U (1968) Nr. 1 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1968 Nr. 87 A. TITEL Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en India inzake de opbouw van het Instituut voor voedingstechnologie en toegepaste voedingsleer te Calcutta, India; New Delhi, 6 februari 1968 B. TEKST Agreement between the Government of the Kingdom of the Netherlands and the Government of India concerning the development of the Institute of Catering Technology and Applied Nutrition at Calcutta, India The Government of the Kingdom of the Netherlands and the Government of India; Desirous of strengthening the ties of friendship existing between their nations and of promoting the good relations between their countries generally; Recognizing the importance of providing facilities for the training of young men and women in general food management and catering technology in all its aspects; Have agreed as follows: Article I 1. The two Governments shall collaborate in the development of the Institute of Catering Technology and Applied Nutrition at Calcutta. 2. The Netherlands Government shall contribute towards the management and operation of the Institute by making available over
a period of two years funds for fellowships, equipment and supplies up to a maximum of US $ 56.000 (Fifty six thousand) and as specified in article II. 3. The Government of India shall, during the said period of two years and thereafter, assure the continuity of the courses and take the measures specified in articles III, IV and V, to facilitate operations under this agreement. 4. For the purpose of the execution of this project the two Governments designate competent authorities. The competent Netherlands authority is the International Technical Assistance Department of the Ministry of Foreign Affairs of the Kingdom of the Netherlands. The competent Indian authority is the Department of Food, Government of India. The two competent authorities will enter into an agreement to be called "Plan of Operations", specifying the contribution of either Government to this project, mentioned in articles II, III, IV and V of this Agreement. Article II 1. The Netherlands Government shall make available funds up to a maximum of US $ 18.000 (Eighteen thousand) for three fellowships, each of one year duration, for study abroad at an institution of advanced learning to train local staff members, who will later take over the responsibility for the training program at the Institute, or who will be responsible for similar catering technology and institutional management progress in India. 2. The Netherlands Government shall furthermore make available equipment up to a maximum of US $ 38.000 (Thirty eight thousand). Article III The Government of India shall take the necessary administrative and/or legislative action to secure the execution of the project and its future development. The Government will provide to cover the cost of the following items of the project: a. a well-qualified national to serve as Principal of the Institute, and in addition, teaching and other administrative and clerical staff for carrying on the program of education and extension work; b. appropriate buildings for the Institute with provision for lecture rooms, laboratories, kitchen and storage place as well as offices for the teaching and administrative staff; c. fittings and equipment from local sources for equipping lecture rooms, laboratories, kitchens, offices etc. at the Institute; d. installation and maintenance of the equipment;
e. cost of transportation within India for all Netherlands personnel who may be concerned with the project on behalf of the Netherlands Government. Article IV The Government of India will ensure that nominations of fellows for advanced studies abroad are submitted promptly and guarantee to continue to pay a salary and relative allowances to enable them to meet their commitments in their home country and to employ these persons upon their return from their studies in the Institute. Article V 1. The Government of India will take all necessary steps for the clearance and temporary storage in the port of arrival in India and for the transportation and insurance during transportation from the port of arrival in India to the Institute, of the equipment and other goods, required in connection with the project, which are made available by the Netherlands Government. 2. The Government of India will establish procedures for exempting the Netherlands Government from duties and taxes, imposed in India, on equipment and other goods, imported into India in connection with the objectives of this Agreement, and for obtaining Customs Clearance Permits where necessary. Article VI The Government of India will indemnify and hold harmless the Netherlands Government and all Netherlands personnel who may be concerned with the project on behalf of the Netherlands Government against any and all liability, suits, actions, demands, damages, costs or fees on account of death, injuries to persons or property, or any other losses resulting from or connected with any bonafide act or omission performed in the course of operations covered by this Agreement. Article VII 1. The Agreement shall come into force.on the day on which the Netherlands Government and the Government of India will have informed each other in writing that the procedures constitutionally required in their respective countries have been complied with. 2. The Agreement shall remain in force for a period of two years. 3. Notwithstanding the contents of paragraph 1 of this article this Agreement shall provisionally be applied as from the date of signature. IN WITNESS WHEREOF the undersigned, duly authorised thereto signed the present Agreement.
DONE at New Delhi, this sixth day of February, 1968, in the English language, in two originals. For the Government of the Kingdom of the Netherlands (sd.) P. C. WITTE For the Government of India (sd.) A. T. BAMBAWALE C. VERTALING Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van India inzake de opbouw van het Instituut voor voedingstechnologie en toegepaste voedingsleer te Calcutta, India De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van India; Verlangende de tussen hun volken bestaande vriendschapsbanden nauwer aan te halen en, in het algemeen, de goede betrekkingen tussen hun landen te bevorderen; Zich bewust van het belang van het treffen van voorzieningen voor de opleiding van jonge mannen en vrouwen in de algemene behandeling en verwerking van voedingsmiddelen en in de voedingsleer in al haar aspecten; Zijn als volgt overeengekomen: Artikel I 1. De beide Regeringen werken samen bij de opbouw van het Instituut voor voedingstechnologie en toegepaste voedingsleer te Calcutta. 2. De Nederlandse Regering draagt bij tot het beheer en het doen functioneren van het Instituut door gedurende een tijdvak van twee jaar gelden ter beschikking te stellen voor studiebeurzen, uitrusting en goederen tot een maximum van US $ 56.000 (zesenvijftigduizend), zoals nader aangegeven in artikel II. 3. Gedurende dit tijdvak van twee jaar en daarna verzekert de Regering van India de continuïteit van de cursussen en neemt zij de
maatregelen bedoeld in de artikelen III, IV en V, ter vergemakkelijking van de werkzaamheden ingevolge deze Overeenkomst. 4. Voor de uitvoering van dit project wijzen de beide Regeringen bevoegde autoriteiten aan. De bevoegde Nederlandse autoriteit is de Directie Internationale Technische Hulp van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk der Nederlanden. De bevoegde Indiase autoriteit is het Department of Food" (Departement van voedselvoorziening) van de Regering van India. Tussen de beide bevoegde autoriteiten zal een overeenkomst worden gesloten, aangeduid als het Uitvoeringsplan" waarin de in de artikelen II, III, IV en V van deze Overeenkomst bedoelde bijdrage van elke Regering aan dit project nader wordt omschreven. Artikel II 1. De Nederlandse Regering stelt gelden ter beschikking tot een maximum van US $ 18.000 (achttienduizend) voor drie beurzen elk voor een jaar studie in het buitenland aan een instelling voor voortgezet onderwijs voor de opleiding van plaatselijke leden van de staf, die naderhand de verantwoordelijkheid zullen overnemen voor het opleidingsprogramma aan het Instituut, of verantwoordelijk zullen zijn voor soortgelijke vooruitgang op het gebied van de voedingstechnologie en het beheer van instellingen in India. 2. Voorts stelt de Nederlandse Regering uitrusting ter beschikking tot een maximum van US $ 38.000 (achtendertigduizend). Artikel III De Regering van India neemt de nodige bestuurlijke en/of wettelijke maatregelen om de uitvoering van het project en de verdere uitbouw daarvan te verzekeren. De Regering neemt de kosten van de volgende onderdelen van het project voor haar rekening: a. een deskundig en bevoegd onderdaan van India, die zal optreden als Hoofd van het Instituut en daarnaast onderwijzend en ander leidinggevend en administratief personeel voor de voortzetting van het opleidings- en voorlichtingsprogramma; b. passende gebouwen voor het Instituut met daarin leslokalen, laboratoria, keukens en opslagruimte, alsmede bureaus voor het onderwijzend en het administratief personeel; c. ter plaatse betrokken installaties en uitrusting voor de inrichting van de leslokalen, laboratoria, keukens, bureaus, enz. van het Instituut; d. installatie en onderhoud van de uitrusting; e. vervoerkosten binnen India voor al het Nederlandse personeel dat namens de Nederlandse Regering bemoeienis kan hebben met het project.
Artikel IV De Regering van India zorgt ervoor dat voordrachten van studenten die in aanmerking komen voor een beurs voor voortgezette studie in het buitenland onmiddellijk worden ingediend en garandeert dat zij hun een salaris en daarmede samenhangende toelagen zal blijven betalen ten einde hen in staat te stellen, hun verplichtingen in hun geboorteland na te komen en dat zij deze personen na terugkeer van hun studies aan het Instituut te werk zal stellen. Artikel V 1. De Regering van India treft alle noodzakelijke voorzieningen voor de inklaring en tijdelijke opslag in de haven van aankomst in India, alsmede voor het vervoer en de verzekering tijdens het vervoer van de haven van aankomst in India naar het Instituut, van de voor het project benodigde uitrusting en andere goederen die door de Nederlandse Regering ter beschikking zijn gesteld. 2. De Regering van India zal regelingen vaststellen die erin voorzien dat de Nederlandse Regering wordt vrijgesteld van in India geheven rechten en belastingen, op uitrusting en andere goederen die in India worden ingevoerd in verband met de uitvoering van deze Overeenkomst, en dat, zo nodig, vergunningen voor inklaring worden afgegeven. Artikel VI De Regering van India stelt schadeloos en vrijwaart de Nederlandse Regering en alle Nederlandse personeelsleden die namens de Nederlandse Regering bemoeienis kunnen hebben met het project voor alle aanspraken, processen, gerechtelijke stappen, vorderingen, schaden, kosten of honoraria ter zake van overlijden, schade toegebracht aan personen of goederen en alle andere verliezen die het gevolg zijn van of verband houden met enigerlei bona fide handeling of verzuim tijdens onder deze Overeenkomst vallende werkzaamheden. Artikel VII 1. Deze Overeenkomst treedt in werking op het tijdstip waarop de Nederlandse Regering en de Regering van India elkander schriftelijk hebben medegedeeld dat aan de in hun onderscheiden landen grondwettelijk voorgeschreven procedures is voldaan, 2. Deze Overeenkomst blijft gedurende twee jaar van kracht. 3. Niettegenstaande het bepaalde in het eerste lid van dit artikel wordt deze Overeenkomst voorlopig toegepast met ingang van het tijdstip van ondertekening.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend. GEDAAN te New Delhi, de zesde februari 1968, in de Engelse taal, in twee oorspronkelijke exemplaren. Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden (w.g.) P. C. WITTE Voor de Regering van India (w.g.) A. T. BAMBAWALE D. GOEDKEURING De Overeenkomst behoeft de goedkeuring van de Staten-Generaal ingevolge artikel 60, lid 2, der Grondwet alvorens in werking te kunnen treden. G. INWERKINGTREDING De bepalingen van de Overeenkomst zullen ingevolge artikel VII, eerste lid, in werking treden op de dag waarop de beide Regeringen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld dat aan de in hun landen grondwettelijk vereiste procedure is voldaan. Zij worden echter ingevolge lid 3 van genoemd artikel voorlopig toegepast te rekenen van 6 februari 1968 af. Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, zal de Overeenkomst alleen voor Nederland gelden. Uitgegeven de negenentwintigste juli 1968. De Minister van Buitenlandse Zaken, J. LUNS.