I. NOTARIAAT. A. Notariële organisatie

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "I. NOTARIAAT. A. Notariële organisatie"

Transcriptie

1 I. NOTARIAAT A. Notariële organisatie Wet 16 maart 1803 p. 7 I. NOTARIAAT p. 7 Wet 16 maart 1803 Art. 39 volledig vervangen Art. 39. }1 [ 1. De houder van een stagecertificaat bedoeld in artikel 36, 4, die kandidaat-notaris wil worden, moet, op straffe van verval, zijn kandidatuur bij een ter post aangetekende brief bij de Minister van Justitie indienen binnen een termijn van één maand na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het koninklijk besluit bedoeld in artikel 35, 2, tweede lid. Om ontvankelijk te zijn, moet iedere kandidaatstelling voor een benoeming tot kandidaat-notaris de door de Koning bepaalde bijlagen bevatten. 2. Elke kandidaat die aan de voorwaarden van artikel 35, 3, 1 en 2, voldoet, wordt volgens zijn taalrol verwezen naar de ene of de andere benoemingscommissie bedoeld in artikel 38, 1. Elke benoemingscommissie moet de voor de uitoefening van het notarisambt noodzakelijke kennis, maturiteit en praktische bekwaamheden van de kandidaten beoordelen en de meest geschikte kandidaten rangschikken op basis van hun bekwaamheid en geschiktheid. De rangschikking wordt opgemaakt op grond van een vergelijkend examen dat bestaat uit een schriftelijk en een mondeling gedeelte en op grond van een onderzoek van de adviezen. Tot het mondeling gedeelte worden slechts die kandidaten toegelaten die op het schriftelijk gedeelte minstens 60 % van de punten hebben behaald. Het mondeling gedeelte wordt afgenomen vooraleer de leden van de benoemingscommissie kennis kunnen nemen van de adviezen. Op het mondeling gedeelte moet de kandidaat minstens 50 % van de punten hebben behaald. Het schriftelijk en het mondeling gedeelte tellen in gelijke mate mee voor de berekening van de einduitslag van het vergelijkend examen. A. Notariële organisatie Het programma van het schriftelijk en mondeling gedeelte wordt opgesteld door de verenigde benoemingscommissies. Het programma wordt bij ministerieel besluit door de Minister van Justitie goedgekeurd en in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. 3. Binnen vijfenzeventig dagen na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het koninklijk besluit bedoeld in artikel 35, 2, tweede lid, nodigt de benoemingscommissie de kandidaten die toegelaten worden tot het mondeling gedeelte uit. Terzelfder tijd verzoekt de benoemingscommissie de Minister van Justitie om schriftelijke en gemotiveerde adviezen over deze kandidaten in te winnen bij: 1 de procureur des Konings van het arrondissement waar de kandidaat zijn woonplaats heeft met betrekking tot de vraag of de kandidaat veroordelingen heeft opgelopen en of er een strafonderzoek hangende is }2 [, in dat arrondissement of elders in het Rijk] 2 ; 2 het adviescomité van notarissen van de provincie waar de kandidaat zijn beroepsactiviteit in het notariaat uitoefent of het laatst heeft uitgeoefend. Deze adviezen dienen binnen vijfenveertig dagen na het verzoek door de adviesverlenende instanties in tweevoud te worden overgezonden aan de Minister van Justitie. Het adviescomité zendt gelijktijdig een afschrift van zijn advies bij een ter post aangetekende brief aan de betrokken kandidaat. 4. De kandidaat kan binnen twintig dagen na de verzending van het afschrift, zijn opmerkingen over dat advies bij een ter post aangetekende brief gelijktijdig aan de adviesverlenende instantie en aan de Minister van Justitie overzenden. 5. De benoemingscommissie maakt binnen zestig dagen na de oproep tot de kandidaten voor het mondeling gedeelte een voorlopige rangschikking op van de meest geschikte kandidaten op basis van de resultaten van het schriftelijk en mondeling gedeelte. De Minister van Justitie zendt de gevraagde adviezen over aan de voorzitter van de benoemingscommissie nadat deze laatste hem de voorlopige rangschikking heeft overgezonden. De benoemingscommissie kan beslissen om de betrokkene die opmerkingen heeft overgezonden, nogmaals te horen in toepassing van 4. Na het onderzoek van de adviezen gaat de benoemingscommissie over tot een definitieve rangschikking van de kandidaten en zendt de lijst van de gerangschikte kandidaten ter benoeming over aan de Minister van Justitie samen met een gemotiveerd proces-verbaal dat ondertekend wordt door de voorzitter en de secretaris van de betrokken benoemingscommissie. De benoemingscommissie voegt hierbij ook de dossiers van de gerangschikte kandidaten. Er worden maximaal zoveel kandidaten gerangschikt als er vacante plaatsen zijn van kandidaat-notaris, zoals vermeld in het koninklijk besluit dat bekendgemaakt is in het Belgisch Staatsblad, overeenkomstig artikel 35, 2, samen met de oproep tot kandidaatstelling voor de betrokken vergelijkende toelatingsproef. 6. De Koning benoemt de betrokkenen tot kandidaat-notaris binnen de maand na de overzending van de definitieve lijst met de gerangschikte kandidaten. Deze benoemingen worden in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. 7. De gegadigde die niet tot kandidaat-notaris is benoemd, kan zich de volgende jaren opnieuw kandidaat stellen. 8. Elke kandidaat kan, mits schriftelijk verzoek gericht aan de benoemingscommissie, binnen acht dagen afschrift krijgen van het gedeelte van het proces-verbaal dat uitsluitend op hem en op de benoemde kandidaten betrekking heeft.] 1 }1. bij art. 2, IV, wet 16 april 1927, B.S., 27 april 1927; opnieuw ingevoegd bij art. 22 wet 4 mei 1999, B.S., 1 oktober 1999, inwerkingtreding: 1 januari 2000 (art. 58, lid 1) }2. 3, lid 1, 1, aangevuld bij art. 2 wet 17 juli 2015, B.S., 27 augustus 2015 Larcier Thema Wetboeken Notariaat (Aanvulling 1 oktober 2015) Larcier 1

2 II. BURGERLIJK RECHT A. Burgerlijk Wetboek Wet 21 maart 1804 p. 136 II. BURGERLIJK RECHT A. Burgerlijk Wetboek p. 136 Wet 21 maart 1804 Onder art. 487octies verwijzingen vervangen R Bij wijze van overgangsmaatregel (art. 227 t.e.m. 230 wet 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid, B.S., 14 juni 2013) blijven in de bepaalde gevallen de navolgende teksten van toepassing: }4 [Art. 487bis. Een minderjarige van wie gebleken is dat hij wegens ernstige geestelijke achterlijkheid ongeschikt is en schijnt te zullen blijven om zichzelf te leiden en zijn goederen te beheren, kan in staat van verlengde minderjarigheid worden verklaard. Onder ernstige geestelijke achterlijkheid moet worden verstaan een staat van geestelijke onvolwaardigheid, aangeboren of begonnen tijdens de vroege kinderjaren, en gekenmerkt door een uitgebleven ontwikkeling van de gezamenlijke vermogens van verstand, gevoel en wil. Een zelfde maatregel kan worden genomen ten aanzien van een meerderjarige van wie is gebleken dat hij tijdens zijn minderjarigheid verkeerde in omstandigheden als omschreven in voorgaande leden. Hij die in staat van verlengde minderjarigheid is verklaard, wordt ten aanzien van zijn persoon en zijn goederen gelijkgesteld met een minderjarige beneden de vijftien jaar.] 4 }4. Ingevoegd bij enig art. wet 29 juni 1973, B.S., 3 juli 1973 }5[Art. 487ter. }6 [Voor de minderjarige wordt de staat van verlengde minderjarigheid bij de rechtbank van eerste aanleg van zijn woon- of verblijfplaats aangevraagd bij een verzoekschrift, ondertekend door de vader en de moeder of door een van hen, door de voogd of door hun advocaat of, wanneer dezen het initiatief daartoe niet nemen, door de procureur des Konings.] 6 }7 [Voor de meerderjarige wordt de staat van verlengde minderjarigheid bij de rechtbank van eerste aanleg van zijn woon- of verblijfplaats aangevraagd bij een verzoekschrift, ondertekend door gelijk welke bloedverwant, door de voogd van de onbekwaamverklaarde meerderjarige, door hun advocaat of door de procureur des Konings.] 7 Bij het verzoekschrift wordt een geneeskundig attest van niet meer dan vijftien dagen oud gevoegd, dat de geestelijke onvolwaardigheid beschrijft.] 5 }5. Ingevoegd bij enig art. wet 29 juni 1973, B.S., 3 juli 1973 }6. Lid 1 vervangen bij art. 1 wet 6 april 1976, B.S., 24 april 1976 }7. Lid 2 vervangen bij art. 1 wet 6 april 1976, B.S., 24 april 1976 }8 [Art. 487quater. Zolang de ouders in leven zijn, blijft degene die in de staat van verlengde minderjarigheid verkeert, onderworpen aan }9 [hun ouderlijk gezag] 9. Evenwel kan de rechtbank van eerste aanleg in het belang van degene die in de staat van verlengde minderjarigheid verkeert, op verzoek van de ouders of van een van hen, dan wel op vordering van de procureur des Konings, gelasten dat }9 [het ouderlijk gezag] 9 wordt vervangen door de voogdij. De voogd en de toeziende voogd worden door de rechtbank benoemd, eventueel met inachtneming van een gezamenlijk voorstel van de ouders. }10 [Op vordering van het openbaar ministerie wordt van het vonnis binnen tien dagen na de uitspraak aan de territoriaal bevoegde vrederechter kennisgegeven.] 10 De voogdij kan niet worden opgedragen aan iemand die verbonden is aan de inrichting waar de geestelijk achterlijke is opgenomen. De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op het bestuur over de persoon en de goederen van degene die in de staat van verlengde minderjarigheid verkeert, wanneer een van zijn ouders overleden is of wanneer zijn afstamming slechts ten aanzien van een van zijn ouders vaststaat.] 8 }8. Ingevoegd bij enig art. wet 29 juni 1973, B.S., 3 juli 1973 }9. Lid 1 gewijzigd bij art. 64 wet 31 maart 1987, B.S., 27 mei 1987 }10. Lid 2 aangevuld bij art. 23 wet 29 april 2001, B.S., 31 mei 2001, inwerkingtreding: 1 augustus 2001 (art. 90) }11[Art. 487quinquies. Na hun oproeping bij gerechtsbrief door de griffier, hoort de rechtbank in raadkamer, in het bijzijn van de procureur des Konings, de vader, de moeder of de voogd, in voorkomend geval een andere verzoekende bloedverwant, eventueel bijgestaan door een advocaat, alsmede de persoon wie het verzoek betreft. Deze wordt steeds bijgestaan door een advocaat die zo nodig wordt aangewezen door de stafhouder of door het bureau van consultatie en verdediging. Kan die persoon zich niet verplaatsen, dan wordt hij te zijnen huize gehoord, na bericht bij gerechtsbrief van de griffier. Van het gehoor wordt een proces-verbaal opgemaakt dat door de rechter en de griffier wordt ondertekend. Op de conclusie van de procureur des Konings beveelt de rechtbank iedere onderzoeksmaatregel die zij nuttig oordeelt. De rechtbank doet uitspraak in openbare terechtzitting. De beslissing heeft gevolg vanaf de uitspraak van het vonnis; hoger beroep staat open voor al degenen die in het eerste lid zijn genoemd; het heeft geen schorsende kracht.] 11 }11. Ingevoegd bij enig art. wet 29 juni 1973, B.S., 3 juli 1973 }12 [Art. 487sexies. }13 [De beslissingen waarbij iemand in staat van verlengde minderjarigheid wordt verklaard, waarbij gelast wordt het ouderlijk gezag te vervangen door de voogdij of waarbij een nieuwe voogd wordt benoemd, worden door de griffier ter kennis gebracht van de Minister van Justitie, van de burgemeester van de gemeente waar de betrokkene in het bevolkingsregister is ingeschreven.] 13 Dit geldt eveneens voor de arresten van de hoven van beroep die de desbetreffende beslissingen van de rechtbanken van eerste aanleg teniet doen. Deze beslissingen worden in de bevolkingsregisters aangetekend, in voorkomend geval onder vermelding van de naam en de verblijfplaats van de voogd. De vermelding dat hij in staat van verlengde minderjarigheid is verklaard, wordt aangebracht op de identiteitskaart van de persoon voor wie de maatregel genomen is.] 12 }12. Ingevoegd bij enig art. 1 wet 29 juni 1973, B.S., 3 juli 1973 }13. Lid 1, na wijziging, vervangen bij art. 56 wet 7 mei 1999, B.S., 30 december 1999, inwerkingtreding: 10 februari 2005 (art. 9 K.B. 15 december 2004, B.S., 10 januari 2005) }14 [Art. 487septies. De opheffing van de staat van verlengde minderjarigheid kan te allen tijde worden aangevraagd door degene ten aanzien van wie de maatregel is genomen, zijn vader of moeder, zijn voogd, enige andere bloedverwant of de procureur des Konings. Het verzoek tot opheffing wordt behandeld en berecht overeenkomstig artikel 487quinquies. De openbaarmaking van de opheffingsbeslissing geschiedt zoals bepaald is in artikel 487sexies.] 14 }14. Ingevoegd bij art. 1 wet 29 juni 1973, B.S., 3 juli 1973 }15 [Art. 487octies. Behoudens de in dit hoofdstuk bepaalde afwijkingen, vinden de bepalingen betreffende de voogdij over minderjarigen mede toepassing op de voogdij bedoeld in artikel 487quater.] 15 }15. Ingevoegd bij art. 1 wet 29 juni 1973, B.S., 3 juli 1973 R Zie art. 226 t.e.m. 232 wet 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid, B.S., 14 juni 2013: Art De bepalingen van afdeling 2, hoofdstuk II, titel XI, van boek I, van het Burgerlijk Wetboek zijn van toepassing op alle lastgevingen bedoeld in artikel 490 van het Burgerlijk Wetboek die na de inwerkingtreding van deze wet werden verleend. De wijziging bedoeld in artikel 143, 2, is van toepassing op alle lastgevingen verleend na de inwerkingtreding van deze wet. Art Onverminderd artikel 229, eerste lid, brengt deze wet geen wijzigingen aan in de onbekwaamheid van de persoon die op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet een beschermde persoon is in de zin van de artikelen 488bis, A), tot 488bis, K), van het Burgerlijk Wetboek, verlengd minderjarig is, onbekwaam is verklaard of bijstand behoeft van een gerechtelijk raadsman. De beschermingsmaatregel die bestaat uit het voorlopig bewind als bedoeld in de artikelen 488bis, A), tot 488bis, K), van het Burgerlijk Wetboek, uit de verlengde minderjarigheid, uit de onbekwaamverklaring of uit de bijstand door een gerechtelijk raadsman neemt van rechtswege een einde ingeval een rechterlijke beschermingsmaatregel wordt bevolen met toepassing van artikel 492/1 van het Burgerlijk Wetboek. }17 [Het verzoek tot een rechterlijke beschermingsmaatregel bedoeld in het tweede lid moet ingediend worden bij de vrederechter die bevoegd is voor de organisatie en het toezicht op het voorlopige bewind of de voogdij. De bevoegde vrederechter kan desnoods ambtshalve toepassing maken van het tweede lid. Er wordt alsdan gehandeld overeenkomstig artikel 1247 van het Gerechtelijk Wetboek.] 17 }17. Lid 3 toegevoegd bij art. 216 wet 25 april 2014, B.S., 14 mei 2014, inwerkingtreding: 1 september 2014 (art. 221) Art Onverminderd artikel 227, tweede lid, worden na verloop van }18 [vijf jaar] 18, te rekenen van de inwerkingtreding van deze wet, de voorlopige bewindvoeringen, die vóór de inwerkingtreding van deze wet geregeld waren met toepassing van artikel 488bis, A), van het Burgerlijk Wetboek, van rechtswege onderworpen aan de bepalingen betreffende het bewind van de goederen bedoeld in boek I, titel XI, hoofdstuk II/1 van het Burgerlijk Wetboek. De vrederechter die bevoegd is voor de organisatie en het toezicht op het voorlopig bewind blijft bevoegd, onverminderd de toepassing van artikel 628, 3, van het Gerechtelijk Wetboek. De vrederechter past binnen de twee jaar die volgen op de termijn bedoeld in het eerste lid, artikel 492/4 van het Burgerlijk Wetboek toe, desnoods ambtshalve. De artikelen 493 tot 493/3 van het Burgerlijk Wetboek zijn zodra deze wet in werking treedt van toepassing op de bestaande beschermingsregelingen. }18. Lid 1 gewijzigd bij art. 3 wet 10 augustus 2015, B.S., 26 augustus 2015 Art Ingeval uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet geen rechterlijke beschermingsmaatregel overeenkomstig artikel 492/1 van het Burgerlijk 2 Larcier Thema Wetboeken Notariaat (Aanvulling 1 oktober 2015) Larcier

3 II. BURGERLIJK RECHT A. Burgerlijk Wetboek Wet 21 maart 1804 p. 137 Wetboek werd bevolen, eindigt de bijstand door een gerechtelijk raadsman van rechtswege en zijn alle vormen van voogdij over personen in staat van verlengde minderjarigheid of onbekwaam verklaard dan wel van ouderlijk gezag over personen in staat van verlengde minderjarigheid, van rechtswege onderworpen aan de bepalingen van boek I, titel XI, hoofdstuk II/1 van het Burgerlijk Wetboek. De voogd of de ouders worden in dat geval van rechtswege bewindvoerder. De beschermde persoon wordt voor de toepassing van deze bepaling geacht onbekwaam te zijn verklaard voor het verrichten van alle handelingen bedoeld in artikel 492/1, 1, van het Burgerlijk Wetboek en alle handelingen met betrekking tot de goederen. Hij wordt tevens geacht vertegenwoordigd te moeten worden bij het verrichten van deze handelingen. De voor de organisatie en het toezicht op de voogdij bevoegde vrederechter blijft bevoegd, onverminderd de toepassing van artikel 628, 3, van het Gerechtelijk Wetboek. Binnen de twee jaar die volgen op de termijn bedoeld in het eerste lid, past de vrederechter, desnoods ambsthalve, artikel 492/4, van het Burgerlijk Wetboek toe, behalve voor de personen die de bijstand van een gerechtelijk raadsman nodig hebben gehad. De artikelen 493 tot 493/3 van het Burgerlijk Wetboek zijn zodra deze wet in werking treedt van toepassing op de bestaande beschermingsregelingen. Art De bepalingen die worden gewijzigd door deze wet blijven van toepassing op de op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet genomen beschermingsmaatregelen van voorlopig bewind bedoeld in artikel 488bis van het Burgerlijk Wetboek, van voogdij over personen in staat van verlengde minderjarigheid of onbekwaam verklaard, van ouderlijk gezag over personen in staat van verlengde minderjarigheid en van bijstand door een gerechtelijk raadsman in hun oude versie, tot op het ogenblik waarop deze maatregelen, met toepassing van de artikelen 227 tot 229 worden onderworpen aan de door deze wet ingevoegde bepalingen bedoeld in boek I, titel XI, hoofdstuk II/1 van het Burgerlijk Wetboek of uitdoven. }19 [Art. 230/1. De wilsverklaringen afgelegd overeenkomstig artikel 488bis, B, 2 en 3, van het Burgerlijk Wetboek, worden na de inwerkingtreding van deze wet beschouwd als wilsverklaringen afgelegd overeenkomstig de overeenstemmende bepalingen van artikel 496 en 496/1 van het Burgerlijk Wetboek.] 19 }19. Ingevoegd bij art. 217 wet 25 april 2014, B.S., 14 mei 2014, inwerkingtreding: 1 september 2014 (art. 221) }20[Art. 230/2. De artikelen 227, 228 en 230 zijn van overeenkomstige toepassing op de voorlopige bewindvoeringen die vóór de inwerkingtreding van deze wet geregeld waren met toepassing van artikel 29 van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten.] 20 }20. Ingevoegd bij art. 218 wet 25 april 2014, B.S., 14 mei 2014, inwerkingtreding: 1 september 2014 (art. 221) }21 [Art. 230/3. Tot 1 september 2017, is, in afwijking van artikel 1241, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, de vermelding van de in het derde lid, 5, van hetzelfde artikel bedoelde gegevens niet voorgeschreven op straffe van niet-ontvankelijkheid van het verzoekschrift.] 21 }21. Ingevoegd bij art. 4 wet 10 augustus 2015, B.S., 26 augustus 2015 Art Tot de dag van de inwerkingtreding van }22 [de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering van personen] 22, worden in artikel 598 }23 [...] 23 van het Gerechtelijk Wetboek de woorden «de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstooornis» gelezen als «de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten». }22. Gewijzigd bij art. 5 wet 10 augustus 2015, B.S., 26 augustus 2015 }23. Gewijzigd bij art. 219 wet 25 april 2014, B.S., 14 mei 2014, inwerkingtreding: 1 september 2014 (art. 221) Art Tot de dag van de inwerkingtreding van }24 [de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering van personen] 24, wordt het derde lid van artikel 492/4 van het Burgerlijk Wetboek gelezen als volgt: «De rechterlijke beschermingsmaatregel eindigt van rechtswege in geval van overlijden van de beschermde persoon of door het verstrijken van de duur waarvoor hij is genomen.». }24. Gewijzigd bij art. 6 wet 10 augustus 2015, B.S., 26 augustus 2015 p. 137 Wet 21 maart 1804 Onder art. 488bis k verwijzingen vervangen R Bij wijze van overgangsmaatregel (art. 227 t.e.m. 230 wet 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid, B.S., 14 juni 2013) blijven in de bepaalde gevallen de navolgende teksten van toepassing: }4[Art. 488bis a. De meerderjarige die, geheel of gedeeltelijk, zij het tijdelijk, wegens zijn gezondheidstoestand, niet in staat is zijn goederen te beheren, kan met het oog op de bescherming ervan, een voorlopige bewindvoerder toegevoegd worden, als hem nog geen wettelijke vertegenwoordiger werd toegevoegd.] 4 }4. Ingevoegd bij art. 3 wet 18 juli 1991, B.S., 26 juli 1991 }5 [Art. 488bis b. }5 [ 1. Op zijn verzoek, op verzoek van elke belanghebbende of van de procureur des Konings kan aan de te beschermen persoon een voorlopige bewindvoerder worden toegevoegd door de vrederechter van zijn verblijfplaats, of bij gebreke daarvan, van zijn woonplaats. De vrederechter kan die maatregel ambtshalve nemen, wanneer bij hem een verzoek werd ingediend als bedoeld in de artikelen 5, 1, en 23 van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke of wanneer bij hem een omstandig verslag wordt ingediend als bedoeld in artikelen 13, 14 en 25 van dezelfde wet. Artikel 7, 1, van dezelfde wet is in dit geval eveneens van toepassing. 2. Eenieder kan ten overstaan van de vrederechter van zijn verblijfplaats en subsidiair van zijn woonplaats of ten overstaan van een notaris een verklaring afleggen waarin hij zijn voorkeur te kennen geeft omtrent een aan te wijzen voorlopige bewindvoerder indien hijzelf niet meer in staat zou zijn om zijn goederen te beheren. Van deze verklaring wordt een proces-verbaal of een authentieke akte opgesteld. Het proces-verbaal wordt medeondertekend door de persoon die de verklaring heeft afgelegd. De vrederechter kan zich op verzoek en op kosten van de verzoeker naar diens verblijfplaats en in voorkomend geval, naar diens woonplaats begeven om een verklaring op te nemen. Binnen vijftien dagen na het afleggen van voormelde verklaring laat de griffier of de notaris deze verklaring opnemen in een centraal register dat wordt bijgehouden door de Koninklijke Federatie van het Belgisch notariaat. De Koning bepaalt de nadere regels inzake oprichting, beheer en raadpleding van het centraal register. De Koning bepaalt welke autoriteiten gratis toegang hebben. }6[De Koning bepaalt het tarief van de kosten voor de opneming van de verklaringen.] 6 Vooraleer de vrederechter kennis neemt van een verzoekschrift, moet de griffier nagaan of in het tweede lid bedoeld register een verklaring werd opgenomen. In dat geval, laat hij door de notaris of de vrederechter, bij wie de verklaring werd afgelegd, een eensluidend verklaard uittreksel overzenden. Eenieder kan op ieder moment op dezelfde wijze als bepaald in het eerste en tweede lid de verklaring herroepen en desgevallend een nieuwe voorkeur uitdrukken. Er wordt voorts gehandeld zoals bepaald in de vorige leden. De vrederechter of notaris voor wie de herroeping plaatsheeft, stelt de vrederechter of notaris voor wie de oorspronkelijke verklaring werd afgelegd, hiervan in kennis. Deze laatste vermeldt de wijziging op de oorspronkelijke akte. De vrederechter kan om ernstige redenen, gemotiveerd afwijken van de in het eerste lid, uitgedrukte wil. 3. De vader en/of de moeder, de echtgenoot, de wettelijk samenwonende, de persoon met wie de beschermde persoon een feitelijk gezin vormt, de vertrouwenspersoon of een lid van de naaste familie die als voorlopige bewindvoerder werd aangesteld, kan ten overstaan van de vrederechter een verklaring afleggen waarin de voorkeur te kennen wordt gegeven over de aan te wijzen voorlopige bewindvoerder indien het mandaat door hem of haar niet zelf verder kan worden uitgeoefend. Van deze verklaring wordt een proces-verbaal opgesteld, dat onmiddellijk bij het dossier bedoeld in artikel 488bis, c), 4 wordt gevoegd. Telkens wanneer de vrederechter een voorlopige bewindvoerder aanstelt ter vervanging of opvolging van de voorlopige bewindvoerder bedoeld in het voorgaande lid, moet hij vooraf nagaan of in het dossier een verklaring werd opgenomen. De vrederechter kan om een ernstige reden, bij gemotiveerde beschikking afwijken van de in het eerste lid bedoelde verklaring. 4. De te beschermen persoon heeft het recht zich, voor de duur van het voorlopig bewind, te laten bijstaan door een door hemzelf of, als hij er zelf geen aanwijst en indien nodig, door de vrederechter aangewezen vertrouwenspersoon, zoals bedoeld in 7, en in de artikelen 488bis, c), 2 en 3, 488bis, d), en 488bis, f), 1 en 5. De aanwijzing gebeurt door een verzoek daartoe gericht aan de vrederechter door de te beschermen persoon of door een derde in het belang van de te beschermen persoon bij de aanvang of tijdens de duur van het voorlopig bewind. Indien de vertrouwenspersoon vaststelt dat de voorlopige bewindvoerder tekort schiet in de uitoefening van zijn taak, moet hij, als belanghebbende, de vrederechter verzoeken de beschikking te herzien, overeenkomstig artikel 488bis, d). 5. Het verzoek tot aanwijzing van een voorlopige bewindvoerder vermeldt, op straffe van nietigheid: 1. de dag, maand en het jaar; 2. de naam, de voornaam, het beroep en de woonplaats van de verzoeker, alsook de graad van verwantschap of de aard van de betrekkingen die er bestaan tussen de verzoeker en de te beschermen persoon; 3. het voorwerp van de vordering en in het kort de gronden ervan; 4. de naam, voornaam, de verblijf- of woonplaats van de te beschermen persoon en in voorkomend geval van zijn vader en/of zijn moeder, de echtgenoot, de wettelijk samenwonende of de persoon met wie de te beschermen persoon een feitelijk gezin vormt; 5. de aanwijzing van de rechter die ervan kennis moet nemen. Het verzoekschrift moet worden ondertekend door de verzoeker of zijn advocaat en vergezeld zijn van een attest van verblijfplaats, of, bij ontstentenis, van woonplaats van de te beschermen persoon dat ten hoogste vijftien dagen oud is. Het verzoekschrift vermeldt bovendien en voor zover mogelijk: 1. de plaats en datum van geboorte van de te beschermen persoon; 2. de aard en de samenstelling van de te beheren goederen; 3. de naam, de voornaam en de woonplaats van de meerderjarige familieleden in de dichtste graad, doch niet verder dan de tweede graad. Larcier Thema Wetboeken Notariaat (Aanvulling 1 oktober 2015) Larcier 3

4 II. BURGERLIJK RECHT A. Burgerlijk Wetboek Wet 21 maart 1804 p. 137 Als het verzoekschrift onvolledig is, vraagt de vrederechter de verzoeker om het binnen acht dagen aan te vullen. Het verzoekschrift kan tevens suggesties vermelden betreffende de keuze van de aan te stellen voorlopige bewindvoerder, alsook betreffende de aard en de omvang van diens bevoegdheden. De artikelen 1034bis en volgende van het Gerechtelijk Wetboek zijn van overeenkomstige toepassing. 6. Op straffe van niet-ontvankelijkheid wordt, behoudens in spoedeisende gevallen, een omstandige geneeskundige verklaring bij het verzoekschrift gevoegd, die ten hoogste vijftien dagen oud is, en de gezondheidstoestand van de te beschermen persoon beschrijft. De verklaring vermeldt of de te beschermen persoon zich kan verplaatsen, en in het bevestigend geval, indien zulks gelet op zijn toestand, aangewezen is. Tevens vermeldt deze verklaring of de te beschermen persoon nog kennis kan nemen van de rekenschap van het beheer. Deze geneeskundige verklaring mag niet worden opgesteld door een geneesheer die een bloed- of aanverwant is van de te beschermen persoon of van de verzoeker, of op enigerlei wijze verbonden is aan de instelling waar de te beschermen persoon zich bevindt. Indien er om redenen van dringendheid geen geneeskundige verklaring bij het verzoekschrift is gevoegd, gaat de vrederechter na of het aangevoerde motief van dringendheid gerechtvaardigd is. In bevestigend geval, vraagt de vrederechter binnen acht dagen na de datum waarop het verzoekschrift is ontvangen dat de verzoeker een omstandige geneeskundige verklaring bezorgt, die voldoet aan de vereisten bepaald in het eerste tot derde lid. 7. De vrederechter wint alle dienstige inlichtingen in; hij kan een geneesheer-deskundige aanstellen die advies moet uitbrengen over de gezondheidstoestand en de wilsafhankelijkheid van de te beschermen persoon. De te beschermen persoon en desgevallend, zijn vader en/of zijn moeder, de echtgenoot, de wettelijke samenwonende, voor zover de te bescheren persoon met hen samenleeft, of de persoon met wie de te beschermen persoon een feitelijk gezin vormt, worden door de griffier bij gerechtsbrief opgeroepen om door de vrederechter in raadkamer te worden gehoord, desgevallend in aanwezigheid van hun advocaten en de vertrouwenspersoon van de te beschermen persoon. Bij de gerechtsbrief wordt een afschrift van het verzoekschrift en desgevallend een uittreksel van de verklaring bedoeld in artikel 488bis, b), 2 gevoegd. In de gerechtsbrief wordt vermeld dat de te beschermen persoon het recht heeft een advocaat en een vertrouwenspersoon aan te wijzen. Daarenboven verwittigt de griffier bij gerechtsbrief de in het verzoekschrift vermelde familieleden dat er een verzoekschrift werd ingediend, van de plaats en het tijdstip van het verhoor van de te beschermen persoon. De personen die bij gerechtsbrief worden opgeroepen, overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk worden aldus partij in het geding tenzij verzet hiertegen ter zitting. Van deze bepaling geeft de griffier kennis in de gerechtsbrief. Deze familieleden kunnen persoonlijk op de zitting verschijnen en vragen gehoord te worden. Zij kunnen hun opmerkingen ook schriftelijk vóór de dag van de zitting aan de vrederechter meedelen. Er wordt overeenkomstig de bepalingen van het tweede lid gehandeld indien de vrederechter overweegt ambtshalve een maatregel te nemen. Deze laatste mag zich eveneens begeven naar de verblijfplaats van de persoon of naar de plaats waar hij zich bevindt. Hiervan wordt een proces-verbaal opgesteld. De vrederechter kan daarnaast eenieder horen die hij geschikt acht om hem in te lichten. De oproeping gebeurt door de griffier bij gerechtsbrief.] 5 ] 5 {7É9 }5. Ingevoegd bij art. 4 wet 18 juli 1991, B.S., 26 juli 1991; na wijziging, vervangen bij art. 2 wet 3 mei 2003, B.S., 31 december 2003, err., B.S., 13 april 2004, inwerkingtreding: 31 december 2003, uitgezonderd 2: 3 januari 2005 (art. 8 K.B. 21 september 2004, B.S., 3 januari 2005) }6. 2, lid 3, aangevuld bij art. 382 Programmawet 22 december 2003, B.S., 31 december 2003, err., B.S., 16 januari 2004, inwerkingtreding: 31 december 2003 (art. 384) J 7. Geen enkele wettelijke bepaling schrijft voor dat de vordering tot toevoeging van een voorlopige bewindvoerder over de goederen toebehorend aan een meerderjarige aan het openbaar ministerie moet worden meegedeeld (Cass., 30 mei 2002, C N). J 8. Het cassatieberoep van de voorlopige bewindvoerder die met toepassing van de art. 488bis, b en 488bis, c, B.W. bij beschikking van de vrederechter is aangewezen, is ontvankelijk in zoverre het gericht is tegen de beslissing op de burgerlijke rechtsvordering uitgeoefend door of tegen de beschermde persoon in het kader van de strafrechtspleging (Cass., 11 mei 2005, P F). J 9. 6: De vordering tot aanwijzing van een deskundige, die de vrederechter moet inlichten over de gezondheidstoestand en de bekwaamheid van een persoon om zijn wil uit te drukken en om zijn goederen te beheren, ter vervanging van de door art. 488bis-b, 6, vereiste geneeskundige verklaring, moet, in de regel, op tegenspraak worden ingesteld; de rechter kan bijgevolg de ontvankelijkheid van een dergelijk via eenzijdig verzoekschrift ingediend verzoek doen afhangen van het bewijs van een reden die de afwijking van het beginsel van de rechtspraak op tegenspraak rechtvaardigt (Cass., 20 december 2012, C F). }10 [Art. 488bis c. }10 [ 1. Bij gemotiveerde beschikking wijst de vrederechter een voorlopige bewindvoerder aan met inachtneming van de aard en de samenstelling van de te beheren goederen, de gezondheidstoestand van de te beschermen persoon en zijn gezinstoestand. Onverminderd de artikelen 488bis, b), 2 en 3, kiest de vrederechter bij voorkeur als voorlopige bewindvoerder desgevallend zijn vader en/of zijn moeder, de echtgenoot, de wettelijk samenwonende, de persoon met wie de te beschermen persoon een feitelijk gezin vormt, een lid van de naaste familie of in voorkomend geval, de vertrouwenspersoon van de te beschermen persoon. In voorkomend geval, houdt hij hierbij rekening met de suggesties die in het verzoekschrift worden vermeld. De voorlopige bewindvoerder mag niet gekozen worden onder de bestuurs- of personeelsleden van de instelling waarin de te beschermen persoon zich bevindt. De Koning kan de uitoefening van de functie van voorlopige bewindvoerder afhankelijk maken van bepaalde voorwaarden onder meer om het aantal personen te beperken waarvoor een voorlopige bewindvoerder de goederen dient te beheren. De aanwijzing geschiedt bij afzonderlijke beschikking wanneer bij de vrederechter een verzoekschrift ingediend is, bepaald in artikel 5, 1, van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke of wanneer bij hem een omstandig verslag wordt ingediend, als bedoeld in de artikelen 13 en 25, 1, van dezelfde wet. Binnen drie dagen na de uitspraak geeft de griffier bij gerechtsbrief kennis van de beschikking aan de aangestelde voorlopige bewindvoerder. De voorlopige bewindvoerder laat binnen acht dagen na zijn aanwijzing schriftelijk weten of hij die aanvaardt. Dit stuk wordt gevoegd bij het dossier. Wordt de aanwijzing, bedoeld in het vorige lid, niet aanvaard, dan stelt de vrederechter ambtshalve een andere voorlopige bewindvoerder aan. Na de aanvaarding door de voorlopige bewindvoerder wordt een afschrift van de beschikking van aanwijzing van de voorlopige bewindvoerder medegedeeld aan de procureur des Konings. Binnen drie dagen na de ontvangst van de aanvaarding geeft de griffier bij gerechtsbrief kennis van de beschikking aan de verzoeker, aan de tussenkomende partijen, aan de te beschermen persoon en desgevallend aan de vertrouwenspersoon. Een niet ondertekend afschrift wordt, in voorkomend geval, bij gewone brief aan hun advocaten gezonden. Een uitgifte van de beslissing kan onderaan op een exemplaar van het verzoekschrift worden gesteld. 2. Uiterlijk één maand na de aanvaarding van zijn aanwijzing moet de voorlopige bewindvoerder een verslag opstellen met betrekking tot de vermogenstoestand en de inkomstenbronnen van de beschermde persoon en dit overzenden aan de vrederechter, aan de beschermde persoon en aan diens vertrouwenspersoon. Daarenboven kan de vrederechter hem ervan ontslaan om dit verslag aan de beschermde persoon over te zenden, voorzover deze niet in staat is ervan kennis te nemen. 3. De voorlopige bewindvoerder geeft jaarlijks en binnen dertig dagen na het einde van zijn mandaat rekenschap aan de personen vermeld in 2. In dit schriftelijk verslag worden minstens de volgende gegevens vermeld: 1. de naam, de voornaam en de woon- of verblijfplaats van de voorlopige bewindvoerder; 2. de naam, de voornaam en de woon- of verblijfplaats van de beschermde persoon en, in voorkomend geval, van zijn vertrouwenspersoon; 3. een overzicht van de inkomsten en uitgaven tijdens de voorbije periode en een overzicht van de stand van het beheerde vermogen bij de aanvang en op het einde van deze periode; 4. de data waarop de voorlopige bewindvoerder in de loop van het jaar persoonlijk contact heeft gehad met de beschermde persoon of diens vertrouwenspersoon; 5. de materiële levensvoorwaarden en de leefsituatie van de beschermde persoon alsmede de wijze waarop de voorlopige bewindvoerder daarop heeft ingespeeld. In geval van overlijden van de beschermde persoon tijdens de duur van het voorlopig bewind legt de voorlopige bewindvoerder binnen dertig dagen zijn eindverslag neer ter griffie. Hiervan kan ter griffie kennis genomen worden door de erfgenamen van de beschermde persoon en de notaris die belast wordt met de aangifte en de verdeling van de nalatenschap. Dit geldt onverminderd de toepassing van artikel 1358 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek. Indien hij zulks nodig acht, kan de vrederechter van de voorlopige bewindvoerder waarborgen eisen, hetzij bij zijn aanwijzing, hetzij gedurende de uitoefening van zijn opdracht. De voorlopige bewindvoerder brengt de beschermde persoon op de hoogte van de handelingen die hij verricht. In bijzondere omstandigheden kan de vrederechter hem vrijstellen van deze verplichting. In dit geval brengt de voorlopige bewindvoerder de vertrouwenspersoon van de beschermde persoon op de hoogte. Bij ontstentenis van een vertrouwenspersoon, kan de vrederechter een andere persoon of instelling aanwijzen die door de voorlopige bewindvoerder op de hoogte moet worden gebracht. 4. De schriftelijke verslagen opgemaakt met toepassing van 2 en 3, worden op de griffie van het vredegerecht bewaard in een dossier op naam van de beschermde persoon. Het dossier omvat eveneens: 1. een afschrift van de oorspronkelijke beschikking tot aanstelling van een voorlopige bewindvoerder; 2. de naam en het adres van de door de beschermde persoon aangewezen vertrouwenspersoon; 3. de naam en het adres van de andere persoon of instelling die door de vrederechter werd aangewezen met toepassing van de bepalingen van 3; 4. een afschrift van alle beschikkingen getroffen met toepassing van de artikelen 488bis, d), tot 488bis, h); 5. de door de vrederechter gevoerde briefwisseling met betrekking tot het voorlopige bewind.] 10 ] 10 {11 }10. Ingevoegd bij art. 5 wet 18 juli 1991, B.S., 26 juli 1991; na wijziging, vervangen bij art. 3 wet 3 mei 2003, B.S., 31 december 2003, err., B.S., 13 april 2004, inwerkingtreding: 31 december 2003 (art. 15, zoals ingevoegd bij art. 383 Programmawet 22 december 2003, B.S., 31 december 2003, err., B.S., 16 januari 2004) J 11. Het cassatieberoep van de voorlopige bewindvoerder die met toepassing van de art. 488bis, b en 488bis, c, B.W. bij beschikking van de vrederechter is aangewezen, is ontvankelijk in 4 Larcier Thema Wetboeken Notariaat (Aanvulling 1 oktober 2015) Larcier

5 II. BURGERLIJK RECHT A. Burgerlijk Wetboek Wet 21 maart 1804 p. 137 zoverre het gericht is tegen de beslissing op de burgerlijke rechtsvordering uitgeoefend door of tegen de beschermde persoon in het kader van de strafrechtspleging (Cass., 11 mei 2005, P F). }12 [Art. 488bis d. }12 [De vrederechter kan te allen tijde, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de beschermde persoon of van elke belanghebbende evenals van de procureur des Konings of de voorlopige bewindvoerder, bij een gemotiveerde beschikking, een einde maken aan de opdracht van deze laatste, de bevoegdheden wijzigen die hem werden opgedragen of hem vervangen. De vorderingen vermeld in het voorgaande lid worden bij eenzijdig verzoekschrift ingediend en worden door de verzoeker of zijn advocaat ondertekend. De vrederechter kan verder eenieder horen die hij geschikt acht om hem in te lichten. De voorlopige bewindvoerder behoort in alle gevallen te worden gehoord of opgeroepen. De opdracht van de voorlopige bewindvoerder eindigt van rechtswege zodra de wettelijke vertegenwoordiger, benoemd in geval van onbekwaamverklaring of verklaring van verlengde minderjarigheid van de beschermde persoon, zijn taak aanvat, ingeval van aanstelling van een voorlopige bewindvoerder krachtens artikel 1246 van het Gerechtelijk Wetboek }13 [, in geval van toekenning van de definitieve invrijheidstelling aan de geïnterneerde persoon] 13 en in geval van overlijden van de beschermde persoon. }14 [Het openbaar ministerie geeft de vrederechter kennis van de definitieve invrijheidstelling van de geïnterneerde persoon.] 14 Door een aan de vrederechter en aan de voorlopige bewindvoerder gerichte gewone brief kan de beschermde persoon op elk ogenblik afzien van de bijstand van de door hem aangewezen vertrouwenspersoon of een andere vertrouwenspersoon aanwijzen. Er bestaat tevens de mogelijkheid dit mondeling te doen, waarvan akte wordt opgesteld door de rechter met bijstand van de griffier, waarvan afschrift gezonden wordt aan de voorlopige bewindvoerder. Deze melding wordt opgenomen in het dossier. De vrederechter kan, in het belang van de te beschermen persoon te allen tijde, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de voorlopige bewindvoerder of de procureur des Konings, bij een gemotiveerde beschikking beslissen dat de vertrouwenspersoon zijn functie niet meer kan uitoefenen.] 12 ] 12 }12. Ingevoegd bij art. 6 wet 18 juli 1991, B.S., 26 juli 1991; na wijziging, vervangen bij art. 4 wet 3 mei 2003, B.S., 31 december 2003, err., B.S., 13 april 2004, inwerkingtreding: 31 december 2003 (art. 15, zoals ingevoegd bij art. 383 Programmawet 22 december 2003, B.S., 31 december 2003, err., B.S., 16 januari 2004) }13. Lid 3 gewijzigd bij art. 85, 1, wet 5 mei 2014, B.S., 9 juli 2014, inwerkingtreding: uiterlijk 1 januari 2016 (art. 136) }14. Lid 3 aangevuld bij art. 85, 2, wet 5 mei 2014, B.S., 9 juli 2014, inwerkingtreding: uiterlijk 1 januari 2016 (art. 136) }15 [Art. 488bis e. 1. Elke beslissing houdende aanwijzing van een voorlopige bewindvoerder of wijziging van diens bevoegdheden wordt, door toedoen van de griffier, bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad opgenomen. Hetzelfde geldt voor de beslissingen van opheffing of van vernietiging. De bekendmaking moet geschieden binnen vijftien dagen na de uitspraak; de ambtenaren aan wie het verzuim of de vertraging te wijten zou zijn, zijn aansprakelijk jegens de betrokkenen indien bewezen wordt dat de vertraging of het verzuim het gevolg is van collusie. }16 [Binnen dezelfde termijn wordt de beslissing door de griffier betekend aan de burgemeester van de woonplaats van de beschermde persoon teneinde te worden aangetekend in het bevolkingsregister. De burgemeester verstrekt een uittreksel uit het bevolkingsregister met vermelding van de naam, het adres en de staat van bekwaamheid van een persoon aan de persoon zelf of aan elke derde die een belang aantoont.] Rekening houdend met de beperkte opdracht van de voorlopige bewindvoerder, kan de vrederechter bepalen dat de beslissingen bedoeld in 1, door toedoen van de griffier, uitsluitend ter kennis zullen worden gebracht van de personen die hij aanwijst. 3. De Koning kan andere maatregelen van openbaarmaking in het belang van derden voorschrijven.] 15 }15. Ingevoegd bij art. 7 wet 18 juli 1991, B.S., 26 juli 1991 }16. 1, lid 4, vervangen bij art. 5 wet 3 mei 2003, B.S., 31 december 2003, err., B.S., 13 april 2004, inwerkingtreding: 31 december 2003 (art. 15, zoals ingevoegd bij art. 383 Programmawet 22 december 2003, B.S., 31 december 2003, err., B.S., 16 januari 2004) }17 [Art. 488bis f. }17 [ 1. De voorlopige bewindvoerder heeft tot taak de goederen van de beschermde persoon als een goed huisvader te beheren of de beschermde persoon in dat beheer bij te staan. Bij de uitvoering van zijn opdracht pleegt hij op regelmatige tijdstippen overleg met de beschermde persoon of diens vertrouwenspersoon. Hij kan zich in zijn beheer laten bijstaan door een of meer personen die onder zijn verantwoordelijkheid optreden. Wanneer zijn belangen in strijd zijn met die van de beschermde persoon kan hij slechts optreden krachtens een bijzondere machtiging van de vrederechter. Deze machtiging wordt verleend bij gemotiveerde beschikking op verzoek van de voorlopige bewindvoerder. De procedure van artikel 488bis, b), 7, tweede en derde lid, is van toepassing. 2. De rechter bepaalt, met inachtneming van de aard en de samenstelling van de te beheren goederen evenals met de gezondheidstoestand van de beschermde persoon, de omvang van de bevoegdheden van de voorlopige bewindvoerder. De vrederechter kan de handelingen of categorieën van handelingen aanwijzen die de beschermde persoon maar kan stellen met bijstand van zijn voorlopige bewindvoerder. 3. Bij gebreke van aanwijzingen in de in artikel 488bis, c), bedoelde beschikking, vertegenwoordigt de voorlopige bewindvoerder de beschermde persoon in alle rechtshandelingen en procedures als eiser en als verweerder. Evenwel kan hij slechts krachtens een bijzondere machtiging van de vrederechter: a) de beschermde persoon in rechte vertegenwoordigen als eiser bij de andere rechtsplegingen en handelingen dan die bedoeld in de artikelen 1150, , 1187, tweede lid, en 1206, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek en andere dan die met betrekking tot huurcontracten, tot bewoning zonder akte of bewijs, tot sociale wetgeving ten gunste van de beschermde persoon en tot de burgerlijke partijstelling; b) de roerende en onroerende goederen van de beschermde persoon vervreemden; c) leningen aangaan en hypotheken toestaan alsook toestemming geven tot het doorhalen van een hypothecaire inschrijving, met of zonder kwijting, en van de overschrijving van een bevel tot uitvoerend beslag zonder betaling; d) berusten in een vordering betreffende onroerende rechten; e) }18 [een nalatenschap, een algemeen legaat of een legaat onder algemene titel verwerpen of aanvaarden, wat slechts onder voorrecht van boedelbeschrijving kan geschieden;] 18 f) }19 [een schenking, of een legaat onder bijzondere titel aanvaarden;] 19 g) een pachtovereenkomst of een handelshuurovereenkomst sluiten alsook een handelshuurovereenkomst hernieuwen en een huurovereenkomst voor een duur van meer dan negen jaar sluiten; h) een dading aangaan; i) een onroerend goed aankopen. De vrederechter wordt geadieerd bij eenvoudig verzoekschrift. Hij wint alle dienstige inlichtingen in; hij kan onder meer de mening vragen van de beschermde persoon en van eenieder die hij geschikt acht om hem in te lichten, onverminderd de artikelen 1186 en 1193bis van het Gerechtelijk Wetboek, inzake verkopingen van onroerende goederen. Indien de vrederechter dat nuttig acht, wordt de handelszaak van de beschermde persoon voortgezet door zijn voorlopige bewindvoerder onder de door de vrederechter vastgestelde voorwaarden. Het bestuur ervan kan worden opgedragen aan een bijzondere bewindvoerder onder het toezicht van de voorlopige bewindvoerder. De bijzondere bewindvoerder wordt aangewezen door de rechtbank van koophandel op verzoek van de vrederechter. 4. De woning van de beschermde persoon en het huisraad waarmee deze woning gestoffeerd is, moeten zo lang mogelijk te zijner beschikking blijven. Als het, in het bijzonder bij langdurige opneming of verblijf, noodzakelijk wordt of in het belang is van de beschermde persoon dat over de rechten in verband daarmee wordt beschikt, moet daartoe de machtiging bedoeld in 3 verleend worden door de vrederechter. Deze machtiging wordt verleend krachtens de rechtspleging bepaald in artikel 488bis, f), 3. Souvenirs en andere persoonlijke voorwerpen worden niet vervreemd, tenzij dit strikt noodzakelijk is, en moeten door toedoen van de voorlopige bewindvoerder ter beschikking gehouden worden van de beschermde persoon. 5. Binnen de perken van de inkomsten die hij ontvangt betaalt de voorlopige bewindvoerder de kosten van onderhoud en behandeling die ten laste zijn van de beschermde persoon en stelt hij hem, na daarover met hem of met de vertrouwenspersoon te hebben overlegd, de sommen ter beschikking die hij nodig acht voor de verbetering van diens lot, een en ander onverminderd hetgeen bij wet en verordening bepaald is omtrent de vergoeding van de kosten van onderhoud van de zieken, gehandicapten en bejaarden. Bovendien moet hij de toepassing van de sociale wetgeving vorderen in het belang van de beschermde persoon. 6. De gelden en de goederen van de beschermde persoon worden volledig en duidelijk afgescheiden van het persoonlijk vermogen van de voorlopig bewindvoerder. De banktegoeden van de beschermde persoon worden op zijn naam ingeschreven.] 17 ] 17 {20É22 }17. Ingevoegd bij art. 8 wet 18 juli 1991, B.S., 26 juli 1991; vervangen bij art. 6 wet 3 mei 2003, B.S., 31 december 2003, err., B.S., 13 april 2004, inwerkingtreding: 31 december 2003 (art. 15, zoals ingevoegd bij art. 383 Programmawet 22 december 2003, B.S., 31 december 2003, err., B.S., 16 januari 2004) }18. Vervangen bij art. 2, 1, wet 15 juni 2005, B.S., 30 juni 2005, inwerkingtreding: 30 juni 2005 (art. 4) }19. Vervangen bij art. 2, 2, wet 15 juni 2005, B.S., 30 juni 2005, inwerkingtreding: 30 juni 2005 (art. 4) J 20. Een klacht met stelling van burgerlijke partij door de voorlopige bewindvoerder van een beschermde persoon houdt geen verband met de vertegenwoordiging in rechte van de beschermde persoon in een handeling of een rechtspleging betreffende zegellegging, opstelling van een inventaris, openbare verkoping en verdeling; voor een klacht met stelling van burgerlijke partij door de voorlopige bewindvoerder van een beschermde persoon is derhalve de door art. 488bis, f), 3, B.W. bedoelde bijzondere machtiging vereist (Cass., 7 januari 2003, P N). J 21. De in art. 488bis-F, 3, lid 2, a), B.W. bedoelde bijzondere machtiging van de vrederechter, en volgens welke de voorlopig bewindvoerder slechts krachtens die machtiging kan optreden om de beschermde persoon als eiser in rechte te vertegenwoordigen bij de andere rechtsplegingen en handelingen dan die bedoeld in de art. 1150, 1180, 1, 1187, tweede lid, en 1206, tweede lid, Ger. W., is niet vereist om een gewoon rechtsmiddel in te stellen (Cass., 15 juni 2009, C F). J 22. De voorlopige bewindvoerder vertegenwoordigt de beschermde persoon als verweerder in alle rechtshandelingen, zonder dat hiertoe een machtiging van de vrederechter vereist is; de mogelijkheid om zonder machtiging van de vrederechter de beschermde persoon als verweerder in rechte te vertegenwoordigen, omvat de mogelijkheid tot het instellen van een tegenvordering, evenals die tot het instellen van een gewoon dan wel een buitengewoon rechtsmiddel (Cass., 29 april 2011, C N). }23 [Art. 488bis g. }23 [De verkoop van de roerende en onroerende goederen van de beschermde persoon vindt plaats overeenkomstig de bepalingen van de Larcier Thema Wetboeken Notariaat (Aanvulling 1 oktober 2015) Larcier 5

6 II. BURGERLIJK RECHT A. Burgerlijk Wetboek Wet 21 maart 1804 p. 137 hoofdstukken IV en V van het vierde boek van het vierde deel van het Gerechtelijk Wetboek.] 23 ] 23 }23. Ingevoegd bij art. 9 wet 18 juli 1991, B.S., 26 juli 1991; vervangen bij art. 7 wet 3 mei 2003, B.S., 31 december 2003, err., B.S., 13 april 2004, inwerkingtreding: 31 december 2003 (art. 15, zoals ingevoegd bij art. 383 Programmawet 22 december 2003, B.S., 31 december 2003, err., B.S., 16 januari 2004) }24 [Art. 488bis h. }24 [ 1. De vrederechter kan aan de voorlopige bewindvoerder, bij een gemotiveerde beslissing, na de overlegging door de voorlopige bewindvoerder van het verslag bedoeld in artikel 488bis, c), 3, een bezoldiging toekennen waarvan het bedrag niet hoger mag zijn dan drie procent van de inkomsten van de beschermde persoon. Naast de bezoldiging worden de gemaakte kosten vergoed, na door de vrederechter behoorlijk te zijn nagezien. Hij kan hem nochtans, na overlegging van met redenen omklede staten, een bezoldiging toekennen in verhouding tot de vervulde buitengewone ambtsverrichtingen. Het is de voorlopige bewindvoerder verboden, buiten de in het eerste lid vermelde bezoldigingen, enige bezoldiging of voordeel, van welke aard ook of van wie ook, te ontvangen met betrekking tot het uitoefenen van het gerechtelijk mandaat van voorlopige bewindvoerder. 2. De beschermde persoon kan slechts geldig schenken onder levenden of een uiterste wilbeschikking maken na machtiging, op zijn verzoek, door de vrederechter. De vrederechter oordeelt over de wilsgeschiktheid van de beschermde persoon. De vrederechter mag de machtiging om te schenken weigeren indien de beschermde persoon of zijn onderhoudsgerechtigden door de schenking behoeftig dreigen te worden. De bepalingen van de artikelen 1026 tot 1034 van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing. In afwijking van artikel 1026, 5, van hetzelfde Wetboek, volstaat de handtekening van de verzoeker. De vrederechter kan een geneesheer-deskundige aanstellen die advies moet uitbrengen over de gezondheidstoestand van de te beschermen persoon. De vrederechter wint alle dienstige inlichtingen in en kan eenieder die hij geschikt acht om hem in te lichten, oproepen bij gerechtsbrief om door hem in raadkamer te worden gehoord. Hij roept in ieder geval de voorlopige bewindvoerder op in geval van schenking. De procedure van artikel 488bis, b), 6, is van overeenkomstige toepassing. 3. Onverminderd 2 is de beschermde persoon bekwaam om een huwelijkscontract aan te gaan en zijn huwelijksvermogensstelsel te wijzigen met bijstand van de voorlopige bewindvoerder, na machtiging door de vrederechter op basis van het door de notaris opgestelde ontwerp. In bijzondere gevallen kan de vrederechter de voorlopige bewindvoerder machtigen alleen op te treden. De rechtspleging van artikel 488bis, f), 3, tweede lid, is van toepassing.] 24 ] 24 {25É27 }24. Ingevoegd bij art. 10 wet 18 juli 1991, B.S., 26 juli 1991; vervangen bij art. 8 wet 3 mei 2003, B.S., 31 december 2003, err., B.S., 13 april 2004, inwerkingtreding: 31 december 2003 (art. 15, zoals ingevoegd bij art. 383 Programmawet 22 december 2003, B.S., 31 december 2003, err., B.S., 16 januari 2004) J 25. Artikel488bis h, 1, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet (Arbitragehof nr. 175/2005, 30 november 2005, B.S. 20 januari 2006). J 26. Artikel488bis, h), van het Burgerlijk Wetboek schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet (Arbitragehof nr. 43/2007, 15 maart 2007, B.S., 25 mei 2007). J 27. In zoverre artikel 488bis, h), 2, eerste lid, eerste zin, van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is op het testament, schendt het niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in samenhang gelezen met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (Grondwettelijk Hof nr. 147/2009, 30 september 2009, B.S., 23 november 2009). }28 [Art. 488bis i. Alle handelingen die door de beschermde persoon zijn verricht in strijd met de bepalingen van artikel 488bis f, zijn nietig. Deze nietigheid kan uitsluitend door de beschermde persoon of de voorlopige bewindvoerder worden ingeroepen. Het eerste lid is toepasselijk op de handelingen verricht na de indiening van het verzoekschrift tot aanstelling van een voorlopige bewindvoerder.] 28 }28. Ingevoegd bij art. 11 wet 18 juli 1991, B.S., 26 juli 1991 }29 [Art. 488bis j. De vordering tot nietigverklaring op grond van het voorgaand artikel verjaart door verloop van vijf jaren. Deze termijn loopt, tegen de beschermde persoon, vanaf het tijdstip waarop hij van de betwiste handeling kennis heeft gekregen, of vanaf de betekening die hem ervan is gedaan na afloop van de opdracht van de voorlopige bewindvoerder. Hij loopt, tegen zijn erfgenamen, vanaf het tijdstip waarop zij kennis ervan hebben gekregen of vanaf de betekening die hun ervan is gedaan na het overlijden van hun rechtsvoorganger. De verjaring die tegen deze laatste is beginnen lopen, loopt verder tegen de erfgenamen. De beschermde persoon of zijn erfgenamen kunnen echter, ook na verloop van die termijn, vergoeding voor geleden schade vorderen van een medecontractant die te kwader trouw was.] 29 }29. Ingevoegd bij art. 12 wet 18 juli 1991, B.S., 26 juli 1991 }30 [Art. 488bis k. Betekeningen en kennisgevingen aan personen aan wie een voorlopige bewindvoerder is toegevoegd, worden gedaan aan diens woonplaats of verblijfplaats.] 30 }30. Ingevoegd bij art. 13 wet 18 juli 1991, B.S., 26 juli 1991 R Zie art. 226 t.e.m. 232 wet 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid, B.S., 14 juni 2013: Art De bepalingen van afdeling 2, hoofdstuk II, titel XI, van boek I, van het Burgerlijk Wetboek zijn van toepassing op alle lastgevingen bedoeld in artikel 490 van het Burgerlijk Wetboek die na de inwerkingtreding van deze wet werden verleend. De wijziging bedoeld in artikel 143, 2, is van toepassing op alle lastgevingen verleend na de inwerkingtreding van deze wet. Art Onverminderd artikel 229, eerste lid, brengt deze wet geen wijzigingen aan in de onbekwaamheid van de persoon die op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet een beschermde persoon is in de zin van de artikelen 488bis, A), tot 488bis, K), van het Burgerlijk Wetboek, verlengd minderjarig is, onbekwaam is verklaard of bijstand behoeft van een gerechtelijk raadsman. De beschermingsmaatregel die bestaat uit het voorlopig bewind als bedoeld in de artikelen 488bis, A), tot 488bis, K), van het Burgerlijk Wetboek, uit de verlengde minderjarigheid, uit de onbekwaamverklaring of uit de bijstand door een gerechtelijk raadsman neemt van rechtswege een einde ingeval een rechterlijke beschermingsmaatregel wordt bevolen met toepassing van artikel 492/1 van het Burgerlijk Wetboek. }32 [Het verzoek tot een rechterlijke beschermingsmaatregel bedoeld in het tweede lid moet ingediend worden bij de vrederechter die bevoegd is voor de organisatie en het toezicht op het voorlopige bewind of de voogdij. De bevoegde vrederechter kan desnoods ambtshalve toepassing maken van het tweede lid. Er wordt alsdan gehandeld overeenkomstig artikel 1247 van het Gerechtelijk Wetboek.] 32 }32. Lid 3 toegevoegd bij art. 216 wet 25 april 2014, B.S., 14 mei 2014, inwerkingtreding: 1 september 2014 (art. 221) Art Onverminderd artikel 227, tweede lid, worden na verloop van }33 [vijf jaar] 33, te rekenen van de inwerkingtreding van deze wet, de voorlopige bewindvoeringen, die vóór de inwerkingtreding van deze wet geregeld waren met toepassing van artikel 488bis, A), van het Burgerlijk Wetboek, van rechtswege onderworpen aan de bepalingen betreffende het bewind van de goederen bedoeld in boek I, titel XI, hoofdstuk II/1 van het Burgerlijk Wetboek. De vrederechter die bevoegd is voor de organisatie en het toezicht op het voorlopig bewind blijft bevoegd, onverminderd de toepassing van artikel 628, 3, van het Gerechtelijk Wetboek. De vrederechter past binnen de twee jaar die volgen op de termijn bedoeld in het eerste lid, artikel 492/4 van het Burgerlijk Wetboek toe, desnoods ambtshalve. De artikelen 493 tot 493/3 van het Burgerlijk Wetboek zijn zodra deze wet in werking treedt van toepassing op de bestaande beschermingsregelingen. }33. Lid 1 gewijzigd bij art. 3 wet 10 augustus 2015, B.S., 26 augustus 2015 Art Ingeval uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet geen rechterlijke beschermingsmaatregel overeenkomstig artikel 492/1 van het Burgerlijk Wetboek werd bevolen, eindigt de bijstand door een gerechtelijk raadsman van rechtswege en zijn alle vormen van voogdij over personen in staat van verlengde minderjarigheid of onbekwaam verklaard dan wel van ouderlijk gezag over personen in staat van verlengde minderjarigheid, van rechtswege onderworpen aan de bepalingen van boek I, titel XI, hoofdstuk II/1 van het Burgerlijk Wetboek. De voogd of de ouders worden in dat geval van rechtswege bewindvoerder. De beschermde persoon wordt voor de toepassing van deze bepaling geacht onbekwaam te zijn verklaard voor het verrichten van alle handelingen bedoeld in artikel 492/1, 1, van het Burgerlijk Wetboek en alle handelingen met betrekking tot de goederen. Hij wordt tevens geacht vertegenwoordigd te moeten worden bij het verrichten van deze handelingen. De voor de organisatie en het toezicht op de voogdij bevoegde vrederechter blijft bevoegd, onverminderd de toepassing van artikel 628, 3, van het Gerechtelijk Wetboek. Binnen de twee jaar die volgen op de termijn bedoeld in het eerste lid, past de vrederechter, desnoods ambsthalve, artikel 492/4, van het Burgerlijk Wetboek toe, behalve voor de personen die de bijstand van een gerechtelijk raadsman nodig hebben gehad. De artikelen 493 tot 493/3 van het Burgerlijk Wetboek zijn zodra deze wet in werking treedt van toepassing op de bestaande beschermingsregelingen. Art De bepalingen die worden gewijzigd door deze wet blijven van toepassing op de op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet genomen beschermingsmaatregelen van voorlopig bewind bedoeld in artikel 488bis van het Burgerlijk Wetboek, van voogdij over personen in staat van verlengde minderjarigheid of onbekwaam verklaard, van ouderlijk gezag over personen in staat van verlengde minderjarigheid en van bijstand door een gerechtelijk raadsman in hun oude versie, tot op het ogenblik waarop deze maatregelen, met toepassing van de artikelen 227 tot 229 worden onderworpen aan de door deze wet ingevoegde bepalingen bedoeld in boek I, titel XI, hoofdstuk II/1 van het Burgerlijk Wetboek of uitdoven. }34 [Art. 230/1. De wilsverklaringen afgelegd overeenkomstig artikel 488bis, B, 2 en 3, van het Burgerlijk Wetboek, worden na de inwerkingtreding van deze wet beschouwd als wilsverklaringen afgelegd overeenkomstig de overeenstemmende bepalingen van artikel 496 en 496/1 van het Burgerlijk Wetboek.] 34 }34. Ingevoegd bij art. 217 wet 25 april 2014, B.S., 14 mei 2014, inwerkingtreding: 1 september 2014 (art. 221) }35 [Art. 230/2. De artikelen 227, 228 en 230 zijn van overeenkomstige toepassing op de voorlopige bewindvoeringen die vóór de inwerkingtreding van deze wet geregeld waren met toepassing van artikel 29 van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten.] 35 }35. Ingevoegd bij art. 218 wet 25 april 2014, B.S., 14 mei 2014, inwerkingtreding: 1 september 2014 (art. 221) }36 [Art. 230/3. Tot 1 september 2017, is, in afwijking van artikel 1241, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, de vermelding van de in het derde lid, 5, van het- 6 Larcier Thema Wetboeken Notariaat (Aanvulling 1 oktober 2015) Larcier

7 II. BURGERLIJK RECHT A. Burgerlijk Wetboek Wet 21 maart 1804 p. 152 zelfde artikel bedoelde gegevens niet voorgeschreven op straffe van niet-ontvankelijkheid van het verzoekschrift.] 36 }36. Ingevoegd bij art. 4 wet 10 augustus 2015, B.S., 26 augustus 2015 Art Tot de dag van de inwerkingtreding van }37 [de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering van personen] 37, worden in artikel 598 }38 [...] 38 van het Gerechtelijk Wetboek de woorden «de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstooornis» gelezen als «de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten». }37. Gewijzigd bij art. 5 wet 10 augustus 2015, B.S., 26 augustus 2015 }38. Gewijzigd bij art. 219 wet 25 april 2014, B.S., 14 mei 2014, inwerkingtreding: 1 september 2014 (art. 221) Art Tot de dag van de inwerkingtreding van }39[de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering van personen] 39, wordt het derde lid van artikel 492/4 van het Burgerlijk Wetboek gelezen als volgt: «De rechterlijke beschermingsmaatregel eindigt van rechtswege in geval van overlijden van de beschermde persoon of door het verstrijken van de duur waarvoor hij is genomen.». }39. Gewijzigd bij art. 6 wet 10 augustus 2015, B.S., 26 augustus 2015 p. 152 Wet 21 maart 1804 Onder art. 515 verwijzingen vervangen R Bij wijze van overgangsmaatregel (art. 227 t.e.m. 230 wet 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid, B.S., 14 juni maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid, B.S. 14 juni 2013) blijven in de bepaalde gevallen de navolgende teksten i.v.m. onbekwaamverklaring van toepassing: Art }4 [Een meerderjarige die zich in een aanhoudende staat van onnozelheid of krankzinnigheid bevindt, moet worden onbekwaam verklaard, zelfs wanneer in die staat heldere tussenpozen voorkomen.] 4 }3. Vervangen bij art. 3 (art. 94) wet 10 oktober 1967, B.S., 31 oktober 1967 Art [...] }4. bij (art. 2) art. 19, Tit. III, Hoofdst. II, Afd. I, opheffingsbepalingen wet 10 oktober 1967, B.S., 31 oktober 1967 Art De onbekwaamverklaring of de benoeming van een raadsman heeft haar gevolgen vanaf de dag van het vonnis. Alle handelingen die daarna verricht worden door de onbekwaamverklaarde, of zonder de bijstand van de raadsman, zijn rechtens nietig. Art De handelingen die vóór de onbekwaamverklaring verricht zijn, kunnen vernietigd worden, indien de oorzaak van de onbekwaamverklaring kennelijk bestond ten tijde dat die handelingen zijn verricht. {5 J 5. Art. 503 B.W. bepaalt niet de nietigheid rechtens. Het verschaft de rechter de mogelijkheid de nietigheid uit te spreken. De rechter oordeelt daarover op onaantastbare wijze (Cass., 10 februari 1853, Pas., 1853, I, 215). Art Na iemands dood kunnen de door hem verrichte handelingen niet worden betwist op grond van krankzinnigheid, dan voor zover de onbekwaamverklaring was uitgesproken of gevorderd vóór zijn overlijden, tenzij het bewijs van de krankzinnigheid uit de betwiste handeling zelf voortvloeit. {6 J 6. Art. 504 van het Burgerlijk Wetboek, vóór de opheffing ervan bij artikel 119 van de wet van 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet indien het ertoe leidt dat een vordering van de erfgenamen tot vernietiging van een handeling van een inmiddels overleden persoon op basis van diens krankzinnigheid ontvankelijk is wanneer vóór diens overlijden een verzoekschrift tot onbekwaamverklaring is neergelegd maar niet wanneer een verzoekschrift tot het aanstellen van een voorlopig bewindvoerder wegens geestelijke stoornis is ingediend (Grondwettelijk Hof nr. 3/2015, 22 januari 2015, B.S., 15 april 2015). Art }7 [...] 7 }7. bij art. 37 wet 24 juni 1970, B.S., 21 augustus 1970 Art }8 [...] 8 }8. Na wijziging, opgeheven bij art. 24 wet 29 april 2001, B.S., 31 mei 2001, inwerkingtreding: 1 augustus 2001 (art. 90) Art }9 [...] 9 }9. bij enig art. wet 10 augustus 1909, B.S., 15 augustus 1909 Art Met uitzondering van de echtgenoten, de bloedverwanten in de opgaande en die in de nederdalende lijn, is niemand verplicht de voogdij over een onbekwaamverklaarde meer dan tien jaren te behouden. Na verloop van die tijd kan de voogd vragen dat hij wordt vervangen en dit moet hem worden toegestaan. Art De onbekwaamverklaarde staat gelijk met een minderjarige, wat betreft zijn persoon en zijn goederen; de wetten op de voogdij over minderjarigen zijn van toepassing op de voogdij over onbekwaamverklaarden. }10[Op vordering van het openbaar ministerie wordt van het vonnis binnen tien dagen na de uitspraak aan de territoriaal bevoegde vrederechter kennisgegeven.] 10 }10. Lid 2 toegevoegd bij art. 25 wet 29 april 2001, B.S., 31 mei 2001, inwerkingtreding: 1 augustus 2001 (art. 90) Art De inkomsten van de onbekwaamverklaarde moeten in hoofdzaak aangewend worden om zijn lot te verzachten en zijn genezing te bespoedigen. }11 [...] 11 }11. Gewijzigd bij art. 18 wet 15 december 1949, B.S., 1-3 januari 1950; gewijzigd bij art. 26 wet 29 april 2001, B.S., 31 mei 2001, inwerkingtreding: 1 augustus 2001 (art. 90) Art }12 [Wanneer een kind van een onbekwaamverklaarde een huwelijk wenst aan te gaan, worden het verlenen van huwelijksgoed of van een voorschot op zijn erfdeel, geregeld door de voogd die daartoe door de vrederechter behoorlijk gemachtigd is.] 12 }12. Vervangen bij art. 27 wet 29 april 2001, B.S., 31 mei 2001, inwerkingtreding: 1 augustus 2001 (art. 90) Art De onbekwaamverklaring eindigt met de oorzaken die daartoe aanleiding hebben gegeven; echter wordt de opheffing niet uitgesproken dan met inachtneming van de vormen die voorgeschreven zijn om de onbekwaamverklaring te bekomen, en de onbekwaamverklaarde zal de uitoefening van zijn rechten niet kunnen hervatten dan na het vonnis van opheffing. Art Aan verkwisters kan worden verboden rechtsgedingen te voeren, dadingen te treffen, leningen aan te gaan, roerende kapitalen in ontvangst te nemen en daarvan kwijting te geven, hun goederen te vervreemden of met hypotheek te bezwaren, zonder de bijstand van een raadsman, die hun door de rechtbank wordt toegevoegd. {13É16 J 13. De handelingen van een verkwister, ook al zijn ze voltrokken vóórdat hij onder gerechtelijke raadsman is gesteld, kunnen worden vernietigd indien ze gesteld werden om te ontsnappen aan de gevolgen van de stelling onder gerechtelijk raadsman (Cass., 7 mei 1896, Pas., 1896, I, 180). J 14. De nietigheid van handeling gesteld door de verkwister zonder bijstand van zijn raadsman, is relatief. Ze dient in rechte te worden gevorderd. De medecontractanten kunnen ze niet inroepen tegen de verkwister (Cass., 24 december 1896, Pas., 1897, I, 50). J 15. De gerechtelijke raadsman kan in hoger beroep komen van een vonnis dat de verkwister schaadt (Cass., 2 november 1900, Pas., 1901, I, 36). J 16. Voor de toevoeging van een gerechtelijk raadsman aan een zwakzinnige volstaat het dat de betrokkene, zonder zich te bevinden in een aanhoudende staat van onnozelheid of krankzinnigheid, een karakterstoornis vertoont die hem wel niet volledig ontoerekenbaar maakt maar die niettemin zijn geestelijke integriteit ernstig vermindert en hem in een toestand stelt waarin het gevaar voor abnormale, onbeheerste en voor zijn vermogen schadelijke handelingen reëel is (Cass., 2 april 1976, A.C., 1976, 893; Pas., 1976, I, 852). Art }17 [Het verbod om te handelen zonder de bijstand van een raadsman, kan worden gevorderd door hen die het recht hebben de onbekwaamverklaring aan te vragen; hun vordering wordt op dezelfde wijze ingesteld en uitgewezen, met uitzondering evenwel van wat is voorgeschreven bij de artikelen 1244 en 1245 van het Gerechtelijk Wetboek betreffende het onderzoek door een of meer geneesheren-neuro-psychiaters en het bijstaan van de betrokkene door een geneesheer; in dit geval kan betrokkene in raadkamer worden ondervraagd; daarvan wordt een proces-verbaal opgemaakt, dat door de rechter en de griffier wordt ondertekend; de procureur des Konings woont de ondervraging bij en de verzoeker mag erbij tegenwoordig zijn.] 17 }17. Vervangen bij art. 59 wet 15 juli 1970, B.S., 30 juli 1970 Art Geen vonnis inzake onbekwaamverklaring of benoeming van een raadsman kan, hetzij in eerste aanleg, hetzij in beroep, worden gewezen dan op de conclusie van het openbaar ministerie. R Zie art. 226 t.e.m. 232 wet 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid, B.S., 14 juni 2013: Art De bepalingen van afdeling 2, hoofdstuk II, titel XI, van boek I, van het Burgerlijk Wetboek zijn van toepassing op alle lastgevingen bedoeld in artikel 490 van het Burgerlijk Wetboek die na de inwerkingtreding van deze wet werden verleend. De wijziging bedoeld in artikel 143, 2, is van toepassing op alle lastgevingen verleend na de inwerkingtreding van deze wet. Art Onverminderd artikel 229, eerste lid, brengt deze wet geen wijzigingen aan in de onbekwaamheid van de persoon die op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet een beschermde persoon is in de zin van de artikelen 488bis, A), tot 488bis, K), van het Burgerlijk Wetboek, verlengd minderjarig is, onbekwaam is verklaard of bijstand behoeft van een gerechtelijk raadsman. De beschermingsmaatregel die bestaat uit het voorlopig bewind als bedoeld in de artikelen 488bis, A), tot 488bis, K), van het Burgerlijk Wetboek, uit de verlengde minderjarigheid, uit de onbekwaamverklaring of uit de bijstand door een gerechtelijk raadsman neemt van rechtswege een einde ingeval een rechterlijke beschermingsmaatregel wordt bevolen met toepassing van artikel 492/1 van het Burgerlijk Wetboek. }19 [Het verzoek tot een rechterlijke beschermingsmaatregel bedoeld in het tweede lid moet ingediend worden bij de vrederechter die bevoegd is voor de organisatie en het toezicht op het voorlopige bewind of de voogdij. De bevoegde vrederechter kan desnoods ambtshalve toepassing maken van het tweede lid. Er wordt alsdan gehandeld overeenkomstig artikel 1247 van het Gerechtelijk Wetboek.] 19 }19. Lid 3 toegevoegd bij art. 216 wet 25 april 2014, B.S., 14 mei 2014, inwerkingtreding: 1 september 2014 (art. 221) Art Onverminderd artikel 227, tweede lid, worden na verloop van }20 [vijf jaar] 20, te rekenen van de inwerkingtreding van deze wet, de voorlopige bewindvoeringen, die vóór de inwerkingtreding van deze wet geregeld waren met toepassing van artikel 488bis, A), van het Burgerlijk Wetboek, van rechtswege onderworpen aan de bepalingen betreffende het bewind van de goederen bedoeld in boek I, titel XI, hoofdstuk II/1 van het Burgerlijk Wetboek. De vrederechter die bevoegd is voor de organisatie en het toezicht op het voorlopig bewind blijft bevoegd, onverminderd de toepassing van artikel 628, 3, van het Gerechtelijk Wetboek. De vrederechter past binnen de twee jaar die volgen op de termijn bedoeld in het eerste lid, artikel 492/4 van het Burgerlijk Wetboek toe, desnoods ambtshalve. De artikelen 493 tot 493/3 van het Burgerlijk Wetboek zijn zodra deze wet in werking treedt van toepassing op de bestaande beschermingsregelingen. }20. Lid 1 gewijzigd bij art. 3 wet 10 augustus 2015, B.S., 26 augustus 2015 Larcier Thema Wetboeken Notariaat (Aanvulling 1 oktober 2015) Larcier 7

8 II. BURGERLIJK RECHT A. Burgerlijk Wetboek Wet 21 maart 1804 p. 152 Art Ingeval uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet geen rechterlijke beschermingsmaatregel overeenkomstig artikel 492/1 van het Burgerlijk Wetboek werd bevolen, eindigt de bijstand door een gerechtelijk raadsman van rechtswege en zijn alle vormen van voogdij over personen in staat van verlengde minderjarigheid of onbekwaam verklaard dan wel van ouderlijk gezag over personen in staat van verlengde minderjarigheid, van rechtswege onderworpen aan de bepalingen van boek I, titel XI, hoofdstuk II/1 van het Burgerlijk Wetboek. De voogd of de ouders worden in dat geval van rechtswege bewindvoerder. De beschermde persoon wordt voor de toepassing van deze bepaling geacht onbekwaam te zijn verklaard voor het verrichten van alle handelingen bedoeld in artikel 492/1, 1, van het Burgerlijk Wetboek en alle handelingen met betrekking tot de goederen. Hij wordt tevens geacht vertegenwoordigd te moeten worden bij het verrichten van deze handelingen. De voor de organisatie en het toezicht op de voogdij bevoegde vrederechter blijft bevoegd, onverminderd de toepassing van artikel 628, 3, van het Gerechtelijk Wetboek. Binnen de twee jaar die volgen op de termijn bedoeld in het eerste lid, past de vrederechter, desnoods ambsthalve, artikel 492/4, van het Burgerlijk Wetboek toe, behalve voor de personen die de bijstand van een gerechtelijk raadsman nodig hebben gehad. De artikelen 493 tot 493/3 van het Burgerlijk Wetboek zijn zodra deze wet in werking treedt van toepassing op de bestaande beschermingsregelingen. Art De bepalingen die worden gewijzigd door deze wet blijven van toepassing op de op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet genomen beschermingsmaatregelen van voorlopig bewind bedoeld in artikel 488bis van het Burgerlijk Wetboek, van voogdij over personen in staat van verlengde minderjarigheid of onbekwaam verklaard, van ouderlijk gezag over personen in staat van verlengde minderjarigheid en van bijstand door een gerechtelijk raadsman in hun oude versie, tot op het ogenblik waarop deze maatregelen, met toepassing van de artikelen 227 tot 229 worden onderworpen aan de door deze wet ingevoegde bepalingen bedoeld in boek I, titel XI, hoofdstuk II/1 van het Burgerlijk Wetboek of uitdoven. }21 [Art. 230/1. De wilsverklaringen afgelegd overeenkomstig artikel 488bis, B, 2 en 3, van het Burgerlijk Wetboek, worden na de inwerkingtreding van deze wet beschouwd als wilsverklaringen afgelegd overeenkomstig de overeenstemmende bepalingen van artikel 496 en 496/1 van het Burgerlijk Wetboek.] 21 }21. Ingevoegd bij art. 217 wet 25 april 2014, B.S., 14 mei 2014, inwerkingtreding: 1 september 2014 (art. 221) }22 [Art. 230/2. De artikelen 227, 228 en 230 zijn van overeenkomstige toepassing op de voorlopige bewindvoeringen die vóór de inwerkingtreding van deze wet geregeld waren met toepassing van artikel 29 van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten.] 22 }22. Ingevoegd bij art. 218 wet 25 april 2014, B.S., 14 mei 2014, inwerkingtreding: 1 september 2014 (art. 221) }23 [Art. 230/3. Tot 1 september 2017, is, in afwijking van artikel 1241, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, de vermelding van de in het derde lid, 5, van hetzelfde artikel bedoelde gegevens niet voorgeschreven op straffe van niet-ontvankelijkheid van het verzoekschrift.] 23 }23. Ingevoegd bij art. 4 wet 10 augustus 2015, B.S., 26 augustus 2015 Art Tot de dag van de inwerkingtreding van }24[de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering van personen] 24, worden in artikel 598 }25 [...] 25 van het Gerechtelijk Wetboek de woorden «de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstooornis» gelezen als «de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten». }24. Gewijzigd bij art. 5 wet 10 augustus 2015, B.S., 26 augustus 2015 }25. Gewijzigd bij art. 219 wet 25 april 2014, B.S., 14 mei 2014, inwerkingtreding: 1 september 2014 (art. 221) Art Tot de dag van de inwerkingtreding van }26 [de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering van personen] 26, wordt het derde lid van artikel 492/4 van het Burgerlijk Wetboek gelezen als volgt: «De rechterlijke beschermingsmaatregel eindigt van rechtswege in geval van overlijden van de beschermde persoon of door het verstrijken van de duur waarvoor hij is genomen.». }26. Gewijzigd bij art. 6 wet 10 augustus 2015, B.S., 26 augustus Larcier Thema Wetboeken Notariaat (Aanvulling 1 oktober 2015) Larcier

9 II. BURGERLIJK RECHT C. Erfregeling inzake landbouwbedrijven met het oog op het bevorderen van de continuïteit Wet 29 augustus 1988 p. 259 C. Erfregeling inzake landbouwbedrijven met het oog op het bevorderen van de continuïteit p. 259 Wet 29 augustus 1988 Art. 1 volledig vervangen Art. 1. Onverminderd de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek die de rechten van de langstlevende echtgenoot }1 [en van de langstlevende wettelijk samenwonende] 1 vastleggen, heeft ieder van de erfgenamen in de rechte nederdalende lijn, wanneer een nalatenschap voor het geheel of voor een deel een landbouwbedrijf bevat, het recht van overname naar schatting van de roerende en onroerende goederen die behoren tot het landbouwbedrijf. Voor de toepassing van deze wet moet onder «landbouwbedrijf» worden verstaan het geheel van de roerende en onroerende goederen bestemd voor iedere activiteit, grondgebonden of niet, die betrekking heeft op de akkerbouw, de veeteelt, de pluimveeteelt, de groenteteelt, de fruitteelt, de viskwekerij, de bijenkweek, de druiventeelt, de bloementeelt, de sierplantenteelt, de teelt van zaad- en pootgoed, de boomkwekerijen evenals de productie van kerstbomen. }2[Ingeval de nalatenschap niet voor het geheel of voor een deel een landbouwbedrijf bevat, maar wel onroerende goederen die behoorden tot het landbouwbedrijf van de erflater en een van de erfgenamen in de rechte nederdalende lijn thans exploitant is van deze goederen in het kader van zijn eigen landbouwbedrijf, dan kan deze laatste eveneens naar schatting deze goederen overnemen, onverminderd de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek die de rechten van de langstlevende echtgenoot en van de langstlevende wettelijk samenwonende vastleggen.] 2 }1. Lid 1 gewijzigd bij art. 10 wet 28 maart 2007, B.S., 8 mei 2007 }2. Lid 3 toegevoegd bij art. 2 wet 23 augustus 2015, B.S., 3 september 2015, inwerkingtreding: 3 september 2015 (art. 4) p. 259 Wet 29 augustus 1988 Art. 3 volledig vervangen Art. 3. Willen verscheidene belanghebbenden het recht van overname uitoefenen, dan wordt de voorkeur bij voorrang en in de volgorde gegeven aan: a) degene of degenen die door de }1 [erflater] 1 bij testament zijn aangewezen en die op het ogenblik van het overlijden het hele bedrijf }2 [van de erflater] 2 of een gedeelte ervan op regelmatige en voortdurende wijze exploiteren of die op het ogenblik van het overlijden op regelmatige en voortdurende wijze in het bedrijf }3 [van de erflater] 3 meewerken; b) degene of degenen die op het ogenblik van het overlijden het hele bedrijf }4 [van de erflater] 4 of een gedeelte ervan op regelmatige en voortdurende wijze exploiteren of die op het ogenblik van het overlijden op regelmatige en voortdurende wijze in het bedrijf }5 [van de erflater] 5 meewerken; c) degene of degenen die op het ogenblik van het overlijden niet aan het bedrijf }6 [van de erflater] 6 deelnemen zoals bepaald in lid a) maar die door de }7[erflater] 7 bij testament zijn aangewezen; }8 [d) degene die onroerende goederen exploiteert die vroeger behoorden tot het landbouwbedrijf van de erflater, maar die hij nu exploiteert in het kader van zijn eigen landbouwbedrijf.] 8 Eisen verscheidene erfgenamen van een zelfde bevoorrechte categorie a) of b) of c) }9 [of d)] 9 de begunstiging van de wet op, dan kunnen zij de overname gezamenlijk verrichten. }1. Lid1, a), gewijzigd bij art. 3, 8, wet 23 augustus 2015, B.S., 3 september 2015, inwerkingtreding: 3 september 2015 (art. 4) }2. Lid1, a), gewijzigd bij art. 3, 1, wet 23 augustus 2015, B.S., 3 september 2015, inwerkingtreding: 3 september 2015 (art. 4) }3. Lid1, a), gewijzigd bij art. 3, 2, wet 23 augustus 2015, B.S., 3 september 2015, inwerkingtreding: 3 september 2015 (art. 4) }4. Lid1, b), gewijzigd bij art. 3, 3, wet 23 augustus 2015, B.S., 3 september 2015, inwerkingtreding: 3 september 2015 (art. 4) }5. Lid1, b), gewijzigd bij art. 3, 4, wet 23 augustus 2015, B.S., 3 september 2015, inwerkingtreding: 3 september 2015 (art. 4) }6. Lid1, c), gewijzigd bij art. 3, 5, wet 23 augustus 2015, B.S., 3 september 2015, inwerkingtreding: 3 september 2015 (art. 4) }7. Lid1, c), gewijzigd bij art. 3, 8, wet 23 augustus 2015, B.S., 3 september 2015, inwerkingtreding: 3 september 2015 (art. 4) }8. Lid1, d), ingevoegd bij art. 3, 6, wet 23 augustus 2015, B.S., 3 september 2015, inwerkingtreding: 3 september 2015 (art. 4) }9. Lid 2 gewijzigd bij art. 3, 7, wet 23 augustus 2015, B.S., 3 september 2015, inwerkingtreding: 3 september 2015 (art. 4) Larcier Thema Wetboeken Notariaat (Aanvulling 1 oktober 2015) Larcier 9

10 II. BURGERLIJK RECHT I. Testamenten, wilsbeschikkingen en patiëntenrechten Wet 13 januari 1977 p. 274 I. Testamenten, wilsbeschikkingen en patiëntenrechten p. 274 Wet 13 januari 1977 Art. 4 4/1 volledig vervangen Art Het stelsel van registratie van testamenten wordt uitgebreid: 1. tot de huwelijksovereenkomsten waarbij de echtgenoten of aanstaande echtgenoten elkaar voor het geval van overleving, het geheel of een gedeelte van de goederen waaruit hun nalatenschap zal bestaan, toewijzen, en tot die overeenkomsten welke afwijzen van de gelijke verdeling van de gemeenschappelijke goederen in natura; 2. tot de erfstellingen bij overeenkomst tussen echtgenoten. 2. }1 [In het centraal huwelijksovereenkomstenregister worden opgenomen: 1 de huwelijksovereenkomsten en de gewijzigde huwelijksovereenkomsten, met aanwijzing van het stelsel }2 [met het oog op hun tegenwerpelijkheid aan derden] 2 ; 2 de in artikel 1478 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde overeenkomsten }3 [met het oog op hun publiciteit] 3 ; 3 de vonnissen en arresten die een wijziging inhouden van het huwelijksvermogensstelsel of van de in artikel 1478 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde overeenkomsten. In voorkomend geval, stelt de rechtbank in het beschikkend gedeelte vast dat het vonnis of arrest onder de toepassing van deze bepaling valt }4 [met het oog op een volledige kennisgeving aan derden] 4.] 1 }5[De wijzigingsakten worden bekendgemaakt door een mededeling in het Belgisch Staatsblad. Deze bekendmaking is niet vereist voor de wijzigingen die betrekking hebben op een beschikking die de wettelijke regels van verdeling van een gemeenschap wijzigt, of een beschikking die een verdelingsof verrekeningsbeding in een stelsel van scheiding van goederen invoert, wijzigt of opheft, of een beschikking die een beding overeenkomstig artikel 1388, lid 2, van het Burgerlijk Wetboek invoert, wijzigt of opheft, of een beschikking die zich beperkt tot de verzaking in onderlinge toestemming tussen de echtgenoten van de schenkingen die zij aan elkaar hebben gedaan of die de ene echtgenoot aan de andere heeft gedaan in het huwelijkscontract.] 5 }6 [ 3. De griffier van het rechtscollege dat ze heeft uitgesproken, stelt het centraal huwelijksovereenkomstenregister in kennis van de in 2, 3, bedoelde vonnissen of arresten. De griffier van het rechtscollege dat het in het eerste lid bedoelde vonnis of arrest heeft uitgesproken, stelt het centraal huwelijksovereenkomstenregister in kennis van elk verzet, hoger beroep of voorziening tegen dit vonnis of arrest. De griffier van het rechtscollege dat ze heeft uitgesproken stelt het centraal huwelijksovereenkomstenregister in kennis van de rechterlijke beslissingen waarbij een in het eerste lid bedoeld vonnis of arrest wordt vernietigd of hervormd. Alle kennisgevingen en mededelingen waarvan sprake is in deze paragraaf geschieden op de wijze die de Koning bepaalt.] 6 }1. 2 vervangen bij art. 11, a), wet 14 januari 2013, B.S., 1 maart 2013, inwerkingtreding: door de Koning te bepalen en uiterlijk op 1 september 2015 (art. 85, lid 3) }2. 2, lid 1, 1, aangevuld bij art. 2, a), wet 10 augustus 2015, B.S., 26 augustus 2015, inwerkingtreding: 1 september 2015 (art. 5) }3. 2, lid 1, 2, aangevuld bij art. 2, b), wet 10 augustus 2015, B.S., 26 augustus 2015, inwerkingtreding: 1 september 2015 (art. 5) }4. 2, lid 1, 3, aangevuld bij art. 2, c), wet 10 augustus 2015, B.S., 26 augustus 2015, inwerkingtreding: 1 september 2015 (art. 5) }5. 2, lid 2, ingevoegd bij art. 2, d), wet 10 augustus 2015, B.S., 26 augustus 2015, inwerkingtreding: 1 september 2015 (art. 5) }6. 3 toegevoegd bij art. 11, b), wet 14 januari 2013, B.S., 1 maart 2013, inwerkingtreding: door de Koning te bepalen en uiterlijk op 1 september 2015 (art. 85, lid 3) }1[Art. 4/1. Het centraal huwelijksovereenkomstenregister kan door eenieder worden geraadpleegd }2 [voor zover deze hun belang kunnen aangeven] 2.] 1 }1. Ingevoegd bij art. 12 wet 14 januari 2013, B.S., 1 maart 2013, inwerkingtreding: door de Koning te bepalen en uiterlijk op 1 september 2015 (art. 85, lid 3) }2. Aangevuld bij art. 3 wet 10 augustus 2015, B.S., 26 augustus 2015, inwerkingtreding: 1 september 2015 (art. 5) p. 274 Wet 13 januari 1977 Art. 6/1 volledig vervangen Art. 6/1. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ingericht door de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, de gegevens die inzake huwelijksovereenkomsten }1 [, overeenkomsten bedoeld in artikel 1478 van het Burgerlijk Wetboek en vonnissen en arresten bedoeld in artikel 4, 2, 3,] 1 door de Koninklijke Federatie van het Belgisch notariaat in het centraal huwelijksovereenkomstenregister moeten worden opgenomen, de vorm en de nadere regels van de registratie, de nadere regels inzake de toegang tot het register, de datum van de inwerkingtreding van de verplichting tot registratie van alle huwelijksovereenkomsten }2 [, de in artikel 1478 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde overeenkomsten en de in artikel 4, 2, 3, bedoelde vonnissen en arresten,] 2 en het tarief van de kosten. }3[De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ingericht door de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, de gegevens die inzake huwelijksovereenkomsten door de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat worden overgezonden ter publicatie in het Belgisch Staatsblad, de nadere regels van de publicatie, de datum van de inwerkingtreding van de verplichting tot publicatie in het Belgisch Staatsblad en de verplichting tot vergoeding.] 3 }1. Lid 1 gewijzigd bij art. 13, 1, wet 14 januari 2013, B.S., 1 maart 2013, inwerkingtreding: door de Koning te bepalen en uiterlijk op 1 september 2015 (art. 85, lid 3) }2. Lid 1 gewijzigd bij art. 13, 2, wet 14 januari 2013, B.S., 1 maart 2013, inwerkingtreding: door de Koning te bepalen en uiterlijk op 1 september 2015 (art. 85, lid 3) }3. Lid 2 toegevoegd bij art. 4 wet 10 augustus 2015, B.S., 26 augustus 2015, inwerkingtreding: 1 september 2015 (art. 5) p. 277 Wet 13 juni 1986 Art. 10 volledig vervangen Art }1 [Organen, }2 [...] 2 ] 1 bestemd voor transplantatie, alsmede voor de bereiding, onder de voorwaarden bepaald in artikel 2, van therapeutische bestanddelen, mogen worden weggenomen }1 [bij al wie in het bevolkingsregister of sedert meer dan zes maanden in het vreemdelingenregister] 1 is ingeschreven, behalve indien vaststaat dat tegen een dergelijke wegneming verzet is geuit. }3 [De arts die de wegneming van het orgaan overweegt, moet informeren naar een mogelijk verzet dat is uitgedrukt door de potentiële donor.] 3 Voor de personen die }4 [in het eerste lid] 4 niet bedoeld zijn, is vereist dat zij uitdrukkelijk hebben ingestemd met de wegneming. 2. De persoon die achttien jaar oud is en in staat is om zijn wil te doen kennen, kan het in paragraaf 1 bedoelde verzet alleen uitdrukken. Indien een persoon minder dan achttien jaar oud is, maar in staat is zijn wil te doen kennen, kan het verzet worden uitgedrukt, ofwel door die persoon, ofwel, zolang hij in leven is, }5 [door een van de ouders die het gezag over de minderjarige uitoefent of door zijn voogd] 5. Indien een persoon minder dan achttien jaar oud is, en niet in staat is om zijn wil te doen kennen, kan, zolang hij in leven is, het verzet worden uitgedrukt }6 [door een van de ouders die het gezag over de minderjarige uitoefent of door zijn voogd] 6. Indien een persoon wegens zijn geestestoestand niet in staat is zijn wil te doen kennen. dan kan, zolang hij in leven is, verzet worden uitgedrukt door zijn wettelijke vertegenwoordiger, door zijn }7 [...] 7 bewindvoerder of bij gebreke daarvan door zijn naaste verwant. }8 [ 2bis. Iedereen die in staat is zijn wil te uiten, kan zelf zijn uitdrukkelijke wil uitdrukken om donor te zijn na zijn overlijden.] 8 3. De Koning regelt een wijze waarop het verzet door de donor of de personen bedoeld in 2 tegen de wegneming kan worden uitgedrukt. Daartoe wordt Hij gemachtigd onder de voorwaarden en op de wijze die Hij bepaalt: a. op verzoek van de betrokkene het verzet te doen opnemen }9 [...] 9 ; b. de toegang tot dit gegeven te regelen ten einde de geneesheren die tot wegneming overgaan, op de hoogte te brengen van het uitgedrukt verzet. 3bis. }10 [...] 10 }11[ 3ter. De Koning organiseert een wijze voor het uitdrukken van de uitdrukkelijke wil van elke persoon in de hoedanigheid van donor.] De geneesheer mag niet tot wegneming overgaan: 1 wanneer verzet is uitgedrukt op de door de Koning geregelde wijze; 10 Larcier Thema Wetboeken Notariaat (Aanvulling 1 oktober 2015) Larcier

11 II. BURGERLIJK RECHT I. Testamenten, wilsbeschikkingen en patiëntenrechten Wet 13 juni 1986 p wanneer door de donor verzet is uitgedrukt op een andere wijze en voor zover aan de geneesheer daarvan kennis is gegeven; 3 }12 [...] 12 }13 [...] 13 {14 }1. 1, lid 1, gewijzigd bij art. 1 wet 17 februari 1987, B.S., 14 april 1987; gewijzigd bij art. 165 Programmawet 22 december 2003, B.S., 31 december 2003, err., B.S., 16 januari 2004 }2. 1, lid 1, gewijzigd bij art. 36 wet 19 december 2008, B.S., 30 december 2008, err., B.S., 4 maart 2009, err., B.S., 19 oktober 2009, inwerkingtreding: 1 december 2009 (art. 14, lid 1, K.B. 28 september 2009, B.S., 23 oktober 2009) }3. 1, lid 2, ingevoegd bij art. 21, 1, a), wet 3 juli 2012, B.S., 24 augustus 2012 }4. 1, lid 3, gewijzigd bij art. 21, 1, b), wet 3 juli 2012, B.S., 24 augustus 2012 }5. 2, lid 2, gewijzigd bij art. 6, 1, wet 25 februari 2007, B.S., 13 april 2007 }6. 2, lid 3, gewijzigd bij art. 6, 1, wet 25 februari 2007, B.S., 13 april 2007 }7. 2, lid 4, gewijzigd bij art. 208 wet 17 maart 2013, B.S., 14 juni 2013, inwerkingtreding: 1 september 2014 (art. 233; zoals gewijzigd bij art. 22 wet 12 mei 2014, B.S., 19 mei 2014); overgangsbepalingen: zie art wet 17 maart 2013, B.S., 14 juni 2013 }8. 2bis ingevoegd bij art. 21, 2, wet 3 juli 2012, B.S., 24 augustus 2012 }9. 3, lid2, a), gewijzigd bij art. 100 wet 17 juli 2015, B.S., 17 augustus 2015 }10. 3bis ingevoegd bij art. 2 wet 14 juni 2006, B.S., 28 augustus 2006, inwerkingtreding: door de Koning te bepalen (art. 4); wijziging bij art. 2 ingetrokken bij art. 30 wet 3 juli 2012, B.S., 24 augustus 2012 }11. 3ter ingevoegd bij art. 6, 3, wet 25 februari 2007, B.S., 13 april 2007 }12. 4, lid 1, 3, opgeheven bij art. 6, 4, wet 25 februari 2007, B.S., 13 april 2007 }13. 4, lid 2, opgeheven bij art. 6, 5, wet 25 februari 2007, B.S., 13 april 2007 F 14. Op een door de Koning te bepalen datum luidt dit art. als volgt: Art }15 [Organen, }16 [...] 16 ] 15 bestemd voor transplantatie, alsmede voor de bereiding, onder de voorwaarden bepaald in artikel 2, van therapeutische bestanddelen, mogen worden weggenomen }15 [bij al wie in het bevolkingsregister of sedert meer dan zes maanden in het vreemdelingenregister] 15 is ingeschreven, behalve indien vaststaat dat tegen een dergelijke wegneming verzet is geuit. }17 [De arts die de wegneming van het orgaan overweegt, moet informeren naar een mogelijk verzet dat is uitgedrukt door de potentiële donor.] 17 Voor de personen die }18 [in het eerste lid] 18 niet bedoeld zijn, is vereist dat zij uitdrukkelijk hebben ingestemd met de wegneming. 2. De persoon die achttien jaar oud is en in staat is om zijn wil te doen kennen, kan het in paragraaf 1 bedoelde verzet alleen uitdrukken. Indien een persoon minder dan achttien jaar oud is, maar in staat is zijn wil te doen kennen, kan het verzet worden uitgedrukt, ofwel door die persoon, ofwel, zolang hij in leven is, }19 [door een van de ouders die het gezag over de minderjarige uitoefent of door zijn voogd] 19. Indien een persoon minder dan achttien jaar oud is, en niet in staat is om zijn wil te doen kennen, kan, zolang hij in leven is, het verzet worden uitgedrukt }20 [door een van de ouders die het gezag over de minderjarige uitoefent of door zijn voogd] 20. Indien een persoon wegens zijn geestestoestand niet in staat is zijn wil te doen kennen. dan kan, zolang hij in leven is, verzet worden uitgedrukt door zijn wettelijke vertegenwoordiger, door zijn }21 [...] 21 bewindvoerder of bij gebreke daarvan door zijn naaste verwant. }22 [ 2bis. Iedereen die in staat is zijn wil te uiten, kan zelf zijn uitdrukkelijke wil uitdrukken om donor te zijn na zijn overlijden.] De Koning regelt een wijze waarop het verzet door de donor of de personen bedoeld in 2 tegen de wegneming kan worden uitgedrukt. Daartoe wordt Hij gemachtigd onder de voorwaarden en op de wijze die Hij bepaalt: a. op verzoek van de betrokkene het verzet te doen opnemen }23 [...] 23 ; b. de toegang tot dit gegeven te regelen ten einde de geneesheren die tot wegneming overgaan, op de hoogte te brengen van het uitgedrukt verzet. 3bis. }24 [ }25 [Verzet tegen de wegneming, geregistreerd volgens de door de Koning vastgelegde procedure op vraag van de krachtens dit artikel bevoegde personen op de datum waarop aan dat verzet uiting werd gegeven, heeft geen gevolgen meer indien de in 2, tweede en derde lid, bedoelde persoon, de meerderjarigheid heeft bereikt. De Koning legt de nadere regels vast in verband met de annulering van dat verzet. De betrokken persoon wordt van die annulering in kennis gesteld overeenkomstig de door de Koning vastgelegde nadere regels. De in het eerste lid bedoelde annulering geldt niet voor de in 2, vierde lid, bedoelde persoon. De personen die meerderjarig zijn op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze paragraaf vallen eveneens onder de in het eerste lid bedoelde annulering.] 25 ] 24 }26 [ 3ter. De Koning organiseert een wijze voor het uitdrukken van de uitdrukkelijke wil van elke persoon in de hoedanigheid van donor.] De geneesheer mag niet tot wegneming overgaan: 1 wanneer verzet is uitgedrukt op de door de Koning geregelde wijze; 2 wanneer door de donor verzet is uitgedrukt op een andere wijze en voor zover aan de geneesheer daarvan kennis is gegeven; 3 }27 [...] 27 }28 [...] 28 }15. 1, lid 1, gewijzigd bij art. 1 wet 17 februari 1987, B.S., 14 april 1987; gewijzigd bij art. 165 Programmawet 22 december 2003, B.S., 31 december 2003, err., B.S., 16 januari 2004 }16. 1, lid 1, gewijzigd bij art. 36 wet 19 december 2008, B.S., 30 december 2008, err., B.S., 4 maart 2009, err., B.S., 19 oktober 2009, inwerkingtreding: 1 december 2009 (art. 14, lid 1, K.B. 28 september 2009, B.S., 23 oktober 2009) }17. 1, lid 2, ingevoegd bij art. 21, 1, a), wet 3 juli 2012, B.S., 24 augustus 2012 }18. 1, lid 3, gewijzigd bij art. 21, 1, b), wet 3 juli 2012, B.S., 24 augustus 2012 }19. 2, lid 2, gewijzigd bij art. 6, 1, wet 25 februari 2007, B.S., 13 april 2007 }20. 2, lid 3, gewijzigd bij art. 6, 1, wet 25 februari 2007, B.S., 13 april 2007 }21. 2, lid 4, gewijzigd bij art. 208 wet 17 maart 2013, B.S., 14 juni 2013, inwerkingtreding: 1 september 2014 (art. 233; zoals gewijzigd bij art. 22 wet 12 mei 2014, B.S., 19 mei 2014); overgangsbepalingen: zie art wet 17 maart 2013, B.S., 14 juni 2013 }22. 2bis ingevoegd bij art. 21, 2, wet 3 juli 2012, B.S., 24 augustus 2012 }23. 3, lid 2, a), gewijzigd bij art. 100 wet 17 juli 2015, B.S., 17 augustus 2015 }24. 3bis ingevoegd bij art. 2 wet 14 juni 2006, B.S., 28 augustus 2006, inwerkingtreding: door de Koning te bepalen (art. 4); wijziging bij art. 2 ingetrokken bij art. 30 wet 3 juli 2012, B.S., 24 augustus 2012 }25. 3bis opnieuw ingevoegd bij art. 21, 3, wet 3 juli 2012, B.S., 24 augustus 2012, inwerkingtreding: door de Koning te bepalen (art. 29) }26. 3ter ingevoegd bij art. 6, 3, wet 25 februari 2007, B.S., 13 april 2007 }27. 4, lid 1, 3, opgeheven bij art. 6, 4, wet 25 februari 2007, B.S., 13 april 2007 }28. 4, lid 2, opgeheven bij art. 6, 5, wet 25 februari 2007, B.S., 13 april 2007 p. 278 Wet 13 juni 1986 Art. 13ter volledig vervangen }1 [Art. 13ter. Om als kandidaat receptor te worden ingeschreven }2 [...] 2 in een Belgisch transplantatiecentrum, moet elke persoon, hetzij de Belgische nationaliteit hebben of }3 [in het bevolkingsregister of sinds minstens zes maanden in het vreemdelingenregister ingeschreven zijn] 3, hetzij de nationaliteit hebben van een staat die hetzelfde toewijzingsorganisme voor organen deelt of sinds minstens 6 maanden in deze staat gedomicilieerd zijn.] 1 }1. Ingevoegd bij art. 8 wet 25 februari 2007, B.S., 13 april 2007 }2. Gewijzigd bij art. 25 wet 3 juli 2012, B.S., 24 augustus 2012 }3. Gewijzigd bij art. 101 wet 17 juli 2015, B.S., 17 augustus 2015 Larcier Thema Wetboeken Notariaat (Aanvulling 1 oktober 2015) Larcier 11

12 III. GERECHTELIJK RECHT A. Gerechtelijk Wetboek Wet 10 oktober 1967 p. 313 III. GERECHTELIJK RECHT A. Gerechtelijk Wetboek p. 313 Wet 10 oktober 1967 Art. 598 volledig vervangen Art }1 [De vrederechter is tegenwoordig: 1 bij verdelingen waarmee het belang gemoeid is van minderjarigen, van beschermde personen die krachtens artikel 492/1 van het Burgerlijk Wetboek onbekwaam werden verklaard, van vermoedelijk afwezigen en van personen die geïnterneerd zijn ingevolge }2 [de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering van personen] 2 ; 2 indien de vrederechter daartoe beslist, bij openbare verkopingen van onroerende goederen waarmee het belang gemoeid is van minderjarigen, van beschermde personen die krachtens artikel 492/1 van het Burgerlijk Wetboek onbekwaam werden verklaard, van vermoedelijk afwezigen en van personen die geïnterneerd zijn ingevolge }3 [de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering van personen] 3, evenals bij openbare verkopingen van onroerende goederen uit nalatenschappen die onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaard zijn, uit onbeheerde nalatenschappen of uit failliete boedels. Hij oefent de bevoegdheden uit die bij de artikelen 1192 en 1206 bepaald worden.] 1 }1. Laatst vervangen bij art. 203 wet 25 april 2014, B.S., 14 mei 2014, inwerkingtreding: 1 september 2014 (art. 221) }2. Lid 1, 1, gewijzigd bij art. 2 wet 10 augustus 2015, B.S., 26 augustus 2015 }3. Lid 1, 2, gewijzigd bij art. 2 wet 10 augustus 2015, B.S., 26 augustus 2015 p. 328 Wet 10 oktober 1967 Art. 728 volledig vervangen Art }1 [ 1. Op het ogenblik van de rechtsingang en later dienen de partijen in persoon of bij advocaat te verschijnen. 2. Voor de vrederechter, de rechtbank van koophandel en de arbeidsgerechten mogen de partijen ook vertegenwoordigd worden door hun echtgenoot }2 [, hun wettelijk samenwonende] 2 of een bloed- of aanverwante houder van een schriftelijke volmacht en speciaal door de rechter toegelaten. }3[ 2bis. Op uitdrukkelijk verzoek van de belastingplichtige of van zijn advocaat, ingediend bij conclusie, kan de rechter de door de belastingplichtige gekozen accountant, beroepsboekhouder of bedrijfsrevisor horen in zijn schriftelijke of mondelinge toelichting ter terechtzitting. Het oproepen van de accountant, beroepsboekhouder of bedrijfsrevisor staat ter beoordeling van de rechter, die onderzoekt of het opportuun is in deze zaak raad in te winnen over elementen die slechts betrekking kunnen hebben op feiten of op rechtsvragen in verband met de toepassing van het boekhoudrecht. Onder de in het vorige lid bedoelde accountant, beroepsboekhouder of bedrijfsrevisor wordt verstaan de persoon die zich gewoonlijk bezighoudt met de boekhouding van de belastingplichtige of die heeft meegewerkt aan het opstellen van de betwiste belastingaangifte of die de belastingplichtige heeft bijgestaan in de administratieve bezwaarprocedure.] 3 3. Voor de arbeidsgerechten mag bovendien de afgevaardigde van een representatieve organisatie van arbeiders of bedienden die een schriftelijke volmacht heeft, de arbeider of bediende, partij in het geding vertegenwoordigen, in zijn naam alle handelingen verrichten die bij deze vertegenwoordiging behoren, pleiten en alle mededelingen ontvangen betreffende de behandeling en de berechting van het geschil. Voor dezelfde gerechten mag, op dezelfde wijze, de zelfstandige arbeider, in geschillen betreffende zijn eigen rechten en verplichtingen in die hoedanigheid of in de hoedanigheid van mindervalide, vertegenwoordigd worden door de afgevaardigde van een representatieve organisatie van zelfstandigen. }4 [Bij de geschillen voorzien in artikel 580, 8, c }4 [inzake het bestaansminimum en het recht op maatschappelijke integratie] 4 en in artikel 580, 8, d, inzake de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, inzake de betwistingen betreffende de toekenning van maatschappelijke dienstverlening, de herziening, de weigering, de terugbetaling door de rechthebbende, en de toepassing van de administratieve sancties bepaald door de wetgeving ter zake, mag de betrokkene zich bovendien doen bijstaan of vertegenwoordigen door een afgevaardigde van een maatschappelijke organisatie die zich over de groep van de in de desbetreffende wetgeving bedoelde personen ontfermt.] 4 In diezelfde geschillen, verschijnt het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn bij monde hetzij van een advocaat, hetzij van een door dit centrum afgevaardigd effectief lid of personeelslid; de Minister tot wiens bevoegdheid het maatschappelijk welzijn behoort, kan zich laten vertegenwoordigen door een ambtenaar. 4. Zaakwaarnemers mogen niet als gevolmachtigden optreden.] 1 }5 [ 5. In het geval bedoeld in artikel 1322quinquies lid 1 kan de verzoeker worden vertegenwoordigd door het openbaar ministerie.] 5 }1. Vervangen bij art. 1 wet 24 december 1980, B.S., 23 januari 1980 }2. 2 gewijzigd bij art. 2 wet 17 juli 2015, B.S., 27 augustus 2015 }3. 2bis ingevoegd bij art. 8 wet 23 maart 1999, B.S., 27 maart 1999 }4. 3, lid 3, vervangen bij art. 19 wet 12 januari 1993, B.S., 4 februari 1993; gewijzigd bij art. 48, 2, wet 26 mei 2002, B.S., 31 juli 2002, inwerkingtreding: 1 oktober 2002 (art. 60) }5. 5 toegevoegd bij art. 4 wet 10 augustus 1998, B.S., 24 april 1999 p. 357 Wet 10 oktober 1967 Onder art verwijzing toevoegen R Zie art. 230/3 wet 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid, B.S., 14 juni 2013: }6 [Art. 230/3. Tot 1 september 2017, is, in afwijking van artikel 1241, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, de vermelding van de in het derde lid, 5, van hetzelfde artikel bedoelde gegevens niet voorgeschreven op straffe van niet-ontvankelijkheid van het verzoekschrift.] 6 }6. Ingevoegd bij art. 4 wet 10 augustus 2015, B.S., 26 augustus 2015 p. 366 Wet 10 oktober 1967 Art volledig vervangen Art }1 [ }2 [Hoger beroep tegen het vonnis waarbij de echtscheiding is uitgesproken is slechts toegelaten indien het gesteund wordt op het niet vervullen van de wettelijke voorwaarden om de echtscheiding uit te spreken of op de verzoening die tussen de echtgenoten plaatsvond.] 2 Het kan worden ingesteld door het openbaar ministerie binnen een maand te rekenen van de uitspraak. In dat geval wordt het aan beide partijen betekend. Het kan eveneens worden ingesteld door één of beide echtgenoten, afzonderlijk of gezamenlijk, binnen een maand te rekenen van de uitspraak. In dat geval wordt het aan de procureur des Konings betekend, alsook, indien het door slechts één echtgenoot wordt ingesteld, aan de andere echtgenoot.] 1 Hoger beroep aangetekend op grond van verzoening moet in alle gevallen door beide echtgenoten gezamenlijk worden ingesteld binnen een maand te rekenen van de uitspraak. Het wordt betekend aan de procureur des Konings. }1. Na wijziging, vervangen bij art. 10 wet 2 juni 2010, B.S., 21 juni 2010 }2. Lid 1 vervangen bij art. 2, 1, wet 17 juli 2015, B.S., 1 september 2015 p. 390 Wet 10 oktober 1967 Art. 1412quinquies en historiek invoegen }1[Art. 1412quinquies. 1.Onder voorbehoud van de toepassing van dwingende supranationale en internationale bepalingen, zijn de eigendommen van een buitenlandse mogendheid die zich bevinden op het grondgebied van het Koninkrijk, met inbegrip van banktegoeden die daar door die buitenlandse mogendheid worden aangehou- 12 Larcier Thema Wetboeken Notariaat (Aanvulling 1 oktober 2015) Larcier

13 III. GERECHTELIJK RECHT A. Gerechtelijk Wetboek Wet 10 oktober 1967 p. 390 den of beheerd, met name bij de uitoefening van de taken van diplomatieke vertegenwoordigingen van de buitenlandse mogendheid of haar consulaire posten, haar speciale zendingen, haar vertegenwoordigingen bij internationale organisaties of delegaties bij organen van internationale organisaties of bij internationale conferenties, niet vatbaar voor beslag. 2. In afwijking van paragraaf 1 kan de schuldeiser die beschikt over een uitvoerbare titel of authentieke of onderhandse stukken die, al naargelang het geval, ten grondslag liggen aan het beslag, bij een verzoekschrift aan de beslagrechter toelating vragen om beslag te leggen op de in paragraaf 1 bedoelde eigendommen van een buitenlandse mogendheid indien hij aantoont dat voldaan is aan één van de volgende voorwaarden: 1 indien de buitenlandse mogendheid op uitdrukkelijke en specifieke wijze heeft ingestemd met de beslagbaarheid van die eigendom; 2 indien de buitenlandse mogendheid die eigendommen heeft gereserveerd of aangewezen ter voldoening van de vordering die onderwerp is van de uitvoerbare titel of de authentieke of onderhandse stukken die, al naargelang het geval, ten grondslag liggen aan het beslag; 3 indien vastgesteld is dat die eigendommen in het bijzonder worden gebruikt of beoogd zijn voor gebruik door de buitenlandse mogendheid voor andere dan niet-commerciële overheidsdoeleinden en zich bevinden op het grondgebied van het Koninkrijk, met dien verstande dat uitsluitend beslag kan worden gelegd op eigendommen die verband houden met de entiteit waartegen de uitvoerbare titel of de authentieke of onderhandse stukken die, al naargelang het geval, ten grondslag liggen aan het beslag, zich richt. 3. De in paragraaf 1 bedoelde immuniteit en de in paragraaf 2 bedoelde uitzonderingen op die immuniteit zijn eveneens van toepassing op de in die paragrafen bedoelde eigendommen indien zij niet het eigendom zijn van een buitenlandse mogendheid zelf, maar van een deelgebied van die buitenlandse mogendheid, zelfs wanneer dit niet over internationale rechtspersoonlijkheid beschikt, van een geleding van die buitenlandse mogendheid in de zin van artikel 1412ter, 3, tweede lid, of van een territoriaal gedecentraliseerd bestuur of elke andere politieke opdeling van die buitenlandse mogendheid. De in paragraaf 1 bedoelde immuniteit en de in paragraaf 2 bedoelde uitzonderingen op die immuniteit zijn eveneens van toepassing op de in die paragrafen bedoelde eigendommen indien zij niet het eigendom zijn van een buitenlandse mogendheid, maar van een publiekrechtelijke supranationale of internationale organisatie die ze gebruikt of beoogt te gebruiken voor aan niet-commerciële overheidsdoelen analoge doelen. }1. Ingevoegd bij art. 2 wet 23 augustus 2015, B.S., 3 september 2015 Larcier Thema Wetboeken Notariaat (Aanvulling 1 oktober 2015) Larcier 13

14 V. FISCAAL RECHT A. Inkomstenbelastingen K.B. 10 april 1992 p V. FISCAAL RECHT p K.B. 10 april 1992 Art. 2 volledig vervangen Art. 2. }1 [ 1] 1}2 [Voor de toepassing van dit wetboek, van de bijzondere wetsbepalingen op het stuk van de inkomstenbelastingen en van de tot uitvoering ervan genomen besluiten hebben de volgende termen de betekenis die is bepaald in dit artikel. 1 Rijksinwoners Onder rijksinwoners worden verstaan: a) }3 [de natuurlijke personen die: hun woonplaats in België hebben gevestigd; wanneer ze geen woonplaats hebben in België, de zetel van hun fortuin in België hebben gevestigd] 3 b) de Belgische diplomatieke ambtenaren en consulaire beroepsambtenaren die in het buitenland zijn geaccrediteerd, alsmede hun inwonende gezinsleden; c) de andere leden van Belgische diplomatieke zendingen en consulaire posten in het buitenland, alsmede hun inwonende gezinsleden, daaronder niet begrepen consulaire ereambtenaren; d) de andere ambtenaren, vertegenwoordigers en afgevaardigden van de Belgische Staat, van de Gemeenschappen, Gewesten, provincies, agglomeraties, federaties van gemeenten en gemeenten, of van een Belgisch publiekrechtelijk lichaam, die de Belgische nationaliteit bezitten en hun werkzaamheden buitenslands uitoefenen in een land waar zij niet duurzaam verblijf houden. De vestiging van de woonplaats of van de zetel van het fortuin in België wordt naar de omstandigheden beoordeeld. Evenwel worden, behoudens tegenbewijs, geacht hun woonplaats }4 [...] 4 in België te hebben gevestigd de natuurlijke personen die in het Rijksregister van de natuurlijke personen zijn ingeschreven. Voor gehuwden die zich niet in één van de in artikel 126, 2, eerste lid, vermelde gevallen bevinden, wordt de belastingwoonplaats bepaald door de plaats waar het gezin is gevestigd. 2 Gehuwden en echtgenoten wettelijk samenwonenden De wettelijk samenwonenden worden gelijkgesteld met gehuwden, en een wettelijk samenwonende wordt gelijkgesteld met een echtgenoot. 3 Gemeenschappelijke aanslag Onder gemeenschappelijke aanslag wordt verstaan de vestiging van één aanslag ten name van de beide echtgenoten of de beide wettelijk samenwonenden. 4 Kinderen Onder kinderen wordt verstaan de afstammelingen van de belastingplichtige en die van zijn echtgenoot, alsmede de kinderen die hij volledig of hoofdzakelijk ten laste heeft. 5 Vennootschappen A. Inkomstenbelastingen Er wordt verstaan onder: a) vennootschap: enigerlei vennootschap, vereniging, inrichting of instelling die, regelmatig is opgericht, rechtspersoonlijkheid bezit en een onderneming exploiteert of zich bezighoudt met verrichtingen van winstgevende aard. Lichamen met rechtspersoonlijkheid die naar Belgisch recht zijn opgericht en voor de toepassing van de inkomstenbelastingen worden geacht geen rechtspersoonlijkheid te bezitten, worden niet als vennootschappen aangemerkt; b) binnenlandse vennootschap: enigerlei vennootschap die in België haar maatschappelijke zetel, haar voornaamste inrichting of haar zetel van bestuur of beheer heeft en niet van de vennootschapsbelasting is uitgesloten; }5[b)bis Intra-Europese vennootschap: iedere vennootschap van een Lid-Staat van de Europese Unie: die geen binnenlandse vennootschap is; die een rechtsvorm heeft genoemd in }6 [bijlage I, deel A, bij de Richtlijn 2009/133/EG van de Raad van 19 oktober 2009] 6 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, gedeeltelijke splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende Lid-Staten en voor de verplaatsing van de statutaire zetel van een SE of een SCE van een Lid-Staat naar een andere Lid-Staat }6 [...] 6 ; die volgens de fiscale wetgeving van een Lid-Staat van de Europese Unie, andere dan België, wordt geacht fiscaal in die Staat te zijn gevestigd zonder volgens een met een derde Staat gesloten verdrag inzake dubbele belastingheffing te worden geacht fiscaal buiten de Europese Unie te zijn gevestigd; en die, zonder mogelijkheid van keuze en zonder ervan te zijn vrijgesteld, is onderworpen aan een van de belastingen gelijkaardig aan de vennootschapsbelasting opgesomd in }7 [bijlage I, deel B] 7, van de voormelde richtlijn;] 5 c) buitenlandse vennootschap: enigerlei vennootschap die in België geen maatschappelijke zetel, voornaamste inrichting of zetel van bestuur of beheer heeft; d) financieringsvennootschap: enigerlei vennootschap die zich uitsluitend of hoofdzakelijk bezighoudt met dienstverrichtingen van financiële aard ten voordele van vennootschappen die met de dienstverrichtende vennootschap noch rechtstreeks noch onrechtstreeks een groep vormen; e) thesaurievennootschap: enigerlei vennootschap waarvan de werkzaamheid uitsluitend of hoofdzakelijk bestaat in het verrichten van geldbeleggingen; f) beleggingsvennootschap: enigerlei vennootschap die het gemeenschappelijk beleggen van kapitaal tot doel heeft; }8[g) gereglementeerde vastgoedvennootschap: enigerlei openbare of institutionele gereglementeerde vastgoedvennootschap, zoals bedoeld in artikel 2 van de wet van 12 mei 2014 betreffende de gereglementeerde vastgoedvennootschappen.] 8 }9 [5 bis Gemeenschappelijk beleggingsfonds Onder gemeenschappelijk beleggingsfonds wordt verstaan, het onverdeeld vermogen dat een beheersvennootschap van instellingen voor collectieve belegging beheert voor rekening van de deelnemers overeenkomstig de bepalingen van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles of overeenkomstig analoge bepalingen van buitenlands recht.] 9 6 Gestort kapitaal Onder gestort kapitaal wordt verstaan het werkelijk gestorte maatschappelijk kapitaal zoals het geldt ter zake van de vennootschapsbelasting. 7 Gerevaloriseerde waarde Onder gerevaloriseerde waarde wordt verstaan de waarde van de goederen die worden gebruikt voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid en van het gestorte kapitaal, na herwaardering van de aanschaffings- of beleggingswaarde van die goederen of van het kapitaal met toepassing van de hierna vermelde coëfficiënten volgens het jaar waarin, naar het geval, in die goederen is belegd of het kapitaal is gestort, verminderd of terugbetaald: Jaren Toepasselijke coëfficiënten 1918 en vorige 16, , , , , , , , , tot 1934 inbegrepen 2, , tot 1943 inbegrepen 1, tot 1948 inbegrepen 1, , en volgende 1,0. 8 Vastrentende effecten Onder vastrentende effecten worden verstaan de obligaties, kasbons en andere soortgelijke effecten, met inbegrip van effecten waarvan de inkomsten worden gekapitaliseerd of van effecten die geen aanleiding geven tot een periodieke uitbetaling van inkomsten en zijn uitgegeven met een disconto dat overeenstemt met de tot op de vervaldag van het effect gekapitaliseerde interest. Als vastrentende effecten worden eveneens aangemerkt, de contracten met betrekking tot kapitalisatieverrichtingen waarbij als tegenprestatie voor éénmalige of periodieke stortingen, verbintenissen worden aangegaan los van onzekere gebeurtenissen uit het menselijk leven, en waarvan de duur en het bedrag vervat zijn in de bedingen van het contract. 14 Larcier Thema Wetboeken Notariaat (Aanvulling 1 oktober 2015) Larcier

15 V. FISCAAL RECHT A. Inkomstenbelastingen K.B. 10 april 1992 p De uitdrukkingen «immateriële, materiële of financiële vaste activa», «oprichtingskosten» en «voorraden en bestellingen in uitvoering» hebben de betekenis die daaraan wordt toegekend door de wetgeving op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen.] 2 }10 [10 Woonstaatheffing: onder woonstaatheffing wordt verstaan de heffing die wordt geheven ingevolge de toepassing van de richtlijn 2003/48/EG van 3 juni 2003 van de Raad van de Europese Unie betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling of ingevolge de toepassing van een door de Europese Unie afgesloten overeenkomst die voorziet in de uitwisseling van gegevens op verzoek, in de zin van de op 18 april 2002 gepubliceerde modelovereenkomst van de OESO betreffende de uitwisseling van belastinggegevens met betrekking tot rentebetalingen als omschreven in de voornoemde richtlijn die door een op hun respectieve grondgebieden gevestigde uitbetalende instantie worden verricht aan uiteindelijk gerechtigden die hun woonplaats hebben op het grondgebied dat door deze richtlijn wordt bestreken, naast de gelijktijdige heffing, door diezelfde landen, van bronbelasting op de genoemde rentebetalingen tegen het tarief dat is vastgesteld voor de overeenkomstige perioden bedoeld in artikel 11, lid 1, van dezelfde richtlijn.] 10 }11 [11 Financiële instrumenten: onder financiële instrumenten wordt verstaan de financiële instrumenten vermeld in artikel 3, 1, van de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijke-zekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten.] 11 }11[12 Zakelijke-zekerheidsovereenkomsten met betrekking tot financiële instrumenten. Onder zakelijke-zekerheidsovereenkomsten met betrekking tot financiële instrumenten wordt verstaan: a) de in artikel 3, 3, van de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten vermelde pandovereenkomsten en overeenkomsten die leiden tot eigendomsoverdracht ten titel van zekerheid, inclusief cessie-retrocessieovereenkomsten («repo's»); b) binnen het kader van de in a bedoelde overeenkomsten, de marge-opvragingen bedoeld in artikel 3, 9, van de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijke-zekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten, en de substituties, in de loop van de overeenkomst, van de oorspronkelijk als zekerheid gegeven activa door nieuwe financiële instrumenten; c) de soortgelijke overeenkomsten als bedoeld in a en b die, krachtens de bepalingen naar buitenlands recht, leiden of, terzake van de overeenkomsten van pandgeving, kunnen leiden tot een eigendomsoverdracht;] 11 }12 [13 onder een juridische constructie wordt verstaan: a) een rechtsverhouding, die door een rechtshandeling van de oprichter of door een rechterlijke beslissing in het leven wordt geroepen, waarbij goederen of rechten onder de macht van een beheerder worden gebracht om ze te besturen ten behoeve van een of meerdere begunstigden of voor een bepaald doel. Die rechtsverhouding heeft de volgende kenmerken: de eigendomstitel betreffende de goederen of rechten van de juridische constructie is opgesteld op naam van een beheerder of op naam van een andere persoon voor rekening van de beheerder; de goederen van de juridische constructie vormen een afzonderlijk vermogen en maken geen deel uit van het vermogen van de beheerder; de beheerder heeft de bevoegdheid en de plicht, ter zake waarvan hij verantwoording verschuldigd is, om in overeenstemming met de bepalingen van de juridische constructie en de bijzondere verplichtingen waaraan hij door de wet is onderworpen, de goederen van de juridische constructie te besturen, te beheren of erover te beschikken; b) }13 [enigerlei vennootschap, vereniging, inrichting, instelling of entiteit, die rechtspersoonlijkheid bezit, en die, krachtens de bepalingen van de wetgeving van de Staat of het rechtsgebied waar hij gevestigd is, aldaar ofwel niet aan een inkomstenbelasting is onderworpen ofwel onderworpen is aan een inkomstenbelasting die minder dan 15 pct. bedraagt van het belastbaar inkomen van deze juridische constructie dat wordt vastgesteld overeenkomstig de regels die van toepassing zijn voor het vestigen van de Belgische belasting op daarmee overeenstemmende inkomsten. Behoudens in de gevallen bepaald door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, zijn de in het eerste lid bedoelde rechtsvormen die gevestigd zijn in een Staat of rechtsgebied dat behoort tot de Europese Economische Ruimte, geen juridische constructies. De Koning bepaalt, met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde rechtsvormen, die niet gevestigd zijn in een Staat of rechtsgebied dat behoort tot de Europese Economische Ruimte, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op niet beperkende wijze, de voor welbepaalde Staten of rechtsgebieden beoogde rechtsvormen die vermoed worden te voldoen aan de omschrijving in het eerste lid. De Koning zal bij de Kamer van volksvertegenwoordigers, onmiddellijk indien ze in zitting is, zo niet bij de opening van de eerstvolgende zitting, een ontwerp van wet indienen tot bekrachtiging van de ter uitvoering van het tweede lid genomen besluiten. Deze besluiten houden op uitwerking te hebben indien ze niet bij wet zijn bekrachtigd binnen twaalf maanden na de datum van hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. De bekrachtiging heeft uitwerking vanaf die datum. Bij gebreke van deze bekrachtiging binnen de voormelde termijn wordt het besluit geacht nooit uitwerking te hebben gehad;] 13 ] 12 }14[13 /1 in afwijking van 13 worden niet geacht een juridische constructie te zijn: a) een openbare of institutionele instelling voor collectieve belegging of een instelling voor belegging in schuldvorderingen bedoeld in artikel 3, 2, 3 of 7, van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen; b) een openbare of institutionele alternatieve instelling voor collectieve belegging bedoeld in artikel 3, 4 of 6, van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders; c) een entiteit die geen instelling is als bedoeld in a) of b), en die zich uitsluitend toelegt op verrichtingen van: het beheer en het beleggen van fondsen, ingezameld om wettelijke en aanvullende pensioenen toe te kennen; of het beheer van werknemersparticipaties in de financiering van hun onderneming of van de groep waartoe die behoort; d) een vennootschap, waarvan de effecten zijn genoteerd aan een effectenbeurs van een Lid-Staat van de Europese Unie onder de voorwaarden van de Richtlijn 2001/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 mei 2001 betreffende de toelating van effecten tot de officiële notering aan een effectenbeurs en de informatie die over deze effecten moet worden gepubliceerd, of van een derde Staat waarvan de wetgeving analoge toelatingsvoorwaarden voorziet; e) een entiteit die gevestigd is in een Staat bedoeld in artikel 5/1, 1, tweede lid, en waarvoor de oprichter of de derde begunstigde aantoont dat: deze entiteit in het kader van de uitoefening van een beroepswerkzaamheid een daadwerkelijke economische activiteit uitoefent op de plaats waar deze entiteit gevestigd is en in voorkomend geval op de plaats waar zij een vaste inrichting heeft, en dat; het geheel van de lokalen, personeel en uitrusting die de entiteit tot haar beschikking heeft op de plaats waar deze entiteit gevestigd is in verhouding staat tot de voormelde economische activiteit die deze entiteit aldaar uitoefent;] 14 }15[14 }16 [onder oprichter van een juridische constructie wordt verstaan: hetzij, de natuurlijke persoon die de constructie heeft opgericht buiten de uitoefening van zijn beroepswerkzaamheid, of de rechtspersoon die overeenkomstig artikel 220 aan de rechtspersonenbelasting is onderworpen en die de constructie heeft opgericht; hetzij, wanneer de constructie is opgericht door een derde, de natuurlijke persoon die handelt buiten de uitoefening van zijn beroepswerkzaamheid, of de rechtspersoon die overeenkomstig artikel 220 aan de rechtspersonenbelasting is onderworpen en die er goederen en rechten heeft in ondergebracht; hetzij, de natuurlijke personen die direct of indirect erfgenaam zijn van de in de vorige streepjes bedoelde personen, of de natuurlijke personen die, vanaf het overlijden, direct of indirect zullen erven van deze personen tenzij die erfgenamen aantonen dat zijzelf of hun erfgerechtigden op geen enkel ogenblik en op geen enkele manier enig voordeel, toegekend door de in de bepaling onder 13, a), bedoelde juridische constructie zullen verkrijgen; hetzij, de natuurlijke personen of de rechtspersonen die overeenkomstig artikel 220 aan de rechtspersonenbelasting zijn onderworpen, en die houder zijn van de juridische rechten van de aandelen of van de economische rechten van de goederen en kapitalen in het bezit van een in de bepaling onder 13, b), bedoelde juridische constructie;] 16 ] 15 }17[14 /1 onder derde begunstigde van een juridische constructie wordt verstaan, een natuurlijke persoon of een in artikel 220 bedoelde rechtspersoon, en die, op enig ogenblik en op om het even welke wijze, enig voordeel verkrijgt dat is toegekend door de in de bepaling onder 13 bedoelde juridische constructie;] 17 }18 [15 Eigen woning Onder eigen woning wordt verstaan de woning als bedoeld in artikel 5/5, 4, tweede tot achtste lid, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betref- Larcier Thema Wetboeken Notariaat (Aanvulling 1 oktober 2015) Larcier 15

16 V. FISCAAL RECHT A. Inkomstenbelastingen K.B. 10 april 1992 p. 640 fende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten.] 18 }19 [ 2. Voor de toepassing van de bepalingen van dit Wetboek, van de bijzondere wettelijke bepalingen op het stuk van de inkomstenbelastingen en van de tot uitvoering ervan genomen besluiten in hun hoofde, worden de overdrager, de pandgever en de leninggever die handelen in het kader van een zakelijke-zekerheidsovereenkomst of van een lening met betrekking tot financiële instrumenten geacht eigenaar te blijven van de betrokken financiële instrumenten gedurende de hele looptijd van het contract. In afwijking van het eerste lid, worden de inkomsten van kapitalen en roerende waarden uit financiële instrumenten die zijn overgedragen, in pand zijn gegeven of zijn uitgeleend in het kader van een zakelijke-zekerheidsovereenkomst of van een lening niet geacht te zijn ontvangen door de overdrager, de pandgever of de leninggever.] 19 }20 [ 3. De termen «belasting Staat», «gereduceerde belasting Staat», «federale personenbelasting», «gewestelijke opcentiemen», «gewestelijke korting», «gewestelijke belastingvermeerdering», «gewestelijke belastingvermindering», «gewestelijk belastingkrediet», «gewestelijke personenbelasting» en «totale belasting» hebben voor de toepassing van dit Wetboek en de besluiten die in uitvoering ervan worden genomen de betekenis die eraan wordt gegeven in titel III/1 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten.] 20 {21É22 }1. Genummerd bij art. 33, 1, wet 15 december 2004, B.S., 1 februari 2005, van toepassing op de zakelijke zekerheidsovereenkomsten en op de leningen betreffende financiële instrumenten, afgesloten vanaf 1 februari 2005 (art. 74, lid 3) }2. Na wijzigingen, vervangen bij art. 2 wet 10 augustus 2001, B.S., 20 september 2001, err., B.S., 26 maart 2004, inwerkingtreding: vanaf aj (art. 65, lid 5) }3. 1, 1, al. 1, a), vervangen bij art. 8, 1, wet 8 mei 2014, B.S., 28 mei 2014, err., B.S., 27 januari 2015, van toepassing voor de belastbare tijdperken die aanvangen op 1 januari 2014 of later (art. 72, lid 1, 1 ) }4. 1, 1, al. 2, gewijzigd bij art. 8, 2, wet 8 mei 2014, B.S., 28 mei 2014, err., B.S., 27 januari 2015, van toepassing voor de belastbare tijdperken die aanvangen op 1 januari 2014 of later (art. 72, lid 1, 1 ) }5. 1, 5, b)bis, ingevoegd bij art. 3 wet 11 december 2008, B.S., 12 januari 2009, van toepassing voor verrichtingen of overbrengingen die plaatsvinden vanaf 12 januari 2009 (art. 35, lid 1) }6. 1, 5, b)bis, tweede streepje, gewijzigd bij art. 2, 1, wet 21 december 2013, B.S., 31 december 2013, err., B.S., 24 maart 2014 }7. 1, 5, b)bis, vierde streepje, gewijzigd bij art. 2, 2, wet 21 december 2013, B.S., 31 december 2013, err., B.S., 24 maart 2014 }8. 1, 5, g), ingevoegd bij art. 83 wet 12 mei 2014, B.S., 30 juni 2014, err., B.S., 26 mei 2015, inwerkingtreding: 16 juli 2014 (art. 33 K.B. 13 juli 2014, B.S., 16 juli 2014) }9. 1, 5 bis, ingevoegd bij art. 313 wet (I) 27 december 2006, B.S., 28 december 2006, err., B.S., 24 januari 2007, err., B.S., 12 februari 2007, inwerkingtreding: 1 januari Voor de toepassing van de fiscale bepalingen worden de instellingen voor collectieve beleggingen waarop de overgangsbepalingen van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles van toepassing zijn, geacht vanaf 1 januari 2007 onder het toepassingsgebied te vallen van de bepaling die overeenkomstig hun statuut gebruikt wordt in het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (art. 346) }10. Toegevoegd bij art. 8 wet 17 mei 2004, B.S., 27 mei 2004, van toepassing op de betaalde of toegekende interesten verlopen vanaf 1 juli 2005 (art. 1 K.B. 27 juni 2005, B.S., 29 juni 2005) }11. Toegevoegd bij art. 33, 1, wet 15 december 2004, B.S., 1 februari 2005, van toepassing op de zakelijke zekerheidsovereenkomsten en op de leningen betreffende financiële instrumenten, afgesloten vanaf 1 februari 2005 (art. 74, lid 3) }12. 1, 13, ingevoegd bij art. 35 wet 30 juli 2013, B.S., 1 augustus 2013, inwerkingtreding: met ingang van aj (art. 37) }13. 1, 13, b), vervangen bij art. 38, 1, Programmawet 10 augustus 2015, B.S., 18 augustus 2015, van toepassing op de inkomsten die vanaf 1 januari 2015 werden verkregen, toegekend of betaalbaar gesteld door een juridische constructie en, wat de toepassing van de roerende of bedrijfsvoorheffing betreft, op de inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 september 2015 (art. 47, lid 1). Iedere wijziging aan de oprichtingsakte van een juridische constructie als bedoeld in artikel 2, 1, 13, a), van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 met het oog op de omzetting in een juridische constructie bedoeld in artikel 2, 1, 13, b), van hetzelfde Wetboek of van een juridische constructie bedoeld in artikel 2, 1, 13, b), van dat Wetboek met het oog op de omzetting in een juridische constructie bedoeld in artikel 2, 1, 13, a), van het genoemde Wetboek die gebeurt vanaf 9 oktober 2014, kan niet worden tegengeworpen aan de administratie (art. 47, lid 2). Voor de toepassing van art. 47, lid 2, moet rekening worden gehouden: tot 31 december 2014, met artikel 2, 1, 13, b), van het genoemde Wetboek, zoals dat bestond voor te zijn gewijzigd door artikel 38, 1, van deze wet; vanaf 1 januari 2015, met artikel 2, 1, 13, b), van hetzelfde Wetboek, zoals het is vervangen door artikel 38, 1, van deze wet (art. 47, lid 3). }14. 1, 13 /1, ingevoegd bij art. 38, 2, Programmawet 10 augustus 2015, B.S., 18 augustus 2015, van toepassing op de inkomsten die vanaf 1 januari 2015 werden verkregen, toegekend of betaalbaar gesteld door een juridische constructie en, wat de toepassing van de roerende of bedrijfsvoorheffing betreft, op de inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 september 2015 (art. 47, lid 1) }15. 1, 14, ingevoegd bij art. 35 wet 30 juli 2013, B.S., 1 augustus 2013, inwerkingtreding: met ingang van aj (art. 37) }16. 1, 14, vervangen bij art. 38, 3, Programmawet 10 augustus 2015, B.S., 18 augustus 2015, van toepassing op de inkomsten die vanaf 1 januari 2015 werden verkregen, toegekend of betaalbaar gesteld door een juridische constructie en, wat de toepassing van de roerende of bedrijfsvoorheffing betreft, op de inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 september 2015 (art. 47, lid 1) }17. 1, 14 /1, ingevoegd bij art. 38, 4, Programmawet 10 augustus 2015, B.S., 18 augustus 2015, van toepassing op de inkomsten die vanaf 1 januari 2015 werden verkregen, toegekend of betaalbaar gesteld door een juridische constructie en, wat de toepassing van de roerende of bedrijfsvoorheffing betreft, op de inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 september 2015 (art. 47, lid 1) }18. 1, 15, ingevoegd bij art. 8, 3, wet 8 mei 2014, B.S., 28 mei 2014, err., B.S., 27 januari 2015, van toepassing vanaf aj (art. 72 lid 1, inleidende zin) }19. Toegevoegd bij art. 33, 2, wet 15 december 2004, B.S., 1 februari 2005, van toepassing op de zakelijke zekerheidsovereenkomsten en op de leningen betreffende financiële instrumenten, afgesloten vanaf 1 februari 2005 (art. 74, lid 3) }20. 3 toegevoegd bij art. 8, 4, wet 8 mei 2014, B.S., 28 mei 2014, err., B.S., 27 januari 2015, van toepassing vanaf aj (art. 72 lid 1, inleidende zin) }21., zoals van toepassing op de onroerende voorheffing wat betreft het Vlaams Gewest, bij art , 1, Decr. Vl. Parl. 13 december 2013, B.S., 23 december 2013, van toepassing vanaf 1 januari 2014 (art , lid 1) R 22. Zie K.B. 23 augustus 2015 tot uitvoering van artikel 2, 1, 13, b, derde lid van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, B.S., 28 augustus 2015 p. 640 K.B. 10 april 1992 Art. 5/1 en historiek invoegen }1 [Art. 5/1. 1. Behoudens wanneer wordt aangetoond dat de inkomsten die werden verkregen door de juridische constructie werden betaald of toegekend aan een derde begunstigde die een inwoner is van of gevestigd is in een in het tweede lid bedoelde Staat, zijn die inkomsten belastbaar in hoofde van de oprichter van die juridische constructie die een rijksinwoner is, alsof die rijksinwoner ze rechtstreeks heeft verkregen. Het bewijs dat de inkomsten die werden verkregen door de juridische constructie werden betaald of toegekend aan een derde begunstigde kan enkel worden geleverd indien deze derde begunstigde een inwoner is van of gevestigd is in een Lid-Staat van de Europese Economische Ruimte, in een Staat waarmee België een overeenkomst tot voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten, in een Staat waarmee België een akkoord heeft gesloten inzake de uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot belastingaangelegenheden, of in een Staat die samen met België deelneemt aan een ander bilateraal of multilateraal gesloten juridisch instrument, op voorwaarde dat deze overeenkomst, dit akkoord of dit juridisch instrument de uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot belastingaangelegenheden tussen de akkoord sluitende Staten mogelijk maakt. Wanneer de juridische constructie is opgericht door meerdere oprichters, is elke oprichter belastbaar in verhouding tot zijn inbreng in de juridische constructie of, wanneer die niet kan worden vastgesteld, elk voor een gelijk deel. In het geval van splitsing van de eigendom op de juridische rechten aangehouden door de in artikel 2, 1, 14, vierde streepje, bedoelde oprichters, is elke oprichter belastbaar in verhouding tot het gedeelte van de economische rechten die worden aangehouden in de juridische constructie bedoeld in artikel 2, 1, 13, b, of, wanneer die niet kan worden vastgesteld, elk voor een gelijk deel. Wat de in artikel 2, 1, 14, derde streepje, bedoelde oprichters, betreft, is elke oprichter belastbaar in verhouding tot zijn deel in de juridische constructie of, wanneer die niet kan worden vastgesteld, in verhouding tot zijn rechten in het nalatenschap van de oprichter waarvoor hij in de plaats is getreden. De vermoedens inzake de verdeling van de inkomsten die overeenkomstig de bepalingen van deze paragraaf worden toegepast, kunnen, met alle in artikel 340 bedoelde bewijsmiddelen, door elke oprichter worden weerlegd voor zover wordt aangetoond aan welke andere persoon en in welke verhouding de door de juridische constructie verkregen inkomsten, moeten worden toegekend. Indien deze bewijzen niet op een voldoende wijze kunnen worden overgelegd, blijven de inkomsten van deze juridische constructie belastbaar in hoofde van de oprichters en in voorkomend geval van de derde begunstigden. In afwijking van het eerste lid is de oprichter, voor de toepassing van artikel 18, 2 ter, b), belastbaar op de door de juridische constructie betaalde of toegekende inkomsten. 2. Wanneer wordt aangetoond dat de inkomsten die werden verkregen door de juridische constructie, werden betaald of toegekend aan een in artikel 2, 1, 14 /1, bedoelde derde begunstigde die een rijksinwoner is, zijn de inkomsten verkregen door die juridische constructie belastbaar in hoofde van deze rijksinwoner alsof deze rijksinwoner ze rechtstreeks verkregen heeft. 3. De paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing voor het aanslagjaar waarin de oprichter of de derde begunstigde aantoont dat de in artikel 2, 1, 13, b), bedoelde juridische constructie onderworpen is aan een inkomstenbelasting die ten minste 15 pct. bedraagt van het belastbaar inkomen van deze juridische constructie dat wordt vastgesteld overeenkomstig de regels die van toepassing zijn voor het vestigen van de Belgische belasting op daarmee overeenstemmende inkomsten.] 1 }1. Ingevoegd bij art. 39 Programmawet 10 augustus 2015, B.S., 18 augustus 2015, van toepassing op de inkomsten die vanaf 1 januari 2015 werden verkregen, toegekend of betaalbaar gesteld door een juridische constructie en, wat de toepassing van de roerende of bedrijfsvoorheffing betreft, op de inkomsten die 16 Larcier Thema Wetboeken Notariaat (Aanvulling 1 oktober 2015) Larcier

17 V. FISCAAL RECHT A. Inkomstenbelastingen K.B. 10 april 1992 p zijn toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 september 2015 (art. 47, lid 1) p K.B. 10 april 1992 Art. 171 volledig vervangen Art }1 [In afwijking van de artikelen 130 tot 145 en 146 tot 156, zijn afzonderlijk belastbaar, behalve wanneer de aldus berekende belasting, vermeerderd met de belasting Staat op de andere inkomsten, meer bedraagt dan de overeenkomstig de voormelde artikelen bepaalde belasting op de in de artikelen 17, 1, 1 tot 3 en 90, 6 en 9, vermelde inkomsten en op de meerwaarden op roerende waarden en titels die op grond van artikel 90, 1, belastbaar zijn, vermeerderd met de belasting Staat met betrekking tot het geheel van de andere belastbare inkomsten:] 1 1 tegen een aanslagvoet van 33 pct.: a) de in artikel 90, 1 }2 [, 9, eerste streepje,] 2 }3 [en 12 ] 3, vermelde diverse inkomsten; b) de in artikel 90, 8, vermelde meerwaarden, ingeval de desbetreffende goederen worden vervreemd binnen 5 jaar na de verkrijging ervan; }4 [c) onverminderd de toepassing van 4, b, stopzettingsmeerwaarden op immateriële vaste activa als vermeld in artikel 28, eerste lid, 1, en de in de artikelen 25, 6, a en 27, tweede lid, 4, a, vermelde vergoedingen verkregen als compensatie van een vermindering van de werkzaamheid, in zover zij niet meer bedragen dan de belastbare netto-winst of -baten die }4 [in de vier jaren voorafgaand aan het jaar van de stopzetting] 4 of de vermindering van de werkzaamheid uit de niet meer uitgeoefende werkzaamheid zijn verkregen. Onder belastbare netto-winst of -baten van elk in het vorige lid vermelde jaar wordt verstaan het overeenkomstig artikel 23, 2, 1, vastgestelde inkomen, maar met uitzondering van de ingevolge deze onderafdeling afzonderlijk belaste inkomsten;] 4 }5[d) }5 [kapitalen en afkoopwaarden als vermeld in }6 [2 quater, 3 bis en 4, f] 6, in zover zij door persoonlijke bijdragen als vermeld in artikel 145 1, 1, zijn gevormd en niet worden vereffend in omstandigheden als bedoeld in }6 [2 quater, 3 bis en 4, f] 6 ;] 5 ] 5 }7[e) }8 [de bezoldigingen voor prestaties geleverd tijdens maximaal 50 dagen per jaar en die worden betaald of toegekend aan gelegenheidswerknemers die worden tewerkgesteld bij een werkgever die ressorteert onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf of onder het Paritair Comité voor de uitzendarbeid indien de gebruiker ressorteert onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf indien de werkgever en de werknemer een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur of voor een duidelijk omschreven werk sluiten van maximaal 2 opeenvolgende dagen en waarvoor de sociale bijdragen worden berekend op een uur- of dagforfait zoals bepaald in artikel 31ter, tweede lid, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;] 8 ] 7 }9[f) afkoopwaarden als vermeld in 2, d, indien anders vereffend;] 9 }10 [g) spaartegoeden, kapitalen en afkoopwaarden }11 [als vermeld in 1 bis,] 11 indien anders uitgekeerd;] 10 }12[h) de in 4, g), bedoelde kapitalen geldend als pensioen wanneer die kapitalen in omstandigheden als bedoeld in 4, g), door de werkgever of de onderneming worden uitgekeerd aan een andere begunstigde dan degene die is bedoeld in 4, g), zonder dat zij met voorafgaande stortingen zijn gevormd;] 12 }13[i) }14 [de beroepsinkomsten, met uitzondering van de bezoldigingen van bedrijfsleiders, voor een maximumbedrag van euro bruto per belastbaar tijdperk die worden betaald of toegekend aan:] 14 sportbeoefenaars, }15 [voor] 15 hun sportieve activiteiten en voor zover zij op 1 januari van het aanslagjaar de leeftijd van 26 jaar hebben bereikt; scheidsrechters, }16 [voor] 16 hun activiteiten als scheidsrechter tijdens sportwedstrijden; opleiders, trainers en begeleiders, }17 [voor] 17 hun opleidende, omkaderende of ondersteunende activiteit ten behoeve van de sportbeoefenaars; op voorwaarde dat zij beroepsinkomsten uit een andere beroepsactiviteit verkrijgen waarvan het totaal brutobelastbaar bedrag meer bedraagt dan het totaal brutobelastbaar bedrag van de beroepsinkomsten die zij behalen }18 [uit het geheel van hun voornoemde activiteiten in de sportsector] 18 ;] 13 }19[1 bis }20 [tegen een aanslagvoet van 8 pct.: spaartegoeden, kapitalen en afkoopwaarden gevormd in het kader van het pensioensparen door middel van betalingen als vermeld in artikel 145 1, 5, wanneer zij aan de rechthebbende worden uitgekeerd naar aanleiding van zijn pensionering op de normale datum of in één van de 5 jaren die aan die datum voorafgaan, of naar aanleiding van het overlijden van de persoon van wie hij de rechtverkrijgende is;] 20 ] 19 2 tegen een aanslagvoet van 10 pct.: a) }21 [...] 21 }22[b) }23 [kapitalen en afkoopwaarden als vermeld in 4, f, in zover: zij door persoonlijke bijdragen als vermeld in artikel 145 1, 1, zijn gevormd en worden vereffend in omstandigheden als bedoeld in }24 [2 quater, 3 bis en 4, f] 24 ; }25 [het kapitalen betreffen die door werkgeversbijdragen of bijdragen van de onderneming zijn gevormd en bij leven ten vroegste bij het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd worden uitgekeerd aan de begunstigde die minstens tot aan die leeftijd effectief actief is gebleven of worden uitgekeerd bij overlijden na het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd en de overledene tot die leeftijd effectief actief is gebleven; het kapitalen betreffen die door werkgeversbijdragen of bijdragen van de onderneming zijn gevormd en ten vroegste bij het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd worden uitgekeerd aan de begunstigde die minstens tot aan die leeftijd effectief actief is gebleven;] 25 ] 23 ] 22 c) }26 [...] 26 d) }27 [kapitalen en afkoopwaarden van de levensverzekeringscontracten }28 [gevormd met bijdragen als vermeld in artikel 34, 1, 2, eerste lid, d), en e),] 28 indien die kapitalen worden vereffend bij overlijden van de verzekerde of bij het normale verstrijken van het contract, of indien die afkoopwaarden worden vereffend in één van de 5 jaren die aan het normale verstrijken van het contract voorafgaan, voor zover die kapitalen en afkoopwaarden niet dienen voor de wedersamenstelling of het waarborgen van een hypothecaire lening. Hierin zijn eveneens begrepen de kapitalen en afkoopwaarden die worden toegekend aan een werknemer of aan een niet in artikel 195, 1, bedoelde bedrijfsleider en die voortvloeien uit een individuele aanvullende pensioentoezegging wanneer: voor die werknemer gedurende de looptijd van die individuele aanvullende pensioentoezegging in de onderneming geen collectieve aanvullende pensioentoezegging bestaat of heeft bestaan; die bedrijfsleider gedurende de looptijd van die individuele aanvullende pensioentoezegging tijdens geen enkel belastbaar tijdperk regelmatig bezoldigd is;] 27 }29 [e) }30 [...] 30 ] 29 }31 [f) }32 [...] 32 ] 31 2 bis }33 [tegen een aanslagvoet van 15 pct., de in artikel 17, 1, 5, vermelde inkomsten verkregen uit de cessie of concessie van auteursrechten en naburige rechten, alsook van wettelijke en verplichte licenties;] 33 }34 [2 ter }35 [...] 35 ] 34 }36[2 quater tegen een aanslagvoet van 18 pct., kapitalen en afkoopwaarden als vermeld in 4, f, in zover het kapitalen betreft die door werkgeversbijdragen of bijdragen van de onderneming zijn gevormd en bij leven worden uitgekeerd aan de werknemer of bedrijfsleider op de leeftijd van 61 jaar;] 36 3 }37 [tegen een aanslagvoet van 25 pct., de inkomsten van roerende goederen en kapitalen, andere dan deze bedoeld in de bepalingen onder }38 [2 bis en 3 quater tot 3 septies,] 38 alsmede voor diverse inkomsten als vermeld in artikel 90, 5 tot 7 ;] 37 }39[3 bis }40 [ }41 [tegen een aanslagvoet van 20 pct., de kapitalen en afkoopwaarden als vermeld in 4, f, in zover het kapitalen betreft die door werkgeversbijdragen of bijdragen van de onderneming zijn gevormd en bij leven worden uitgekeerd: aan de werknemer of de bedrijfsleider op de leeftijd van 60 jaar; aan de werknemer naar aanleiding van de pensionering als bedoeld in artikel 27, 3, van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake Sociale Zekerheid, vóór het bereiken van de leeftijd van 61 jaar;] 41 ] 40 ] 39 }42 [3 ter }43 [tegen }44 [een aanslagvoet van 15 of 25 pct.,] 44 de in artikel 90, 11, bedoelde vergoedingen voor ontbrekende coupon of voor ontbrekend lot, naargelang de toepasbare aanslagvoet op de inkomsten van roerende goederen en kapitalen en op de in artikel 90, 6, bedoelde loten, waarop die vergoedingen betrekking hebben;] 43 ] 42 }45[3 quater }46 [tegen een aanslagvoet van 15%, de dividenden die worden uitgekeerd door een beleggingsvennootschap met vast kapitaal bedoeld in de artikelen 20, eerste lid, en 122, 1, van de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, die als uitsluitend doel heeft de collectieve belegging in de in artikel 7, eerste lid, 5, van deze wet bedoelde categorie «vastgoed», door een in boek 3 van deze wet bedoelde beleggingsvennootschap van gelijke aard, of door een in artikel 2, 1, 2 en 3 van de wet van 12 mei 2014 betreffende de gereglementeerde vastgoedvennootschap bedoelde gereglementeerde Larcier Thema Wetboeken Notariaat (Aanvulling 1 oktober 2015) Larcier 17

18 V. FISCAAL RECHT A. Inkomstenbelastingen K.B. 10 april 1992 p vastgoedvennootschap, of deze beleggingsvennootschap of gereglementeerde vastgoedvennootschap haar effecten openbaar aanbiedt in België of niet, voor zover door de betrokken Lid-Staat een uitwisseling van inlichtingen wordt georganiseerd overeenkomstig artikel 338 of een gelijkaardige reglementering, in zoverre tenminste 80% van het vastgoed in de zin van artikel 2, 20 van het koninklijk besluit van 7 december 2010 met betrekking tot vastgoedbevaks of, voor wat betreft de gereglementeerde vastgoedvennootschap, van artikel 2, 5 van de wet van 12 mei 2014 betreffende gereglementeerde vastgoedvennootschappen, rechtstreeks door deze beleggingsvennootschap of door deze gereglementeerde vastgoedvennootschap belegd is in onroerende goederen die in een Lid-Staat van de Europese Economische Ruimte zijn gelegen en uitsluitend als woning aangewend worden of bestemd zijn. Voor de toepassing van deze voorwaarde verstaat men onder «woning» zowel een eengezinswoning als een gebouw voor collectieve bewoning zoals een flatgebouw of een rusthuis] 46 ] 45 }47 [3 quinquies tegen een aanslagvoet van 15 pct., de in artikel 21, 5, bedoelde inkomsten uit spaardeposito's, in zoverre zij meer bedragen dan de in de bepaling onder 5 van dat artikel bepaalde grenzen;] 47 }48[3 sexies tegen een aanslagvoet van 20 of 15 pct., de in artikel 269, 2, bedoelde dividenden, naargelang ze zijn verleend of toegekend uit de winstverdeling van het tweede boekjaar na dat van de inbreng of later;] 48 }49 [3 septies tegen een aanslagvoet van 5 of 15 pct., de dividenden, andere dan deze bedoeld in artikel 209, in de mate dat hun toekenning of betaalbaarstelling voortkomt uit een aantasting van }50 [de liquidatiereserve bedoeld in de artikelen 184quater of 541,] 50 of de in het buitenland geïnde of verkregen dividenden in zoverre hun toekenning of betaalbaarstelling het gevolg is van analoge bepalingen of gelijkaardige gevolgen heeft genomen door een andere Lid-Staat van de Europese Economische Ruimte, en naargelang het aangetaste gedeelte van deze reserves gedurende ten minste 5 jaar of minder dan 5 jaar, te rekenen vanaf de laatste dag van het betreffende belastbaar tijdperk, behouden is gebleven }51 [op de wijze bedoeld in de artikelen 184quater, derde lid, of 541;] 51 ] 49 4 tegen een aanslagvoet van 16,5 pct.: a) verwezenlijkte meerwaarden op materiële en financiële vaste activa die op het ogenblik van hun vervreemding sedert meer dan 5 jaar voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt }52 [en waarvoor niet voor de in artikel 47 vermelde gespreide belasting is geopteerd] 52, en op andere aandelen die sedert meer dan 5 jaar zijn verworven. De in het vorige lid gestelde voorwaarde van de vijfjarige belegging is niet vereist wanneer de meerwaarden worden verwezenlijkt naar aanleiding van de volledige en definitieve stopzetting van de beroepswerkzaamheid of van één of meer takken daarvan; }53[b) de in 1, c, vermelde stopzettingsmeerwaarden die worden verkregen of vastgesteld naar aanleiding van de stopzetting van de werkzaamheid vanaf de leeftijd van 60 jaar of ingevolge het overlijden of naar aanleiding van een gedwongen definitieve stopzetting en de in 1, c, vermelde vergoedingen die worden verkregen naar aanleiding van een handeling verricht vanaf dezelfde leeftijd of ingevolge het overlijden of naar aanleiding van een gedwongen handeling. Onder gedwongen definitieve stopzetting of gedwongen handeling wordt verstaan de definitieve stopzetting of de handeling die voortvloeit uit een schadegeval, een onteigening, een opeising in eigendom, of een andere gelijkaardige gebeurtenis. Als gedwongen definitieve stopzetting wordt eveneens beschouwd de definitieve stopzetting die het gevolg is van een handicap als vermeld in artikel 135, eerste lid, 1 ;] 53 c) de in artikel 90, 2, vermelde prijzen, subsidies, renten en pensioenen; d) de in artikel 90, 8, vermelde meerwaarden, wanneer de goederen waarop zij betrekking hebben meer dan 5 jaar na de verkrijging ervan zijn vervreemd; e) de }54 [in artikel 90, 9 }55 [, tweede streepje,] 55 en 10 ] 54, vermelde meerwaarden; f) }56 [kapitalen en afkoopwaarden die inkomsten vormen zoals bedoeld in artikel 34, 1, 2, eerste lid, a) tot c), wanneer ze niet belastbaar zijn overeenkomstig artikel 169, 1, en ze aan de begunstigde worden uitgekeerd naar aanleiding van zijn pensionering }57 [of bij leven vanaf de leeftijd van 62 jaar] 57, of naar aanleiding van het overlijden van de persoon van wie hij de rechtverkrijgende is, met uitzondering van: kapitalen of afkoopwaarden die gevormd zijn door persoonlijke bijdragen als vermeld in artikel 145 1, 1 ; kapitalen en afkoopwaarden die krachtens een individuele aanvullende pensioentoezegging, als bedoeld in de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, worden toegekend ofwel aan een werknemer als bedoeld in artikel 31 wanneer er gedurende de looptijd van die individuele aanvullende pensioentoezegging in de onderneming geen collectieve aanvullende pensioentoezegging bestaat die beantwoordt aan de voorwaarden van de voornoemde wet, ofwel aan een bedrijfsleider als bedoeld in artikel 32 die, gedurende de looptijd van die individuele aanvullende pensioentoezegging, geen bezoldigingen heeft gekregen die beantwoorden aan de voorwaarden van artikel 195, 1, tweede lid;] 56 }58[ }59 [kapitalen die door werkgeversbijdragen of bijdragen van de onderneming zijn gevormd en die bij leven ten vroegste bij het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd worden uitgekeerd aan de begunstigde die minstens tot aan die leeftijd effectief actief is gebleven of worden uitgekeerd bij overlijden na het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd en de overledene tot die leeftijd effectief actief is gebleven;] 59 ] 58 }60[ kapitalen die door werkgeversbijdragen zijn gevormd en worden uitgekeerd in omstandigheden als bedoeld in 3 bis, tweede streepje;] 60 fbis) }61 [...] 61 g) }62 [kapitalen geldend als pensioenen wanneer die kapitalen door de onderneming worden uitgekeerd aan de in artikel 32, eerste lid, 1, bedoelde bedrijfsleider die het statuut van zelfstandige heeft en die is bedoeld in artikel 3, 1, vierde lid, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967, ten vroegste naar aanleiding van zijn pensionering op de normale datum of in één van de 5 jaren die aan die datum voorafgaan }63 [of wanneer die kapitalen naar aanleiding van zijn overlijden worden uitgekeerd aan de persoon die zijn rechtverkrijgende is,] 63 zonder dat zij met voorafgaande stortingen zijn gevormd;] 62 h) de afkoop van de gekapitaliseerde waarde van een deel van het wettelijk rust- of overlevingspensioen; i) }64 [de premies en vergoedingen ingesteld door de Europese Gemeenschappen als steunregeling voor de landbouwsector }65 [, andere dan deze opgenomen onder 4 bis] 65 ;] 64 }66[j) }67 [de in artikel 30, 1, bedoelde bezoldigingen] 67 voor }67 [een maximumbedrag van euro bruto] 67 per belastbaar tijdperk, betaald of toegekend aan sportbeoefenaars voor een als zodanig verrichte werkzaamheid, voorzover zij de leeftijd van 16 jaar hebben bereikt doch jonger zijn dan 26 jaar op 1 januari }68 [van het aanslagjaar] 68 ;] 66 }69 [k) }70 [de premie bedoeld in artikel 4 van het koninklijk besluit van 23 maart 2012 tot oprichting van een Impulsfonds voor de huisartsen-geneeskunde en tot vaststelling van werkingsregels ervan.] 70 ] 69 }71 [4 bis tegen een aanslagvoet van 12,5 pct., de zoogkoeienpremies en de premies in het kader van de bedrijfstoeslagrechten ingesteld door de Europese Gemeenschappen als steunregeling voor de landbouwsector;] 71 5 tegen de gemiddelde aanslagvoet met betrekking tot het geheel van de belastbare inkomsten van het laatste vorige jaar waarin de belastingplichtige een normale beroepswerkzaamheid heeft gehad }72 [die wordt bepaald op basis van de belasting die verschuldigd is bij toepassing van de artikelen 130 tot 145 en 146 tot 154, verminderd met de in de artikelen tot , , }73 [145 26, ,] tot en 154bis vermelde belastingverminderingen] 72 : a) vergoedingen }74 [...] 74, die al of niet contractueel betaald zijn ten gevolge van stopzetting van arbeid of beëindiging van een arbeidsovereenkomst; b) bezoldigingen, pensioenen, renten of toelagen als vermeld in de artikelen 31 en 34, waarvan de uitbetaling of de toekenning door toedoen van de overheid of wegens het bestaan van een geschil slechts heeft plaatsgehad na het verstrijken van het belastbare tijdperk waarop zij in werkelijkheid betrekking hebben; c) winst en baten van een vorige beroepswerkzaamheid als }75 [vermeld in artikel 28, eerste lid, 2 en 3, a] 75 ; }76 [d) vergoedingen die door het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers worden uitgekeerd na het verstrijken van het belastbare tijdperk waarop de vergoeding in werkelijkheid betrekking heeft;] 76 }77 [e) de EGKS-vergoedingen die door toedoen van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening ten gevolge van de herstructurering of sluiting van een onderneming worden uitgekeerd na het verstrijken van het belastbare tijdperk waarop de vergoeding in werkelijkheid betrekking heeft;] 77 }78 [f) de inschakelingsvergoedingen bedoeld in Titel IV, Hoofdstuk 5, Afdeling 3, van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact;] 78 6 tegen de aanslagvoet met betrekking tot het geheel van de andere belastbare inkomsten }79 [die wordt bepaald op basis van de belasting die verschuldigd is bij toepassing van de artikelen 130 tot 145 en 146 tot 154, verminderd met de in de 18 Larcier Thema Wetboeken Notariaat (Aanvulling 1 oktober 2015) Larcier

19 V. FISCAAL RECHT A. Inkomstenbelastingen K.B. 10 april 1992 p artikelen tot , , }80 [145 26, ,] tot en 154bis vermelde belastingverminderingen] 79 : }81 [het vakantiegeld dat, tijdens het jaar dat de werknemer }81 [of de bedrijfsleider die is tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst,] 81 zijn werkgever verlaat, is opgebouwd en aan hem wordt betaald;] 81 de in artikel 23, 1, 2, vermelde baten die betrekking hebben op gedurende een periode van meer dan 12 maanden geleverde diensten en die door toedoen van de overheid niet betaald zijn in het jaar van de prestaties maar in eenmaal worden vergoed, en zulks uitsluitend voor het evenredige deel dat een vergoeding van 12 maanden prestaties overtreft; de in artikel 90, 4, vermelde uitkeringen; }82[ }83 [de in artikel 31, tweede lid, 1 en 4, bedoelde bezoldigingen van de maand december die door een overheid voor het eerst zijn betaald of toegekend tijdens die maand december in plaats van tijdens de maand januari van het volgend jaar ingevolge een beslissing van die overheid om de bezoldigingen van de maand december voortaan in de maand december te betalen of toe te kennen in plaats van tijdens de maand januari van het volgend jaar;] 83 ] 82 }84 [7 tegen een aanslagvoet van 10,38 pct.: de gewestelijke weerwerkpremie die, krachtens een voor 1 januari 2006 afgekondigd decreet of ordonnantie of een voor dezelfde datum getroffen besluit, gedurende de periode en onder de voorwaarden die zijn vastgelegd in dat decreet, ordonnantie of besluit, wordt betaald of toegekend aan een oudere werknemer die ontslagen is uit een onderneming in moeilijkheden of in herstructurering en die na een periode van werkloosheid terug wordt tewerkgesteld door een nieuwe werkgever, voor zover die premie bruto niet meer bedraagt dan 120 EUR per maand. De begrippen «oudere werknemer», «onderneming in moeilijkheden of in herstructurering» en «nieuwe werknemer» hebben voor de toepassing van deze bepaling dezelfde betekenis als in het desbetreffende decreet, ordonnantie of besluit.] 84 {85 {170 }1. Inleidende zin vervangen bij art. 67, 1, wet 8 mei 2014, B.S., 28 mei 2014, err., B.S., 27 januari 2015, van toepassing vanaf aj (art. 72 lid 1, inleidende zin) }2. 1, a), gewijzigd bij art. 10, a), wet 11 december 2008, B.S., 12 januari 2009, van toepassing voor verrichtingen of overbrengingen die plaatsvinden vanaf 12 januari 2009 (art. 35, lid 1) }3. 1, a), gewijzigd bij art. 135 wet (IV) 25 april 2007, B.S., 8 mei 2007, err., B.S., 8 oktober 2007, van toepassing op de vergoedingen en bezoldigingen die vanaf 1 januari 2007 worden betaald of toegekend (art. 139, lid 1) }4. 1, c), ingevoegd bij art. 15, 1, wet 28 juli 1992, B.S., 31 juli 1992, van toepassing op de meerwaarden die voortvloeien uit stopzettingen vanaf 6 april 1992 en op de vergoedingen ingevolge handelingen van dezelfde datum; gewijzigd bij art. 4 wet 28 december 1992, B.S., 31 december 1992, van toepassing vanaf aj }5. 1, d), ingevoegd bij artikel 89 wet 28 december 1992, B.S., 31 december 1992, van toepassing vanaf aj. 1994; vervangen bij art. 86, 1, wet 28 april 2003, B.S., 15 mei 2003, err., B.S., 26 mei 2003, van toepassing op de lijfrenten, renten, vergoedingen, andere dan in 6 bedoelde kapitalen, afkoopwaarden van levensverzekeringscontracten, pensioenen en aanvullende pensioenen, die zijn betaald vanaf 1 januari 2004 (art. 23, 3, A, 5, derde streepje, K.B. 14 november 2003, B.S., 14 november 2003) }6. 1, d), gewijzigd bij art. 64, 1, Programmawet 22 juni 2012, B.S., 28 juni 2012, err., B.S., 3 juli 2012, van toepassing op de kapitalen en afkoopwaarden die worden betaald of toegekend vanaf 1 juli 2013 (art. 65, lid 3) }7. 1, e), ingevoegd bij artikel 89 wet 28 december 1992, B.S., 31 december 1992, van toepassing vanaf aj. 1994; opgeheven bij art. 86, 2, wet 28 april 2003, B.S., 15 mei 2003, err., B.S., 26 mei 2003, van toepassing op de lijfrenten, renten, vergoedingen, andere dan in 6 bedoelde kapitalen, afkoopwaarden van levensverzekeringscontracten, pensioenen en aanvullende pensioenen, die zijn betaald vanaf 1 januari 2004 (art. 23, 3, A, 5, derde streepje, K.B. 14 november 2003, B.S., 14 november 2003) }8. 1, e), opnieuw ingevoegd bij art. 6 wet 11 november 2013, B.S., 27 november 2013, err., B.S., 19 mei 2014, inwerkingtreding: 1 oktober 2013 (art. 7) }9. 1, f), ingevoegd bij art. 89 wet 28 december 1992, B.S., 31 december 1992, van toepassing vanaf aj }10. 1, g), ingevoegd bij art. 89 wet 28 december 1992, B.S., 31 december 1992, van toepassing vanaf aj }11. 1, g), gewijzigd bij art. 109, a), Programmawet 19 december 2014, B.S., 29 december 2014, van toepassing vanaf aj (art. 113, lid 1) }12. 1, h), ingevoegd bij art. 86, 3, wet 28 april 2003, B.S., 15 mei 2003, err., B.S., 26 mei 2003, van toepassing op de lijfrenten, renten, vergoedingen, andere dan in 6 bedoelde kapitalen, afkoopwaarden van levensverzekeringscontracten, pensioenen en aanvullende pensioenen, die zijn betaald vanaf 1 januari 2004 (art. 23, 3, A, 5, derde streepje, K.B. 14 november 2003, B.S., 14 november 2003) }13. 1, i), ingevoegd bij art. 2, a), wet 4 mei 2007, B.S., 15 mei 2007, van toepassing op de inkomsten betaald of toegekend vanaf 1 januari 2008 (art. 7) }14. 1, i), al. 1, inleidende zin, vervangen bij art. 28, 1, wet 22 december 2009, B.S., 31 december 2009, err., B.S., 2 april 2010, err., B.S., 14 maart 2011, van toepassing op de inkomsten die vanaf 1 januari 2009 worden betaald of toegekend (art. 35, lid 7) }15. 1, i), al. 1, eerste streepje, gewijzigd bij art. 28, 2, wet 22 december 2009, B.S., 31 december 2009, err., B.S., 2 april 2010, err., B.S., 14 maart 2011, van toepassing op de inkomsten die zijn betaald of toegekend vanaf 1 januari 2008 (art. 35, lid 2) }16. 1, i), al. 1, tweede streepje, gewijzigd bij art. 28, 2, wet 22 december 2009, B.S., 31 december 2009, err., B.S., 2 april 2010, err., B.S., 14 maart 2011, van toepassing op de inkomsten die zijn betaald of toegekend vanaf 1 januari 2008 (art. 35, lid 2) }17. 1, i), al. 1, derde streepje, gewijzigd bij art. 28, 2, wet 22 december 2009, B.S., 31 december 2009, err., B.S., 2 april 2010, err., B.S., 14 maart 2011, van toepassing op de inkomsten die zijn betaald of toegekend vanaf 1 januari 2008 (art. 35, lid 2) }18. 1, i), al. 2, gewijzigd bij art. 28, 3, wet 22 december 2009, B.S., 31 december 2009, err., B.S., 2 april 2010, err., B.S., 14 maart 2011, van toepassing op de inkomsten die vanaf 1 januari 2009 worden betaald of toegekend (art. 35, lid 7) }19. 1 bis ingevoegd bij art. 109, b), Programmawet 19 december 2014, B.S., 29 december 2014, van toepassing vanaf aj (art. 113, lid 1) }20. 1 bis vervangen bij art. 110 Programmawet 19 december 2014, B.S., 29 december 2014, van toepassing vanaf aj (art. 113, lid 2) }21. 2, a), ingevoegd bij art. 89 wet 28 december 1992, B.S., 31 december 1992, err., B.S., 18 februari 1993, van toepassing vanaf aj. 1993; opgeheven bij art. 30 wet 24 december 1993, B.S., 31 december 1993, van toepassing vanaf aj. 1995; opnieuw ingevoegd bij art. 207 wet 25 januari 1999, B.S., 6 februari 1999, inwerkingtreding: 1 april 1999 (art. 208); opgeheven bij art. 30 Programmawet (I) 24 december 2002, B.S., 31 december 2002, err., B.S., 7 februari 2003, inwerkingtreding: vanaf aj (art. 37, 1) }22. 2, b), ingevoegd bij art. 89 wet 28 december 1992, B.S., 31 december 1992, van toepassing vanaf aj }23. 2, b), laatst vervangen bij art. 102, 1, wet 23 december 2005, B.S., 30 december 2005, err., B.S., 31 januari 2006, err., B.S., 30 september 2008, van toepassing op de kapitalen uitgekeerd vanaf 1 januari 2006 (art. 105) }24. 2, b), eerste streepje, gewijzigd bij art. 64, 2, Programmawet 22 juni 2012, B.S., 28 juni 2012, err., B.S., 3 juli 2012, van toepassing op de kapitalen en afkoopwaarden die worden betaald of toegekend vanaf 1 juli 2013 (art. 65, lid 3) }25. 2, b), tweede streepje, laatst vervangen bij art. 125, a), wet (I) 22 december 2008, B.S., 29 december 2008, err., B.S., 10 februari 2009, err., B.S., 24 december 2009, van toepassing op de uitkeringen die worden betaald of toegekend vanaf 1 januari 2009 (art. 134, lid 10) }26. 2, c), ingevoegd bij art. 89 wet 28 december 1992, B.S., 31 december 1992, van toepassing vanaf aj. 1994; opgeheven bij art. 86, 5, wet 28 april 2003, B.S., 15 mei 2003, err., B.S., 26 mei 2003, van toepassing op de lijfrenten, renten, vergoedingen, andere dan in 6 bedoelde kapitalen, afkoopwaarden van levensverzekeringscontracten, pensioenen en aanvullende pensioenen, die zijn betaald vanaf 1 januari 2004 (art. 23, 3, A, 5, derde streepje, K.B. 14 november 2003, B.S., 14 november 2003) }27. 2, d), ingevoegd bij art. 89 wet 28 december 1992, B.S., 31 december 1992, err., B.S., 18 februari 1993, van toepassing vanaf aj. 1993; vervangen bij art. 86, 6, wet 28 april 2003, B.S., 15 mei 2003, err., B.S., 26 mei 2003, van toepassing op de uitkeringen of kapitalen die zijn betaald in uitvoering van een individuele aanvullende pensioentoezegging (art. 23, 3, A, 6, tweede streepje, K.B. 14 november 2003, B.S., 14 november 2003) }28. 2, d), inleidende zin, gewijzigd bij art. 67, 2, wet 8 mei 2014, B.S., 28 mei 2014, err., B.S., 27 januari 2015, van toepassing vanaf aj (art. 72 lid 1, inleidende zin) }29. 2, e), ingevoegd bij art. 89 wet 28 december 1992, B.S., 31 december 1992, err., B.S., 18 februari 1993, van toepassing vanaf aj }30. 2, e), na wijzigingen, opgeheven bij art. 109, c), Programmawet 19 december 2014, B.S., 29 december 2014, van toepassing vanaf aj (art. 113, lid 1) }31. 2, f), ingevoegd bij art. 5 wet 24 december 2002, B.S., 31 december 2002, err., B.S., 7 februari 2003, van toepassing op de inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld, of als dusdanig aan te merken, vanaf 1 januari 2002 en voor zover, wanneer het gaat om verrichtingen als bedoeld in artikel 209 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, de vereffening niet is afgesloten vóór 25 maart 2002 (art. 32, 1, lid 1) }32. 2, f), opgeheven bij art. 3, a), Programmawet 28 juni 2013, B.S., 1 juli 2013, err., B.S., 17 december 2013, inwerkingtreding: 1 oktober 2014 (art. 7, lid 4) }33. 2 bis laatst vervangen bij art. 80, a), Programmawet 27 december 2012, B.S., 31 december 2012, van toepassing op de inkomsten die worden toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2013 (art. 96, lid 2) }34. 2 ter ingevoegd bij art. 27, 3, wet 28 december 2011, B.S., 30 december 2011, van toepassing op de inkomsten toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2012 (art. 38) }35. 2 ter opgeheven bij art. 80, b), Programmawet 27 december 2012, B.S., 31 december 2012, van toepassing op de inkomsten die worden toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2013 (art. 96, lid 2) }36. 2 quater ingevoegd bij art. 64, 3, Programmawet 22 juni 2012, B.S., 28 juni 2012, err., B.S., 3 juli 2012, van toepassing op de kapitalen en afkoopwaarden die worden betaald of toegekend vanaf 1 juli 2013 (art. 65, lid 3) }37. 3 laatst vervangen bij art. 80, c), Programmawet 27 december 2012, B.S., 31 december 2012, van toepassing op de inkomsten die worden toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2013 (art. 96, lid 2) }38. 3 gewijzigd bij art. 43, a), Programmawet 19 december 2014, B.S., 29 december 2014, van toepassing op de inkomsten die worden toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2015 (art. 50, lid 1) }39. 3 bis ingevoegd bij art. 13 wet 30 maart 1994, B.S., 31 maart 1994, van toepassing vanaf aj }40. 3 bis opgeheven bij art. 27, 4, wet 28 december 2011, B.S., 30 december 2011, van toepassing op de inkomsten toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2012 (art. 38) }41. 3 bis opnieuw ingevoegd bij art. 64, 4, Programmawet 22 juni 2012, B.S., 28 juni 2012, err., B.S., 3 juli 2012, van toepassing op de kapitalen en afkoopwaarden die worden betaald of toegekend vanaf 1 juli 2013 (art. 65, lid 3) }42. 3 ter ingevoegd bij art. 47 wet 10 maart 1999, B.S., 14 april 1999 }43. 3 ter vervangen bij art. 41 wet 15 december 2004, B.S., 1 februari 2005, van toepassing vanaf aj (art. 74, lid 5) }44. 3 ter laatst gewijzigd bij art. 80, d), Programmawet 27 december 2012, B.S., 31 december 2012, van toepassing op de inkomsten die worden toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2013 (art. 96, lid 2) }45. 3 quater ingevoegd bij art. 318 wet (I) 27 december 2006, B.S., 28 december 2006, err., B.S., 24 januari 2007, err., B.S., 12 februari 2007, inwerkingtreding: 1 januari Voor de toepassing van de fiscale bepalingen worden de instellingen voor collectieve beleggingen waarop de overgangsbepalingen van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles van toepassing zijn, geacht vanaf 1 januari 2007 onder het toepassingsgebied te vallen van de bepaling die overeenkomstig hun statuut gebruikt wordt in het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (art. 346) }46. 3 quater laatst vervangen bij art. 85 wet 12 mei 2014, B.S., 30 juni 2014, err., B.S., 26 mei 2015, inwerkingtreding: 16 juli 2014 (art. 33 K.B. 13 juli 2014, B.S., 16 juli 2014) }47. 3 quinquies, na vernietiging bij arrest nr. 7/2014 van het Grondwettelijk Hof van 23 januari 2014, opnieuw ingevoegd bij art. 171 wet 25 april 2014, B.S., 7 mei 2014, inwerkingtreding: 7 mei 2014 (art. 202, 1, lid 1), uitwerking op de inkomsten die, worden toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2012 (art. 174) }48. 3 sexies ingevoegd bij art. 3, b), Programmawet 28 juni 2013, B.S., 1 juli 2013, err., B.S., 17 december 2013, van toepassing op de inbrengen gedaan vanaf 1 juli 2013 (art. 7, lid 2). Elke wijziging die vanaf 1 mei 2013 aan de datum van afsluiting van de jaarrekening wordt aangebracht, is zonder uitwerking voor de toepassing van de artikelen 3, b), 4, 5, b) en 6 (art. 7, lid 5) }49. 3 septies ingevoegd bij art. 43, b), Programmawet 19 december 2014, B.S., 29 december 2014, van toepassing op de inkomsten die worden toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2015 (art. 50, lid 1) Larcier Thema Wetboeken Notariaat (Aanvulling 1 oktober 2015) Larcier 19

20 V. FISCAAL RECHT A. Inkomstenbelastingen K.B. 10 april 1992 p }50. 3 septies gewijzigd bij art. 78, 1 Programmawet 10 augustus 2015, B.S., 18 augustus 2015, inwerkingtreding: 18 augustus 2015 (art. 83, lid 1) }51. 3 septies gewijzigd bij art. 78, 2 Programmawet 10 augustus 2015, B.S., 18 augustus 2015, inwerkingtreding: 18 augustus 2015 (art. 83, lid 1) }52. 4, a), gewijzigd bij art. 24, 1, wet 6 juli 1994, B.S., 16 juli 1994, van toepassing vanaf aj (art. 91, lid 2) }53. 4, b), vervangen bij art. 15, 2, wet 28 juli 1992, B.S., 31 juli 1992, van toepassing op de meerwaarden die voortvloeien uit stopzettingen vanaf 6 april 1992 en op de vergoedingen ingevolge handelingen vanaf dezelfde datum }54. 4, e), gewijzigd bij art. 19 K.B. 20 december 1996, B.S., 31 december 1996, bekrachtigd bij art. 2, 1, wet 13 juni 1997, B.S., 19 juni 1997, van toepassing vanaf 1 januari 1997 (art. 49, lid 4) }55. 4, e), gewijzigd bij art. 10, b), wet 11 december 2008, B.S., 12 januari 2009, van toepassing voor verrichtingen of overbrengingen die plaatsvinden vanaf 12 januari 2009 (art. 35, lid 1) }56. 4, f), na wijziging, vervangen bij art. 86, 7, wet 28 april 2003, B.S., 15 mei 2003, err., B.S., 26 mei 2003, van toepassing op de lijfrenten, renten, vergoedingen, andere dan in 6 bedoelde kapitalen, afkoopwaarden van levensverzekeringscontracten, pensioenen en aanvullende pensioenen, die zijn betaald vanaf 1 januari 2004 (art. 23, 3, A, 5, derde streepje, K.B. 14 november 2003, B.S., 14 november 2003) }57. 4, f), inleidende zin, gewijzigd bij art. 64, 5, a), Programmawet 22 juni 2012, B.S., 28 juni 2012, err., B.S., 3 juli 2012, van toepassing op de kapitalen en afkoopwaarden die worden betaald of toegekend vanaf 1 juli 2013 (art. 65, lid 3) }58. 4, f), derde streepje, ingevoegd bij art. 102, 2, wet 23 december 2005, B.S., 30 december 2005, err., B.S., 31 januari 2006, err., B.S., 30 september 2008, van toepassing op de kapitalen uitgekeerd vanaf 1 januari 2006 (art. 105) }59. 4, f), derde streepje, vervangen bij art. 125, b), wet (I) 22 december 2008, B.S., 29 december 2008, err., B.S., 10 februari 2009, err., B.S., 24 december 2009, van toepassing op de uitkeringen die worden betaald of toegekend vanaf 1 januari 2009 (art. 134, lid 10) }60. 4, f), vierde streepje, ingevoegd bij art. 64, 5, b), Programmawet 22 juni 2012, B.S., 28 juni 2012, err., B.S., 3 juli 2012, van toepassing op de kapitalen en afkoopwaarden die worden betaald of toegekend vanaf 1 juli 2013 (art. 65, lid 3) }61. 4, fbis), ingevoegd bij art. 15, 3, wet 28 juli 1992, B.S., 31 juli 1992, van toepassing op de kapitalen en afkoopwaarden die worden vereffend met ingang van 1 augustus 1992; opgeheven bij art. 89 wet 28 december 1992, B.S., 31 december 1992, van toepassing vanaf aj }62. 4, g), laatst vervangen bij art. 86, 8, wet 28 april 2003, B.S., 15 mei 2003, err., B.S., 26 mei 2003, van toepassing op de lijfrenten, renten, vergoedingen, andere dan in 6 bedoelde kapitalen, afkoopwaarden van levensverzekeringscontracten, pensioenen en aanvullende pensioenen, die zijn betaald vanaf 1 januari 2004 (art. 23, 3, A, 5, derde streepje, K.B. 14 november 2003, B.S., 14 november 2003) }63. 4, g), gewijzigd bij art. 176 wet 27 december 2005, B.S., 30 december 2005, err., B.S., 31 januari 2006, van toepassing op lijfrenten en pensioenen, aanvullende pensioenen, renten, kapitalen, spaartegoeden en afkoopwaarden uitgekeerd vanaf 1 januari 2006 (art. 190, lid 2, 1 ) }64. 4, i), opgeheven bij art. 89 wet 28 december 1992, B.S., 31 december 1992, van toepassing vanaf aj. 1993; ingevoegd bij art. 30 wet 24 december 1993, B.S., 31 december 1993, van toepassing vanaf aj. 1994; vervangen bij art. 11 wet 4 mei 1999, B.S., 12 juni 1999, van toepassing vanaf aj (art. 1 K.B. 7 mei 2000, B.S., 17 mei 2000) }65. 4, i), aangevuld bij art. 52, 1, Programmawet 19 december 2014, B.S., 29 december 2014, van toepassing op de premies die vanaf 2015 worden betaald (art. 58, lid 2) }66. 4, j), ingevoegd bij art. 2, b), wet 4 mei 2007, B.S., 15 mei 2007, van toepassing op de inkomsten betaald of toegekend vanaf 1 januari 2008 (art. 7) }67. 4, j), gewijzigd bij art. 28, 4, wet 22 december 2009, B.S., 31 december 2009, err., B.S., 2 april 2010, err., B.S., 14 maart 2011, van toepassing op de inkomsten die vanaf 1 januari 2009 worden betaald of toegekend (art. 35, lid 7) }68. 4, j), gewijzigd bij art. 125, c), wet (I) 22 december 2008, B.S., 29 december 2008, err., B.S., 10 februari 2009, err., B.S., 24 december 2009, van toepassing op de inkomsten die zijn betaald of toegekend vanaf 1 januari 2008 (art. 134, lid 6) }69. 4, k), ingevoegd bij art. 2 wet 7 november 2011, B.S., 16 november 2011, van toepassing met ingang van aj (art. 3) }70. 4, k), vervangen bij art. 33 wet 13 december 2012, B.S., 20 december 2012, inwerkingtreding: 1 april 2012 (art. 39, lid 4) }71. 4 bis ingevoegd bij art. 52, 2, Programmawet 19 december 2014, B.S., 29 december 2014, van toepassing op de premies die vanaf 2015 worden betaald (art. 58, lid 2) }72. 5, inleidende zin, aangevuld bij art. 67, 3, wet 8 mei 2014, B.S., 28 mei 2014, err., B.S., 27 januari 2015, van toepassing is wanneer het laatste vorige jaar waarin een belastingplichtige een normale beroepswerkzaamheid heeft gehad, verbonden is met het aj of een later aanslagjaar (art. 72, lid 1, 2 ) }73. 5, inleidende zin, gewijzigd bij art. 49 Programmawet 10 augustus 2015, B.S., 18 augustus 2015, van toepassing vanaf aj (art. 57, lid 2) }74. 5, a), laatst gewijzigd bij art. 3 wet 19 juni 2011, B.S., 28 juni 2011, err., B.S., 6 juli 2011, van toepassing vanaf aj (art. 7, lid 3) }75. 5, c), gewijzigd bij art. 24, 3, wet 6 juli 1994, B.S., 16 juli 1994, van toepassing vanaf aj (art. 91, lid 2) }76. 5, d), ingevoegd bij art. 2 wet 6 april 2000, B.S., 16 mei 2000, van toepassing vanaf aj (art. 3) }77. 5, e), ingevoegd bij art. 2 wet 6 april 2000, B.S., 16 mei 2000, van toepassing vanaf aj (art. 3) }78. 5, f), ingevoegd bij art. 114 wet 23 december 2005, B.S., 30 december 2005, err., B.S., 31 januari 2006, err., B.S., 30 september 2008 }79. 6, inleidende zin, aangevuld bij art. 67, 4, wet 8 mei 2014, B.S., 28 mei 2014, err., B.S., 27 januari 2015, van toepassing vanaf aj (art. 72 lid 1, inleidende zin) }80. 6, inleidende zin, gewijzigd bij art. 49 Programmawet 10 augustus 2015, B.S., 18 augustus 2015, van toepassing vanaf aj (art. 57, lid 2) }81. 6, eerste streepje, vervangen bij art. 123 Programmawet 8 april 2003, B.S., 17 april 2003, inwerkingtreding: vanaf aj (art. 124); gewijzigd bij art. 17 Programmawet 5 augustus 2003, B.S., 7 augustus 2003, err., B.S., 9 september 2003, inwerkingtreding: vanaf aj (art. 18) }82. 6, vierde streepje, ingevoegd bij art. 125, d), wet (I) 22 december 2008, B.S., 29 december 2008, err., B.S., 10 februari 2009, err., B.S., 24 december 2009, van toepassing op de inkomsten die zijn betaald of toegekend vanaf 1 januari 2008 (art. 134, lid 6) }83. 6, vierde streepje, vervangen bij art. 25 wet (I) 29 december 2010, B.S., 31 december 2010, err., B.S., 13 januari 2011, van toepassing op de inkomsten die vanaf 1 januari 2010 worden betaald of toegekend (art. 26) }84. 7 toegevoegd bij art. 2 wet 10 juni 2006, B.S., 27 juni 2006, van toepassing op de gewestelijke weerwerkpremies die worden betaald of toegekend vanaf 1 juli 2005 (art. 3) F 85. Vanaf aj luidt dit art. als volgt: Art }86 [In afwijking van de artikelen 130 tot 145 en 146 tot 156, zijn afzonderlijk belastbaar, behalve wanneer de aldus berekende belasting, vermeerderd met de belasting Staat op de andere inkomsten, meer bedraagt dan de overeenkomstig de voormelde artikelen bepaalde belasting op de in de artikelen 17, 1, 1 tot 3 en 90, 6 en 9, vermelde inkomsten en op de meerwaarden op roerende waarden en titels die op grond van artikel 90, 1, belastbaar zijn, vermeerderd met de belasting Staat met betrekking tot het geheel van de andere belastbare inkomsten:] 86 1 tegen een aanslagvoet van 33 pct.: a) de in artikel 90, 1 }87 [, 9, eerste streepje,] 87 }88 [en 12 ] 88, vermelde diverse inkomsten; b) de in artikel 90, 8, vermelde meerwaarden, ingeval de desbetreffende goederen worden vervreemd binnen 5 jaar na de verkrijging ervan; }89 [c) onverminderd de toepassing van 4, b, stopzettingsmeerwaarden op immateriële vaste activa als vermeld in artikel 28, eerste lid, 1, en de in de artikelen 25, 6, a en 27, tweede lid, 4, a, vermelde vergoedingen verkregen als compensatie van een vermindering van de werkzaamheid, in zover zij niet meer bedragen dan de belastbare netto-winst of -baten die }89 [in de vier jaren voorafgaand aan het jaar van de stopzetting] 89 of de vermindering van de werkzaamheid uit de niet meer uitgeoefende werkzaamheid zijn verkregen. Onder belastbare netto-winst of -baten van elk in het vorige lid vermelde jaar wordt verstaan het overeenkomstig artikel 23, 2, 1, vastgestelde inkomen, maar met uitzondering van de ingevolge deze onderafdeling afzonderlijk belaste inkomsten;] 89 }90 [d) }90 [kapitalen en afkoopwaarden als vermeld in }91 [2 quater, 3 bis en 4, f] 91, in zover zij door persoonlijke bijdragen als vermeld in artikel 145 1, 1, zijn gevormd en niet worden vereffend in omstandigheden als bedoeld in }91 [2 quater, 3 bis en 4, f] 91 ;] 90 ] 90 }92 [e) }93 [de bezoldigingen voor prestaties geleverd tijdens maximaal 50 dagen per jaar en die worden betaald of toegekend aan gelegenheidswerknemers die worden tewerkgesteld bij een werkgever die ressorteert onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf of onder het Paritair Comité voor de uitzendarbeid indien de gebruiker ressorteert onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf indien de werkgever en de werknemer een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur of voor een duidelijk omschreven werk sluiten van maximaal 2 opeenvolgende dagen en waarvoor de sociale bijdragen worden berekend op een uur- of dagforfait zoals bepaald in artikel 31ter, tweede lid, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;] 93 ] 92 }94 [f) afkoopwaarden als vermeld in 2, d, indien anders vereffend;] 94 }95[g) spaartegoeden, kapitalen en afkoopwaarden }96 [als vermeld in 1 bis,] 96 indien anders uitgekeerd;] 95 }97 [h) de in 4, g), bedoelde kapitalen geldend als pensioen wanneer die kapitalen in omstandigheden als bedoeld in 4, g), door de werkgever of de onderneming worden uitgekeerd aan een andere begunstigde dan degene die is bedoeld in 4, g), zonder dat zij met voorafgaande stortingen zijn gevormd;] 97 }98 [i) }99 [de beroepsinkomsten, met uitzondering van de bezoldigingen van bedrijfsleiders, voor een maximumbedrag van euro bruto per belastbaar tijdperk die worden betaald of toegekend aan:] 99 sportbeoefenaars, }100 [voor] 100 hun sportieve activiteiten en voor zover zij op 1 januari van het aanslagjaar de leeftijd van 26 jaar hebben bereikt; scheidsrechters, }101 [voor] 101 hun activiteiten als scheidsrechter tijdens sportwedstrijden; opleiders, trainers en begeleiders, }102 [voor] 102 hun opleidende, omkaderende of ondersteunende activiteit ten behoeve van de sportbeoefenaars; op voorwaarde dat zij beroepsinkomsten uit een andere beroepsactiviteit verkrijgen waarvan het totaal brutobelastbaar bedrag meer bedraagt dan het totaal brutobelastbaar bedrag van de beroepsinkomsten die zij behalen }103 [uit het geheel van hun voornoemde activiteiten in de sportsector] 103 ;] 98 }104[1 bis }105 [tegen een aanslagvoet van 8 pct.: spaartegoeden, kapitalen en afkoopwaarden gevormd in het kader van het pensioensparen door middel van betalingen als vermeld in artikel 145 1, 5, wanneer zij aan de rechthebbende worden uitgekeerd naar aanleiding van zijn pensionering op de normale datum of in één van de 5 jaren die aan die datum voorafgaan, of naar aanleiding van het overlijden van de persoon van wie hij de rechtverkrijgende is;] 105 ] tegen een aanslagvoet van 10 pct.: a) }106 [...] 106 }107 [b) }108 [kapitalen en afkoopwaarden als vermeld in 4, f, in zover: zij door persoonlijke bijdragen als vermeld in artikel 145 1, 1, zijn gevormd en worden vereffend in omstandigheden als bedoeld in }109 [2 quater, 3 bis en 4, f] 109 ; }110 [het kapitalen betreffen die door werkgeversbijdragen of bijdragen van de onderneming zijn gevormd en bij leven ten vroegste bij het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd worden uitgekeerd aan de begunstigde die minstens tot aan die leeftijd effectief actief is gebleven of worden uitgekeerd bij overlijden na het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd en de overledene tot die leeftijd effectief actief is gebleven; het kapitalen betreffen die door werkgeversbijdragen of bijdragen van de onderneming zijn gevormd en ten vroegste bij het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd worden uitgekeerd aan de begunstigde die minstens tot aan die leeftijd effectief actief is gebleven;] 110 ] 108 ] 107 c) }111 [...] 111 d) }112 [kapitalen en afkoopwaarden van de levensverzekeringscontracten }113 [gevormd met bijdragen als vermeld in artikel 34, 1, 2, eerste lid, d), en e),] 113 indien die kapitalen worden vereffend bij overlijden van de verzekerde of bij het normale verstrijken van het contract, of indien die afkoopwaarden worden vereffend in één van de 5 jaren die aan het normale verstrijken van het contract voorafgaan, voor zover die kapitalen en afkoopwaarden niet dienen voor de wedersamenstelling of het waarborgen van een hypothecaire lening. Hierin zijn eveneens begrepen de kapitalen en afkoopwaarden die worden toegekend aan een werknemer of aan een niet in artikel 195, 1, bedoelde bedrijfsleider en die voortvloeien uit een individuele aanvullende pensioentoezegging wanneer: voor die werknemer gedurende de looptijd van die individuele aanvullende pensioentoezegging in de onder- 20 Larcier Thema Wetboeken Notariaat (Aanvulling 1 oktober 2015) Larcier

Rechterlijke beschermingsmaatregelen - bewindvoering. Wet van 17 maart2013

Rechterlijke beschermingsmaatregelen - bewindvoering. Wet van 17 maart2013 Wet van 17 maart2013 tot hervormingvan de regelingen inzakeonbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strooktmet de menselijkewaardigheid(bs 14 juni2013) Wanneer Wie Hoe Gevolgen

Nadere informatie

Artikel 1240 van het Gerechtelijk Wetboek

Artikel 1240 van het Gerechtelijk Wetboek BIJLAGE 7 bij het koninklijk besluit van 31 augustus 2014 tot vaststelling van de inhoud en de vorm van modellen van verslagen, van vereenvoudigde boekhouding en van verzoekschrift ter uitvoering van de

Nadere informatie

Vertegenwoordiging Bij vertegenwoordiging zal de bewindvoerder - al dan niet in overleg zelf de beslissingen nemen voor de beschermde persoon.

Vertegenwoordiging Bij vertegenwoordiging zal de bewindvoerder - al dan niet in overleg zelf de beslissingen nemen voor de beschermde persoon. Beschermmaatregelen 1. Het begrip bewind rechterlijke beschermingsmaatregel voor elke meerderjarige onbekwame persoon wegens zijn gezondheidstoestand - al dan niet tijdelijk - niet in staat om geheel of

Nadere informatie

Tel.: 011/ Vrederechter Hasselt kanton 1 / 2 Fax: 011/ Naam:.. Voornaam:... Beroep: Adres:... Tel.:...GSM.:... .:...

Tel.: 011/ Vrederechter Hasselt kanton 1 / 2 Fax: 011/ Naam:.. Voornaam:... Beroep: Adres:... Tel.:...GSM.:...  .:... VERZOEKSCHRIFT AANSTELLING BEWINDVOERING VREDEGERECHTEN HASSELT Parklaan 25 bus 7 3500 HASSELT Tel.: 011/37.44.05 Vrederechter Hasselt kanton 1 / 2 Fax: 011/37.44.62 De verzoekende partij: Naam:... Voornaam:...

Nadere informatie

OPLEIDING BEWINDVOERDERS MACHTIGINGEN. Walter Niewold Vrederechter Hasselt I

OPLEIDING BEWINDVOERDERS MACHTIGINGEN. Walter Niewold Vrederechter Hasselt I OPLEIDING BEWINDVOERDERS MACHTIGINGEN Walter Niewold Vrederechter Hasselt I WET 17 MAART 2013 TOT HERVORMING VAN DE REGELINGEN INZAKE ONBEKWAAMHEID EN TOT INSTELLING VAN EEN NIEUWE BESCHERMINGSSTATUS DIE

Nadere informatie

Wet van 10 mei 2007 betreffende de transseksualiteit

Wet van 10 mei 2007 betreffende de transseksualiteit Wet van 10 mei 2007 betreffende de transseksualiteit (BS 11 juli 2007) Hoofdstuk I Algemene bepaling Artikel 1 Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. Hoofdstuk Il

Nadere informatie

Bewind. 1. Het begrip bewind

Bewind. 1. Het begrip bewind Bewind De bedoeling van deze tekst is een kort overzicht te geven van enkele belangrijke elementen aan diegenen die een bewindvoering willen vragen en hen op bondige wijze wegwijs te maken in de daarvoor

Nadere informatie

30 DECEMBER 1961. - Wet tot invoering van de Nederlandse tekst van het burgerlijk wetboek.

30 DECEMBER 1961. - Wet tot invoering van de Nederlandse tekst van het burgerlijk wetboek. 30 DECEMBER 1961. - Wet tot invoering van de Nederlandse tekst van het burgerlijk wetboek. Publicatie : 18-05-1962 Inwerkingtreding : 28-05-1962 Dossiernummer : 1961-12-30/31 HOOFDSTUK VI : WEDERZIJDSE

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1 Inleidende bepaling. Artikel 1. HOOFDSTUK 2 Wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 2

HOOFDSTUK 1 Inleidende bepaling. Artikel 1. HOOFDSTUK 2 Wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 2 25 JUNI 2017. - Wet tot hervorming van regelingen inzake transgenders wat de vermelding van een aanpassing van de registratie van het geslacht in de akten van de burgerlijke stand en de gevolgen hiervan

Nadere informatie

VERZOEKSCHRIFT TOT RECHTERLIJKE BESCHERMING VAN EEN ONBEKWAME

VERZOEKSCHRIFT TOT RECHTERLIJKE BESCHERMING VAN EEN ONBEKWAME VERZOEKSCHRIFT TOT RECHTERLIJKE BESCHERMING VAN EEN ONBEKWAME Artikel 1240 van het Gerechtelijk Wetboek Aan de vrederechter van het kanton.. persoon duurzaam verblijft) (kanton van de plaats waar de te

Nadere informatie

Behalve de vermeldingen in artikel 43 voorgeschreven, bevat het beslagexploot op straffe van nietigheid:

Behalve de vermeldingen in artikel 43 voorgeschreven, bevat het beslagexploot op straffe van nietigheid: Uittreksel Gerechtelijk Wetboek-beslag Art. 1386 Vonnissen en akten kunnen alleen ten uitvoer worden gelegd op overlegging van de uitgifte of van de minuut, voorzien van het formulier van tenuitvoerlegging

Nadere informatie

Vredegerechten arrondissement Limburg V. BEWINDVOERING

Vredegerechten arrondissement Limburg V. BEWINDVOERING Vredegerechten arrondissement Limburg V. BEWINDVOERING V. Bewindvoering (wet 17 maart 2013) 1. Het begrip bewind Dit is een rechterlijke beschermingsmaatregel voor elke meerderjarige onbekwame persoon

Nadere informatie

Auteur. Elfri De Neve. Onderwerp. Voorlopig bewind. Copyright and disclaimer

Auteur. Elfri De Neve.  Onderwerp. Voorlopig bewind. Copyright and disclaimer Auteur Elfri De Neve www.elfri.be Onderwerp Voorlopig bewind Copyright and disclaimer Gelieve er nota van te nemen dat de inhoud van dit document onderworpen kan zijn aan rechten van intellectuele eigendom,

Nadere informatie

Reglement voor de werking van de adviescomités

Reglement voor de werking van de adviescomités NATIONALE KAMER VAN NOTARISSEN Reglement voor de werking van de adviescomités Tekst aangenomen door de algemene vergadering van de Nationale Kamer van notarissen van 24 april 2001, gewijzigd door de algemene

Nadere informatie

HOOFDSTUK XI. Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en scheiding van goederen

HOOFDSTUK XI. Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en scheiding van goederen GERECHTELIJK WETBOEK - Deel IV : BURGERLIJKE RECHTSPLEGING. HOOFDSTUK XI. Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en scheiding van goederen Afdeling II. Echtscheiding door onderlinge toestemming. Art.

Nadere informatie

INHOUDSTAFEL. Voorwoord 5 Inhoudstafel 7 Korte inleiding 12

INHOUDSTAFEL. Voorwoord 5 Inhoudstafel 7 Korte inleiding 12 INHOUDSTAFEL Voorwoord 5 Inhoudstafel 7 Korte inleiding 12 1. Waarom een wet voor meerderjarige onbekwamen? 15 2. Wat verstaat men onder onbekwamen? 20 2.1. Enkel voor meerderjarigen 21 2.2. De meerderjarige

Nadere informatie

CIVIELE CODE TITEL X. - MINDERJARIGHEID, VOOGDIJ EN ONTVOOGDING. HOOFDSTUK I. - MINDERJARIGHEID.

CIVIELE CODE TITEL X. - MINDERJARIGHEID, VOOGDIJ EN ONTVOOGDING. HOOFDSTUK I. - MINDERJARIGHEID. CIVIELE CODE TITEL X. - MINDERJARIGHEID, VOOGDIJ EN ONTVOOGDING. HOOFDSTUK I. - MINDERJARIGHEID. Art. 388. De minderjarige is de persoon van het mannelijke of vrouwelijke geslacht die de volle leeftijd

Nadere informatie

Wet van 18.07.1991- Bescherming van de goederen van de meerderjarige onbekwamen

Wet van 18.07.1991- Bescherming van de goederen van de meerderjarige onbekwamen Wet van 18.07.1991- Bescherming van de goederen van de meerderjarige onbekwamen VERZOEKSCHRIFT TOT AANSTELLING VAN EEN VOORLOPIGE BEWINDVOERDER - ART. 488 bis b) B.W. 1034bis Ger.W. (in zoveel exemplaren

Nadere informatie

VERZOEKSCHRIFT TOT RECHTERLIJKE BESCHERMING

VERZOEKSCHRIFT TOT RECHTERLIJKE BESCHERMING VERZOEKSCHRIFT TOT RECHTERLIJKE BESCHERMING Artikel 1240 Ger.W. 1. Aan de vrederechter van het kanton. 2. Verzoekende partij: Naam en voornaam:... Geboorteplaats en datum:... Beroep:... Woonplaats:...

Nadere informatie

Aan de vrederechter van

Aan de vrederechter van Ingeschreven op :.../.../20... onder nummer :.../B/... De griffier Aan de vrederechter van Geachte vrederechter Betreft : Verzoek tot het organiseren van een rechterlijke beschermingsmaatregel (artikel

Nadere informatie

Juridische bescherming van de goederen en de persoon. Martine De Moor Kenniscentrum persoonsgerichte bewindvoering Ieper/22 november 2017

Juridische bescherming van de goederen en de persoon. Martine De Moor Kenniscentrum persoonsgerichte bewindvoering Ieper/22 november 2017 Juridische bescherming van de goederen en de persoon Martine De Moor Kenniscentrum persoonsgerichte bewindvoering Ieper/22 november 2017 Waarom beschermen? Meerderjarig persoon Wegens gezondheidstoestand

Nadere informatie

10 MEI 2007. - Wet betreffende de transseksualiteit

10 MEI 2007. - Wet betreffende de transseksualiteit FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE 10 MEI 2007. - Wet betreffende de transseksualiteit Bron: http://www.ejustice.just.fgov.be/doc/rech_n.htm nummer document: 2007009570 ALBERT II, Koning der Belgen, Aan

Nadere informatie

Mter. Toon VANCOILLIE Mter. Karen VERHOLLEMAN

Mter. Toon VANCOILLIE Mter. Karen VERHOLLEMAN Mter. Toon VANCOILLIE Mter. Karen VERHOLLEMAN 3 beschermingsstatuten: Verlengde minderjarigheid ouderlijk gezag of voogdij Voorlopig bewindvoering Gerechtelijke onbekwaamverklaringen! Enkel vermogensbeheer

Nadere informatie

Titel. Inhoudstafel Tekst Begin

Titel. Inhoudstafel Tekst Begin J U S T E L - Geconsolideerde wetgeving Einde Eerste woord Laatste woord Aanhef Inhoudstafel Franstalige versie Raad van State belgiëlex. be - Kruispuntbank Wetgeving Titel 9 MAART 2001. - Koninklijk besluit

Nadere informatie

SAMENWONING RELEVANTE ARTIKELS UIT HET BELGISCH BURGERLIJK WETBOEK

SAMENWONING RELEVANTE ARTIKELS UIT HET BELGISCH BURGERLIJK WETBOEK WETTELIJKE SAMENWONING RELEVANTE ARTIKELS UIT HET BELGISCH BURGERLIJK WETBOEK BOEK III TITEL Vbis WETTELIJKE SAMENWONING Artikel 1475 Onder wettelijke samenwoning wordt verstaan de toestand van samenleven

Nadere informatie

VOORNAAM: GEBOORTEPLAATS EN DATUM:. RIJKSREGISTERNUMMER:. BEROEP:. ADRES:. TELEFOON:

VOORNAAM: GEBOORTEPLAATS EN DATUM:. RIJKSREGISTERNUMMER:. BEROEP:. ADRES:. TELEFOON: VERZOEKSCHRIFT TOT RECHTERLIJKE BESCHERMING in toepassing van de wet van 17 maart 2013 inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsmaatregel die strookt met de menselijke waardigheid.

Nadere informatie

OMSTANDIGE GENEESKUNDIGE VERKLARING 1 - Artikel 1240 Ger. W. tot instelling van een

OMSTANDIGE GENEESKUNDIGE VERKLARING 1 - Artikel 1240 Ger. W. tot instelling van een OMSTANDIGE GENEESKUNDIGE VERKLARING 1 - Artikel 1240 Ger. W. tot instelling van een beschermingsmaatregel Ondergetekende Mevrouw/ De Heer... Geneesheer, waarvan het kabinet gevestigd is te... tel...gsm.:...e.mail:...

Nadere informatie

VERZOEKSCHRIFT TOT RECHTERLIJKE BESCHERMING - Artikel 1240 Ger.W. 1

VERZOEKSCHRIFT TOT RECHTERLIJKE BESCHERMING - Artikel 1240 Ger.W. 1 VERZOEKSCHRIFT TOT RECHTERLIJKE BESCHERMING - Artikel 1240 Ger.W. 1 1. Aan de vrederechter van het kanton. 2. Verzoekende partij: naam en voornaam:... rijksregisternummer : geboorteplaats en datum:...

Nadere informatie

OMSTANDIGE GENEESKUNDIGE VERKLARING Art 1241 BW TOT INSTELING VAN EEN GERECHTELIJKE BESCHERMINGSMAATREGEL

OMSTANDIGE GENEESKUNDIGE VERKLARING Art 1241 BW TOT INSTELING VAN EEN GERECHTELIJKE BESCHERMINGSMAATREGEL VREDEGERECHTEN HASSELT Parklaan 25 bus 7 3500 HASSELT Tel.: 011/37.44.05 Fax: 011/37.44.62 Vrederechter van het eerste/tweede kanton Hasselt OMSTANDIGE GENEESKUNDIGE VERKLARING Art 1241 BW TOT INSTELING

Nadere informatie

Wetgeving van het nieuwe beschermingsstatuut

Wetgeving van het nieuwe beschermingsstatuut Wetgeving van het nieuwe beschermingsstatuut Wet van 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke

Nadere informatie

Titel XI. Meerderjarigheid en beschermde personen

Titel XI. Meerderjarigheid en beschermde personen Wet van 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid (BS 14 juni 2013) Titel XI. Meerderjarigheid

Nadere informatie

DEEL 1. ALGEMENE SITUERING VAN HET VOORLOPIG BEWIND 1. Hoofdstuk 1. Waarom voorlopig bewind? 5 1. Preventief 5 2. Curatief 6

DEEL 1. ALGEMENE SITUERING VAN HET VOORLOPIG BEWIND 1. Hoofdstuk 1. Waarom voorlopig bewind? 5 1. Preventief 5 2. Curatief 6 INHOUDSTAFEL DEEL 1. ALGEMENE SITUERING VAN HET VOORLOPIG BEWIND 1 Waarom voorlopig bewind? 5 1. Preventief 5 2. Curatief 6 Voorlopig bewind vergeleken met enkele andere mogelijke oplossingen 9 1. Aflijning

Nadere informatie

VERZOEKSCHRIFT TOT RECHTERLIJKE BESCHERMING VAN EEN ONBEKWAME

VERZOEKSCHRIFT TOT RECHTERLIJKE BESCHERMING VAN EEN ONBEKWAME VERZOEKSCHRIFT TOT RECHTERLIJKE BESCHERMING VAN EEN ONBEKWAME Artikel 1240 van het Gerechtelijk Wetboek Aan de vrederechter van het kanton Landen-Zoutleeuw De verzoekende partij/en: Naam en voornaam: Rijksregisternummer:

Nadere informatie

Geconsolideerde tekst. Lijst der wijzigende teksten :

Geconsolideerde tekst. Lijst der wijzigende teksten : Koninklijk besluit van 15 juli 1956 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling administratie van de Raad van State, in geval van beroep als bedoeld bij artikel [76bis] (K.B. 16 september 1982,

Nadere informatie

NIEUWSFLASH 6. v.u. Nadia Dekoning, A. Rodenbachstraat 20, 9470 Denderleeuw oktober 2015 IK WIL IK KAN IK MAG

NIEUWSFLASH 6. v.u. Nadia Dekoning, A. Rodenbachstraat 20, 9470 Denderleeuw oktober 2015 IK WIL IK KAN IK MAG NIEUWSFLASH 6 v.u. Nadia Dekoning, A. Rodenbachstraat 20, 9470 Denderleeuw oktober 2015 IK WIL IK KAN IK MAG Het nieuw rechterlijk beschermingsstatuut wilsonbekwamen 1 jaar later De teneur is vertrek van

Nadere informatie

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 29; Advies nr 45/2014 van 21 mei 2014

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 29; Advies nr 45/2014 van 21 mei 2014 1/10 Advies nr 45/2014 van 21 mei 2014 Betreft: Adviesaanvraag met betrekking tot het ontwerp van koninklijk besluit houdende vaststelling van de regels inzake oprichting, beheer en raadpleging van het

Nadere informatie

Voorlopige bewindvoering. Tim Wuyts Vrijwillig wetenschappelijk medewerker KULeuven Justitiemedewerker Kamerfractie CD&V

Voorlopige bewindvoering. Tim Wuyts Vrijwillig wetenschappelijk medewerker KULeuven Justitiemedewerker Kamerfractie CD&V Voorlopige bewindvoering Tim Wuyts Vrijwillig wetenschappelijk medewerker KULeuven Justitiemedewerker Kamerfractie CD&V Inleiding Structuur 1. Toepassingsgebied 2. Inrichting van het beheer 3. Werking

Nadere informatie

VERZOEKSCHRIFT TOT RECHTERLIJKE BESCHERMING - Artikel 488/2 B.W.(verkwisters) Ger.W.

VERZOEKSCHRIFT TOT RECHTERLIJKE BESCHERMING - Artikel 488/2 B.W.(verkwisters) Ger.W. VERZOEKSCHRIFT TOT RECHTERLIJKE BESCHERMING - Artikel 488/2 B.W.(verkwisters) - 1240 Ger.W. 1. Aan de vrederechter van het kanton. 2. Verzoekende partij 1 : Naam en voornaam:... Geboorteplaats en datum:...

Nadere informatie

VERZOEKSCHRIFT TOT RECHTERLIJKE BESCHERMING - Artikel 1240 Ger.W. 1

VERZOEKSCHRIFT TOT RECHTERLIJKE BESCHERMING - Artikel 1240 Ger.W. 1 VERZOEKSCHRIFT TOT RECHTERLIJKE BESCHERMING - Artikel 1240 Ger.W. 1 1. Aan de vrederechter van het kanton. 2. Verzoekende partij: naam en voornaam:... geboorteplaats en datum:... beroep:... adres:.. telefoon/gsm-nummer.

Nadere informatie

DE ORGANISATIE EN DE WERKING VAN HET BEWIND. Beatrijs Mevesen Vrederechter van het Kanton Neerpelt-Lommel.

DE ORGANISATIE EN DE WERKING VAN HET BEWIND. Beatrijs Mevesen Vrederechter van het Kanton Neerpelt-Lommel. DE ORGANISATIE EN DE WERKING VAN HET BEWIND. Beatrijs Mevesen Vrederechter van het Kanton Neerpelt-Lommel. Hoofdstuk I. Situering. De wet van 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid

Nadere informatie

II. BURGERLIJK RECHT

II. BURGERLIJK RECHT II. BURGERLIJK RECHT A. Burgerlijk Wetboek Wet 21 maart 1804 p. 122 II. BURGERLIJK RECHT A. Burgerlijk Wetboek p. 102 Wet 21 maart 1804 Art. 205bis volledig vervangen }1[Art. 205bis. 1. De nalatenschap

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 143 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Nadere informatie

De belangrijkste nieuwigheden die deze hervorming met zich meebrengt zijn de volgende :

De belangrijkste nieuwigheden die deze hervorming met zich meebrengt zijn de volgende : I.T. 111 JURIDISCHE STATUUT VAN DE PERSOON Inhoud I.T. 111 JURIDISCHE STATUUT VAN DE PERSOON... 1 Inleiding... 1 Doel van de informatie... 2 Samenstelling... 2 Structuren... 2 Controles... 3 Opmerking

Nadere informatie

HET GLOBAAL BESCHERMINGSSTATUUT

HET GLOBAAL BESCHERMINGSSTATUUT HET GLOBAAL BESCHERMINGSSTATUUT Beatrijs Mevesen Vrederechter Kanton Neerpelt- Lommel. Wet van 17 maart 2013 Wet tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus

Nadere informatie

Rolnummer 5606. Arrest nr. 43/2014 van 13 maart 2014 A R R E S T

Rolnummer 5606. Arrest nr. 43/2014 van 13 maart 2014 A R R E S T Rolnummer 5606 Arrest nr. 43/2014 van 13 maart 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 1022, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek (vóór de wijziging ervan bij de wet van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1976-1977 14167 Wijziging in het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, strekkende tot invoering ten behoeve van minderjarige moeders

Nadere informatie

VERZOEKSCHRIFT TOT RECHTERLIJKE BESCHERMING - Artikel 1240 Ger.W. 1

VERZOEKSCHRIFT TOT RECHTERLIJKE BESCHERMING - Artikel 1240 Ger.W. 1 VERZOEKSCHRIFT TOT RECHTERLIJKE BESCHERMING - Artikel 1240 Ger.W. 1 1. Aan de vrederechter van het kanton. 2. Verzoekende partij: Naam en voornaam:... Geboorteplaats en datum:... Beroep:... Woonplaats:...

Nadere informatie

==================================================================== Artikel 1

==================================================================== Artikel 1 Intitulé : LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van enkele artikelen van het Wetboek van Strafvordering van Aruba (AB 1996 no. 75) inzake de verlening van toevoegingen in strafzaken

Nadere informatie

HOOFDSTUK XI. Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en scheiding van goederen

HOOFDSTUK XI. Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en scheiding van goederen GERECHTELIJK WETBOEK - Deel IV : BURGERLIJKE RECHTSPLEGING. HOOFDSTUK XI. Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en scheiding van goederen Afdeling I. De echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting

Nadere informatie

De nieuwe wet bestaat uit een gerechtelijk en een buitengerechtelijk luik.

De nieuwe wet bestaat uit een gerechtelijk en een buitengerechtelijk luik. Nieuwe wetgeving inzake bewindvoering is sinds 1/9/2014 van kracht. Deze wet vervangt de wet op de onbekwaamheid, de gerechtelijk raadsman, het voorlopig bewind en de verlengde minderjarigheid. Deze laatste

Nadere informatie

CONTROLE OP DE VERKIEZINGSUITGAVEN EN DE BOEKHOUDING VAN DE POLITIEKE PARTIJEN. Huishoudelijk reglement van de commissie 1

CONTROLE OP DE VERKIEZINGSUITGAVEN EN DE BOEKHOUDING VAN DE POLITIEKE PARTIJEN. Huishoudelijk reglement van de commissie 1 CONTROLE OP DE VERKIEZINGSUITGAVEN EN DE BOEKHOUDING VAN DE POLITIEKE PARTIJEN Huishoudelijk reglement van de commissie 1 TITEL I UITOEFENING VAN DE BEVOEGDHEDEN MET BETREKKING TOT DE CONTROLE OP DE VERKIEZINGSUITGAVEN

Nadere informatie

Het nieuwe beschermstatuut

Het nieuwe beschermstatuut Het nieuwe beschermstatuut gebaseerd op Studienamiddag (On)bekwaamheid, Een eerste doorlichting van de nieuwe wet 30/01/2014 Vormingscentrum Guislain Oude bestaande wetgeving Statuut Persoon Goederen Flexibel

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 JANUARI 2006 C.04.0201.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.04.0201.N V. A., Mr. Cécile Draps, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen D. P. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep

Nadere informatie

Inleiding bij de Bibliotheek Burgerlijk Recht Larcier...

Inleiding bij de Bibliotheek Burgerlijk Recht Larcier... iii Inhoudstafel Inleiding bij de Bibliotheek Burgerlijk Recht Larcier............. i Inleiding............................................... 1 1. Algemeen......................................... 1 2.

Nadere informatie

PROCEDUREREGLEMENT VAN HET VLAAMS DOPINGTRIBUNAAL (Goedgekeurd door de Raad van Bestuur van Vlaams Dopingtribunaal vzw 03.12.09)

PROCEDUREREGLEMENT VAN HET VLAAMS DOPINGTRIBUNAAL (Goedgekeurd door de Raad van Bestuur van Vlaams Dopingtribunaal vzw 03.12.09) Artikel 1. PROCEDUREREGLEMENT VAN HET VLAAMS DOPINGTRIBUNAAL (Goedgekeurd door de Raad van Bestuur van Vlaams Dopingtribunaal vzw 03.12.09) Titel I. De instellingen. Er bestaat een Disciplinaire Commissie

Nadere informatie

Hof van Cassatie LIBERCAS

Hof van Cassatie LIBERCAS Hof van Cassatie LIBERCAS 5-2018 AFSTAND (RECHTSPLEGING) ALGEMEEN Algemeen - Afstand van geding - Afstand doende partij - Veroordeling in de kosten - Rechtsplegingsvergoeding - Toepassing Algemeen - Afstand

Nadere informatie

De gedwongen opname Overzicht

De gedwongen opname Overzicht De gedwongen opname Overzicht Wetgeving Procedures Termijnen Randmodaliteiten Cijfers Vragen De gedwongen opname Collocatie Wetgeving Wet van 26/06/1990 (publicatie BS 27/07/1990) Wet betreffende de bescherming

Nadere informatie

MENTORSCHAP TEN BEHOEVE VAN MEERDERJARIGEN ARTIKELEN

MENTORSCHAP TEN BEHOEVE VAN MEERDERJARIGEN ARTIKELEN TITEL 20: MENTORSCHAP TEN BEHOEVE VAN MEERDERJARIGEN ARTIKELEN 450-462 Artikel 450 Indien een meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat

Nadere informatie

VERZOEKSCHRIFT TOT PLAATSING VAN EEN PERSOON ONDER RECHTERLIJKE BESCHERMING

VERZOEKSCHRIFT TOT PLAATSING VAN EEN PERSOON ONDER RECHTERLIJKE BESCHERMING VERZOEKSCHRIFT TOT PLAATSING VAN EEN PERSOON ONDER RECHTERLIJKE BESCHERMING Artikel 1240 van het Gerechtelijk Wetboek Aan de vrederechter van het kanton Landen-Zoutleeuw, op de zetel te Landen/Zoutleeuw*

Nadere informatie

Rolnummer 5952. Arrest nr. 87/2015 van 11 juni 2015 A R R E S T

Rolnummer 5952. Arrest nr. 87/2015 van 11 juni 2015 A R R E S T Rolnummer 5952 Arrest nr. 87/2015 van 11 juni 2015 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 488bis, h), 2, van het Burgerlijk Wetboek, in samenhang gelezen met artikel 488bis, b), 6, van

Nadere informatie

GEMEENTELIJK REGLEMENT GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES

GEMEENTELIJK REGLEMENT GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES GEMEENTELIJK REGLEMENT GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES Zoals goedgekeurd in de gemeenteraad van Hamme van 18 juni 2014. HOOFDSTUK 1: TOEPASSINGSGEBIED... 2 HOOFDSTUK 2: SANCTIES... 2 AFDELING 1:

Nadere informatie

VLAAMS PARLEMENT DEONTOLOGISCHE CODE. van de Vlaamse volksvertegenwoordigers inzake dienstverlening aan de bevolking REGLEMENT VAN ORDE

VLAAMS PARLEMENT DEONTOLOGISCHE CODE. van de Vlaamse volksvertegenwoordigers inzake dienstverlening aan de bevolking REGLEMENT VAN ORDE Stuk 7-B (1998-1999) Nr. 1 VLAAMS PARLEMENT Zitting 1998-1999 17 maart 1999 DEONTOLOGISCHE CODE van de Vlaamse volksvertegenwoordigers inzake dienstverlening aan de bevolking REGLEMENT VAN ORDE van de

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 622 Wet van 13 december 2001 tot uitvoering van de verordening (EG) Nr. 1348/2000 van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 2000 inzake de

Nadere informatie

Ouders en het globaal beschermingsstatuut. 1. 1. Inleiding.

Ouders en het globaal beschermingsstatuut. 1. 1. Inleiding. Ouders en het globaal beschermingsstatuut. 1 1. Inleiding. De wet van 17 maart 2013 inzake het globaal beschermingsstatuut voorziet in een specifieke onderafdeling 2 die van toepassing is op situaties

Nadere informatie

FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE [C 2018/15683] 21 DECEMBER Wet houdende diverse bepalingen betreffende justitie

FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE [C 2018/15683] 21 DECEMBER Wet houdende diverse bepalingen betreffende justitie 106560 BELGISCH STAATSBLAD 31.12.2018 MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE [C 2018/15683] 21 DECEMBER 2018. Wet houdende diverse bepalingen betreffende justitie De Kamers hebben aangenomen

Nadere informatie

Bijlage 7 Regl. v.orde v.h. College van Beroep voor de Examens

Bijlage 7 Regl. v.orde v.h. College van Beroep voor de Examens Bijlage 7 Reglement van Orde van het College van Beroep voor de Examens Regeling ter uitvoering van het bepaalde in artikel 54 van de Structuurregeling van de Radboud Universiteit Nijmegen. HOOFDSTUK 1.

Nadere informatie

BEWINDVOERING. Leerstoel Jules Knapen 2019 Walter Niewold Vrederechter Hasselt I

BEWINDVOERING. Leerstoel Jules Knapen 2019 Walter Niewold Vrederechter Hasselt I BEWINDVOERING Leerstoel Jules Knapen 2019 Walter Niewold Vrederechter Hasselt I WET 17 MAART 2013 TOT HERVORMING VAN DE REGELINGEN INZAKE ONBEKWAAMHEID EN TOT INSTELLING VAN EEN NIEUWE BESCHERMINGSSTATUS

Nadere informatie

26 JUNI 1990. - Wet betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke.

26 JUNI 1990. - Wet betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke. 26 JUNI 1990. - Wet betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 27-07-1990 en tekstbijwerking tot 17-09-1994> HOOFDSTUK I. - Voorafgaande

Nadere informatie

HOOFDSTUK XI. Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en scheiding van goederen

HOOFDSTUK XI. Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en scheiding van goederen GERECHTELIJK WETBOEK - Deel IV : BURGERLIJKE RECHTSPLEGING. HOOFDSTUK XI. Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en scheiding van goederen Afdeling I. De echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 748 Uitvoering van de verordening (EG) Nr. 1348/2000 van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 2000 inzake de betekening en de kennisgeving

Nadere informatie

GERECHTELIJKE BESCHERMING / BEWINDVOERING

GERECHTELIJKE BESCHERMING / BEWINDVOERING GERECHTELIJKE BESCHERMING / BEWINDVOERING -verschil met buitengerechtelijke bescherming -wat -wetsartikel : Artikel 488/1 Burgerlijk Wetboek: De meerderjarige die wegens zijn gezondheidstoestand geheel

Nadere informatie

I.T. 113 BEWINDVOERDER / VOOGD

I.T. 113 BEWINDVOERDER / VOOGD I.T. 113 BEWINDVOERDER / VOOGD Inhoud I.T. 113 BEWINDVOERDER / VOOGD... 1 Inleiding... 2 IT 113 De naam, de voornaam en het adres van de bewindvoerder over de goederen of van de persoon van wie melding

Nadere informatie

Bewindvoering in een notendop

Bewindvoering in een notendop VREDEGERECHT LANDEN-ZOUTLEEUW Bewindvoering in een notendop De bewindvoeringen worden geregeld door de Wet van 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van

Nadere informatie

Gerechtelijk Wetboek

Gerechtelijk Wetboek Bron: Belgische wetgeving - FOD Justitie Gerechtelijk Wetboek HOOFDSTUK Vquater De gerechtelijke stage Art. 259octies. 1. De Koning

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 24 MAART 2011 C.10.0531.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.10.0531.F B. A., Mr. Jacqueline Oosterbosch, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen 1. P. F. en, 2. D. C., Mr. Michel Mahieu, advocaat

Nadere informatie

DE PROCEDURE IN TUCHTZAKEN VAN DE ORDE DER GENEESHEREN

DE PROCEDURE IN TUCHTZAKEN VAN DE ORDE DER GENEESHEREN DE PROCEDURE IN TUCHTZAKEN VAN DE ORDE DER GENEESHEREN Inleiding. Nico Biesmans, Magistraat-assessor Provinciale Raad van Antwerpen Bij de oprichting van de Orde der Geneesheren heeft de wetgever het toezicht

Nadere informatie

21 MEI Koninklijk besluit houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen.

21 MEI Koninklijk besluit houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen. 21 MEI 1965. - Koninklijk besluit houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen. HOOFDSTUK II. - Toezicht Afdeling 1. - Algemene bepaling

Nadere informatie

I.T. 113 BEWINDVOERDER / VOOGD

I.T. 113 BEWINDVOERDER / VOOGD I.T. 113 BEWINDVOERDER / VOOGD Inhoud I.T. 113 BEWINDVOERDER / VOOGD... 1 Inleiding... 2 IT 113 De naam, de voornaam en het adres van de bewindvoerder over de goederen of van de persoon van wie melding

Nadere informatie

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten Bron : Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten (Belgisch Staatsblad,

Nadere informatie

CONTROLE OP DE VERKIEZINGSUITGAVEN EN DE BOEKHOUDING VAN DE POLITIEKE PARTIJEN. Huishoudelijk reglement van de commissie

CONTROLE OP DE VERKIEZINGSUITGAVEN EN DE BOEKHOUDING VAN DE POLITIEKE PARTIJEN. Huishoudelijk reglement van de commissie CONTROLE OP DE VERKIEZINGSUITGAVEN EN DE BOEKHOUDING VAN DE POLITIEKE PARTIJEN Huishoudelijk reglement van de commissie TITEL I UITOEFENING VAN DE BEVOEGDHEDEN MET BETREKKING TOT DE CONTROLE VAN DE VERKIEZINGSUITGAVEN

Nadere informatie

Echtscheiding kan nimmer door onderlinge toestemming plaats hebben.

Echtscheiding kan nimmer door onderlinge toestemming plaats hebben. DERDE AFDELING VAN ECHTSCHEIDING Artikel 260-142 De vordering tot echtscheiding wordt ingesteld bij de kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied de gedaagde op het ogenblik van de indiening van het in artikel

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 116 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Overleveringswet ter implementatie van richtlijn nr. 2016/800/EU van het Europees Parlement

Nadere informatie

KONINKLIJK BESLUIT VAN 12 OKTOBER 2010

KONINKLIJK BESLUIT VAN 12 OKTOBER 2010 KONINKLIJK BESLUIT VAN 12 OKTOBER 2010 TOT UITVOERING VAN ARTIKEL 68, TWEEDE LID, VAN DE WET VAN 6 AUGUSTUS 1990 BETREFFENDE DE ZIEKENFONDSEN EN DE LANDSBONDEN VAN ZIEKENFONDSEN (B.S, 10/11/2010, p. 67751)

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 30 SEPTEMBER 2011 C.10.0619.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.10.0619.F 1. O. P., 2. S. P., Mr. Jacqueline Oosterbosch, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen 1. A. B., 2. F. B., in tegenwoordigheid

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 8 JUNI 2012 C.11.0735.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.11.0735.N BELGISCHE STAAT, minister van Binnenlandse Zaken, Mr. Michel Mahieu, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen A. D. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

WIJ BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

WIJ BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. WET van 11 december 1980, houdende uitvoering van het op 18 maart 1970 te 's- Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de verkrijging van bewijs in het buitenland in burgerlijke en in handelszaken WIJ

Nadere informatie

PROCEDUREREGELING VAN DE KAMER VAN BEROEP VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

PROCEDUREREGELING VAN DE KAMER VAN BEROEP VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART - 45 - Bijlage 4 PROCEDUREREGELING VAN DE KAMER VAN BEROEP VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART Overeenkomstig artikel 45 ter van de Herziene Rijnvaartakte van 17 oktober 1868, zoals laatstelijk

Nadere informatie

Gepubliceerd op : 2013-09-23 FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE

Gepubliceerd op : 2013-09-23 FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE Gepubliceerd op : 2013-09-23 FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE 2 JUNI 2013. - Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de wet van 31 december 1851 met betrekking tot de consulaten en de consulaire

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 28 JANUARI 2016 C.14.0237.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.14.0237.N PROCUREUR-GENERAAL BIJ HET HOF VAN BEROEP TE GENT, met kantoor te 9000 Gent, Savaanstraat 11/101, eiser, tegen V. S., verweerster,

Nadere informatie

ingevolge artikel 14 van de statuten van de vereniging

ingevolge artikel 14 van de statuten van de vereniging REGLEMENT op de tuchtrechtspraak voor de leden van IIA-Nederland ingevolge artikel 14 van de statuten van de vereniging De raad van tucht Artikel 1 1 De raad van tucht is belast met de behandeling van

Nadere informatie

Procedurereglement op de Gemeentelijke administratieve sancties

Procedurereglement op de Gemeentelijke administratieve sancties REGLEMENT Procedurereglement op de Gemeentelijke administratieve sancties Hoofdstuk 1: Toepassingsgebied, vaststellingsmodaliteiten en aangewezen ambtenaar Artikel 1 Artikel 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel

Nadere informatie

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1 DECREET van 15 september 1981, houdende vaststelling van regelen inzake het verlenen van vergunningen voor het uitoefenen van enig bedrijf of beroep (Decreet Vergunningen Bedrijven en Beroepen) (S.B. 1981

Nadere informatie

Reglement van het Veterinair Tuchtcollege

Reglement van het Veterinair Tuchtcollege Reglement van het Veterinair Tuchtcollege Dit reglement geldt in aanvulling op het bepaalde in de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 c.q. in aanvulling op de Wet Dieren (nadat de daarin

Nadere informatie

Werkwijze machtiging verkoop uit de hand 1

Werkwijze machtiging verkoop uit de hand 1 Uittreksel uit Werkwijze machtiging verkoop uit de hand 1 1193ter Ger.W. 1 Tekst goedgekeurd door de vergadering Beroepsmagistraten West-Vlaanderen (vakvergadering insolventie) van 25.01.2019, na overleg

Nadere informatie

Rolnummer 618. Arrest nr. 65/94 van 14 juli 1994 A R R E S T

Rolnummer 618. Arrest nr. 65/94 van 14 juli 1994 A R R E S T Rolnummer 618 Arrest nr. 65/94 van 14 juli 1994 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 335, 3, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de rechtbank van eerste aanleg

Nadere informatie

(B.S., 01/06/1991, p ; iwt. 01/06/1991) Door het coördinatiebureau geconsolideerde tekst, toepasselijk vanaf 01/03/2014

(B.S., 01/06/1991, p ; iwt. 01/06/1991) Door het coördinatiebureau geconsolideerde tekst, toepasselijk vanaf 01/03/2014 KONINKLIJK BESLUIT VAN 2 APRIL 1991 TOT REGELING VAN DE RECHTSPLEGING VOOR DE [AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK] 1 VAN DE RAAD VAN STATE INZAKE [HET BEVEL EN] 2 DE DWANGSOM (B.S., 01/06/1991, p. 12050; iwt.

Nadere informatie

10 OKTOBER 1967. - GERECHTELIJK WETBOEK

10 OKTOBER 1967. - GERECHTELIJK WETBOEK 10 OKTOBER 1967. - GERECHTELIJK WETBOEK - Deel IV : BURGERLIJKE RECHTSPLEGING. (art. 664 tot 1385undecies) hier : art. 1042-1121 (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 12-06-1985 en tekstbijwerking

Nadere informatie

De raad, de werkgeverscommissie, het college van burgemeester en wethouders, en de burgemeester van de gemeente Apeldoorn;

De raad, de werkgeverscommissie, het college van burgemeester en wethouders, en de burgemeester van de gemeente Apeldoorn; VERORDENING BEHANDELING BEZWAARSCHRIFTEN De raad, de werkgeverscommissie, het college van burgemeester en wethouders, en de burgemeester van de gemeente Apeldoorn; ieder voor zoveel het hun bevoegdheden

Nadere informatie

VERZOEKSCHRIFT. Naam:. Voornaam:. Beroep:.. Woonplaats/verblijfplaats: Email :...

VERZOEKSCHRIFT. Naam:. Voornaam:. Beroep:.. Woonplaats/verblijfplaats: Email :... VERZOEKSCHRIFT TOT INSTELING VAN EEN BESCHERMINGSMAATREGEL in toepassing van de wet van 17 maart 2013 inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsmaatregel die strookt met de menselijke

Nadere informatie

CONSULTATIEVERSIE JULI 2014

CONSULTATIEVERSIE JULI 2014 CONSULTATIEVERSIE JULI 2014 WIJZIGING VAN HET BURGERLIJK WETBOEK EN HET WETBOEK VAN BURGERLIJKE RECHTSVORDERING TENEINDE DE AFWIKKELING VAN MASSASCHADE IN EEN COLLECTIEVE ACTIE MOGELIJK TE MAKEN VOORONTWERP

Nadere informatie