Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

1. In het eerste en tweede lid wordt schriftelijk vervangen door: schriftelijk of elektronisch.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

VOORSTEL VAN WET ZOALS GEWIJZIGD NAAR AANLEIDING VAN HET ADVIES VAN DE AFDELING ADVISERING VAN DE RAAD VAN STATE

Tweede Kamer der Staten-Generaal

In artikel 21, vierde lid, vervalt en het opnemen van gegevens over de vergelijkbaarheid van onderdelen van de pensioenregeling.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Postbus LV Den Haag Parnassusplein 5 T

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2015 als volgt gewijzigd:

Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

- ondernemingspensioenfonds: een pensioenfonds verbonden aan een onderneming of een groep;.

- ondernemingspensioenfonds: een pensioenfonds verbonden aan een onderneming of een groep;.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Artikel I. Wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Conceptvoorstel consultatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal 1

Wijziging van het Belastingplan 2016 VOORSTEL VAN WET

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL. Vergaderjaar

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Invoering van pensioen- en lijfrente-excedentregelingen (Wet pensioenaanvullingsregelingen) VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Artikel I. Wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wijziging van de Pensioenwet en enige andere wetten in verband met de invoering van een algemeen pensioenfonds (Wet algemeen pensioenfonds)

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

voorstel van wet zoals voorgelegd aan de afdeling advisering van de Raad van State

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Wijziging van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen en het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van Richtlijn 2002/73/EG.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Voorstel van wet. Artikel I. De Uitvoeringswet EG-betekeningsverordening wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 1, onderdeel a, komt te luiden:

Wijziging van de Boeken 6 en 7 van het Burgerlijk Wetboek, in verband met verduidelijking van het toepassingsbereik van de koopregels van titel 7.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 tot het geleidelijk uitfaseren van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 teneinde te voorzien in aanpassing van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Artikel I. Wijziging van de Werkloosheidswet

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Voorstel van wet houdende invoering van de Pensioenwet (Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet)

Wijziging van de Wet opslag duurzame energie (in verband met de vaststelling van tarieven voor 2017)

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Transcriptie:

Voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met de implementatie van Richtlijn 2014/50/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende minimumvereisten voor de vergroting van de mobiliteit van werknemers tussen de lidstaten door het verbeteren van de verwerving en het behoud van aanvullende pensioenrechten (PbEU 2014, L 128) Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter implementatie van Richtlijn 2014/50/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende minimumvereisten voor de vergroting van de mobiliteit van werknemers tussen de lidstaten door het verbeteren van de verwerving en het behoud van aanvullende pensioenrechten (PbEU 2014, L 128) noodzakelijk is de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling te wijzigen; Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE PENSIOENWET Aan artikel 14, tweede lid, van de Pensioenwet wordt een zin toegevoegd, luidende: Indien een werknemer bij de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht of publiekrechtelijke aanstelling nog niet in de pensioenregeling is opgenomen, maar er door of namens hem een bijdrage is betaald, dan wordt de som van de bijdragen aan hem terugbetaald of wordt, in geval de werknemer het beleggingsrisico draagt, de som van de gestorte bijdragen of de met deze bijdragen gerealiseerde beleggingswaarde aan hem terugbetaald. ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE WET VERPLICHTE BEROEPSPENSIOENREGELING Aan artikel 22, derde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt een zin toegevoegd, luidende: Indien een gewezen beroepsgenoot nog niet in de beroepspensioenregeling is opgenomen, maar er door of namens hem een bijdrage is betaald, dan wordt de som van de bijdragen aan hem terugbetaald of wordt, in geval de gewezen beroepsgenoot het beleggingsrisico draagt, de som van de gestorte bijdragen of de met deze bijdragen gerealiseerde beleggingswaarde aan hem terugbetaald.

ARTIKEL III. INWERKINGTREDING Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en kan terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip. Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees 2

MEMORIE VAN TOELICHTING Algemeen Dit wetsvoorstel dient ter implementatie van Richtlijn 2014/50/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende minimumvereisten voor de vergroting van de mobiliteit van werknemers tussen de lidstaten door het verbeteren van de verwerving en het behoud van aanvullende pensioenrechten (PbEU 2014, L 128) (hierna: richtlijn 2014/50/EU). Deze richtlijn vereist slechts een kleine wijziging in de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wvb) en heeft betrekking op een situatie die in de Nederlandse praktijk feitelijk niet voorkomt. Derhalve was ervoor gekozen deze wijziging op te nemen in het wetsvoorstel waarmee Richtlijn 2016/2341/EU wordt geïmplementeerd 1, zodat hiervoor geen apart wetsvoorstel hoefde te worden opgesteld. Omdat Richtlijn 2014/50/EU uiterlijk 21 mei 2018 geïmplementeerd moet zijn is alsnog gekozen voor een afzonderlijk wetsvoorstel. De transponeringstabel is in de bijlage bij deze memorie van toelichting opgenomen. De AFM en DNB hebben een toezichttoets uitgebracht bij het wetsvoorstel waarin de implementatie van beide richtlijnen was opgenomen. Ze hadden geen opmerkingen over de implementatie van Richtlijn 2014/50/EU. Het wetsvoorstel leidt niet tot extra regeldruk. Artikelsgewijs Artikel I en artikel II (artikel 14 van de Pensioenwet en artikel 22 van de Wvb) De Pensioenwet regelt in artikel 55 hoe een aanspraak op pensioen behouden blijft in geval van beëindiging van de deelneming. Dat artikel voorziet niet in de situatie dat een werknemer, voordat hij deelnemer wordt in de pensioenregeling, al een eigen bijdrage betaalt. Op grond van artikel 4, eerste lid, onderdeel c, van richtlijn 2014/50/EU is het wel noodzakelijk hierin te voorzien. Het gaat hier om de betalingen die door werknemers rechtstreeks aan de pensioenuitvoerder zijn gedaan of die door de werkgever zijn afgedragen nadat ze zijn ingehouden op het salaris van de werknemer. Voor zover bekend komen wachttijden in Nederland, behalve in de uitzendsector, nauwelijks voor en wordt in geval er een wachttijd geldt gedurende de wachttijd geen bijdrage aan de pensioenregeling betaald. Voor zover bekend komen drempeltijden in Nederland niet meer voor. Dat betekent dat de aanpassing van artikel 14, tweede lid, van de Pensioenwet materieel geen gevolgen heeft voor de pensioensector. Hoewel richtlijn 2014/50/EU geen betrekking heeft op zelfstandigen maar alleen op werknemers, wordt in lijn met de aanpassing van artikel 14, tweede lid, van de Pensioenwet in artikel 22, derde lid, van de Wvb een voorziening getroffen voor de situatie waarin een beroepsgenoot nog niet in de beroepspensioenregeling is opgenomen, maar er door of namens hem al wel een bijdrage is betaald. Een beroepsgenoot in de zin van de Wvb kan immers ook een werknemer zijn en er wordt dan op dit punt geen onderscheid gemaakt tussen zelfstandigen en werknemers. Artikel III 1 Richtlijn 2016/2341/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV s) (PbEU 2016, L 354). 3

Dit artikel bevat de inwerkingtredingsbepaling. In het artikel is de mogelijkheid opgenomen om de wet met terugwerkende kracht in werking te laten treden. Reden hiervoor is dat de implementatietermijn van richtlijn 2014/50/EU verstrijkt op 21 mei 2018. Mocht het noodzakelijk zijn, dan kan via terugwerkende kracht worden gerealiseerd dat de wet toch geldt vanaf de voorgeschreven implementatiedatum. Dit wordt niet bezwaarlijk geacht. De verwachting is namelijk dat er in de praktijk geen situatie voorkomt die onder deze artikelen valt. Mocht dit toch het geval zijn, dan zijn de gevolgen van deze artikelen in het voordeel van de betreffende werknemer of beroepsgenoot. Het onderhavige wetsvoorstel is op grond van artikel 5, onderdeel e, van de Wet raadgevend referendum niet referendabel, nu het gaat om een voorstel dat uitsluitend strekt tot uitvoering van een richtlijn van de Europese Unie. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees 4

Bijlage: Transponeringstabel implementatie Richtlijn 2014/50/EU Tabel: Implementatie richtlijn 2014/50/EU in Pensioenwet en daarop gebaseerde regelgeving Te implementeren in: Art. richtlijn 2014/50/EU: Bijzonderheden (waaronder nationale beleidskeuzen en, indien nieuwe regelgeving ter implementatie niet nodig is, de reden daarvan): Art. 1 - De bepaling behoeft naar haar aard over het onderwerp van de richtlijn. Art. 2 - De bepaling behoeft naar haar aard over de reikwijdte van de richtlijn. Art. 3, onderdeel a Pensioenwet, waarin onderscheid gemaakt wordt tussen "pensioen" en "ouderdomspensioen"). Art. 3, onderdeel b Pensioenwet, onder "pensioenregeling"). Art. 3, onderdeel c Pensioenwet, onder "deelnemer"). Art. 3, onderdeel d implementatie; het begrip "wachttijd" wordt niet als zelfstandige definitie gehanteerd in de Pensioenwet. Het begrip wordt wel gehanteerd in art. 14, tweede lid, Pensioenwet en is bij de introductie hiervan toegelicht (Kamerstukken II 2005/06, 30 413, nr. 3, p. 185). Art. 3, onderdeel e implementatie; het begrip "drempelperiode" wordt niet als zelfstandige definitie gehanteerd in de Pensioenwet. Het begrip wordt wel gehanteerd in art. 14, tweede lid, Pensioenwet en is bij de introductie hiervan toegelicht (Kamerstukken II 2005/06, 30 413, nr. 3, p. 185). Art. 3, onderdeel f Pensioenwet; waarin onderscheid wordt gemaakt tussen "pensioenaanspraak" en "pensioenrecht". Daarnaast maakt de Pensioenwet onderscheid tussen verworven pensioenaanspraken en 5

reglementair te bereiken pensioenaanspraken). Art. 3, onderdeel g implementatie; de Pensioenwet bevat geen identiek begrip, maar omschrijft een dergelijke deelnemer. Art. 3, onderdeel h Pensioenwet, onder "gewezen deelnemer"). Art. 3, onderdeel i Pensioenwet, onder "gewezen deelnemer" en "pensioenaanspraken"). Art. 3, onderdeel j implementatie; de Pensioenwet hanteert de formulering "waarde van pensioenaanspraken". De Pensioenwet bevat hiervoor geen definitie, maar regelt wel in art. 25 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wvb hoe de (overdrachts)waarde moet worden berekend. Art. 4, eerste lid, onderdeel a Art. 4, eerste lid, onderdeel b Art. 4, eerste lid, onderdeel c 14, tweede lid, Pensioenwet). 14, eerste lid, Pensioenwet). Art. 14, tweede lid, Pensioenwet Art. 22, derde lid, Wvb Art. 55 Pensioenwet bepaalt hoe een aanspraak op pensioen behouden blijft in geval van beëindiging van de deelneming. Met de wijziging van art. 14, tweede lid, Pensioenwet en 22, derde lid, Wvb wordt voorzien in de situatie dat een werknemer tijdens een wachttijd of een drempeltijd een eigen bijdrage heeft betaald, maar geen deelnemer is geworden. Artikel 4, tweede lid implementatie; het betreft een facultatieve bepaling waar geen gebruik van wordt gemaakt. Art. 5, eerste lid 55 Pensioenwet). Art. 55 Pensioenwet wordt gewijzigd door de Wet waardeoverdracht klein pensioen. Die wijziging is ook relevant in het kader van artikel 5, derde lid, van de richtlijn. Art. 5, tweede lid 6

Art. 5, tweede lid, onderdeel a Art. 5, tweede lid, onderdeel b, onder i Art. 5, tweede lid, onderdeel b, onder ii Art. 5, tweede lid, onderdeel c 58 Pensioenwet). De Pensioenwet gaat uit van gelijke behandeling van gewezen deelnemers en gepensioneerden. Daarmee wordt aangesloten bij artikel 5, tweede lid, van de richtlijn: slapende pensioenrechten worden behandeld in overeenstemming met de ontwikkeling van de huidige pensioenuitkeringen. Er wordt dus geen gebruik gemaakt van de andere door de richtlijn geboden mogelijkheden in art. 5, tweede lid, onderdeel a, b, of c. implementatie; niet relevant voor Nederland omdat de Pensioenwet uitgaat van gelijke behandeling van gewezen deelnemers en gepensioneerden. implementatie; niet relevant voor Nederland omdat de Pensioenwet uitgaat van gelijke behandeling van gewezen deelnemers en gepensioneerden. implementatie; niet relevant voor Nederland omdat de Pensioenwet uitgaat van gelijke behandeling van gewezen deelnemers en gepensioneerden. implementatie; niet relevant voor Nederland omdat de Pensioenwet uitgaat van gelijke behandeling van gewezen deelnemers en gepensioneerden. Art. 5, derde lid implementatie; de nu nog in artikel 66 Pensioenwet opgenomen mogelijkheid tot afkoop van een klein pensioen zonder instemming van de rechthebbende vervalt met de inwerkingtreding van de Wet waardeoverdracht klein pensioen voor nieuwe kleine pensioenen en is in artikel 55, zesde lid, Pensioenwet tevens voorzien in een uitzondering op het vervallen van een zeer kleine pensioenaanspraak bij verhuizing naar een andere lidstaat. Art. 5, vierde lid 7

Art. 6, eerste lid en eerste lid, onderdeel a Art. 6, eerste lid, onderdeel b Art. 6, eerste lid, onderdeel c Art. 6, eerste lid, slotzin Art. 6, tweede lid, onderdeel a Art. 6, tweede lid, onderdeel b implementatie; het betreft een facultatieve bepaling waar geen gebruik van wordt gemaakt. 21, 46, 46a, 51 Pensioenwet en art. 2 en art. 6 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wvb). 38 en 51 Pensioenwet). 38 Pensioenwet, art. 51 Pensioenwet en art. 4 en art. 5 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wvb). implementatie; deze slotzin ziet op de situatie dat iemand in plaats van periodieke uitkeringen vervroegd een kapitaal krijgt. In dat geval moet er een verklaring van de pensioenuitvoerder worden bijgevoegd dat de deelnemer moet overwegen om advies te vragen. Die situatie is in Nederland op basis van de huidige regelgeving niet denkbaar, omdat geen kapitaalsuitkering wordt gedaan. 40 Pensioenwet en art. 51 Pensioenwet). 39, 40 en 51 Pensioenwet). Art. 6, derde lid 43, 44, 46, 46a en 51 Pensioenwet). Art. 6, vierde lid 48 Pensioenwet en art. 49 Pensioenwet). Art. 6, vijfde lid - De bepaling behoeft naar haar aard geen implementatie. Art. 7 - De bepaling behoeft naar haar aard betreffende minimumvoorschriften en non-regressie. Art. 8 - De bepaling behoeft naar haar aard betreffende omzetting. Art. 9 - De bepaling behoeft naar haar aard betreffende verslag van de Commissie. 8

Art. 10 - De bepaling behoeft naar haar aard betreffende inwerkingtreding. Art. 11 - De bepaling behoeft naar haar aard betreffende adressaten. 9