NEDERLANDS Handleiding voor installatie en onderhoud van de ketels PKX-340/II en PKR-340/II 8563N011 0049 160324 18/06/03-94863863 8563400
INHOUD 1. ALGEMEEN.............................................................................. 3 1.1 Technische kenmerken ketels voor FRANKRIJK en BELGIE................................... 4 1.2 Technische kenmerken ketels voor de EXPORT..............................................5 1.3 Belangrijkste afmetingen................................................................. 6 2. PLAATSKEUZE VAN DE KETEL IN HET VERWARMINGSLOKAAL................................. 3. MONTAGE............................................................................... 4. HYDRAULISCHE AANSLUITING............................................................. 8 4.1 Belangrijke aanbevelingen voor de aansluiting van de verwarmingskring op de ketel en op het drinkwaternet.................................................................. 8 4.2 Vullen van de installatie................................................................. 9 4.3 Aanslag verwijderen.................................................................... 9 5. AANSLUITING OP HET ROOKGASKANAAL................................................... 9 5.1 Nodige maatgegevens.................................................................. 9 5.2 Bepalen van het rookgaskanaal........................................................... 9 5.3 Aansluiting tussen de ketel en het rookgaskanaal............................................. 9 6. GAS- OF STOOKOLIE UITVOERING......................................................... 10. ELEKTRISCHE AANSLUITING.............................................................. 10 8. ONDERHOUD........................................................................... 11 8.1 Installatie waterpeil................................................................... 11 8.2 Ketel............................................................................... 11 8.3 Voorzorgsmaatregelen bij stillegging van de verwarmingsketel.................................. 13 9. KENPLAAT............................................................................. 13 10. WAARBORG............................................................................ 14 Duitstalige montage voorschrift op verzoek beschikbaar. CONFORMITEITSVERKLARING / MARKERING Dit produkt is conform de eisen van de volgende Europese Richtlijnen en normen : - 90/396/EEG Richtlijn Gastoestellen Normen van toepassing : EN 303.1 ; EN 303.2 ; EN 304-3/23/EEG Richtlijn Laagspanning Norm van toepassing : EN 60.335.1-89/336/EEG Richtlijn Elektromechanische compatibiliteit Normen van toepassing : EN 50.081.1 ; EN 50.082.1 ; EN 55.014-92/42/EEG Richtlijn Rendement en zal worden gecommercialiseerd in de volgende EG-lidstaten : FR - DE - BE - LU - GB - IR - ES - PT - DK - SE - AT - CH - GR - NL met aangepaste gasbrander. Richtlijn druksystemen 9/23/EG De op gas en olie gestookte verwarmingsketels die op een temperatuur van 110 C of lager werken evenals de sanitair warmwaterreservoirs waarvan de bedrijfsdruk lager of gelijk is aan 10 bar vallen onder artikel 3.3 van de richtlijn en zijn dus niet voorzien van de CE-markering die aangeeft dat zij aan Richtlijn 9/23/EG voldoen. De overeenstemming met de regels van ketels en warmwaterreservoirs van OERTLI, zoals vereist in artikel 3.3 van Richtlijn 9/23/EG, wordt bewezen met de CEmarkering met betrekking tot de richtlijnen 90/396/EEG, 92/42/EEG, 3/23/EEG en 89/366/EEG. 2
30 I 0 I 0 Waarschuwing : De montage en installatie van deze ketel moeten worden uitgevoerd door een bekwaam vakman. De goede werking van deze ketel wordt bepaald door het strikt naleven van deze handleiding voor installatie en onderhoud. 1. ALGEMEEN Het gamma PK...-340/II omvat automatische overdrukketels op warmwater, aangesloten op een schoorsteen. De ketels kunnen worden uitgerust met een onafhankelijke stookolie- of gasbrander met een nuttig vermogen van 90 tot 280 KW. Verkrijgbare modellen : PKX-340/II Ketel met standaard bedieningsbord (colli FB 1) voor elektrische aansluiting in schakelkast. 855N036 PKR-340/II Ketel met bedieningsbord (colli FB 2) dat kan worden voorzien van de optie regeling REA of een sanitair warmwater voorangsmodule REA-030 B. 855N03 3
1.1 Technische kenmerken ketels voor FRANKRIJK en BELGIE Gebruiksvoorwaarden: - Max. werkingstemperatuur : 100 C - Max. werkingsdruk : 6 bar - Ketelthermostat regelbaar van 30 tot 90 C - Veiligheidsthermostaat : 110 C Keteltype Testvoorwaarden: CO 2 Stookolie = 13 % CO 2 Gas = 9,5 % Kamertemperatuur: 20 C PKR 345/II PKR 346/II PKR 34/II PKR 348/II PKR 349/II PKX 345/II PKX 346/II PKX 34/II PKX 348/II PKX 349/II Nuttig vermogen kw 90-115 115-150 150-185 185-230 230-280 Gebruiksbereik van het ketelvermogen kw 100-128 128-16 16-206 206-256 256-311 Brander gasolie (2 vlamgang) OES 332 LZ OEWS 333 LZ OES 333 LZ OES 334 LZ OES 335 LZ gas (2 vlamgang) OES 332 GZ OES 332 GZ OES 333 GZ OES 334 GZ OES 334 GZ gas, modulerend OEN 331 GI OEN 332 GI OEN 333 GI OEN 333 GI OEN 334 GI Aantal elementen 5 6 8 9 Aantal convectieversnellers 10 10 10 12 12 Waterinjoud l 116 136 156 16 196 Stilstandsverliezen bij 50 C (A) % 0,135 0,125 0,115 0,100 0,085 Onderhoudsverbruik t=10 K mbar (B) (C) 18 31 46 68 105 t=15 K mbar (B) (C),4 14,2 19,5 30,1 46 t=20 K mbar (B) (C) 4,2 8 11 1 26 Verbrandingskamer - ingeschreven diam. mm 3 3 3 3 3 - lengte mm 81 941 1101 1261 1396 - volume m 3 0,122 0,148 0,14 0,200 0,226 Volume van de verbrandingsgaskring m 3 0,206 0,249 0,292 0,335 0,38 Rookgastemperatuur (B) C 190 190 190 190 190 Massedebiet rookgassen (B) Stookolie kg/h 191 248 306 381 463 Aardgas kg/h 206 20 331 411 500 Druk in de vuurhaard(b) (D) mbar (C) 0,4 0, 1,2 1,8 2,2 Netto gewicht PK kg 608 694 91 886 9 - (A) Verlies bij stilstand volgens de norm NFD 30 002 in % van het ketelvermogen. - (B) bij nominale gang (maximum vermogen van het vermogensbereik) - (C) 1 mbar = 10 mmce = 10 dapa - (D) Druk op de vuurhaard voor onderdruk aan de rookkast = 0. De onderdruk aan de rookkast mag in geen geval meer dan 0,2 mbar bedragen. 4
1.2 Technische kenmerken ketels voor de EXPORT Gebruiksvoorwaarden: - Max. werkingstemperatuur : 100 C - Max. werkingsdruk : 6 bar - Ketelthermostat regelbaar van 30 tot 90 C - Veiligheidsthermostaat : 110 C Testvoorwaarden: CO 2 Stookolie = 13 % CO 2 Gas = 9,5 % Kamertemperatuur: 20 C Keteltype PKR 345/II PKR 346/II PKR 34/II PKR 348/II PKR 349/II Nuttig vermogen kw 105-140 140-180 180-230 230-280 280-330 Aantal elementen 5 6 8 9 Brander (optie) gasolie 1 vlamgang OES 332 LE OES 333 LE OES 334 LE gasolie 2 vlamgang OES 332 LZ OES 333 LZ OES 334 LZ OES 335 LZ OES 336 LZ gas 1 vlamgang OES 332 GE OES 333 GE gas 2 vlamgang OES 332 GZ OES 333 GZ OES 334 GZ OES 334 GZ OES 334 GZ gas, modulerend OEN 332 GI OEN 332 GI OEN 333 GI OEN 334 GI OEN 334 GI Aantal convectieversnellers 10 10 6 6 6 Waterinhoud l 116 136 156 16 196 Stilstandsverliezen bij 50 C (A) % 0,14 0,13 0,11 0,10 0,09 Onderhoudsverbruik (D) t=15 K mbar (B) 10,9 20,4 30 44,5 63,8 Verbrandingskamer - ingeschreven diam. mm 3 3 3 3 3 - lengte mm 81 941 1101 1261 1396 - volume m 3 0,122 0,148 0,14 0,200 0,226 Volume van de verbrandingsgaskring m 3 0,206 0,249 0,292 0,335 0,38 (vuurhaard + rookkanalen) Rookgastemperatuur (D) C 210 210 210 210 210 Massedebiet rookgassen Stookolie kg/h 231 29 39 464 541 Aardgas kg/h 206 20 331 411 500 Druk in de vuurhaard (C) (D) mbar (B) +0,6 +1,1 +1,6 +2,2 +2,5 Netto gewicht kg 608 694 91 886 9 - (A) Verlies bij stilstand volgens de norm NFD 30 002 in % van het ketelvermogen. - (B) bij nominale gang (maximum vermogen van het vermogensbereik) - (C) 1 mbar = 10 mmce = 10 dapa - (D) Druk op de vuurhaard voor onderdruk aan de rookkast = 0. De onderdruk aan de rookkast mag in geen geval meer dan 0,2 mbar bedragen. 5
1.3 Belangrijkste afmetingen PKX-340/II, PKR-340/II 96 L 630 A 153 (a) 53 C B Vertrek verwarming ø 2 1/2 (Flens+tegenflens) H 1192 398 398 13 38 Ø R 98 153 = = 115 13 82 101 101 594 101 Spoelopening ø Rp 2 1/2 P 195 105 Retour verwarming ø 2 1/2 (Flens+contraflens) 8338N049B Aftap Rp 1 1/2 (meegeleverde dop gemonteerd) Keteltype PK... 345/II 346/II 34/II 348/II 349/II Standaard A 130 130 130 130 130 bedieningsbord B 105 105 105 105 105 (FB1) C 165 165 165 165 165 H 129 129 129 129 129 R bedieningsbord A 355 355 355 355 355 (FB2) B 195 195 195 195 195 C 145 145 145 145 145 H 138 138 138 138 138 L 1151 1311 141 1631 191 P 650 810 90 1130 1290 ø R 180 180 200 200 200 (a) mof Rp 1/1/2 voor veiligheidsaggregaat 6
2. PLAATSKEUZE VAN DE KETEL IN HET VERWARMINGSLOKAAL De minimum afstanden aangegeven op de tekening hieronder moeten worden gerespecteerd zodat de ketel langs alle zijden makkelijk bereikbaar is. Ventilatie : Opdat er voldoende verbrandingslucht zou worden toegevoerd, moet de stookplaats voldoende verlucht zijn en moeten de afmetingen en plaatsing van deze verluchting voldoen aan de geldende normen. Wij vestigen uw aandacht op het risico van corrosie voor ketels geïnstalleerd in of in de buurt van ruimtes waarin de lucht vervuild wordt met chloor- of fluorstoffen. Bijvoorbeeld : kapsalons, industriele ruimtes (oplosmiddelen), koelapparaten, verfinstallatiesenz. In dat geval kunnen wij niet instaan voor de waarborg. Verluchtingen : De verluchtingsopeningen conform de normen uitvoeren - NBN B 61.001 in het algemeen en norm NBN D 51.003 (1993) voor gasvormige brandstoffen. ventilatie hoog B 0,15m 1,19m 8338N050B 1m A 0,5m 0,8m 0,5m ventilatie laag 1,5m PK PK PK PK PK Keteltype 345/II 346/II 34/II 348/II 349/II Maat A mm 1000 1160 1320 1480 1640 B Bedieningsbord FB1 mm 105 105 105 105 105 Bedieningsbord FB2 mm 195 195 195 195 195 Denk aan de afmetingen van de brander en aan de uitslag tijdens de opening van de vuurhaarddeur. 3. MONTAGE Raddpleeg de handleiding voor de montage van de ketel.
4. HYDRAULISCHE AANSLUITING 4.1 Belangrijke aanbevelingen voor de aansluiting van de verwarmingskring op de ketel en op het drinkwaternet De installatie moet plaatsvinden volgens de geldende reglementering, de regels der kunst op de plaats van de installatie, de op nationaal en plaatselijk niveau geldende regelgeving en de aanbevelingen in deze handleiding. De veiligheidsklep(pen) wordt/worden aangesloten op de vertrekleiding van de ketel zonder dat een schuifkraan of klep tussen deze veiligheidsklep en de ketel gemonteerd wordt. De verwarmingsinstallaties moeten zo ontworpen en gemonteerd worden, dat het terugstromen van verwarmingswater of van daaraan toegevoegde producten naar de hiervoor geplaatste drinkwaterleiding vermeden wordt; de installatie mag niet in direct contact staan met de drinkwaterleiding. Wanneer deze installaties voorzien zijn van een vulsysteem dat op het drinkwaternet kan worden aangesloten, omvatten zij een beveiligingssysteem van het type BC (stroomverbreker met verschillende, niet controleerbare drukzones). Installatievoorbeeld : Dit installatievoorbeeld toont uiteraard niet alle installatiemogelijkheden. Het voorbeeld heeft tot doel de aandacht te trekken op de basisregels die steeds moeten worden nageleefd. Bovendien moet de installatie ook steeds conform zijn aan de regels van de kunst en de nationale of regionale van kracht zijnde reglementeringen. Installatievoorbeeld van een PK.-340/II ketel met sanitair warmwater bereiding via onafhankelijke boiler(s). 3 6 12 1 4 5 11 2 9 10 26 25 8 13 22 6 21 24 13 23 14 15 10 16 2 Verwarmingskring 13 10 1 19 20 8219N008A 1. Vertrek verwarming 2. Retour verwarming 3. Veiligheidsklep + manometer 4. Debietcontrole (facultatief) 5. Luchtafscheider 6. Automatische ontluchter. Kraan 8. Recyclagepomp (verplicht) 9. Expansievat 10. Aflaatkraan 11. Aflaatkraan bezinksel 12. Mengkraan 13. Terugslagklep 14. Circulatiepomp verwarming 15. Veiligheidsdrukschakelaar bij watergebrek 16. Decanteerpot voor slib (vooral aanbevolen op oude installaties) 18 1. Onafhankelijke boiler 18. Veiligheidsgroep getarreerd en gelood op bar met zichtbare uitloop 19. Drukverminderaar (indien druk van het net > 5,5 bar) 20. Toevoer S.K.W. 21. Vertrek S.W.W. 22. Laadpomp 23. Sanitaire omlooppomp (facultatief) 24. Retour circulatielus S.W.W. 25. Waterteller (eventueel) 26. Waterbehandelaar als TH > 25 2. Vulling verwarmingskring (met ontkoppelaar vogens van kracht zijnde reglementering). 8
4.2 Vullen van de installatie De ketel kan worden gevuld via de aflaatkraan. Het vullen moet gebeuren bij een zwak debiet om de ontluchting de ketel via het hoogste punt van de installatie toe te laten. ZEER BELANGRIJK : eerste inbedrijfstelling na gedeeltelijke of volledige lediging van de installatie : als niet alle ontluchtingspunten naar een expansievat in open lucht leiden, dan moet de installatie - behalve de automatische ontluchters die zorgen voor een afdrijving van de gassen tijdens de werking - extra voorzien worden van handbediende ontluchters zodat alle hoge punten van de installatie kunnen worden ontlucht en zodat men alvorens de brander te ontsteken kan nagaan of de met water gevulde installatie goed ontlucht werd. De ketel wordt gevuld terwijl de pompen buiten werking zijn. Geen koud water toevoegen in de retourleiding als de ketel warm is. 4.3 Aanslag verwijderen Een getapte opening ø 2 1/2 met afdekstop is voorzien onderaan op de voorkant van de ketel om zo het opgestapelde bezinksel (slib) te kunnen verwijderen. De installateur kan er een kraan op vastmaken met 1/4 draai. Bij het verwijderen van het slib komt er ook vrij veel water uit de ketel. Na deze handeling de installatie laten vollopen zoals beschreven in 4.2. Opmerking : indien u een ketel vervangt, aangesloten op een oude kring dan moet de installatie grondig worden schoongemaakt. Plaats eveneens een decanteerpot voor het slib op de retourleiding en in de onmiddellijke buurt van de ketel. 5. AANSLUITING OP HET ROOKGASKANAAL 5.1 Nodige maatgegevens De hoge prestaties van moderne ketels, hun toepassing in bijzondere omstandigheden vanwege de technologische evolutie (zoals werking op lage, gemoduleerde temperatuur) leiden tot zeer lage temperaturen van de rookgassen. Daarom is het nodig : - leidingen te gebruiken die de aflaat van condensvorming ontstaan tijdens de werking, toelaten om het risico op be-schadiging van de schouw te vermijden, - een ontluchtingstee onderaan de schouw te installeren. De installatie van een trekregelaar is eveneens aanbevolen. - Als laatste redmiddel (schoorsteen is oud, bevindt zich buiten, is slecht geïsoleerd), indien nodig kunnen de convectieversnellers van de 4 bovenste rookkanalen gedeeltelijk verwijderd worden. Daardoor stijgt evenwel de temperatuur van de rookgassen. 5.2 Bepalen van het rookgaskanaal Voor het bepalen van de doorsnede en de hoogte van de schoorsteen, raadpleeg de geldende regelgeving (Zie NBN B 61-001). U dient niet te vergeten dat de ketels PK.-340/II overdrukketels zijn en dat de druk aan de rookkast niet meer dan 0 mbar mag gedragen. 5.3 Aansluiting tussen de ketel en het rookgaskanaal Het toestel moet worden geïnstalleerd volgens de regels van de kunst met een dichte buis in materiaal bestand tegen de warme verbrandingsgassen en de eventuele zure condens. De aansluiting moet demonteerbaar zijn en min. drukverliezen waarborgen d.w.z. een zo kort mogelijke aansluiting zonder bruske wijziging in de doorsnede.de diameter van het rookgaskanaal moet minstens gelijk zijn aan deze van de uitgang van de ketel d.w.z. ø 180 voor 4,5 en 6 elementen en ø 200 mm voor, 8 en 9 elementen. Om het afstellen van de brander en het controleren van de verbranding mogelijk te maken, zal de installateur een meetaansluiting aanbrengen op de rookgasbuis (gat van Ø 10 mm). 9
6. GAS- OF STOOKOLIE UITVOERING Zie specifieke handleiding bij de brander. Opgelet: De deflector van de verbrandingskop moet zich dicht bij de isolatie van de keteldeur bevinden. ø boring keteldeur Isolatie 45 45 4 ø M8 op ø 10 4 aankruisingen op ø 200 4 aankruisingen op ø 220 ø 155 (1) ø 15 (1) ø 135 125 Dikte van de deur met isolatie: 125 mm (1) vooruitgesneden 8553N004 8219N112. ELEKTRISCHE AANSLUITING Raadpleeg de handleiding die bij het bedieningsbord behoort. 10
8. ONDERHOUD 8.1 Installatie - waterpeil Controleer het waterpeil in de installatie regelmatig en voeg er indien nodig water aan toe; vermijd echter de plotselinge toevoer van koud water als een verwarmingsketel heet is. U hoeft dit slechts een paar keer per seizoen te doen; is dit vaker noodzakelijk, spoor het lek dan op en repareer het onmiddellijk. Het is beter de installatie niet helemaal af te tappen, tenzij dit absoluut noodzakelijk is. 8.2 Ketel Het goede ketelrendement hangt af van de netheid van de ketel De ketel moet zo vaak als nodig worden gereinigd en net zoals de schouw minstens één maal per jaar of meer zoals vereist door de van kracht zijnde reglementeringen. De hieronder beschreven handelingen moeten steeds worden uitgevoerd met de ketel buiten werking en afgesloten elektrische voeding. Reiniging van de verbrandingsgaskring - Maak het frontpaneel los, - Open de reinigingsdeur (bovenste deur) door de 4 sluitmoeren los te schroeven (sleutel 1), - Neem de convectieversnellers weg, - Reinig zorgvuldig de 6 rookkanalen met behulp van de meegeleverde borstel, - Borstel eveneens de convectieversnellers en het frontpaneel, - Gebruik indien mogelijk een stofzuiger, - Zet de convectieversnellers terug op hun plaats volgens de aanwijzingen van de figuur en de tabellen op de volgende pagina. - Sluit de deur weer. 8563N012 Reinigen van de vuurhaard - Open de keteldeur (onderste deur) door de 4 sluitmoeren los te draaien (sleutel 1), - Borstel de binnenkant van de vuurhaard uit, - Verwijder het eventuele roet in de vuurhaard met een stofzuiger, - Sluit de keteldeur en hermonteer het frontpaneel. 8563N013 11
Plaatsing van de convectieversnellers A Let op: De eerste twee convectieversnellers van de 2 onderste rookkanalen zijn voorzien van aanslagen waarmee deze op de hiervoor bestemde plaats gezet kan worden. B C Aanslagen 8563N014 - Alle ketels behalve EXPORT Convectieversnellers Rookkanalen PK 345/II PK 346/III PK 34/II PK 348/II PK 349/II - boven - lg 410 mm A + B 8 8 4 - lg 50 mm A+B 4 8 8 - onder - lg 412 mm C 2 2 2 4 2 - lg 52 mm C 2 - Ketels EXPORT Convectieversnellers Rookkanalen PK 345/II PK 346/III PK 34/II PK 348/II PK 349/II - boven - lg 410 mm A + B 8 8 0 0 0 - lg 50 mm A+B 4 4 4 - onder - lg 412 mm C 2 2 2 2 2 12
Reinigen van de asbak - Neem het linker en rechter reinigingsdeksel van de rookbak (2 vleugelschroeven) uit en verwijder de eventueel opgehoopte roet met een stofzuiger, - De reiningsdeksels hermonteren. 8563N015 Reinigen van de brander Zie handleiding bij de brander. 8.3 Voorzorgsmaatregelen bij stillegging van de verwarmingsketel - De ketel en de rookgaskanalen grondig schoonmaken. - De keteldeur sluiten om luchtcirculatie in de ketel te vermijden. - Indien de ketel meerdere maanden zal stilliggen, is het raadzaam om de schouwbuis die de ketel verbindt met de schouw te verwijderen en ze met een deksel af te schermen. - Indien de verwarming stilligt tijdens de wintermaanden en er dus vriesgevaar is, is het raadzaam om een goed gedoseerd anti-vriesmiddel te gebruiken zodat het water in de installatie niet kan bevriezen of om de installatie volledig te ledigen. 9. KENPLAAT Keteltype Serienr. toestel 8563N016 13
10. WAARBORG U hebt gekozen voor een OERTLI toestel en wij danken u voor het vertrouwen in onze produkten. Wij wijzen u erop dat de hoge kwaliteit van dit toestel gewaarborgd blijft als het regelmatig onderhouden en nagekeken wordt.uw installateur en OERTLI staan steeds tot uw dienst. Garantievoorwaarden Dit toestel geniet een contractuele waarborg tegen alle fabricagefouten met ingang van de datum van aankoop en voor de periode aangegeven op de ingesloten garantiekaart. De installateur moet de datum van aankoop noteren op de garantiekaart. Onze verantwoordelijkheid als fabrikant geldt niet indien het toestel slecht wordt gebruikt, bij gebrek aan of onvoldoende onderhoud of bij een slechte installatie (Het komt de gebruiker toe de installatie te laten uitvoeren door een bekwaam vakman). Wij zijn niet verantwoordelijk voor materiële of lichamelijke schade tengevolge van een installatie die niet voldoet aan: - de wettelijke voorschriften en reglementeringen van de locale overheden, - de bijzondere voorschriften in verband met de installatie, - de handleiding en andere aanwijzigingen. Onze waarborg beperkt zicht tot de vervanging of herstelling van de door onze technische diensten als defect erkende onderdelen met uitzondering van de werkuren, verplaatsings- en transportkosten. Onze contractuele waarborg is niet geldig op de vervanging of herstelling van onderdelen, na een normale slijtageperiode, een slechte toepassing, tussenkomsten door onbekwame personen, een gebrek aan of onvoldoende onderhoud en controle, een niet-conforme elektrische voeding en het gebruik van ongeschikte brandstof of brandstof van slechte kwaliteit. Onderdelen zoals motoren, pompen, elektrische kleppen... vallen enkel onder waarborg indien zij nooit werden gedemonteerd. 14
15