VOORSTEL VAN WET ZOALS GEWIJZIGD NAAR AANLEIDING VAN HET ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "VOORSTEL VAN WET ZOALS GEWIJZIGD NAAR AANLEIDING VAN HET ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE"

Transcriptie

1 Voorstel van wet van de leden Depla en B.M. de Vries houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten inzake fiscale facilitering banksparen ten behoeve van pensioenopbouw { } Nr. 5 VOORSTEL VAN WET ZOALS GEWIJZIGD NAAR AANLEIDING VAN HET ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de kosten van pensioensparen te beperken door de concurrentie te bevorderen door de uitgaven voor oudedagvoorzieningen via een lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht ook fiscaal aftrekbaar te maken; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: ARTIKEL I De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd: A. Artikel 1.7, eerste lid, wordt vervangen door: 1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder lijfrente: a. een aanspraak volgens een overeenkomst van levensverzekering (artikel 3.117) op vaste en gelijkmatige periodieke uitkeringen die eindigen uiterlijk bij overlijden, welke aanspraak niet kan worden afgekocht, vervreemd, prijsgegeven, of formeel of feitelijk tot voorwerp van zekerheid kan dienen, anders dan op grond van artikel 3.126, eerste lid, onderdeel d, onder 2, of ten behoeve van uitstel van betaling op grond van artikel 25, vijfde lid, Invorderingswet 1990, alsmede de met een zodanige aanspraak verband houdende aanspraak op winstuitkeringen; b. een aanspraak op het tegoed van een lijfrentespaarrekening of op de waarde van een lijfrentebeleggingsrecht (artikel 3.126a), welke aanspraak niet kan worden afgekocht, vervreemd, prijsgegeven, of formeel of feitelijk tot voorwerp van zekerheid kan dienen, anders dan op grond van artikel 3.126a, tweede lid, onderdeel c, onder 2, of ten behoeve van uitstel van betaling op grond van artikel 25, vijfde lid, Invorderingswet 1990, alsmede de met een zodanige aanspraak verband houdende aanspraak op winstuitkeringen. B. Artikel wordt als volgt gewijzigd: 1. In de bestaande tekst wordt lijfrenten telkens vervangen door: lijfrenten als bedoeld in artikel 1.7, eerste lid, onderdeel a,. 2. Onder aanduiding van de bestaande tekst als eerste lid wordt een lid toegevoegd, luidende: 1

2 2. Waar in deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verwezen naar een lijfrente als bedoeld in artikel wordt daaronder tevens verstaan een tegoed van een lijfrentespaarrekening als bedoeld in artikel 3.126a of de waarde van een lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3.126a. C. In artikel 3.125, eerste lid, wordt lijfrenten telkens vervangen door lijfrenten als bedoeld in artikel 1.7, eerste lid, onderdeel a,. Deze vervanging vindt niet plaats in onderdeel c in de zinsnede termijnen van die lijfrenten. D. In artikel 3.126, eerste lid, aanhef, wordt lijfrenten vervangen door: lijfrenten als bedoeld in artikel 1.7, eerste lid, onderdeel a,. E. Na artikel wordt een artikel ingevoegd, luidende: Artikel 3.126a. Uitgaven voor inkomensvoorzieningen via een lijfrentespaarrekening of een lijfrentebeleggingsrecht 1. Met premies voor lijfrenten als bedoeld in artikel 1.7, eerste lid, onderdeel a, die dienen ter compensatie van een pensioentekort als bedoeld in artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, worden gelijkgesteld de bedragen die door de belastingplichtige zijn overgemaakt naar een door hem bij een kredietinstelling als omschreven in het tweede lid aangehouden geblokkeerde rekening (lijfrentespaarrekening) of die door hem zijn overgemaakt naar een beheerder van een beleggingsinstelling als omschreven in dat lid, ter verkrijging van een of meer geblokkeerde rechten van deelneming in die instelling (lijfrentebeleggingsrecht), waarbij: a. de met de overgemaakte bedragen behaalde rendementen worden bijgeboekt op de lijfrentespaarrekening, onderscheidenlijk worden aangewend ter verkrijging van lijfrentebeleggingsrechten, en b. het tegoed van de lijfrentespaarrekening, onderscheidenlijk de waarde van het lijfrentebeleggingsrecht, uitsluitend kan worden aangewend ter verkrijging van een lijfrente als bedoeld in artikel 3.125, dan wel overeenkomstig de in het vierde tot en met zevende lid opgenomen voorwaarden uitsluitend kan worden uitgekeerd in termijnen. Met betrekking tot deze overgemaakte bedragen is artikel niet van toepassing. 2. Een kredietinstelling of beheerder als bedoeld in het eerste lid is: a. een onderneming of instelling aan wie het ingevolge de Wet toezicht kredietwezen 1992 is toegestaan haar bedrijf te maken van het ter beschikking krijgen van, al dan niet op termijn, opvorderbare gelden en van het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen of beleggingen, mits deze kredietinstelling de verplichting ingevolge de lijfrentespaarrekening voor de heffing van de vennootschapsbelasting rekent tot het binnenlandse ondernemingsvermogen; b. een beheerder van een beleggingsinstelling aan wie een vergunning is verleend ingevolge de Wet toezicht beleggingsinstellingen, en die is gevestigd in Nederland; c. een onderneming of instelling die bevoegd als kredietinstelling of als beheerder van een beleggingsinstelling optreedt, anders dan bedoeld in onderdeel a onderscheidenlijk onderdeel b, die door Onze Minister, onder door hem te stellen voorwaarden, is aangewezen en die zich tegenover Onze Minister heeft verplicht: 1. te voldoen aan voorwaarden met betrekking tot het verschaffen van inlichtingen over de uitvoering van de regeling, en 2

3 2. zekerheid te stellen voor de invordering van de belasting die is verschuldigd door de toepassing van de artikelen en 3.136, dan wel de belastingplichtige zich heeft verplicht deze zekerheid te stellen. 3. De rekeninghouder van een lijfrentespaarrekening en de houder van een lijfrentebeleggingsrecht worden hierna aangeduid als verzekeringnemer en ook overigens gelijkgesteld met verzekeringnemer. 4. Voor zover het tegoed van de lijfrentespaarrekening, onderscheidenlijk de waarde van het lijfrentebeleggingsrecht niet is aangewend ter verkrijging van een lijfrente als bedoeld in artikel 3.125, dient het tegoed van de rekening, onderscheidenlijk de waarde van het recht in vaste en gelijkmatige termijnen met een gelijke tussenperiode van ten hoogste een jaar te worden uitgekeerd. Voorts geldt daarbij: a. bij in leven zijn van de verzekeringnemer: 1. dat de termijnen aan hem worden uitgekeerd en de eerste termijn wordt uitgekeerd uiterlijk in het kalenderjaar waarin hij de leeftijd van 70 bereikt; 2. dat, ingeval de eerste termijn wordt uitgekeerd vóór het kalenderjaar waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt, de periode tussen de eerste termijn en de laatste termijn ten minste 20 jaar bedraagt, vermeerderd met het aantal jaren dat de verzekeringnemer jonger is dan 65 jaar ten tijde van het uitkeren van de eerste termijn; 3. dat, ingeval de eerste termijn wordt uitgekeerd na het kalenderjaar waarin hij de leeftijd van 64 jaar heeft bereikt, de periode tussen de eerste termijn en de laatste termijn ten minste 5 jaar bedraagt indien het gezamenlijke bedrag aan termijnen in een kalenderjaar niet meer beloopt dan , en ten minste 20 jaar bedraagt indien het gezamenlijke bedrag aan termijnen in een kalenderjaar meer beloopt dan dat bedrag; 4. dat, ingeval de uitkering van de eerste termijn plaatsvindt binnen zes maanden na het van overlijden van de partner of gewezen partner van de verzekeringnemer, in afwijking van het onder 2º en 3º bepaalde, de periode tussen de eerste termijn en de laatste termijn ten minste 5 jaar bedraagt; b. bij overlijden van de verzekeringnemer terwijl ingevolge onderdeel a nog geen termijnen zijn ingegaan: 1. dat de termijnen direct ingaan en worden uitgekeerd aan een natuurlijk persoon; 2. dat, ingeval de termijnen toekomen aan een bloed- of aanverwant, niet zijnde de partner of gewezen partner, in de rechte lijn of in de tweede of derde graad van de zijlijn die ouder is dan 30 jaar, de periode tussen de eerste termijn en de laatste termijn ten minste 20 jaar bedraagt; 3. dat, ingeval de termijnen toekomen aan een bloed- of aanverwant, niet zijnde de partner of gewezen partner, in de rechte lijn of in de tweede of derde graad van de zijlijn die jonger is dan 30 jaar, de periode tussen de eerste termijn en de laatste termijn hetzij ten minste 5 jaar bedraagt doch nimmer meer dan het aantal jaren dat deze bloed- of aanverwant jonger is dan 30 jaar ten tijde van het uitkeren van de eerste termijn, hetzij ten minste 20 jaar bedraagt; 4. dat, ingeval de termijnen toekomen aan een ander persoon dan bedoeld onder 2 en 3, de periode tussen de eerste termijn en de laatste termijn ten minste 5 jaar bedraagt. 5. In afwijking van het eerste lid mag het tegoed van de lijfrentespaarrekening, onderscheidenlijk de waarde van het lijfrentebeleggingsrecht in één termijn worden uitgekeerd, indien het bedrag van de met toepassing van het vierde lid op jaarbasis ten hoogste uit te keren termijn lager is dan het bedrag, bedoeld in artikel 32, vijfde lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet. 6. Indien ingevolge het vierde lid, onderdeel a of b, termijnen zijn ingegaan en de genieter van de termijnen voor uitkering van de laatste termijn overlijdt, gaat het recht op de nog niet uitgekeerde termijnen over op zijn erfgenamen. 3

4 7. Artikel 1.7, derde lid, is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de termijnen, bedoeld in het vierde lid en zesde lid. 8. Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen en van de Wet op de loonbelasting 1964 en de daarop berustende bepalingen worden de termijnen, bedoeld in het vierde lid, vijfde lid en zesde lid, gelijkgesteld met periodieke uitkeringen en verstrekkingen. 9. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de in het tweede lid, onderdeel c, bedoelde aanwijzing. 10. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld voor de toepassing van dit artikel. F. Artikel wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid wordt artikel 3.124, onderdeel a vervangen door: artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a. 2. Het in het derde lid, tweede volzin, opgenomen bedrag wordt verlaagd met G. In de artikelen en wordt artikel 3.124, onderdeel a vervangen door: artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a. H. In artikel wordt artikel 3.124, onderdeel a, en artikel 3.125, eerste lid vervangen door: artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, artikel 3.125, eerste lid, en artikel 3.126a, eerste lid. I. Artikel wordt als volgt gewijzigd: 1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt artikel 3.124, onderdeel b of onderdeel c vervangen door: artikel 3.124, eerste lid, onderdeel b of onderdeel c. 2. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende: 7. Met betrekking tot een inkomensvoorziening via een lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht worden onder de in het tweede lid genoemde omstandigheden mede begrepen omstandigheden die overeenkomen met de in het tweede lid omschreven omstandigheden. J. In artikel 3.136, eerste lid, wordt artikel 3.124, onderdelen a, b en c vervangen door artikel 3.124, eerste lid, onderdelen a, b en c. Voorts wordt artikel 3.124, onderdeel c vervangen door: artikel 3.124, eerste lid, onderdeel c. K. In artikel 6.5 en artikel 6.6. wordt artikel 3.124, onderdeel a vervangen door: artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a. L. In artikel 9.2 wordt, onder vernummering van het vijfde tot en met tiende lid tot zesde tot en met elfde lid, na het vierde lid een lid ingevoegd, luidende: 5. In afwijking van het eerste lid wordt dividendbelasting niet als voorheffing in aanmerking genomen indien de dividendbelasting is ingehouden op de opbrengst die deel uitmaakt van een lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3.126a. 4

5 M. In artikel 9.3, tweede lid, onderdeel k, wordt artikel 9.2, achtste lid vervangen door: artikel 9.2, negende lid. N. In artikel 10.1 wordt 3.125, vervangen door: 3.125, 3.126a, ARTIKEL II In de Invorderingswet 1990 wordt aan artikel 44a een lid toegevoegd, luidende: 6. Indien met betrekking tot een lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3.126a van de Wet inkomstenbelasting 2001 negatieve uitgaven voor inkomensvoorziening in aanmerking worden genomen, is dit artikel van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de kredietinstelling waarbij de lijfrentespaarrekening wordt aangehouden, onderscheidenlijk de beheerder van het lijfrentebeleggingsrecht. ARTIKEL III In de Successiewet 1956 wordt artikel 32, vijfde lid, vervangen door: 5. Onder lijfrenten worden verstaan lijfrenten als bedoeld in artikel van de Wet inkomstenbelasting 2001, welke zijn verzekerd bij een verzekeraar als bedoeld in artikel van die wet, alsmede aanspraken op tegoeden van lijfrentespaarrekeningen of waarden van lijfrentebeleggingsrechten als bedoeld in artikel 3.126a van die wet, voorzover de terzake voldane premies respectievelijk de overgemaakte bedragen voor de heffing van de inkomstenbelasting als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aftrek konden worden gebracht. ARTIKEL IV In de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt aan artikel 25 een lid toegevoegd, luidende: 5. De dividendbelasting die op grond van artikel 9.2, vijfde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 niet als voorheffing in aanmerking wordt genomen, wordt als voorheffing aangewezen van de kredietinstelling, bedoeld in artikel 3.126a van de Wet inkomstenbelasting 2001, indien die instelling een bedrag ter grootte van die dividendbelasting overmaakt naar de geblokkeerde rekening van degene bij wie die dividendbelasting niet als voorheffing in aanmerking wordt genomen. De dividendbelasting die op grond van artikel 9.2, vijfde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 niet als voorheffing in aanmerking wordt genomen, wordt als voorheffing aangewezen van de beheerder van de beleggingsinstelling, bedoeld in artikel 3.126a van de Wet inkomstenbelasting 2001, indien die beheerder een bedrag ter grootte van die dividendbelasting aanwendt ter verkrijging van een of meer geblokkeerde rechten van deelneming in die instelling ten behoeve van degene bij wie die dividendbelasting niet als voorheffing in aanmerking wordt genomen. ARTIKEL V 5

6 In de Wet op de dividendbelasting 1965 wordt in artikel 4, derde lid, als bedoeld in artikel 19g, derde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 vervangen door: als bedoeld in artikel 19g, derde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 of als bedoeld in artikel 3.126a van de Wet inkomstenbelasting ARTIKEL VI In artikel 475c, onderdeel d, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt na "lijfrente," toegevoegd: waaronder mede worden verstaan uitkeringen ten laste van een lijfrentespaarrekening of ten laste van de waarde van een lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3.126a, vierde en zesde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001,. ARTIKEL VII Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven De Staatssecretaris van Financiën, 6

7 Voorstel van wet van de leden Depla en B.M. de Vries houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten om te komen tot aftrekbare uitgaven voor oudedagvoorzieningen via een lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrechtinzake fiscale facilitering banksparen ten behoeve van pensioenopbouw Nr. 6 MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS GEWIJZIGD NAAR AANLEIDING VAN HET ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE ALGEMEEN DEEL Inleiding Een lijfrente is een van het leven afhankelijke periodieke uitkering die voortvloeit uit een op eigen initiatief getroffen voorziening en die geen verband houdt met een dienstbetrekking. Ondernemers die onder de inkomstenbelasting vallen (bijvoorbeeld met een éénmanszaak of firmanten van een vennootschap onder firma), kunnen alleen in de derde pijler met een lijfrentepolis een (fiscaal gefaciliteerde) voorziening treffen voor hun oude dag en/of de nabestaanden. Ook werknemers met een pensioentekort kunnen, naast de mogelijkheid van de bijspaarmodule die veel pensioenfondsen kennen, via het lijfrenteregime hun pensioen in de derde pijler aanvullen. Voor een lijfrentepolis heeft de overheid een aantrekkelijke fiscale regeling getroffen. Dit om te stimuleren, dat mensen sparen voor voldoende inkomen op hun oude dag. Op dit moment zijn mensen, die fiscaal ondersteund individueel willen (bij-)sparen voor hun oudedagsvoorziening, gedwongen dit bij een verzekeraar te doen. De uitvoeringskosten hiervan zijn hoog en ondoorzichtig. Met dit voorstel willen de initiatiefnemers de oudedagsparaplu uitbreiden met een faciliteit om via een geblokkeerde spaarrekening bij een bank of een beleggingsrecht bij een beheerder van een beleggingsinstelling individueel een (aanvullende) oudedagsvoorziening in de derde pijler op te bouwen. Zo ontstaat er een keuzemogelijkheid binnen die derde pijler. Tegelijkertijd zal het voorstel via een vergroting van de markt tot meer concurrentie bij financiële aanbieders leiden en een bijdrage leveren aan een grotere transparantie in de kostenstructuren van financiële producten. In de Belastingverkenning voor de 21 ste eeuw (kamerstukken II 1997/98, 25810, nr.2) hebben de staatssecretaris en minister van financiën beschreven dat het wenselijk zou zijn om de lijfrenteaftrek onder de zogeheten oudedagsparaplu uit te breiden: Vanuit oogpunt van verdere flexibilisering en gelijke behandeling van verschillende producten voor de oude dag is een afwijkende behandeling van eigen besparingen die uiteindelijk bedoeld zijn voor de oudedagsvoorziening minder gewenst. De tendens tot versobering van de collectieve pensioenregelingen en vergroting van de individuele keuzevrijheid biedt de mogelijkheid om voor individueel maatwerk aan te sluiten bij de opbouwmogelijkheden in de sfeer van de loonbelasting, onder gelijktijdige integratie van het lijfrenteregime. Daarnaast is bij de Belastingherziening 2001 met algemene stemmen een motie aangenomen (kamerstukken II 1999/200, nr. 106, van de leden Giskes en de Vries) met de strekking: verzoekt de regering zo spoedig mogelijk een notitie op te stellen over de 7

8 mogelijkheden om ook andere producten dan lijfrenteverzekeringen, zoals geblokkeerde spaar- of beleggingsrekeningen, in aanmerking te laten komen voor de fiscale faciliteiten ten behoeve van pensioenopbouw. In de daaropvolgende begrotingen van Financiën is te lezen dat deze notitie in voorbereiding of in behandeling is. Echter nu in 2006 heeft de Kamer daarvan nog niets vernomen. Inhoud van het wetsvoorstel Met dit wetsvoorstel willen de initiatiefnemers regelen dat aan sparen via een geblokkeerde spaarrekening of beleggingsrecht voor latere uitkeringen fiscale ondersteuning wordt geboden. Er wordt gespaard voor een kapitaal dat later in termijnen kan worden uitgekeerd. Aan zelfstandige ondernemers, die voor hun pensioen vrijwel volledig zijn aangewezen op de individuele verzekeringsmarkt, en aan werknemers met een pensioentekort wordt zo meer keuze geboden. De initiatiefnemers willen een einde maken aan de gedwongen winkelnering bij verzekeringsmaatschappijen en in plaats daarvan ook de veelal goedkopere mogelijkheid geven tot banksparen. De initiatiefnemers zijn van mening dat dit voorstel door marktwerking zal leiden tot meer concurrentie, tot grotere transparantie in de kostenstructuren van financiële producten en daarmee tot een kostenverlaging voor de gebruikers van deze producten. Analoog aan de mogelijkheid om een lijfrentekapitaal op te bouwen komt er met dit initiatiefwetsvoorstel een nieuwe mogelijkheid om via stortingen op een geblokkeerde bankrekening of beleggingsrecht een kapitaal op te bouwen waarvoor op een later tijdstip een recht op periodieke uitkeringen kan worden aangekocht dan wel dat gedurende een aantal jaren in termijnen kan worden uitgekeerd door een bank of beleggingsinstelling. In de Wet inkomstenbelasting 2001 worden de artikelen met betrekking tot het lijfrenteregime op de volgende punten aangepast en aangevuld:. Sparen via een geblokkeerde bankrekening of beleggingsrecht voor vermogensopbouw voor een oudedagvoorziening wordt fiscaal ondersteund door de stortingen op de bankrekening en ter verkrijging van een lijfrentebeleggingsrecht overgemaakte bedragen gelijk te behandelen als de premiebetalingen voor een lijfrenteverzekering.. De maximale hoogtes van de fiscaal gefaciliteerde spaarbedragen zijn gelijk aan die bij het lijfrenteregime.. De blokkering van de spaarrekening of het beleggingsrecht duurt tot uiterlijk het 70 ste levensjaar.. Het geblokkeerde spaartegoed kan worden aangewend voor de aankoop van een recht op periodieke uitkeringen bij een verzekeraar. Maar het is ook mogelijk om het geblokkeerde spaartegoed onder bepaalde voorwaarden in vaste en gelijkmatige termijnen te laten uitkeren door een bank of beleggingsinstelling. Onder bepaalde voorwaarden omdat alleen de spaarvormen gericht op een oudedagsvoorziening in het kader van dit wetsvoorstel moeten worden gefaciliteerd. Bovendien vinden de initiatiefnemers het realiseren van een level playing field tussen verzekeraars en banken en eenvoudige regelgeving van belang. De uitkering van de bank of beleggingsinstelling mag in beginsel niet eerder ingaan dan het 65 e levensjaar, maar uiterlijk op 70 jaar. Indien de uitkering in of na het 65 e levensjaar ingaat, bedraagt de minimale uitkeringsduur vijf jaar. De hoogte van de uitkering is (bij een kortere uitkeringsduur dan 20 jaar) gemaximeerd. De voorwaarden komen in dit geval zoveel mogelijk overeen met de tijdelijke oudedagslijfrente. Indien de uitkering eerder ingaat dan het 65 e levensjaar of hoger is dan het hiervoor bedoelde maximum, bedraagt de minimale uitkeringsduur 20 jaar, vermeerderd met het aantal jaren dat de belastingplichtige jonger is dan 65 jaar. De voorwaarden komen in dit geval zoveel mogelijk overeen met de levenslange 8

9 oudedagslijfrente. Net als bij lijfrentes geldt voor de bovengenoemde spaarvormen een afkoopverbod.. Bij overlijden van de belastingplichtige kan het tegoed in vaste en gelijkmatige termijnen worden uitgekeerd aan de nabestaanden.. Bij hele kleine tegoeden kan het tegoed in één termijn worden uitgekeerd.. In de Regeling van de Minister van Financiën van 9 oktober 1990 tot uitvoering van artikel 14 van de Wet toezicht beleggingsinstellingen (Stcrt. 198) moet, conform de voor uitvoerders van een levensloopregeling met ingang van 1 september 2005 opgenomen uitzondering op de vrijstelling van toezicht (artikel 2b van deze regeling), een uitzondering worden opgenomen waardoor uitvoerders van een lijfrentebeleggingsrecht eveneens niet onder de vrijstelling van artikel 2b vallen. Vooral zelfstandig ondernemers, zzp-ers en freelancers hebben baat bij deze regeling, omdat zij geheel afhankelijk zijn van pensioenopbouw in de derde pijler. Hetzelfde geldt voor mensen in loondienst die een pensioengat hebben. Door het wetsvoorstel kan er tegen lagere kosten gespaard worden voor de oude dag. Het resultaat is dat bij een gelijke inleg van spaargelden er een hoger resultaat gehaald kan worden. Ter dekking van de met de bovengenoemde wijzigingen samenhangende budgettaire derving (zie hierna) wordt voorgesteld om het maximaal als premiegrondslag (= inkomensgrondslag _/- franchise) in aanmerking te nemen bedrag te verlagen naar ; de maximumpremie geldt dan bij een inkomensgrondslag van Internationale aspecten In de artikelsgewijze toelichting op artikel I, onderdeel L, wordt ingegaan op de verrekening van dividendbelasting die betaald is in het buitenland. Daarnaast wordt de opnamen van een lijfrenterekening voor de verdragstoepassing gezien als vallend onder het begrip lijfrente. Tegen die achtergrond is er geen verschil wat betreft de Nederlandse verdragstoepassing met de huidige lijfrente. Budgettaire consequenties en administratieve lasten Met het initiatiefwetsvoorstel wordt beoogd om op het terrein van fiscaal gefacilieerde lijfrente-achtige producten de concurrentie te laten toenemen en als gevolg daarvan de kosten te laten afnemen. Ten behoeve van de raming worden drie groepen onderscheiden: 1. de groep die een hoger bedrag zal inleggen(omdat het rendement toeneemt en deze spaarvorm dus aantrekkelijker wordt). Onder deze groep vallen ook de belastingplichtige die in het verleden nog niet deelname en door het onderhavige wetsvoorstel dit wel gaan doen; 2. de groep die hetzelfde bedrag blijft inleggen (omdat de hoogte van de inleg voor deze groep uitsluitend wordt bepaald door de financiële ruimte); 3. de groep die een lager bedrag gaat inleggen (omdat de hoogte van de inleg voor deze groep wordt bepaald door de beoogde uitkering en er als gevolg van de kostenverlaging kan worden volstaan met een lagere inleg om hetzelfde doelvermogen te realiseren). De groepen 1 en 3 zal een groeiend aantal deelnemers krijgen door de lagere kosten. Per saldo zal dit in totaal tot extra budgettaire lasten van 100 miljoen leiden. Om deze lasten te dekken wordt de maximum premiegrondslag verlaagd (zie boven) De uitvoeringskosten leiden alleen tot extra uitvoeringkosten voorzover het om een stijging van het aantal deelnemers gaat. Het gaat hierbij om ongeveer 3 ton structureel voor de 9

10 belastingdienst. De administratieve lasten (aanvullende renseignering) zullen bij financiële instellingen stijgen met 2.5 miljoen euro per jaar omdat het aantal deelnemers stijgt. Opgemerkt moet worden dat financiële instellingen zelf kunnen kiezen om hun marktaandeel en daarmee de uitvoeringskosten te laten stijgen. Inwerkingtreding Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING Artikel I (Wet inkomstenbelasting 2001) Artikel I, onderdeel A (artikel 1.7 Wet inkomstenbelasting 2001) In dit onderdeel wordt voorgesteld de in artikel 1.7 van de Wet inkomstenbelasting 2001 opgenomen definitie van het begrip lijfrente in die zin aan te vullen, dat in deze wet en in de daarop berustende bepalingen onder lijfrenten ook wordt verstaan een aanspraak op het tegoed van een lijfrentespaarrekening of op de waarde van het lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3.126a van die wet. Daarbij wordt tevens voorgesteld om het bestaande verbod van afkoop, vervreemding enz. bij lijfrente ook te laten gelden voor lijfrentespaarrekeningen en lijfrentebeleggingsrechten. Artikel I, onderdeel B (artikel Wet inkomstenbelasting 2001) Op grond van dit onderdeel wordt de bestaande tekst van artikel van de Wet inkomstenbelasting 2001 aangeduid als eerste lid in verband met de toevoeging van een tweede lid aan dit artikel. In de als gevolg van die wijziging als eerste lid aangeduide tekst wordt lijfrenten telkens vervangen door lijfrenten als bedoeld in artikel 1.7, eerste lid, onderdeel a. Deze wijziging hangt samen met de voorgestelde aanpassing van artikel 1.7. Met de toevoeging van het tweede lid wordt bewerkstelligd, dat in alle bepalingen waarin wordt gesproken over een lijfrente als bedoeld in artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, de tekst van die bepalingen mede betrekking heeft op tegoeden van een lijfrentespaarrekening en op waarden van lijfrentebeleggingsrechten. Dat geldt eveneens voor alle bepalingen waarin niet wordt gesproken over een lijfrente als bedoeld in artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, maar over een lijfrente die dient ter compensatie van een pensioentekort of van een lijfrente als bedoeld in artikel Dit zijn immers synoniemen. Ook in alle bepalingen waarin wordt gesproken over een lijfrente als bedoeld in artikel 3.124, heeft de tekst van die bepalingen als gevolg van de toevoeging van het tweede lid mede betrekking op tegoeden van een lijfrentespaarrekening en op waarden van lijfrentebeleggingsrechten. Artikel I, onderdeel C (artikel Wet inkomstenbelasting 2001) Op grond van dit onderdeel wordt lijfrenten telkens (afgezien van de specifiek benoemde uitzondering) vervangen door lijfrenten als bedoeld in artikel 1.7, eerste lid, onderdeel a. Deze wijziging hangt samen met de voorgestelde aanpassing van artikel 1.7. Artikel I, onderdeel D (artikel Wet inkomstenbelasting 2001) Op grond van dit onderdeel wordt lijfrenten vervangen door lijfrenten als bedoeld in artikel 1.7, eerste lid, onderdeel a. Deze wijziging hangt samen met de voorgestelde aanpassing van artikel 1.7. Artikel I, onderdeel E (artikel 3.126a Wet inkomstenbelasting 2001) 10

11 In artikel 3.126a, eerste lid, worden de bedragen die door een belastingplichtige zijn overgemaakt naar een lijfrentespaarrekening of door hem zijn overgemaakt naar een beheerder van een beleggingsinstelling ter verkrijging van een of meer geblokkeerde rechten van deelneming in die instelling (lijfrentebeleggingsrecht), gelijkgesteld met premies voor lijfrenten als bedoeld in artikel 1.7, eerste lid, onderdeel a, die dienen ter compensatie van een pensioentekort als bedoeld in artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a. Een lijfrentespaarrekening is een rekening die wordt aangehouden bij een onderneming of instelling als omschreven in het tweede lid, waarvan het tegoed uitsluitend kan worden aangewend ter verkrijging van een lijfrente als bedoeld in artikel 3.125, dan wel met inachtneming van de in het vierde tot en met zevende lid opgenomen voorwaarden, kan worden uitgekeerd in termijnen. Een lijfrentebeleggingsrecht is een recht van deelneming dat wordt aangehouden bij een in Nederland gevestigde beheerder van een beleggingsinstelling aan wie een vergunning is verleend ingevolge de Wet toezicht beleggingsinstellingen, waarvan de waarde uitsluitend kan worden aangewend ter verkrijging van een lijfrente als bedoeld in artikel 3.125, dan wel met inachtneming van de in het vierde tot en met zevende lid opgenomen voorwaarden kan worden uitgekeerd in termijnen. De in het vierde tot en met zevende lid opgenomen voorwaarden voor de uitkering in termijnen, zijn zodanig vormgegeven dat deze er toe leiden dat de uitkeringen zoveel mogelijk overeenkomen met de uitkeringen die voortvloeien uit een lijfrenteverzekering als bedoeld in artikel Volledige aansluiting is echter niet mogelijk als gevolg van het feit dat een lijfrentespaarrekening en een lijfrentebeleggingsrecht geen verzekeringsprodukten zijn. Op grond van het vierde lid geldt onder meer het volgende. Ingeval de eerste termijn niet eerder aan de belastingplichtige-spaarder wordt uitgekeerd dan in het jaar waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt, moet het tegoed van de rekening, onderscheidenlijk de waarde van het recht: 1. in vaste en gelijkmatige termijnen met een gelijke tussenperiode van ten hoogste een jaar, worden uitgekeerd; 2. waarbij de periode tussen de eerste termijn en de laatste termijn ten minste 5 jaar bedraagt; 3. en waarbij ingeval de periode tussen de eerste termijn en de laatste termijn minder dan 20 jaar bedraagt - het gezamenlijke bedrag aan termijnen in een kalenderjaar niet meer beloopt dan (bedrag 2006). Ingeval de eerste termijn eerder aan de belastingplichtige-spaarder wordt uitgekeerd dan in het jaar waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt, moet het tegoed van de rekening, onderscheidenlijk de waarde van het recht: 1. in vaste en gelijkmatige termijnen met een gelijke tussenperiode van ten hoogste een jaar, worden uitgekeerd; 2. waarbij de periode tussen de eerste termijn en de laatste termijn ten minste 20 jaar bedraagt, vermeerderd met het aantal jaren dat de belastingplichtige-spaarder jonger is dan 65 jaar ten tijde van het ingaan van de termijnen (dit benadert rekening houdende met het streven naar een zo eenvoudig mogelijke regeling op globale wijze een levenslange uitkering). Indien de eerste termijn aan de verzekeringnemer wordt uitgekeerd binnen zes maanden na het overlijden van zijn partner of zijn gewezen partner geldt (ongeacht de leeftijd van de verzekeringnemer en de hoogte van het gezamenlijke bedrag aan termijnen in een kalenderjaar), in afwijking van het bovenstaande, dat de periode tussen de eerste termijn en de laatste termijn ten minste 5 jaar dient te bedragen. Bij overlijden van de belastingplichtige-spaarder moet (het restant van) het tegoed van de rekening onderscheidenlijk de waarde van het recht in vaste en gelijkmatige termijnen aan een 11

12 of meer erfgenamen worden uitgekeerd, waarbij ook weer voorwaarden gelden wat betreft de duur van de termijnen. Daarbij dient onderscheid te worden gemaakt tussen de situatie waarin de termijnen reeds waren ingegaan en de situatie waarin dat nog niet het geval was. Indien de uitkeringen reeds waren ingegaan, dient de voor de erflater geldende reeks ingevolge het zesde lid te worden voortgezet. Indien de termijnen nog niet waren ingegaan is de duur van de termijnen in lijn met de met betrekking tot lijfrentes gestelde voorwaarden ingevolge het vierde lid, onderdeel b, afhankelijk van de hoedanigheid en leeftijd van de erfgenaamverkrijger. Ingeval de erfgenaam een bloed- of aanverwant is, niet zijnde de partner of gewezen partner, in de rechte lijn of in de tweede of derde graad van de zijlijn, die ouder is dan 30 jaar, dient (het restant van) het tegoed van de rekening onderscheidenlijk de waarde van het recht: 1. in direct ingaande, vaste en gelijkmatige termijnen met een gelijke tussenperiode van ten hoogste een jaar, te worden uitgekeerd; 2. waarbij de periode tussen de eerste termijn en de laatste termijn ten minste 20 jaar bedraagt. Ingeval de in de vorige volzin bedoelde erfgenaam jonger is dan 30 jaar, is er een keuzemogelijkheid wat betreft de duur van de uitkeringen. De erfgenaam kan kiezen voor de hiervoor genoemde uitkering van ten minste 20 jaar of voor een uitkering waarbij de periode tussen de eerste uitkering en de laatste uitkering ten minste vijf jaar bedraagt, doch maximaal het aantal jaren dat de erfgenaam jonger is dan 30 jaar. Bij een keuze voor de laatstgenoemde uitkeringsduur moeten de termijnen derhalve een einde nemen in het kalenderjaar waarin de bedoelde erfgenaam 30 jaar wordt. Ingeval de erfgenaam de partner is, geldt als voorwaarde wat betreft duur van de uitkeringen, dat de periode tussen de eerste termijn en de laatste termijn ten minste 5 jaar bedraagt. Met de voorwaarde dat er sprake moet zijn van vaste en gelijkmatige uitkeringen is aangesloten bij de voorwaarde die geldt voor lijfrenten als bedoeld in artikel 1.7, eerste lid, onderdeel a. Dat betekent dat het wel is toegestaan om de hoogte van de uitkeringen te indexeren, mits de minimale uitkeringsduur in acht wordt genomen. Ingevolge het zevende lid is artikel 1.7, derde lid, van overeenkomstige toepassing. Dit ziet op de situatie dat de hoogte van de uitkeringen niet in geldeenheden is vastgesteld. Ingevolge het vijfde lid mag het tegoed van de rekening of de waarde van het recht ineens worden uitgekeerd, indien het bedrag van de bij toepassing van het vierde lid, op jaarbasis ten hoogste (dat wil zeggen bij de minimale uitkeringsduur) uit te keren termijn erg laag zou worden. Voor de hoogte van dit bedrag is aangesloten bij de in de Pensioen- en spaarfondsenwet opgenomen regeling voor de afkoop van kleine pensioenen. Het gaat hierbij (voor 2006) om een bedrag van 361,02 per jaar; in het geval de rechthebbende zich in het buitenland heeft gevestigd geldt het dubbele van dit bedrag. Met de in het voorgestelde vijfde lid opgenomen bepaling wordt voorkomen dat een wanverhouding ontstaat tussen de hoogte van het uit te keren bedrag en de daaraan verbonden administratieve lasten. De met de naar de bankinstelling, onderscheidenlijk beheerder overgemaakte bedragen behaalde rendementen moeten uiteraard worden bijgeboekt op de lijfrentespaarrekening, onderscheidenlijk worden aangewend ter verkrijging van lijfrentebeleggingsrechten. Deze rendementen kunnen dus ook uitsluitend worden gebruikt voor het verkrijgen van een lijfrente als bedoeld in artikel 3.125, dan wel met inachtneming van de in het vierde tot en met zevende lid opgenomen voorwaarden in termijnen worden uitgekeerd. Als gevolg van de in het eerste lid opgenomen gelijkstelling zijn alle bepalingen die gelden voor premies voor lijfrenten die dienen ter compensatie van een pensioentekort als bedoeld in artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, eveneens van toepassing op de bedragen die worden overgemaakt naar een lijfrentespaarrekening of zijn overgemaakt naar een beheerder van een 12

13 beleggingsinstelling ter verkrijging van een of meer lijfrentebeleggingsrechten. Zo geldt het plafond van de jaarlijkse aftrek van artikel voor het gezamenlijke bedrag aan echte lijfrentepremies en de overgemaakte bedragen naar een lijfrentespaarrekening of ter verkrijging van een lijfrentebeleggingsrecht overgemaakte bedragen. In verband met de in het eerste lid opgenomen gelijkstelling is een bepaling nodig die regelt dat het artikel waarin staat naar welke verzekeraar de lijfrentepremie moet worden overgemaakt, niet van toepassing is op de naar een lijfrentespaarrekening of de ter zake van een lijfrentebeleggingsrecht overgemaakte bedragen. Voor de lijfrentespaarrekening of het lijfrentebeleggingsrecht is namelijk een afzonderlijke categorie aanbieders in het wetsvoorstel geformuleerd. Om die reden is in de laatste volzin van het eerste lid bepaald dat artikel niet van toepassing is met betrekking tot de in artikel 3.126a bedoelde, overgemaakte bedragen. In artikel 3.126a, tweede lid, is bepaald bij welke onderneming of instelling een lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht kan worden aangehouden. Het gaat om onder de Wet toezicht kredietwezen 1992 vallende spaar- en handelsbanken en om onder de Wet toezicht beleggingsinstellingen vallende beheerders van beleggingsinstellingen. Ook in andere landen gevestigde banken en beheerders van beleggingsinstellingen kunnen als aanbieder optreden mits zij maar voldoen aan bepaalde voorwaarden. Deze voorwaarden worden ingevolge het negende lid opgenomen in een algemene maatregel van bestuur. Voor deze voorwaarden zal zoveel mogelijk worden aangesloten bij de regels die reeds gelden voor de in artikel 3.126, eerste lid, onderdeel d, Wet IB 2001 bedoelde buitenlandse aanbieders van lijfrenteprodukten. De in artikel 3.126a, derde lid, opgenomen gelijkstelling van een rekeninghouder van een lijfrentespaarrekening of houder van een lijfrentebeleggingsrecht met een verzekeringnemer is noodzakelijk voor de toepasbaarheid van onder meer artikel De in artikel 3.126a, achtste lid, opgenomen gelijkstelling van de termijnen, bedoeld in het vierde lid, vijfde lid en zesde lid, is onder andere van belang voor de toepassing van artikel 7.2 en voor de toepassing van artikel 34 Wet op de loonbelasting Op grond van het laatstgenoemde artikel kunnen als gevolg van deze gelijkstelling bij algemene regel van bestuur regels worden gesteld ingevolge welke loonbelasting wordt ingehouden op de hiervoor genoemde termijnen. Artikel I, onderdeel F (artikel Wet inkomstenbelasting 2001) De in dit onderdeel voorgestelde wijziging van artikel 3.127, eerste lid, hangt samen met de hiervoor genoemde wijzigingen van artikel De voorgestelde wijziging van artikel 3.127, derde lid, dient ter dekking van de budgettaire derving die naar zonder deze maatregel naar verwachting zou resulteren als gevolg van de in dit wetsvoorstel opgenomen maatregelen. Voorgesteld wordt om het maximaal als premiegrondslag in aanmerking te nemen bedrag met te verlagen. Het maximaal als premiegrondslag in aanmerking te nemen bedrag bedraagt thans (en wordt bij de huidige franchise van bereikt bij een inkomensgrondslag van ). Bij de voorgestelde wijziging resulteert een maximaal in aanmerking te nemen premiegrondslag van (welk bedrag bij de huidige franchise van wordt bereikt bij een inkomensgrondslag van ). Artikel I, onderdeel G (artikelen en Wet inkomstenbelasting 2001) De in dit onderdeel voorgestelde wijzigingen van de artikelen en zijn noodzakelijk als gevolg van de hiervoor genoemde wijzigingen van artikel Artikel I, onderdeel H (artikelen Wet inkomstenbelasting 2001) 13

14 De in dit onderdeel voorgestelde wijzigingen van artikel zijn noodzakelijk als gevolg van de hiervoor genoemde wijzigingen van artikel en de introductie van artikel 3.126a. Artikel I, onderdeel I (artikel Wet inkomstenbelasting 2001) Voorgesteld wordt het instrument van de negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen onverminderd van kracht te laten zijn in situaties waarin via een lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht aftrek is genoten maar de belastingplichtige of de bank of de beheerder van de beleggingsinstelling zich niet houdt aan de voorwaarden waaronder de aftrek is verleend. Dit heeft onder meer tot gevolg dat de in artikel 3.126a bedoelde, overgemaakte bedragen en het daarover behaalde rendement als negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking worden genomen, indien het tegoed van de betreffende lijfrentespaarrekening of de waarde van het lijfrentebeleggingsrecht voor een ander doel wordt aangewend dan voor een lijfrente als bedoeld in artikel of uitkeringen als bedoeld in artikel 3.126a. Artikel I, onderdeel J (artikel Wet inkomstenbelasting 2001) De in dit onderdeel voorgestelde wijziging van artikel is noodzakelijk als gevolg van de hiervoor genoemde wijzigingen van artikel Artikel I, onderdeel K (artikelen 6.5 en 6.6 Wet inkomstenbelasting 2001) De in dit onderdeel voorgestelde wijzigingen van de artikelen 6.5 en 6.6 zijn noodzakelijk als gevolg van de hiervoor genoemde wijzigingen van artikel Artikel I, onderdeel L (artikelen 9.2 Wet inkomstenbelasting 2001) De in dit onderdeel opgenomen wijziging van artikel 9.2 bewerkstelligt dat bij een lijfrentespaarrekening of een lijfrentebeleggingsrecht waarbij is belegd in aandelen, de ter zake van de opbrengst van die aandelen ingehouden dividendbelasting niet in de inkomstenbelasting kan worden verrekend door de rekeninghouder of belegger. In plaats daarvan kan de kredietinstelling waarbij de lijfrentespaarrekening wordt aangehouden onderscheidenlijk de beheerder van de beleggingsinstelling waarbij het lijfrentebeleggingsrecht wordt aangehouden, deze dividendbelasting verrekenen. De kredietinstelling is dan wel gehouden een bedrag ter grootte van de ingehouden dividendbelasting te storten op de lijfrentespaarrekening van de rekeninghouder. Hierdoor wordt per saldo het brutodividend bijgeschreven op de lijfrentespaarrekening. Op dezelfde wijze is de beheerder van de beleggingsinstelling verplicht een bedrag ter grootte van de verrekende dividendbelasting aan te wenden ter verkrijging van een of meer lijfrentebeleggingsrechten in die instelling ten behoeve van degene bij wie die dividendbelasting niet als voorheffing in aanmerking wordt genomen. De hiervoor genoemde verplichtingen voor de kredietinstelling en de beheerder van de beleggingsinstelling vloeien voort uit het in artikel IV opgenomen voorstel tot wijziging van artikel 25 van de Wet op de vennootschapsbelasting In het voorstel is geen specifieke regeling getroffen voor de door een houder van een lijfrenterekening ontvangen buitenlandse dividenden. Als gevolg van het feit dat de op dergelijke dividenden ingehouden buitenlandse dividendbelasting naar huidig recht niet voor verrekening in aanmerking komt (waardoor de in artikel 15 van het Besluit ter voorkoming van dubbele belasting 2001 opgenomen regeling in dergelijke situaties niet van toepassing is), komen deze buitenlandse dividenden derhalve voor hun netto-bedrag (dividenden minus ingehouden bronbelasting) aan de houder van de lijfrenterekening ten goede. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat met betrekking tot de buitenlandse dividendbelasting in voorkomende gevallen het verdragstarief van veelal 15% van toepassing is. 14

15 Artikel I, onderdeel M (artikelen 9.3 Wet inkomstenbelasting 2001) De in dit onderdeel opgenomen wijziging hangt samen met de vernummering van artikel 9.2, achtste lid, waarnaar wordt verwezen in artikel 9.3, tweede lid, onderdeel k. Artikel I, onderdeel N (artikelen 10.1 Wet inkomstenbelasting 2001) Met de in dit onderdeel opgenomen wijziging van artikel 10.1 wordt bewerkstelligd, dat het in artikel 3.126a, vierde lid, opgenomen maximum voor een uitkering ingevolge een lijfrentespaarrekening of een lijfrentebeleggingsrecht bij een belastingplichtige-spaarder van 65 jaar of ouder bij een uitkeringsperiode van minder dan 20 jaar, jaarlijks wordt geïndexeerd. Artikel II (Invorderingswet 1990) Artikel II (artikel 44a Invorderingswet 1990) De in dit onderdeel voorgestelde wijziging beoogt om artikel 44a evenals bij een echt lijfrentecontract te kunnen toepassen bij een lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3.126a van de Wet inkomstenbelasting Het gaat hierbij om de aansprakelijkheid van de spaarinstelling of de beheerder van de beleggingsinstelling voor de belasting die de rekeninghouder van een lijfrentespaarrekening of de houder van een lijfrentebeleggingsrecht is verschuldigd als gevolg van de toepassing van artikel 3.133, of artikel van de Wet inkomstenbelasting 2001 (globaal aangeduid: het zich niet houden aan de voorwaarden waaronder destijds aftrek van de naar de rekening of ter zake van het recht overgemaakte bedragen is genoten). Artikel III (Successiewet 1956) Artikel III (artikel 32 Successiewet 1956) Met de in dit onderdeel voorgestelde wijziging van artikel 32, vijfde lid, van de Successiewet 1956 wordt bewerkstelligd dat de in het eerste lid, onder 5, van dat artikel opgenomen vrijstelling eveneens geldt voor de verkrijging van een tegoed van een lijfrentespaarrekening of de verkrijging van een lijfrentebeleggingsrecht (dat als belaste termijnen voor de inkomstenbelasting moet worden uitgekeerd). Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat deze voor het successierecht vrijgestelde tegoeden en rechten eveneens worden meegenomen bij de in het tweede en derde lid van dat artikel genoemde verminderingen van de aldaar genoemde algemene vrijstellingen. Artikel IV (Wet op de vennootschapsbelasting 1969) Artikel IV (artikel 25 Wet op de vennootschapsbelasting 1969) De in dit artikel opgenomen wijziging van artikel 25 Wet op de vennootschapsbelasting 1969 hangt samen met de in artikel I, onderdeel H, voorgestelde wijziging van artikel 9.2 Wet inkomstenbelasting Op grond van de laatstgenoemde wijziging kan de rekeninghouder van een lijfrentespaarrekening of belegger van een lijfrentebeleggingsrecht, een en ander als bedoeld in artikel 3.126a Wet inkomstenbelasting 2001, niet zelf de dividendbelasting verrekenen die is ingehouden op de opbrengst van een lijfrenspaarrekening of van een lijfrentebeleggingsrecht. Op grond van de in artikel IV voorgestelde wijziging van artikel 25 Wet op de vennootschapsbelasting 1969 kan in de plaats daarvan de kredietinstelling waarbij de lijfrentespaarrekening wordt aangehouden onderscheidenlijk de beheerder van de beleggingsinstelling waarbij het lijfrentebeleggingsrecht wordt aangehouden, deze dividendbelasting verrekenen. De kredietinstelling is dan wel gehouden een bedrag ter grootte 15

16 van de ingehouden dividendbelasting te storten op de lijfrentespaarrekening van de rekeninghouder die niet zelf kan verrekenen. Hierdoor wordt per saldo het brutodividend bijgeschreven op de lijfrentespaarrekening. Op dezelfde wijze is de beheerder van de beleggingsinstelling verplicht een bedrag ter grootte van de verrekende dividendbelasting aan te wenden ter verkrijging van een of meer lijfrentebeleggingsrechten in die instelling ten behoeve van degene bij wie die dividendbelasting niet als voorheffing in aanmerking wordt genomen. Artikel V (Wet op de dividendbelasting 1965) Artikel V (artikel 4 Wet op de dividendbelasting 1965) In dit onderdeel wordt voorgesteld een vrijstelling op te nemen in de Wet op de dividendbelasting 1965 op grond waarvan een beleggingsinstelling waarin een natuurlijk persoon via een lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3.126a Wet inkomstenbelasting 2001 participeert, geen dividendbelasting behoeft in te houden op opbrengsten die worden aangewend voor uitbreiding van het lijfrentebeleggingsrecht in die instelling. Ingeval de beleggingsinstelling van voornoemde vrijstelling geen gebruik maakt, kan de beheerder van de beleggingsinstelling de dividendbelasting verrekenen, net zo als een kredietinstelling, en ook onder de gehoudenheid een bedrag ter grootte van die dividendbelasting aan te wenden ter uitbreiding van het lijfrentebeleggingsrecht van degene die ingevolge de Wet op de inkomstenbelasting 2001 de dividendbelasting niet kan verrekenen. Artikel VI (Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering) Artikel VI (artikel 475c Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering) In dit onderdeel wordt voorgesteld om artikel 475c, onderdeel d, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in die zin aan te passen, dat de daarin opgenomen regeling inzake de beslagvrije voet ook van toepassing is op uitkeringen die ten laste komen van een lijfrentespaarrekening of die ten laste komen van de waarde van het lijfrentebeleggingsrecht. Depla B.M. de Vries 16

VOORSTEL VAN WET ZOALS GEWIJZIGD NAAR AANLEIDING VAN HET ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE

VOORSTEL VAN WET ZOALS GEWIJZIGD NAAR AANLEIDING VAN HET ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE 30 432 Voorstel van wet van de leden Depla en B.M. de Vries houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten inzake fiscale facilitering banksparen ten behoeve van pensioenopbouw

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 432 Voorstel van wet van de leden Depla en B. M. de Vries houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten om

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 432 Voorstel van wet van de leden Depla en B. M. de Vries houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten om

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 432 Voorstel van wet van de leden Depla en B. M. de Vries houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten inzake

Nadere informatie

GELEIDENDE BRIEF. Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. s Gravenhage, 12 januari 2006-01-11

GELEIDENDE BRIEF. Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. s Gravenhage, 12 januari 2006-01-11 Voorstel van wet van de leden Depla en B. de Vries, houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten om te komen tot aftrekbare uitgaven voor oudedagvoorzieningen via een

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2006 2007 30 432 Voorstel van wet van de leden Depla en Blok houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten inzake fiscale

Nadere informatie

Invoering van pensioen- en lijfrente-excedentregelingen (Wet pensioenaanvullingsregelingen) VOORSTEL VAN WET

Invoering van pensioen- en lijfrente-excedentregelingen (Wet pensioenaanvullingsregelingen) VOORSTEL VAN WET Invoering van pensioen- en lijfrente-excedentregelingen (Wet pensioenaanvullingsregelingen) VOORSTEL VAN WET Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen

Nadere informatie

NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 31 januari 2007

NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 31 januari 2007 30 432 Voorstel van wet van de leden Depla en Blok houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten inzake fiscale facilitering banksparen ten behoeve van pensioenopbouw

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 847 Wijziging van de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 396 Wet van 13 juli 2002 tot wijziging van belastingwetten in verband met dividendstripping en het verlenen van optierechten aan werknemers Wij

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 432 Voorstel van wet van de leden Depla en B.M. de Vries houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten inzake

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal 1

Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2009-2010 32133 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale onderhoudswet 2010) A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET 19 november 2009 Wij

Nadere informatie

Aftrek vrijwillige pensioenpremie zelfstandige ondernemer

Aftrek vrijwillige pensioenpremie zelfstandige ondernemer Aftrek vrijwillige pensioenpremie zelfstandige ondernemer Inleiding Dit memo bevat de argumenten voor de fiscale aftrek van de premie betreffende het vrijwillige gedeelte van een beroepspensioenregeling

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2009 612 Wet van 23 december 2009 tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale onderhoudswet 2010) 0 Wij Beatrix, bij

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1994-1995 23943 Wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 en van een aantal andere wetten houdende aanpassing van het regime voor werknemersspaarregelingen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 133 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale onderhoudswet 2010) Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

AEGON Lijfrenterekening. Voorwaarden

AEGON Lijfrenterekening. Voorwaarden AEGON Lijfrenterekening Voorwaarden Voorwaarden AEGON Lijfrenterekening De AEGON Lijfrenterekening is een beleggingsrekening en een spaarrekening. Artikel 1 Definities Als in de Voorwaarden AEGON Lijfrenterekening

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 381 Wijziging van enkele belastingwetten in verband met een herziening van de behandeling van de omzetting en kwijtschelding van afgewaardeerde

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 686 Wijziging van enkele belastingwetten in verband met een herziening van de behandeling van de omzetting en kwijtschelding van afgewaardeerde

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 459 Wijziging van enige belastingwetten (Belastingheffing excessieve beloningsbestanddelen) Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2015 451 Wet van 21 november 2015 tot wijziging van de Participatiewet in verband met de bescherming van lijfrenteopbouw en de vrijlating van inkomsten

Nadere informatie

Voorwaarden PensioenBelegging

Voorwaarden PensioenBelegging 1 Algemeen en definities 1.1 De Voorwaarden PensioenBelegging zijn een aanvulling op de Voorwaarden. De Voorwaarden PensioenBelegging zijn uitsluitend van toepassing op de Participaties PensioenBelegging

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 200 Wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het invoeren van een nieuw arrangement voor de bekostiging van

Nadere informatie

Cover Informatie over... AEGON Lijfrente uitstelrekening Voorwaarden

Cover Informatie over... AEGON Lijfrente uitstelrekening Voorwaarden Cover AEGON Informatie Lijfrente uitstelrekening over... Voorwaarden De AEGON Lijfrente uitstelrekening is een spaarrekening. Artikel 1 Definities 1. Als in de Voorwaarden AEGON Lijfrente uitstelrekening

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet in verband met de samenloop van de vordering op de boedel ingeval van noodregeling, surseance van betaling en faillissement en de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 533 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enkele andere belastingwetten in verband met de introductie van een regeling voor

Nadere informatie

VOORSTEL VAN WET. Artikel I. De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2015 als volgt gewijzigd:

VOORSTEL VAN WET. Artikel I. De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2015 als volgt gewijzigd: Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de loonbelasting 1964, de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet in verband met de

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1995 633 Wet van 15 december 1995, houdende wijziging van de inkomstenbelasting en de vermogensbelasting (belastingheffing in geval van tijdelijke

Nadere informatie

VOORSTEL VAN WET ZOALS GEWIJZIGD NAAR AANLEIDING VAN HET ADVIES VAN DE AFDELING ADVISERING VAN DE RAAD VAN STATE

VOORSTEL VAN WET ZOALS GEWIJZIGD NAAR AANLEIDING VAN HET ADVIES VAN DE AFDELING ADVISERING VAN DE RAAD VAN STATE 34 255 Voorstel van wet van het lid Lodders tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling, de Wet loonbelasting 1964 en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet in verband

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 943 Wijziging van belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale onderhoudswet 2007) Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix, bij de gratie Gods,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 386 Wet van 16 juli 2001 tot wijziging van de Ziekenfondswet in verband met samentelling van uitkeringstijdvakken ingevolge de Werkloosheidswet

Nadere informatie

Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956

Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956 Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956 Besluit van 20 juli 1956, ter uitvoering van de Successiewet 1956 Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz.,

Nadere informatie

Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen

Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen, laatstelijk gewijzigd bij Stcrt. 2008, 253 HOOFDSTUK I ALGEMEEN

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 404 Wijziging van enkele belastingwetten (Wet herziening fiscale behandeling woon-werkverkeer) Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 555 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten tot uitfasering van het pensioen in eigen beheer en het treffen van enkele fiscale

Nadere informatie

Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001

Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 Wet van 11 mei 2000 tot vaststelling van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,

Nadere informatie

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd: Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met enkele aanpassingen inzake de fiscale eenheid (Wet aanpassing fiscale eenheid) VOORSTEL VAN WET Allen, die deze

Nadere informatie

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2015 als volgt gewijzigd:

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2015 als volgt gewijzigd: Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de loonbelasting 1964, de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet in verband met de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 006 Wijziging van enkele belastingwetten (Geefwet) Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 255 Voorstel van wet van het lid Lodders tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling, de Wet loonbelasting 1964

Nadere informatie

VOORWAARDEN SYNVEST LIJFRENTEBELEGGINGSRECHT

VOORWAARDEN SYNVEST LIJFRENTEBELEGGINGSRECHT Blad 1 van 5 Inhoudsopgave Artikel 1. Uitleg en definities... 1 2. Toepasselijkheid... 2 3. Inleg algemeen... 2 4. Inleg uitgesteld lijfrentebeleggingsrecht. 2 5. Inleg direct ingaand lijfrentebeleggingsrecht...

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 227 Wijziging van de Participatiewet in verband met de bescherming van lijfrenteopbouw en de vrijlating van inkomsten uit arbeid en wijziging

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 625 Wet van 21 december 2000, houdende wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet en enige andere wetten (recht van keuze voor ouderdomspensioen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 327 Wijziging van verschillende wetten in verband met de vereenvoudiging van de uitvoering van deze wetten door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 137 Aanpassing van de wetgeving aan en invoering van de wet tot vaststelling van titel 7.17 (verzekering) en titel 7.18 (lijfrente) van het

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2003 305 Wet van 19 juni 2003 tot wijziging van de Coördinatiewet Sociale Verzekering en de Invorderingswet 1990 in verband met de invoering van de

Nadere informatie

Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001

Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 Wet van 11 mei 2000 tot vaststelling van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 711 Wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet en enige andere wetten (recht van keuze voor ouderdomspensioen in plaats van nabestaandenpensioen

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2017 2018 34 788 Wijziging van de Wet op de dividendbelasting 1965, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met de introductie

Nadere informatie

Voorwaarden PensioenBelegging

Voorwaarden PensioenBelegging 1 Algemeen en definities 1.1 De Voorwaarden PensioenBelegging zijn een aanvulling op het Prospectus. De Voorwaarden PensioenBelegging zijn uitsluitend van toepassing op de Participaties PensioenBelegging

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 695 Wet van 20 december 2001, houdende wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en enige andere wetten in verband

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en enige andere wetten in verband met de invoering van herziening bij aanslagbelastingen (Wet vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst) VOORSTEL

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 366 Wijziging van de Wet arbeid en zorg in verband met een uitkering aan zelfstandigen bij zwangerschap en bevalling en een verruiming van de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 046 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 241 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de dividendbelasting 1965 in verband

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 097 Wijziging van de lgemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de Wet kinderopvang, de Huursubsidiewet en enige andere wetten Nr. 2 VOORSTEL

Nadere informatie

33 313 Voorstel van wet van de leden Sterk en Ortega-Martijn ter bevordering van het sparen door jongeren (Jongerenspaarwet)

33 313 Voorstel van wet van de leden Sterk en Ortega-Martijn ter bevordering van het sparen door jongeren (Jongerenspaarwet) T W E E D E K A M E R D E R S T A T E N - 2 G E N E R A A L Vergaderjaar 2011-2012 33 313 Voorstel van wet van de leden Sterk en Ortega-Martijn ter bevordering van het sparen door jongeren (Jongerenspaarwet)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 464 Wijziging van de Werkloosheidswet, de Ziektewet en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen om cumulatie van de uitkeringsduur op grond

Nadere informatie

Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001

Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 Wet van 11 mei 2000 tot vaststelling van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 269 Wet van 21 juli 2007, houdende wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enkele andere belastingwetten in verband met de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 290 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op loonbelasting 1964 in verband met stapsgewijze verhoging

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 760 Wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de Wet arbeid en

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1998 1999 Nr. 201 26 238 Wijziging van enkele wetten in verband met invoering van het regresrecht in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en versterking

Nadere informatie

Voorwaarden Pensioenaanvulling

Voorwaarden Pensioenaanvulling Voorwaarden Pensioenaanvulling BND.VW.PA.0216 1 Algemeen en definities 1.1 De Voorwaarden Pensioenaanvulling zijn een aanvulling op de Algemene Voorwaarden. De Voorwaarden Pensioenaanvulling zijn uitsluitend

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 947 Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (arbeidsvoorwaarden sector Rechterlijke Macht 1997/99) Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1999 2000 Nr. 91 26 852 Wijziging van enkele belastingwetten (technische aanpassingen) GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET 25 november 1999 Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 424 Wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, de Wet privatisering ABP, de Werkloosheidswet en de Ziektewet in verband met

Nadere informatie

Voorwaarden Pensioenaanvulling

Voorwaarden Pensioenaanvulling Voorwaarden Pensioenaanvulling BND.VW.PA.0416 Versie d.d. 4 april 2016 1 Algemeen en definities 1.1 De Voorwaarden Pensioenaanvulling zijn een aanvulling op de Algemene Voorwaarden. De Voorwaarden Pensioenaanvulling

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1999 461 Wet van 28 oktober 1999, houdende uitbreiding van de kring van verzekerden ingevolge de Ziekenfondswet met zelfstandigen voor wie, gelet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1985-1986 16972 Wijziging van de Wegenverkeerswet (Verlenging geldigheidsduur en decentralisatie afgifte rijbewijzen) Nr. 13 HERDRUK NADER GEWIJZIGD VOORSTEL

Nadere informatie

Voorwaarden Pensioenaanvulling

Voorwaarden Pensioenaanvulling Voorwaarden Pensioenaanvulling BND.VW.PA.250917 Versie d.d. 25 september 2017 1 Algemeen en definities 1.1 De Voorwaarden Pensioenaanvulling zijn een aanvulling op de Algemene Voorwaarden. De Voorwaarden

Nadere informatie

Wet van 11 mei 2000 tot vaststelling van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Belastingherziening 2001)

Wet van 11 mei 2000 tot vaststelling van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Belastingherziening 2001) Wet inkomstenbelasting 2001 Wet van 11 mei 2000 tot vaststelling van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Belastingherziening 2001) Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 005 Aanvulling van het inkomen van ouderen met een bescheiden inkomen en aanpassing berekening vakantie-uitkering voor uitkeringsgerechtigden

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 50 Wet van 24 januari 2008, houdende wijziging van de Wet buitengewoon pensioen 1940 1945, de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers,

Nadere informatie

Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en de Wet griffierechten burgerlijke zaken in verband met de invoering van kostendekkende griffierechten

Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en de Wet griffierechten burgerlijke zaken in verband met de invoering van kostendekkende griffierechten Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en de Wet griffierechten burgerlijke zaken in verband met de invoering van kostendekkende griffierechten Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2004 2005 29 814 Wijziging van de rbeidsomstandighedenwet 1998 in verband met een gewijzigde organisatie van de deskundige bijstand bij het arbeidsomstandighedenbeleid

Nadere informatie

32 887 Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van het recht van enquête

32 887 Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van het recht van enquête T WEEDE K AMER DER STATEN- 2 G ENERAAL Vergaderjaar 2010-2011 32 887 Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van het recht van enquête Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 618 Wijziging van de Ziektewet, de WAO, de WW en enkele andere wetten in verband met het wegnemen van belemmeringen in sociale verzekeringswetten

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1995 660 Wet van 18 december 1995 tot wijziging van de Wet op de vermogensbelasting 1964, de Wet op de omzetbelasting 1968, de Wet op belastingen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 362 Wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten, teneinde te voorkomen dat zorgverzekeraars zelf zorg verlenen

Nadere informatie

Vrijwillige premie beroepspensioenregeling werknemer

Vrijwillige premie beroepspensioenregeling werknemer Vrijwillige premie beroepspensioenregeling werknemer Inleiding Dit memo bevat de argumenten voor de fiscale aftrek van de premie betreffende het vrijwillige gedeelte van een beroepspensioenregeling bij

Nadere informatie

HOOFDSTUK 3 VOORWERP VAN DE BELASTING (HOOFDSTUK II VAN DE WET)

HOOFDSTUK 3 VOORWERP VAN DE BELASTING (HOOFDSTUK II VAN DE WET) Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 De Minister van Financiën, Handelende wat betreft de artikelen 8, 8a, 11, tweede lid, 12, 13 en 31 van de Wet op de loonbelasting 1964, in overeenstemming met de

Nadere informatie

a. In het in onderdeel N opgenomen artikel 8.11, derde lid, van de Wet

a. In het in onderdeel N opgenomen artikel 8.11, derde lid, van de Wet 33 003 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2012) TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 1 Het in artikel I, onderdeel W, opgenomen

Nadere informatie

(Tekstselecties voor FsL geldend op: 09-03-2013) Wet van 30 mei 1990, inzake invordering van rijksbelastingen, andere dan invoerrechten en accijnzen

(Tekstselecties voor FsL geldend op: 09-03-2013) Wet van 30 mei 1990, inzake invordering van rijksbelastingen, andere dan invoerrechten en accijnzen Invorderingswet 1990 Wet van 30 mei 1990, inzake invordering van rijksbelastingen, andere dan invoerrechten en accijnzen Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,

Nadere informatie

Productvoorwaarden BLG Uitgestelde Lijfrenterekening

Productvoorwaarden BLG Uitgestelde Lijfrenterekening Productvoorwaarden BLG Uitgestelde Lijfrenterekening Geldig vanaf 1 januari 2016 4.1016.00 (02-05-2016) 1 Definities In deze Voorwaarden wordt verstaan onder: a Afbouwperiode De looptijd waarin het geblokkeerde

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2012 265 Wet van 7 juni 2012 tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Wet financiële markten BES in verband met het invoeren van

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2018 505 Wet van 19 december 2018 tot wijziging van enige wetten in verband met enkele maatregelen voor het bedrijfsleven (Wet bedrijfsleven 2019)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 255 Voorstel van wet van het lid Lodders tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling, de Wet loonbelasting 1964

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 27 081 Nieuwe regels voor de financiering van de Algemene bijstandswet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1999 2000 Nr. 235 26 823 Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de invoering van de euro GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET 11 mei 2000 Wij

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 192 Wet van 29 mei 2008 tot wijziging van de Wet arbeid en zorg in verband met een uitkering aan zelfstandigen bij zwangerschap en bevalling

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 855 Modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 272 Wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (aanpassing regime ter zake van de afkoop van verplichtingen tot alimentatie of tot verrekening

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1997 1998 Nr. 36 25 349 Wijziging van de Wet op de accijns GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET 30 september 1997 Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 129 Wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (huurverhoging op grond van inkomen) Nr. 2 VOORSTEL

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 557 Wet van 12 december 2007, houdende wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

Nadere informatie

Deze spaarregeling heeft ten doel het verwerven van duurzaam bezit door de medewerkers door het sparen van loon in geblokkeerde vorm te bevorderen.

Deze spaarregeling heeft ten doel het verwerven van duurzaam bezit door de medewerkers door het sparen van loon in geblokkeerde vorm te bevorderen. HOOFDSTUK 11 Spaarloonregeling Doel Artikel 1 Deze spaarregeling heeft ten doel het verwerven van duurzaam bezit door de medewerkers door het sparen van loon in geblokkeerde vorm te bevorderen. Deelneming

Nadere informatie

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. 34 231 Voorstel van wet van de leden Van Oosten, Recourt en Berndsen-Jansen tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van enige andere wetten in verband met de herziening van het stelsel van

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2019) VOORSTEL VAN WET Wij Willem-Alexander, bij de gratie

Nadere informatie