standaardeisen DIAMANTDUIVEN Nederlandse Bond van Vogelliefhebbers uitgave voorjaar 990
INHOUDSOPGAVE: Voorwoord... 2 Standaard... 3 Keurtechnische aanwijzingen... 4 Kleurstandaard Bruin... 5 Bruinpastel... 6 Grijs... 5 Grijspastel... 6 Overgoten grijs... 7 Witstuit grijs... 7 Witstuit grijspastel... 9 Witstuit overgoten... 9
VOORWOORD. De kweek van tropische duiven neemt steeds grotere vormen aan, waarbij de kweek met de diamantduif wel de kroon spant. Sinds het uitkomen van een beschrijving van de diamantduif destijds, waarbij alleen de grijze (wildvorm), de grijspastel en de bruinpastel werden beschreven, zijn er vele mutanten en combinaties bijgekomen, reden waarom de T.C. een standaard voor de diamantduif heeft ontworpen. De combinaties witstuit bruin, overgoten bruin en witstuit bruinpastel zijn niet opgenomen. Van deze mutaties zijn echter tot te weinig vaststaande gegevens bekend, zodat er nu nog geen standaard opgesteld kan worden, waaraan deze duifjes dienen te voldoen. Bij het tot stand komen van deze standaard is door diverse keurmeesters advies gegeven, waarvoor onze dank. Zoals iedere standaard zal ook deze standaard periodiek herzien, c.q. bijgewerkt en/of uitgebreid moeten worden, hetgeen geen bezwaar mag zijn, gelet op het losbladige systeem. Tenslotte spreekt de T.C. de hoop uit, dat deze standaard stimulerend mag werken op de ontwikkelingen in de kweek van de diamantduiven. Bergen op Zoom, voorjaar 990. De Technische Commissie Tropische vogels etc. van de Nederlandse Bond van Vogelliefhebbers.
STANDAARD. FORMAAT: De diamantduif meet van snavelpunt tot de punt van de staart 9 cm. Het type van de diamantduif moet aangepast zijn aan het formaat. MODEL: De romp is eivormig met in het verlengde een vrij lange staart. De borst is van voor gezien tamelijk breed. De rondingen moeten vloeiend verlopen. De hals is relatief lang waardoor de kop duidelijk "los" van de romp gedragen wordt. KOP: Het kopje is meer eivormig dan rond met een tamelijk lange en dunne snavel. Het oog is nagenoeg centrisch in de kop geplaatst. Om het oog bevindt zich een ring van washuid. Bij de doffer is deze ring ongeveer 2 tot 3 mm breed, bij de duivinnen iets smaller. STAART: De staart is ongeveer 9 cm lang en aan het einde afgeplat. De staartpennen worden naar buiten toe korter. VLEUGELS: De vleugels zijn vrij kort. Ze moeten strak langs het lichaam gedragen worden. De vleugelpunten rusten tegen de staart ter hoogte van het einde van de bovenstaartdekveren. HOUDING: Als de diamantduif rustig op de bodem van de kooi staat, mag de staart de bodem wel raken maar de staart mag niet gebogen zijn. Op de zitstok gezeten maakt de romp ongeveer een hoek van 30 graden met het horizontaal. De romp mag de zitstok wel raken, maar de diamantduif mag niet op stok hangen. KONDITIE: Een goede konditie is een eerste vereiste. De diamantduif moet een gezonde en levendige uitdrukking hebben, zonder verminkingen en/of gebreken. BEVEDERING: De diamantduif moet goed en volledig bevederd zijn. De veren moeten glad (strak) gedragen worden, vrij van beschadigingen of vuil. De oren mogen niet zichtbaar zijn, maar volledig bevederd. POTEN: Op stok gezeten moeten er per poot drie tenen naar voren en één naar achteren stevig om de stok geklemd zijn. Aan elke teen zit een licht gekromde nagel. De poten moeten schoon zijn, vrij van bevedering en zonder verruwingen of vergroeiingen. SNAVEL: De snavel is tamelijk dun en lang. De boven- en ondersnavel moeten goed op elkaar passen zodat een gesloten snavel één geheel lijkt. De bovensnavel heeft een iets gekromde punt, die iets over de ondersnavel steekt.
KEURTECHNISCHE AANWIJZINGEN. De diamantduif is geen plompe vogel, maar moet van voren gezien wel een tamelijk brede borst hebben. Het formaat en het model moeten streng beoordeeld worden. Te kleine of te smalle exemplaren moeten met à 3 punten gestraft worden, al naar gelang de ernst van de fout. De borstbreedte zal bij het kleiner worden ook verminderen, hetgeen vooral te zien zal zijn door de "inkijk" tussen de vleugels en het lichaam. Veel voorkomende fouten zijn: beschadigde vleugel- en staartpennen; bij de grijzen (wildvorm) vaak een bruine kleur c.q. aanslag in de dekbevedering. Ook het gaaf zijn van de hoorndelen is van belang. De diamantduif in jeugdkleed zal een golftekening op de borst laten zien, terwijl de kopkleur beige-achtig zal zijn. Dit moet worden gestraft bij kleur met 2 à 3 punten, al naar gelang de ernst van de fout. Verder bezit de vogel in jeugdkleed geen duidelijke stiptekening. Ook hier zal 2 à 3 punten voor gestraft moeten worden, al naar gelang de ernst van de fout. De stiptekening op de vleugels dient een regelmatig verloop te hebben. De stippen moeten rond zijn. Het kontrast van de stiptekening neemt af van de kleinste- naar de grootste dekveren en van de buitenkant van de vleugel naar de binnenkant. Ook bij pastellen dienen de ronde stippen duidelijk waarneembaar te zijn, evenals bij de overgoten. Bij de witstuiten hebben ronde stippen op de vleugelschilden de voorkeur. Niet geheel ronde stippen moeten met enige soepelheid beoordeeld worden, mits de stippen niet te groot worden en regelmatig verdeeld aanwezig zijn. De pastellen moeten zodanig van kleur zijn, dat de algemene kleur niet te flets dan wel te donker wordt. Gelet dient te worden op een juiste kleuregaliteit. Gestreefd moet worden naar een reductie van ongeveer 50%, hetgeen inhoudt, dat de borstkleur lichtzilvergrijs is en overgaat in een wit onderlijf. Bij de overgoten grijs dient gestreefd te worden naar een reductie van ongeveer 80%, waardoor de borstkleur nagenoeg wit is met een grijze waas, overgaand in een wit onderlijf. Bij de witstuit grijs dient streng gelet te worden op de diep grijze kleur. KLEURSTANDAARD. GRIJS (wildvorm) DOFFER. Voorhoofd en bovenschedel blauwgrijs, op de achterschedel en in de nek overgaand in iets donkerder blauwgrijs. Donker-blauwgrijs, duidelijk veel donkerder dan de nek en kop. Borst diep blauwgrijs, overgaand in het onderlijf naar grijs. De anaalstreek en onderstaartdekveren wit. Rug en Stuit: De rug en de stuit hebben dezelfde donker-grijsblauwe kleur als de mantel. De vleugeldekveren zijn donkergrijs met in gebogen, regelmatige rijtjes ronde witte stippen. Deze stippen zijn op de kleine dekveren kleiner dan op de grote dekveren. De vleugelpennen hebben een donkergrijze buitenvlag. Ook de punten zijn donkergrijs met een smal lichtgrijs randje. De binnenvlaggen zijn kastanjebruin. De twee middelste staartpennen zijn donkergrijs. De overige staartpennen hebben een gedeeltelijke witte buitenvlag. In gesloten toestand is de staart van boven gezien donkergrijs, met een wit randje aan de zijkanten. Van onder gezien is de gesloten staart wit met een donkergrijze punt. Donkergrijs, neusdoppen vleeskleurig. Licht vleeskleurig, nagels grijs.
GRIJS (wildvorm) DUIVIN. Bij de duivin is het grijs in het algemeen iets bruin getint omdat bij de duivin het grijs vermengd is met wat bruin. De oogring is wat smaller en vaak ook lichter van kleur dan bij de doffer. BRUIN DOFFER. Voorhoofd en bovenschedel bruin, op de achterschedel en in de nek overgaand in donkerder bruin. Donkerbruin, duidelijk donkerder dan de nek en kop. Borst bruin overgaand in het onderlijf naar lichtbruin. De anaalstreek en onderstaartdekveren wit. De rug en de stuit hebben dezelfde donkerbruine kleur als de mantel. De vleugeldekveren zijn donkerbruin met in gebogen, regelmatige rijtjes ronde witte stippen. Deze stippen zijn op de kleine dekveren kleiner dan op de grote dekveren. De vleugelpennen hebben een donkerbruine buitenvlag. Ook de punten zijn donkerbruin met een smal créme randje. De binnenvlaggen zijn kastanjebruin. De twee middelste staartpennen zijn donkerbruin. De overige staartpennen hebben een gedeeltelijke witte buitenvlag. In gesloten toestand is de staart van boven gezien donkerbruin, met een wit randje aan de zijkanten. Van onder gezien is de gesloten staart wit met een donkerbruine punt. Bruin, neusdoppen vleeskleurig. Licht vleeskleurig, nagels donkerbruin. BRUIN DUIVIN. Bij de duivin is het bruin in het algemeen warmer getint. De oogring is wat smaller en vaak lichter van kleur dan bij de doffer. GRIJSPASTEL DOFFER. Voorhoofd en bovenschedel zilvergrijs, op de achterschedel en in de nek overgaand in iets donkerder zilvergrijs. Donker-zilvergrijs, duidelijk donkerder dan de nek en kop. Borst licht zilvergrijs overgaand in het onderlijf naar wit. De anaalstreek en onderstaartdekveren wit. De rug en de stuit hebben dezelfde donker-zilvergrijze kleur als de mantel. De vleugeldekveren zijn donker zilvergrijs met in bogen, regelmatige rijtjes ronde witte stippen. Deze stippen zijn op de kleine dekveren kleiner dan op de grote dekveren. De vleugelpennen hebben een grijze buitenvlag. Ook de punten zijn grijs met een smal lichtgrijs randje. De binnen vlaggen zijn licht kastanjebruin. De twee middelste staartpennen zijn muisgrijs. De overige staartpennen hebben een gedeeltelijke witte buitenvlag. In gesloten toestand is de staart van boven gezien muisgrijs, met een wit randje aan de zijkanten. Van onder gezien is de gesloten staart wit met een muisgrijze punt. Lichtgrijs, neusdoppen vleeskleurig.
Roodbruin met in het midden zwarte pupil. De washuid om het oog is rood. Licht vleeskleurig, nagel lichtgrijs. GRIJSPASTEL DUIVIN. Bij de duivin is het grijs in het algemeen iets bruin getint omdat bij de duivin het grijs gemengd is met wat bruin. De oogring is wat smaller en vaak lichter van kleur dan bij de doffer. BRUINPASTEL DOFFER. Voorhoofd en bovenschedel crème, op de achterschedel en in de nek overgaand in lichtbruin. Lichtbruin, duidelijk wat donkerder dan de nek en kop. Borst crème overgaand in het onderlijf naar vuilwit. De anaalstreek en onderstaartdekveren wit. De rug en de stuit hebben dezelfde lichtbruine kleur als de mantel. De vleugeldekveren zijn lichbruin met in gebogen, regelmatige rijtjes ronde witte stippen. Deze stippen zijn op de kleine dekveren kleiner dan op de grote dekveren. De vleugelpennen hebben een lichtcrème buitenvlag. Ook de punten zijn lichtbruin met een smal crème randje. De binnen vlaggen zijn licht kastanjebruin. De twee middelste staartpennen zijn lichtbruin. De overige staartpennen hebben een gedeeltelijke witte buitenvlag. In gesloten toestand is de staart van boven gezien lichtbruin, met een wit randje aan de zijkanten. Van onder gezien is de gesloten staart wit met een lichtbruine punt. Lichtbruin, neusdoppen vleeskleurig. Licht vleeskleurig, nagels bruin. BRUINPASTEL DUIVIN. Bij de duivin is het lichtbruin in het algemeen warmer getint. De oogring is wat smaller en vaak lichter van kleur dan bij de doffer. OVERGOTEN GRIJS DOFFER. Voorhoofd en bovenschedel heel licht-zilvergrijs, op de achterschedel en in de nek overgaand in lichtgrijs. Lichtgrijs, duidelijk wat donkerder dan de nek en de kop. Borst wit met een grijze waas overgaand in het onderlijf naar wit. De anaalstreek en onderstaartdekveren wit. De rug en de stuit hebben dezelfde lichtgrijze kleur als de mantel. De vleugeldekveren zijn lichtgrijs met in gebogen, regelmatige rijtjes ronde witte stippen die nog duidelijk zichtbaar moeten zijn. Deze stippen zijn op de kleine dekveren kleiner dan op de grote dekveren. De vleugelpennen hebben een zilvergrijze buitenvlag. Ook de punten zijn zilvergrijs met een smal, bijna wit randje. De binnenvlaggen zijn licht kastanjebruin. De twee middelste staartpennen zijn zilvergrijs. De overige staartpennen hebben een gedeeltelijk witte buitenvlag. In gesloten toestand is de staart van boven gezien zilvergrijs, met een wit randje aan de zijkanten. Van onder gezien is de
gesloten staart wit met een zilvergrijze punt. Hoornkleurig, neusdoppen vleeskleurig. Licht vleeskleurig, nagels grijs. OVERGOTEN DUIVIN. Bij de duivin is het grijs in het algemeen iets bruin getint omdat bij de duivin het grijs vermengd is met wat bruin. De oogring is wat smaller en vaak lichter van kleur dan bij de doffer. WITSTUIT GRIJS DOFFER. Voorhoofd en bovenschedel licht blauwgrijs, op de achterschedel en in de nek overgaand in iets donkerder blauwgrijs. Blauwgrijs, duidelijk wat donkerder dan nek en kop. Borst licht blauwgrijs overgaand in het onderlijf naar wit. De anaalstreek en onderstaartdekveren wit. De rug en de stuit wit. De vleugeldekveren zijn blauwgrijs met in gebogen, regelmatige rijtjes witte stippen. Deze stippen zijn op de kleine dekveren kleiner dan de grote dekveren. De vleugelpennen hebben een donkergrijze buitenvlag. Ook de punten zijn donkergrijs met een smal lichtgrijs randje. De binnenvlaggen zijn kastanjebruin. De twee middelste staartpennen zijn blauwgrijs. De overige staartpennen hebben een gedeeltelijke witte buitenvlag. In gesloten toestand is de staart van boven gezien blauwgrijs, met een wit randje aan de zijkanten. Van onder gezien is de gesloten staart wit met een blauwgrijze punt. Grijs, neusdoppen vleeskleurig. Licht vleeskleurig, nagels grijs. WITSTUIT GRIJS DUIVIN. De oogring is wat smaller en vaak lichter van kleur dan bij de doffer. KEURTECHNISCHE AANWIJZINGEN. Ronde stippen op de vleugelschilden hebben de voorkeur. Niet geheel ronde stippen moeten met enige soepelheid worden beoordeeld, mits de stippen niet te groot worden en regelmatig verdeeld aanwezig zijn. Streng gelet moet worden op een diep grijze kleur. WITSTUIT GRIJSPASTEL DOFFER. Voorhoofd en bovenschedel licht zilvergrijs, op de achterschedel en in de nek overgaand in iets donkerder zilvergrijs. Zilvergrijs, duidelijk iets donkerder dan de nek en kop. Borst bleek zilvergrijs overgaand in het onderlijf naar wit.
De anaalstreek en onderstaartdekveren wit. De rug en de stuit wit. De vleugeldekveren zijn zilvergrijs met in gebogen, regelmatige rijtjes witte stippen. Deze stippen zijn op de kleine dekveren kleiner dan op de grote dekveren. De vleugelpennen hebben een grijze buitenvlag. Ook de punten zijn grijs met een smal bleekgrijs randje. De binnen vlaggen zijn bleek kastanjebruin. De twee middelste staartpennen zijn muisgrijs. De overige staartpennen hebben een gedeeltelijke witte buitenvlag. In gesloten toestand is de staart van boven gezien muisgrijs, met een wit randje aan de zijkanten. Van onder gezien is de gesloten staart wit met een muisgrijze punt. Lichtgrijs, neusdoppen vleeskleurig. Licht vleeskleurig, nagels lichtgrijs. WITSTUIT GRIJSPASTEL DUIVIN. De oogring is wat smaller en vaak lichter van kleur dan bij de doffer. WITSTUIT OVERGOTEN DOFFER. Voorhoofd en bovenschedel bleek zilvergrijs, op de achterschedel en in de nek overgaand in licht zilvergrijs. Licht zilvergrijs, duidelijk iets donkerder dan de nek en kop. Borst wit, lichtgrijs bewaasd. In het onderlijf overgaand naar wit. Anaalstreek en onderstaartdekveren wit. De rug en de stuit wit. De vleugeldekveren zijn bleekgrijs met in gebogen, regelmatige rijtjes witte stippen. Deze stippen zijn op de kleine dekveren kleiner dan op de grote dekveren. De vleugelpennen hebben een zilvergrijze buitenvlag. Ook de punten zijn zilvergrijs met een smal, bijna wit randje. De binnenvlaggen zijn licht kastanjebruin. De twee middelste staartpennen zijn licht zilvergrijs. De overige staartpennen hebben een gedeeltelijke witte buitenvlag. In gesloten toestand is de staart van boven gezien licht zilvergrijs, met een wit randje aan de zijkanten. Van onder gezien is de gesloten staart wit met een licht zilvergrijze punt. Hoornkleurig, neusdoppen vleeskleurig. Licht vleeskleurig, nagels grijs. WITSTUIT OVERGOTEN DUIVIN. De oogring is wat smaller en vaak lichter van kleur dan bij de doffer.