderaar voor industriele toepasingen.

STIHL AP 100, 200, 300. Veiligheidsinstructies

INHOUD. CE Verklaring van Overeenstemming 8. 2

S900 S901 S902 S901-2D S903 S901-4D PS900 S903 PS300

AFVOER-/AANZUIGAPPARAAT RQN 1071 GEBRUIKSAANWIJZING

ROBUUST BASIC. Elektrische Convector W

Let op! Zware lading. Sta niet onder de hangende lading tijdens het transport of de montage.

GEBRUIKSAANWIJZING (NL)

Gebruikershandleiding

STIHL AK 10, 20, 30. Veiligheidsinstructies

MONTAGEHANDLEIDING. Kit met 2-wegafsluiter/kit met 3-wegafsluiter voor ventilatorconvectoren EKMV2C09B7 EKMV3C09B7

2Power opslagtank. Installatie instructies

30XW-V/30XWHV. Watergekoelde vloeistofkoel-machines/waterwater warmte-pompen met variabel toerental

ALVORENS DE KOOKPLAAT TE GEBRUIKEN Blz. 19. ADVIEZEN VOOR MILIEUBESCHERMING Blz. 19. WAARSCHUWINGEN EN ALGEMENE WENKEN Blz. 19

VEILIGHEIDSINSTRUCTIES

ES-S7B. Buitensirene.

GEBRUIKSAANWIJZING WAND AFZUIGKAPPEN

Risico en Veiligheidszinnen op etiketten en veiligheidsbladen

Gebruiksaanwijzing BullDuster

Versnellingsschakelaar

AANWIJZINGEN VOOR DE INSTALLATIE

PDM-8-MB POM (VOEDING OVER MODBUS) Montage & gebruiksvoorschriften

METER VAN WARMTEVERBRUIK Module sanitair water Warm en koud

Algemene veiligheidsmaatregelen Nederlands

31 cm. 31 cm. 7,8 cm. 89,8 cm. 65 cm 50 cm HOB SURFACE

Transcriptie:

MONTAGE, INBEDRIJFSTELLING E N O N D E R H O U D Watergekoelde koelmachines en warmtepompen AquaForce PUREtec met R1234ze(E) 30XW-PZE/30XWHPZE 301-1101 Vertaling van het oorspronkelijke document 10132, 03.2016

Deze handleiding is van toepassing voor de volgende unittypes: 30XW-PZE hoogrendement units 30XWHPZE warmtepomp hoogrendement units Voor de werking van de regeling verwijzen wij naar de handleiding van de Touch Pilot-regeling van de 30XA/XAS/XW/ XWZE. De illustratie op de voor pagina dient slechts ter illustratie en maakt geen deel uit van enige offerte of verkoopcontract. 2

INHOUD 1 - INLEIDING...5 1.1 - Veiligheidsinstructies voor montage...5 1.2 - Apparatuur en onderdelen onder druk...7 1.3 - Veiligheidsinstructies voor onderhoud...7 1.4 - Veiligheidsinstructies voor reparaties...8 2 - AANVULLENDE RICHTLIJNEN VOOR EEN VEILIG GEBRUIK VAN KOUDEMIDDEL R1234ZE(E) IN TECHNISCHE RUIMTES... 10 2.1 - Technische ruimtes...10 2.2 - Veiligheidsalarmen...10 2.3 - Ventilatie van de technische ruimte en koudemiddel detectors...11 3 - CONTROLES VOORAF... 12 3.1 - Controle van de ontvangen apparatuur...12 3.2 - Transport en plaatsen van de unit...12 4 - AFMETINGEN, BENODIGDE VRIJE RUIMTE... 13 4.1-30XW-PZE/30XWHPZE 301-651...13 4.2-30XW-PZE/30XWHPZE 801-1001...14 5 - TECHNISCHE EN ELEKTRISCHE GEGEVENS...15 5.1 - Technische gegevens...15 5.2 - Elektrische gegevens...16 5.3 - Kortsluitvastheid stroom voor alle units...17 5.4 - Elektrische gegevens van de compressor...17 5.5 - Compressorgebruik per circuit (A, B)... 17 6 - ELEKTRISCHE AANSLUITING... 18 6.1 - Elektrische voeding...18 6.2 - Fase-onbalans spanning (%)...18 6.3 - Hoofdstroomaansluiting/hoofdschakelaar...18 6.4 - Aanbevolen bedradingssecties...18 6.5 - Doorvoer voedingskabel...19 6.6 - Op het werk aan te leggen stuurstroombedrading...19 6.7 - Beschikbare 24 V-voeding voor de gebruiker...20 7 - TOEPASSINGSGEGEVENS...20 7.1 - Bedrijfslimieten...20 7.2 - Minimum gekoeldwaterdebiet...20 7.3 - Maximum gekoeldwaterdebiet...20 7.4 - Condensordebiet...20 7.5 - Standaard en optioneel aantal passeringen...20 7.6 - Verdamper- en condensordebieten...20 7.7 - Verdamper met variabel debiet...21 7.8 - Minimumwaterinhoud van het systeem...21 7.9 - Drukverliescurves verdamper...21 7.10 - Drukverliescurves condensor...21 8 - WATERAANSLUITINGEN...22 8.1 - Voorzorgsmaatregelen...22 8.2 - Wateraansluitingen...23 8.3 - Debietregeling...23 8.4 - Vastzetten bout van verdamper- en condensordeksels... 23 8.5 - Werking van twee units in master/slave-bedrijf...23 9 - BEDRIJFSTYPES VOOR WARMTEPOMP UNITS 30XWHPZE... 24 9.1 - Koelbedrijf...24 9.2 - Verwarmingsbedrijf...24 3

10 - HOGE CONDENSATIE OPTIE (OPTIE 150)... 24 10.1 - Technische gegevens, units met optie 150...24 10.2 - Elektrische gegevens, units met optie 150...25 10.3 - Bedrijfslimieten, units met optie 150...25 11 - BELANGRIJKE SYSTEEMONDERDELEN EN BEDRIJFSGEGEVENS... 26 11.1 - Direct aangedreven twin-rotor compressor met variabele capaciteit regelschuif... 26 11.2 - Drukvaten...26 11.3 - Hogedrukbeveiliging...27 11.4 - Electronisch expansieventiel (EXV)...27 11.5 - Vochtindicator...27 11.6 - Filterdroger...27 11.7 - Opnemers...27 12 - OPTIES EN ACCESSOIRES...28 13 - STANDAARD ONDERHOUD...29 13.1 - Onderhoud niveau 1...29 13.2 - Onderhoud niveau 2...29 13.3 - Onderhoud niveau 3 (of hoger)...29 13.4 - Vastzetten van de elektrische verbindingen...30 13.5 - Aandraaimomenten voor de belangrijkste bouten en moeren...31 13.6 - Onderhoud van verdamper en condensor...31 13.7 - Compressor onderhoud...31 14 - CHECKLIST VOOR DE INBEDRIJFSTELLING VAN 30XW-ZE KOELMACHINES (GEBRUIK VOOR PROJECTBESTAND)...32 De illustraties op de omslag en in dit document zijn slechts ter illustratie en zijn geen onderdeel van enige aanbieding of verkoopcontract. 4

1 - INLEIDING De 30XW-PZE / 30XWHPZE units zijn ontworpen voor het koelen van water (of brijn) voor de airconditioning van gebouwen en industriële processen. Alvorens de 30XW-PZE/30XWHPZE -units in bedrijf worden gesteld, moeten alle betrokken personen volledig op de hoogte zijn van deze instructies en van specifieke projectgegevens voor de installatieplek (technische ruimte enz.). Ze zijn ontworpen voor een levensduur van 15 jaar door uit te gaan van een 75% bezettingsgraad; dat is ongeveer 100.000 bedrijfsuren. Deze handleiding biedt de noodzakelijke informatie om uzelf vertrouwd te maken met het regelsysteem voordat u inbedrijfsstellingsprocedures uitvoert. De procedures in deze handleiding zijn gerangschikt in de vereiste volgorde voor de installatie, de inbedrijfstelling, de bediening en het onderhoud. Zorg er altijd voor dat alle vereiste veiligheidsmaatregelen worden nageleefd, met inbegrip van die in dit document, zoals: het dragen van beschermende kleding (handschoenen, veiligheidsbril en -schoenen) het gebruik van de juiste gereedschappen, het inzetten van gekwalificeerde en vakbekwame technici (elektriciens, F-gassen gecertificeerde technici) die volledig getraind zijn in het gebruik van brandbare koudemiddelen en naleving van de lokale verordeningen (zie bijlage E in EN 378-4 - Richtlijnen voor de reparatie van apparaten die brandbare koudemiddelen gebruiken). Zie de conformiteitsverklaringen van deze producten om te controleren of ze voldoen aan de Europese richtlijnen (machineveiligheid, laagspanning, elektromagnetische compatibiliteit, apparatuur onder druk, enzovoort). BELANGRIJKE INFORMATIE OVER HET GEBRUIKTE KOUDEMIDDEL: Dit product bevat HFK-koudemiddel dat onder het Kyoto-protocol (1997) valt en waarvoor de rapportageverplichtingen gelden van de stoffen de genoemd worden in Bijlage II van de Europese F-gas verordening nr. 517/2014 Koudemiddeltype: R1234ze(E) Aardopwarmingsvermogen (GWP): 1 Dit koudemiddel is ingedeeld als groep 2 niet gevaarlijk overeenkomstig de criteria van het Drukvatenbesluit (PED) zowel 97/23/EG en 2014/68/EG. Overeenkomstig ISO-817, is R1234ze(E) ingedeeld in veiligheidsgroep A2L: beperkt brandbaar. Een van de kenmerken van dit koudemiddel is dat er met lucht geen brandbaar mengsel ontstaat onder 21 C en bij gecontroleerde vochtigheidscondities. Wanneer echter de vochtigheid of de temperatuur toenemen, kan dit koudemiddel brandbaar worden en kan het een potentieel gevaar vormen als tijdens de installatie het brandgevaar in de technische ruimte niet op de juiste manier is aangepakt. Houd u aan de lokale bouwvoorschriften en veiligheidsnormen. Als er geen lokale voorschriften en normen zijn, houd u dan aan EN-378 (2012) (Veiligheidseisen voor stoffen ingedeeld A2) of aan ISO- 5149 (2014) (voor stoffen ingedeeld A2L) als richtlijn. De klant moet over een lokale bouwvergunning beschikken. Carrier kan aanvullende richtlijnen geven voor een veilig gebruik van koudemiddel R1234ze(E) die moeten gevoegd bij de veiligheidsnormen en bouwvoorschriften om ervoor te zorgen dat deze risico's zijn verkleind tot een aanvaardbaar niveau. Zie paragraaf 2 "Aanvullende richtlijnen voor een veilig gebruik van koudemiddel R1234ze(E) in technische ruimtes" Voor meer bijzonderheden over de technische eigenschappen, brandbaarheid en giftigheid, gevaarherkenning, veiligheidseisen voor de installatie, enz. raadpleegt u de normen, zoals: ASHRAE 34, EN 378, ISO-817 en ISO-5149 Veiligheidsinformatieblad (VIB) van de koudemiddelfabrikant De REACH-databank van de Europese Unie (met informatie over de registratie, beoordeling, toelating en beperking van chemische stoffen) 1.1 - Veiligheidsinstructies voor montage De 30XW-PZE / 30XWHPZE koelmachines zijn ingedeeld als indirect thermisch uitwisselingssysteem en zijn ontworpen om te worden geïnstalleerd in een speciale technische ruimte (klasse C volgens ISO-5149 en EN-378) waartoe alleen bevoegd personeel toegang heeft, dat vertrouwd is met de algemene en speciale veiligheidsvoorzorgen van het bedrijf en dat gekwalificeerd en getraind is voor het bewaken en het onderhoud van de installatie. Het systeem voor toegangsbeperking moet door de klant worden geïnstalleerd (bijv. afsluitklep, afscheiding). Het koudemiddel R1234ze(E) behoort tot koudemiddelveiligheidsgroep A2L in overeenstemming met ISO-5149 en A2 in overeenstemming met EN-378. Er gelden geen beperkingen voor de vulling omdat het bezettingsniveau C is. Raadpleeg deze normen voor meer bijzonderheden. Dit niveau moet door de klant worden bevestigd. Zie ook paragraaf 2 "Aanvullende richtlijnen voor een veilig gebruik van koudemiddel R1234ze(E) in technische ruimtes" Na ontvangst van de unit, wanneer deze klaar is om (opnieuw) te worden geïnstalleerd en voor de inbedrijfstelling ervan, moet deze op schade worden geïnspecteerd. Controleer dat het/de koudemiddelcircuit(s) onbeschadigd is/zijn. Met name dat er geen onderdelen of leidingen verschoven zijn (bijv. door schokken). Voer in geval van twijfel een lektest uit en informeer bij de fabrikant of de integriteit van de circuits niet is aangetast. Indien schade wordt geconstateerd bij ontvangst, stel dan direct het transportbedrijf aansprakelijk. Carrier adviseert met klem om de machine te laten uitladen door een gespecialiseerd bedrijf. Het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen is verplicht. 5

Laat skids, pallets of beschermende verpakking op hun plaats tot de unit op zijn definitieve plaats staat. Deze units kunnen worden verplaatst met een vorkheftruck zolang de vorken zich op de juiste plaats en in de juiste richting op de unit bevinden. De units kunnen ook worden opgehesen met slings, waarbij uitsluitend gebruik mag worden gemaakt van de aangewezen hijspunten die op de unit zijn aangegeven. Gebruik hijsstroppen of hijsbalken die voldoende sterk zijn voor het gewicht van de unit en volg altijd de hijsinstructies op de meegeleverde maatschetsen. De unit mag niet meer dan 15 overhellen. Veiligheid wordt alleen gegarandeerd wanneer deze instructies nauwkeurig worden opgevolgd. Wanneer dit niet gebeurt kan schade aan de apparatuur of lichamelijk letsel van personeel het gevolg zijn. Dek nooit beveiligingen af. Dit geldt voor de veiligheidsventielen in de koudemiddel- of watercircuits en de drukschakelaars. Controleer of de ventielen correct zijn geplaatst voordat de unit in bedrijf wordt genomen. Als overdrukventielen zijn gemonteerd op een change-over spruitstuk, heeft deze een overdrukventiel op elk van de twee uitgangen. Er is maar één van de twee veerveiligheden in bedrijf, de andere is geïsoleerd. Laat de wisselafsluiter nooit in de tussenstand staan, dat wil zeggen met beide circuits open (zet de hendel geheel in de stopstand). Als een veerveiligheid wordt verwijderd voor controle of reparatie, zorg er dan voor dat er altijd een actieve veerveiligheid is op elk van de changeover kleppen van de unit. Alle in de fabriek geïnstalleerde overstortafsluiters zijn voorzien van een verzegeling om wijzigingen in de afstelling te voorkomen. De externe overdrukventielen zijn ontwikkeld en geïnstalleerd om bij brand de schade te beperken. In overeenstemming met de voorschriften die van toepassing zijn op het ontwerp, de Europese Richtlijn Drukapparatuur en in overeenstemming met de nationale gebruiksvoorschriften: Deze overdrukventielen (en breekplaat indien van toepassing) zijn geen veiligheidsaccessoires, maar zijn bedoeld om de schade te beperken in geval van brand. De hogedrukschakelaars zijn de veiligheidsaccessoires. Het overdrukventiel mag alleen worden verwijderd als het brandgevaar volledig onder controle is en nadat is gecontroleerd dat dit door lokale voorschriften en autoriteiten is toegestaan. Dit is de verantwoordelijkheid van de gebruiker. Wanneer de unit wordt blootgesteld aan vuur, voorkomen veiligheidsvoorzieningen scheuren als gevolg van overdruk door het vrijgeven van het koudemiddel. Bij blootstelling aan een vlam kan de vloeistof worden ontbonden in toxische residuen: Blijf uit de buurt van het apparaat Zorg voor waarschuwingen en aanbevelingen voor het personeel dat verantwoordelijk is voor het blussen van de brand. Brandblussers geschikt voor het systeem en het gebruikte type koudemiddel moeten gemakkelijk toegankelijk zijn. Voor units geïnstalleerd in een ruimte moeten de externe veiligheidsventielen altijd worden aangesloten op afvoerleidingen. Raadpleeg de installatievoorschriften, bijvoorbeeld die van de Europese norm EN-378. Deze normen hebben een dimensioneringsmethode en voorbeelden voor configuratie en berekening. Onder bepaalde voorwaarden staan zij toe dat meerdere ventielen op dezelfde afvoerleiding worden aangesloten. Deze leidingen moeten zodanig worden geïnstalleerd dat personen en eigendommen niet in contact kunnen komen met afgeblazen koudemiddel. Deze vloeistoffen mogen worden afgeblazen in de buitenlucht, maar voldoende ver verwijderd van de luchtinlaat van het gebouw, of er moet afvoer plaatsvinden in zulke kleine hoeveelheden waardoor er voldoende verdunning plaatsvindt (merk op dat koudemiddel R1234ze(E) zwaarder is dan lucht). Het wordt aanbevolen om een koudemiddelindicator te installeren om aan te geven of een deel van het koudemiddel via het ventiel is weggelekt. De aanwezigheid van olie bij de afblaasopening is een nuttige aanwijzing voor koudemiddellekkage. Houd deze opening goed schoon, zodat eventuele lekkage duidelijk zichtbaar is. De instelling van een veerveiligheid die gelekt heeft, is over het algemeen lager dan zijn oorspronkelijke instelling. De nieuwe instelling kan invloed hebben op het bedrijfsbereik van de machine. Om onnodig aanspreken van beveiligingen of lekkages te voorkomen, moet het ventiel worden vervangen of opnieuw worden ingesteld. Zie voor periodieke controle van de overdrukventielen paragraaf 1.3 Veiligheidsinstructies voor onderhoud. De schakelkast moet met verse lucht worden geventileerd. Dit moet gebeuren door de aansluiting aan de bovenkant van de schakelkast aan te sluiten op een luchtkanaal. De verse lucht moet vanuit de buitenlucht in de technische ruimte worden aangezogen. Als dit niet mogelijk is, mag de verse lucht worden aangezogen uit de technische ruimte als aan de volgende criteria is voldaan met betrekking tot het ventilatietoevoerkanaal: aangebracht op een hoogte die ten minste een meter hoger is dan het hoogste punt van de unit aangebracht op ten minste 2 meter afstand van de unit Het toevoerluchtkanaal moet zijn gedimensioneerd in overeenstemming met de tabel hieronder (maximum drukverlies in het luchtkanaal voor een gegeven luchtdebiet) Bovendien moet aan de volgende eisen zijn voldaan: De verbinding tussen het luchtkanaal en de aansluiting op de schakelkast mag niet lekken Het toevoerluchtkanaal moet zijn gedimensioneerd dat onder alle omstandigheden het maximum drukverlies niet wordt overschreden (met inbegrip van ondeskundig gebruik) Unitmodel Luchtdebiet (m 3 /u) Max. drukverlies luchtkanaal (Pa) 30XW-PZE0301 / 0401 40 10 30XW-PZE0451 / 0551 / 0601 / 0651 60 20 30XW-PZE0801 / 0901 / 1001 / 1101 120 40 Het filter van de schakelkastventilator moet bereikbaar zijn voor onderhoud om het te kunnen controleren, reinigen en vervangen indien nodig. De intrede van het kanaal moet zijn voorzien van een stoffilter. De filterclassificatie is afhankelijk van de stofhoeveelheid. Klasse G2 volgens EN 779 is aanbevolen. 6

Monteer een aftapkraan in het afvoercircuit vlak bij elk overdrukventiel om condens- of regenwater te kunnen afvoeren. Zorg voor goede ventilatie, omdat ophoping van koudemiddel in een afgesloten ruimte zuurstof kan verdringen en kan leiden tot verstikking of explosies. Het inademen van hoge concentraties damp is schadelijk en kan leiden tot een onregelmatige hartslag, bewusteloosheid of de dood. Damp is zwaarder dan lucht en vermindert de hoeveelheid zuurstof die beschikbaar is voor de ademhaling. Deze producten veroorzaken irritatie van ogen en huid. Afbraakproducten zijn gevaarlijk. 1.2 - Apparatuur en onderdelen onder druk De units zijn bedoeld om te worden opgeslagen en te werken in een omgeving waar de omgevingstemperatuur niet lager is dan de laagste toegestane temperatuur zoals vermeld op het typeplaatje. Zie hoofdstuk Drukvaten. 1.3 - Veiligheidsinstructies voor onderhoud Zie ook paragraaf 2 "Aanvullende richtlijnen voor een veilig gebruik van koudemiddel R12134ze(E) in technische ruimtes" Werkzaamheden aan elektrische onderdelen of koelingsonderdelen mogen alleen worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel voor het gebruik van brandbare koudemiddelen. Reinig de koelmachine nooit met een vloeistof warmer dan 45 C. Door een te hoge temperatuur kan overdruk ontstaan en waardoor het overdrukventiel koudemiddel afblaast. Reparaties aan koeltechnische onderdelen mogen alleen worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel dat moet zijn: Getraind en bekend met de apparatuur en de installatie (inclusief het gebruikte koudemiddel). Geïnformeerd over de risico's van mogelijk ontplofbare atmosferen en deze kan voorkomen.ze moeten ook worden geïnformeerd worden over de procedure voor het zoveel mogelijk voorkomen dat brandbaar koudemiddel weglekt in de atmosfeer. Laswerkzaamheden mogen alleen worden uitgevoerd door gekwalificeerd (F-gassen gediplomeerd) personeel. Onderhoud moet worden uitgevoerd volgens de nationale voorschriften en verordeningen ten aanzien van ontplofbare atmosferen (kijk bijv, in norm EN 1127-1) Bij het uitvoeren van onderhoud aan het koudemiddelcircuit moet u de omgeving goed ventileren en controleren op de aanwezigheid van koudemiddel voordat u met het werk begint. Tijdens het onderhoud moet u de lucht blijven verversen met behulp van de ventilatie van de technische ruimte om met tijdelijke ventilatoren. Alvorens een koudemiddelcircuit te openen, moet u de manometers ontluchten en raadplegen. Vang het koudemiddel op in een speciaal koudemiddelterugwinsysteem en -opslagcilinders. Het koudemiddelcircuit moet voor het onderhoud worden afgepompt en doorgeblazen met stikstof. Tijdens soldeerwerkzaamheden moet het koudemiddelcircuit worden doorgeblazen met stikstof. Bij het uitvoeren van onderhoud aan het koudemiddelcircuit mag er ook geen open vuur of andere ontstekingsbron in de buurt zijn. De isolatie moet worden verwijderd en de warmteopwekking moet worden beperkt met behulp van een vochtige doek. Elke bediening (openen of sluiten) van een afsluitklep moet worden uitgevoerd door een gekwalificeerd en bevoegd technicus. Deze procedures moeten worden uitgevoerd terwijl de unit is uitgeschakeld. OPMERKING: De unit mag nooit achtergelaten worden met de vloeistofafsluiter in gesloten stand omdat zich vloeibaar koudemiddel kan bevinden tussen deze afsluiter en het expansieventiel (Dit ventiel bevindt zich op de vloeistofleiding voor de filterdroger). Indien er een afsluitklep is opgenomen in de zuigleiding (tussen de verdamper en de compressor -fabrieksoptie nr.92), mag deze nooit gelijk met de afsluitklep in de persgasleiding (tussen de compressor en de condensor) afgesloten zijn. Dit geldt niet als de compressor wordt uitgebouwd van het koudemiddelcircuit. Tijdens werkzaamheden, onderhoud en service werkzaamheden moeten de uitvoerende technici veiligheidshandschoenen, bril, schoenen en beschermende kleding dragen. Werk nooit aan een unit die onder spanning staat. Schakel altijd de hoofdstroom af met behulp van de hoofdschakelaar(s) in de schakelkast(en) voordat met werkzaamheden aan elektrische onderdelen wordt begonnen. Tijdens het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aan de unit, moet de elektrische voeding naar de machine zijn uitgeschakeld en vergrendeld. Controleer na een onderbreking van de werkzaamheden altijd of alle circuits nog spanningsloos zijn voordat het werk wordt hervat. LET OP: Zelfs wanneer de unit is afgeschakeld blijft de hoofdstroom bekrachtigd, tenzij de beveiligingsschakelaar van de unit of het circuit open is. Zie elektrisch schema voor nadere details. Breng waarschuwingslabels aan (vermeld dit in de veiligheidsinstructies). CONTROLES TIJDENS DE WERKING: Belangrijke informatie over het gebruikte koudemiddel: Dit product bevat HFK-koudemiddel dat onder het Kyoto-protocol valt. Vloeistoftype: R1234ze(E) Global Warming Potential (GWP): 1 LET OP: Het koudemiddel in dit product moet worden behandeld in overeenstemming met F-gassenverordening nr. 517/2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en eventuele andere geldende lokale wetgeving. Zorg dat koudemiddel gedurende installatie, onderhoud of verwijdering van de apparatuur nooit kan ontsnappen naar de atmosfeer. Het opzettelijk lozen van koudemiddel in de atmosfeer is ten strengste verboden. Wanneer een koudemiddellek wordt geconstateerd, moet dit lek zo snel mogelijk worden gerepareerd. Alleen gekwalificeerd en gecertificeerd personeel mag installatie- en onderhoudswerkzaamheden en de lektest van het koudemiddelcircuit uitvoeren of de apparatuur verwijderen en het koudemiddel terugwinnen. Het terugwinnen van koudemiddel voor recycling, regeneratie of vernietiging is voor rekening van de klant. De klant moet periodieke lektests uitvoeren 7

In de Europese Unie zijn deze verplicht volgens artikel 2 van verordening (EU) nr. 517/2014, waarin ook de frequentie ervan is aangegeven. De onderstaande tabel toont deze frequentie, zoals oorspronkelijk gepubliceerd in de verordening. Controleer of ook een inspectiefrequentie is voorgeschreven door andere verordeningen of normen die voor uw systeem gelden (bijv. EN 378, ISO 5149, enz.). System WITHOUT leakage detection No check 12 months 6 months 3 months System WITH leakage detection No check 24 months 12 months 6 months Refrigerant charge/circuit (CO₂ equivalent) < 5 tonnes 5 charge < 50 tonnes 5 charge < 500 tonnes charge > 500 tonnes* R134a (GWP 1430) charge < 3.5 kg 3.5 charge < 34.9 kg 34.9 charge < 349.7 kg charge > 349.7 kg Refrigerant charge/circuit (kg) R407C (GWP 1774) charge < 2.8 kg 2.8 charge < 28.2 kg 28.2 charge < 281.9 kg charge > 281.9 kg R410A (GWP 2088) charge < 2.4 kg 2.4 charge < 23.9 kg 23.9 charge < 239.5 kg charge > 239.5 kg HFO's : R1234ze no requirement * Met ingang van 1 januari 2017 moeten de units zijn uitgerust met een lekdetectiesysteem Voor systemen die een dichtheidscontrole vereisen moet een logboek worden bijgehouden. Dit moet de volgende informatie bevatten: de hoeveelheid en het type van het koudemiddel dat in de installatie aanwezig is (toegevoegd en teruggewonnen), de hoeveelheden gerecycled, geregenereerd en vernietigd koudemiddel, de datum en het resultaat van de lektest, de naam van de operator en van het bedrijf waarvoor hij werkt, enz. Neem bij eventuele vragen contact op met uw lokale dealer of installateur. CONTROLE VAN DE BEVEILIGINGEN: Periodieke inspecties van de veiligheidsinrichtingen en externe overdrukventielen moeten worden uitgevoerd in overeenstemming met de nationale verordeningen. De onderneming of organisatie die een test uitvoert van een drukschakelaar moet een gedetailleerde procedure vaststellen en implementeren voor het vastleggen van: Veiligheidsmaatregelen Kalibratie van de meetapparatuur Validatie van de werking van de beveiligingsapparaten Testprotocollen Het opnieuw inbedrijfstellen van de apparatuur. Voer regelmatig lektests uit en repareer eventuele lekken onmiddellijk (volgens de lokale voorschriften). Controleer regelmatig dat de trillingsniveaus nog acceptabel zijn en niet veel hoger dan die bij de inbedrijfstelling golden. Vervang het koudemiddel wanneer er apparatuurstoringen zijn, volgens een procedure zoals de procedure die beschreven is in NF E29-795 of voer een koudemiddelanalyse uit in een gespecialiseerd laboratorium. Als het koudemiddelcircuit na een interventie (zoals de vervanging van een onderdeel) langer dan een dag open blijft, moeten de openingen worden gedicht en moet het circuit met stikstof worden gevuld (inertieprincipe). Dit moet voorkomen dat vocht uit de atmosfeer binnendringt en daardoor corrosie ontstaat op de inwendige wanden en op onbeschermde stalen oppervlakken. 1.4 - Veiligheidsinstructies voor reparaties Het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen en een detector van ontplofbare atmosferen zijn verplicht. De isolatie moet worden verwijderd en de opwarming moet worden beperkt met behulp van een vochtige doek. Controleer altijd of het circuit is ontlucht voordat de unit wordt geopend. Raadpleeg Carrier service voor dit soort tests. Carrier noemt hier alleen het principe van een test zonder het verwijderen van de drukschakelaar: Controleer en noteer de setpoints van drukschakelaars en drukontlastapparaten (kleppen en mogelijk breekplaten) Sta klaar om de hoofdschakelaar van de voeding af te schakelen als de drukschakelaar niet werkt (voorkom overdruk of overtollig gas in het geval van kleppen aan de hogedrukzijde met warmteterugwinning) Sluit een gekalibreerde manometer aan (de waarden op het bedieningspaneel kunnen onnauwkeurig zijn vanwege de vertraging tussen het moment van opmeten en het moment van de weergave) Neutraliseer de HD-software instelling Onderbreek de condensorwaterstroom Controleer de uitschakelwaarde Activeer de HD-software instelling weer Schakel de HD-schakelaar met de hand weer in. LET OP: Indien de test leidt tot vervanging van de drukschakelaar moet het koudemiddel worden afgepompt. Deze drukschakelaars zijn niet op automatische ventielen (Schraeder-type) gemonteerd. Inspecteer ten minste eens per jaar grondig de beveiligingen (ventielen). Als de unit is opgesteld in een vochtige omgeving, dan moeten ze vaker worden gecontroleerd. Als werkzaamheden aan de verdamper moeten worden uitgevoerd, zorg dan dat de leidingen van de compressor niet meer onder druk staan (omdat het ventiel in de compressorrichting niet lekdicht is). Alle onderdelen van de installatie moeten door de verantwoordelijke personen goed worden onderhouden om schade en lichamelijk letsel te voorkomen. Storingen en lekkages moeten onmiddellijk worden verholpen. De verantwoordelijke technicus draagt de verantwoordelijkheid voor onmiddellijk herstel van de storing. Telkens wanneer aan de unit reparaties zijn uitgevoerd, moet de werking van de beveiligingsinrichtingen opnieuw worden gecontroleerd. Volg de voorschriften en aanbevelingen in de veiligheidsrichtlijnen voor units en HVAC-installaties, zoals: EN-378, ISO-5149, enz. Als er een lek is ontstaan of als het koudemiddel verontreinigd is (bijv. door een kortsluiting in een motor), verwijder dan de complete vulling met behulp van een teugwinunit en bewaar het koudemiddel in draagbare vaten. Repareer het gedetecteerde lek en vul de totale R1234ze(E) koudemiddelvulling bij zoals aangegeven op de kenplaat van de unit. Bepaalde onderdelen van het circuit kunnen zijn geïsoleerd. Vul alleen vloeibaar koudemiddel R1234ze(E) in de vloeistofleiding. 8

Zorg ervoor dat u het juiste type koudemiddel gebruikt voor het opnieuw vullen van het apparaat. Het aanvullen van een ander koudemiddel dan het oorspronkelijke type R1234ze(E) zal de werking van de machine schaden en kan zelfs leiden tot vernieling van de compressoren. De compressoren die werken met dit type koudemiddel worden gesmeerd met een specifieke synthetische polyolesterolie. Gebruik nooit zuurstof om leidingen te ontluchten of om een machine om welke reden ook onder druk te zetten. Zuurstofgas reageert heftig met olie, vet en andere veel voorkomende stoffen. Gebruik stikstof om het systeem door te blazen. Dit moet ook worden gedaan tijdens het solderen. Overschrijd nooit de opgegeven maximum bedrijfsdrukken. Controleer de maximum toelaatbare hoge en lage testdrukken door de instructies in deze handleiding te bekijken en de drukken die op de kenplaat van de unit staan. Gebruik geen lucht om op lekkages te testen. Gebruik hiervoor uitsluitend koudemiddel of droge stikstof. Een koudemiddelleiding of vat mag nooit worden gelast of doorgebrand voordat alle koudemiddel (vloeistof en damp) uit de machine is verwijder en het systeem is doorgeblazen met stikstof. Dampsporen moeten worden verwijderd met droge stikstof. Wanneer koudemiddel in contact komt met open vuur ontstaan er giftige gassen. Op de opstellingsplaats moet de nodige beveiligingsapparatuur beschikbaar zijn en brandblusapparatuur voor het systeem en het gebruikte type koudemiddel moet voorhan-den zijn. Koudemiddel mag niet worden overgeheveld. Vermijd dat koudemiddel in contact komt met de huid en ogen. Draag een veiligheidsbril. Krijgt u toch koudemiddel op de huid, was dit dan direct af met water en zeep. Als er koudemiddel in de ogen komt dan moeten de ogen onmiddellijk gespoeld worden met water. Raadpleeg direct een arts. De onbedoelde uitstoot van het koudemiddel als gevolg van kleine lekkages of significante lozingen bij een breuk van een pijp of een onverwachte vrijlating uit een overdrukventiel, kan bevriezingsverschijnselen en brandwonden bij het personeel veroorzaken. Negeer dergelijke verwondingen niet. Installateurs, eigenaren en vooral servicetechnici voor deze units moeten: Een arts raadplegen voor de behandeling van dergelijke verwondingen. Toegang hebben tot een EHBO-kit, in het bijzonder voor de behandeling van verwondingen aan de ogen. Wij raden aan om norm EN-378 toe te passen. Gebruik nooit vuur of stoom om een koudemiddelcilinder te verwarmen. Er kan dan gevaarlijke overdruk ontstaan. Bij het verwijderen en opslaan van koudemiddel moeten de van toepassing zijnde voorschriften worden gevolgd. Deze voorschriften voor het conditioneren en terugwinnen van HFK s onder optimale kwaliteitscondities voor de producten en optimale veiligheidscondities voor personen, goederen en het milieu worden beschreven in norm NF E29-795. Zie ook de officiële maatschetsen van de units. Afpompen en terugwinnen van koudemiddel moet worden uitgevoerd met gebruik van een terugwin-unit. Een 1/2 SAEconnector op de handmatige vloeistofleidingklep wordt meegeleverd met alle units voor aansluiting op de pompunit. Het is niet noodzakelijk modificaties aan de unit uit te voeren om aftap- en bijvulaansluitingen voor koudemiddel en olie toe te voegen. Bij modificaties varvalt de productverantwoordelijkheid van de fabrikant. Zie ook de officiële maatschetsen van de units. Gebruik nooit de compressor als vacuümpomp. Hierdoor beschadigt de compressor. Wegwerpcilinders (voor eenmalig gebruik) mogen nooit worden hergebruikt of opnieuw gevuld. Gebruik alleen koudemiddelcilinders die bestemd en als zodanig gemarkeerd zijn voor R1234ze(E). Wanneer de cilinders leeg zijn, evacueer de resterende gasdruk en breng de cilinders naar de aangewezen plaats waar ze worden hergebruikt. Niet verbranden! LET OP: Gebruik alleen koudemiddel R1234ze(E), in overeenstemming met 700-2014 AHRI (Air conditioning, Heating and Refrigeration Institute). Het gebruik van andere producten is kan gebruikers blootstellen aan onverwachte risico's. Verwijder nooit bevestigingsmateriaal, componenten, etc. terwijl de machine onder druk of in werking is. Zorg dat de overdruk op 0 kpa ligt en het systeem is doorgeblazen met stikstof alvorens onderdelen te verwijderen of een circuit te openen. Probeer niet om ontlastkleppen te repareren wanneer corrosie of vervuiling (roest, vuil, schilfers etc.) in het klephuis of het mechanisme is aangetroffen. Vervang de klep. Monteer ontlastkleppen niet in serie of achterstevoren. LET OP: Over de unit, of delen ervan, mag niet worden gelopen. Ook mogen er gaan zware voorwerpen op worden geplaatst. Ook mogen er gaan zware voorwerpen op worden geplaatst. De koelleidingen kunnen breken onder het gewicht waardoor koudemiddel vrijkomt, wat leidt tot persoonlijk letsel. Klim niet op een machine. Gebroken leidingen gaan zwiepen en kunnen dan persoonlijk letsel veroorzaken. Gebruik hulpmiddelen (kraan,takel, lift enz.) bij het transporteren, hijsen en plaatsen van zware componenten. Gebruik deze hulpmiddelen ook als er gevaar bestaat dat u uitglijdt of uw evenwicht verliest, zelfs wanneer componenten licht zijn. Gebruik voor het repareren of vervangen van componenten alleen originele reserveonderdelen. Zie hiervoor de onder-delenlijst. Deze is op aanvraag beschikbaar. Laat watercircuits met industriële brijn niet leeglopen zonder eerst de plaatselijke technische dienst of bevoegde instantie te informeren. Sluit de waterintrede- en -uittredeafsluiters en tap het watercircuit van de unit af alvorens werkzaamheden aan de onderdelen in het circuit uit te voeren (gaasfilter, pomp, debietschakelaar, enzovoort). 9

Draai de bouten van het waterreservoir pas los als de waterreservoirs volledig zijn leeggelopen. Controleer regelmatig alle afsluiters, bevestigingsmateriaal en leidingen op corrosie, roest, lekkage en schade. Draag gehoorbeschermers bij het uitvoeren van werkzaam-heden in de buurt van een draaiende machine. 2 - AANVULLENDE RICHTLIJNEN VOOR EEN VEILIG GEBRUIK VAN KOUDEMIDDEL R1234ZE(E) IN TECHNISCHE RUIMTES 2.1 - Technische ruimtes Voor technische ruimtes waarin koelinrichtingen staan gelden de volgende principes: - technische ruimtes mogen gebruikt worden voor het opstellen van koelinrichtingen maar niet uitsluitend voor deze apparatuur - koudemiddelgas dat ontsnapt uit technische ruimtes mag niet kunnen binnendringen in naastgelegen ruimtes, trappenhuizen, binnenplaatsen, gangen of rioleringssystemen van het gebouw en het vrijgekomen gas moet zonder risico's naar buiten afgevoerd worden - in een noodsituatie moet de technische ruimte direct ontruimd kunnen worden - brandbare materialen, anders dan koudemiddelen en olie voor het onderhoud, mogen niet in de technische ruimte worden opgeslagen - er moet aan de buitenkant van de technische ruimte bij de deur een schakelaar zijn aangebracht voor het stoppen van de koelinrichting - er moet mechanische ventilatie zijn met een onafhankelijke noodstopschakelaar aan de buitenkant van de technische ruimte bij de deur - openingen naar buiten mogen niet uitkomen onder trappenhuizen van nooduitgangen - alle leiding- en kanaaldoorvoeren door wanden, plafonds en vloeren van technische ruimtes moeten zorgvuldig zijn afgedicht - er moeten adequate brandblusmiddelen aanwezig zijn - er moeten alarmen en koudemddeldetectoren zijn gemonteerd Indien technische ruimtes voor langere periodes bezet zijn, bijv. omdat zij gebruikt worden als onderhoudswerkplaats voor het gebouw, dan moeten zij worden beschouwd als bezette ruimtes die vallen onder bezettingsklasse C Alleen toegankelijk voor bevoegde personen. Als de eigenaar of gebruiker van het gebouw garandeert dat alleen gekwalificeerd en getraind personeel voor het noodzakelijke onderhoud toegang heeft tot de technische ruimte of de koelinrichting dan kan de technische ruimte beschouwd worden als onbezet. Bij een bezetting voor onderhoud of een reparatie, moet een bevoegd persoon, die op de hoogte is van het gebruik van de noodapparatuur en de noodprocedures, beschikbaar zijn in de buurt van de technische ruimte voor noodsituaties. Tijdens werkzaamheden moet de ruimte worden geventileerd met het ventilatiesysteem van de technische ruimte of door aparte ventilatoren. De technische ruimte moet in een noodsituatie direct geëvacueerd kunnen worden. Ten minste een van de nooduitgangen moet rechtstreeks uitkomen in de open lucht, of leiden naar een doorgang voor noodsituaties. De deuren van de nooduitgangen moeten van binnenuit met de hand geopend kunnen worden (antipanieksysteem). Wanneer koelapparatuur en luchtcompressoren in dezelfde technische ruimte zijn geplaatst, moet de lucht naar de luchtcompressoren via een kanaal zo van buitenaf worden aangevoerd dat er geen koudemiddel terecht kan komen in de aangevoerde lucht. Open vuur is verboden in technische ruimte of speciale technische ruimtes, behalve voor lassen, solderen of soortgelijke werkzaamheden op voorwaarde dat er bewaking is van de koudemiddelconcentratie en er een adequate ventilatie is. Dit open vuur mag niet onbewaakt worden achtergelaten. Technische ruimtes mogen niet worden gebruikt als opslagruimte, behalve voor de noodzakelijke compressorolie. Alle koudemiddelen, brandbare of giftige materialen, moeten worden opgeslagen zoals vereist door de nationale verordeningen. Er moet aan de buitenkant van de technische ruimte bij de deur een schakelaar zijn aangebracht voor het stoppen van de koelinrichting. Een schakelaar met dezelfde werking moet op een geschikte plaats in de ruimte zijn aangebracht. De schakelaars moeten voldoen aan geldende eisen voor noodstopschakelaars. Openingen naar buiten mogen niet op minder dan 2 m zijn van de noodtrappenhuizen of andere openingen van het gebouw, bijv. ramen, deuren, ventilatie-inlaten,. Technische ruimtes moeten voldoende deuren hebben die naar buiten openen zodat personen in een noodsituatie onbelemmerd kunnen ontsnappen. De deuren moeten goed passen, zelfsluitend zijn en van binnenuit kunnen worden geopend (antipanieksysteem). De deuren moeten brandbestendig zijn gedurende ten minste een uur, en gemaakt van materialen en qua constructie zijn getest in overeenstemming met EN 1634. Er mogen geen openingen zijn waardoor koudemiddel, dampen, geuren en alle andere gassen kunnen ontsnappen naar andere delen van het gebouw. Er moet een toegang naar buiten zijn voor alle speciale technische ruimtes wanneer de koudemiddelinhoud hoger is dan de praktische limiet voor het volume van de ruimte en het koudemiddel R1234ze(E) is. De speciale technische ruimte moet een deur hebben zie ofwel rechtstreeks opent naar de buitenlucht ofwel via een speciale tussenruimte voorzien van zelfsluitende, goed passende deuren In een technische ruimte met een R1234ze(E) koelinrichting mag geen verbrandingstoestel worden geïnstalleerd. Hete oppervlakken mogen geen temperatuur bereiken van minder dan 100 K van de zelfontbrandingstemperatuur van het koudemiddel. 2.2 - Veiligheidsalarmen Het alarm moet worden ingeschakeld door het signaal van de detector. Het alarm moet ook iemand waarschuwen die bevoegd is om de noodzakelijke actie te ondernemen. In situaties waar een alarmsysteem is gemonteerd moet de stroombron van het alarmsysteem onafhankelijk zijn van de stroombron van de mechanische ventilatie. Het alarmsysteem moet zowel hoorbaar en zichtbaar zijn, bijvoorbeeld door een luide zoemer (15 dba boven het achtergrondniveau) en een knipperende lamp. Het alarmsysteem moet waarschuwen zowel binnen en buiten de technische ruimte of ten minste binnen de ruimte wanneer gebruikt in een bezette ruimte. 10

Voor hotels en dergelijke instellingen moet het alarmsysteem ook waarschuwen naar een bewaakte plaats, zoals de balie van de nachtportier almede de bezette ruimte. Het externe alarm kan zijn gemonteerd in een controlekamer of andere bewaakte plaats. 2.3 - Opnemers van de ventilatie en koudemiddel in de technische ruimte De ventilatie van technische ruimtes moet voldoende zijn voor normale bedrijfscondities en voor noodsituaties. Technische ruimtes moeten naar buiten worden geventileerd door middel van mechanische ventilatie in geval van vrijkomen van koudemiddel door een lekkage of breuk van componenten. Dit ventilatiesysteem moet onafhankelijk zijn van alle andere ventilatiesystemen ter plaatse. Er moet voldoende toevoer van verse buitenlucht zijn en een goede verdeling van deze lucht over de (speciale) technische ruimte om dode zones te vermijden. Openingen voor buitenlucht moeten zo zijn aangebracht dat er geen recirculatie is in de ruimte. Normale bedrijfsventilatie De ventilatie in overeenstemming zijn met de nationale verordeningen met een MINIMUM VAN VIER LUCHTVERVERSINGEN PER UUR wanneer de technische ruimte bezet is. De technische ruimte moet geplaatst zijn in overeenstemming zijn met de lokale en nationale verordeningen; De noodafzuigventilator moet ofwel: - een motor hebben buiten de luchtstroom of goedgekeurd zijn voor gevaarlijke zones zoals vereist volgens EN-378 (2012). - de ventilator moet zo geplaatst zijn om drukopbouw van het afzuigkanaalwerk in de technische ruimte te vermijden. - de ventilator mag geen vonken veroorzaken als hij in contact komt met het kanaalmateriaal. De uittrede van de afzuigventilatie moet in overeenstemming zijn met de nationale verordeningen. De uittrede mag geen belemmeringen hebben maar moet een voorziening hebben die voorkomt dat vuil, bladeren of vogels erin kunnen komen. De bodem van verticaal kanaalwerk met een opening naar buiten moet een afvoer hebben met een regenwatervanger en een mogelijkheid voor inspectie. Noodventilatie: CARRIER beveelt een ventilatiedebiet aan van TEN MINSTE 300 m 3 PER MINUUT. Het mechanische noodventilatiesysteem moet worden ingeschakeld door een of meer detectoren in de technische ruimte. Er moet mechanische ventilatie zijn met twee onafhankelijke noodstopschakelaars, een aan de buitenkant van de technische ruimte bij de deur en de andere binnen in de technische ruimte. Deze moet worden aangestuurd door de koudemiddeldetector en een controle van de luchtstroom hebben. Het systeem moet ook gekoppeld zijn met de koelmachine en de werking van de koelmachine stoppen en de volgens EN-378 verplichte alarmsystemen aansturen. Koudemiddelopnemers en aanbevolen setpoints: In elke technische ruimte moet ten minste één koudemiddelopnemer aanwezig zijn op de plaats waar het risico het grootst is dat er lekkage zou kunnen optreden. De opnemer moet een intern zelfcontrole diagnose hebben en gekoppeld zijn met de koelmachine en het alarm systeem om de werking van de koelmachine te blokkeren en het alarm in te schakelen als hij defect of niet aangesloten is. Alle gemonteerde opnemers moeten en snelle reactietijd hebben van minder dan 15 seconden (de opnemer moet binnen 15 seconden reageren bij blootstelling aan FCL) en bij de koelmachine zijn geplaatst op een hoogte van maximaal 0,5 m boven de vloer. De opnemer moet zijn ingesteld op de laagste waarde van de FCL (Flammable Concentration Limit, brandbare concentratielimiet) of 50% van de PL (Practical Limit, praktische limiet) zoals vastgelegd in EN-378. Voor R-1234ze(E) zijn de verschillenden limieten als volgt : OEL - Occupational Exposure Limit = 800 ppm ATEL - Acute Toxicity Exposure Limit = 59.000 ppm ODL - Oxygen Deprivation Limit = 140.000 ppm LFL - Lower Flammability Limit = 65.000 ppm FCL - Flammable Concentration Limit gelijk aan 25% van de LFL = 16.000 ppm RCL - Refrigerant Concentration Limit bepaald op basis van de onderste waarde van ATEL; ODL en FCL = 16.000 ppm PL - Praktische limiet = 13.094 ppm CARRIER beveelt de volgende setpunten aan afhankelijk van het in de opnemer te configureren aantal setpunten en de afstand van de koelmachine. Als de opnemer op minder dan TWEE meter (2 m) van de unit is Let op Waarschuwing Groot alarm (Alleen display) (display, claxon, knipperlicht) (display, claxon, knipperlicht en afzuiging) Opnemer met - - Onder 6547 (50%PL) één setpunt Opnemer met - <3000 <6547 twee setpunten Opnemer met drie setpunten <OEL=800 <3000 <6547 Als de opnemer op meer dan TWEE meter (2 m) van de unit is Opnemer met één setpunt Opnemer met twee setpunten Opnemer met drie setpunten Periodieke inspecties: Let op Waarschuwing Groot alarm (Alleen display) (display, claxon, knipperlicht) (display, claxon, knipperlicht en afzuiging) - - Onder 800 (OEL) - <300 <800 <100 <300 <800 Het ventilatiesysteem, de koudemiddelopnemer en het alarmsysteem moeten regelmatig (ten minste eenmaal per jaar) worden geïnspecteerd als onderdeel van de inspectieprocedures van het brandsysteem van het gebouw. Er kan bijvoorbeeld jaarlijks een bump test worden gedaan met 3500 ppm gas om te controleren of de opnemers en het systeem reageren zoals bedoeld (controleer de werking van de opnemers en van het alarmsysteem en controleer of het ventilatiesysteem inschakelt en de correcte hoeveelheid lucht afzuigt). WAARSCHUWINGEN, MEDEDELINGEN EN DOCUMENTATIE Technische ruimtes of speciale technische ruimtes moeten duidelijk als zodanig zijn gemarkeerd op de ingangen van de ruimte, en met waarschuwingen waarop staat dat onbevoegden geen toegang hebben en dat roken, open vuur of vlammen verboden zijn. In de mededelingen moet staan dat in geval van een noodsituatie alleen bevoegde personen die handelen volgens de noodprocedures mogen beslissen of het betreden van de technische ruimte is toegestaan. Bovendien moeten er waarschuwingen zijn aangebracht die het onbevoegde bedienen van het systeem verbieden. 11

De eigenaar/operator moet een actueel logboek van het koelsysteem bijhouden. In het logboek moet de volgende informatie worden opgenomen: - details van alle onderhouds- en herstelwerkzaamheden; - hoeveelheden en soort (nieuw, hergebruikt of gerecycled) koudemiddel waarmee is gevuld bij elke gelegenheid, en de hoeveelheden koudemiddel die zijn overgebracht uit het systeem bij elke gelegenheid; - analyse van hergebruikt koudemiddel, indien beschikbaar. De resultaten ervan moeten ook worden bijgehouden in het logboek; - bron van het hergebruikte koudemiddel; - veranderringen en vervangingen van onderdelen van het systeem; - resultaten van alle periodieke routinetests; - registratie van aanzienlijke periodes van stilstand. Het logboek moet ofwel bewaard worden door de eigenaar/operator in de technische ruimte, of de gegevens moeten worden opgeslagen in een computer met een uitdraai in de technische ruimte. In dit geval moet de informatie toegankelijk zijn voor de competente persoon die het onderhoud of de testen uitvoert. 3 - CONTROLES VOORAF 3.1 - Controle van de ontvangen apparatuur Inspecteer de unit op schade of ontbrekende onderdelen. Indien schade wordt geconstateerd of als de zending onvolledig is, stel dan direct het transportbedrijf aansprakelijk. Controleer of de ontvangen unit de unit is die u besteld hebt. Controleer of de gegevens op de kenplaat van de unit (aan de zijkant) overeenkomen met de vrachtbrief en de bestelling. Op de kenplaat van de unit moet de volgende informatie zijn vermeld: - Versienummer - Modelnummer - CE-markering - Serienummer - Productiejaar en testdatum - Getransporteerd medium - Gebruikt koudemiddel en koudemiddelklasse - Koudemiddelvulling per circuit - Te gebruiken transportvulling - PS: Min./max. toegestane druk (hoge- en lagedrukzijde) - TS: Min./max. toegestane temperatuur (hoge- en lagedruk zijde) - Uitschakeldrukken van drukschakelaar - Lektestdruk van de unit - Spanning, frequentie, aantal fasen - Maximum opgenomen stroom - Max. opgenomen vermogen - Nettogewicht van de unit Controleer of alle bestelde accessoires voor installatie ter plekke compleet en onbeschadigd zijn meegeleverd. Gedurende de gehele levensduur van de unit moet deze periodiek worden gecontroleerd, waarbij indien nodig de (warmte- en geluids)isolatie moet worden verwijderd, om er zeker van te zijn dat de unit niet is beschadigd door schokken (hanteren van accessoires, gereedschappen en dergelijke). Zo nodig moeten de beschadigde onderdelen worden gerepareerd of vervangen. Zie ook hoofdstuk 11 Standaardonderhoud. 3.2 - Transport en plaatsen van de unit 3.2.1 - Verplaatsen Zie hoofdstuk 1.1 Veiligheidsinstructies voor montage. LET OP: Breng de hijsstroppen alleen aan op de punten die op de unit zijn aangegeven. 12 3.2.2 - Plaatsen van de unit Zie onder Afmetingen en benodigde vrije ruimte om er zeker van te zijn dat er voldoende ruimte is voor alle aansluitingen en voor onderhoudswerkzaamheden. Zie voor zwaartepunten, de plaats van de bevestigingsgaten en de gewichtsverdeling de met de unit meegeleverde officiële maatschetsen. Voor standaardunits is bestendigheid tegen aardbevingen niet geverifieerd. Typische toepassingen van deze units zijn koelsystemen waarbij bestendigheid tegen aardbevingen niet vereist is. Bestendigheid tegen aardbevingen is niet geverifieerd. Controleer voordat de unit wordt geplaatst: Dat de gebouwconstructie sterk genoeg is om het gewicht van de unit te dragen. Dat de unit waterpas wordt geïnstalleerd op een vlak oppervlak (maximale tolerantie is 5 mm in beide assen). Dat er boven de unit voldoende vrije ruimte is voor een onbelemmerde luchtuittrede en voor onderhoud (zie de maatschetsen). Dat er voldoende ondersteuningspunten zijn en dat deze zich op de juiste plaatsen bevinden. De locatie niet onder water kan komen te staan. LET OP: De unit moet voorzichtig worden gehesen en rustig worden neergezet. Door kantelen of stoten kan de unit beschadigen en minder goed werken. 3.2.3 - Controles voorafgaand aan de inbedrijfstelling Vóór de opstart van het koelsysteem moet de gehele installatie, inclusief het koelsysteem worden vergeleken met de installatietekeningen, maatschetsen, systeem leidingwerk en instrumentatie tekeningen en de elektrische schema s. Tijdens het uitvoeren van de installatietest moeten de nationale voorschriften worden gevolgd. Als er geen nationale regelgeving is, kunnen normen zoals EN-378 of ISO-5149 als leidraad worden gebruikt. Externe visuele installatiecontroles: Zorg ervoor dat de machine is gevuld met koudemiddel. Controleer op de kenplaat van de unit of het getransporteerde medium R1234ze(E) en geen stikstof is. Vergelijk de totale installatie met de koelsysteem- en elektrische schema s. Controleer of alle veiligheidsvoorzieningen en documenten die verstrekt zijn door de fabrikant (maatschetsen, leidingen- en instrumentenschema (PID), verklaringen, enz.) om te voldoen aan de voorschriften, aanwezig zijn. Controleer of alle beveiligingen en milieubeschermende voorzieningen en maatregelen, die door de fabrikant zijn geleverd om te voldoen aan de regelgeving, aanwezig en in orde zijn. Controleer of alle documenten voor drukvaten, certificaten, kenplaten, dossiers, handleidingen, die door de fabrikant zijn verstrekt om te voldoen aan de voorschriften, aanwezig zijn. Verifieer dat de toegangsroute tot de unit en de vluchtwegen vrij zijn. Controleer of de ventilatie in de technische ruimte toereikend is. Controleer of de koudemiddeldetectoren aanwezig zijn. Controleer de instructies en richtlijnen ter voorkoming van het opzettelijk verwijderen van koudemiddelgassen die schadelijk zijn voor het milieu. Verifieer dat alle aansluitingen zijn gemaakt. Controleer steunen en bevestigingsmateriaal (mate-rialen, route en bevestiging). Controleer de kwaliteit van lassen en andere verbin-dingen. Controleer de beveiliging tegen mechanische schade. Controleer de beveiliging tegen hitte. Controleer de beveiliging van bewegende delen. Controleer of er voldoende vrije ruimte is voor onderhoud of reparatie. Controleer de status van de afsluiters. Controleer de kwaliteit van de warmte-isolatie en de dampschermen. Controleer de staat van de isolatie van de 400 V-kabels.

4 - AFMETINGEN, BENODIGDE VRIJE RUIMTE 4.1-30XW-PZE/30XWHPZE 301-651 Zie detail B E Zie detail A Zie detail C Afmetingen in mm A B C 30XW-PZE / 30XWHPZE D 301 1612 800 982 2724 401 1743 968 980 3059 451 1743 968 980 3059 551 1950 1083 1080 3290 601 1950 1083 1080 3290 651 1950 1083 1080 3290 30XW-PZE / 30XWHPZE (optie 150) 301 401 451 551 601 651 1200 Intrede luchtaansluiting 1612 1743 1743 1968 1968 1968 800 968 968 1083 1083 1083 982 980 1040 1080 1080 1080 2724 3059 3059 3290 3290 3290 E F G H 983 982 982 1180 1180 1180 141.3 168.3 168.3 141.3 168.3 168.3 2600 2800 2800 3100 3100 3100 983 982 1042 1180 1180 1180 141.3 168.3 168.3 141.3 168.3 168.3 2600 2800 2800 3100 3100 3100 Verklaring Alle afmetingen zijn in mm H 1 Vereiste vrije ruimte voor servicedoeleinden 2 Vereiste ruimte voor het verwijderen van koelerpijpen Intrede water Uittrede water Detail A F G Intrede elektrische voeding Detail B Detail C OPMERKINGEN: De tekeningen zijn niet contractueel bindend. Raadpleeg voor het ontwerpen van een installatie de officiële maatschetsen. Deze zijn bij de machine geleverd of op aanvraag verkrijgbaar. Zie voor zwaartepunten, de plaats van de bevestigingsgaten en de gewichtsverdeling eveneens de officiële maatschetsen. 13

4.2-30XW-PZE/30XWHPZE 801-1001 Zie detail A A E Zie detail C Zie detail B C Afmetingen in mm A B C 30XW-PZE / 30XWHPZE D E 801 1998 1512 1121 4730 1124 901 1998 1512 1125 4730 1124 1001 2051 1512 1238 4730 1238 1101 2051 1512 1238 4730 1238 30XW-PZE / 30XWHPZE (optie 150) B 801 901 1001 1101 1785 D 1998 1998 2070 2051 1512 1512 1512 1512 1121 1125 1238 1238 4730 4730 4730 4730 1124 1124 1238 1238 F G H 4500 4500 4500 4500 4500 4500 4500 4500 Intrede luchtaansluiting 160 x 160 Verklaring Alle afmetingen zijn in mm 1 Vereiste vrije ruimte voor servicedoeleinden 2 Vereiste ruimte voor het verwijderen van koelerpijpen Intrede water H Uittrede water Detail A F G Intrede elektrische voeding Detail B Detail C OPMERKINGEN: De tekeningen zijn niet contractueel bindend. Raadpleeg voor het ontwerpen van een installatie de officiële maatschetsen. Deze zijn bij de machine geleverd of op aanvraag verkrijgbaar. Zie voor zwaartepunten, de plaats van de bevestigingsgaten en de gewichtsverdeling eveneens de officiële maatschetsen. 14

5 - TECHNISCHE EN ELEKTRISCHE GEGEVENS 5.1 - Technische gegevens 30XW-PZE / 30XWHPZE 301 401 451 551 601 651 801 901 1001 1101 Geluidsniveaus - standaardunit Geluidsvermogenniveau (1) db(a) 93 97 97 97 97 97 100 100 100 100 Geluidsdrukniveau op 1 m (2) db(a) 76 80 80 79 79 79 81 81 81 81 Geluidsniveaus - standaardunit + optie 257 (3) Geluidsvermogenniveau (1) db(a) - 94 94 94 94 94 97 97 97 97 Geluidsdrukniveau op 1 m (2) db(a) - 76 76 76 76 76 78 78 78 78 Afmeting - standaardunit Lengte mm 2724 3059 3059 3290 3290 3290 4730 4730 4730 4730 Breedte mm 928 936 936 1069 1069 1069 1039 1039 1162 1162 Hoogte mm 1567 1743 1743 1950 1950 1950 1997 1997 2051 2051 Bedrijfsgewicht (4) kg 2157 3050 3050 3942 3977 3995 6932 7010 7665 7875 Compressoren Semi-hermetische 06T schroefcompressoren, 50 t/s Circuit A - 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 Circuit B - - - - - - - 1 1 1 1 Koudemiddel - standaardunit R1234ze( E ) Circuit A kg 78 130 130 180 175 170 120 120 130 130 t CO₂-eq 0.1 0.1 0.1 0.2 0.2 0.2 0.1 0.1 0.1 0.1 Circuit B kg - - - - - - 120 120 150 130 t CO₂-eq - - - - - - 0.1 0.1 0.2 0.1 Olie - standaardunit RAX-14012 Circuit A l 20 20 20 25 25 25 20 20 25 25 Circuit B l - - - - - - 20 20 20 25 Capaciteitsregeling Touch Pilot, elektronisch expansieventielen (EXV) Minimum capaciteit % 15 15 15 15 15 15 10 10 10 10 Verdamper Multipijp badverdamper Watervolume l 61 101 101 154 154 154 293 293 321 321 Wateraansluitingen (Victaulic) in 5 6 6 8 8 8 8 8 8 8 Aftap- en ontluchtingsaansluitingen (NPT) in 3/8 3/8 3/8 3/8 3/8 3/8 3/8 3/8 3/8 3/8 Max. waterzijdige bedrijfsdruk kpa 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 Condensor Multipijp badcondensor Watervolume l 55 103 103 148 148 148 316 316 340 340 Wateraansluitingen (Victaulic) in 5 6 6 8 8 8 8 8 8 8 Aftap- en ontluchtingsaansluitingen (NPT) in 3/8 3/8 3/8 3/8 3/8 3/8 3/8 3/8 3/8 3/8 Max. waterzijdige bedrijfsdruk kpa 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 (1) In db ref=10-12 W, (A) gewogen. Opgegeven geluidsemissiewaarden zijn in overeenstemming met ISO 4871 (met een bijbehorende tolerantie van +/-3dB(A)). Gemeten volgens ISO 9614-1 en gecertificeerd door Eurovent. (2) In db ref 20µPa, (A) gewogen. Opgegeven geluidsemissiewaarden zijn in overeenstemming met ISO 4871 (met een bijbehorende tolerantie van +/-3dB(A)). Ter informatie, berekend op basis van het geluidsvermogensniveau Lw(A). (3) Optie 257 = Laag geluid (4) Gewichten gelden alleen als indicatie. Raadpleeg de kenplaat van de unit 15

5.2 - Elektrische gegevens 30XW-PZE / 30XWHPZE 301 401 451 551 601 651 801 901 1001 1101 Hoofdstroom Nom. voeding V-F-Hz 400-3-50 Netspanningslimieten V 360-440 Stuurstroomcircuit 24 V via ingebouwde transformator Nominale aanloopstroom* Circuit A A 303 414 414 587 587 587 414 414 587 587 Circuit B A - - - - - - 414 414 414 587 Optie 81 A - - - - - - 529 543 716 751 Maximale aanloopstroom** Circuit A A 303 414 414 587 587 587 414 414 587 587 Circuit B A - - - - - - 414 414 414 587 Optie 81 A - - - - - - 594 619 792 827 Cosinus phi Nominaal*** 0.79 0.86 0.87 0.85 0.87 0.89 0.86 0.87 0.86 0.85 Maximaal**** 0.89 0.9 0.89 0.89 0.89 0.89 0.9 0.89 0.89 0.89 Totale harmonische vervorming**** % Bijna 0% (verwaarloosbaar) Max. opgenomen vermogen Circuit A kw 86 112 126 148 465 174 112 126 148 148 Circuit B kw - - - - - - 112 126 126 148 Optie 81 kw - - - - - - 224 252 274 296 Nominaal opgenomen stroom*** Circuit A A 91 115 129 164 177 194 115 129 164 164 Circuit B A - - - - - - 115 129 129 164 Optie 81 A - - - - - - 230 258 293 328 Max. opgenomen stroom (Un) Circuit A A 140 180 205 240 268 282 180 205 240 240 Circuit B A - - - - - - 180 205 205 240 Optie 81 A - - - - - - 360 410 445 480 Max. opgenomen stroom (Un -10%)**** Circuit A A 153 196 223 261 292 307 196 223 261 261 Circuit B A - - - - - - 196 223 223 261 Optie 81 A - - - - - - 392 446 484 522 Max. opgenomen vermogen met optie 150B Circuit A kw 76 97 110 139 151 160 97 110 139 139 Circuit B kw - - - - - - 97 110 110 139 Optie 81 kw - 195 220 249 277 Max. opgenomen stroom (Un) met optie 150B Circuit A A 123 172 195 245 267 283 172 195 245 245 Circuit B A - - - - - - 158 179 179 225 Optie 81 A - - - - - - 330 374 424 470 * Maximale directe aanloopstroom (maximale bedrijfsstroom van de kleinste compressor(en) + aanloopstroom of gereduceerde aanloopstroom van de grootste compressor). Waarden gemeten bij standaard Eurovent condities: verdamper intrede/uittrede watertemp. = 12 C/7 C, condensor intrede/uittrede watertemp. = 30 C/35 C. ** Maximale directe aanloopstroom (maximale bedrijfsstroom van de kleinste compressor(en) + aanloopstroom of gereduceerde aanloopstroom van de grootste compressor). Waarden gemeten bij werking met max. opgenomen vermogen van de unit. *** Waarden gemeten bij standaard Eurovent condities: verdamper intrede/uittrede watertemp. = 12 C/7 C, condensor intrede/uittrede watertemp. = 30 C/35 C. **** Waarden gemeten bij werking met max. opgenomen vermogen van de unit. Waarden gemeten bij werking met max. opgenomen vermogen van de unit. Waarden aangegeven op de kenplaat van de unit. 16

5.3 - Kortsluitvastheid stroom voor alle units Kortsluitvastheid stroom voor alle units met TN-systeem (aardingssysteemtype): 50 ka (conditionele systeem kortsluitstroom Icc/Icf bij het verbindingspunt van de unit als rms-waarde). De unit is voorzien van zekeringen in de schakelkast direct stroomafwaarts van het verbindingspunt van de unit. 5.4 - Elektrische gegevens van de compressor Compressor I Nom (A)* I Max (A)** I Max (A)** Optie 150B MHA (A) LRYA (A) LRDA (A) Cosinus phi nom.* 06TTW356 91 140 123 153 303 945 0.79 0.89 06TUW483 115 180 158 196 414 1290 0.86 0.90 06TUW554 129 205 179 223 414 1290 0.87 0.89 06TVW680 164 240 225 261 587 1828 0.85 0.89 06TVW753 177 268 245 292 587 1828 0.87 0.89 06TVW819 194 282 260 307 587 1828 0.89 0.89 06TTA356 125 200 n.v.t. 224 388 1210 0.81 0.88 06TUA483 125 180 n.v.t. 255 587 1828 0.80 0.89 06TUA554 138 205 n.v.t. 280 587 1828 0.81 0.89 06TVA680 186 240 n.v.t. 357 629 1919 0.80 0.89 06TVA753 197 268 n.v.t. 387 629 1919 0.81 0.89 06TVA819 213 282 n.v.t. 404 629 1919 0.83 0.89 * Waarde bij standaard Eurovent condities: verdamper intrede/uittrede watertemperatuur = 12 C/7 C, condensor intrede/uittrede watertemperatuur = 30 C/35 C. ** Waarde bij maximum capaciteit en nominale spanning (400 V) Cosinus phi max.** Verklaring MHA - Maximum compressor bedrijfsstroom, begrensd door de unit (stroom gegeven voor max. capaciteit bij 360 V) LRYA - Aanloopstroom voor steraansluiting (verbinding tijdens compressor opstarten) LRDA - Aanloopstroom voor driehoekaansluiting 5.5 - Compressorgebruik per circuit (A, B) 30XW-PZE / 30XWHPZE 301 401 451 551 601 651 801 901 1001 1101 Units zonder optie 150 06TTW356 A - - - - - - - - - 06TUW483 - A - - - - AB - - - 06TUW554 - - A - - - - AB B - 06TVW680 - - - A - - - - A AB 06TVW753 - - - - A - - - - - 06TVW819 - - - - - A - - - - Units met optie 150 06TTA356 A - - - - - - - - - 06TUA483 - A - - - - AB - - - 06TUA554 - - A - - - - AB B - 06TVA680 - - - A - - - - A AB 06TVA753 - - - - A - - - - - 06TVA819 - - - - - A - - - - Opmerkingen bij de elektrische gegevens en bedrijfscondities, 30XW- PZE/30XWHPZE units 30XWZE 301 tot 651 units hebben één hoofdstroomaansluiting aan de primaire kant van de hoofdschakelaar. 30XWZE 801 tot 1101 units hebben twee hoofdstroomaansluitingen aan de primaire kant van de hoofdschakelaars. De schakelkast heeft de volgende standaardkenmerken: - Een hoofdschakelaar per circuit - Starter- en motorbeveiligingsvoorzieningen voor elke compressor - Antipendelbeveiligingsinrichtingen - Regelapparatuur Aansluitingen op het werk: Alle elektrische aansluitingen op het systeem en de elektrische installatie moeten volledig voldoen aan alle van toepassing zijnde normen. De unit is ontworpen en gebouwd om te voldoen aan de lokale normen. De aanbevelingen van de Europese norm EN 60204-1 (Veiligheid van machines - Elektrische machinecomponenten - Deel 1: Algemene eisen, komt overeen met IEC 60204-1) zijn specifiek verwerkt in het ontwerp van de elektrische uitrusting van de machine. Overeenstemming van de installatie met richtlijn 2014/34/EU met betrekking tot de minimum vereisten voor het verbeteren van de arbeidsomstandigheden van personeel dat blootstaat aan potentiële risico's van ontplofbare atmosferen: de elektrische apparatuur is niet ontworpen in overeenstemming met richtlijn 2014/34/EU voor apparatuur en beveiligingssystemen voor gebruik in potentieel ontplofbare atmosferen. De overeenstemming van de gebouwinstallatie met artikel 3 Voorkoming van en bescherming tegen ontploffingen moet worden bereikt door alle noodzakelijke maatregelen in de installatie ter voorkoming van het ontstaan van ontplofbare atmosferen Opmerkingen: Over het algemeen worden de aanbevelingen van IEC 60364 aanvaard om te voldoen aan de vereisten van de installatierichtlijnen. Overeenstemming met EN 60204-1 is de beste manier om er zeker van te zijn dat wordt voldaan aan de Machinerichtlijn. Bijlage B van norm EN 60204 1specificeert de elektrische gegevens die worden gebruikt voor de werking van de machines. De bedrijfsomgeving voor de units wordt hieronder gespecificeerd: 1. Omgeving* ingedeeld in EN 60721 (correspondeert met IEC 60721): - binneninstallatie - omgevingstemperatuurbereik: minimum temperatuur +5 C tot +42 C, klasse AA4 - hoogte: lager dan of gelijk aan 2000 m - aanwezigheid van water: klasse AD2 (mogelijke waterdruppels) - aanwezigheid van hardmetaal, klasse 4S2 (geen stof van betekenis aanwezig) - aanwezigheid van corrosieve en verontreinigende stoffen, klasse 4C2 (verwaarloosbaar) 2. Frequentieafwijking elektrische voeding: ± 2 Hz. 3. De nul (N) kabel kan niet direct op de unit worden aangesloten (gebruik zo nodig een transformator). 4. De unit is niet voorzien van beveiliging tegen te hoge stroom van de voedingskabels. 5. De in de fabriek geïnstalleerde hoofdschakelaar is van een type dat geschikt is voor spanningsonderbreking volgens EN 60947-3 (komt overeen met IEC 60947-3). 6. De unit is ontworpen voor een verbinding op TN-netwerken (IEC 60364). Bij IT-netwerken moet de aardeverbinding niet worden aangesloten op de aarde van het netwerk. Zorg voor een lokale aardaansluiting, neem contact lokale organisaties om de elektrische installatie te voltooien. Opmerking: Wanneer bepaalde aspecten van een installatie niet overeenkomen met bovenstaande voorwaarden, of als er andere voorwaarden in overweging moeten worden genomen, moet u altijd contact opnemen met uw lokale Carrier-vertegenwoordiger. * Het vereiste beschermingsniveau voor deze klasse is IPX1B (conform de referentienorm IEC 60529). De unit voldoet aan deze bescherming. In het algemeen voldoen de omkastingen aan klasse IPX3B 17

6 - ELEKTRISCHE AANSLUITING Zie de met de unit geleverde officiële Carrier maatschetsen. 6.1 - Elektrische voeding De elektrische voeding moet overeenkomen met het voltage zoals aangegeven op de kenplaat van de unit. De voedingsspanning moet liggen binnen de limieten aangegeven in de tabel met elektrische gegevens. Zie de elektrische schema's voor de aansluitingen. WAARSCHUWING: Bedrijf van de unit met een voedingsspanning buiten de gespecificeerde limieten, of met een veel te hoge fase-onbalans, kan schade veroorzaken die niet door de garantie wordt gedekt. Als de fase-onbalans groter is dan 2% voor de spanning, of 10% voor de stroom, neem dan direct contact op met uw elektriciteitsbedrijf en zorg ervoor dat de unit niet wordt ingeschakeld voordat corrigerende maatregelen zijn getroffen. 6.2 - Fase-onbalans spanning (%) Voorbeeld: 100 x max. afwijking van gemiddelde spanning Gemiddelde spanning Bij een aansluiting van 400 V - 3F - 50 Hz waren de gemeten individuele fasespanningen: AB = 406 V, BC = 399 V, AC = 394 V Gemiddelde spanning = (406 + 399 + 394)/3 = 1199/3 = 399,7 zeg 400 V 6.3 - Hoofdstroomaansluiting/hoofdschakelaar Verbindingspunten van de unit 30XWPZE 301-651: 1 per unit 30XWPZE 801-1101: 1 voor circuit A / 1 voor circuit B 6.4 - Aanbevolen bedradingssecties Het dimensioneren van de elektrische bekabeling is de verantwoordelijkheid van de installateur en is afhankelijk van de specifieke kenmerken van een project en de plaatselijke voorschriften. Het onderstaande is slechts bedoeld als richtlijn. De fabrikant is niet aansprakelijk voor eventuele schade die hieruit zou kunnen voortvloeien. Nadat de bekabeling is gedimensioneerd moet de installateur, met behulp van de meegeleverde officiële maatschets, zorgen voor een gemakkelijke aansluiting en modificaties aangeven die op locatie moeten worden uitgevoerd. De aansluitingen die standaard zijn voorzien voor de op het werk aan te leggen voedingskabels naar de hoofd-/werkschakelaar zijn ontworpen voor het aantal en het type kabels zoals in de tabel op de volgende pagina staat vermeld in de tweede kolom. De berekeningen van de gunstige en ongunstige situaties worden gemaakt door de maximaal mogelijke stroom te gebruiken van elke unit (zie de tabellen met de elektrische gegevens). Het ontwerp omvat gestandaardiseerde installatiemethodes in overeenstemming met IEC 60364: multigeleider kabels met PVC (70 C) of XLPE isolatie (90 C) met koperen kern; ligging in overeenstemming met tabel 52c van bovengenoemde norm. De maximale temperatuur is 42 C. De opgegeven maximale kabellengte is berekend om het spanningsverlies tot maximaal 5% te beperken. Bereken de max. afwijking van de gemiddelde 400 V: De maximale afwijking van het gemiddelde is 6 V. Het grootste percentage afwijking is: 100 x 6/400 = 1,5 %.Dit is minder dan de toegestane 2% en dus acceptabel. (AB) = 406-400 = 6 (BC) = 400-399 = 1 (A) = 400-394 = 6 Motor 18

Tabel van minimum en maximum aan te sluiten aderdiameters. Aan te sluiten aderdiameter* Berekening gunstige situatie: Geperforeerde horizontale kabelgoot (gestandaardiseerde ligging nr. 15) XLPE-geïsoleerde kabel Berekening ongunstige situatie: Gesloten kabelgoot (gestandaardiseerde ligging nr. 41) PVC-geïsoleerde kabel, indien mogelijk 30XW-PZE / 30XWHPZE - Sectie Sectie Max. lengte Kabeltype Sectie Max. lengte Type kabel*** Circuit(s) A(/B) mm² (per fase) mm² (per fase) m mm² (per fase) m Units zonder optie 150 301 1 x 240 1 x 50 190 XLPE Cu 1 x 95 330 PVC Cu 401 1 x 240 1 x 70 200 XLPE Cu 1 x 120 320 PVC Cu 451 1 x 240 1 x 70 175 XLPE Cu 1 x 150 340 PVC Cu 551 1 x 240 1 x 95 200 XLPE Cu 1 x 240 440 PVC Cu 601 1 x 240 1 x 120 210 XLPE Cu 1 x 240 390 PVC Cu 651 1 x 240 1 x 120 200 XLPE Cu 1 x 240 300 PVC Cu 801 2 x 240/2 x 240 1 x 70/1 x 70 180/180 XLPE Cu 1 x 185/1 x 185 480/480 PVC Cu 901 2 x 240/2 x 240 1 x 95/1 x 95 230/230 XLPE Cu 1 x 240/1 x 240 500/500 PVC Cu 1001 2 x 240/2 x 240 1 x 120/1 x 95 240/230 XLPE Cu 2 x 150/1 x 185 500/500 PVC Cu 1101 2 x 240/2 x 240 1 x 120/1 x 120 220/220 XLPE Cu 2 x 150/2 x 150 500/500 PVC Cu Units met optie 150 301 1 x 240 1 x 70 200 XLPE Cu 1 x 120 320 PVC Cu 401 1 x 240 1 x 95 200 XLPE Cu 1 x 185 360 PVC Cu 451 1 x 240 1 x 120 220 XLPE Cu 1 x 240 400 PVC Cu 551 2 x 240 1 x 150 210 XLPE Cu 2 x 150 380 PVC Cu 601 2 x 240 1 x 185 230 XLPE Cu 2 x 185 400 PVC Cu 651 2 x 240 1 x 185 220 XLPE Cu 2 x 185 340 PVC Cu 801 2 x 240/2 x 240 1 x 120/1 x 120 250/250 XLPE Cu 2 x 120/2 x 120 370 PVC Cu 901 2 x 240/2 x 240 1 x 150/1 x 150 270/270 XLPE Cu 2 x 150/2 x 120 370/370 PVC Cu 1001 2 x 240/2 x 240 1 x 185/1 x 150 220/270 XLPE Cu 2 x 240/2 x 150 380/370 PVC Cu 1101 2 x 240/2 x 240 1 x 185/1 x 185 220/220 XLPE Cu 2 x 240/2 x 240 380/380 PVC Cu * De werkelijk beschikbare aansluitmogelijkheden voor elke machine zijn afhankelijk van de grootte van de aansluitklemmen, van de grootte van de doorvoer van de schakelkast en van de beschikbare ruimte in de schakelkast. ** Selectie simulatieresultaat volgens de genoemde uitgangspunten. *** Als de maximaal berekende doorsnede voor een XLPE kabel is, betekent dit dat een selectie op basis van een PVC-kabel de werkelijk beschikbare verbindingscapaciteit kan overschrijden. Speciale aandacht moet worden besteed aan de selectie. Opmerking: De genoemde stromen gelden voor een machine voorzien van een hydromodule die werkt met de maximale stroom. 6.5 - Doorvoer voedingskabel De voedingskabels kunnen via de bovenkant van de unit in de schakelkast worden geleid. Een verwijderbare aluminiumplaat aan de bovenkant van de voorkant van de schakelkast is beschikbaar voor de invoer van de kabels. Zie de officiële maatschets van de unit. De bevestiging van de plaat op de schakelkast en de doorvoer van de kabel door de plaat moeten luchtdicht zijn. Als dit niet zo is, kan de drukverschilopnemer de werking van de ventilator in de schakelkast niet detecteren. De unit kan dan niet starten. 6.6 - Op het werk aan te leggen stuurstroombedrading BELANGRIJK: De aansluiting op het werk van verbindingscircuits brengt veiligheidsrisico's met zich mee: bij veranderingen van de schakelkast moet de apparatuur altijd conform de lokale voorschriften blijven. Voorzieningen moeten getroffen worden om toevallig elektrisch contact te voorkomen tussen de circuits die verschillende bronnen van stroom voorzien: De routingselectie en/of eigenschappen van de geleiderisolatie moeten dubbele elektrische isolatie verzekeren. In geval van losraken van stuurstroombedrading moet deze zodanig bevestigd zijn (ty-wraps aan bijv. kabelboom) dat de draad niet in aanraking kan komen met andere spanningsvoerende delen. Zie de 30XA/XAS/XW/30XA-ZE/XW-ZE Touch Pilotbedieningshandleiding en de met de unit meegeleverde officiële elektrische schema s voor aansluiting van de volgende componenten: Externe beveiliging Aan/uit schakelaar op afstand Externe schakelaar capaciteitsbegrenzing Dubbel setpoint op afstand Alarm, waarschuwing en bedrijfsrapport Koelerpomp aansturing Aansturing warmteterugwincondensorpomp (optie) Aansturing warmwater regelventiel (optie) Verschillende vergrendelcontacten op de print van de Energie Management Module (EMM) (accessoire of optie) CCN-bus aansluiting De permanent aansluiting op de CCN-bus van het systeem gebeurt op de hiervoor bestemde klem in de schakelkast. De aansluiting van de CCN-service tool is mogelijk op een van buitenaf toegankelijke aansluiting onder de schakelkast. Alle paneeldoorvoeren van de stuurstroomkabels moeten luchtdicht zijn om de detectie van de werking van de ventilator in de schakelkast mogelijk te maken. 19

6.7 - Beschikbare 24 V-voeding voor de gebruiker Stuurstroomreserve: Nadat alle vereiste opties zijn aangesloten, heeft de TCtransformator nog voldoende reserve voor het voeden van de externe stuurstroombedrading: 2 A (24 V a.c.) of 48 VA. 7 - TOEPASSINGSGEGEVENS 7.1 - Bedrijfslimieten 30XW-PZE/30XWHPZE Minimum Maximum Verdamper Intredetemperatuur bij opstarten - 35,0 C Uittredetemperatuur tijdens bedrijf 3,3 C* 20,0 C Intrede/Uittredetemperatuurverschil bij vollast 2,8 K 11,1 K Condensor Intredetemperatuur bij opstarten 13,0 C* - Uittredetemperatuur tijdens bedrijf 19,0 C** 55,0 C*** Intrede/Uittredetemperatuurverschil bij vollast 2,8 K 11,1 K ** Bij wateruittredetemperaturen beneden 3,3 C moet een antivries-oplossing worden toegepast (optie 8) ** Voor lagere condensortemperaturen moet een waterregelventiel worden gebruikt bij de condensor (twee of driewegklep). Zie optie 152 om de correcte condensatietemperatuur te garanderen. *** Zie optie 150 voor toepassingen met een hoge condensor uittredetemperatuur (tot max. 70 C). Opmerking: Omgevingstemperaturen: Tijdens opslag en transport (ook per container) zijn de minimum en maximum toelaatbare temperaturen -20 C en 70 C. Condensorwateruittredetemperatuur, C 70.0 65.0 60.0 55.0 50.0 45.0 40.0 35.0 30.0 25.0 20.0 15.0 10.0 5.0 0.0 5.0 10.0 15.0 20.0 25.0 Condensorwateruittredetemperatuur, C Van ca. 45% tot vollast Deellastgrens ca. 35% Min. belastingsgrens ca. 15% 7.2 - Minimum koudwaterdebiet Het minimum koudwaterdebiet van de unit is vermeld in de tabel in hoofdstuk 7.6. Als het systeemdebiet minder is dan het minimum debiet van de unit, moet een deel van het verdamperdebiet worden gerecirculeerd, zoals aangegeven in het schema. Voor minimum koelmachinedebiet 1 2 7.3 - Maximum koudwaterdebiet Het maximum koudwaterdebiet wordt beperkt door het toegestane drukverlies in de verdamper. Dit staat aangegeven in de tabel in hoofdstuk 7.6. Bypass de verdamper zoals aangeven in het schema om een lager verdamperdebiet te krijgen. 7.4 - Condensordebiet De minimum en maximum condensordebieten zijn vermeld in de tabel in hoofdstuk 7.6. 7.5 - Standaard en optioneel aantal passeringen De unit is heeft twee passeringen op de verdamper en op de condensor. 30XW-PZE/30XWHPZE Model 301 401 451 551 601 651 801 901 1001 1101 Verdamper Standaard 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 Optie 100C 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 Condensor Standaard 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 Optie 102C 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 7.6 - Verdamper- en condensordebieten 30XW-PZE/30XWHPZE Model 301 401 451 551 601 651 801 901 1001 1101 Waterdebiet verdamper, l/s Minimum 4 6 6 8 8 8 11 11 13 13 Maximum 39 57 57 76 76 76 84 84 116 116 Waterdebiet condensor, l/s Minimum 4 6 6 8 8 8 12 12 18 18 Maximum 29 55 55 74 74 74 119 119 130 130 Opmerkingen Voor maximum koelmachinedebiet 1 2 Verklaring 1 Koeler 2 Bypass - Het minimum verdamperdebiet is gebaseerd op van een watersnelheid van 0,3 m/s. - Het minimum condensordebiet is gebaseerd op van een watersnelheid van 0,3 m/s. - Het maximum debiet is gebaseerd op een drukverlies van 120 kpa (units met twee verdamperpasseringen en twee condensorpasseringen). Verklaring 1 Koeler 2 Recirculatie 20

7.7 - Verdamper met variabel debiet Variabel verdamperdebiet kan worden gebruikt. Het geregelde debiet moet hoger zijn dan de minimum waarde die aangegeven is in de tabel met toegelaten debieten en mag niet met meer dan 10% per minuut variëren. Als het debiet sneller verandert, moet het systeem een minimum van 6,5 liter water per kw bevatten in plaats van 3,25 l/kw. 7.8 - Minimumwatervolume van het systeem Drukverlies, kpa 36 33 30 27 24 21 18 15 12 Units met één verdamperpassering (optie 100C): 30XW-PZE / 30XWHPZE 1 2 3 4 5 Wat de grootte van de koelmachine ook is, de minimum actieve systeeminhoud wordt berekend d.m.v. de volgende formule: 9 6 3 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 Volume = Cap (kw) x N liter Toepassing N Airconditioning 3.25 Industriële proceskoeling 6.5 Verklaring 1 301 2 401, 451 3 551, 601, 651 Waterdebiet, l/s 4 801, 901 5 1001, 1101 waarbij CAP = de koelcapaciteit (kw) bij de nominale bedrijfscondities voor de installatie. 7.10 - Drukverliescurves condensor Dit volume is nodig voor een stabiele werking. Het is vaak nodig om een buffertank toe te voegen aan het circuit om het vereiste volume te bereiken. Dit buffervat moet voorzien zijn van keerschotten om een goede menging van de vloeistof (water of brijn) te bereiken. Zie onderstaande voorbeelden en onze aparte brochure Buffervaten. Verbinding naar buffervat Fout Fout Goed Goed 7.9 - Drukverliescurves verdamper Drukverlies, kpa 120 110 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 Units met twee condensorpasseringen (standaard): 30XW-PZE / 30XWHPZE 1 2 3 4 5 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 Verklaring 1 301 2 401, 451 3 551, 601, 651 Waterdebiet, l/s 4 801, 901 5 1001, 1101 Drukverlies, kpa 120 110 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 Units met twee verdamperpasseringen (standaard): 30XW-PZE / 30XWHPZE 1 2 3 4 5 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 Waterdebiet, l/s Verklaring 1 301 2 401, 451 3 551, 601, 651 4 801, 901 5 1001, 1101 Drukverlies, kpa Units met één condensorpasseringen (optie 100C): 30XW-PZE / 30XWHPZE 1 2 3 4 5 36 33 30 27 24 21 18 15 12 9 6 3 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 Verklaring 1 301 2 401, 451 3 551, 601, 651 Waterdebiet, l/s 4 801, 901 5 1001, 1101 21

8 - WATERAANSLUITINGEN LET OP: Voordat u wateraansluitingen uitvoert, moet u de aftappluggen van het waterdeksel installeren (één plug per waterdeksel in het onderste gedeelte - geleverd in de schakelkast). Zie de met de warmtewisselaar meegeleverde maatschetsen voor de grootte en plaats van alle waterintrede- en -uittredeaansluitingen. De waterleidingen mogen geen radiale of axiale torsie op de warmtewisselaars uitoefenen of trillingen overbrengen op het leidingwerk of het gebouw. De kwaliteit van het toevoerwater moet worden geanaly-seerd. Zo nodig kan het water worden voorbehandeld of kunnen filters, regelapparatuur, isolatie en aftapventielen worden ingebouwd. Raadpleeg een waterbehandelingsspecialist of toepasselijke literatuur over dit onderwerp. 8.1 - Voorzorgsmaatregelen Bij het ontwerp van het watercircuit moet er rekening mee worden gehouden dat er zo min mogelijk bochten en horizontale leidingen op verschillende niveaus voorkomen. Hieronder zijn de belangrijkste punten die moeten worden gecontroleerd voor de aansluiting. Houd rekening met de waterintrede- en -uittredeaansluitingen op de unit. Monteer handbediende of automatische ontluchtingsafsluiters op alle hoge punten in het/de circuit(s). Gebruik een drukbegrenzer om de druk in het/de circuit(s) te handhaven en monteer een overdrukventiel en een expansievat. Monteer aftapafsluiters op alle lage punten, zodat het hele systeem kan worden afgetapt. Monteer aftapkranen op alle lage punten om het gehele circuit te kunnen aftappen. Monteer stopkranen bij de waterintrede- en -uittredeaansluitingen. Gebruik flexibele aansluitingen om de overdracht van trillingen te voorkomen. Isoleer, na het testen op lekkage, alle leidingen om thermische aanvoer te verminderen en condensatie te voorkomen. Dek de isolatie af met dampdicht materiaal. Indien er in de vloeistof deeltjes zitten die de warmtewisselaar kunnen vervuilen, moet er vóór de pomp een gaasfilter worden geïnstalleerd. De maasgrootte van het filter moet 1,2 mm zijn. Controleer alvorens het systeem in gebruik te nemen of de watercircuits zijn aangesloten op de juiste warmtewisselaars (bijv. geen omkering tussen verdamper en condensor). Breng geen grote statische of dynamische druk in het circuit van de warmtewisselaar (ten opzichte van de ontwerpsysteemdrukken). Controleer vóór de inbedrijfstelling dat de warmtewisselaar geschikt is voor de materialen en de coating van het watercircuit. Het gebruik van verschillende metalen in hydraulische leidingen kan elektrolytische paren en tengevolge daarvan corrosie doen ontstaan. Soms moeten opofferingsanodes worden toegevoegd. Controleer, bij toevoeging van additieven of andere vloeistoffen anders dan die door Carrier worden aanbevolen, dat de vloeistoffen niet als gassen worden beschouwd, en dat ze behoren tot klasse 2, zoals gedefinieerd in richtlijn 97/23/EC. Carrier aanbevelingen voor warmtewisselaar vloeistoffen: Geen NH4+ ionen in het water, deze zijn namelijk zeer schadelijk voor koper. Dit is een van de bepalende factoren voor de levensduur van koperen leidingen. Zelfs door enkele tienden ppm wordt het koper in de loop der tijd ernstig gecorrodeerd. Cl--ionen (chloorionen) zijn schadelijk voor koper met het risico van perforaties als gevolg van putcorrosie. Houd het gehalte zo mogelijk lager dan 125 mg/l. SO42- ionen kunnen perforerende corrosie veroorzaken bij een gehalte van meer dan 30 mg/l. Geen fluorionen (<0,1 ppm). Er mogen geen Fe2+ en Fe3+ ionen met aanzienlijke gehaltes opgeloste zuurstof aanwezig zijn. Opgelost ijzer < 5 ppm met opgeloste zuurstof < 5 ppm. Opgeloste silicone: silicone is een zuurelement van water en kan ook tot corrosie leiden. Gehalte < 1 mg/l. Waterhardheid: >0,5 mmol/l. De aanbevolen waarde ligt tussen 1 en 2,5 mmol/l. Dit vergemakkelijkt kalkafzetting die de corrosie van koper kan beperken. Te hoge waarden kunnen in de loop der tijd tot verstopping van de leidingen leiden. Een totale alkaliteit (TAC) beneden 100 mg/l is gewenst. Opgeloste zuurstof: vermijd plotselinge wijzigingen in het zuurstofgehalte in het water. Het is net zo schadelijk om zuurstof aan het water te onttrekken door het te mengen met inert gas als teveel zuurstof toe te voeren door het te mengen met pure zuurstof. Het verstoren van de zuurstoftoevoercondities leidt tot destabilisatie van koperhydroxiden en vergroting van deeltjes. Elektrische geleidbaarheid 10-600 µs/cm. ph: Ideale situatie ph neutraal bij 20-25 C (7 < ph < 8). Wanneer het watercircuit langer dan een maand word afgetapt of direct als het water niet voldoet aan bovenstaande beschrijving, moet het circuit ofwel totaal worden gedroogd of worden gevuld met stikstof met een druk van maximaal 0,5 bar. Hierdoor wordt beschadiging van de koperen leidingen in de warmtewisselaar als gevolg van corrosie door vochtverschillen voorkomen. In geval van een vulling met stikstof moet het circuit worden voorzien van overdrukventielen om overdruk als gevolg van koudemiddellekkage te voorkomen. Het vullen en verwijderen van warmteoverdrachtsvloeistoffen moet gebeuren met voorzieningen die door de installateur in het watercircuit moeten worden opgenomen. Gebruik de warmtewisselaars van de unit nooit voor het toevoegen van warmteoverdrachtsvloeistof. LET OP: Het vullen, bijvullen en aftappen van het watercircuit moet gebeuren door gekwalificeerd personeel met gebruikmaking van de ontluchters en apparatuur die geschikt zijn voor de producten. Het vullen en verwijderen van warmteoverdrachtsvloeistoffen moet gebeuren met voorzieningen die door de installateur in het watercircuit moeten worden opgenomen. Gebruik de warmtewisselaars van de unit nooit voor het toevoegen van warmteoverdrachtsvloeistof. 22

8.2 - Wateraansluitingen De wateraansluitingen zijn van het type Victaulic. De intrede- en uittredediameters zijn identiek. Intrede-/uittredediameters 30XW-PZE / 30XWHPZE Model 301 401 451 551 601 651 801 901 1001 1101 Verdamper Units zonder optie 100C Nominale diameter in 5 6 6 8 8 8 8 8 8 8 Werkelijke buitendiameter mm 141.3 168.3 168.3 Option 100C Nominale diameter in 5 6 6 8 8 8 8 8 8 8 Werkelijke buitendiameter mm 141.3 168.3 168.3 Condensor Units zonder optie 102C Nominale diameter in 5 6 6 8 8 8 8 8 8 8 Werkelijke buitendiameter mm 141.3 168.3 168.3 Optie 102C Nominale diameter in 6 8 8 8 8 8 8 8 8 8 Werkelijke buitendiameter mm 168.3 8.3 - Debietregeling Stromingsschakelaar van de verdamper en de beveiliging van de gekoeldwaterpomp BELANGRIJK: De waterdebietschakelaar van de unit moet van stroom zijn voorzien, en de beveiliging van de gekoeldwaterpomp moet zijn aangesloten. Als deze instructie niet wordt nageleefd, vervalt de garantie van Carrier. De waterdebietschakelaar is gemonteerd op de waterintrede van de verdamper en bijgesteld door de regeling. Indien bijstelling noodzakelijk is, moet dit worden gedaan door gekwalificeerd personeel dat training heeft gehad van Carrier Service. Op klemmen 34 en 35 moet ter plaatse de beveiliging van de gekoeldwaterpomp worden aangesloten (hulpcontact voor het bedienen van de pomp moet ter plaatse worden bedraad). 8.4 - Vastzetten bout van verdamper- en condensordeksels De verdamper (en condensor) zijn van het type shell & tube met afneembare waterdeksels om het schoonmaken te vergemakkelijken. Het (opnieuw) vastzetten moet gebeuren volgens het onderstaande voorbeeld. OPMERKING: Voordat deze handeling wordt uitgevoerd, is het raadzaam om het circuit af te tappen en de leidingen te ontkoppelen om er zeker van te zijn dat de bouten op de juiste wijze en uniform worden vastgezet. Alle parameters die nodig zijn voor de master/slave-functie moeten worden ingesteld via het MST_SLV-menu. Alle externe aansturingen van de master/slave-combinatie (bijv. start/stop, setpoint, deellast) worden geregeld door de als master geconfigureerde unit en moeten dus ook alleen op de masterunit worden toegepast. Iedere unit regelt zijn eigen waterpomp. Als er één gemeenschappelijke pomp is, moeten, in gevallen met variabel debiet, afsluiters worden geïnstalleerd op elke unit. Deze worden bij het openen en sluiten geactiveerd door de aansturing van elke unit (in dit geval worden de kleppen geregeld met behulp van de speciale waterpompuitgangen). Zie de 30XA/XAS/XW/XAZE/ XWZE Touch Pilot-bedieningshandleiding voor meer informatie. 30XW met configuratie: wateruittrederegeling 1 2 Volgorde bij het vastzetten van de bouten van de waterdeksels Legenda 1 Volgorde 1: 1 2 3 4 Volgorde 2: 5 6 7 8 Volgorde 3: 9 10 11 12 Volgorde 4: 13 14 15 16 2 Aanhaal moment Boutgrootte M16-171 - 210 Nm 8.5 - Werking van twee units in master/slave-bedrijf De regeling van een master/slave-unit bevindt zich in het retourwater en vereist geen extra sensoren (standaardconfiguratie). Deze regeling kan ook in het uittredewater plaatsvinden. In dit geval moeten twee extra sensoren worden toegevoegd aan het gebruikelijke leidingstelsel. Verklaring Master-unit Slave-unit Schakelkasten van de master- en slave-units Waterintrede Wateruittrede Waterpompen voor elke unit (standaard ingebouwd in units met hydromodule) Extra sensoren voor de regeling van uittredend water, aan te sluiten op kanaal 1 van de slave-prints van elke master- en slave-unit CCN-communicatiebus Aansluiting voor twee extra opnemers 23

9 - BEDRIJFSTYPES VOOR WARMTEPOMP UNITS 30XWHPZE 9.1 - Koelbedrijf De unit regelt op het koelsetpunt. 9.2 - Verwarmingsbedrijf Anders dan in koelbedrijf, gebruikt de unit het verwarming setpunt in deze configuratie. De regeling op het verdamperuittredewater (laagste setpunt dat wordt aangehouden) blijft gehandhaafd om werking bij zeer lage temperaturen te voorkomen. 10 - HOGE CONDENSATIE OPTIE (OPTIE 150) 10.1 - Technische gegevens, units met optie 150 30XW-PZE / 30XWHPZE 301 401 451 551 601 651 801 901 1001 1101 Geluidsniveaus - unit met optie 150 Geluidsvermogenniveau (1) db(a) 93 97 97 100 100 100 100 100 103 103 Geluidsdrukniveau op 1 m (2) db(a) 76 80 80 82 82 82 81 81 84 84 Geluidsniveaus - standaardunit + optie 257 (3) Geluidsvermogenniveau (1) db(a) - 94 94 98 98 98 97 97 101 101 Geluidsdrukniveau op 1 m (2) db(a) - 76 76 80 80 80 78 78 82 82 Afmetingen - unit met optie 150 Lengte mm 2724 3059 3059 3290 3290 3290 4730 4730 4730 4730 Breedte mm 928 936 936 1105 1105 1105 1039 1039 1202 1202 Hoogte mm 1567 1743 1743 1970 1970 1970 1997 1997 2071 2071 Bedrijfsgewicht (4) kg 2157 3050 3050 4102 4147 4175 6932 7010 7844 8182 Compressoren Semi-hermetische 06T schroefcompressoren, 50 t/s Circuit A - 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 Circuit B - - - - - - - 1 1 1 1 Koudemiddel - unit met optie 150 R1234ze Circuit A kg 78 130 130 180 175 170 120 120 130 130 t CO₂-eq tonnen 0.1 0.1 0.1 0.2 0.2 0.2 0.1 0.1 0.1 0.1 Circuit B kg - - - - - - 120 120 150 130 t CO₂-eq tonnen - - - - - - 0.1 0.1 0.2 0.1 Olie - unit met optie 150 RAX-14012 Circuit A l 20 20 20 25 25 25 20 20 25 25 Circuit B l - - - - - - 20 20 20 25 Capaciteitsregeling Touch Pilot, elektronisch expansieventielen (EXV) Minimum capaciteit % 30 30 30 15 15 15 10 10 10 10 Verdamper Multipijp badverdamper Watervolume l 61 101 101 154 154 154 293 293 321 321 Wateraansluitingen (Victaulic) in 5 6 6 8 8 8 8 8 8 8 Aftap- en ontluchtingsaansluitingen (NPT) in 3/8 3/8 3/8 3/8 3/8 3/8 3/8 3/8 3/8 3/8 Max. waterzijdige bedrijfsdruk kpa 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 Condensor Multipijp badcondensor Watervolume l 55 103 103 148 148 148 316 316 340 340 Wateraansluitingen (Victaulic) in 5 6 6 8 8 8 8 8 10 10 Aftap- en ontluchtingsaansluitingen (NPT) in 3/8 3/8 3/8 3/8 3/8 3/8 3/8 3/8 3/8 3/8 Max. waterzijdige bedrijfsdruk kpa 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 (1) In db ref=10-12 W, (A) gewogen. Opgegeven geluidsemissiewaarden zijn in overeenstemming met ISO 4871 (met een bijbehorende tolerantie van +/-3dB(A)). Gemeten volgens ISO 9614-1 en gecertificeerd door Eurovent. (2) In db ref 20µPa, (A) gewogen. Opgegeven geluidsemissiewaarden zijn in overeenstemming met ISO 4871 (met een bijbehorende tolerantie van +/-3dB(A)). Ter informatie, berekend op basis van het geluidsvermogensniveau Lw(A). (3) Optie 257 = Laag geluid. (4) Gewichten gelden alleen als indicatie. Raadpleeg de kenplaat van de unit. 24

10.2 - Elektrische gegevens, units met optie 150 30XW-PZE/30XWHPZE 301 401 451 551 601 651 801 901 1001 1101 Hoofdstroom Nominale elektrische voeding V-F-Hz 400-3-50 Netspanningslimieten V 360-440 Stuurstroomcircuit 24 V via ingebouwde transformator Nominale aanloopstroom* Circuit A A 388 587 587 629 629 629 587 587 629 629 Circuit B A - - - - - - 587 587 587 629 Optie 81 A - - - - - - 712 725 767 815 Maximale aanloopstroom** Circuit A A 388 587 587 629 629 629 587 587 629 629 Circuit B A - - - - - - 587 587 587 629 Optie 81 A - - - - - - 821 844 886 957 Cosinus phi nominaal*** 0.75 0.80 0.81 0.80 0.81 0.83 0.80 0.81 0.81 0.80 Cosinus phi maximaal**** 0.89 0.89 0.89 0.89 0.89 0.89 0.89 0.89 0.89 0.89 Totale harmonische vervorming**** % Bijna 0% (verwaarloosbaar) Max. opgenomen vermogen Circuit A kw 107 144 158 202 219 228 144 158 202 202 Circuit B kw - - - - - - 144 158 158 202 Optie 81 kw - - - - - - 288 317 360 404 Nominaal opgenomen stroom*** Circuit A A 102 125 138 186 197 213 125 138 186 186 Circuit B A - - - - - - 125 138 138 186 Optie 81 A - - - - - - 250 276 324 372 Max. opgenomen stroom (Un) Circuit A A 174 234 257 328 356 371 234 257 328 328 Circuit B A - - - - - - 234 257 257 328 Optie 81 A - - - - - - 468 514 585 656 Max. opgenomen stroom (Un -10%)**** Circuit A A 190 255 280 357 387 404 255 280 357 357 Circuit B A - - - - - - 255 280 280 357 Optie 81 A - - - - - - 510 560 637 714 * Maximale directe aanloopstroom (maximale bedrijfsstroom van de kleinste compressor(en) + aanloopstroom of gereduceerde aanloopstroom van de grootste compressor). Waarden gebaseerd op standaard Eurovent bedrijfscondities van de unit: verdamper intrede/uittrede watertemp. = 12 C/7 C, condensor intrede/uittrede watertemp. = 30 C/35 C. ** Maximale directe aanloopstroom (maximale bedrijfsstroom van de kleinste compressor(en) + aanloopstroom of gereduceerde aanloopstroom van de grootste compressor). Waarden gemeten bij werking met max. opgenomen vermogen van de unit. *** Waarden gebaseerd op standaard Eurovent bedrijfscondities van de unit: verdamper intrede/uittrede watertemp. = 12 C/7 C, condensor intrede/uittrede watertemp. = 30 C/35 C. **** Waarden gemeten bij werking met max. opgenomen vermogen van de unit. Waarden gemeten bij werking met max. opgenomen vermogen van de unit. Waarden aangegeven op de kenplaat van de unit. 10.3 - Bedrijfslimieten, units met optie 150 30XW-PZE / 30XWHPZE Minimum Maximum Verdamper Intredetemperatuur bij opstarten - 35,0 C Uittredetemperatuur tijdens bedrijf 3,3 C 20,0 C Intrede/Uittredetemperatuurverschil bij vollast 2,8 K 11,1 K Condensor Intredetemperatuur bij opstarten 13,0 C* - Uittredetemperatuur tijdens bedrijf 19,0 C* 70,0 C Intrede/Uittredetemperatuurverschil bij vollast 2,8 K 11,1 K * Voor lagere condensortemperaturen moet een waterregelventiel worden gebruikt bij de condensor (twee of driewegklep). Zie optie 152 om de correcte condensatietemperatuur te garanderen. Condensorwateruittredetemperatuur, C 75 70 65 60 55 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 5 10 15 20 25 Condensorwateruittredetemperatuur, C Van ca. 60% tot vollast Deellastgrens ca. 50% Min. belastingsgrens ca. 30% 25

11 - BELANGRIJKE SYSTEEMONDERDELEN EN BEDRIJFSGEGEVENS 11.1 - Direct aangedreven twin-rotor compressor met variabele capaciteit regelschuif De unit gebruikt 06T twin-rotor compressoren en zijn voorzien van een variabele capaciteitsregelschuif voor een continue regeling tussen 15% en 100% van de vollast. De gebruikte compressormodellen 06T zijn: 06TU-554, 06TV-680 11.1.1 - Oliefilter De 06T schroefcompressor heeft een eigen oliefilter. 11.1.2 - Koudemiddel De unit is een vloeistofkoelmachine die uitsluitend werkt met koudemiddel R1234ze(E) 11.1.3 - Smering De 06T-schroefcompessor is goedgekeurd voor gebruik met het volgende smeermiddel: CARRIER- MATERIAALSPEC. PP 47-38. 11.1.4 - Magneetklep voor de olievoorziening De compressor is standaard uitgerust met een magneetklep voor de olievoorziening. Deze is gemonteerd in de olieretourleiding. Hiermee kan de compressor worden geïsoleerd van de oliestroom wanneer de compressor niet werkt. De oliemagneetklep kan door de gebruiker worden vervangen. 11.1.5 - Capaciteitsregelingssysteem De 06T-schroefcompressor heeft een capaciteitsregeling die standaard is op alle compressoren. Deze capaciteitsregeling bestaat uit een regelschuif waarmee de lengte geregeld kan worden van de schroef die wordt gebruikt voor het samenpersen van het koudemiddel. Deze schuif wordt verplaatst door een zuiger die wordt aangestuurd door twee magneetkleppen op de olieretourleiding. 11.1.6 - Zuigafsluiter (optie 92) Er kan een service-afsluiter worden toegevoegd om het onderhoud aan de compressor te vergemakkelijken. Deze klep kan alleen bediend worden als er geen drukverschil is aan weerszijden van deze klep. 11.2 - Drukvaten Algemeen Toezicht tijdens de werking, herkwalificering, hertesten en vrijstelling van hertesten: Houd u aan de voorschriften die gelden voor het toezicht op apparatuur onder druk. De gebruiker of operator wordt geacht een controleen onderhoudslogboek bij te houden. Als er geen voorschriften zijn of als aanvulling op de voorschriften, houdt u de controleprogramma's aan van EN 378. Houd u aan de lokale aanbevelingen van de bedrijfstak, als deze er zijn. Inspecteer regelmatig de staat van de coating (verf) om afbladdering als gevolg van corrosie te detecteren. Doe dit door een niet-geïsoleerd deel van het vat te controleren op roestvorming bij de isolatieverbindingen. Controleer de warmtewisselaar vloeistof regelmatig op verontreiniging (bijv. silicone korreltjes). Deze verontreinigingen kunnen slijtage of corrosie veroorzaken door pitvorming. Filter de koelvloeistof en voer de inwendige inspecties uit die beschreven zijn in EN 378. In geval van hertesten raadpleegt u de maximum werkdruk die op de kenplaat van de unit staat. De rapporten van de periodieke controles door de gebruiker of het bedienend personeel moet worden opgenomen in het service en onderhoudsdossier. Reparatie Elke reparatie, met inbegrip van het vervangen van bewegende delen: moet worden gedaan volgens de lokale voorschriften en door gekwalificeerde technici en in overeenstemming met gekwalificeerde procedures, met inbegrip van het vervangen van de warmtewisselaarpijpen. moet worden gedaan in overeenstemming met de instructies van de originele fabrikant. Reparaties en wijzigingen waarvoor een permanente montage nodig is (solderen, lassen, uitbreiding enz..) moeten worden gedaan met gebruikmaking van de juiste procedures en door gekwalificeerde technici. Elke wijziging of reparatie moet worden vermeld in het controle- en onderhoudslogboek. Recycling De unit is in zijn geheel of gedeeltelijk te recyclen. Na gebruik bevat hij koudemiddeldampen en olieresten. Hij is met verf bedekt. Levensduur Fe verdamper en oliescheider zijn ontworpen voor: langdurige opslag van 15 jaar onder een stikstofvulling met een temperatuurverschil van 20K per dag. 452000 cycli (opstarts) met een maximum verschil van 6 K tussen twee aangrenzende punten in het vat, gebaseerd op 6 opstarts per uur gedurende 15 jaar en een gebruikspercentage van 57%. Corrosietoeslagen Gaszijde: 0 mm Warmtetransportmediumzijde: 1 mm voor buisplaatwerk van lichtgelegeerd staal, 0 mm voor roestvast staalplaat of plaat met bescherming van koper-nikkel of roestvast staal. 11.2.1 - Verdamper 30XW-ZE koude-units gebruiken en multipijp badverdamper. Het water circuleert in het leidingstelsel en het koudemiddel is daarbuiten in de shell. Voor beide koudemiddelcircuits wordt één vat gebruikt. Er is een centraal leidingrooster dat de beide koudemiddelcircuits scheidt. De leidingen zijn van koper en hebben een diameter van 3/4 inch met een vergroot oppervlak binnen en buiten. Er is één watercircuit met twee waterpasseringen (een passering met optie 100C, zie hoofdstuk 7.5). De verdampershell heeft een thermische isolatie van mm polyurethaanschuim en een waterafvoer en ontluchter. Hij is getest en gestanst in overeenstemming met de toepasselijke druknormen. De maximum standaard relatieve bedrijfsdruk is 2100 kpa voor de koudemiddelzijde en 1000 kpa voor de waterzijde. Deze drukken kunnen verschillen afhankelijk van welke norm is toegepast. De wateraansluiting van de warmtewisselaar is een Victaulic-aansluiting. 26

De producten die eventueel worden gebruikt voor de warmte-isolatie van de vaten bij het aansluiten van de waterleidingen moeten chemisch neutraal zijn ten opzichte van de materialen en coatings waarop zij worden aangebracht. Dit is ook het geval voor de originele producten van Carrier. 11.2.2 - Condensor en olieafscheider De 30XW-ZE koelmachine gebruikt een warmtewisselaar die een combinatie is van een condensor en olieafscheider. Deze is gemonteerd onder de verdamper. Persgas verlaat de compressor en stroomt door een externe geluiddemper naar de olieafscheider, het bovenste gedeelte van de warmtewisselaar. Het gaat de bovenkant van de afscheider in, waar olie wordt verwijderd, en stroomt vervolgens naar het onderste gedeelte van het vat, waar gas wordt gecondenseerd en onderkoeld. Voor beide koudemiddelcircuits wordt één vat gebruikt. Er is een centraal leidingrooster dat de beide koudemiddelcircuits scheidt. De pijpen hebben een inwendige diameter van 3/4 of 1 diameter en aan de buitenkant koperen pijpen met lamellen. Er is één watercircuit met twee waterpasseringen (een passering met optie 102C, zie hoofdstuk 7.5). Voor de warmtemachine kan de condensormantel zijn voorzien van een thermische isolatie van polyurethaanschuim (optie 86), een wateraftap en ontluchter. Hij is getest en afgestempeld in overeenstemming met de toepasselijke druknormen. De maximum standaard relatieve bedrijfsdruk is 2100 kpa voor de koudemiddelzijde en 1000 kpa voor de waterzijde. Deze drukken kunnen verschillen afhankelijk van welke norm is toegepast. De wateraansluiting van de warmtewisselaar is een Victaulic-aansluiting. 11.2.3 - Economisering (afhankelijk van het model) De economiser-functie bestaat uit een vloeistofleiding met klep, een filterdroger, twee elektronische expansieventielen (EXV's), een platenwarmtewisselaar en beveiligingsinrichtingen. Bij de condensoruittrede wordt een deel van de vloeistof geëxpandeerd via het secundaire expansieventiel in een van de warmtewisselaarcircuits en keert dan terug als gas. Door deze expansie kan de vloeistofonderkoeling van de rest van de stroom die via het hoofdexpansieventiel naar de verdamper gaat, toenemen. Dit vergroot het koelvermogen van het systeem en het rendement ervan. 11.3 - Hogedrukbeveiliging De unit is voorzien van een overdrukschakelaar. In overeenstemming met de toepasselijke norm kan de hogedrukschakelaar met handmatige reset, genaamd PZH (vroeger DBK), gecombineerd worden met hogedrukschakelaars die met een gereedschap gereset moeten worden. De hogedrukschakelaars die met een gereedschap moeten worden gereset, worden PZHH genoemd (vroeger SDBK). Als een PZHH onderbreekt, is de corresponderende PZH in dezelfde compressor defect en moet vervangen worden. De PZHH moet worden gereset met een stomp gereedschap met een diameter van minder dan 6 mm. Steek het gereedschap in de opening van de drukschakelaar en duw de resetknop die zich eronder bevindt. Deze drukschakelaars bevinden zich aan de perszijde van elke compressor. 11.4 - Elektronisch expansieventiel (EXV) Het expansieventiel is voorzien van een stappenmotor (2785 tot 3690 stappen, afhankelijk van het model) die wordt geregeld via de EXV-print. Het expansieventiel is ook voorzien van een kijkglas voor het controleren van de beweging van het mechanisme en de aanwezigheid van de vloeistofpakking. 11.5 - Vochtindicator Bevindt zich in het expansieventiel, geeft inzicht in de koudemiddelvulling van de unit en geeft de aanwezigheid van vocht in het circuit aan. Als er belletjes in het kijkglas zichtbaar zijn, dan duidt dit op onvoldoende koudemiddel of de aan-wezigheid van niet-condenseerbare gassen in het systeem. Bij aanwezigheid van vocht verandert de kleur van de indicator in het kijkglas. 11.6 - Filterdroger De filterdroger houdt het circuit schoon en vrij van vocht. Het kijkglas geeft aan wanneer de cassette in de filterpatroon moet worden vervangen. Een temperatuurverschil tussen de intrede en uittrede van de filterdroger geeft aan dat de droger vervuild is. 11.7 - Opnemers De unit gebruikt thermistors voor het meten van de temperatuur en drukopnemers voor het controleren en regelen van de systeemwerking (zie de 30XA/XAS/ XW/30XA-ZE/30XW-ZE Touch Pilot Control IOM voor een meer gedetailleerde uitleg). 27

12 - OPTIES EN ACCESSOIRES Opties Nr. Beschrijving Voordelen Gebruiken voor 30XW-PZEreeks Lichte brijn oplossing, tot -3 C 8 Invoering van nieuwe regelsoftware om gekoelde Komt overeen met de meeste toepassingseisen voor 301-1101 brijnoplossingproductie tot -3 C mogelijk te maken wanneer bodemwarmtepompen en voldoet aan de eisen van vele industriële ethyleen glycol wordt gebruikt (0 C met propyleen glycol) toepassingen Master/slave bedrijf 58 Unit voorzien van extra, op het werk aan te leggen, wateruittrede temperatuuropnemer, voor master/slave bedrijf van twee parallel aangesloten koelmachines Geoptimaliseerde werking van twee parallel geschakelde units met balancering van compressordraaiuren 301-1101 Eén hoofdstroomaansluiting 81 Unit voeding via een hoofdstroomaansluiting Snelle en eenvoudige installatie 801-1101 Geen werkschakelaar maar kortsluitbeveiliging 82A Unit zonder hoofdschakelaar, maar met kortsluitbeveiligingsinrichting Maakt het mogelijk om een extern elektrisch uitschakelsysteem voor de unit te gebruiken (levering derden), waarbij tevens bescherming wordt geboden tegen kortsluiting in de unit Snelle en eenvoudige installatie: de regeling van de vastetoerentalpompen is ingebouwd in de unitregeling Snelle en eenvoudige installatie: de regeling van de vastetoerentalpompen is ingebouwd in de unitregeling Snelle en eenvoudige installatie: de regeling van de vastetoerentalpompen is ingebouwd in de unitregeling Voedings/stuurstroomcircuit 84 Unit uitgerust met een voedings- en stuurstroomcircuit voor verdamperpomp één pomp aan verdamperzijde Voedings/stuurstroomcircuit 84D Unit uitgerust met een voedings- en stuurstroomcircuit voor dubbele verdamperpompen twee pompen aan verdamperzijde Voedings/stuurstroomcircuit 84R Unit uitgerust met een voedings- en stuurstroomcircuit voor condensorpomp één pomp aan condensorzijde Condensorisolatie 86 Thermische condensorisolatie Minimaliseert het warmteverlies aan de condensorzijde (belangrijke optie voor warmtepomp- of warmteterugwinningstoepassingen) en maakt compatibiliteit met speciale installatiecriteria mogelijk (hete delen geïsoleerd) 301-1101 301-1001 301-1001 301-1001 301-1101 Serviceafsluiters 92 Klep in vloeistofleiding (verdamperintrede) en klep in Isolatie van de verschillende onderdelen van het koudemiddelcircuit voor 301-1101 compressor zuigleiding eenvoudig onderhoud Verdamper met één 100C Verdamper met één passering aan de waterzijde. Eenvoudig te installeren, afhankelijk van locatie. Minder drukverliezen 301-1101 passering minder Verdamperintrede en -uittrede aan tegenover liggende zijden. Condensor met één 102C Condensor met één passering aan de waterzijde. Eenvoudig te installeren, afhankelijk van locatie. Minder drukverliezen 301-1101 passering minder Condensortoevoer en -retour aan tegenover liggende zijden. 21 bar-verdamper 104 Versterkte verdamper voor verhoging van de maximale Geschikt voor toepassingen met een grote statische hoogte aan 301-1101 werkdruk aan de waterzijde naar 21 bar (standaard 10 bar) verdamperzijde (bijv. hoge gebouwen) 21 bar-condensor 104A Versterkte condensor voor verhoging van de maximale Geschikt voor toepassingen met een grote statische hoogte aan 301-1101 werkdruk aan de waterzijde naar 21 bar (standaard 10 bar) condensorzijde (bijv. hoge gebouwen) Wateraansluitingen van verdamper aan tegenovergestelde zijde Wateraansluitingen van condensor aan tegenovergestelde zijde 107 Verdamper met wateraansluitingen aan tegenovergestelde zijde 107A Condensor met wateraansluitingen aan tegenovergestelde zijde Jbus-gateway 148B Tweerichting communicatieprintplaat, voldoet aan JBus-protocol Lon-gateway 148D Tweerichting communicatieprintplaat, voldoet aan Lon Talk-protocol Bacnet via IP 149 Twee-directionele communicatie met hoge snelheid met behulp van BACnet via Ethernet-netwerk (IP) Hoge condensatietemperatuur Condensatietemperatuur begrenzing Regeling voor systemen met lage condensortemperatuur 150 Geoptimalisseerde compressor voor bedrijf bij hoge condensatietemperaturen 150B Begrenzing van de maximum condensorwateruittredetemperatuur tot 45 C 152 Uitgangssignaal (0-10 V) om de condensorwaterintredeklep te regelen Eenvoudige installatie op locaties met specifieke vereisten 301-1101 Eenvoudige installatie op locaties met specifieke vereisten 301-1101 Eenvoudige aansluiting met communicatiebus op een 301-1101 gebouwbeheersysteem Eenvoudige aansluiting met communicatiebus op een 301-1101 gebouwbeheersysteem Eenvoudige en snelle verbinding met ethernet lijn naar een 301-1101 gebouwbeheersysteem. Biedt toegang tot meerdere parameters van de units Verhoogde condensorwateruittredetemperatuur tot 70 C. Maakt het 301-1101 gebruik mogelijk van toepassingen met hoge condensatietemperaturen (warmtepompen, installaties met niet al te grote droge koelers of meer in het algemeen, installaties met droge koelers in een heet klimaat). OPMERKING: om regeling van de condensorwateruittredetemperatuur zeker te stellen, moet deze optie worden uitgerust met 30XWH units. Verlaagd maximaal opgenomen vermogen: daarom kunnen 301-1101 voedingskabels en beschermende voorzieningen lichter worden uitgevoerd Eenvoudige installatie: voor toepassingen met koud water bij de condensor 301-1101 inlaat (excl. bodemwarmte-, grondwater-en oppervlaktewatertoepassingen) maakt het signaal het mogelijk om een tweeweg- of driewegklep te regelen om de condensorwatertemperatuur (en op die manier de condensatiedruk) binnen acceptable waarden te houden Uitgebreide aansturing op afstand (setpunt resetten, ijsopslag einde, 301-1101 capaciteitsbegrenzing, ketel aan/uit-commando, enz.) Nog meer gebruiksgemak. 301-1101 Energiebeheermodule 156 EMM-regelprint met extra ingangen/uitgangen. Zie hoofdstuk enegriebeheermodule optie Touch Pilot-regeling, 158A Touch Pilot-regeling geleverd met een 7-inch kleuren touch 7"-bedieningspaneel screen bedieningspaneel Voldoet aan Zwitserse 197 Extra tests van de waterwarmtewisselaars: leveren (naast Conform Zwitserse regelgeving 301-1101 regelgeving PED-documenten) extra certificaten en testcertificeringen Conform Australische voorschriften 200 Unit goedgekeurd volgens Australische code Conform Australische regelgeving 301-1101 Laag geluidsniveau 257 Verdampergeluidsisolatie 3 db(a) stiller dan standaard unit 401-1101 Aansluitpijpen geschikt om te lassen Condensoraansluitkit voor gelaste aansluitingen Verdamperaansluitkit voor flens aansluitingen Condensoraansluitkit voor flensverbindingen Thermische compressorisolatie Carrier Connect link (alleen BSS-regio's) 266 Victaulic leidingaansluitingen met gelaste verbindingen Eenvoudige installatie 301-1101 267 Victaulic leidingaansluitingen met gelaste verbindingen Eenvoudige installatie 301-1101 268 Victaulic leidingaansluitingen met flensverbindingen Eenvoudige installatie 301-1101 269 Victaulic leidingaansluitingen met flensverbindingen Eenvoudige installatie 301-1101 271 De compressor is bedekt met een laag thermisch isolatiemateriaal Voorkomt dat luchtvochtigheid condenseert op het compressoroppervlak 301-1101 298 3G-routerprint OPMERKING 1: vereist optie 149 Activator voor Carrier Connect-serviceaanbod 301-1101 OPMERKING 2: wanneer er meer dan een machine is geïnstalleerd op de locatie, moet maar een ervan worden uitgerust met optie 298, terwijl ze alle moeten zijn uitgerust met optie 149 OPMERKING 3: als Carrier PlantCTRL is aanwezig is op de locatie, moet optie 298 worden geïntegreerd in Carrier PlantCTRL terwijl optie 149 nog steeds verplicht is voor elke aparte unit. 28

13 - STANDAARD ONDERHOUD Alle onderhoudswerkzaamheden mogen alleen worden uitgevoerd door personeel dat vertrouwd is met Carrierapparatuur, met inachtneming van alle Carrier-kwaliteitsen veiligheidseisen. Eenvoudig preventief onderhoud zal u helpen om de beste prestaties van uw HVAC-unit te verkrijgen: betere koelprestaties minder stroomverbruik voorkomen van het onverwacht defect gaan van componenten voorkomen van tijdrovende en kostbare werkzaamheden bescherming van het milieu Er zijn vijf onderhoudsniveaus voor HVAC-units, zoals gedefinieerd door de AFNOR X60-010 standaard. 13.1 - Onderhoud niveau 1 Zie onderstaande opmerking. Eenvoudige procedure kan door de eindgebruiker worden uitgevoerd: Visuele controles op sporen van olie (wijst op een koudemiddellek) Controleer op verwijderde beveiligingsinrichtingen en niet goed gesloten deuren/kappen Controleer het unit alarmrapport wanneer de unit het niet doet (zie het rapport de 30XA/XAS/XW/30XA- ZE/XW-ZE Touch Pilot-bedieningshandleiding). Controleer visueel op tekenen van schade in het algemeen. 13.2 - Onderhoud niveau 2 Voor dit niveau is specifieke kennis vereist op elektrisch, water- en mechanisch gebied. Deze kennis kan lokaal beschikbaar zijn: aanwezigheid van een onderhoudsdienst, industriële lokatie, gespecialiseerde onderaannemer. In deze gevallen worden de volgende werkzaamheden aanbevolen. Voer alle werkzaamheden uit van niveau 1 en dan: Controleer minimaal een keer per jaar de aansluiting/ bevestiging van de elektrische aansluitingen (zie tabel met aandraaimomenten). Controleer alle aansluitingen van de regeling/ stuurstroom, en zet deze weer vast indien nodig (zie tabel met aandraaimomenten). Controleer elke 6 maanden de werking van de aardlekschakelaars. Verwijder stof en reinig het binnenwerk van de schakelkasten, indien nodig. Controleer de staat van het filter. Controleer de aanwezigheid en de staat van de elektrische beveiligingsinrichtingen. Vervang de zekeringen elke 3 jaar of na 15000 uur (veroudering). Vervang elke vijf jaar de ventilator van de schakelkast Controleer of het ventilatiesysteem van de schakelkast niet is verstopt: dit bestaat uit het verseluchtkanaal en de luchtfilters op de schakelkast en bij de ingang van het kanaal. Controleer de wateraansluitingen. Ontlucht het watercircuit (zie hoofdstuk 8 Wateraansluitingen ) Reinig het waterfilter (zie hoofdstuk 8 Wateraansluitingen ). Controleer de bedrijfsparameters van de unit en vergelijk deze met de vorige waarden. Houd een onderhoudsregistratie bij van elke unit. Bij al deze werkzaamheden moet men zich stipt aan de veiligheidsvoorschriften houden: dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen, naleven van alle industrievoorschriften, naleven van geldende lokale voorschriften en gezond verstand gebruiken. 13.3 - Onderhoud niveau 3 (of hoger) Voor het onderhoud op dit niveau zijn specifieke vaardigheden, bevoegdheden, gereedschappen en kennis vereist en alleen de fabrikant, zijn vertegenwoordiger of bevoegde agent mogen deze werkzaamheden uitvoeren. Bij deze onderhoudswerkzaamheden gaat het bijvoorbeeld om: Het vervangen van een belangrijke component (compressor, verdamper), Werkzaamheden aan het koudemiddelcircuit (hanteren van koudemiddel), Veranderen van in de fabriek ingestelde parameters (verandering van de toepassing), Verwijderen of ontmantelen van de HVAC unit, Werkzaamheden als gevolg van achterstallig onderhoud, Werkzaamheden die onder de garantie vallen. OPMERKING: Wanneer de beschreven werkzaamheden foutief of niet worden uitgevoerd, dan vervalt de garantie en is de fabrikant, Carrier Frankrijk, niet meer aansprakelijk. 29

13.4 - Vastzetten van de elektrische verbindingen 13.4.1 - Aandraaimomenten voor de belangrijkste elektrische aansluitingen Schroef type Aanduiding in de unit Aandraaimoment, N m Schroef op voedingsrail, externe aansluiting M10 L1/L2/L3 40 M12 L1/L2/L3 70 Gesoldeerde schroef PE, externe aansluiting (M12) PE 70 Schroef op gezekerde hoofdschakelaar Gezekerde hoofdschakelaar 1034061/M10, externe aansluiting L1/L2/L3 L1/L2/L3 40 Gezekerde hoofdschakelaar 1034061/M12, Y/D uitgang QS10-70 Gezekerde hoofdschakelaar 3KL7141 QS10-70 Gezekerde hoofdschakelaar 3KL7151 QS10-70 Aansluitklem, compressor magneetschakelaar Magneetschakelaar 3RT104- KM- 5 Magneetschakelaar 3RT105- KM- 11 Magneetschakelaar 3RT106- KM- 21 Aansluitklem, stroomtransformator Grootte 2 (3RB2966) TI- 11 Compressor aardverbinding in voedingsschakelkast M12 Gnd 70 Compressor faseaansluitklemmen 25 M12 1/2/3/4/5/6 op EC- 23 M16 1/2/3/4/5/6 op EC- 30 Compressor aardverbinding Gnd op EC- 25 Aansluitklem, waterpomp ontkoppeling Beveiligingsschakelaar 3RV101- QM90-2,5 Beveiligingsschakelaar 3RV102- QM90-2,5 Beveiligingsschakelaar 3RV103- QM90-4 Aansluitklem, waterpomp magneetschakelaar Magneetschakelaar 3RT102- KM90-2.5 Magneetschakelaar 3RT103- KM90-4 13.4.2 - Voorzorgen voor het aansluiten van de voedingsaansluitingen van de compressor Deze voorzorgen moeten in acht worden genomen bij werkzaamheden waarvoor het nodig is de elektrische voedingsaansluitingen van de compressor los te maken. De moer van aansluiting (6) die de isolator (7) ondersteunt mag nooit worden losgedraaid, omdat deze de dichtheid van de aansluiting en de lekdichtheid van de compressor garandeert. Bij het vastzetten van het faseoog (4) moet het koppel worden aangebracht tussen de contramoer (5) en de vastzetmoer (3): hierbij moet een tegenkoppel worden aangebracht op de contramoer (5). De contramoer (5) mag niet in contact komen met de vastzetmoer van aansluiting (6). 13.4.3 - Voorzorgen voor het aansluiten van de vermogensmagneetschakelaars Deze voorzorgen moeten in acht worden genomen voor het circuit dat is voorzien van compressoren 06TVW819 of 06TVA680. Voor deze compressor wordt de vermogensmagneetschakelaar type 3RT1064 (Siemens) gebruikt. De vermogensmagneetschakelaars maken twee verbindingsposities in de kabelklemmen mogelijk. Maar slechts in één positie is veilig en betrouwbaar vastzetten op de magneetschakelaar (KM1 of KM2) mogelijk. De geleider moet bij het vastzetten worden aangebracht aan de voorkant van de aansluitzone. Wordt hij achter deze zone vastgezet, dan bestaat het gevaar dat de beugels beschadigen bij het vastzetten. Kabelinvoer niet toegestaan Verklaring 1. Moment aanbrengen voor het vastzetten van het oog 2. Vermijd contact tussen de twee moeren 3. Vastzetmoer van het oog 4. Plat oog 5. Contramoer 6. Vastzetmoer van de aansluiting 7. Isolator VERPLICHTE positie van de geleider 30