ARREST VAN HET HOF 2 december 1997 *

Vergelijkbare documenten
ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 18 december 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF 9 november 1995 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 7 maart 1991 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 2 augustus 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 4 juni 1987*

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 13 oktober 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 april 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 12 mei 1989 *

Arrest van het Hof (Zesde Kamer) 13 november 1990 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 juli 1999 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990*

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

ARREST VAN HET HOF 7 juli 1992 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 2 mei 1996 *

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1994 *

ARREST VAN HET HOF 24 november 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 16 september 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1988*

ARREST VAN HET HOF 19 september 1995 *'

ARKEST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 april 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 maart 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 13 december 1989 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 22 september 1988*

ARREST VAN HET HOF 14 mei 2002 *

ARREST VAN ZAAK C-215/94. ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 februari 1996 *

ARREST VAN HET HOF 28 september 1994 *

ARREST VAN HET HOF 14 november 1995 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 december 1989 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 9 december 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 3 maart 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 28 mei 1998 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 5 mei 1994 *

ARREST VAN HET HOF 15 maart 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 *

ARREST VAN HET HOF 26 februari 1991 *

ARREST VAN HET HOF 17 juni 1992*

ARREST VAN HET HOF 4 februari 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 1 april 2004 *

ARREST VAN HET HOF. 29 juni 1999 (1)

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 7 februari 1991 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989*

ARREST VAN HET HOF 29 juni 1999 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 9 november 2000 *

ARREST VAN HET HOF 11 augustus 1995 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 11 juni 1987*

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 27 juni 1989* betreffende verzoeken aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag,

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 27 oktober 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 24 januari 1991 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 oktober 1987*

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 17 juli 1997 *

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Arbeidsrechtbank te Brussel, in het aldaar aanhangig geding tussen

Jurisprudentie van het Hof van Justitie 1995 bladzijden I-3551

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 9 februari 2006 *

ARREST VAN HET HOF 18 juni 1987*

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 13 december 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 7 juli 1994 *

ARREST VAN HET HOF 5 oktober 1988 *

ARREST VAN HET HOF 27 september 1988 *

ARREST VAN HET HOF 17 juli 1997 *

ARREST VAN HET HOF 11 maart 1997 *

ARREST VAN HET HOF 5 maart 1998 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 23 mei 1996 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 juli 2000 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 7 juli 2005 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 1 februari 1996 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 30 april 2002 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 18 december 1997*

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 21 februari 2002 *

ARREST VAN HET HOF 21 november 1991*

(" ZIEKTEVERZEKERING VOOR BEJAARDEN "). (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE NATIONAL INSURANCE COMMISSIONER TE LONDEN).

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 1 juli 1999 *

ARREST VAN HET HOF VAN 12 DECEMBER 1974.

ARREST VAN HET HOF 16 mei 2000 *

ARREST VAN HET HOF 30 september 1987 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 26 september 2000 *

ARREST VAN HET HOF 11 JULI 1991»

ARREST VAN HET HOF. 30 juni 1998 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 6 februari 1997*

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 mei 1985 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 5 december 1996

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 9 januari 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 7 december 2000 (1)

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 12 november 1992 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 14 december 2000 *

ZVK. ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 23 november 2006*

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 10 februari 1988 *

ARREST VAN HET HOF 8 juli 1999 *


ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 1 juli 2004 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 12 februari 1998 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 april 2000 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 18 juli 2007 *

BESCHIKKING VAN HET HOF 5 maart 1986 *

Transcriptie:

ARREST VAN 2. 12. 1997 ZAAK C-336/94 ARREST VAN HET HOF 2 december 1997 * In zaak C-336/94, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van het Sozialgericht Hamburg (Duitsland), in het aldaar aanhangig geding tussen E. Dafeki en Landesversicherungsanstalt Württemberg, om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van de artikelen 48 en 51 EG-Verdrag, naar aanleiding van Duitse voorschriften die aan akten van de burgerlijke stand verschillende bewijskracht toekennen naargelang het om Duitse of om buitenlandse akten gaat, wijst HET HOF VAN JUSTITIE, samengesteld als volgt: H. Ragnemalm, president van de Vierde en de Zesde kamer, waarnemend voor de president, G. F. Mancini, J. C. Moitinho de Almeida, J. L. Murray, D. A. O. Edward, J.-R Puissochet, G. Hirsch, P. Jann (rapporteur) en L. Sevón, rechters, * Procestaal: Duits. I - 6774

DAFEKI advocaat-generaal: A. La Pergola griffier: H. A. Rühi, hoofdadministrateur gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door: E. Dafeki, vertegenwoordigd door J. S. Politis, advocaat te Athene, de Duitse regering, vertegenwoordigd door E. Roder, Ministerialrat bij het Bondsministerie van Economische zaken, en B. Kloke, Oberregierungsrat bij dit ministerie, als gemachtigden, de Griekse regering, vertegenwoordigd door P. Kamarineas, adjunct-juridisch adviseur van de staat, K. Grigoriou, procesgemachtigde bij de juridische dienst van de staat, en I. Galani-Maragkoudaki, adjunct-juridisch medewerker bij de bijzondere dienst communautaire geschillen van het Ministerie van Buitenlandse zaken, als gemachtigden, de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur J. Sack als gemachtigde, gezien het rapport ter terechtzitting, gehoord de mondelinge opmerkingen van E. Dafeki, vertegenwoordigd door J. S. Politis; de Landesversicherungsanstalt Württemberg, vertegenwoordigd door E. Graner, Regierungsdirektor; de Duitse regering, vertegenwoordigd door S. Maaß, Regierungsrätin zur Anstellung bij het Bondsministerie van Economische zaken, als gemachtigde; de Griekse regering, vertegenwoordigd door F. Georgakopoulos, adjunct-juridisch adviseur bij de juridische dienst van de staat, als gemachtigde, en door I. Galani-Maragkoudaki, en de Commissie, vertegenwoordigd door J. Sack, ter terechtzitting van 22 oktober 1996, I - 6775

ARREST VAN 2. 12. 1997 ΖAAΚ C-336/94 gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 3 december 1996, het navolgende Arrest 1 Bij beschikking van 12 september 1994, ingekomen bij het Hof op 28 december daaraanvolgend, heeft het Sozialgericht Hamburg het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag een prejudiciële vraag gesteld over de uitlegging van de artikelen 48 en 51 EG-Verdrag, naar aanleiding van Duitse voorschriften die aan akten van de burgerlijke stand verschillende bewijskracht toekennen naargelang het om Duitse of om buitenlandse akten gaat. 2 Deze vraag is gesteld in het kader van een geschil tussen E. Dafeki en de Landesversicherungsanstalt Württemberg (een Duitse pensioenverzekeraar; hierna: p ensioenf onds " ). 3 E. Dafeki is in Griekenland geboren en heeft de Griekse nationaliteit. Sinds mei 1966 werkt zij in Duitsland. In haar akten van de burgerlijke stand stond als haar geboortedatum vermeld 3 december 1933. Bij vonnis van 4 april 1986 van het Monomeles Protodikeio (alleenzittende rechter van eerste aanleg) te Trikala, werd deze datum verbeterd, volgens de procedure die toepassing vindt in gevallen waarin de archieven en registers van de burgerlijke stand verloren zijn gegaan. Thans staat in het register van de burgerlijke stand en op de akten van de burgerlijke stand van verzoekster vermeld, dat zij op 20 februari 1929 is geboren. Er werd haar een nieuw uittreksel uit het geboorteregister afgegeven. 4 Op 19 december 1988 vroeg E. Dafeki bij het pensioenfonds het voor vrouwen vanaf de leeftijd van 60 jaar voorziene vervroegd ouderdomspensioen aan. Hiertoe legde zij eerst het nieuwe uittreksel uit het geboorteregister over dat haar door de bevoegde Griekse instanties was uitgereikt, en vervolgens, op verzoek van het pensioenfonds, het rectificatievonnis. Hoewel zij aan alle andere voorwaarden voor I - 6776

DAFEKI vervroegd pensioen voldeed, wees het pensioenfonds haar aanvraag af met een beroep op de geboortedatum vóór verbetering. Toen het bezwaarschrift dat zij daartegen had ingediend, eveneens werd afgewezen, stelde verzoekster beroep in bij het Sozialgericht Hamburg. 5 In het Duitse recht bepaalt 66 van het Personenstandsgesetz (wet op de burgerlijke stand), dat aan akten van de burgerlijke stand dezelfde bewijskracht toekomt als aan de registers van de burgerlijke stand; volgens 60, lid 1, van deze wet vormen deze registers, indien naar behoren bijgehouden, het bewijs van huwelijkssluiting, geboorte en de nadere aangiften daaromtrent. Het bewijs van onjuistheden is evenwel toegestaan. Volgens de rechtspraak van het Bundessozialgericht en volgens de heersende leer geldt 66 van het Personenstandsgesetz alleen voor Duitse en niet voor buitenlandse akten, ook voor zover het verbeteringen achteraf betreft, Dat betekent, dat voor akten die in een ander land zijn opgemaakt, niet het vermoeden van juistheid geldt, zodat de rechter aan wie zulke akten worden overgelegd, deze onderzoekt volgens het beginsel van de vrije waardering van het bewijs. Bij dit onderzoek moet de rechter met name de in de rechtspraak geformuleerde bewijsregel toepassen, dat wanneer verschillende, na elkaar opgemaakte documenten met elkaar in tegenspraak zijn, in het algemeen, bij gebreke van ander afdoende bewijs, de chronologisch het dichtst bij de gebeurtenis gelegen akte, in casu dus het oorspronkelijke uittreksel uit het geboorteregister, wordt geacht de juiste gegevens te bevatten. 6 Het Sozialgericht Hamburg vraagt zich af, of toepassing van het beginsel van de vrije waardering van het bewijs in het kader van de bewijskracht van akten van de burgerlijke stand niet in strijd is met het gemeenschapsrecht, met name de artikelen 48 en 51 van het Verdrag, omdat zij een indirecte discriminatie op grond van nationaliteit vormt. Had verzoekster immers een Duitse akte van de burgerlijke stand overgelegd, dan zou de verbeterde geboortedatum zonder nader bewijs zijn aanvaard. I - 6777

ARREST VAN 2. 12. 1997 ΖAAΚ C-336/94 7 Het Sozialgericht Hamburg heeft daarom de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de prejudiciële vraag gesteld of, en zo ja, in hoeverre, het gemeenschapsrecht de Duitse socialezekerheidsorganen en rechterlijke instanties in dier voege bindt, dat buitenlandse akten van de burgerlijke stand en buitenlandse rechterlijke vonnissen waarbij gegevens van de burgerlijke stand worden vastgesteld of verbeterd, in procedures ter vaststelling van sociale-zekerheidsrechten bindend zijn". 8 Met deze vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen, of in procedures ter vaststelling van rechten op sociale-zekerheidsuitkeringen van een migrerend werknemer die gemeenschapsonderdaan is, de nationale socialezekerheidsorganen en rechterlijke instanties van een Lid-Staat ingevolge artikel 48 van het Verdrag gebonden zijn aan de door de bevoegde instanties van andere Lid- Staten opgemaakte akten en soortgelijke documenten van de burgerlijke stand. 9 In de eerste plaats zij eraan herinnerd, dat volgens artikel 48, lid 2, van het Verdrag het vrije verkeer van werknemers de afschaffing inhoudt van elke discriminatie op grond van de nationaliteit tussen de werknemers der Lid-Staten, wat betreft de werkgelegenheid, de beloning en de overige arbeidsvoorwaarden. 10 De situatie van verzoekster, die onderdaan is van een Lid-Staat en arbeid in loondienst heeft verricht in een andere Lid-Staat, alwaar zij uit hoofde van die arbeid een ouderdomspensioen aanvraagt, valt binnen de werkingssfeer van deze bepaling. 1 1 Om het recht op een sociale-zekerheidsuitkering te doen gelden dat voortvloeit uit de uitoefening van het hun door het Verdrag gewaarborgde vrije verkeer, moeten werknemers noodzakelijkerwijs bepaalde in de registers van de burgerlijke stand vermelde gegevens bewijzen. I - 6778

DAFEKI 12 Op grond van de Duitse voorschriften zoals deze door de verwijzende rechter zijn beschreven, wordt aan akten van de burgerlijke stand die door de bevoegde instanties van een andere Lid-Staat zijn opgemaakt, minder bewijskracht toegekend dan aan door de Duitse instanties opgemaakte akten. 13 Hoewel deze regeling dus geldt ongeacht de nationaliteit van de werknemer, werkt zij in de praktijk ten nadele van werknemers die onderdaan zijn van andere Lid- Staten. 1 4 De Duitse regering betoogt evenwel, dat de regelingen inzake het bijhouden van de registers van de burgerlijke stand en de verbeteringen daarvan per Lid-Staat aanzienlijk verschillen, daar de aan de keuze van de wetgever ten grondslag liggende feitelijke situaties en juridische overwegingen overal anders zijn. In het bijzonder zijn de regels voor waarmerking van akten in Griekenland anders dan in de Bondsrepubliek Duitsland. Zo is in Griekenland de verbetering van de geboortedatum door een alleenzittende magistraat, waarbij de verklaring van twee getuigen volstaat, niet ongebruikelijk. Talloze migrerende werknemers van Griekse nationaliteit zouden van deze mogelijkheid gebruik hebben gemaakt. Het bevoegde Duitse verzekeringsorgaan zou in honderden gevallen hebben vastgesteld, dat de aan het begin van de beroepswerkzaamheden opgegeven geboortedatum aanzienlijk afwijkt van de datum die bij de aanvraag van een pensioen wordt vermeld. Een verbetering werkt in de regel in het voordeel van de werknemer. 15 Ook de Commissie wijst erop, dat de bevolkingsregistratie van Lid-Staat tot Lid- Staat een ander beeld te zien geeft, aangezien de meest uiteenlopende culturele factoren alsook van buiten komende gebeurtenissen als oorlogen en het afstaan van grondgebied van grote invloed zijn geweest op de verschillende stelsels. Men kan dus moeilijk uitgaan van gelijke of gelijkwaardige feitelijke en rechtssituaties. Op I - 6779

ARREST VAN 2. 12. 1997 ΖΛΛΚ C-336/94 communautair niveau bestaan geen maatregelen. De Gemeenschap beschikt overigens niet over een algemene regelgevende bevoegdheid op het gebied van de burgerlijke staat van personen of de bewijskracht van akten van de burgerlijke stand. In die omstandigheden, zo betoogt de Commissie, verzet het gemeenschapsrecht zich in zijn huidige stand niet tegen de Duitse praktijk. 16 In dit verband moet enerzijds rekening worden gehouden met de aanzienlijke verschillen tussen de nationale rechtsorden op het gebied van de voorwaarden en procedures voor het verkrijgen van een beslissing tot verbetering van de geboortedatum, en anderzijds met het feit, dat de Lid-Staten deze materie tot op heden niet hebben geharmoniseerd noch een systeem voor de wederzijdse erkenning van zulke beslissingen hebben ingevoerd, zoals dat in het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB 1972, L 299, blz. 32) is neergelegd voor de onder de werkingssfeer van dit verdrag vallende beslissingen. 17 Of de juistheid van een akte van de burgerlijke stand, zoals die welke in het hoofdgeding aan de orde is, met succes kan worden betwist, hangt grotendeels af van de vraag, volgens welke procedure en onder welke voorwaarden verbetering van een dergelijke akte mogelijk is; een en ander kan van Lid-Staat tot Lid-Staat aanzienlijk verschillen. 18 Derhalve zijn de bestuursorganen en rechterlijke instanties van een Lid-Staat uit hoofde van het gemeenschapsrecht niet verplicht, verbeteringen achteraf in akten van de burgerlijke stand die door de bevoegde instanties van hun eigen staat zijn aangebracht, en door de bevoegde instanties van een andere Lid-Staat aangebrachte verbeteringen als gelijkwaardig te beschouwen. 19 Evenwel moet erop worden gewezen, dat de uit het vrije verkeer van werknemers voortvloeiende rechten niet kunnen worden uitgeoefend zonder overlegging van akten van de burgerlijke stand, welke akten in het algemeen door de staat van herkomst van de werknemer worden uitgereikt. Hieruit volgt dat de bestuursorganen en rechterlijke instanties van een Lid-Staat gebonden zijn aan de door de bevoegde I - 6780

DAFEKI instanties van andere Lid-Staten uitgereikte akten en soortgelijke documenten van de burgerlijke stand, tenzij concrete aanwijzingen, die verband houden met het betrokken individuele geval, ernstige twijfel omtrent de juistheid daarvan doen rijzen. 20 In die omstandigheden kan een in het nationale recht geldende algemene, abstracte bewijsregel volgens welke ingeval verschillende, na elkaar opgemaakte akten met elkaar in tegenspraak zijn, het document dat chronologisch het dichtst bij de te bewijzen gebeurtenis is gelegen, bij gebreke van ander afdoende bewijs wordt geacht de juiste gegevens te bevatten, de weigering, een door een rechterlijke instantie van een andere Lid-Staat aangebrachte verbetering in aanmerking te nemen, niet rechtvaardigen. 21 Op de gestelde vraag moet derhalve worden geantwoord, dat in procedures ter vaststelling van de rechten op sociale-zekerheidsuitkeringen van een migrerend werknemer die communautair onderdaan is, de nationale socialezekerheidsorganen en rechterlijke instanties van een Lid-Staat gebonden zijn aan door de bevoegde instanties van andere Lid-Staten opgemaakte akten en soortgelijke documenten van de burgerlijke stand, tenzij concrete aanwijzingen, die verband houden met het betrokken individuele geval, ernstige twijfel omtrent de juistheid daarvan doen rijzen. Kosten 22 De kosten door de Duitse en de Griekse regering alsmede de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. I - 6781

ARREST VAN 2. 12. 1997 ZAAK C-336/94 HET HOF VAN JUSTITIE, uitspraak doende op de door het Sozialgericht Hamburg bij beschikking van 12 september 1994 gestelde vraag, verklaart voor recht: In procedures ter vaststelling van de rechten op sociale-zekerheidsuitkeringen van een migrerend werknemer die communautair onderdaan is, zijn de nationale sociale-zekerheidsorganen en rechterlijke instanties van een Lid-Staat gebonden aan door de bevoegde instanties van andere Lid-Staten opgemaakte akten en soortgelijke documenten van de burgerlijke stand, tenzij concrete aanwijzingen, die verband houden met het betrokken individuele geval, ernstige twijfel omtrent de juistheid daarvan doen rijzen. Ragnemalm Mancini Moitinho de Almeida Murray Edward Puissochet Hirsch Jann Sevón Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 2 december 1997. De griffier R. Grass De president G. C. Rodríguez Iglesias I - 6782