1.3 Tussenpersoon heeft het beroep bestreden bij een op 13 juli 2012 bij de Beroepscommissie binnengekomen verweerschrift.



Vergelijkbare documenten
1.2 De Bank heeft een op 22 mei 2014 gedateerd verweerschrift ingediend en daarbij incidenteel beroep ingesteld.

1.2 De bank heeft het beroep bestreden bij een op 18 maart 2013 door de Beroepscommissie ontvangen verweerschrift.

1.2 De bank heeft een op 7 januari 2011 gedateerd verweerschrift ingediend.

1.3 De Beroepscommissie heeft het principaal en het incidenteel beroep mondeling behandeld op 25 maart Beide partijen waren aanwezig.

Consument 1 en Consument 2 hierna ook tezamen te noemen: Consumenten,

prof. mr. F.R. Salomons (voorzitter), mr. A. Bus, mr. J.B. Fleers, mr. A. Rutten-Roos en mr. FP. Peijster.

1.2 De Verzekeraar heeft op het beroepschrift gereageerd bij brief van 2 mei 2014.

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep

Het Servicekantoor B.V., gevestigd te Groningen, hierna te noemen Tussenpersoon.

1.2 Belanghebbende heeft bij brieven van 16 mei 2011 en 23 juli 2011 nog stukken in het geding gebracht.

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. Het verdere verloop van de procedure in beroep

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

1.3 Verweerster (verder: de verzekeraar) heeft bij een op 6 september 2010 gedateerd verweerschrift verzocht het beroep af te wijzen.

prof. mr. A.S. Hartkamp, voorzitter, mr A. Bus, mr. F.H.J. Mijnssen, mr. F.P. Peijster en prof. mr. F.R. Salomons.

1.2 Belanghebbende heeft een op 17 april 2014 gedateerd verweerschrift met bijlagen ingediend.

1.2 Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend dat de Commissie van Beroep op 11 november 2013 heeft ontvangen.

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep

Uitspraak van de Commissie van Beroep d.d. 22 november 2010

Delta Lloyd Levensverzekering N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

1.2 De Verzekeraar heeft een op 27 oktober 2015 gedateerd verweerschrift met bijlagen ingediend.

de naamloze vennootschap Achmea Pensioen- en Levensverzekering N.V., gevestigd te Apeldoorn, hierna te noemen Aangeslotene.

prof. mr. A.S. Hartkamp (voorzitter), mr. A. Bus, mr. J.B. Fleers, mr. F.P. Peijster en mr. A. Rutten-Roos.

1.2. Verweerder in beroep (hierna: de tussenpersoon) heeft een op 21 juli 2010 gedateerd verweerschrift ingediend.

Rechtsbijstandverzekering. Verzekeringsvoorwaarden. Relevante informatie en medewerking.

GHCB Uitspraak van 31 januari 2012

prof. mr. F.R. Salomons (voorzitter), mr. C.A. Joustra, drs. P.H.M. Kuijs, mr. F.H.J. Mijnssen en mr. F.P. Peijster.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

: verzekering, doorlopende zorgplicht

Samenvatting. Bekijk de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

1.2 Belanghebbende, vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder [naam 1], heeft een op 1 december 2016 gedateerd verweerschrift ingediend.

Effectenportefeuille. Betekenis van risico-ondergrens. Informatieplicht van de bank.

AFAB Geldservice B.V., gevestigd te Amersfoort, hierna te noemen Aangeslotene.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. A.M.S. Westenbrink, secretaris)

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep

1.2 De vermogensbeheerder heeft op het beroepschrift en genoemde brief gereageerd bij brieven van 5 februari onderscheidenlijk 1 april 2014.

Samenvatting. 1. Procedure

1.2 De Bank heeft een op 30 november 2016 gedateerd verweerschrift ingediend.

1.2. Verweerster in beroep (hierna: de Bank) heeft op 20 januari 2015 een verweerschrift ingediend.

Fiën Adviesgroep Haarlemmermeer B.V., gevestigd te Haarlem, hierna te noemen Aangeslotene.

1.2 De tussenpersoon heeft een op 5 juli 2012 gedateerd verweerschrift ingediend.

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

2. De verdere beoordeling van het principaal en het incidenteel beroep

1.2 Verweerder in beroep (hierna: belanghebbende) heeft een op 13 september 2011 gedateerd verweerschrift ingediend.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. W.H. Luk, secretaris)

de coöperatie coöperatieve Rabobank Leiden, Leiderdorp en Oegstgeest, gevestigd te Leiden, hierna te noemen Aangeslotene.

Samenvatting. Consument, tegen. Assurantie Advies Commissaris B.V., gevestigd te Amstelveen, hierna te noemen Aangeslotene,

de besloten vennootschap Van de Burgwal Financieel Adviesbureau B.V., gevestigd te Amersfoort, hierna te noemen Aangeslotene.

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

1.2 De bank heeft een op 16 februari 2012 gedateerd verweerschrift ingediend.

: Assurantiekantoor E. van der Roest B.V., gevestigd te Huizen, verder te noemen Adviseur

Samenvatting. Wet op de medische keuringen. Arbeidsgeschikt. Verzekeraar verplicht tot uitkering over te gaan.

ABN AMRO Bank N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene.

Monuta Verzekeringen N.V, gevestigd te Apeldoorn, hierna te noemen: Aangeslotene,

ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr d.d. 26 juni 2014 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter en mr. E.E. Ribbers, secretaris)

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter enl mr. R.G. de Kruif, secretaris)

1.2 Belanghebbende heeft een op 3 juni 2016 door de Commissie van Beroep ontvangen verweerschrift ingediend.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening

de besloten vennootschap Mortgage Venture B.V., gevestigd te Lelystad, hierna te noemen Aangeslotene.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

1.2 Belanghebbende heeft een verweerschrift, gedateerd 29 mei 2018, ingediend.

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in beroep

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. R.G. de Kruif, secretaris)

- het door Consument ingevulde en op 5 februari 2011 ondertekende vragenformulier;

mr. A. Rutten-Roos, mr. A. Bus, mr. C.A. Joustra, mr. F.J.H. Mijnssen en mr. F. Peijster.

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 5 maart 2012.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. D.P. van Strien, secretaris)

Samenvatting. Consument, tegen. Arag SE, gevestigd te Leusden, hierna te noemen Aangeslotene. 1. Procesverloop

Intermediaire Voorschotbank B.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen de Kredietverstrekker.

Coöperatieve Rabobank Sneek Zuidwest Friesland U.A., gevestigd te Sneek, hierna te noemen Aangeslotene.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

Rabobank Nederland, gevestigd te Utrecht, hierna te noemen Aangeslotene.

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

de naamloze vennootschap ING Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

1.2 Verzekeraar heeft een verweerschrift ingediend gedateerd (zo leest de Commissie van Beroep) op 14 mei 2018.

: Loyalis Schade N.V., gevestigd te Heerlen, verder te noemen Verzekeraar

1.2 [naam creditcardmaatschappij] heeft een op 4 februari 2016 door de Commissie van Beroep ontvangen verweerschrift ingediend.

ANONIEM BINDEND ADVIES

Samenvatting. 1. Procedure

3. Inleiding op de beoordeling van het principale en het incidentele beroep

1.2 Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend dat de Commissie van Beroep op 16 september 2013 heeft ontvangen.

Samenvatting. Consument, ARAG SE, gevestigd te Leusden, hierna te noemen: Aangeslotene. 1. Procesverloop

Achmea Schadeverzekeringen N.V., gevestigd te Apeldoorn, hierna te noemen Aangeslotene.

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, terwijl mr. M. Veldhuis als secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 123 d.d. 11 mei 2011 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter)

Loyalis Schade N.V., gevestigd te Heerlen, hierna te noemen Aangeslotene.

: Arts & Advies, gevestigd te Eemnes, verder te noemen Adviseur Datum uitspraak : 14 december 2017

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

Beleggingsadviesrelatie. Samenvoeging van portefeuilles. Complianceformulier. Niet gebleken dat een van de portefeuilles een pensioenbestemming had.

Samenvatting. 1. Procedure

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

1.2 De Bank heeft bij een brief, die op 3 september 2018 door Kifid is ontvangen, verweer gevoerd tegen het door Belanghebbende ingestelde beroep.

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BMW Group Financial Services B.V., gevestigd te [plaats], hierna te noemen Aangeslotene.

Transcriptie:

Uitspraak Commissie van Beroep 2012-17 d.d. 11 september 2012 (prof. mr. F.R. Salomons, voorzitter, mr. A. Bus, mr. J.B. Fleers, mr. F.H.J. Mijnssen en mr. J.B.M.M. Wuisman, leden, en mr. M.J. Drijftholt, secretaris) Samenvatting Lijfrenteverzekeringen met bemiddeling van een tussenpersoon tot stand gekomen. Door verzekeraar zijn naar de mening van de verzekeringnemer te hoge kosten, waaronder door verzekeraar aan tussenpersoon uitbetaalde provisie, in mindering op de premies gebracht. Verzekeringnemer vordert schadevergoeding van tussenpersoon en tevens vernietiging van de verzekeringsovereenkomsten wegens dwaling. Vanwege bij hem aanwezige kennis van zaken op het vlak van verzekeringen draagt verzekeringnemer het risico van het sluiten van de verzekeringen zonder voldoende inzicht in de aan die verzekeringen verbonden kosten, indien daarvan sprake is geweest. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep 1.1 Belanghebbende heeft bij een op 2 februari 2012 bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening (verder: de Beroepscommissie) binnengekomen beroepschrift met bijlagen op de voet van artikel 43.1 van het Reglement Ombudsman & Geschillencommissie Financiële Dienstverlening in verbinding met artikel 5.1 van het Reglement Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening een uitspraak van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening (verder: de Geschillencommissie) van 2 januari 2012 ter toetsing voorgelegd. 1.2 Naar aanleiding van een brief van de Beroepscommissie van 27 februari 2012 heeft belanghebbende in een op 4 maart 2012 gedateerde schrijven uiteengezet dat en waarom er naar zijn mening bij de zaak aan zijn zijde een financieel belang van meer dan 25.000,- is betrokken. 1.3 Tussenpersoon heeft het beroep bestreden bij een op 13 juli 2012 bij de Beroepscommissie binnengekomen verweerschrift. 1.4 Een mondelinge behandeling van de zaak op een zitting van de Beroepscommissie is achterwege gebleven, nadat beide partijen te kennen hadden gegeven dat zij van de gelegenheid van een mondelinge behandeling geen gebruik zouden maken.

2. De procedure in eerste aanleg Voor het verloop van de procedure in eerste aanleg wordt verwezen naar de uitspraak van de Geschillencommissie, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht. 3. Beoordeling in hoger beroep 3.1 Mede gelet op de in zoverre niet bestreden uitspraak van de Geschillencommissie wordt in hoger beroep van de volgende feiten uitgegaan: (i) Belanghebbende en zijn echtgenote hebben ieder bij een verzekeraar een lijfrenteverzekering afgesloten op basis van betaling van een eenmalige premie en met als ingangsdatum 1 april 1998. Belanghebbende heeft bij dezelfde verzekeraar bovendien een lijfrenteverzekering met dezelfde ingangsdatum maar op basis van periodieke betaling van premie afgesloten. (ii) Tussenpersoon heeft in de hoedanigheid van assurantietussenpersoon bemiddeld bij de totstandkoming van de drie verzekeringen. Hij verstrekte advies en legde het contact met verzekeraar. 3.2 In zijn uitspraak gaat de Geschillencommissie, in het bijzonder op grond van de repliek van belanghebbende, uit van een vordering van belanghebbende op tussenpersoon tot betaling van een bedrag van ruim 11.000,- wegens het inhouden van te hoge kosten op de premies van de verzekeringen, waaronder provisie voor tussenpersoon, te vermeerderen met wettelijke rente en kosten van belanghebbende vanaf 1 april 1998. Belanghebbende heeft aan zijn vordering, aldus de Geschillencommissie, het volgende hier kort weergegeven ten grondslag gelegd: - dat hij met tussenpersoon heeft afgesproken dat de totale kosten van de door hem en zijn echtgenote afgesloten lijfrenteverzekeringen niet hoger mochten zijn dan 4 5%; - dat evenwel is gebleken dat door de verzekeraar 23,5% aan kosten is ingehouden, waarvan 9.1% betrekking had op provisie voor tussenpersoon, een woekerprovisie gelet op de door tussenpersoon aan de totstandkoming van de verzekeringen bestede tijd; - dat hij bij het aangaan van de verzekeringen geen specifieke kennis had van aan die verzekeringen verbonden kosten en te dien aanzien in dwaling heeft verkeerd; - tenslotte dat hij twaalf jaren pogingen heeft moeten ondernemen om duidelijkheid over de ingehouden kosten en provisie te verkrijgen. De Geschillencommissie heeft de vordering afgewezen en daartoe het volgende overwogen. De gestelde afspraak met tussenpersoon omtrent de kosten is niet komen vast te staan. Verder maakte de door tussenpersoon ter zake van de lijfrenteverzekeringen ontvangen provisie onderdeel uit van afspraken tussen

verzekeraar en tussenpersoon en kan het belanghebbende, die over het diploma Assurantie A beschikte, niet zijn ontgaan dat een niet onaanzienlijk deel van de premie bestemd was voor bestrijding van kosten, waaronder provisie voor tussenpersoon. 3.3 Belanghebbende voert diverse grieven tegen de uitspraak van de Geschillencommissie aan. Die grieven worden hierna, voor zover vereist, besproken in het kader van de beoordeling van de door belanghebbende tegen tussenpersoon ingestelde vorderingen. 3.4.1 Belanghebbende beklaagt zich erover, dat de Geschillencommissie niet de aanvullende klacht in de brief van 10 juni 2011 aan de Geschillencommissie heeft beoordeeld. In deze brief, die een reactie op de dupliek met twee bijlagen van tussenpersoon inhield, is de vordering van belanghebbende op tussenpersoon op blz. 4 onder het hoofd Conclusie vermeerderd in die zin dat alsnog gevorderd wordt een vergoeding voor alle schade die in verband met de drie lijfrenteverzekeringen door toedoen van tussenpersoon aan belanghebbende en diens echtgenote is toegebracht, en bovendien nietigverklaring van de verzekeringen. Ter onderbouwing van de vermeerderde schadevordering heeft belanghebbende onder meer aangevoerd dat tussenpersoon ondeugdelijke beleggingsproducten heeft geadviseerd, zich niet in de kostenstructuur van deze producten heeft verdiept en alleen op zijn eigen (financiële) belang heeft gelet. 3.4.2 De Geschillencommissie staat inderdaad niet met zoveel woorden bij de aanvullende klacht stil. Het ware beter geweest, indien dat wel was gebeurd. Als verklaring kan dienen dat de aanvullende klacht pas werd opgevoerd in de reactie van belanghebbende op de dupliek van tussenpersoon, dus in een te laat stadium van de procedure bij de Geschillencommissie. Voor de vermeerderde vordering tot vergoeding van schade geldt bovendien, dat in de brief van 10 juni 2011 niets was gesteld omtrent de geleden schade voor zover deze uitging boven het eerder gevorderde bedrag van 11.000,-. 3.5 De aanvullende klacht is evenals de oorspronkelijke klacht in beroep gehandhaafd. Beide worden hierna besproken. 3.6 Zoals hiervoor in 3.4.1 opgemerkt, heeft de aanvullende klacht onder meer betrekking op een vordering tot vernietiging van de drie lijfrenteverzekeringen. De juridische grond die voor deze vordering wordt aangevoerd, is dwaling. Voor de op die grond gevorderde vernietiging is echter ook in beroep geen plaats. De vernietiging betreft een ongedaan maken van de contractuele relaties die tussen belanghebbende en zijn echtgenote enerzijds en de verzekeraar anderzijds inzake de drie lijfrenteverzekeringen bestaan. Uit artikel 3:51 lid 2 BW volgt, dat de rechtsvorderingen tot vernietiging van de verzekeringsovereenkomsten tegen de verzekeraar dienen te worden ingesteld. De verzekeraar is echter niet in de onderhavige procedure betrokken.

3.7 Wat de vordering tot vergoeding van schade jegens tussenpersoon betreft, deze heeft, zoals hiervoor in 3.4.1 al is vermeld, na de aanvullende klacht betrekking op alle schade die volgens belanghebbende in verband met de drie lijfrenteverzekeringen door toedoen van tussenpersoon aan hem en zijn echtgenote is toegebracht. 3.8 De grond voor de aansprakelijkheid van tussenpersoon voor alle schade die volgens belanghebbende hij en zijn echtgenote in verband met de drie lijfrenteverzekeringen door toedoen van tussenpersoon hebben geleden, is volgens belanghebbende hierin gelegen dat tussenpersoon ondeugdelijke producten heeft geadviseerd. Die ondeugdelijkheid bestaat, zo zijn de stellingen van belanghebbende te begrijpen, hieruit dat aan de lijfrenteverzekeringen voor hen te hoge kosten zijn verbonden, niet alleen voor wat betreft de door tussenpersoon ontvangen provisie, maar ook voor wat betreft de overige kosten die door verzekeraar op de premies van de lijfrenteverzekeringen in mindering zijn gebracht. 3.9 Met betrekking tot zijn stelling dat de kosten te hoog zijn, heeft belanghebbende aangevoerd dat voorafgaande aan het afsluiten van de drie lijfrenteverzekeringen met tussenpersoon is afgesproken dat de kosten niet hoger zouden zijn dan 5% van de inleg. Ten aanzien van deze stelling deelt de Beroepscommissie het oordeel van de Geschillencommissie dat deze afspraak door belanghebbende niet aannemelijk is gemaakt. Aangezien belanghebbende de afspraak heeft gesteld en tussenpersoon de gestelde afspraak voldoende heeft bestreden, rust op belanghebbende de last om de afspraak aannemelijk te maken. Belanghebbende heeft na de uitspraak van de Geschillencommissie ter zake geen bewijsstukken in het geding gebracht. Het is daardoor voor de Beroepscommissie niet mogelijk om langs die weg de stellingen van belanghebbende voor juist te houden. Belanghebbende heeft, hoewel hij ook in beroep daarvoor ruimschoots de gelegenheid heeft gehad, verder geen namen genoemd van personen die te kennen hebben gegeven desgewenst bereid te zijn voor de Beroepscommissie daaromtrent een ter zake doende mondelinge verklaring af te leggen. De Beroepscommissie ziet geen aanleiding daartoe alsnog de gelegenheid te bieden. 3.10.1 Ten aanzien van het door belanghebbende ingenomen standpunt dat de provisie, die de verzekeraar aan de tussenpersoon heeft uitgekeerd en als kosten in aftrek op de premies van de verzekeringen van hem en zijn echtgenote heeft gebracht, in het licht van de door de tussenpersoon aan de bemiddeling bestede tijd volgens belanghebbende ongeveer drie uren veel te hoog is en daarom als een woekerpremie moet worden beschouwd, is de Beroepscommissie het volgende van oordeel.

3.10.2 Zoals ook de Geschillencommissie overweegt, maakte de aan tussenpersoon uitgekeerde provisie onderdeel uit van afspraken tussen de verzekeraar en tussenpersoon. Tegen die achtergrond is de hoogte van de provisie niet louter te waarderen naar de door de tussenpersoon aan de bemiddeling bestede tijd, maar vormt het gegeven dat tussenpersoon verzekeringen bij de verzekeraar heeft aangebracht ook een voor de hoogte van de provisie van belang zijnde element. Tegen genoemde achtergrond is de vraag welke mate van doorberekenen van de provisie als kosten aan belanghebbende en zijn echtgenote gepast is te achten, verder een vraag die niet zozeer de verhouding tussen belanghebbende en tussenpersoon betreft als wel de verhouding tussen belanghebbende en de verzekeraar. 3.11 De kosten die de verzekeraar, los van de provisie, op de premies van de lijfrenteverzekeringen in mindering heeft gebracht, komen, blijkens hetgeen belanghebbende daaromtrent heeft gesteld en de Geschillencommissie heeft aangehouden, neer op een bedrag van ongeveer 14% van de premies. Van dit bedrag is niet aangetoond of gebleken dat het, los van de door belanghebbende gestelde maar door hem niet aannemelijk gemaakte afspraak over de kosten, een naar de maatstaven van omstreeks 1998 ongewoon hoog bedrag vormt bij het type lijfrenteverzekeringen die belanghebbende en zijn echtgenote met de verzekeraar hebben afgesloten. 3.12.1 Belanghebbende heeft aangevoerd dat tussenpersoon in zijn zorgplicht jegens hem en zijn echtgenote is tekortgeschoten door niet vooraf bij verzekeraar navraag te doen naar de op de premies in aftrek te brengen kosten en hen over die kosten te informeren. Als gevolg van dit nalaten van tussenpersoon zijn zij de verzekeringen op het punt van de kosten in dwaling, d.w.z. zonder goede voorstelling van zaken, aangegaan. Dienaangaande overweegt de Beroepscommissie het volgende. 3.12.2 Uit de stellingen van belanghebbende met betrekking tot de afspraak met tussenpersoon over de kosten van de verzekeringen valt af te leiden dat de kosten verbonden aan de af te sluiten verzekeringen ter sprake zijn gekomen. Naar hij zelf ook aanvoert, onderkende belanghebbende toen ook het belang van de kosten. Op blz. 2 van de brief van 10 juni 2011, welke brief hiervoor in 3.4.1 al ter sprake kwam, benadrukt belanghebbende immers dat hij als eerstegraads leraar economie als geen ander het belang van kosten kende en dat hij daarom naar de kosten van de lijfrenteverzekeringen heeft gevraagd. 3.12.3 Tot in welk detail de met de verzekeringen te verwachten kosten in het overleg tussen belanghebbende en tussenpersoon ter sprake zijn gekomen, valt op basis van wat daaromtrent over en weer in de loop van het geding is aangevoerd, niet met voldoende zekerheid vast te stellen. Voor de stelling van belanghebbende dat tussenpersoon bewust de kosten tegenover belanghebbende heeft verzwegen en beoogd heeft zo belanghebbende te misleiden, zijn echter in de processtukken geen objectieve aanwijzingen te vinden. Indien zou moeten worden aangenomen dat door tussenpersoon bij het overleg over de te sluiten verzekeringen omtrent die kosten

niet heel concrete informatie aan belanghebbende is verschaft, dan valt dat in dit geval niet te beschouwen als een tekortschieten van tussenpersoon jegens belanghebbende in de zorg die van een redelijk bekwame en een redelijk handelende tussenpersoon zou mogen worden verwacht. Het verzekeringswezen was, naar aan tussenpersoon bekend was, voor belanghebbende niet onbekend. Zoals door de Geschillencommissie ook onbestreden is vastgesteld, beschikte belanghebbende over het diploma Assurantie A. Bovendien had hij in het verleden op het vlak van verzekeringen bemiddelingsactiviteiten ontplooid in het kader van een kantoor dat optrad onder de naam X. Tussenpersoon kon het er onder genoemde omstandigheden voor houden dat belanghebbende ermee bekend was dat aan de af te sluiten verzekeringen kosten van niet onbetekenende omvang zouden kunnen zijn verbonden en dat die kosten voor hem geen reden waren om van het afsluiten van de verzekeringen af te zien. 3.12.4 Aan het zojuist overwogene valt nog het volgende toe te voegen. Onder de hiervoor in 3.12.2 en 3.12.3 genoemde omstandigheden aan de kant van belanghebbende was het naar het oordeel van de Beroepscommissie aan hem om, wanneer hij in 1998 zich over de kostenstructuur van de af te sluiten lijfrenteverzekeringen door tussenpersoon niet genoegzaam voorgelicht achtte, op verschaffing van nadere informatie aan te dringen alvorens tot het aangaan van de verzekeringen over te gaan. Voor zover hij dat niet heeft gedaan, komt het sluiten van de verzekeringen zonder over voldoende informatie over de kostenstructuur te beschikken voor zijn rekening en risico. 3.13 Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat niet van een grond is gebleken waarop tussenpersoon aansprakelijk is te houden voor de schade, die naar belanghebbende stelt door hem en zijn echtgenote is geleden. Dit brengt mee dat een nader onderzoek naar de door belanghebbende gestelde schade achterwege kan blijven. 4. Slotsom De bovenstaande overwegingen voeren tot de slotsom dat de vorderingen van belanghebbende jegens tussenpersoon, ook voor zover zij door de Geschillencommissie niet zijn behandeld, niet voor toewijzing in aanmerking komen. 5. Beslissing De Beroepscommissie handhaaft de beslissing van de Geschillencommissie inzake de door de Geschillencommissie beoordeelde vordering van belanghebbende jegens tussenpersoon tot vergoeding van schade. De Beroepscommissie wijst voorts, eveneens bij wege van bindend advies, af de vorderingen van belanghebbende jegens tussenpersoon, voor zover zij niet door de Geschillencommissie zijn behandeld.