AUTEURS : BIM : Barbara Dewulf ESHER : Christophe De Doncker, Heinz W. Engel en Jean-Pierre Binamé



Vergelijkbare documenten
GIDS VOOR HET BEHEER VAN BOUW- EN SLOOPAFVAL

Opleiding Duurzaam Gebouw : BOUWAFVAL

BEKENDMAKING VAN HET OPENBAAR ONDERZOEK VAN EEN MILIEUVERGUNNINGSAANVRAAG KLASSE 1

MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

PAGINA 1 OP 5 BRUDALEX

ASBEST. Wijzigingen in de asbestwetgeving in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

VERGUNNINGEN OP DE WERF. Simon November VCB 12 maart 2014

Vorming Afvalbeheerders

(artikelen 2, 5 en 42 Vlarem) A. IDENTIFICATIE VAN DE MELDINGSPLICHTIGE 1. EXPLOITANT

BIJLAGE : ALGEMENE INFO IN VERBAND MET DE ASBESTWETGEVING 1

BEKENDMAKING VAN EEN MILIEUVERGUNNINGSAANVRAAG EN OPENBAAR ONDERZOEK

ASBESTWERVEN: ADMINISTRATIEVE GIDS

MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

AANVRAAG TOT ERKENNING ALS OPHALER VAN GEVAARLIJKE AFVALSTOFFEN, AFVALOLIEN EN/OF PCB/PCT IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST REGLEMENTERING

(artikelen 2, 5 en 42 Vlarem)

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP

Brudalex. TITEL III Bepalingen betreffende afvalbeheeroperaties enoperatoren. Inge Van Engeland Bérengère Paternostre

BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST AANGIFTEFORMULIER VOOR EEN TIJDELIJKE WERF VOOR INKAPSELING EN/OF VERWIJDERING VAN ASBEST VAN KLASSE I.

HOOFDSTUK 9 MILIEUVERGUNNINGEN, AANGIFTES, REGISTRATIES EN ERKENNINGEN

BEKENDMAKING VAN EEN MILIEUVERGUNNINGSAANVRAAG EN OPENBAAR ONDERZOEK

Departement Behandeld door Uw kenmerk Ons kenmerk Datum Stedelijke Ontwikkeling Dennis De Caluwé DDC/17/0021/ddc 25/01/17

Melding van de exploitatie of verandering van een inrichting van uitsluitend klasse 3

INVENTARIS AFVALSTOFFEN

MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

Bepalingen voor de opslag van gevaarlijke producten

MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST

Veelgestelde vragen Versie 21/04/2015

BIJLAGE B : Voorbeeld van een ingevulde melding

Algemene voorwaarden behorende bij de omgevingsvergunning voor de activiteit slopen.

Milieuvergunningsaanvraag 1 ste klasse VLAREM

FORMATION ECO-MANAGEMENT OPLEIDING ECOMANAGEMENT

Melding van de exploitatie of verandering van een inrichting van uitsluitend klasse 3

BEKENDMAKING VAN EEN MILIEUVERGUNNINGSAANVRAAG EN OPENBAAR ONDERZOEK

Generatoren Vaste generatoren en noodgroepen

BEKENDMAKING VAN EEN MILIEUVERGUNNINGSAANVRAAG EN OPENBAAR ONDERZOEK

Milieubeheer. Preventieadviseur-coördinator

Werfafvalbeheer in Brussel

De milieuvergunnings- en meldingsplicht

Administratieve verplichtingen. Niet-juridische presentatie Milieuvergunningen en aangiftes (niet de verplichtingen inzake EPB)

Melding van de exploitatie of verandering van een inrichting van uitsluitend klasse 3

In dit hoofdstuk gaan wij op zoek naar de verschillende vergunningen die nodig zijn voor de opstart van een kapsalon.

MILIEUVERGUNNINGEN IN BRUSSEL :

LSDC nv, Kempische Steenweg 311 bus 4.01 te 3500 Hasselt, heeft een aanvraag ingediend voor het verkrijgen van een milieuvergunning voor het

Melding van de exploitatie of verandering van een inrichting van uitsluitend klasse 3

Schema voor het bepalen van de meldplicht aan het LMA: voor toezichthouders, d.d. 6 juni 2016

college van burgemeester en schepenen Zitting van 30 januari 2015

de omgevingsvergunning partim milieu

Het inrichtingenbegrip in Vlaanderen. Naam: Steven Betz Functie:Adviseur milieu & ruimtelijke ordening Datum: 22 april 2016

ADVIES UITGEBRACHT DOOR DE ECONOMISCHE EN SOCIALE RAAD VOOR HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST TIJDENS ZIJN ZITTING VAN 16 DECEMBER 2010.

Infoblad. Onderhoud, nazicht en meetverplichtingen van stooktoestellen en andere branders

De melding ingediend door Herbosch Kiere, Sint-Jansweg 7, 9130 Beveren, werd per beveiligde zending verzonden op 4 augustus 2017.

ALLIANCE INTERNATIONAL BVBA

Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen

college van burgemeester en schepenen Zitting van 14 augustus 2015

(artikelen 2, 5 en 42 van titel I van het VLAREM) A. IDENTIFICATIE VAN DE MELDINGSPLICHTIGE. 1. Exploitant (ingeval van overname: de overnemer)

ADVIES. Ontwerp van Milieuovereenkomst betreffende de afgedankte voertuigen voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

BEKENDMAKING VAN EEN BESLISSING OVER EEN MILIEUVERGUNNINGSAANVRAAG

Belgisch Staatsblad dd

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

Melding van de exploitatie of verandering van een inrichting van uitsluitend klasse 3

Omgevingsvergunning - meldingsakte

MLVER/ /PAG/sdv

BIOREMEDIATIESYSTEMEN WETTELIJK KADER. Annie Demeyere Dep.L&V Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling

Dossiernummer 7C/32030/129/1/M/1

MLAV1/ /MV/bd

college van burgemeester en schepenen Zitting van 29 januari 2016

BEKENDMAKING VAN EEN MILIEUVERGUNNINGSAANVRAAG EN OPENBAAR ONDERZOEK

Liersesteenweg 268 te 2800 Mechelen. Eikestraat 1 en 1A te 2800 Mechelen Afdeling 12402, sectie B, percelen 302 K, 302 L en 302 M

AGENDAPUNT VAN DE GEMEENTERAAD VAN HAMME IN ZITTING VAN 22/02/2017 Referentienummer agendapunt: GR/2017/011

Integrale tekst Afvalstoffenlijst

MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST

Wat staat er in de Codex over het Welzijn op het Werk over asbest? Luc Neyens Toezicht op het welzijn op het werk

Afvalstoffenverordening 2017 gemeente Aalten

Bijlage C5: CHECKLIST HORECA MILIEUREGELGEVING VLAREM Aangepast aan nieuwe indelingslijst d.d. 23/2/2017

VOORSTEL VAN ORDONNANTIE BETREFFENDE DE BODEMSANERING.

ADVIES UITGEBRACHT DOOR DE ECONOMISCHE EN SOCIALE RAAD VOOR HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST TIJDENS ZIJN ZITTING VAN 20 SEPTEMBER 2001

34013/110/1/W/1. De Bestendige Deputatie van de Provincieraad,

Dag1.2 Inleiding en situatie in het BHG

AGENDAPUNT VAN DE GEMEENTERAAD VAN HAMME IN ZITTING VAN 22/02/2017 Referentienummer agendapunt: GR/2017/012

BEKENDMAKING VAN EEN MILIEUVERGUNNINGSAANVRAAG EN OPENBAAR ONDERZOEK

Net Brussel. Afval sorteren in de onderneming : Principes en sensibiliseringsmateriaal. Oktober 2010

BEKENDMAKING VAN EEN BESLISSING OVER EEN MILIEUVERGUNNINGSAANVRAAG

BEKENDMAKING VAN EEN MILIEUVERGUNNINGSAANVRAAG EN OPENBAAR ONDERZOEK

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT:

college van burgemeester en schepenen Zitting van 23 december 2015

Jaarverslag. Commissie dierlijke bijproducten (CoABP) Deel BIM

ADVIES. Ontwerp van ordonnantie tot wijziging van de ordonnantie van 5 maart 2009 betreffende het beheer en de sanering van verontreinigde bodems

Melding van de overname van een vergunde inrichting

Doel van het formulier

GEMEENTEBESTUUR MALDEGEM BEKENDMAKING BESLISSING OMGEVINGSVERGUNNING

ASBEST IN UW WONING: PRAKTISCHE TIPS

BEKENDMAKING VAN EEN MILIEUVERGUNNINGSAANVRAAG EN EEN WIJZIGING VAN MILIEUVERGUNNINGSVOORWAARDEN EN OPENBAAR ONDERZOEK

BEKENDMAKING MELDINGSAKTE

Goedkeuring politiereglement Afvalarme Evenementen. (gemeenteraad 14 november 2005)

Gemeentelijk containerpark Stallestraat, 160 te 1180 Brussel. Bezoekregeling van het containerpark

Verbod op het gebruik van plastic wegwerpzakjes in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

MLAV1/ /RP/si

Ontheffing tot het opstellen van een MER

VLAAMSE REGERING AMV/ /1007B

ADVIES. Ontwerp van milieuovereenkomst voor de afgedankte draagbare en industriële en autobatterijen en -accu s in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Transcriptie:

GIDS VOOR HET BEHEER VAN BOUW- EN SLOOPAFVAL ( MEI 2000)

AUTEURS : BIM : Barbara Dewulf ESHER : Christophe De Doncker, Heinz W. Engel en Jean-Pierre Binamé Tweede, herwerkte versie. De eerste versie van juni 1995 kwam tot stand met de medewerking van het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor de Bouwnijverheid, het Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw en de Confederatie Bouw van Brussel-Hoofdstad. VERANTWOORDELIJKE UITGEVERS : J.P. Hannequart, E. Schamp Gulledelle 100 1200 Brussel Wettelijk depot : D/5762/1999/18 Technisch rapport BIM 2

INHOUDSTAFEL Voorwoord... 7 VOORSTELLING VAN DE GIDS... 8 HOOFDSTUK I : WETGEVING... 10 1. DE BOUWSECTOR EN DE MILIEUVERGUNNING...10 1.1. De milieuvergunning voor vaste inrichtingen...12 1.2. De milieuvergunning voor een bouwplaats...13 1.3. Indiening van de aanvragen voor een milieuvergunning...14 1.4. Uitvoering van de milieuvergunning...14 1.5. Verplichten van de vergunningshouders...14 1.6. Nuttige referenties en adressen:...14 1.7. Liste des rubriques concernant le secteur de l'immobilier et de la construction...15 2. DE AANNEMER EN HET BRUSSELS RECHT INZAKE AFVALSTOFFEN...19 2.1. Het kader: de ordonnantie van 7 maart betreffende de preventie en het beheer van afvalstoffen (BS van 23.04.91)...19 2.1.1. Geplande aanpak...19 2.1.2. Definities...19 2.1.3. Eerst en vooral preventie...19 2.1.4. Bestrijding van het sluikstorten...19 2.1.5. Voorkomen en beperken van hinder bij de verwijdering van afvalstoffen...20 2.1.6. Verbod op verbranding van afvalstoffen...20 2.1.7. Dringende maatregelen...20 2.2. Besluiten van 19 september 1991 van de Executieve van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de verwijdering van PCB s, gevaarlijke afvalstoffen en afvaloliën (BS van 13.11.1991, BS van 13.11.1991, BS van 15.11.1991)...20 2.3. Besluit van 17 juni 1993 van de Executieve van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de batterijen en accu's die bepaalde gevaarlijke stoffen bevatten (BS van 06.08.1993)...21 2.4. Besluit van 14 oktober 1993 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende asbestafval (BS van 23.11.1993)...21 2.5 Besluit van 16 maart 1995 de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de verplichte recycling van bepaald bouw- of sloopafval (B.S. 06.05.1995)...21 2.6...Ministeriële omzendbrief van 9 mei 1995 betreffende het hergebruik van puin in wegenbouw- en infrastructuurwerken (B.S van 22.09.1995)....21 2.7 Samenwerkingsakkoord van 30 mei 1996 betreffende de voorkoming en het beheer van verpakkingsafval (B.S. 05.03.1997)...22 2.8 Besluit van 30 januari 1997 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het afvalstoffenregister...22 2.9. Besluit van 2 juli 1998 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering ter vervanging van het besluit van 17 juli 1997 tot vaststelling van de tarifering van de diensten van het Agentschap voor Netheid (BS van 30.06.1994)...23 2.10. Besluit van de Regering houdende de goedkeuring van het plan betreffende de preventie en het beheer van afvalstoffen...23 3. DE AANNEMER EN HET BRUSSELS RECHT INZAKE BODEM EN GROND- WATER...23 3 Gids voor het beheer van bouw- en sloopafval

3.1. Wettelijk kader: ordonnantie van 7 maart 1991 inzake preventie en beheer van afvalstoffen (B.S. 23.04.91), milieuvergunningsordonnantie van 5 juni 1997 (B.S. 26.06.1997) en de wet van 26 maart 1971 betreffende de bescherming van het grondwater (B.S. 01.05.71)... 23 3.1.1. Ordonnantie van 7 maart 1991 inzake preventie en beheer van afvalstoffen... 23 3.1.2 Ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen... 24 3.1.3. De wet van 26 maart 1971 betreffende de bescherming van het grondwater... 24 3.2. De praktische gevolgen... 25 3.3. Ophogingsaarde... 25 4. DE ONDERNEMER EN DE BRUSSELSE WETGEVING M.B.T. HET GELUID...25 HOOFDSTUK II. OPLOSSINGEN VOOR DE NUTTIGE TOEPASSING VAN DE VERSCHILLENDE TYPES AFVALSTOFFEN... 27 1. INLEIDING...27 De belemmeringen... 27 De opportuniteiten... 27 1.1. Preventie... 28 1.2. Nuttige toepassing... 28 1.3. Verwijdering... 28 1.3.1. Brandbare afvalstoffen... 28 1.3.2. Onbrandbare afvalstoffen... 28 2. HET SORTEREN OP DE BOUWPLAATS EN CONTAINERS...29 2.1. Containerfirma s... 29 3. PUIN...31 3.1. Produkthergebruik... 31 3.2. Recycling... 31 3.2.1. Onbewerkte toepassing... 31 3.2.2. Het breken... 32 3.3. Overzichtstabel puin... 35 4. HOUT...36 4.1. Produkthergebruik... 36 4.2. Thermisch hergebruik... 36 4.3. Containerparken en overslagstations... 36 4.4. Overzichtstabel hout... 37 5. METAAL...38 5.1. Produkthergebruik... 38 5.2. Recycling... 38 5.2.1. De marktsituatie... 38 5.2.2. Het acceptatiebeleid... 39 5.3. Overzichtstabel metalen... 39 6. GLAS...41 6.1. Recycling... 41 6.1.1. Marktsituatie... 41 6.1.2. Acceptatiebeleid... 41 6.2. Overzichtstabel glas... 42 7. KUNSTSTOFFEN...43 7.1. Soorten en toepassingen... 43 7.2. Recycling... 43 7.2.1. De marktsituatie... 43 7.2.2. Mogelijkheden voor de bouwsector... 43 7.3. Verbranding met energierecuperatie... 44 7.4. Overzichtstabel kunststoffen... 44 8. PAPIER EN KARTON...45 Technisch rapport BIM 4

8.1. Recycling...45 8.1.1. De marktsituatie...45 8.1.2. Acceptatiebeleid...45 8.2. Thermisch hergebruik...46 8.3. Overzichtstabel papier en karton...46 9. GROENAFVAL...47 9.1. Recycling door composteren...47 9.2. Gebruik als brandhout...48 9.3. De afgifte bij de verbrandingsoven...48 9.4. Het storten...48 9.5. Overzichtstabel groenafval...48 HOOFDSTUK III. MILIEUVRIENDELIJK VERWIJDEREN... 49 1. INLEIDING...49 1.1. Verbranding...50 1.2. Storten...50 1.2.1. Het Vlaams Gewest...50 1.2.2. Het Waals Gewest...51 1.2.3. Stortkosten...52 2. GEVAARLIJKE AFVALSTOFFEN...52 2.1. Algemeen...52 2.2. Afvaloliën...56 2.2.1. Erkende verwijderaars...56 2.3. Asbest...57 2.3.1. Toepassingen...57 2.3.2. Sanering van gebouwen of kunstwerken...58 2.3.3. Asbestafval...58 HOOFDSTUK IV. WEGEN... 61 1. ORGANISATIE OP DE BOUWPLAATS...61 1.1. Te scheiden fracties...61 Bestemming...61 1.2. Algemeen...61 1.3. Opslag en verwijdering van sloopmaterialen...62 1.3.1. Rechtstreekse afvoer...62 1.3.2. Opslag op de bouwplaats...62 1.3.3. Tussentijdse opslag...62 2. KOSTEN VOOR HET AFVALBEHEER...62 2.1. Rekenmethode...63 2.2. Rekenvoorbeeld...63 2.3. Evaluatie van de verschillende posten...64 2.4. Totale beheerskosten...64 2.4.1. Asfalt...64 2.4.2. Niet-asfalthoudend puin...65 HOOFDSTUK V. WONING- EN UTILITEITSBOUW... 71 1. ORGANISATIE OP DE BOUWPLAATS...71 1.1. Te sorteren fracties...71 Bestemming...71 5 Gids voor het beheer van bouw- en sloopafval

1.2. Planning in fasen... 71 Fase 1 : Inzicht in de afvalstroom: bepaal de fracties en de hoeveelheden ervan die zullen vrijkomen... 72 Fase 2 : Bepaal de te scheiden fracties op basis van de kostenevaluatie... 72 Fase 3 : Bepaal de praktische organisatie op de bouwplaats met het oog op recycling en kies tussen sorteren op de bouwplaats of afvoer naar een sorteercentrum... 72 Fase 4 : Berekening van de totale kostprijs.... 72 Fase 5 : Voorlichting... 74 1.3. De vereiste tijd... 74 1.4. De vereiste ruimte... 75 1.5. Gescheiden opslag... 75 1.6. Afvoer... 76 1.7. Bouw, renovatie, ontmanteling en sloop... 76 2. BEHEERSKOSTEN VOOR HET AFVAL...77 2.1. Rekenmethode... 77 2.2. Vergelijking van de kostprijs van verschillende posten... 77 2.2.1. Stortkosten in vergelijking met de transportkosten... 77 2.2.2. Stortkosten in vergelijking met de sorteerkosten... 78 2.2.3. Rentabiliteit van het sorteren en het transport van kleine hoeveelheden afval... 78 2.3. Berekening van de beheerskosten... 78 2.3.1. Sloop... 79 TOTAL...80 2.3.2. Renovatie... 80 HOOFDSTUK VI. ADRESSENLIJST... 81 Technisch rapport BIM 6

Voorwoord Uit een enquête die in 1996 gevoerd werd bij de afvalverwerkers, bleek dat 996.000 ton aarde en 618.000 ton steengruis, afkomstig van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werd verwerkt in 1995. Dit brengt de totale hoeveelheid bouw- en sloopafval van het Brussels Gewest op 1.614.000 ton. Dankzij de verwezenlijkingen van het eerste Plan betreffende de Preventie en het Beheer van Afvalstoffen 1992-97, is het percentage bouw- en sloopafval (uitgezonderd uitgegraven grond) dat verwijderd werd door storting teruggedrongen tot 25% van het toaal in 1995. In het nieuwe Plan voor de Preventie en het Beheer van Afvalstoffen 1998-2002 heeft het Gewest als doel dat percentage tegen 2002 naar 5% te brengen. Deze doelstelling zal bereikt worden door met behulp van een brede sensibiliseringscampagne voor de werfverantwoordelijken. Daarbij ligt de nadruk vooral op een beter sorteren op de werf. Deze heruitgave van de " Gids voor het Beheer van Bouw- en Sloopafval, voor de eerste keer uitgegeven in 1995, maakt deel uit van deze campagne. In deze tweede uitgave komt het economisch voordeel van recyclage in vergelijking met eenvoudigweg storten nog meer tot uiting. Het is immers zo dat de kosten voor recyclage ten opzichte van de stortkosten nog sterker geëvolueerd zijn gedurende de laatste jaren, in het nadeel van het storten. Generaal J.P. HANNEQUART Directeur-Generaal E. SCHAMP Inspecteur- 7 Gids voor het beheer van bouw- en sloopafval

VOORSTELLING VAN DE GIDS De verwijdering van afval door storten of verbranden wordt steeds duurder. Bepaalde afvalstoffen hebben bovendien een handelswaarde. Hergebruik krijgt dus voorrang, niet enkel om ecologische, maar ook om economische redenen. Bovendien neemt het milieubewustzijn toe en milieu-overwegingen kunnen meespelen in de keuze van de economische medespelers, waaronder de aannemer. De aannemers kunnen er trouwens ook voordeel bij hebben om te anticiperen op het milieubelied van de overheden. Deze gids, uitgegeven door het BIM ten behoeve van de bouwsector, wil een praktisch werkinstrument zijn dat op de bouwplaats bijdraagt tot een milieuvriendelijk beheer van bouwen sloopafval. In het eerste hoofdstuk van de gids wordt de milieuvergunning voorgesteld, evenals de wetgeving inzake afvastoffen die van toepassing is in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het tweede hoofdstuk Oplossingen voor de nuttige toepassing van de verschillende types afvalstoffen stelt de verschillende mogelijkheden van nuttige toepassing per type afvalstof voor, alsook de kostprijs ervan. Ook de voorwaarden waaraan een gedeelte van het afval moet voldoen met het oog op een nuttige toepassing worden besproken. Het derde hoofdstuk handelt over milieuvriendelijke verwijdering. Het vierde hoofdstuk Wegen en het vijfde hoofdstuk Woning- en utiliteitsbouw geeft richtlijnen voor het beheer van bouwplaatsafval. Er worden praktische voorbeelden en tips gegeven in verband met het sorteren op en de organisatie van de bouwplaats. Een economische analyse toont de financiële voordelen aan van een goed afvalbeheer gericht op nuttige toepassing. De Adressenlijst in het zesde hoofdstuk geeft aan waar de aannemer terecht kan met zijn afvalstoffen. Wijzigingen ten opzichte van het rapport van 1995 Het eerste hoofdstuk over de wetgeving behandelt ook de nieuw aangenomen wetgevingen sinds 1995, waaronder de nieuwe milieuvergunningsordonnantie. Twee nieuwe titels werden toegevoegd: de wetgeving op de bescherming van de bodem en het grondwater en de wetgeving op het geluid. In de nieuwe uitgave van de gids komt duidelijk tot uiting dat er een algemene prijsstijging is voor het storten en verbranden. Deze prijsstijging is het meest opvallend voor de klasse IIstortplaatsen. Technisch rapport BIM 8

Op het vlak van de valorisatie wordt geconstateerd dat de prijzen voor het puinbreken vrijwel ongewijzigd zijn gebleven (met uitzondering van asfalt); evenals deze voor het recycleren van afvalstoffen, zeker en vast m.b.t. metalen. De prijs voor het composteren daarentegen is licht gestegen. Verder stellen we vast dat de kostprijs voor recyclage van plasticfolie beter is georganiseerd. Uit voorgaande blijkt dat de inspanningen die gedaan worden op het vlak van sortering en valorisatie niet alleen vruchten afwerpen op economisch vlak maar eveneens naar het milieu toe. De adressenlijst is grondig gewijzigd ten opzichte van de vorige versie: bedrijven die dergelijke activiteiten nooit uitoefenden werden geschrapt, van andere zijn de coördinaten gewijzigd, nieuwe ondernemingen zijn erin opgenomen. Veel leesplezier! De auteurs 9 Gids voor het beheer van bouw- en sloopafval

HOOFDSTUK I : WETGEVING 1. DE BOUWSECTOR EN DE MILIEUVERGUNNING Elke persoon of elke onderneming die een fabriek, een atelier of een gebouw wenst uit te baten, voorzien van ingedeelde inrichtingen behorend tot klasse 1A, 1B of 2, dient voorafgaand over een milieuvergunning te beschikken. De milieuvergunning vervangt het oude systeem van de exploitatievergunning (Ordonnantie van 30 juli 1992 betreffende de milieuvergunning (B.S. 29.07.1992) gewijzigd bij Ordonnantie van 23 november 1993 (B.S. 26.XI.1993)). De inrichtingen van klasse 3 daarentegen vereisen geen vergunning maar zijn wel meldingsplichtig. Deze vergunning of melding verleent de toelating voor de werking van ateliers, machines, uitrustingen gedurende een welbepaalde duur en onder welbepaalde voorwaarden. De houder van een milieuvergunning of diegene die een melding heeft gedaan, moet deze voorwaarden zorgvuldig naleven. De exploitatievoorwaarden worden immers opgelegd om de nadelen van ingedeelde inrichtingen voor de buren te verminderen. Deze nadelen kunnen van verschillende aard zijn : geluid en trillingen, onaangename geur, belemmeringen in de straat, aanwezigheid van opslag van materialen of afvalstoffen, lozing van afvalwater, verstoppingen of geuren van de afvoergoten, rook uit schoorstenen, toename in het verkeer en het aantal geparkeerde voertuigen, verslechtering van de voetpaden, vermindering van de levenskwaliteit in de wijk, enz... Opdat het naast elkaar bestaan van industriële, ambachtelijke en commerciële activiteiten enerzijds, en van de buurt anderzijds, mogelijk zou zijn, is het noodzakelijk dat de voorwaarden die tot doel hebben de hinder van deze activiteiten te verminderen of te vermijden, worden nageleefd. De vastgoedsector en in het bijzonder de bouwsector zijn de eerste betrokkenen bij de milieuvergunning. De activiteiten die door deze sectoren worden ontwikkeld, impliceren de plaatsing en exploitatie van inrichtingen die in de lijst van de ingedeelde inrichtingen voorkomen. Die lijst van ingedeelde inrichtingen bestaat momenteel uit 192 rubrieken. Elke rubriek omschrijft een type inrichting, geeft de klasse aan waartoe zij behoort en geeft een trefwoord wat het opzoeken van de rubrieken waarop de milieuvergunningsaanvraag betrekking heeft, vergemakkelijkt. De klasse van de inrichting hangt af van de aard en de ernst van de hinder die ze kan veroorzaken. Momenteel bestaan er vier klassen inrichtingen : 1A, 1B, 2 en 3. Klasse 3 is de minst strenge klasse, 1A is de strengste klasse. De vastgoed- en bouwsector zijn vooral betrokken bij de rubrieken opgesomd onder punt 1.5. Die rubrieken hebben betrekking op de kantoorgebouwen, handels- of woongebouwen en bouwwerven. De milieuvergunning is niet alleen nodig voor de ingedeelde inrichting maar tevens voor de volledige bouwwerf. De vastgoedmakelaar die een gebouw, van welke aard ook, wenst op te trekken, zal gelijktijdig een aanvraag moeten indienen voor een stedebouwkundige vergunning om het gebouw te mogen bouwen, en een aanvraag voor een milieuvergunning om het in gebruik te mogen nemen. Deze vergunningen moeten gelijktijdig worden aangevraagd alvorens met de Technisch rapport BIM 10

bouw wordt begonnen. Voor ieder project van klasse 1A of 1B waarvoor een milieuvergunning en een bouwvergunning zijn vereist geldt de verplichting deze beide aanvragen gelijktijdig in te dienen. Indien zulks niet het geval is wordt het dossier als onvolledig beschouwd. Iedere milieuvergunningsaanvraag moet daartoe een kopie bevatten van de bouwvergunningsaanvraag of van de aanvraag van een stedebouwkundig attest. Deze beide vergunningen, milieuvergunning en bouwvergunning zijn aan elkaar gekoppeld. De milieuvergunning is pas geldig wanneer men over een bouwvergunning beschikt en visa versa. Vervolgens, minstens 80 dagen vooraleer met de bouw wordt begonnen, zal de vastgoedmakelaar, of meestal de aannemer aan wie de werken werden toevertrouwd, op zijn beurt een milieuvergunning moeten aanvragen voor de ingedeelde inrichtingen op de bouwplaats. In tegenstelling tot de eerste milieuvergunning, die betrekking heeft op vaste inrichtingen, wordt deze tweede vergunning verleend voor een tijdelijke periode en dus voor inrichtingen die zullen verdwijnen na het beëindigen van de werken. De nieuwe wetgeving over de milieuvergunning, in werking getreden sinds juni 1997, heeft een nieuwe klasse, met name klasse 3, gecreëerd. De inrichtingen die tot deze klasse behoren zijn niet vergunningsplichtig maar wel meldingsplichtig. Deze melding dient gericht te worden aan het gemeentebestuur. De bouwwerven behoren tot de inrichtingen van klasse 3. De milieuvergunningsaanvraag is gedefinieerd in de milieuvergunningsordonnantie van 5 juni 1997 (B.S. 26.06.1997) en de bijlagen van de milieuvergunningsordonnantie van 30 juli 1992 (B.S. 29.07.92), die de lijst van ingedeelde inrichtingen betreft. De Ordonnantie van 22 april 1999 tot vaststelling van de lijst der ingedeelde inrichtingen van klasse 1A en het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 maart 1999 tot vaststelling van de lijst der ingedeelde inrichtingen van klasse 1B, 2 en 3, vormen de basis voor de lijst van ingedeelde inrichtingen. Vooraleer over te gaan tot de aanvraag van een milieuvergunning kan men een milieuattest aanvragen m.b.t. de inrichtingen die behoren tot de klasse 1A en 1B. Het betreft hier een beslissing van het B.I.M., voorafgaandelijk aan de milieuvergunning. Deze beslissing definieert de algemene voorwaarden waaronder een vergunningsaanvraag kan worden ingediend. Het afgeleverde attest heeft een geldigheidsduur van twee jaar. Zes maanden voor haar vervaldag kan men een verlenging aanvragen voor de periode van één jaar. De gevraagde inlichtingen zijn minder complex en minder gedetailleerd dan diegenen die gevraagd worden bij de milieuvergunningsaanvraag en bijgevolg minder duur. Het attest biedt de mogelijkheid om een bijkomende stap in het project in te voeren met een minder zware procedure dan die voor een vergunningsaanvraag. Het laat de aanvrager toe zijn aanvraag later te verfijnen door rekening te houden met de opmerkingen geuit tijdens het openbaar onderzoek of door de overheden. Gelijkaardig aan de procedure m.b.t. de koppeling voor milieu en stedebouw, moet indien men een milieuattest aanvraagt eveneens een bouwattest worden aangevraagd en vice versa. 11 Gids voor het beheer van bouw- en sloopafval

1.1. De milieuvergunning voor vaste inrichtingen De vastgoedmakelaar moet tegelijkertijd met een stedebouwkundige vergunning een milieuvergunning aanvragen bij de gemeentelijke overheid, voor de ingedeelde inrichtingen die zullen worden geplaatst. Afhankelijk van de klasse waartoe de inrichtingen behoren - 1A, 1B, 2 of 3 - verschilt de procedure die moet worden gevolgd. Er moet in ieder geval slechts één milieuvergunning worden aangevraagd voor alle inrichtingen in een gebouw. Deze aanvraag moet gebeuren volgens de procedure voor de inrichting van de strengste klasse. Dit betekent bijvoorbeeld dat de aanvraag voor een milieuvergunning voor een inrichting van klasse 1B en één van klasse 2, de procedure zal moeten volgen die van toepassing is voor inrichtingen van klasse 1B. De aanvraag voor een milieuvergunning wordt ingediend bij de gemeentelijke overheid of per aangetekend schrijven aan het gemeentebestuur gezonden, met een formulier dat verkrijgbaar is bij die overheid. Indien de aanvrager een openbare macht is of indien het gaat om inrichtingen van openbaar nut, zal de aanvraag worden ingediend bij het BIM. De meest gevolgde procedure heeft betrekking op inrichtingen van klasse 1B. De termijn voor het afleveren van het ontvangstbewijs door het B.I.M., en het afleveren van de vergunning bedraagt 160 dagen, te tellen vanaf 20 dagen na de ontvangst van de aanvraag bij het B.I.M.. In deze termijn is het onderzoek dat door het B.I.M. wordt uitgevoerd en het openbaar onderzoek van 15 dagen inbegrepen. Dit wordt gevolgd door een vergadering van de overlegcommissie. Het advies van bepaalde overheden wordt kenbaar gemaakt en tenslotte verleent het BIM de milieuvergunning. De afleveringstermijn voor een milieuvergunning, voor inrichtingen van klasse 2, bedraagt 60 dagen. Het dossier wordt door de gemeentelijke overheid onderzocht en de vergunning wordt afgeleverd door het College van Burgemeester en Schepenen. De zwaarste procedure, maar ook de meest uitzonderlijke, heeft betrekking op de inrichtingen van klasse 1A. Deze zijn onderworpen aan een milieueffectenstudie. Aan deze procedure zijn onder meer gebouwen onderworpen met meer dan 200 parkeerplaatsen, overdekt of in open lucht (afzonderlijk te tellen om te bepalen of men in deze indeling valt). Een opdrachthouder zal alle nadelen die het project met zich meebrengt (o.a. extra verkeer en het plaatsen van de auto s) en de mogelijke oplossingen daarvoor analyseren. Tevens worden mogelijke alternatieven voor het project bestudeerd. Gezien de complexiteit van de procedure, vergt de aflevering van een milieuvergunning voor inrichtingen van klasse 1A 450 dagen. Het BIM onderzoekt de dossiers en levert de vergunningen af. Uitzondering: als de parking met 200 plaatsen enkel wordt gebruikt voor bewoners of voor burelen, dan is er geen milieuvergunning vereist als dusdanig. (een vergunning kan wel noodzakelijk zijn voor 1 van de elementen van de parking zoals bv. de ventilatie). Er zal enkel een bouwvergunning vereist zijn en de milieu-effecten studie zal opgevolgd worden door het bestuur voor stedebouw en ruimtelijke ordening. De lijst van bureaus in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest erkend voor het opstellen van een M.E.R. is beschikbaar bij het B.I.M. (tel.: 775.75.75) Technisch rapport BIM 12

1.2. De milieuvergunning voor een bouwplaats Er is een milieuvergunning vereist voor de bouwplaatsen zodra het vermogen van de geï nstalleerde machines hoger is dan 50 kw. Dit vermogen moet worden berekend op basis van het totale vermogen van de motoren die op één of ander ogenblik tijdens de uitvoering van de werken zullen worden geï nstalleerd. De aannemer van de werken is het best geplaatst om de milieuvergunning met betrekking tot de bouwplaats aan te vragen vermits hij weet welke machines op de werf gebruikt zullen worden. Niets belet de vastgoedmakelaar echter om deze milieuvergunning aan te vragen op het ogenblik van het indienen, of na het verkrijgen, van de aanvraag voor een milieuvergunning voor de vaste inrichtingen. Tijdelijke inrichting zijn deze waarvan de exploitatieduur de volgende tijdsduur niet overschrijdt: 3 jaar, in het geval van een bouwwerf; 3 maanden voor alle andere situaties. Ook is het vereist dat de gevaren, hinder en de ongemakken de tijdsduur van de tijdelijke inrichting niet overschrijden. In dat geval verloopt de aanvraag voor de milieuvergunning volgens de procedure die geldt voor inrichtingen van klasse 2. Indien de bouwplaats langer duurt dan drie jaar, gaat het niet meer om een tijdelijke inrichting en gebeurt de aanvraag voor de milieuvergunning volgens de procedure die van toepassing is op een inrichting van klasse 1B, 2 of 3 (afhankelijk van het feit of het vermogen van de geï nstalleerde machines hoger is dan 100 kw of niet). Ook de inrichtingen voor bodemsanering vallen onder de klasse 1B regelgeving. Hiervoor moet een aanvraag ingediend worden, zelfs als de sanering niet langer duurt dan 3 jaar. De aanvraag wordt bij het gemeentebestuur ingediend voor de aanvang van de werken en rekening houdend met de tijdsduur van de procedure en de 20 dagen na de datum van het ontvangbewijs van de aanvraag kan dit het best gebeuren: ten minste 80 dagen voor het begin der werken voor een klasse 2 vergunning, en tenminste 180 dagen voor het begin der werken voor een klasse 1B vergunning. Het is aangeraden om bij deze tijdslimieten 1 maand extra bij te nemen, doordat er vertragingen kunnen optreden omdat het dossier vaak in het begin niet volledig is. Desgevallend is het de bouwpromotor, de eigenaar of de aannemer die het dossier indient. De milieuvergunning bevat alle nuttige voorwaarden voor de organisatie van de bouwplaatsen. Hij is geldig voor een periode van maximum 3 jaar. Als de werf een klasse 3 indeling krijgt dan is men enkel verplicht dit te melden aan de gemeente. De exploitatievoorwaarden worden nu niet meer vastgelegd door de vergunning maar door een besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke regering die de specifieke voorwaarden vastlegt, geldend voor alle werven, eventueel aangevuld met specifieke voorwaarden gesteld door de gemeente. 13 Gids voor het beheer van bouw- en sloopafval

1.3. Indiening van de aanvragen voor een milieuvergunning Er dienen dus één of twee milieuvergunningen te worden aangevraagd : de eerste (tegelijkertijd met de bouwvergunning) voor vaste inrichtingen zoals parkeergarages, airconditioning, verwarmingsketels, stroomgeneratoren,...; de tweede voor de specifieke inrichtingen van de bouwplaats. 1.4. Uitvoering van de milieuvergunning De exploitatie van de installaties moet starten binnen de termijn vastgesteld in de vergunning. Zoniet vervalt de vergunning. Indien de vergunninghouder een aanvraag doet om de termijn te verlengen binnen 3 maanden voor het verval, dan kan de termijn verlengd worden voor 1 jaar. 1.5. Verplichten van de vergunningshouders 8 algemene verplichtingen rusten op de exploitant, alsook de bijzondere verplichtingen die opgelegd worden door de vergunning: 1. zijn vergunning alsook elke beslissing tot wijziging, schorsing of intrekking van de milieuvergunning aanplakken op het gebouw waarin de inrichtingen zich bevinden, en in de buurt van de inrichting, op een van de openbare weg zichtbare plaats; 2. kennis geven aan de bevoegde overheid in eerste instantie, ten minste 15 dagen op voorhand, van de datum waarop de uitvoering van de milieuvergunning kan beginnen 3. alle nodige maatregelen treffen om de gevaren, hinder of ongemakken ten gevolge van de inrichting te voorkomen, te verminderen of te verhelpen; 4. onmiddellijk de BIM en de gemeente op de hoogte brengen van elk ongeval of incident dat het leefmilieu of de gezondheid en de veiligheid van de personen zou kunnen schaden; 5. onmiddellijk de bevoegde overheid (het BIM of de gemeente al naargelang de klasse van de inrichting) in eerste instantie op de hoogte brengen van de veranderingen die zich sinds de afgifte van de milieuvergunning hebben voorgedaan in één van de gegevens of voorwaarden vermeld in het aanvraagdossier of in de milieuvergunning; 6. elke verandering in uitbating moet ten minste 10 dagen op voorhand worden meegedeeld aan de instantie die de vergunning afleverde, op straffe van intrekking van de vergunning en stopzetten van de activiteiten onmiddellijk de bevoegde overheid in eerste instantie inlichten over elke verandering van vergunninghouder alsook over elke stopzetting van de activiteiten; 7. in de door de Regering gestelde gevallen, jaarlijks een verslag opstellen; 8. de plaats van een inrichting waarvan de uitbating ten einde loopt of niet meer toegelaten is, opnieuw in een dusdanige toestand te brengen dat er zich geen gevaar, hinder of ongemak voordoet. Bij het niet naleven van deze verplichtingen kan de vergunning opgeschort of ingetrokken worden. 1.6. Nuttige referenties en adressen: 1. Milieuvergunning : administratieve en technische gids voor de private aanvrager, een publicatie van het BIM. 2. ECOBRU, afdeling van de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij Brussel (GOMB) begeleidt aanvragers van een milieuvergunning. Gabrielle Petitstraat 6 1210 Brussel - Tel.: 02/422.52.00 Technisch rapport BIM 14

1.7. Lijst van rubrieken betreffende de immobiliën- en bouwsector Nr Rub. Benaming Kl Sleutelwoord 3 - Stationaire batterijen waarvan het product van het vermogen, uitgedrukt in Ah, vermenigvuldigd met de spanning uitgedrukt in V, hoger ligt dan 10.000 Accumulateurs électriques Elektrische accumulatoren - Vaste inrichtingen voor de heroplading van accumulatoren met behulp van toestellen met een vermogen van meer dan 5kW 3 7 Opslagplaatsen voor asbest in de vorm van vrij mineraal 1B Amiante (dépôts) Asbest (opslagplaatsen) 15 Beton-, mortel-, of pleistercentrales 1B Béton (centrales à) Beton (centrales) 17 A Opslagplaatsen voor bitumen, pek, teer, asfalt : Bitume (dépôts) a) van 5 tot en met 50 ton 2 Bitumen (opslagplaatsen) 17 B b) van meer dan 50 ton 1B 18 A Werkplaatsen voor houtbewerking en voor de fabricage van artikelen uit Bois (travail) hout of gerestaureerd hout, met een drijfkracht : a) kleiner dan of gelijk aan 20 kw 2 Hout (bewerking) 18 B b) groter dan 20 kw 1B 19 A Opslagplaatsen voor artikelen in hout, gezaagd hout of stukken hout (behalve Bois (dépôts) de meubelzaken) met een voor opslag bestemde totaal-oppervlakte : a) van meer dan 100 m² tot en met 2.000 m² 2 Hout (opslagplaatsen) 19 B b) van meer dan 2.000 m² 1B 27 A Werven voor het saneren van asbesthoudende gebouwen of kunstwerken met Chantier (Décontamination de inbegrip van de aanhorige inrichtingen (uitgezonderd inrichtingen die l'amiante) asbestafval thermisch of chemische behandelen) a) werven voor inkapseling van niet gevlakt asbest, werven betreffende Werven (Asbestsanering) werken van geringe omvang voor het verwijderen in eenzelfde technische en geografische eenheid en in minder dan een dag van : - Maximum 5 m warmte-isolerend materiaal ; - Maximum 50 m² cement-asbesthoudende platen (uitgezonderd de «pical»-platen) gedemonteerd door ze enkel los te schroeven ; - Deurenvoegen en wandpanelen van stoomketels 3 27 B b) andere werven 1B 28 Werven voor bouw-, renovatie- of sloopwerken waarop inrichtingen worden aangewend met een totale drijfkracht van meer dan 50 kw, met inbegrip van de inrichtingen die in andere rubrieken worden ondergebracht (behalve voor het thermisch of chemisch ter plekke behandelen van gevaarlijke afvalstoffen) 3 29 Bodemsaneringswerven of werven voor het nemen van vrijwaringsmaatregelen met inbegrip van de ingedeelde inrichtingen die voor het saneren nodig zijn (maar met uitzondering van fysio-chemische behandeling van afvalstoffen) 1B 40 A Verbrandingsinrichtingen (met uitzondering van inrichtingen vermeld in de rubrieken 31, 42, 43, 50, 216 en 219 met een nominaal warmte-vermogen : a) van 300 kw tot en met 1 MW wanneer ze voor het verwarmen van lokalen zijn bestemd 3 40 B b) - van 300 kw tot en met 30 MW wanneer ze niet voor het verwarmen van lokalen zijn bestemd - van meer dan 1 MW tot en met 30 MW wanneer ze voor het verwarmen van lokalen zijn bestemd 2 40 C c) van meer dan 30 MW tot en met 300 MW 1B 212 d) van meer dan 300 MW. 1A 45 A Opslagplaatsen voor : a) - ongevaarlijke en niet-inerte afvalstoffen (niet-inerte afvalstoffen uit de industrie, uit de landbouw, ) met een voor opslag bestemde totaaloppervlakte tussen 100 tot en met 2.000 m² - gevaarlijke afvalstoffen (met uitzondering van de afvaloliën uit rubriek 80) met een capaciteit tussen 100 tot en met 500 kg 2 Chantiers (construction) Werven (bouw) Chantiers (assainissement du sol) Werven (Bodemsanering) Combustion (installations de) Verbranding (inrichtingen) Déchets dangereux et non dangereux autres qu'inertes (dépôts) Gevaarlijke en niet inerte afvalstoffen (opslagplaatsen) 15 Gids voor het beheer van bouw- en sloopafval

B b) - ongevaarlijke en niet-inerte afvalstoffen (niet-inerte afvalstoffen uit de industrie, uit de landbouw, ) met een voor opslag bestemde totaaloppervlakte groter dan 2.000 m² - gevaarlijke afvalstoffen (met uitzondering van de afvalolie uit rubriek 80) met een capaciteit groter dan 500 kg tot en met 500 ton 1B 214 c) Opslagplaatsen voor gevaarlijke afvalstoffen (met uitzondering van afvaloliën uit rubriek 80) met een capaciteit van meer dan 500 ton. 1A 46 A a) Apparaten voor de distillatie van gebruikte solventen met een totale Déchets dangereux (traitement) capaciteit lager dan 250 liter en enkel bestemd voor de behandeling van solventen afkomstig van de inrichting Gevaarlijke afvalstoffen 2 (behandeling) 46 B b) Werkplaatsen of uitrustingen voor de mechanische (vermalen, verscheuren, verkleinen, overslaan, ) fysische (behandeling met microgolven, distillatie, ) of biologische behandeling van gevaarlijke afvalstoffen 1B 215 Stortplaatsen voor gevaarlijke afvalstoffen. 1A Déchets dangereux (décharges) Gevaarlijke afvalstoffen (stortplaatsen) 47 A Opslagplaatsen voor inerte ongevaarlijke afvalstoffen (namelijk papier, karton, schroot, kunststof, opveegsel, glas, lompen, bouwafval, ) met een voor opslag bestemde totaaloppervlakte : a) tussen 100 en 2.000 m² 2 47 B b) groter dan 2.000 m² 1B 218 Stortplaatsen voor ongevaarlijke afvalstoffen (met uitzondering van de nietverontreinigde 1A gronden en van het bouw-en sloopafval van gebouwen bestemd voor de bewoning waarin zich geen bederfbare of ontvlambare materialen bevinden). 48 A Werkplaatsen of uitrustingen voor de mechanische behandeling (vermalen, verscheuren, verkleinen, overslaan, ) van ongevaarlijke afvalstoffen met een drijfkracht : a) tussen 2 en 20 kw 2 48 B b) groter dan 20 kw 1B 53 A Opslagplaatsen voor stoffen, producten, materiaal dat niet in andere rubrieken is opgenomen, met een voor opslag bestemde totaal-oppervlakte : a) van 500 tot en met 5.000 m² 2 53 B b) groter dan 5.000 m² 1B 55 A Elektriciteit : generatoren, ontvangers met een nominaal vermogen : a)van 100 tot en met 250 kva 3 55 B b)groter dan 250 kva tot en met 1000 kva 2 55 C c)groter dan 1000 kva 1B 58 Ondergrondse uitgravingen waarbij door menselijke activiteit stoffen uit de grond worden verwijderd, behalve uitgravingen die voor verbindings-wegen bestemd zijn 1B 68 224 c) meer dan 200 voertuigen of aanhangwagens. 1A 68 A Garages, overdekte parkeerplaatsen waar motorvoertuigen worden geparkeerd voor : a) 10 tot en met 24 wagens of aanhangwagens 2 68 B b) 25 tot en met 200 wagens of aanhangwagens 1B 74 A Opslagplaatsen voor verplaatsbare recipiënten van samengeperst, vloei-baar gemaakt of in oplossing gehouden gas met een totale capaciteit in liter water : a) van 300 tot en met 1.000 liter 2 74 B b) groter dan 1.000 liter 1B 80 A Opslagplaatsen voor afvaloliën, met een capaciteit : a) van 60 tot en met 2.000 liter 3 80 B b) groter dan 2.000 liter 2 82 A Drukkerijen en alle soorten drukwerk op papier, stof, metaal, synthetisch materiaal, met een drijfkracht : a) tussen 2 tot en met 20 kw, en die minder dan 7 mensen tewerkstellen - fotokopiewerkplaatsen met meer dan 5 toestellen 2 82 B b) groter dan 20 kw of die 7 of meer mensen tewerkstellen 1B 88 1 A 1.Opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 21 C : a) - opslagplaatsen tot en met 500 l bij ingegraven tank - opslagplaatsen van 50 tot en met 500 l in de andere gevallen 2 88 1 B b) opslagplaatsen voor meer dan 500 l 1B 88 2 A 2.Opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen met een vlampunt hoger dan 21 C maar niet hoger dan 55 C : a) - opslagplaatsen tot en met 500 l bij ingegraven tank - opslagplaatsen van 100 tot en met 500 l in de andere gevallen 3 88 2 B b) opslagplaatsen voor meer dan 500 tot en met 10.000 l 2 Technisch rapport BIM 16 Déchets inertes (dépôts) Inerte afvalstoffen (opslagplaatsen) Déchets non dangereux (Décharges) Ongevaarlijke afvalstoffen (stortplaatsen) Déchets non dangereux (traitement mécanique) Ongevaarlijke afvalstoffen (mechanische bewerking) Dépôts (général) Opslagplaatsen (algemeen) Electricité Elektriciteit Excavations Uitgravingen Garages (couverts) Garages (overdekte) Gaz (récipients mobiles) Gas (verplaatsbare recipiënten) Huiles résiduaires (dépôts) Afvaloliën (opslagplaatsen) Imprimerie Drukkerijen Liquides inflammables (dépôts) Ontvlambare (opslagplaatsen) vloeistoffen

88 2 C c) opslagplaatsen voor meer dan 10.000 l 1B 88 3 A 3. Opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen met een vlampunt hoger dan 55 C maar niet hoger dan100 C : a) opslagplaatsen tot en met 10.000 l bij ingegraven tank opslagplaatsen van 3.000 tot en met 10.000 l in de andere gevallen 3 88 3 B b) opslagplaatsen voor meer dan 10.000 l tot en met 50.000 l 2 88 3 C c) opslagplaatsen voor meer dan 50.000 l 1B 88 4 A 4. Opslagplaatsen voor zware stookolie, minerale of synthetische olie en voor gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt in een volgens de norm NBN 52017 gesloten recipiënt van meer dan100 C : a) opslagplaatsen tot en met 10.000 l bij ingegraven tank opslagplaatsen van 3.000 tot en met 10.000 l in de andere gevallen 3 88 4 B b) opslagplaatsen van meer dan 10.000 tot en met 100.000 liter 2 88 4 C c) opslagplaatsen van meer dan 100.000 liter 1B 91 A Werkplaatsen voor het bewerken van marmer, natuur- of kunststeen, met een drijfkracht : a) tussen 2 tot en met 20 kw 2 91 B b) groter dan 20 kw 1B 98 Werkplaatsen voor de thermische bewerking van metalen of metalen voorwerpen (met uitzondering van smeltovens), las- en snijbrandwerkplaatsen met meer dan 5 las- of snijbrandersposten 1B 100 A Opslagplaatsen voor metalen stoffen met een voor opslag bestemde totaaloppervlakte : a) van 100 tot en met 2.000 m 2 2 100 B b) groter dan 2.000 m 2 1B 101 A Werkplaatsen voor metaalbewerking waarbij de aard van de metalen niet wordt gewijzigd en zonder warmtebehandeling (slotenmakers, polijsten, vervaardiging van metalen voorwerpen, zandstralen of ontzanden, ), met een drijfkracht : a) tussen 2 tot en met 20 kw 2 101 B b) groter dan 20 kw 1B 104 A Motoren met inwendige verbranding, met inbegrip van de turboreactoren en de gasturbines met een nominaal vermogen : a) tussen 20 et 250 kw 3 104 B b) groter dan 250 kw 2 108 Opslagplaatsen voor papier of karton met een totale capaciteit van meer dan 500 ton 2 118 Materiaal, apparaten die meer dan 1dm³ PCB, PCT bevatten of minerale oliën met meer dan 50 ppm PCB en die niet in een andere rubriek zijn vermeld 3 121 A Opslagplaatsen voor gevaarlijke stoffen of bereidingen (in de zin van artikel 723bis van het A.R.A.B.), die niet in een andere rubriek zijn opgenomen, met een capaciteit : a) - tussen 300 en 1.000 kg voor als ontvlambaar, schadelijk of irriterend beschouwde materialen of bereidingen met uitzondering van die welke sub d) staan vermeld - tussen100 en 300 kg voor andere materialen of bereidingen met uitzondering van die welke sub d) staan vermeld 3 121 B b) - tussen 1.000 en 5.000 kg voor als ontvlambaar, schadelijk of irriterend beschouwde materialen of bereidingen met uitzondering van die welke sub d) staan vermeld - tussen 300 kg en 1.000 kg voor andere materialen of bereidingen met uitzondering van die welke sub d) staan vermeld 2 121 C c) - groter dan 5.000 kg voor als ontvlambaar, schadelijk of irriterend beschouwde materialen of bereidingen met uitzondering van die welke sub d) staan vermeld - groter dan 1.000 kg voor andere materialen of bereidingen met uitzondering van die welke sub d) staan vermeld 1B 121 D d)groter dan : - 100 kg arseentrioxide, arseen (III) zuur of de zouten daarvan - 10 kg poedervormige 4,4-methyleen-bis (2-chlooraniline) en/of de zouten daarvan - 150 kg methylisocyanaat - 300 kg kooloxychloride (fosgeen) - 200 kg arseentrihydride (arsine) - 200 kg fosfortrihydride (fosfine) - 1 kg polychloordibenzofuranen et polychloordibenzodioxinen (met inbegrip van TCDD, uitgedrukt in TCDD-equivalent) - 1 kg van de volgende carcinogenen : 4-aminobifenyl en/of de zouten 1B Marbre (façonnage) Marmer (bewerking) Métaux (traitement thermique) Metalen (thermische bewerking) Métaux (dépôts de) Métalen (opslaplaatsen voor) Métaux (travail des) Metalen (bewerking) Moteurs Motoren Papier (dépôts) Papier (opslagplaatsen) Polychlorobiphényles Polychloorbifenylen Produits dangereux (dépôts) Gevaarlijke (opslagplaatsen) producten 17 Gids voor het beheer van bouw- en sloopafval

daarvan, benzidine en/of de zouten daarvan, di(chloormethyl)-ether, chloormethyleter en methyleter, dimethylcarbamoylchloride, dimethylnitrosamine, hexamethylfosforzuurtriamide 2-naftylamine en/of de zouten daarvan en 1,3-propaansultan 4-nitrodifenyl 132 A Verkoelings-, koelinrichtingen : a) die 2 kg of meer ozonaantastende stoffen bevatten als opgenomen in bijlage I bij EG-Verordening nr 3093/94 van de Raad van 15 december 1994 inzake ozonaantastende stoffen, of met een nominaal elektrisch vermogen groter dan 10 kw maar kleiner dan 100 kw 3 132 B b) met een nominaal elektrisch vermogen groter dan of gelijk aan 100 kw 2 148 A Statische tranformatoren met een nominaal vermogen : a) van 250 kva tot en met 1.000 kva 3 148 B b) van meer dan 1.000 kva tot en met 5.000 kva 2 148 C c)van meer dan 5.000 kva 1B 149 Stoomtoestellen (in de zin van het K.B. van 18.10.91) 3 150 A Al dan niet overdekte opslagplaatsen voor nieuwe voertuigen, tentoonstellingsruimten voor nieuwe voertuigen (met uitzondering van al dan niet overdekte parkeerterreinen), met plaats voor : a) 3 tot en met 10 parkeerplaatsen 3 150 B b) 11 tot en met 50 parkeerplaatsen 2 150 C c)meer dan 50 parkeerplaatsen 1B 153 A Ventilatoren (door extractie en pulsie), met een nominaal debiet : a)tussen 20.000 tot en met 100.000 m 3 /u 2 153 B b)groter dan 100.000 m 3 /u 1B 154 A Opslagplaatsen voor vernis of celluloseverven en andere soorten ontvlambare vernis of verven : a) voor 500 tot en met 5.000 l 2 154 B b) voor meer dan 5.000 l 1B Refroidissement (installations de) Koeling (inrichtingen) Transformateurs statiques Statische transformatoren Vapeur (appareils à vapeur) Stoom (stoomtoestellen) Véhicules neufs (dépôts) Nieuwe voertuigen (opslagplaatsen) Ventilation Ventilatie Vernis (dépôts) Vernis (opslagplaatsen) Technisch rapport BIM 18

2. DE AANNEMER EN HET BRUSSELS RECHT INZAKE AFVALSTOFFEN 2.1. Het kader: de ordonnantie van 7 maart betreffende de preventie en het beheer van afvalstoffen (BS van 23.04.91). In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt de preventie en het beheer van afvalstoffen geregeld door de ordonnantie van 7 maart 1991 van de Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 2.1.1. Geplande aanpak De ordonnantie bepaalt dat de regering een vijfjaarlijks Plan aanvaardt betreffende de preventie en het beheer van afvalstoffen. Het eerste plan 1992-1997 wordt gevolgd door het plan 1998-2002, aangenomen op 9 juli 1998. De plannen zijn gebaseerd op een hiërarchie van dalende prioriteiten: de productie van afval voorkomen aan de bron, en als dusdanig hun schadelijkheid voor het milieu beperken (lees elimineren); het afval valoriseren met behulp van de beste beschikbare en milieuvriendelijkste techniek; een verwijdering van het afval verzekeren zonder gevaar voor de mens en het milieu. Volgens de Staat van het Leefmilieu in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 1996 vertegenwoordigt het totaal aan afval geproduceerd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest + 1.700.000 ton/jaar waarbij men nog 1.000.000 ton aarde kan bijvoegen. De hoeveelheid afval van de werven wordt geschat op 618.000 ton/jaar. 2.1.2. Definities In de ordonnantie verstaat men onder: afvalstoffen: elke stof of elk voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen. gevaarlijke afvalstoffen: elke andere afvalstof die één of meer van de in bijlage IV van de ordonnantie vermelde eigenschappen bezit. (bv. ontplofbaar, ontvlambaar, corrosief, infectueus, giftig,...). Tot de gevaarlijke afvalstoffen behoren eveneens: gebruikte olie, PCB-houdende afvalstoffen, batterijen en accumulatoren en asbestafval. 2.1.3. Eerst en vooral preventie De Regering is bevoegd om de passende maatregelen te nemen ter bevordering van het voorkomen of verminderen van de produktie en de schadelijkheid van afvalstoffen. 2.1.4. Bestrijding van het sluikstorten De ordonnantie verbiedt om afvalstoffen achter te laten op een openbare of privé-plaats buiten de plaatsen die hiertoe door de overheid voorzien zijn of zonder de reglementaire bepalingen betreffende de verwijdering van afvalstoffen na te leven. Het Agentschap Net Brussel zorgt ambtshalve voor de ophaling en verwerking van achtergelaten afvalstoffen of laat daarvoor zorgen. Het Agentschap vordert de bedragen terug ten laste van diegene die de afvalstoffen achterliet, wanneer het ging om afvalstoffen die werden achtergelaten op de openbare weg, in de overige gevallen ten laste van diegene die de afvalstoffen achterliet, van diegene die de plaats gebruikt of de eigenaar ervan. 19 Gids voor het beheer van bouw- en sloopafval

2.1.5. Voorkomen en beperken van hinder bij de verwijdering van afvalstoffen De houder van afvalstoffen moet ervoor zorgen of laten zorgen dat ze verwijderd worden zonder schade te berokkenen aan het leefmilieu of de gezondheid van de mens. De kostprijs voor de verwijdering van de afvalstoffen moet worden gedragen door de houder van afvalstoffen ervan die ze aflevert aan een verwijderingsinstallatie of, bij verstek, door de vroegere houders of door de producenten van het produkt dat afvalstoffen voortbrengt. 2.1.6. Verbod op verbranding van afvalstoffen Alle 19 gemeenten van het Gewest verbieden, net zoals in Antwerpen, Charleroi, Gent en Luik, het verbranden van afvalstoffen in de open lucht; met uitzondering van groenafval afkomstig van tuinen, het kappen van bomen en landbouwactiviteiten. Het gebruik van afvalstoffen voor verwarming is verboden. Het niet naleven van deze verplichtingen wordt bestraft met een gevangenisstraf van 8 dagen tot 6 maanden en een boete van 5.200,- tot 1.000.000,- Bef. 2.1.7. Dringende maatregelen De Regering en de Burgemeester van de gemeente waar zich afvalstoffen bevinden die een ernstige bedreiging kunnen vormen, mogen alle nuttige maatregelen treffen om het gevaar te voorkomen of het te verhelpen. De kosten zijn ten laste van diegene die de afvalstoffen heeft achtergelaten, indien de afvalstoffen onwettig werden achtergelaten, of in de andere gevallen ten laste van de gebruiker of de eigenaar van de plaats. 2.2. Besluiten van 19 september 1991 van de Executieve van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de verwijdering van PCB s, gevaarlijke afvalstoffen en afvaloliën (BS van 13.11.1991, BS van 13.11.1991, BS van 15.11.1991) Krachtens deze besluiten is de aannemer verplicht om elk type afvalstof aan een door de Minister van Leefmilieu erkende verwijderaar (ophaler) af te leveren. (verwijdering : het ophalen, vervoeren en verwerken van afvalstoffen die al dan niet vatbaar zijn voor terugwinning, recycling, hertoepassing, rechtstreeks hergebruik of elke andere herwaardering van afvalstoffen). De lijst met ophalers/verwijderaars is beschikbaar bij de infodienst van het B.I.M. (02/775.75.75) Bijkomend, voor gebruikte afvalolie: 1 verbod om gebruikte afvalolie te lozen en de verplichting ze te stockeren in ingekuipte reservoirs (ter herinnering, vanaf 30 liter is de stockage van afvalolie vergunningsplichtig) 2 verbod ze te vermengen met andere stoffen 3 verbod ze te verbranden, met uitzondering van de verbrandingsinstallaties die voldoen aan de emissienormen Bepaalde gevaarlijke afvalstoffen die op een bouwplaats kunnen voorkomen, worden in hoofdstuk 3 opgesomd. Deze opsomming is gebaseerd op de lijst van gevaarlijke afvalstoffen die opgenomen is in het besluit van het Brussels Gewest van 9 mei 1996 Dit besluit legde een indicatieve lijst vast voor gevaarlijke afvalstoffen (B.S. dd. 31.07.1996) en is weergegeven in bijlage IV van deze gids. Technisch rapport BIM 20

2.3. Besluit van 17 juni 1993 van de Executieve van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de batterijen en accu's die bepaalde gevaarlijke stoffen bevatten (BS van 06.08.1993) Het gevolg van dit besluit voor de aannemer is de verplichting om bepaalde gebruikte batterijen en accu's af te leveren bij een erkende ophaler van gevaarlijke afvalstoffen. 2.4. Besluit van 14 oktober 1993 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende asbestafval (BS van 23.11.1993) Dit besluit schrijft bepaalde voorzorgsmaatregelen voor inzake de behandeling, de opslag, de verpakking en het transport van asbestafval. Deze problematiek wordt behandeld in hoofdstuk 3. 2.5 Besluit van 16 maart 1995 de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de verplichte recycling van bepaald bouw- of sloopafval (B.S. 06.05.1995) Dit besluit verplicht de aannemer tot het recycleren van puin, hier gedefinieerd als de steen- en zandfractie van het bouwafval bij afbraak of constructie. Zijn als dusdanig gedefinieerd al het afval afkomstig van constructie werken, renovatie of afbraak van gebouwen, kunstwerken, wegen of andere inrichtingen. Indien de aannemer niet zelf recycleert, moet hij het puin afleveren aan een gespecialiseerde onderneming, met het oog op de recycling ervan. Dit kan bijvoorbeeld een recyclingfabriek zijn of een sorteercentrum dat de verschillende fracties scheidt en het puin laat recycleren. De aannemer is vrijgesteld van deze verplichting indien hij kan aantonen dat binnen een straal van 60 km rond de plaats waar de werkzaamheden worden verricht zich geen enkele installatie bevindt die zijn puinafvalstoffen kan recycleren. 2.6 Ministeriële omzendbrief van 9 mei 1995 betreffende het hergebruik van puin in wegenbouw- en infrastructuurwerken (B.S van 22.09.1995). Deze omzendbrief vult het typebestek 150 aan en staat het gebruik van gerecycleerd materiaal toe rekening houdend met de technische voorwaarden : 21 Gids voor het beheer van bouw- en sloopafval

TOEGELATEN RECYCLINGMATERIALEN OPHOGINGEN puinzeefzand puinbrekerzand betonpuinsteenslag metselwerkpuinsteenslag mengpuinsteenslag (beton- en metselwerkpuin) asfaltpuinsteenslag ONDERFUNDERINGEN puinbrekerzand mengpuinsteenslag (beton- en metselwerkpuin) asfaltpuinsteenslag STEENSLAGFUNDERINGEN puinbrekerzand betonpuinsteenslag (droge soortelijke massa van minstens 1950 kg/m 3 ) MET CEMENT puinbrekerzand GESTABILISEERDE beton puinsteenslag STEENSLAGFUNDERINGEN asfaltpuinsteenslag SCHRAAL- BETONFUNDERINGEN BITUMINEUSE VERHARDINGEN VAN WEGEN BESTRATINGEN puinbrekerzand beton puinsteenslag mengpuinsteenslag (beton- en metselwerkpuin) puinbrekerzand asfaltpuinsteenslag puinbrekerzand De integrale tekst van de omzendbrief is in de bijlage van deze gids weergegeven. 2.7 Samenwerkingsakkoord van 30 mei 1996 betreffende de voorkoming en het beheer van verpakkingsafval (B.S. 05.03.1997) Overeenkomstig dit akkoord is de verpakkingsverantwoordelijke gehouden tot een terugnameplicht. De verpakkingsverantwoordelijke is diegene die produkten heeft verpakt of laten verpakken, ze heeft ingevoerd of bij gebreke daaraan, deze die het produkt heeft verbruikt. Hij moet een zeker niveau van valorisatie en recyclage van zijn verpakkingsafvalstoffen bereiken. Hij kan zulks zelf doen of het delegeren aan een derde. De leveranciers die hun produkten leveren zijn gehouden door deze wetgeving, die hen ertoe verplicht de niveaus van valorisatie en recyclage te respecteren, maar dit niet op het niveau van elke werf, maar van elk Gewest. 2.8 Besluit van 30 januari 1997 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het afvalstoffenregister In dit besluit wordt gesteld dat het verplicht is om een afvalstoffenregister bij te houden: 1 door de producent van gevaarlijk en speciaal afval ; 2 door iedereen die : - afvalstoffen ophaalt ; - afvalstoffen uitvoert naar een ander Gewest ; - afvalstoffen behandelt. Technisch rapport BIM 22