Montage- en onderhoudsvoorschriften

Transcriptie

1 /2000 NL Voor de installateur Montage- en onderhoudsvoorschriften Gasgestookte verwarmingsketel Logano G24 / G24 V Zorgvuldig lezen alvorens het apparaat te monteren en onderhouden

2 Voorwoord Belangrijke algemene toepassingsvoorschriften Het apparaat dient uitsluitend voor de daartoe bestemde toepassing te worden ingezet, met inachtneming van de montage- en onderhoudsvoorschriften. Onderhouds- en reparatiewerkzaamheden dienen uitsluitend door daartoe geautoriseerd en deskundig personeel te worden uitgevoerd. Het apparaat dient uitsluitend te worden toegepast in de combinaties en met de appendages en de reservedelen zoals beschreven in de montage- en onderhoudsvoorschriften. Andere combinaties, appendages en slijtdelen dienen uitsluitend te worden gebruikt indien deze uitdrukkelijk bestemd zijn voor de beoogde toepassing en geen nadelige invloed hebben op zowel de capaciteitskenmerken als de veiligheidseisen. Technische wijzingen voorbehouden! Vanwege de voortschrijdende ontwikkelingen kunnen afbeeldingen, werking en technische specificaties in geringe mate afwijken. Deze montage- en onderhoudsvoorschriften gelden voor: Gasgestookte verwarmingsketel Logano G24 / G24 V 2

3 Inhoudsopgave Voorschriften, richtlijnen Afmetingen en aansluitingen Leveringsomvang Leveringsomvang Logano G Leveringsomvang Logano G24 V Opstelling Installatie Installatie bij Logano G Installatie bij Logano G24 V Elektrische aansluiting en montage van de schakelkast Inbedrijfstelling Voorbereiding voor inbedrijfstelling Inbedrijfstellingsrapport Inbedrijfstellingswerkzaamheden Buitenbedrijfstelling Onderhoud Onderhoudsrapport Onderhoudswerkzaamheden Ombouwen naar een andere gassoort Verhelpen van storingen Technische gegevens Karakteristieke gegevens en overdracht van de installatie Wijzigingen vanwege technische verbeteringen voorbehouden 3

4 Voorschriften, richtlijnen Voorschriften, richtlijnen De Buderus gasgestookte verwarmingsketel Logano G24 met atmosferische brander voldoet ten aanzien van de constructie en werking aan de fundamentele eisen van de richtlijn voor gasapparatuur 90/396/EEG, met inachtneming van EN297. Aan de eisen van de richtlijn inzake het rendement 92/42/EEG (lagetemperatuurketels) wordt voldaan. Tijdens de montage en het bedrijf van de installatie dienen de regels van de techniek, de bepalingen van het bouw- en woningtoezicht en de wettelijke bepalingen (bijv. NEN 078 (GAVO), NEN 3028 en NEN 00) in acht te worden genomen. AWAARSCHUWING! De montage, de aansluiting van de gas- en rookgasafvoerleidingen, de eerste inbedrijfstelling, de elektrische aansluiting alsmede de service en het onderhoud mogen alleen door een installatiebedrijf worden uitgevoerd. Werkzaamheden aan gasvoerende delen mogen uitsluitend door een erkend installatiebedrijf worden uitgevoerd. JLET OP! Reiniging en onderhoud dienen eenmaal per jaar te worden uitgevoerd. Daarbij dient het totale systeem te worden getest op een storingsvrije werking. Geconstateerde gebreken dienen onmiddellijk te worden verholpen. Opstellings-/stookruimte AVOORZICHTIG! De luchttoevoer- en afvoeropeningen mogen niet verkleind of afgesloten worden. Ontvlambare materialen of vloeistoffen mogen niet in de buurt van de verwarmingsketel worden opgeslagen of gebruikt. Ter voorkoming van beschadiging van de ketel moet verontreiniging van de verbrandingslucht met halogeenkoolwaterstoffen (bijvoorbeeld aanwezig in spuitbussen, oplos- en reinigingsmiddelen, verf en lijm) of veel stof worden uitgesloten. De opstellings-/stookruimte van de verwarmingsketel, moet vorstvrij en goed geventileerd zijn. AWAARSCHUWING! De verwarmingsketel is voorzien van een thermische terugslagbeveiliging. De thermische terugslagbeveiliging mag niet buiten werking worden gesteld, ook niet in noodsituaties. Het buiten werking stellen van de thermische terugslagbeveiliging zou, indien rookgas in de opstellingsruimte stroomt, kunnen resulteren in levensgevaarlijke situaties. Als de thermische terugslagbeveiliging vaak aanspreekt, dient de storing te worden verholpen en dient de werking te worden gecontroleerd. Bij het vervangen van onderdelen mogen uitsluitend originele reservedelen worden gemonteerd. De verwarmingsketel mag niet worden uitgerust met een thermisch gestuurde rookgasklep na de valwindafleider/trekonderbreker. De verwarmingsketel kan zijn uitgerust met het regelsysteem Logamatic 2000 of Het inspectiedeksel mag ten behoeve van de visuele inspectie van de vlam slechts kortstondig worden geopend. Gebruiksmogelijkheden van de verwarmingsketel: Toegestane aanvoertemperatuur: C Toegestane totale overdruk: bar Max. tijdconstante bij: maximaalthermostaat: sec. regelthermostaat: sec. Type B BS Categorie NL II 2L3P 25;50 mbar Stroomsoort V AC, 50 Hz, IP 40 Opgenomen vermogen G24 V max. 0 De gegevens op het typeplaatje zijn maatgevend en moeten in acht worden genomen. 4

5 Afmetingen en aansluitingen 2 2 Afmetingen en aansluitingen. Regelsysteem Logamatic 2000: 99 Regelsysteem Logamatic 4000: 005 ØAA VK/VSL VS GAS 5-25 RK/RS EL 600 B 56 Afb. Voor-, zij- en achteraanzicht Logano G24 Regelsysteem Logamatic 2000: 99 Regelsysteem Logamatic 4000: 005 ØAA RK VK * VS RS * GAS 5-25 Afb Voor-, zij- en achteraanzicht Logano G24 V B 560 * Expansievat alleen vanaf ketelmaat 20-4 aan de achterwand Afmetingen Keteltype * alleen Logano G24 Nominaal vermogen [kw] B [mm] Afmetingen AA [mm] * * Gas- en verwarmingszijdige aansluitingen Soort NW Aansluitposities Gas R ½ Gasaansluiting VK R Ketelaanvoer VSL R Expansieaanvoer VS Rp Boileraanvoer RK* R Ketelretour RS* R Boilerretour EL Rp Aftap * bij Logano G24 zie tevens afb. 7 5

6 3 Leveringsomvang 3 Leveringsomvang Technische documentatie. Schakelkast met technische documentatie in de doos. 3. Leveringsomvang Logano G24 Ketel met aangebouwde valwindafleider/ trekonderbreker, gemonteerde ketelmantel en ingebouwde gasbrander, verpakt op een pallet. Onderdelentas met stelvoetjes Onderdelentas met T-stuk ten behoeve van retour, pakkingen en sluitdeksel. Onderdelentas met verloopstuk ten behoeve van retour en pakking. 3.2 Leveringsomvang Logano G24 V Ketel met aangebouwde valwindafleider/ trekonderbreker, gemonteerde ketelmantel en ingebouwde gasbrander, verpakt op een pallet. Bij de verwarmingsketel Logano G24 V is eveneens in- of aangebouwd: expansievat (vanaf maat 20-4 aan de achterwand) met ventielen voor het afsluiten van het systeem en voor het aftappen, circulatiepomp, ketelvul- en aftapkraan, automatische snelontluchter. Onderdelentas met stelvoetjes en bij Logano G24 V bovendien met slangaansluittule en overstortventiel met manometer. 6

7 Opstelling 4 4 Opstelling Bij aansluiting op een onder of naast de ketel geplaatste warmwaterboiler dient de bij de pijpverbinding gevoegde montage-instructie in acht te worden genomen. Verwijder de transportpallet en stel de ketel op. Bij het opstellen van de verwarmingsketel dienen de aangegeven minimale afmetingen (waarden tussen haakjes) te worden aangehouden. Om het uitvoeren van montage-, onderhouds- en servicewerkzaamheden te vereenvoudigen, dienen de aanbevolen afstanden tussen de ketel en de wanden te worden aangehouden (afb.3). Het opstellingsvlak moet vlak en horizontaal zijn. Stel de ketel zowel verticaal als horizontaal waterpas. Gebruik daartoe, indien noodzakelijk, metalen spieën of vulsegmenten. 400 (00) (00) 400 Afb. 3 Opstellingsruimte Alleen bij Logano G24: Indien voor het transport gebruik wordt gemaakt van de "ketelwagen" (op bestelling verkrijgbaar toebehoren) dient de ketel met behulp van drie vleugelmoeren aan de "ketelwagen" te worden bevestigd (Afb. 4, pos. ). Afb. 4 Transport met ketelwagen *(alleen Logano G24) * Op bestelling verkrijgbaar toebehoren (alleen voor Logano G24) 7

8 4 Opstelling J LET OP! De stelvoetjes dienen uitsluitend te worden gemonteerd wanneer de ketel niet wordt gecombineerd met een onder de ketel geplaatste boiler. Als de ketelwagen wordt gebruikt, deze samen met de ketel 90 kantelen. Als de ketelwagen niet wordt gebruikt, de ketel iets naar achteren kantelen en ervoor zorgen dat deze niet kan wegglijden. De vier stelvoetjes (Afb. 5, pos. ) tot ca. 5-0 mm in de schroefdraadgaten in de bodemrails aan de onderzijde draaien. Ketel op de stelvoetjes plaatsen. Ketel door in- of uitdraaien van de voetjes verticaal en horizontaal waterpas stellen. Afb. 5 Onderzijde van de ketel 8

9 Installatie 5 5 Installatie 5. Installatie bij Logano G24 Ketel aansluiten op het leidingwerk van de verwarmingsinstallatie. JLET OP! Om de juiste werking van de ketel te waarborgen, moeten alle leidingen op de daarvoor bedoelde plaatsen worden aangesloten (afb.6). De aansluitleidingen moeten spanningsvrij op de ketel worden aangesloten., Het overstortventiel kan op de expansieaanvoer (Afb. 6, pos. ) worden aangesloten. Het expansievat kan op de ketelretour (Afb. 6, pos 3) of de aftapaansluiting (Afb. 6, pos. 2) worden aangesloten JLET OP! Ter bescherming van de hele installatie raden wij aan om een vuilfilter in de retourleiding in te bouwen. Afb. 6 Waterzijdige aansluitingen Logano G24 Legenda voor afb. 6 Pos. : Expansieaanvoer / Ketelaanvoer Pos. 2: Aftapaansluiting Pos. 3: Ketelretour / Boilerretour Pos. 4: Boileraanvoer 9

10 5 Installatie J LET OP! Als geen verwarmingscirculatieset (toebehoren) van Buderus wordt gebruikt, moet een terugslagklep in de aanvoerleiding worden ingebouwd. Pakking in de wartelmoer van het meegeleverde T- stuk (Afb. 7, pos. ) plaatsen en T-stuk op de ketelretour (Afb. 7, pos. 2) vastschroeven. Als geen warmwaterboiler wordt aangesloten, sluitdeksel (Afb. 7, pos. 5) met pakking vastschroeven. Het meegeleverde verloopstuk G ¼ (Afb. 7, pos 3) naar R voor de retour (Afb. 7, pos 4) op de 90 uitgang monteren, als geen snelmontagesystee voor de verwarmingscirculatie (toebehoren) wordt gebruikt. (afb.7). De verwarmingsinstallatie met water vullen. Tijdens het vullen dient de installatie te worden ontlucht. Het ontluchtingsventiel dient op het hoogste punt van de verwarmingsinstallatie te worden gemonteerd (op de ketel bevindt zich geen ontluchtingsvoorziening, met uitzondering van de G24 V). Dichtheidsproef uitvoeren. J LET OP! Bij installaties met een gesloten drukexpansievat moeten daarbij het overstortventiel en het drukexpansievat worden losgekoppeld. Afb Retour Logano G24 Legenda voor afb. 7 Pos. : T-stuk Pos. 2: Ketelretour R Pos. 3: Verloopstuk G ¼ voor externe aansluiting Pos. 4: Retour Pos. 5: Sluitdeksel Pos. 6: Boilerretour G 3 4 J LET OP! De gegevens op het typeplaatje moeten in acht worden genomen. 0

11 Installatie Installatie bij Logano G24 V Manometer van overstortventiel losschroeven, overstortventiel (Afb. 8, pos ) monteren en manometer weer vastschroeven. Ketel aansluiten op het leidingwerk van de verwarmingsinstallatie. 2 JLET OP! Om de juiste werking van de ketel te waarborgen, moeten alle leidingen op de daarvoor bedoelde plaatsen worden aangesloten (afb.8). De aansluitleidingen moeten spanningsvrij op de ketel worden aangesloten. 4 3 JLET OP! Ter bescherming van de hele installatie raden wij aan om een vuilfilter in de retourleiding in te bouwen. JLET OP! Als geen verwarmingscirculatieset HS/V (toebehoren) wordt gebruikt, moet een terugslagklep in de aanvoerleiding worden ingebouwd. Afb. 8 Waterzijdige aansluitingen Logano G24 V Legenda voor afb. 8 Pos. : Overstortventiel Pos. 2: Ketelretour Pos. 3: Boilerretour Pos. 4: Boileraanvoer Als geen warmwaterboiler wordt aangesloten, boileraanvoer (Afb. 8, pos. 4) en boilerretour (Afb. 8, pos. 3) afsluiten. Dichtheidsproef uitvoeren. Daarbij wordt het drukexpansievat (Afb. 9, pos 2) van het systeem afgesloten met de afsluiter (Afb. 9, pos ) onder de rode kap. Zie afb. voor het verwijderen van de ketelvoorwand. JLET OP! De ketel dient te worden afgeperst met een,3x de bedrijfsdruk, daarbij rekening houdend met de aanspreekdruk van het overstortventiel. 2 3 JLET OP! De gegevens op het typeplaatje moeten in acht worden genomen. Afb. 9 Logano G24 V, voorwand geopend Legenda voor afb. 9 Pos. : Afsluiter Pos. 2: Expansievat (vanaf keteltype 20-4 aan de achterzijde van de ketel) Pos. 3: Ketelvul- en ketelaftapkraan

12 5 Installatie De ketel wordt bovendien ontlucht via de automatische snelontluchter (Afb. 0, pos. ): afdekkap van de automatische snelontluchter openen (afb.0). Zie afb. 2 voor het verwijderen van de achterste bovenmantelplaat. Afb. 0 Automatische snelontluchter Logano G24 V 2

13 Elektrische aansluiting en montage van de schakelkast 6 6 Elektrische aansluiting en montage van de schakelkast Borgschroeven (Afb., pos. ) links en rechts uit de zijwanden draaien. Ketelvoorwand omhoogtillen en naar voren verwijderen (afb.). Afb. Ketelvoorwand verwijderen De beide bevestigingsschroeven (Afb. 2, pos. ) van de achterste bovenmantelplaat eruitdraaien,omhoogtillen en naar achteren verwijderen (afb.2). Afb. 2 Achterste bovenmantelplaat verwijderen De beide plaatschroeven (Afb. 3, pos. ) van boven uit de klemmenafdekkap (Afb. 3, pos 2) draaien en de klemmenafdekkap verwijderen. Kantel de schakelkast een beetje naar voren en positioneer deze zodanig dat de inschuifhaakjes aan de voorzijde in de ovale gaten vallen. Schakelkast naar voren schuiven en aan de achterzijde naar beneden duwen totdat de elastische haken rechts en links inhaken (pijlen -afb. 3). Capillaire leiding door de kabeldoorvoering (Afb. 3, pos 3) geleiden en op de gewenste lengte afrollen. 2 3 Afb. 3 Regelsysteem Logamatic 4000 openen en positioneren 3

14 6 Elektrische aansluiting en montage van de schakelkast Schakelkast aan de achterzijde rechts en links in de kabeldoorvoering met behulp van 2 plaatschroeven (Afb. 4, pos ) op de voorste bovenmantelplaat vastschroeven, zie tevens afb. 5. JLET OP! Regelsysteem Logamatic 4000: Indien noodzakelijk het losbreekdeel (Afb. 4, pos 2) aan de achterwand (Afb. 4, pos. 3) losbreken resp. uitsnijden. 3 Voer de elektrische aansluiting uit volgens het electrische schema. 2 4 Kabelklemmen met ingelegde aansluitkabel in het klemframe plaatsen en de kabels bevestigen door het omzetten van de hendel (Afb. 4, pos. 4). Alleen regelsysteem Logamatic 4000: De beide onderste haken rechts en links aan de achterwand (Afb. 4, pos. 3) dienen met de sleuf in de bovenste rand van het klemframe te worden geplaatst (af b.4). De beide bovenste elastische inschuifhaken iets naar binnen drukken (pijl) en de achterwand (Afb. 4, pos 3) zodanig monteren dat de beide haken inhaken (afb.4). Klemmenafdekkap monteren en met behulp van twee plaatschroeven vastzetten (afb. 4 en afb. 5). Afb. 4 Regelsysteem Logamatic 4000 vastschroeven Legenda voor afb. 4 Pos. : Plaatschroeven Pos. 2: Losbreekdeel Pos. 3: Achterwand Pos. 4: Hendel JLET OP! Zorg ervoor dat kabels en capillaire leidingen zorgvuldig door de openingen worden geleid! Er moet een vaste aansluiting op het net volgens EN tot stand worden gebracht. De plaatselijke voorschriften moeten in acht worden genomen. Afb. 5 Regelsysteem Logamatic

15 Elektrische aansluiting en montage van de schakelkast 6 Capillaire leidingen van de temperatuursensoren en, bij "Logamatic"-regeling, de leiding van de ketelwatertemperatuursensor onder de voorste bovenmantelplaat door naar voren naar het meetpunt (Afb. 6, pos ) leiden. Slechts zo ver afrollen als nodig. Branderkabel (Afb. 6, pos 2), bij Logano G24 V ook de pompaansluitkabel, onder de voorste bovenmantelplaat naar achteren, naar de aansluitzijde van de schakelkast leiden. 2 Afb. 6 Voorzijde van de ketel Legenda voor afb. 6 Pos. : Meetpunt Pos. 2: Branderkabel Temperatuursensor tot tegen de aanslag in de dompelhuls (Afb. 7, pos ) steken. De kunststof spiraal (Afb. 7, pos 2) schuift daarbij automatisch terug. De compensatieveer (Afb. 7, pos 3) moet mee in de dompelhuls (Afb. 7, pos ) worden geschoven. Vergrendeling van de sensor(afb. 7, pos. 4) (meegeleverd met schakelkast) van opzij of van boven op de dompelhuls drukken (zie pijlen) Afb. 7 Dompelhuls en temperatuursensor Legenda afb. 7 Pos. : Dompelhuls Pos. 2: Kunstof spiraal Pos. 3: Compensatieveer Pos. 4: Vergrendeling van de sensor 5

16 6 Elektrische aansluiting en montage van de schakelkast Externe elektrische aansluitkabels en de aansluitkabel van de thermische terugslagbeveiliging van achteren door de kabelinvoer (Afb. 8, pos ) naar de schakelkast leiden. 2 3 A VOORZICHTIG! De kabels mogen geen hete delen van de ketel of delen van de trekonderbreker/valwindafleider raken. Er moet een vaste aansluiting op het net volgens EN tot stand worden gebracht. De plaatselijke voorschriften moeten in acht worden genomen. Elektrische aansluitingen volgens het electrische schema aan de insteekverbindingen (Afb. 8, pos 2) van de schakelkast tot stand brengen (afb. 8). Afb. 8 Kabelgeleiding en insteekverbindingen J LET OP! De stekkers kunnen met behulp van een schroevendraaier gemakkelijk van de klemmenstrook worden losgemaakt. Legenda voor afb. 8 Pos. : Kabelinvoer Pos. 2: Insteekverbindingen Pos. 3: Klemframe Insteekverbinding van de branderkabel volgens het electrische schema tot stand brengen. Alle leidingen met kabelklemmen vastzetten: Kabelklem met daarin gelegde leiding van boven in de groef van het klemframe (Afb. 9, pos ) plaatsen; de hendel moet daarbij schuin naar boven wijzen (afb. 9, stap ). Kabelklem naar beneden schuiven (afb. 9, stap 2) Vastdrukken (afb. 9, stap 3). Hendel naar boven omzetten (afb. 9, stap 4). Overlengte van de capillaire en andere leidingen op de isolatie van het ketelblok leggen. Capillaire leidingen niet knikken! Afb. 9 Leiding met kabelklem vastzetten 6

17 Elektrische aansluiting en montage van de schakelkast 6 Alleen bij regelsysteem Logamatic 2000: Display in de gewenste stand draaien. Bij combinatie met een L-boiler wordt aangeraden het display recht te zetten (afb. 20). Afb. 20 Display draaien Klemmenafdekkap monteren en deze op de schakelkast vastschroeven (afb.2). Achterste bovenmantelplaat met de strips onder de voorste ketelkap schuiven en achteraan naar beneden duwen (afb. 22). Achterste bovenmantelplaat vastschroeven aan de ketelachterwand. Als de ketel niet onmiddellijk na de montage in gebruik wordt genomen, adviseren wij om de ketelvoorwand aan te brengen en de ketel te beschermen door de doos van de verpakking erover heen te zetten. Afb. 2 Klemmenafdekkap monteren Afb. 22 Achterste bovenmantelplaat monteren 7

18 7 Inbedrijfstelling 7 Inbedrijfstelling 7. Voorbereiding voor inbedrijfstelling A VOORZICHTIG! In situaties met overmatige hoeveelheden stof, bijvoorbeeld door bouwwerkzaamheden in de opstellingsruimte, mag de ketel niet worden gebruikt. J LET OP! Als de brander door bouwwerkzaamheden vuil is geworden, moet deze voor de inbedrijfstelling worden gereinigd (zie hoofdstuk 9: "Onderhoud"). De gasaansluiting dient conform de lokale voorschriften tot stand te worden gebracht. De gasleiding moet spanningsvrij worden aangesloten op de gasaansluiting(afb. 23, pos 2). Gasafsluiter in de gasaanvoerleiding installeren. J LET OP! Wij adviseren om, conform de lokale voorschriften, een gasfilter in de gasleiding in te bouwen. Bij Propaan de met de ombouwdelen geleverde gasdrukschakelaar (Afb. 23, pos. ) vlakbij de gasaansluiting (Afb. 23, pos. 2) van de verwarmingsketel met de instelschijf naar boven of naar buiten in de gasleiding opnemen en afdichten. Gebruik daarbij de meegeleverde reduceernippel. Voer de aansluitkabel naast de gasleiding door de achterwand van de ketel en vervolgens binnen langs de rechter zijwand naar de schakelkast. Breng de elektrische aansluiting tot stand volgens het electrische schema. Voor de inbedrijfstelling het nieuwe leidinggedeelte inclusief de afdichtingsplaats bij het gasblok op externe dichtheid controleren. Daarbij mag de proefdruk bij de ingang van het gasblok maximaal 50 mbar bedragen. Afb. 23 Gasaansluiting Legenda voor afb. 23 Pos. : Gasdrukschakelaar (alleen noodzakelijk bij Propaan; kan ook 90 worden gedraaid) Pos. 2: Gasaansluiting 2 J LET OP! Als bij deze drukmeting een lekkage wordt geconstateerd, moeten alle verbindingen worden gecontroleerd op lekkage met behulp van een schuimend middel. Dit middel moet zijn goedgekeurd voor het controleren op gasdichtheid. Het middel niet op elektrische aansluitleidingen aanbrengen. 8

19 Inbedrijfstelling 7 Alleen bij Logano G24 V: Controleren of de op het typeplaatje van het drukexpansievat aangegeven voordruk overeenkomt met de installatiedruk min 0,2 bar in koude toestand. Bij afwijking van de gewenste waarde voordruk instellen. Rode kap verwijderen en afsluiter sluiten (Afb. 24, pos. ). Sluitkap van het meetpunt (Afb. 24, pos 2) verwijderen en druk corrigeren. Sluitkap sluiten, afsluiter openen en rode kap weer monteren. Bij open installaties dient de rode markering van de manometer op de voor de installatie noodzakelijke druk te worden ingesteld. Bij gesloten installaties dient de wijzer van de manometer zich binnen de groene markering te bevinden. Waterpeil van de installatie controleren. Indien noodzakelijk water bijvullen en de hele installatie ontluchten. 2 JLET OP! Bij waterverlies tijdens het ketelbedrijf langzaam water bijvullen en hele installatie ontluchten. Bij vaak voorkomend waterverlies oorzaak vaststellen en probleem onmiddellijk verhelpen. Afb. 24 G24 V: Drukexpansievat vanaf keteltype 20-4 op de achterwand van de ketel Legenda voor afb. 24 Pos. : Afsluiter Pos. 2: Meetpunt 9

20 7 Inbedrijfstelling Gasafsluiter langzaam openen. Gasaanvoerleiding ontluchten: Sluitschroef van de controlenippel voor voordruk en ontluchting bij het gasblok (afb , Pos. ) twee slagen losdraaien; bij "SIT" 830 Tandem de sluitschroef verwijderen. Als geen lucht meer aanwezig is, de sluitschroef van de controlenippel weer sluiten. Gasafsluiter sluiten. Afb. 25 Gasblok "SIT" 830 Tandem Afb. 26 Gasblok "BM" Afb. 27 Gasblok "Honeywell" VR

21 Inbedrijfstelling Inbedrijfstellingsrapport Vink de uitgevoerde inbedrijfstellingswerkzaamheden af en vul de gemeten waarden in. Volg daarbij beslist de aanwijzingen op de volgende pagina's. Inbedrijfstellingswerkzaamheden. Karakteristieke gaswaarden noteren:wobbe-index Bedrijfsverbrandingswaarde Opmerkingen of meetwaarden kwh/m³ kwh/m³ 2. Dichtheidscontrole uitgevoerd? 3. Controle: Luchttoevoer- en luchtafvoeropeningen en rookgasaansluiting 4. Controle van de uitrusting van het toestel (juiste branderinspuiters?) Indien noodzakelijk, gassoort wijzigen 5. Brander in bedrijf stellen 6.Gasvoordruk (stroomdruk) meten mbar 7. Branderdruk meten mbar 8. Dichtheidscontrole in bedrijfstoestand 9. Meetwaarden noteren Schoorsteentrek Pa Rookgastemperatuur bruto t A C Luchttemperatuur t L C Rookgastemperatuur netto t A - t L C Koolstofdioxidegehalte (CO 2 ) zonder zuurstofgehalte (O 2 ) % Schoorsteenverliezen q A % Koolmonoxidegehalte (CO), luchtvrij ppm 0.Functiecontroles Ionisatiestroom meten µa.voorwand monteren 2.Gebruiker informeren, technische documentatie overhandigen 3.Inbedrijfstelling bevestigen 2

22 7 Inbedrijfstelling 7.3 Inbedrijfstellingswerkzaamheden Ad.: Karakteristieke gaswaarden noteren Informeer bij het gasbedrijf naar de karakteristieke gaswaarden. Ad 2.: Dichtheidscontrole uitgevoerd? Bevestig hier de uitvoering van de dichtheidscontrole voor de inbedrijfstelling van de verwarmingsketel (zie hoofdstuk 7.: "Voorbereiding voor inbedrijfstelling"). Ad 3.: Controle van de luchttoevoer-en luchtafvoeropeningen alsmede van de rookgasaansluiting Om een storingsvrije werking te waarborgen, zijn luchttoevoer- en luchtafvoeropeningen van voldoende omvang nodig. Overtuig u ervan dat deze aanwezig zijn en correct functioneren, dat wil zeggen dat deze niet afgesloten of verstopt zijn. Wijs de gebruiker van de installatie op eventuele ongunstige omstandigheden en verzoek hem, deze te verbeteren. Overtuig u ervan dat de rookgasafvoer voldoet aan de volgende voorwaarden: De diameter van de rookgasafvoer dient volgens de berekening te voldoen aan de van toepassing zijnde voorschriften. Het rookgaskanaal dient zo kort mogelijk te zijn. De rookgasafvoer dient stijgend naar de schoorsteen te verlopen. Het is niet toegestaan om thermisch gestuurde rookgaskleppen in de rookgasafvoeren te monteren. Zorg ervoor dat ongunstige omstandigheden onmiddellijk worden verbeterd. Ad 4.: Controle van de uitrusting van het apparaat Bepaal aan de hand van de bij het gasbedrijf verkregen karakteristieke gaswaarden alsmede de gegevens in Tab. en Tab. 2, welke inspuiters passen bij uw gassoort. Controleer of de markering van de inspuiters daarmee overeenkomt. ALET OP! De brander mag uitsluitend met de juiste inspuiters in bedrijf worden gesteld. Indien noodzakelijk, gassoort wijzigen (zie hoofdstuk 0: "Ombouwen naar een andere gassoort"). Gassoort Aardgas L (G25) Propaan P (G3) Tab. Keteltype Tab. 2 Fabrieksvoorinstelling gasbrander Aantal inspuiters inspuiters Fabrieksvoorinstelling Bij levering gebruiksklaar ingesteld. Branderinstelling niet nodig. Drukregelaar ingesteld en verzegeld. Wobbe-index voor 5 C, 03 mbar: Ingesteld op,5 kwh/m 3 Inzetbaar van 0,9 tot 2,4 kwh/m 3 Wobbe-index voor 0 C, 03 mbar: Ingesteld op 2,2 kwh/m 3 Inzetbaar van,5 tot 3, kwh/m 3 Na ombouwen naar een andere gassoort (zie hoofdstuk 0: "Ombouwen naar een andere gassoort") geschikt voor propaan. Aardgas L (G25) inspuiters Markering Propaan P (G3) I 250 I I 255 D I E

23 Inbedrijfstelling 7 Ad 5.: Brander in bedrijf stellen Installatie elektrisch inschakelen, bijvoorbeeld door de buiten de stookruimte gemonteerde verwarmingsnoodschakelaar in te schakelen. Bedrijfsschakelaar (afb. 28 resp. afb. 29) in stand I (AAN) zetten. Ketelwaterregelthermostaat (afb. 28 resp. afb. 29) op "AUT" zetten. Bij een constante regeling op de gewenste temperatuur (min. 65 C) instellen. De meegeleverde bedieningsvoorschriften voor de ketel- en verwarmingscirculatieregeling moeten in acht worden genomen. Gasafsluiter langzaam openen. I 0 Afb. 28 Regelsysteem Logamatic 2000 Afb. 29 Regelsysteem Logamatic 4000 Storing: Indien de signaallamp bij de resetknop oplicht (Afb. 30, pos ), dient de resetknop te worden ingedrukt. Bij een storing verschijnt bij de regelsystemen Logamatic 2000 en 4000 een branderstoringsmelding op het display van de schakelkast of de afstandsbediening. Als na meermaals indrukken van de resetknop de brander niet start, (zie hoofdstuk : "Verhelpen van storingen") Afb. 30 Resetknop / signaallamp 23

24 7 Inbedrijfstelling Ad 6.: Gasvoordruk (stroomdruk) meten Bij beide gasbranders: Sluitschroef van de controlenippel voor voordruk bij het gasblok (afb. 3 -afb. 33 pos. ) twee slagen losdraaien; bij "SIT" 830 Tandem de sluitschroef verwijderen. Schuif de meetslang van de U-buismanometer om de controlenippel. Meet de voordruk terwijl de brander in werking is en noteer de waarde in het inbedrijfstellingsrapport. De gasvoordruk moet bij aardgas L (G25): min. 20 mbar, max. 30 mbar, nominale voordruk 25 mbar, Propaan P (G3): min. 42,5 mbar, max. 57,5 mbar, nominale voordruk 50 mbar bedragen. Afb. 3 Gasblok "SIT" 830 Tandem JLET OP! Als de noodzakelijke gasvoordruk niet beschikbaar is, moet overleg worden gevoerd met het betreffende gasbedrijf. JLET OP! Bij een hogere gasvoordruk dient een extra gasdrukregelaar voor het gasblok te worden gemonteerd. Trek de meetslang weer los en schroef de sluitschroef van de controlenippel vervolgens zorgvuldig vast. Afb. 32 Gasblok "BM" Afb. 33 Gasblok "Honeywell" VR

25 Inbedrijfstelling 7 Ad 7.: Branderdruk meten Sluitschroef van de controlenippel bij de gasverdeelbuis twee slagen losdraaien (Afb. 34, pos ). Schuif de meetslang van de U-buismanometer om de controlenippel. Lees de branderdruk op de U-buismanometer af en vergelijk deze met de waarden in Tab.3. Bij een afwijking van de gewenste waarde van meer dan + mbar branderdruk corrigeren. Ad 8.: Dichtheidscontrole in bedrijfstoestand Controleer terwijl de brander in werking is alle afdichtingsplaatsen in de hele gasstraat van de brander, zoals controlenippels, inspuiters, schroefverbindingen etc., met een schuimvormend middel. Dit middel moet zijn goedgekeurd voor het controleren op gasdichtheid. Het middel niet op elektrische aansluitleidingen aanbrengen. Afb. 34 Keteltype Gasbrander Nominale branderdruk bij een gastemperatuur van 5 C en 03 mbar Aardgas L Propaan P (G25) [mbar] (G3) [mbar] 20-4,6 22, ,5 27, ,9 2, ,5 28,0 Tab. 3 Nominale branderdruk 25

26 7 Inbedrijfstelling Ad 9.: Meetwaarden noteren Boor een gat in de rookgasafvoer, ca. 2x ØAA na de valwindafleider/trekonderbreker aan de van de ketel afgekeerde zijde (Afb. 35, pos ) JLET OP! Als de installatie vlak na de valwindafleider/ trekonderbreker met een bochtstuk is aangesloten, dient vóór de bocht te worden gemeten. Alle metingen aan het meetpunt in de rookgasafvoer (Afb. 35, pos ) uitvoeren. ø AA ø AA 2 x schoorsteentrek De aanbevolen waarden liggen tussen 3 Pa (0,03 mbar) en 5 Pa (0,05 mbar). Afb. 35 Meetpunt in rookgasafvoer JLET OP! Een hogere schoorsteentrek leidt tot vermijdbare warmteverliezen, hetgeen resulteert in hogere stookkosten. Bij de schoorsteenverliesmeting kunnen daardoor bovendien meetfouten optreden. Bij waarden hoger dan 0 Pa (0, mbar) adviseren wij om een nevenbeluchtingstoestel te monteren. Legenda voor afb. 35 Pos. : Meetpunt in rookgasafvoer Schoorsteenverlies Het schoorsteenverlies mag niet hoger zijn dan 9%. Koolmonoxidegehalte Luchtvrije CO-waarden moeten onder 400 ppm resp. 0,04 vol% liggen. JLET OP! Waarden in de buurt van of boven 400 ppm duiden op een verkeerde instelling van de brander, verkeerde instelling van het toestel, vervuiling van de gasbrander of warmtewisselaar, of op defecten van de brander. De oorzaak moet beslist worden vastgesteld en verholpen. 26

27 Inbedrijfstelling 7 Ad 0.: Functiecontroles Bij de inbedrijfstelling en bij het jaarlijks onderhoud moeten alle regel-, besturings- en veiligheidsvoorzieningen op hun juiste werking en, als verstelling mogelijk is, op hun juiste instelling worden gecontroleerd.. Maximaalthermostaat controleren Zie documentatie ketel- en verwarmingscirculatieregeling. Ionisatiestroom controleren Installatie stroomloos maken, bijvoorbeeld door de buiten de stookruimte gemonteerde verwarmingsnoodschakelaar uit te schakelen. Beveiliging tegen aanraken (Afb. 36, pos ) van de ionisatiekabel (Afb. 36, pos. 2) verwijderen en insteekverbinding losmaken. Installatie elektrisch inschakelen, bijvoorbeeld door de buiten de stookruimte gemonteerde verwarmingsnoodschakelaar in te schakelen. Na ca. 2 seconden wordt het magneetventiel geopend, herkenbaar door een zachte klik. Na ca. 0 seconden moet de brander overgaan naar de storingstoestand. De signaallamp bij de resetknop gaat dan branden. Afb. 36 Ionisatiekabel Legenda voor afb. 36 Pos. : Beveiliging tegen aanraken Pos. 2: Ionisatiekabel 2 Ionisatiestroom meten (afb.37) Installatie stroomloos maken. Meetapparaat aan ionisatiekabel en ionisatieelektrode in serie aansluiten. Op meetapparaat het µa-gelijkstroombereik kiezen. Installatie weer elektrisch inschakelen en ionisatiestroom meten. Een storingsvrije werking is alleen mogelijk als de ionisatiestroom ten minste 2 µa bedraagt terwijl de aansteekbrander brandt en de hoofdvlam niet brandt. Een storingsuitschakeling vindt plaats bij ca. µa. Meetwaarde invullen in het rapport. Installatie stroomloos maken. Meetapparaat verwijderen, insteekverbinding vastzetten en beveiliging tegen aanraken aanbrengen. Installatie weer elektrisch inschakelen. Afb. 37 Ionisatiestroom meten 27

28 7 Inbedrijfstelling Thermische terugslagbeveiliging controleren Verwarmingsketel in bedrijf stellen (zie bedieningsvoorschriften van de verwarmingsketel). Rookgastemperauursensor (Afb. 38, pos. ) van de valwindafleider/trekonderbreker afschroeven. Bij regelsysteem 2000 en 4000 op toets Q drukken en deze gedurende ca. sec. ingedrukt houden. Bij een constante regeling de ketelregelthermostaat op maximumtemperatuur instellen. Punt van de rookgastemperatuursensor (Afb. 38, pos ) in de kern van de rookgasstroom houden terwijl de brander in werking is. De gastoevoer wordt na maximaal 20 seconden onderbroken en de brander wordt uitgeschakeld. Na een vertraging van ca. 5 minuten wordt de brander automatisch weer ingeschakeld, indien er warmtevraag is. Rookgastemperatuursensor weer monteren. Bij regelsysteem 2000 en 4000 x op toets Q drukken om te resetten. Bij een constante regeling weer op de gewenste temperatuur instellen. Afb. 38 Sensor thermische terugslagbeveiliging Ad.: Ketelvoorwand monteren Ketelvoorwand inhangen Borgschroeven links en rechts in de zijwanden draaien (Afb. 39, pos ). Doorzichtige map met de technische documentatie zichtbaar op een zijwand van de ketel aanbrengen. Ad 2. Gebruiker informeren, technische documentatie overhandigen Maak de gebruiker vertrouwd met de installatie en met de bediening van de verwarmingsketel. Overhandig hem tevens de technische documentatie. Ad 3.: Inbedrijfstelling bevestigen Vul het formulier achter in dit montage- en onderhoudsvoorschrift in. U bevestigt daarmee de deskundige installatie en inbedrijfstelling alsmede de overdracht van de installatie. Afb. 39 Ketelvoorwand monteren 28

29 Buitenbedrijfstelling 8 8 Buitenbedrijfstelling Bedrijfsschakelaar (afb. 40 en afb. 4) in stand "0" (UIT) zetten. Gasafsluiter sluiten. AVOORZICHTIG! Als de verwarmingsinstallatie tijdens de wintermaanden (vorstgevaar) niet in bedrijf is, of bijv. ten gevolge van een storing automatisch uitschakelt, dienen maatregelen getroffen te worden om bevriezing van de installatie te voorkomen. Het verwarmingswater dient op het laagste punt van de installatie met behulp van een aftapventiel te worden afgetapt. Daarbij moet het ontluchtingsventiel op het hoogste punt van de verwarmingsinstallatie zijn geopend. Afb. 40 Regelsysteem Logamatic 4000 I 0 Afb. 4 Regelsysteem Logamatic

30 9 Onderhoud 9 Onderhoud 9. Onderhoudsrapport Vink de uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden af en vul de gemeten waarden in. Volg daarbij beslist de aanwijzingen op de volgende pagina's. Onderhoudswerkzaamheden (Datum):. Reinigen van de verwarmingsketel 2. Reinigen van de gasbrander 3. Controle op interne dichtheid 4.Gasvoordruk meten mbar mbar mbar 5.Branderdruk meten mbar mbar mbar 6. Dichtheidscontrole in bedrijfstoestand 7. Meetwaarden noteren Schoorsteentrek Pa Pa Pa Rookgastemperatuur bruto t A C C C Luchttemperatuur t L C C C Rookgastemperatuur netto t A - t L C C C Kooldioxidegehalte (CO 2 ) of zuurstofgehalte (O 2 ) % % % Schoorsteenverliezen q A % % % Koolmonoxidegehalte (CO), luchtvrij ppm ppm ppm 8. Functiecontrole Ionisatiestroom meten µa µa µa Bij Logano G24 V Expansievat controleren (ongeveer om de twee jaar) 9. Onderhoud bevestigen Bevestiging dat onderhoud op deskundige wijze is uitgevoerd (bedrijfsstempel en handtekening) 30

31 Onderhoud 9 mbar mbar mbar mbar mbar mbar mbar mbar mbar mbar Pa Pa Pa Pa Pa C C C C C C C C C C C C C C C % % % % % % % % % % ppm ppm ppm ppm ppm µa µa µa µa µa 3

32 9 Onderhoud 9.2 Onderhoudswerkzaamheden JLET OP! Bij het vervangen van onderdelen mogen uitsluitend originele reservedelen worden gemonteerd. Ad.: Reiniging van de verwarmingsketel De verwarmingsketel kan worden gereinigd met een borstel of door sproeien. a) Reiniging met een borstel: Gasafsluiter in de gasaanvoerleiding sluiten. Installatie stroomloos maken, bijvoorbeeld door de buiten de stookruimte gemonteerde verwarmingsnoodschakelaar uit te schakelen. Ketelvoorwand verwijderen Demonteren van de gasbrander Schroefverbinding van de ontstekingsgasleiding bij het gasblok losmaken (Afb. 42, pos. 2). Gasbrander bij de schroefverbinding van het gasblok losmaken (Afb. 42, pos. 3). Beveiliging tegen aanraken van de ionisatiekabel verwijderen en insteekverbinding losmaken (Afb. 42, pos ). Insteekverbinding aan de ontsteking losmaken (Afb. 42, pos 4). Afb. 42 Gasbrander Legenda voor afb. 42 Pos. : Beveiliging tegen aanraken, ionisatiekabel Pos. 2: Schroefverbinding ontstekingsgasleiding Pos. 3: Schroefverbinding Pos. 4: Insteekverbinding van de ontsteking Bevestigingsmoeren aan branderplaat (Afb. 43, pos ) losdraaien en gasbrander uit de ketel verwijderen. Zorg er tijdens het demonteren van de gasbrander voor dat de vulringen op de stiftbouten blijven zitten. Afb. 43 Demonteren van de gasbrander 32

33 Onderhoud 9 Achterste bovenmantelplaat losschroeven en verwijderen Warmte-isolatie omhoogklappen en reinigingsdeksel van rookgasverzamelaar losschroeven. Rookgaskanalen schoonborstelen (afb.44). Vuurhaard en vloerplaat reinigen. Reinigingsdeksel weer vastschroeven en warmteisolatie naar beneden klappen. Achterste bovenmantelplaat weer vastschroeven. b) Sproeireiniging of gecombineerde reiniging: Reinigingsmiddel kiezen afhankelijk van de aard van de vervuiling (roet of vastgekoekt vuil). Gebruiksvoorschriften voor reinigingsapparaat en reinigingsmiddel in acht nemen! In bepaalde omstandigheden moet de sproeireiniging anders dan hier beschreven plaatsvinden. De ketel tot een ketelwatertemperatuur van ca. 50 C verwarmen. Gasafsluiter in de gasaanvoerleiding sluiten. Installatie stroomloos maken, bijvoorbeeld door de buiten de stookruimte gemonteerde verwarmingsnoodschakelaar uit te schakelen. Ketelvoorwand verwijderen Gasbrander demonteren. Zie bij a) "Reiniging met een borstel" Achterste bovenmantelplaat losschroeven en verwijderen Warmte-isolatie omhoogklappen en reinigingsdeksel van rookgasverzamelaar losschroeven. Als veel vuil is vastgekoekt, rookgaskanalen schoonborstelen (afb.44). Schakelkast met folie afdekken; er mag geen sproeinevel in de schakelkast binnendringen. Leg een dweil op de vloerplaat om wegdruipend sproeimiddel op te nemen. Rookgaskanalen van boven af gelijkmatig met het reinigingsmiddel besproeien (afb.45). Afb. 44 Reiniging met een borstel Afb. 45 Sproeireiniging 33

34 9 Onderhoud Alleen in de rookgaskanalen sproeien! Reinigingsmiddel ca. 5 minuten laten inwerken. Dweil verwijderen. Folie van de schakelkast verwijderen. Reinigingsdeksel op de rookgasverzamelaar leggen en vastschroeven. Gasbrander inbouwen en inschakelen totdat het ketelwater de maximale temperatuur heeft bereikt (schoorsteenvegerknop). Na het afdrogen van het verwarmd oppervlak de gasbrander demonteren. Schoonborstelen van de rookgaskanalen is aan te raden. In dat geval moet eerst het reinigingsdeksel van de rookgasverzamelaar worden geschroefd en daarna weer worden gemonteerd. Vuurhaard en vloerplaat reinigen. Warmte-isolatie naar beneden klappen en achterste bovenmantelplaat weer vastschroeven. Stookruimte goed ventileren. 34

35 Onderhoud 9 Ad 2.: Reinigen van de gasbrander Insteekverbindingen van de ontstekingskabels (Afb. 46, pos ) bij de ontsteking losmaken. Aansteekgasleiding (Afb. 46, pos. 3) bij de aansteekbrander (Afb. 46, pos 2) losmaken. Aansteekgasinspuiter (aardgas L (G25): Ø0,5 mm, markering: 5; Propaan P (G3): Ø0,3 mm, markering: 3) en luchtzeef uitnemen en doorblazen. De beide schroeven bij de aansteekbrander (Afb. 46, pos 2) losmaken en de aansteekbrander voorzichtig naar buiten trekken. Branderstaven in water met reinigingsmiddel dompelen en afborstelen. Let er daarbij op dat de warmte-isolatie (Afb. 46, pos 4) bij de branderplaat en de ontsteking (Afb. 46, pos. 5) niet nat worden! Ontsteking eventueel losschroeven. Branderstaven met een waterstraal afspoelen; gasbrander daarbij zo houden, dat het water in alle brandersleuven kan binnendringen en weer naar buiten kan lopen. Achterblijvend water verwijderen door de branderstaven heen en weer te bewegen. Brandersleuven op vrije doorgang controleren; waterfilm en vuilresten uit de sleuven verwijderen. Als er brandersleuven beschadigd zijn, moet de brander worden vervangen. Bij montage en inbouw van de brander omgekeerde volgorde van uitbouw en demontage aanhouden. Zorg er tijdens het monteren van de gasbrander voor dat de vulringen zich op de stiftbouten bevinden. Bij het vastschroeven van de branderplaat de vier schroeven niet al te vast aandraaien. Indien nodig pakkingen vervangen. Afb Gasbrander Legenda voor afb. 46 Pos. : Insteekverbinding ontstekingskabel Pos. 2: Aansteekbrander Pos. 3: Aansteekgasleiding Pos. 4: Warmte-isolatie Pos. 5: ontstekingstrafo Ad 3.: Controle op interne dichtheid Gasblok aan de ingangszijde met een proefdruk van min. 00 mbar en max. 50 mbar op interne dichtheid controleren. Na een minuut mag de drukdaling max.0 mbar bedragen. Bij een grotere drukdaling moet bij alle afdichtingsplaatsen voor het gasblok met behulp van een schuimvormend middel naar een lek worden gezocht. Als geen lek wordt vastgesteld, controle met behulp van druk herhalen. Als opnieuw een grotere drukdaling dan 0 mbar per minuut wordt gemeten, gasblok vervangen. 35

36 9 Onderhoud Ad 4.: Gasvoordruk meten Ad 5.: Branderdruk meten Ad 6.: Dichtheidscontrole in bedrijfstoestand Ad 7.: Meetwaarden opnemen Ad 8.: Functiecontroles (zie hoofdstuk 7.3: "Inbedrijfstellingswerkzaamheden") Bij Logano G24 V daarnaast telkens om de twee jaar: Membraan van drukexpansievat controleren: Sluitkap van het meetpunt (Afb. 47, pos. 2) verwijderen en stikstofklep even bedienen. Als water ontwijkt, is de membraan defect. Membraan of drukexpansievat moeten worden vervangen. Voordruk van drukexpansievat controleren: Rode kap verwijderen en afsluiter (Afb. 47, pos. ) sluiten. Het nog in het drukexpansievat aanwezige water via het aftapventiel (Afb. 47, pos 3) aftappen. Sluitkap van het meetpunt (Afb. 47, pos. 2) verwijderen, druk meten en corrigeren als deze niet overeenkomt met de voor de installatie noodzakelijke voordruk (installatiedruk min 0,2 bar in koude toestand). Sluitkap sluiten, afsluiter (Afb. 47, pos ) openen en rode kap er weer opzetten. Voorwand weer monteren. Ad 9.: Onderhoud bevestigen Onderteken het onderhoudsrapport in dit document. Afb. 47 Drukexpansievat; vanaf keteltype 20-4 op de achterwand van de ketel Legenda voor afb. 47 Pos. : Afsluiter Pos. 2: Meetpunt Pos. 3: Aftapventiel

37 Ombouwen naar een andere gassoort 0 0 Ombouwen naar een andere gassoort Ombouwen naar een andere gassoort: J LET OP! De aangegeven volgorde moet beslist worden gevolgd! Bedrijfsschakelaar in de stand "0" (UIT) zetten, gasafsluiter sluiten en ketelvoorwand verwijderen. Gasdrukschakelaar installeren resp. wijzigen: J LET OP! De gasdrukschakelaar (Afb. 48, pos. 2) moet bij bedrijf op Propaan geïnstalleerd zijn (leveringsomvang ombouwset); bij bedrijf op aardgas kan deze worden toegepast (toebehoren). Bij overschakeling op Propaan: Gasdrukschakelaar (Afb. 48, pos 2) vlakbij de gasaansluiting (Afb. 48, pos ) van de verwarmingsketel met de instelschijf (Afb. 48, pos 3) naar boven of naar buiten in de gasleiding opnemen en afdichten. Gebruik daarbij de meegeleverde reduceernippel. Voer de aansluitleiding naast de gasleiding door de achterwand van de ketel en vervolgens binnen langs de rechter zijwand naar de schakelkast. Breng de elektrische aansluiting tot stand volgens het electrische schema. Instelling van de gasdrukschakelaar controleren resp. corrigeren: Aardgas L (G25): Propaan P (G3): 5 mbar 40 mbar Schroeven losdraaien en de afdekkap verwijderen om instellingen te wijzigen. Met behulp van de instelschijf instelling wijzigen en vervolgens de afdekkap weer monteren. Keteltype Tab. 4 Afb. 48 Aantal inspuiters inspuiters Gasdrukschakelaar Inspuiters Markering Aardgas L Propaan P (G25) (G3) I 250 I I 255 D I E Legenda voor afb. 48 Pos. : Gasaansluiting Pos. 2: Gasdrukschakelaar (alleen noodzakelijk bij propaangas; kan ook 90 worden gedraaid) Pos. 3: Instelschijf 3 37

38 0 Ombouwen naar een andere gassoort Doseerplaat secundaire lucht verwisselen: Gasbrander demonteren (zie hoofdstuk 9.2: "Onderhoudswerkzaamheden"). Doseerplaat secundaire lucht (Afb. 49, pos ) losschroeven en vervangen door een nieuwe. Ter onderscheiding: de plaat voor Propaan is voorzien van een omranding. 2 Inspuiters verwisselen: Inspuiters vervangen door voor de nieuwe gassoort geschikte inspuiters. Daarbij tevens nieuwe pakkingen monteren en de inspuiters controleren aan de hand van de markeringen in Tab. 4. Aansteekgasleiding (Afb. 49, pos 2) aan de aansteekbrander losmaken en de aansteekgasinspuiter vervangen door voor de nieuwe gassoort geschikte inspuiter. Inspuitermarkering: 3 Aardgas L (G25): 5 Propaan P (G3): 3 Gasbrander weer monteren. Inbedrijfstellingswerkzaamheden tot 6 uitvoeren, daarbij tevens het inbedrijfstellingsrapport invullen. Schakelaar Functie in stand "0" (UIT) zetten. Sluitschroef van de controlenippel (Afb. 49, pos. 3) bij de gasverdeelbuis twee slagen losdraaien en de meetslang van de U-buismanometer aansluiten. Afb. 49 Gasbrander Legenda voor afb. 49 Pos. : Doseerplaat secundaire lucht Pos. 2: Aansteekgasleiding Pos. 3: Meetpunt 38

39 Ombouwen naar een andere gassoort 0 Aansteekgas instellen Bij "SIT" 830 Tandem en "BM" : Bij "SIT" 830 Tandem Afdekkap van de ontluchtingsopening (Afb. 50, pos ) verwijderen. Schakelaar Functie in stand "I" (AAN) zetten. Ongeveer 6 seconden na het verschijnen van de waakvlam de ontluchtingsopening (afb. 50enafb. 5, pos.) met bijv. een vinger afsluiten. Ca. 0 seconden nadat het gasblok is geopend, herkenbaar door een zachte klik, de druk van de trap op de U-buismanometer aflezen en deze door de aansteekgasschroef (afb. 50enafb. 5, pos.2) in plus- of min-richting te draaien op ca. 7 mbar bij aardgas L (G25) ca. 8 mbar bij Propaan P (G3) 2 instellen. De druk van de trap kan alleen bij een afgesloten ontluchtingsopening (afb. 50 en afb. 5, pos.) worden ingesteld. Bij "SIT" 830 Tandem: Afdekkap van de ontluchtingsopening (Afb. 50, pos ) weer monteren. Afb. 50 Gasblok "SIT" 830 Tandem 2 Afb. 5 Gasblok "BM" Legenda voor afb. 50 en afb. 5 Pos. : Ontluchtingsopening Pos. 2: Aansteekgasschroef 39

40 0 Ombouwen naar een andere gassoort Bij "Honeywell" VR 460: Gasafsluiter sluiten. Bij ombouwen op Propaan de beschermkap (Afb. 52, pos 2) op de aansteekgasopening (Afb. 52, pos ) verwijderen en de Propaan-adapter met pakking (Afb. 52, pos 4) erin schroeven. Indien de Propaanadapter niet is voorzien van een eigen beschermingskap(afb. 52, pos. 3), moet de beschermingskap (Afb. 52, pos 2) van de aansteekgasopening worden gemonteerd. Bij ombouwen op aardgas de adapter eruit draaien en de beschermkap op de aansteekgasopening monteren. Uit veiligheidsoverwegingen is het absoluut noodzakelijk dat de beschermkap wordt gemonteerd! Gasafsluiter openen Bedrijfsschakelaar in stand "I" (AAN) zetten. Afb. 52 Gasblok "Honeywell" VR 460 Brandervermogen instellen volgens de inspuiterdrukmethode. ALET OP! Ook bij Propaan! Legenda voorafb. 52 Pos. : Aansteekgasopening Pos. 2: Beschermkap aansteekgasopening Pos. 3: Beschermkap Propaan-adapter Pos. 4: Propaan-adapter met pakking Lees de branderdruk op de U-buismanometer af en vergelijk deze met de waarden in Tab. 5. Keteltype Nominale branderdruk bij een gastemperatuur van 5 C en 03 mbar Aardgas L Propaan P (G25) [mbar] (G3) [mbar] 20-4,6 22, ,5 27, ,9 2, ,5 28,0 Tab. 5 Nominale branderdruk 40

41 Ombouwen naar een andere gassoort 0 Bij afwijking van de gewenste waarde: Beschermkap resp. -dop (evtl. verzegeld) op de instelschroef voor de branderdruk verwijderen (afb. 53 tot 55, pos. ). De branderdruk corrigeren door de instelschroef in plus- of min-richting te draaien (afb. 53 tot afb. 55, pos. ). Beschermkap resp. -dop weer op de instelschroef aanbrengen. Inbedrijfstelling: Meetslang verwijderen en sluitschroef van de controlenippel weer vastdraaien. Inbedrijfstellingswerkzaamheden 8 tot 3 uitvoeren, daarbij tevens het inbedrijfstellingsrapport invullen. Controleer daarbij tevens alle bij de ombouw betrokken afdichtingsplaatsen tijdens het bedrijf! Plak de sticker voor de nieuwe gassoort op het typeplaatje van de ketel. Gedemonteerde onderdelen bewaren! Afb. 53 Gasblok "SIT" 830 Tandem Afb. 54 Gasblok "BM" Afb. 55 Gasblok "Honeywell" VR 460 4

42 Verhelpen van storingen Verhelpen van storingen Storing Oorzaak Oplossing Verwarmingsketel treedt niet in werking Verwarmingsketel gaat over op storing (Aansteekbrander treedt niet in werking) Verwarmingsketel gaat over op storing (Aansteekbrander slaat aan en gaat na 0 sec. over op storing) Aansteekbrander brandt, hoofdvlam brandt niet Brander rookt Rookgaslucht in opstellingsruimte Brander maakt veel lawaai tijdens bedrijf Geen spanning aanwezig. Ketelregelthermostaat defect. Maximaalthermostaat aangesproken. Thermische terugslagbeveiliging aangesproken. Gasafsluiter gesloten. Lucht in de gasleiding. Aansteekgasleiding of aansteekbranderinspuiter vervuild. Ontstekingsinrichting defect. Aansteekgasklep gaat niet open. Besturingseenheid defect. Elektrische aansluiting: N en L verwisseld. Geen aarding aanwezig. Ionisatiestroom kleiner dan µa. Aardsluiting ionisatie-elektrode. Besturingseenheid defect. Hoofdgasmagneetventiel gaat niet open. Geen spanning op klem 2. Besturingseenheid defect. Verkeerde inspuiters. Branderdek beschadigd. Venturibuizen vervuild. Branderstaven van binnen vervuild. Ventilatieopeningen te klein. Ketelblok vervuild. Rookgasafvoeraansluiting vervuild. Stuwing of terugstroming in de schoorsteen. Ketelblok vervuild. Openingen in de branderstaven sterk vervuild met pluisjes, vezels of stof ten gevolge van bouwwerkzaamheden. Stand van de verwarmingsnoodschakelaar, van de bedrijfsschakelaar en zekeringen controleren. Elektrische aansluiting volgens electrische schema controleren. Ketelregelthermostaat vervangen. Maximaalthermostaat ontgrendelen; indien defect, vervangen. Na max. 5 minuten wachten wordt de ketel automatisch weer ingeschakeld, indien er warmtevraag is. Indien vaker geactiveerd, rookgasafvoer controleren en thermische terugslagbeveiliging op juiste werking controleren. Indien defect, vervangen. Gasafsluiter openen. Gasleiding ontluchten. Aansteekgasleiding en aansteekbranderinspuiter reinigen. Ontstekingseenheid vervangen. Gasblok en besturingseenheid controleren; indien defect, vervangen. Besturingseenheid vervangen. N en L verwisselen. Aarding tot stand brengen. Elektrode of besturingseenheid vervangen. Elektrode vervangen resp. aardsluiting verhelpen. Besturingseenheid vervangen. Gasblok en besturingseenheid controleren; indien defect, vervangen. Bedrading controleren. Besturingseenheid vervangen. Inspuiters controleren, eventueel vervangen Brander vervangen. Brander reinigen. Brander reinigen. Controleren en gebruiker van de installatie hiervan op de hoogte brengen. Ketel reinigen. Rookgasafvoer reinigen. Dwarsdoorsnede van schoorsteen en schoorsteentrek controleren. Ketel reinigen. Reinigen van de branderstaven. Verhelp de oorzaak van de vervuiling. 42