Rapport. Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) te Rotterdam. Datum: 9 december 2013



Vergelijkbare documenten
Rapport. Publicatiedatum: 15 oktober Rapportnummer: 2014 / /139 d e Natio nale o mb ud sman 1/6

Rapport. Onduidelijke informatie over kinderbijdrage. Een onderzoek naar het optreden van het LBIO. Oordeel

6. Bij brief van 4 mei 2004 gaf het LBIO een incasso- en executieopdracht aan de deurwaarder.

xxxxxxx xxxxxxx xxxxxxx xxxxxxx,

Rapport. Datum: 18 december 2007 Rapportnummer: 2007/313

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het LBIO gegrond. Datum: 24 juli 2017 Rapportnummer: 2017/089

Rapport. Rapport over een klacht over Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen. Datum: 14 mei Rapportnummer: 2012/082

Rapport. Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen. Datum: 20 januari Rapportnummer: 2012/005

Rapport. Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen te Rotterdam. Datum: 5 april Rapportnummer: 2012/057

Rapport Datum: 6 juni 2013 Rapportnummer: 2013/062

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen te Rotterdam. Datum: 12 april Rapportnummer: 2012/061

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 13 juli 1998 Rapportnummer: 1998/273

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het LBIO niet gegrond.

Rapport. Rapport over een klacht over een gedraging van het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen uit Rotterdam. Datum: 29 juni 2011

Rapport. Datum: 29 november 2000 Rapportnummer: 2000/365

Rapport. Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen uit Rotterdam. Datum: 09 augustus Rapportnummer: 2011/238

Rapport. Datum: 2 mei 2006 Rapportnummer: 2006/178

"Ik kan de kinderalimentatie niet langer betalen, wat kan ik doen?

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/047

Een onderzoek naar de wijze waarop het Landelijk Bureau Inning. Onderhoudsbijdragen (LBIO) tot de beslissing is gekomen om een verzoek

Rapport. Datum: 9 augustus 2004 Rapportnummer: 2004/309

Rapport. Datum: 10 maart 2006 Rapportnummer: 2006/083

Rapport. Datum: 13 september Rapportnummer: 2012/149

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen te Rotterdam.

Een onderzoek naar een klacht over het toepassen van coulance na een door het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen gemaakte fout.

Rapport. Rapport over een klacht betreffende het CAK te Den Haag. Rapportnummer: 2012/018

Rapport. Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen. Datum: 24 oktober Rapportnummer: 2011/320

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen uit Rotterdam. Datum: 4 augustus 2011

Rapport. Rapport over een klacht over het CAK te Den Haag. Datum: 14 augustus Rapportnummer: 2013/099

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen te Rotterdam. Datum: 3 januari Rapportnummer: 2013/001

Rapport. Datum: 12 oktober 1999 Rapportnummer: 1999/440

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van het College voor zorgverzekeringen. Datum: 10 mei Rapportnummer: 2012/078

Een onderzoek naar de wijze waarop het LBIO een alimentatiegerechtigde informeert over het (niet) innen van kinderalimentatie.

Rapport. Datum: 1 juli Rapportnummer: 2014/067

Rapport. Rapport over een klacht over Huurcommissie te Den Haag. Datum: 14 september Rapportnummer: 2012/146

Rapport. Datum: 20 september 2007 Rapportnummer: 2007/197

Rapport. Datum: 5 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/427

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Administratiekantoor Bijzondere Zorgkosten bv uit Den Haag. Datum: 27 april 2011

Rapport. Helemaal van (op)slag

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 26 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/251

Rapport. Kwijtschelding en achterstallige alimentatie. Een onderzoek naar de afwijzing van een verzoek om kwijtschelding

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/281

Rapport. Datum: 20 februari 2006 Rapportnummer: 2006/057

Rapport. Datum: 1 september 2003 Rapportnummer: 2003/290

Rapport. Gesneden koek?

Rapport. Datum: 30 januari 2007 Rapportnummer: 2007/017

Rapport. Datum: 9 juli 1999 Rapportnummer: 1999/306

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Administratie Kantoor uit Den Haag. Datum: 04 augustus Rapportnummer: 2011/229

Rapport. Datum: 21 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/320

Rapport. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het LBIO gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk niet gegrond.

Rapport. Datum: 29 mei 2002 Rapportnummer: 2002/174

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van de Huurcommissie uit Den Haag. Datum: 9 mei Rapportnummer: 2012/077

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het LBIO gegrond.

Rapport. Datum: 3 augustus 1999 Rapportnummer: 1999/344

Rapport. Een onderzoek naar de communicatie met het LBIO. Oordeel

Rapport. Datum: 27 april 2006 Rapportnummer: 2006/168

Wijziging verblijfplaats kind en hoe zit het dan met de kinderalimentatie?

Rapport. Een kwestie van centen?

Rapport. Datum: 17 mei 2005 Rapportnummer: 2005/144

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Belastingdienst/Toeslagen ingediend door mr. C. Berendse, advocaat te Amsterdam. Datum: 20 juni 2012

RAPPORT 2005/320, NATIONALE OMBUDSMAN, 21 OKTOBER 2005

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen uit Rotterdam. Datum: 5 september 2011

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen. Datum: 8 februari Rapportnummer: 2012/019

Rapport. Datum: 27 februari 2007 Rapportnummer: 2007/041

Rapport. Datum: 12 april 2006 Rapportnummer: 2006/142

Rapport. Rapport over een klacht over het UWV te Amsterdam. Datum: 19 september Rapportnummer: 2013/0128

Rapport. Hoe gaat het LBIO om met de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen? Rapport betreffende een klacht over het LBIO.

Rapport. Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148

Rapport. Datum: 17 mei 2004 Rapportnummer: 2004/171

Rapport. Datum: 21 december 2007 Rapportnummer: 2007/320

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Huurcommissie te Den Haag. Datum: 5 januari Rapportnummer: 2012/001

Tevens klagen verzoekers erover dat het LBIO niet akkoord is gegaan met de door verzoekers voorgestelde betalingsregeling.

Rapport. Datum: 28 april 2006 Rapportnummer: 2006/173

Rapport. Datum: 30 december 2003 Rapportnummer: 2003/499

Rapport. Datum: 26 juni 2001 Rapportnummer: 2001/178

Verzoeker klaagt erover dat het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO):

Rapport. Datum: 8 juni 2006 Rapportnummer: 2006/197

Rapport. Datum: 9 december 2002 Rapportnummer: 2002/374

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Midden en West Brabant (de burgemeester van Tilburg).

LBIO t.a.v. de heer L. de Bakker, directeur Postbus AX ROTTERDAM. Geachte heer De Bakker,

Rapport. Rapport over het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te Leeuwarden. Rapportnummer: 2011/304

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen uit Rotterdam. Datum: 16 februari 2012

Rapport. Datum: 30 juli 2004 Rapportnummer: 2004/299

LBIO Kinderalimentatie

Rapport. Datum: 3 april 2000 Rapportnummer: 2000/133

Rapport. Datum: 9 februari 2007 Rapportnummer: 2007/027

Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen LBIO. Alimentatie

Rapport. Datum: 13 januari 2006 Rapportnummer: 2006/005

Rapport. Datum: 5 april 2006 Rapportnummer: 2006/130

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Huurcommissie ressort 's-gravenhage te Den Haag. Datum: 17 juni Rapportnummer: 2013/065

Rapport. Datum: 23 februari 1999 Rapportnummer: 1999/065

Rapport. Datum: 23 maart 2000 Rapportnummer: 2000/114

Rapport. Datum: 13 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/316

Verzoekster klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV):

Transcriptie:

Rapport Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) te Rotterdam Datum: 9 december 2013 Rapportnummer: 2013/186

2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het LBIO een door hem gedane overboeking van 420 op een gezamenlijke bankrekening van hem en zijn ex-partner op 3 september 2012 niet heeft aangemerkt als betaling van de kinderalimentatie voor de maand september 2012. Algemeen Bij echtscheidingen maken ouders onderling afspraken over de opvoeding en verzorging van hun (minderjarige) kinderen. De rechtbank kan daarbij bepalen dat één van de ouders maandelijks een bedrag aan kinderalimentatie aan de andere ouder moet betalen. De uitspraak van de rechter moet nageleefd worden. Wanneer er sprake is van een achterstand in de betaling van kinderalimentatie dan kan de ontvangstgerechtigde het LBIO verzoeken om de inning van de alimentatie over te nemen. Het LBIO stelt de betalingsplichtige eerst in de gelegenheid om aan te tonen dat alle alimentatie is betaald. Indien er sprake is van een achterstand die niet alsnog wordt voldaan, dan neemt het LBIO de inning van de alimentatie over. De betalingsplichtige moet dan voor een bepaalde periode de maandelijkse alimentatie rechtstreeks aan het LBIO betalen en tevens de achterstand inhalen. Het LBIO brengt daarnaast opslagkosten in rekening bij de betalingsplichtige. Feiten Verzoeker lag in scheiding met zijn ex-partner (hierna: de ex-partner). Samen hebben zij drie kinderen. Voor de verzorging en opvoeding van de kinderen moet verzoeker maandelijks een bedrag aan kinderalimentatie aan zijn ex-partner betalen. De rechtbank 's-gravenhage heeft dit bedrag op 16 februari 2012 vastgesteld op 140 per kind. De advocaat van de ex-partner deelde de advocaat van verzoeker op 26 augustus 2012 per faxbericht mee dat de kinderalimentatie met ingang van 1 september 2012 moest worden gestort op de eigen bankrekening van de ex-partner. Verzoeker maakte vervolgens op 3 september 2012 een bedrag van 420 over op een gezamenlijke bankrekening van zichzelf en zijn ex-partner onder vermelding van 'alimentatie september 2012'. Deze en/of rekening stond in het rood. Tevens was het betalingsverkeer op deze rekening onderwerp van discussie bij de afwikkeling van de echtscheiding. Op 5 oktober 2012 diende de ex-partner een aanvraag in bij het LBIO om de inning van de kinderalimentatie van haar over te nemen. Zij schreef dat verzoeker de alimentatie voor de maanden juli en augustus pas eind juli had betaald nadat hij was aangemaand. De alimentatie voor de maand september 2012 had de ex-partner niet ontvangen. Verzoeker

3 had de alimentatie voor deze maand overgemaakt op een gezamenlijke rekening, terwijl de ex-partner hem vanaf 1 juli 2012 herhaaldelijk had verzocht om de alimentatie over te maken op haar eigen rekeningnummer. De en/of rekening was inmiddels opgeheven. De ex-partner schreef het LBIO verder dat zij niet over het alimentatiebedrag kon beschikken, omdat de betreffende rekening in het rood stond. Het LBIO bracht verzoeker per brief van 11 oktober 2012 op de hoogte van het verzoek van zijn ex-partner. Op grond van de verstrekte gegevens berekende het LBIO een achterstand van 852 tot en met de maand oktober 2012. Verzoeker kreeg de gelegenheid om binnen drie weken aan te tonen dat hij alle alimentatie had betaald. Indien hij de alimentatie niet volledig had betaald, diende hij dat alsnog binnen veertien dagen te doen. Verzoeker stuurde het LBIO vervolgens op 26 oktober 2012 per e-mail een overzicht van de door hem betaalde alimentatie. Volgens hem was er geen sprake van een achterstand. De ex-partner schreef het LBIO in een e-mail van 15 november 2012 dat zij tijdens een bemiddelingsgesprek van 20 april 2012 met verzoeker had afgesproken om de gezamenlijke rekening niet meer te gebruiken en dat zij zorg zou dragen voor een andere rekening. Zij stuurde het LBIO een verslag van het gesprek. Daarin stond het volgende: "Gesproken is over de toekomstige rol van de rekening..er wordt overeengekomen deze gezamenlijke rekening alleen nog te gebruiken voor gezamenlijke kosten. Mevrouw zal zorgen voor een eigen rekening. Tot aan het moment dat rekening..wordt opgeheven zorgen meneer en mevrouw voor voldoende saldo door tijdige stortingen van hun deel van de gezamenlijke kosten." De ex-partner deelde het LBIO verder mee dat zij verzoeker een e-mail had gestuurd met het verzoek om de alimentatie op haar eigen rekening te storten. Zij kon deze e-mail echter niet meer terugvinden. Wel stuurde zij het LBIO een afschrift van het faxbericht van haar advocaat aan de advocaat van verzoeker van 26 augustus 2012. Het LBIO schortte de behandeling van het verzoek van de ex-partner op in afwachting van de uitkomst van een gerechtelijke procedure. Op 26 november 2012 bepaalde de rechtbank 's-gravenhage dat de kinderalimentatie met terugwerkende kracht vanaf 15 oktober 2012 voorlopig werd verhoogd naar 240 per maand per kind. Het LBIO deed vervolgens een herberekening van de betalingsachterstand en verzocht verzoeker op 28 november 2012 opnieuw om binnen veertien dagen aan te tonen dat hij de volledige alimentatie aan zijn ex-partner had voldaan. De achterstand bedroeg volgens het LBIO 2.456,52. In de daarop volgende weken vond er regelmatig contact plaats tussen verzoeker en het LBIO en tussen het LBIO en de ex-partner. Verzoeker schreef het LBIO in een e-mail van 9 december 2012 dat hij de alimentatie voor de maand september had gestort op de

4 gezamenlijke rekening die zijn ex-partner beheerde. Bij de betaling was duidelijk vermeld dat het alimentatie betrof. Verzoeker somde tevens een aantal bedragen op die zijn ex-partner in het verleden van de gezamenlijke rekening had afgehaald. Hij wilde het openstaande alimentatiebedrag hiermee verrekenen bij de finale afwikkeling van de echtscheiding. Deze rechtszaak zou half januari 2013 plaatsvinden. Het LBIO stuurde verzoeker op 14 december 2012 een brief met de mededeling dat zijn ex-partner had aangegeven dat de alimentatie voor de maand september was gestort op een rekening waar zij geen toegang toe had. Het LBIO haalde ook een passage aan uit de fax van de advocaat van de ex-partner aan de advocaat van verzoeker van 26 augustus 2012. Daarin stond vermeld dat de alimentatie vanaf 1 september 2012 door verzoeker moest worden gestort op de eigen rekening van de ex-partner. Het LBIO verzocht verzoeker om de achterstand aan zijn ex-partner over te maken, anders nam het LBIO de inning over. Verzoeker deelde het LBIO per e-mail van 17 december 2012 mee dat de alimentatie voor de maand september was overgemaakt op een gezamenlijke rekening waarover zijn ex-partner kon beschikken. Het betrof een rekening die zijn ex-partner wilde opheffen en waar zij zelf de laatste maanden bedragen op had gestort en van had opgenomen. Hij vroeg het LBIO om de alimentatie van 420 voor die maand in mindering te brengen op de achterstand. Bij brief van 20 december 2012 deelde het LBIO aan verzoeker mee dat hij uiterlijk op 28 december 2012 de achterstallige alimentatie aan zijn ex-partner moest hebben betaald. Het LBIO kon geen rekening houden met betalingen die verzoeker had gedaan op de gezamenlijke rekening. Verzoeker betaalde vervolgens op 21 december 2012 het nog openstaande bedrag aan zijn ex-partner op 420 na voor de maand september. Tevens diende hij diezelfde dag een klacht in bij het LBIO. Verzoeker stelde dat hij behalve de fax van 26 augustus 2012 nog meer brieven van de advocaat van zijn ex-partner had ontvangen. Daardoor was de wijziging van het rekeningnummer hem ontschoten. Als zijn ex-partner het echt belangrijk had gevonden dan had ze de wijziging explicieter moeten vermelden. Verzoeker stelde tevens dat de gezamenlijke rekening in feite alleen door zijn ex-partner werd gebruikt. Hij stuurde een bankafschrift mee waaruit volgens hem bleek dat alle transacties betrekking hadden op zijn ex-partner en dat de alimentatie aan zijn ex-partner en de kinderen ten goede was gekomen. De ex-partner zou geprobeerd hebben om verzoeker over te halen om de gezamenlijke rekening op te heffen, met als doel om verzoeker bewijsmateriaal, zoals het bankafschrift, te ontnemen. Verzoeker stelde verder dat zijn ex-partner hem niet persoonlijk had meegedeeld dat zij de alimentatie niet had ontvangen. Op 27 december 2012 stuurde verzoeker een e-mail naar het LBIO. Hij schreef daarin dat hij de alimentatie had gestort op een rekening die door zijn ex-partner werd gebruikt en

5 voor haar toegankelijk was. De fax van de advocaat van zijn ex-partner van 26 augustus 2013 had zijn betaling gekruist. Vervolgens betaalde verzoeker diezelfde dag alsnog een bedrag van 420 aan zijn ex-partner voor de maand september 2012. Het LBIO besloot daarop om de inning van de alimentatie niet over te nemen en stuurde de ex-partner hierover een brief op 8 januari 2013. Tijdens de klachtprocedure stuurde verzoeker het LBIO op 18 januari 2013 een bankafschrift van de gezamenlijke rekening gedateerd op 10 september 2012. Op dit bankafschrift stond vermeld dat er op dat moment een negatief saldo was van 587,18. Het kredietlimiet bedroeg 1.000. Ten slotte reageerde het LBIO bij brief van 29 januari 2013 op verzoekers klacht. Het LBIO achtte verzoekers klacht ongegrond. Verzoeker wendde zich vervolgens tot de Nationale ombudsman. Visie Verzoeker Verzoeker stelt dat hij op 3 september 2012 de alimentatie voor de maand september 2012 aan zijn ex-partner heeft betaald. Hij heeft het geld overgemaakt op een gezamenlijke rekening die zijn ex-partner op dat moment alleen voor zichzelf gebruikte. Zijn ex-partner had toegang tot de rekening en kon over het geld beschikken. Bovendien heeft verzoeker bij de betaling duidelijk omschreven dat het kinderalimentatie betrof voor de maand september. De fax van de advocaat van zijn ex-partner van 26 augustus 2012 heeft de betaling van verzoeker gekruist. Verzoeker had destijds als gevolg van de echtscheiding geen vaste woon- of verblijfsplaats. Hij kon de post slechts een keer per week ophalen bij zijn postadres. Als hij de brief tijdig had ontvangen, dan had hij het geld overgemaakt op de rekening van zijn ex-partner. Hoewel de gezamenlijke rekening in het rood stond, had zijn ex-partner de kinderalimentatie grotendeels van de rekening af kunnen halen en op haar eigen rekening kunnen storten. Ze kon dus beschikken over het geld. Verzoeker vindt dat het LBIO veel te makkelijk is meegegaan in het verhaal van zijn ex-partner. Hij had als gevolg van de echtscheiding de zaken wat minder op orde, maar het LBIO had geen begrip voor zijn situatie. Verzoeker wil de teveel betaalde alimentatie terug ontvangen.

6 Visie LBIO Het LBIO stelt dat het niet kan vaststellen dat verzoeker met zijn betaling van 3 september 2012 de kinderalimentatie voor de maand september heeft betaald aan zijn ex-partner. Verzoeker heeft het geld gestort op de gezamenlijke rekening, terwijl hij wist dat deze rekening alleen nog gebruikt mocht worden voor gezamenlijke kosten. Dit blijkt uit het verslag van het bemiddelingsgesprek van 20 april 2012. Daarnaast heeft de ex-partner op 26 augustus 2012 het juiste rekeningnummer aan verzoeker doorgegeven. De ex-partner heeft op advies van haar advocaat het geld bewust niet van de gezamenlijke rekening afgehaald. Bovendien kon zij het geld niet van de rekening halen, omdat er sprake was van een roodstand. Vervolgens heeft de ex-partner de rekening geblokkeerd om een einde te maken aan de verwarring rond de betalingen op de rekening. Het staat daarmee voor het LBIO vast dat de ex-partner niet kon beschikken over het door verzoeker overgemaakte bedrag. Zowel verzoeker als de ex-partner hebben aan het LBIO meegedeeld dat er nog een finale afwikkeling van de echtscheiding zal plaatsvinden bij de rechtbank. Het ligt voor de hand dat verzoeker de kwestie rond de betaling van 3 september 2012 meeneemt in deze procedure. Beoordeling De Nationale ombudsman beoordeelt de wijze waarop het LBIO tot de conclusie is gekomen dat de ex-partner aannemelijk heeft gemaakt dat verzoeker de alimentatie voor de maand september 2012 niet aan haar had betaald. Deze gedraging toetst hij aan het vereiste van goede voorbereiding. Het is een vereiste van behoorlijk overheidsoptreden dat de overheid alle informatie verzamelt die van belang is om een weloverwogen beslissing te nemen. Dit vereiste brengt met zich mee dat het LBIO bij de behandeling van een verzoek tot overname van de inning van alimentatie het verweer van de alimentatieplichtige tegen het bestaan van een betalingsachterstand toetst door middel van wederhoor bij de alimentatiegerechtigde. Het LBIO gaat tot invordering van alimentatie over als de ontvangstgerechtigde aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een achterstand. In beginsel gaat het LBIO daarbij uit van informatie van de ontvangstgerechtigde. De betalingsplichtige krijgt de gelegenheid om aan te tonen dat de alimentatie is betaald. In dit geval heeft de ex-partner aan het LBIO gemeld dat zij de alimentatie niet had ontvangen, omdat verzoeker het bedrag op een gezamenlijke rekening had gestort. Verzoeker heeft zich aanvankelijk op het standpunt gesteld dat de gezamenlijke rekening werd beheerd door zijn ex-partner en

7 dat zij dus over het geld kon beschikken. Dit standpunt werd door de ex-partner betwist. Zij verklaarde aan het LBIO dat zij geen toegang (meer) had tot de rekening en dat haar advocaat verzoeker vooraf had verzocht om de alimentatie op haar eigen rekening te storten. Het LBIO heeft verzoeker hiervan schriftelijk op de hoogte gebracht en hem meegedeeld dat zijn betaling niet kon worden aangemerkt als alimentatie. Verzoeker stelt verder dat hij door persoonlijke omstandigheden het verzoek van zijn ex-partner om de alimentatie op haar eigen rekening te storten niet tijdig had ontvangen, waardoor zijn betaling het verzoek had gekruist. Tevens stelt verzoeker dat zijn ex-partner het bedrag grotendeels van de rekening af kon halen, omdat het kredietlimiet nog niet was bereikt. De Nationale ombudsman stelt vast dat verzoeker deze argumenten pas naar voren heeft gebracht tijdens de behandeling van zijn klacht door het LBIO. Op dat moment had hij de achterstallige alimentatie al betaald aan zijn ex-partner en had het LBIO al besloten om de inning van de alimentatie niet over te nemen. Het LBIO kon deze argumenten van verzoeker daarom niet meenemen tijdens de behandeling van het verzoek van de ex-partner. Op het verweer dat verzoeker wel tijdig had ingebracht, heeft het LBIO inhoudelijk gereageerd alvorens op het verzoek van de ex-partner te beslissen. De onderzochte gedraging is behoorlijk. Conclusie De klacht van verzoeker over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen uit Rotterdam is niet gegrond. De Nationale ombudsman, dr. A.F.M. Brenninkmeijer