Inspectierapport BSO De Basissprong (BSO) de Wetstraat 25 8172 CK Vaassen Registratienummer 451931713 Toezichthouder: GGD Noord- en Oost-Gelderland In opdracht van gemeente: Epe Datum inspectie: 25-09-2018 Type onderzoek : Jaarlijks onderzoek Status: Definitief Datum vaststelling inspectierapport: 12-10-2018
Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 2 Het onderzoek... 3 Observaties en bevindingen... 4 Overzicht getoetste inspectie-items... 9 Gegevens voorziening... 13 Gegevens toezicht... 13 Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum... 14 2 van 14
Het onderzoek Onderzoeksopzet Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 1.62 lid 2 van de Wet kinderopvang. Het betreft een onaangekondigd jaarlijks onderzoek. Deze opvanglocatie is in opdracht van de gemeente Epe op 25 september 2018 bezocht voor een jaarlijks onderzoek. Dit onderzoek is verricht op basis van risico-gestuurd toezicht. De volgende voorwaarden zijn onderzocht: Pedagogische klimaat Personeel en groepen Veiligheid en gezondheid; Het veiligheids- en gezondheidsbeleid. Beschouwing BSO De Basissprong maakt onderdeel uit van Kinderopvang Op Maat (KOM Kinderopvang). BSO De Basissprong is op dezelfde locatie gevestigd als kinderdagverblijf Nijntje van dezelfde organisatie. BSO De Basissprong is geregistreerd in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen met 24 kindplaatsen. BSO De Basissprong biedt alleen voorschoolse opvang (VSO), voor de buitenschoolse opvang gaan kinderen naar andere BSO's van KOM Kinderopvang. Inspectiegeschiedenis 2015: Jaarlijks onderzoek: overtreding is hersteld. Locatie BSO de Basissprong voldoet aan de getoetste voorwaarden. 2016: Jaarlijks onderzoek: Er zijn geen overtredingen geconstateerd. 2017: Jaarlijks onderzoek: Er zijn geen overtredingen geconstateerd. Bevindingen op hoofdlijnen Er is een overtreding geconstateerd binnen het domein 'personeel en groepen', voorwaarde: Mentorschap. Verdere toelichting is te lezen in dit rapport. Advies aan College van B&W De toezichthouder adviseert het college om te handhaven conform handhavingsbeleid. 3 van 14
Observaties en bevindingen Pedagogisch klimaat In het kader van het bieden van verantwoorde buitenschoolse opvang, draagt de houder er zorg voor dat in de opvang conform het pedagogisch beleidsplan wordt gehandeld, waarbij invulling wordt gegeven aan wettelijke aspecten van verantwoorde kinderopvang. Om een helder beeld te krijgen van beleid, visie en praktijk is het beleidsplan gecontroleerd op inhoud en volledigheid en getoetst aan de hand van de praktijkobservatie. Pedagogisch beleid KOM Kinderopvang kent een algemeen pedagogisch beleidsplan voor de Buitenschoolse opvang (BSO), dit wordt aangevuld met een werkplan waarin de locatie specifieke onderdelen van BSO De Basissprong zijn uitgewerkt. De volgende voorwaarden zijn concreet beschreven: de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de aspecten van verantwoorde buitenschoolse opvang, bedoeld in artikel 11 van het Besluit kwaliteit kinderopvang; de wijze waarop bijzonderheden in de ontwikkeling van het kind of problemen worden gesignaleerd en ouders worden doorverwezen naar passende instanties voor verdere ondersteuning; de wijze waarop de mentor de verkregen informatie over de ontwikkeling van het kind met de ouders bespreekt en de wijze waarop aan de ouders en het kind bekend wordt gemaakt welke beroepskracht de mentor is van het kind; de werkwijze, maximale omvang en leeftijdsopbouw van de basisgroepen; de wijze waarop kinderen kunnen wennen aan een nieuwe basisgroep waarin zij zullen worden opgevangen; de aard en de organisatie van de activiteiten waarbij kinderen de basisgroep kunnen verlaten; het beleid ten aanzien van het gebruik kunnen maken van buitenschoolse opvang gedurende extra dagdelen; de taken die beroepskrachten in opleiding, stagiairs en vrijwilligers in de buitenschoolse opvang kunnen uitvoeren en de wijze waarop zij hierbij worden begeleid. Conclusie: Er wordt voldaan aan de wettelijke voorschriften. Pedagogische praktijk De praktijkobservatie is uitgevoerd op dinsdagochtend 25 september vanaf 7.00 uur. Bij aanvang van het inspectieonderzoek zijn er nog geen kinderen aanwezig. De beroepskracht is bezig met de voorbereiding; de kindlijst van deze dag wordt bekeken en de sleutel van de bus wordt vastgepakt. De beroepskracht vangt vier kinderen op, rond 8.15 uur komt er een collega die drie kinderen lopend naar school brengt en het andere kind wordt door de beroepskracht met de bus naar school gebracht. Om te toetsen of in de praktijk gehandeld wordt conform het pedagogisch beleid heeft een observatie plaatsgevonden. Op de volgende aspecten van verantwoorde kinderopvang is toegezien: 4 van 14
A. Er wordt op een sensitieve en responsieve manier met kinderen omgegaan. Er is respect voor de autonomie van kinderen, grenzen worden gesteld aan en structuur wordt geboden voor het gedrag van kinderen. Dit gebeurt op een manier dat kinderen zich emotioneel veilig en geborgen kunnen voelen. Observatie: Begroeten, kennen en herkennen Elk kind wordt begroet bij binnenkomst; de beroepskracht doet dit op een enthousiaste en persoonlijke manier. Er is een kort gesprekje met elk kind, bijvoorbeeld over of ze zin hebben in de dag. De beroepskracht kent elk kind in de groep, hij kent hen bij naam en weet persoonlijke bijzonderheden. Zo geeft hij aan de toezichthouder aan waarom een kind bij binnenkomst wat verlegen oogt. Observatie: Contact / affectie De beroepskracht laat merken dat hij de kinderen accepteert zoals ze zijn; hij geeft complimentjes, maakt grapjes, heeft oogcontact en treedt bemoedigend op als een kind dat nodig heeft. Kinderen zijn zichtbaar op hun gemak; ze maken zelf grapjes en delen graag hun verhaal met de beroepskracht. B. Kinderen worden spelenderwijs uitgedaagd in de ontwikkeling van: motorische vaardigheden; cognitieve vaardigheden; taalvaardigheden; creatieve vaardigheden. Dit gebeurt zodanig dat kinderen in staat worden gesteld steeds zelfstandiger te functioneren in een veranderende omgeving. Observatie: Initiatief / kiezen De beroepskracht sluit aan op wensen en ideeën van een kind. Hij vraagt wat de kinderen voor een activiteit willen doen en gaat mee in de keuze van de kinderen. Zo wordt er begonnen met een spelletje kwartet en wordt er vervolgens tijdens het buiten spelen gekozen voor 'Annemaria Koekoek'. Observatie: Spelbetrokkenheid De meeste kinderen zijn het grootste deel van de tijd bezig met een bepaalde activiteit. Momenten van betrokkenheid wisselen af met rondlopen of oppervlakkig spel. De beroepskracht betrekt alle kinderen bij de activiteiten, de keuze of ze daadwerkelijk mee willen doen ligt bij de kinderen. Conclusie: Er wordt voldaan aan de voorwaarden. Gebruikte bronnen: Interview houder en/of locatieverantwoordelijke Interview (beroepskracht) Observaties Pedagogisch beleidsplan (BSO, juni 2018) Pedagogisch werkplan (BSO de Basissprong, augustus 2018) 5 van 14
Personeel en groepen Dit domein belicht de inspectiebevindingen over het domein "Personeel en groepen". Er worden eisen gesteld aan het personeel, in dit domein wordt toegelicht of aan de eisen hieromtrent wordt voldaan. Tevens worden er eisen gesteld aan hoe de houder met de opvang in groepen dient om te gaan. De bevindingen over deze voorwaarden worden beschreven en beoordeeld. Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang Tijdens de inspectie is het personenregister kinderopvang (PRK) ingezien. De beroepskrachten, werkzaam ten tijde van de inspectie, zijn geregistreerd, goedgekeurd en gekoppeld in het personenregister kinderopvang. Conclusie: Er wordt voldaan aan de Wet kinderopvang. Opleidingseisen en eisen aan de inzet van leerlingen De beroepskrachten die aanwezig zijn op de BSO tijdens de inspectie, beschikken over een voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie zoals opgenomen in de meest recent aangevangen cao kinderopvang. Hiermee wordt voldaan aan de eisen van de Wet kinderopvang. Aantal beroepskrachten Op het moment van het onaangekondigde inspectiebezoek is de beroepskracht-kindratio geborgd. Er zijn 4 kinderen aanwezig en, tijdens de opvang, 1 beroepskracht. De toezichthouder heeft het personeelsrooster met aanwezige kind aantallen ingezien, hieruit blijkt dat in week 39 de beroepskracht-kindratio voldoet: Week 39 Kindaantal Aanwezige beroepskrachten Benodigde beroepskrachten Maandag 4 kinderen 1 beroepskracht 1 beroepskracht Dinsdag 4 kinderen 1 beroepskracht 1 beroepskracht Woensdag 3 kinderen 1 beroepskracht 1 beroepskracht Donderdag 10 kinderen 1 beroepskracht 1 beroepskracht Vrijdag 7 kinderen 1 beroepskracht 1 beroepskracht Rond 8.15 uur komt een tweede beroepskracht om de kinderen naar verschillende scholen te kunnen brengen. Conclusie: Er wordt voldaan aan de voorwaarde. 6 van 14
Stabiliteit van de opvang voor kinderen Ten tijde van inspectie worden er vier kinderen opgevangen in één basisgroep. Ook in het rooster van week 38 en week 39 is te zien dat kinderen worden opgevangen in één basisgroep. Hiermee wordt er voldaan aan de voorwaarde. Mentorschap De beroepskracht geeft aan dat er op BSO De Basissprong niet wordt gewerkt met mentorschap, kinderen zijn hier alleen voor schooltijd. In het pedagogisch werkplan staat het volgende: "De mentorkinderen worden verdeeld onder de werkzame pedagogisch medewerkers van BSO Basissprong. Daarbij wordt rekening gehouden met zoveel mogelijk dezelfde mentor voor de kinderen van VSO Basissprong en de NSO waar het kind naar toe gaat." De toezichthouder heeft dit besproken met de houder, de houder geeft het volgende aan in een mail: "Wat betreft mentorkinderen: de kinderen van de VSO hebben inderdaad meestal de mentor van de BSO, is meestal dezelfde pedagogisch medewerker. Er vindt regelmatig overleg plaats tussen de medewerkers (mentoren) van de VSO en BSO s. Op individuele basis indien er bijzonderheden zijn met het kind, maar ook structureel tijdens een BSO Breed overleg. Wat betreft 1 kind die alleen naar de VSO gaat is er contact tussen de pedagogisch medewerkers en de ouders." Dit komt niet met elkaar overeen. In het pedagogisch werkplan staat omschreven dat elk kind een mentor heeft op de VSO terwijl dit in de praktijk niet zo is. De kinderen hebben vanuit de BSO's van KOM een mentor maar niet op BSO/VSO de Basissprong, daarnaast heeft één kind, welke niet naar een BSO van KOM Kinderopvang gaat, geen mentor. Conclusie: Er wordt niet volledig voldaan aan de voorwaarden. Uit bovenstaande constatering(en) / bevindingen blijkt dat aan de volgende voorwaarde niet is voldaan: Aan ieder kind wordt een mentor toegewezen. De mentor is een beroepskracht van het kind en bespreekt, indien wenselijk, de ontwikkeling van het kind periodiek met de ouders. Tevens is de mentor voor de ouders en het kind aanspreekpunt bij vragen over de ontwikkeling en het welbevinden van het kind. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 18 lid 5 Besluit kwaliteit kinderopvang) Gebruikte bronnen: Interview houder en/of locatieverantwoordelijke Interview (beroepskracht) Observaties Personen Register Kinderopvang Diploma's beroepskrachten Presentielijsten (week 38 en 39) Personeelsrooster (week 38 en 39) Pedagogisch werkplan 7 van 14
Veiligheid en gezondheid Uit de Wet kinderopvang vloeien bepalingen voort die stellen dat de houder moet zorgdragen voor buitenschoolse opvang in een veilige en gezonde omgeving. Veiligheids- en gezondheidsbeleid KOM Kinderopvang Op Maat heeft een algemeen veiligheids- en gezondheidsbeleid opgesteld, aangepast op deze locatie. De houder heeft het veiligheids- en gezondheidsbeleid en het werkdocument op 27-09-2018 opgestuurd naar de toezichthouder. In dit beleid komen de volgende punten onder andere aan de orde: een concrete beschrijving van de wijze waarop de houder er zorg voor draagt dat het veiligheids- en gezondheidsbeleid samen met de beroepskrachten een continue proces is van het vormen van beleid, implementeren, evalueren en actualiseren; een concrete beschrijving van de risico s die de opvang van kinderen van het desbetreffende kindercentrum met zich meebrengt; een beschrijving in algemene zin van de wijze waarop kinderen wordt geleerd om te gaan met risico s waarvan de gevolgen voor de veiligheid en gezondheid van kinderen beperkt zijn; een concrete beschrijving van de wijze waarop de houder er zorg voor draagt dat het actuele veiligheids- en gezondheidsbeleid en de evaluaties daarvan inzichtelijk zijn voor de beroepskrachten, beroepskrachten in opleiding, stagiairs, vrijwilligers en ouders; een concrete beschrijving van de wijze waarop de achterwacht is geregeld. Ook heeft KOM Kinderopvang Op Maat een werkdocument opgesteld specifiek voor elke locatie. In dit werkdocument worden de grote risico's, het plan van aanpak en alle genomen maatregelen van een locatie benoemd. Daarnaast heeft de houder een calamiteitenplan met de handelswijze indien risico's zich verwezenlijken. Door middel van meerdere bijeenkomsten (op 18 april, 24 april en 16 mei 2018) heeft de houder de beroepskrachten betrokken bij het vormen en implementeren van het beleid. De beroepskracht geeft daarnaast aan dat hij in de werkgroep zit die zich bezighoudt met veiligheid en gezondheid. Hij geeft aan dat het vormgeven, implementeren, evalueren een continu proces is en dat ze op dit moment aan het kijken zijn hoe ze het veiligheids- en gezondheidsbeleid steeds meer eigen maken en actueel houden. EHBO Door middel van een steekproef heeft de toezichthouder de EHBO-certificaten van de beroepskrachten welke werkzaam waren ten tijde van de inspectie ingezien. Hieruit blijkt dat de houder zorg draagt dat er gedurende de buitenschoolse opvang te allen tijde ten minste één volwassen aanwezig is die gekwalificeerd is voor het verlenen van eerste hulp aan kinderen. Gebruikte bronnen: Interview (beroepskracht) Observaties EHBO certificaten Beleid veiligheid- en gezondheid Werkdocument BSO de Basissprong Notulen overleg werkgroep veiligheid en gezondheid 8 van 14
Overzicht getoetste inspectie-items Pedagogisch klimaat Pedagogisch beleid Het kindercentrum beschikt over een pedagogisch beleidsplan. De houder draagt er zorg voor dat in de buitenschoolse opvang conform het pedagogisch beleidsplan wordt gehandeld. (art 1.49 lid 1 en 2, 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang) Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de aspecten van verantwoorde buitenschoolse opvang, bedoeld in artikel 11 van het Besluit kwaliteit kinderopvang. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 2 onder a Besluit kwaliteit kinderopvang) Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving de wijze waarop bijzonderheden in de ontwikkeling van het kind of problemen worden gesignaleerd en ouders worden doorverwezen naar passende instanties voor verdere ondersteuning. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 2 onder c Besluit kwaliteit kinderopvang) Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop de mentor de verkregen informatie over de ontwikkeling van het kind met de ouders bespreekt en de wijze waarop aan de ouders en het kind bekend wordt gemaakt welke beroepskracht de mentor is van het kind. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 2 onder b Besluit kwaliteit kinderopvang) Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de werkwijze, maximale omvang en leeftijdsopbouw van de basisgroepen. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 2 onder d Besluit kwaliteit kinderopvang) Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop kinderen kunnen wennen aan een nieuwe basisgroep waarin zij zullen worden opgevangen. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 2 onder e Besluit kwaliteit kinderopvang) Het pedagogisch beleidsplan bevat, indien van toepassing, een concrete beschrijving van de aard en de organisatie van de activiteiten waarbij kinderen de basisgroep kunnen verlaten. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 3 onder b Besluit kwaliteit kinderopvang) Het pedagogisch beleidsplan bevat, indien van toepassing, een concrete beschrijving van het beleid ten aanzien van het gebruik kunnen maken van buitenschoolse opvang gedurende extra dagdelen. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 3 onder c Besluit kwaliteit kinderopvang) Het pedagogisch beleidsplan bevat, indien van toepassing, een concrete beschrijving van de taken die beroepskrachten in opleiding, stagiairs en vrijwilligers in de buitenschoolse opvang kunnen uitvoeren en de wijze waarop zij hierbij worden begeleid. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 3 onder e Besluit kwaliteit kinderopvang) 9 van 14
Pedagogische praktijk In het kader van het bieden van verantwoorde buitenschoolse opvang, draagt de houder er in ieder geval zorg voor dat, rekening houdend met de ontwikkelingsfase waarin kinderen zich bevinden: a. op een sensitieve en responsieve manier met kinderen wordt omgegaan, respect voor de autonomie van kinderen wordt getoond en grenzen worden gesteld aan en structuur wordt geboden voor het gedrag van kinderen, zodat kinderen zich emotioneel veilig en geborgen kunnen voelen; b. kinderen spelenderwijs worden uitgedaagd in de ontwikkeling van hun motorische vaardigheden, cognitieve vaardigheden, taalvaardigheden en creatieve vaardigheden, teneinde kinderen in staat te stellen steeds zelfstandiger te functioneren in een veranderende omgeving; c. kinderen worden begeleid in hun interacties, waarbij hen spelenderwijs sociale kennis en vaardigheden worden bijgebracht, teneinde kinderen in staat te stellen steeds zelfstandiger relaties met anderen op te bouwen en te onderhouden; d. kinderen worden gestimuleerd om op een open manier kennis te maken met de algemeen aanvaarde waarden en normen in de samenleving met het oog op een respectvolle omgang met anderen en een actieve participatie in de maatschappij. (art 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 11 Besluit kwaliteit kinderopvang) Personeel en groepen Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang In het bezit van een verklaring omtrent het gedrag zijn: a. de houder of voorgenomen houder van een kindercentrum; b. de personen die op basis van een arbeidsovereenkomst met de houder of met een uitzendorganisatie tijdens opvanguren werkzaam zijn dan wel zullen zijn op de locatie van een onderneming waarmee de houder een kindercentrum exploiteert en waar kinderen worden opgevangen; c. de personen die op basis van een andere overeenkomst met de houder structureel tijdens opvanguren werkzaam zijn of zullen zijn op de locatie waarmee de houder een kindercentrum exploiteert en waar kinderen worden opgevangen; d. de personen die uit hoofde van hun functie toegang hebben of zullen hebben tot informatie over de kinderen die worden opgevangen; e. de personen van 18 jaar en ouder die op het woonadres waar een kindercentrum is gevestigd hun hoofdverblijf hebben of zullen hebben dan wel die structureel tijdens opvanguren aanwezig zijn of zullen zijn op het kindercentrum, gevestigd op een woonadres. Voor zover het natuurlijke personen betreft is eenieder als bedoeld in de onderdelen a tot en met e ingeschreven in het personenregister kinderopvang. (art 1.50 lid 3 Wet kinderopvang) De houder van een kindercentrum draagt zorg voor koppeling op basis van het burgerservicenummer, met de in artikel 1.50 derde lid van de Wet genoemde personen inclusief hemzelf. (art 1.48d lid 2 en 3 Wet kinderopvang) Na inschrijving van een persoon als bedoeld in artikel 1.50 derde lid van de Wet in het personenregister kinderopvang en na koppeling met de houder kan de persoon zijn werkzaamheden aanvangen. (art 1.50 lid 4 Wet kinderopvang) Opleidingseisen en eisen aan de inzet van leerlingen Beroepskrachten en beroepskrachten meertalige buitenschoolse opvang beschikken over een voor de werkzaamheden passende opleiding en bewijsstukken. De beroepskwalificatie-eisen en bewijsstukken die voor beroepskrachten worden genoemd in de meest recent aangevangen cao Kinderopvang en cao Sociaal Werk, Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening worden aangemerkt als beroepskwalificatie-eisen en bewijsstukken voor een passende opleiding. Een beroepskracht meertalige buitenschoolse opvang beschikt daarbij over een bewijsstuk waaruit blijkt dat hij de Duitse, Engelse of Franse taal voor de deelvaardigheden gesprekken voeren, lezen, luisteren en spreken beheerst op ten minste niveau B2 van het Europees Referentiekader (ERK) voor talen. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 15 lid 1 en 2 Besluit kwaliteit kinderopvang; art 9a lid 1 en 2 Regeling Wet kinderopvang) 10 van 14
Aantal beroepskrachten De verhouding tussen het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten en het aantal aanwezige kinderen in een basisgroep (beroepskracht-kindratio) wordt bepaald op grond van tabel 2 in bijlage 1a, onderdeel b bij het besluit en de daarbij behorende rekenregels. Gebruik kan worden gemaakt van de rekentool op de website www.1ratio.nl In afwijking hiervan kunnen voor en na de dagelijkse schooltijd alsmede gedurende vrije middagen van de basisschool voor ten hoogste een half uur per dag minder beroepskrachten worden ingezet, met dien verstande dat ten minste de helft van het aantal beroepskrachten wordt ingezet. Indien bij buitenschoolse opvang per dag ten minste tien aaneengesloten uren opvang wordt geboden, kunnen, op vrije dagen van de basisschool of tijdens de schoolvakanties, in afwijking van het aantal minimaal in te zetten beroepskrachten, voor ten hoogste drie uren per dag minder beroepskrachten worden ingezet. Dit met inachtneming van de in het pedagogisch beleidsplan vastgestelde tijden waarop minder beroepskrachten kunnen worden ingezet dan minimaal vereist op grond van de beroepskracht-kindratio alsmede de tijden waarop in ieder geval niet daarvan wordt afgeweken. Gedurende de uren dat minder beroepskrachten worden ingezet wordt ten minste de helft van het aantal vereiste beroepskrachten ingezet. De afwijkende inzet kan op de dagen van de week verschillen, zij het dat de afwijkende inzet niet per week verschilt. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 3 onder a en 16 lid 1, 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang) Stabiliteit van de opvang voor kinderen Aan ieder kind wordt een mentor toegewezen. De mentor is een beroepskracht van het kind en bespreekt, indien wenselijk, de ontwikkeling van het kind periodiek met de ouders. Tevens is de mentor voor de ouders en het kind aanspreekpunt bij vragen over de ontwikkeling en het welbevinden van het kind. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 18 lid 5 Besluit kwaliteit kinderopvang) Bij buitenschoolse opvang vindt de opvang plaats in basisgroepen. Een kind wordt opgevangen in één basisgroep. De maximale grootte van de basisgroep wordt bepaald op grond van tabel 2 in bijlage 1a, onderdeel b van het Besluit kwaliteit kinderopvang. Het vereiste van opvang in één basisgroep geldt niet: - indien kinderen bij activiteiten als beschreven in het pedagogisch beleidsplan de basisgroep verlaten; - indien met vooraf gegeven schriftelijke toestemming van de ouders het kind gedurende een tussen houder en ouders overeengekomen periode worden opgevangen in één andere basisgroep dan de vaste basisgroep. De eis ten aanzien van de maximale groepsgrootte geldt niet indien kinderen bij activiteiten als beschreven in het pedagogisch beleidsplan de groep verlaten. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 18 lid 1, 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang) Veiligheid en gezondheid Veiligheids- en gezondheidsbeleid De houder heeft voor elk kindercentrum een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen zoveel mogelijk is gewaarborgd. De houder draagt er zorg voor dat er in de buitenschoolse opvang conform het veiligheids- en gezondheidsbeleid wordt gehandeld. (art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang) De houder of voorgenomen houder stelt het veiligheids- en gezondheidsbeleid schriftelijk vast en verstrekt dit bij de aanvraag tot exploitatie. De houder evalueert, en indien nodig actualiseert, het veiligheids- en gezondheidsbeleid binnen drie maanden na opening van het kindercentrum. Daarna houdt de houder het veiligheids- en gezondheidsbeleid actueel. (art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang) 11 van 14
Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een concrete beschrijving van de wijze waarop de houder er zorg voor draagt dat het veiligheids- en gezondheidsbeleid samen met de beroepskrachten een continue proces is van het vormen van beleid, implementeren, evalueren en actualiseren. (art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder a Besluit kwaliteit kinderopvang) Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een concrete beschrijving van de risico s die de opvang van kinderen van het desbetreffende kindercentrum met zich meebrengt, waarbij in ieder geval wordt ingegaan op: - de voornaamste risico s met grote gevolgen voor de veiligheid van kinderen; - de voornaamste risico s met grote gevolgen voor de gezondheid van kinderen; - het risico op grensoverschrijdend gedrag door beroepskrachten, beroepskrachten in opleiding, stagiairs, vrijwilligers, overige aanwezige volwassenen en kinderen. (art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder b Besluit kwaliteit kinderopvang) Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een plan van aanpak waarin in concrete termen is aangegeven welke maatregelen binnen welke termijn zijn respectievelijk worden genomen, teneinde deze voornaamste risico s met grote gevolgen betreffende veiligheid, gezondheid en het risico op grensoverschrijdend gedrag in te perken en de handelswijze indien deze risico s zich verwezenlijken. (art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder c Besluit kwaliteit kinderopvang) Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een beschrijving in algemene zin van de wijze waarop kinderen wordt geleerd om te gaan met risico s waarvan de gevolgen voor de veiligheid en gezondheid van kinderen beperkt zijn en welke derhalve niet zijn aan te merken als voornaamste risico s met grote gevolgen betreffende veiligheid en gezondheid en als risico op grensoverschrijdend gedrag. (art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder d Besluit kwaliteit kinderopvang) Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een concrete beschrijving van de wijze waarop de houder er zorg voor draagt dat het actuele veiligheids- en gezondheidsbeleid en de evaluaties daarvan inzichtelijk zijn voor de beroepskrachten, beroepskrachten in opleiding, stagiairs, vrijwilligers en ouders. (art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder e Besluit kwaliteit kinderopvang) Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat, indien van toepassing, een concrete beschrijving van de wijze waarop de achterwacht is geregeld indien er met inachtneming van de beroepskrachtkindratio of bij het afwijken van de inzet van het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten op grond van de beroepskracht-kindratio, slechts een beroepskracht op het kindercentrum aanwezig is. (art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder f en art 16 lid 5 en 6 Besluit kwaliteit kinderopvang) De houder draagt er zorg voor dat er gedurende de buitenschoolse opvang te allen tijde ten minste één volwassene aanwezig is die gekwalificeerd is voor het verlenen van eerste hulp aan kinderen conform de in de Regeling Wet kinderopvang aan deze kwalificatie gestelde nadere regels. (art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang; art 8 Regeling Wet kinderopvang) 12 van 14
Gegevens voorziening Opvanggegevens Naam voorziening : BSO De Basissprong Vestigingsnummer KvK : 000038848600 Aantal kindplaatsen : 24 Gegevens houder Naam houder : KOM Kinderopvang Op Maat B.V. Adres houder : de Wetstraat 25 Postcode en plaats : 8172CK Vaassen KvK nummer : 70596662 Aansluiting geschillencommissie : Ja Gegevens toezicht Gegevens toezichthouder (GGD) Naam GGD : GGD Noord- en Oost-Gelderland Adres : Postbus 3 Postcode en plaats : 7200 AA Zutphen Telefoonnummer : 088-4433000 Onderzoek uitgevoerd door : S. Schrijver Gegevens opdrachtgever (gemeente) Naam gemeente : Epe Adres : Postbus 600 Postcode en plaats : 8160 AP EPE Planning Datum inspectie : 25-09-2018 Opstellen concept inspectierapport : 05-10-2018 Zienswijze houder : 11-10-2018 Vaststelling inspectierapport : 12-10-2018 Verzenden inspectierapport naar houder : 15-10-2018 Verzenden inspectierapport naar : 15-10-2018 gemeente Openbaar maken inspectierapport : 18-10-2018 13 van 14
Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport. Zienswijze op concept inspectierapport d.d. 25-09-2018 locatie VSO Basissprong te Vaassen: Constatering inspecteur Aan ieder kind wordt een mentor toegewezen. De mentor is een beroepskracht van het kind en bespreekt, indien wenselijk, de ontwikkeling van het kind periodiek met de ouders. Tevens is de mentor voor de ouders en het kind aanspreekpunt bij vragen over de ontwikkeling en het welbevinden van het kind. De inspecteur heeft geconstateerd tijdens de inspectie dat één kind nog niet toegewezen was aan een mentor. Zienswijze houder Alle kinderen bij VSO Basissprong worden toegewezen aan een mentor. Dit is verplicht vanuit de wet Kinderopvang. De opmerking van de inspecteur betreffende mentorschap klopt conform de wet. Wij hebben hier dan ook direct actie op ondernomen. Inmiddels zijn alle kinderen toegewezen aan een mentor en ligt dit vast in de dossiers van de kinderen. Inmiddels zijn de ouders van de kinderen en de kinderen zelf hiervan op de hoogte gebracht. Hierbij voldoen wij ook op dit punt aan het wettelijke kader. Onze medewerkers werken er hard aan om de kwaliteit van onze kinderopvang op een goed niveau te houden en het beste te doen voor de kinderen die aan ons worden toevertrouwd. Het is dan ook prettig in het inspectierapport te lezen dat de pedagogische praktijk goed op orde is. Wij geven graag een woord van dank aan de inspecteur voor de prettige samenwerking en het plezierige bezoek. 14 van 14