Risicoanalyse van geïntroduceerde ganzensoorten in Nederland

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Risicoanalyse van geïntroduceerde ganzensoorten in Nederland"

Transcriptie

1 Informatierapport Risicoanalyse van geïntroduceerde ganzensoorten in Nederland

2

3 Risicoanalyse van geïntroduceerde ganzensoorten in Nederland SOVON-informatierapport 2010/06 Dit rapport is samengesteld door SOVON Vogelonderzoek Nederland in opdracht van het Team Invasieve Exoten, onderdeel van de nieuwe Voedsel- en Waren Autoriteit van het Ministerie van ELI

4 Colofon SOVON Vogelonderzoek Nederland 2011 Dit rapport is samengesteld in opdracht van Team Invasieve Exoten, onderdeel van de nieuwe Voedsel- en Waren Autoriteit van het Ministerie van ELI SOVON Vogelonderzoek Nederland Postbus GA Nijmegen Wijze van citeren: SOVON Vogelonderzoek Nederland Risicoanalyse van geïntroduceerde ganzensoorten in Nederland. SOVONinformatierapport SOVON Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen. Samenstelling: A.J.J. Lemaire en P. Wiersma Foto omslag: Berend Voslamber Niets uit dit rapport mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van SOVON en/of de opdrachtgever. ISSN

5 Risicoanalyse van geïntroduceerde ganzensoorten in Nederland Inhoud Voorwoord 5 Samenvatting 6 1. Inleiding Vraagstelling Definities exoot en geïintroduceerde broedvogel Leeswijzer Methoden Globale aanpak Bronnen Analysemethoden Aantalsontwikkelingen Huidige verspreiding Habitatmodellering Soortbeschrijvingen en biologie Zwaangans (Anser cygnoides) Indische Gans (Anser indicus) Keizergans (Anser canagicus) Sneeuwgans (Anser caerulescens) Ross Gans (Anser rossii) Canadese Gans (Branta canadensis) Magelhaengans (Chloephaga picta) Toendrarietgans (Anser fabalis serrirostris) Kleine Rietgans (Anser brachyrhynchus) Kolgans (Anser albifrons) Dwerggans (Anser erythropus) Bestaande populaties van geïntroduceerde ganzen in Nederland en Europa Populaties van geïntroduceerde ganzen in Nederland Gedomesticeerde Zwaangans Indische Gans Keizergans Sneeuwgans Ross Gans Grote en Kleine Canadese gans Magelhaengans Toendrarietgans Kleine Rietgans Kolgans Dwerggans Overige geïntroduceerde ganzen Populaties van geïntroduceerde ganzen elders in Europa België Duitsland Groot-Brittannië Denemarken Noorwegen Zweden Risico assessment Inleiding Binnenkomst Vestiging en risicovolle gebieden 40 3

6 SOVON-informatierapport 2010/ Gunstige factoren voor vestiging en toename van ganzen in Nederland Habitatmodellering Verwachte populatieontwikke-ling Inleiding Populatiemodellering Impact Ecologische schade Volksgezondheidsrisico s Economische schade Sociale schade Risicobeoordeling Bomford methode ISEIA risicoscore Risico management Preventie Eliminatie Beheer Ingrijpen in de reproductie Vangen en verplaatsen Ingrijpen in de overleving Habitatbeheer Bevorderen van natuurlijke predatie Aanpassen gewaskeuze Overzicht beheersmogelijkheden Conclusies en aanbevelingen Conclusies Aanbevelingen Bronnen 78 Bijlage 1: Broedpaarschattingen voor ganzen in Nederland, met onzekerheidsmarges 4

7 Risicoanalyse van geïntroduceerde ganzensoorten in Nederland Voorwoord SOVON Vogelonderzoek Nederland verzamelt gegevens van alle in het wild in Nederland voorkomende vogelsoorten. Hiertoe behoren ook een aantal ganzensoorten die van oorsprong niet in Nederland voorkomen. In januari 2009 heeft het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) het Team Invasieve Exoten in het leven geroepen. Dit team adviseert LNV over de potentiële schadelijkheid van invasieve exoten in Nederland en over mogelijkheden om dat te voorkomen of te bestrijden. Om meer inzicht te krijgen in de schadelijkheid van geïntroduceerde ganzen heeft dit team SOVON verzocht om een risicoanalyse uit te voeren. De resultaten van deze analyse worden in dit rapport besproken. Dit rapport is samengesteld door A.J.J. Lemaire en P. Wiersma (SOVON). Namens SOVON waren nog verschillende andere personen betrokken bij dit rapport. B. Voslamber bracht zijn uitbereide ervaring als ganzenonderzoeker in. H. Schekkerman voorzag het eerste concept uitgebreid van commentaar en leverde een kritische beschouwing van de gebruikte methodieken. J. Nienhuis, E. van Winden, D. Oomen en D. Zoetebier verzorgden de aanlevering van data, trends en kaarten. R. Kleefstra beantwoordde vragen over habitatgebruik van Kolganzen in de zomer. Voorts hadden een aantal personen van buiten SOVON een belangrijke inbreng in het rapport. T.M. van der Have was contactpersoon namens de opdrachtgever en becommentarieerde eerdere versies van dit rapport. M. Langeraar (RIVM) becommentarieerde de tekst over volksgezondheidsrisico s. R. Lensink van Bureau Waardenburg leverde de basis voor de gebruikte matrixmodellen. P. Eyma van Aviornis International Nederland verstrekte informatie over het houden van ganzen. Rob Hossler van de Delaware Division of Fish and Wildlife heeft waardevolle informatie geleverd over Canadese Ganzen in Noord-Amerika. S. Cooleman was zo vriendelijk zijn scriptie op te sturen over de dispersie en overleving van Canadese Ganzen in Vlaanderen. T. Adriaens van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek gaf informatie over het aantal geïntroduceerde ganzen in Vlaanderen. H. van der Jeugd van het Vogeltrekstation NIOO- KNAW heeft het eindconcept kritisch doorgelezen en van commentaar voorzien. Allen worden bij deze hartelijk bedankt voor hun bijdrage. De foto s in dit rapport werden beschikbaar gesteld door R. Kleefstra, M. Klemann en B. Voslamber. 5

8 SOVON-informatierapport 2010/06 Samenvatting In dit rapport wordt een risicoanalyse uitgevoerd voor een aantal ganzensoorten in Nederland in opdracht van het Team Invasieve Exoten, onderdeel van de nieuwe Voedsel- en Waren Autoriteit van het Ministerie van ELI. De risicoanalyse heeft betrekking op de soorten Grote Canadese Gans, Kolgans, Indische Gans, gedomesticeerde Zwaangans, Sneeuwgans, Toendrarietgans, Dwerggans, Keizergans, Kleine Rietgans, Magelhaengans en Ross Gans. De populaties van deze soorten zijn gedeeltelijk of geheel ontstaan door toedoen van de mens. Soorten die op enigerlei wijze zelf in staat zijn gebleken om Nederland te bereiken, bijvoorbeeld als zeldzame dwaalgast worden in de definitie van TIE niet als exoot beschouwd, ook niet als de soort ten dele geïntroduceerd is. De soorten die wel als exoot worden beschouwd zijn: gedomesticeerde Zwaangans, Indische Gans, Keizergans, Grote Canadese Gans, Magelhaengans. In deze risicoanalyse wordt beschreven wat de ecologische, economische en sociale effecten van deze soorten zijn, hoe de effecten zich zullen ontwikkelen indien de populaties onbeperkt blijven doorgroeien en wat de mogelijkheden zijn om in te grijpen door middel van preventie, eliminatie of beheer. RISICO ASSESSMENT roductiewijze Het voorkomen van de genoemde ganzensoorten berust geheel of ten dele op introductie door de mens. De vogels zijn losgelaten (o.a. voormalige lokvogels voor de jacht) of ontsnapt uit watervogelcollecties. Soms komen ook aangeschoten vogels tot broeden, die normaliter alleen in de winter in Nederland verblijven. Een klein deel van de in Nederland verblijvende geïntroduceerde ganzen is afkomstig uit de omringende landen (Canadese Gans en Sneeuwgans buiten het broedseizoen). Vestiging, verdere verspreiding Van alle genoemde soorten m.u.v. Kleine Rietgans zijn zekere of waarschijnlijke broedgevallen bekend (tabel 4.1). Daarmee is vestiging een feit. De populatie van Grote Canadese Gans groeit behoorlijk snel en is als invasief te beschouwen. Deze soort past zich gemakkelijk aan, stelt weinig eisen aan het habitat en is vrij ongevoelig voor verstoring of de nabijheid van mensen. Indische Gans is in eerste instantie toegenomen, maar de laatste tien jaar stabiel gebleven ( broedparen). Kolgans is toegnomen tot De groeisnelheid neemt af en het geschatte huidige aantal broedparen is lager dan in Verdere verspreiding is echter niet uitgesloten. De overige soorten blijven hangen op zeer lage aantallen. Voor de gedomesticeerde Zwaangans zijn geen betrouwbare gegevens beschikbaar. Toekomstige ontwikkeling Voor Grote Canadese Gans, Kolgans en Indische Gans is de mogelijke toekomstige ontwikkeling in beeld gebracht door middel van een populatiemodel en een habitatgeschikheidsmodel. Een populatiemodel geeft inzicht in de te verwachten groeisnelheid. Op basis van habitatmodellering wordt een beeld geschetst waar geschikt habitat voorhanden is, wat de te verwachten dichtheid is en wat het te verwachten maximale aantal ganzen is. Daarbij is geen rekening gehouden met concurrentie van ganzensoorten onderling. Dit is met name van invloed voor de uiteindelijke aantallen van Grote Canadese Gans en Grauwe Gans die van hetzelfde habitat gebruik maken. Schade Ganzen kunnen schade veroorzaken in natuurgebieden door eutrofiëring van voedselarme wateren, en het intensief begrazen van moerasen oevervegetatie waardoor deze aangetast wordt of verdwijnt. Uit onderzoek blijkt dat er geen schadelijke effecten zijn van ganzen op weidevogels. Onderzoek naar de effecten van ganzen op enkele meer algemene rietvogelsoorten zijn niet eenduidig. Er wordt zowel een positief als een negatief verband gevonden. Uit lokaal onderzoek in de omgeving van Nijmegen blijkt dat Grote Canadese Gans concurreert met Grauwe Gans met betrekking tot broed- en opgroeihabitat. Deze soort lijkt in staat om Grauwe Ganzen lokaal te verdringen. Hybridisering tussen ganzen onderling kan vooral een probleem vormen indien de nakomelingen vruchtbaar zijn. In Nederland vindt er in Noord- Holland hybridisatie plaats tussen Kleine Canadese Gans en Brandgans, waarbij 30-50% van de locale populatie Kleine Canadese Ganzen uit hybriden met Brandgans bestaat. Van de overige mogelijke hybriden komen geen grote aantallen voor in Nederland of elders. Ganzen veroorzaken verder schade aan landbouwgewassen. Omdat de schade aan landbouwgewassen door exoten niet wordt vergoed, is niet bekend hoe groot de precieze schade is die door deze ganzen wordt veroorzaakt. In het buitenland (Groot-Brittannië en Verenigde Staten) zorgen Grote Canadese ganzen voor overlast door vervuiling van parken, golfbanen, bedrijventerreinen en drinkwaterreservoirs. Ganzen en andere watervogels vormen een natuurlijk reservoir voor verschillende pathogenen. Deze kunnen bij de mens onder andere diarree, voedselvergiftiging en zwemmerseczeem veroorzaken. Ganzen kunnen ook drager zijn van psittacose of Papegaaienziekte, maar de directe bijdrage van ganzen aan de daadwerkelijk ziektegevallen bij de mens wordt als zeer gering geschat. Ganzen en andere vogels kunnen een rol 6

9 Risicoanalyse van geïntroduceerde ganzensoorten in Nederland spelen bij de verbreiding het hoogpathogene aviaire influenza (HPAI) virus H5N1. RISICO MANAGEMENT Preventie Preventie bestaat uit het voorkómen dat geïntroduceerde ganzensoorten ontsnappen, uitgezet worden of dat aangeschoten vogels overleven en in de zomer tot broeden komen. Het aantal ontsnapte of losgelaten individuen lijkt op jaarbasis relatief laag, hooguit enkele tientallen. Er worden al preventieve maatregelen toegepast m.b.t. het houden van ganzen. Preventie gaat alleen nieuwe vestigingen tegen indien soorten zich niet op eigen kracht verder kunnen uitbreiden. Voor Kolgans, Indische Gans, Grote en Kleine Canadese Gans is preventie niet zinvol. Eliminatie Eliminatie houdt in dat alle individuen van een soort verwijderd worden. Methoden zijn afschot of vangen en doden van ganzen. Eliminatie is vooral effectief indien er vroeg genoeg wordt ingegrepen, zodat de inspanning in verhouding staat tot de resultaten. Dat betekent dat de populatie nog relatief klein moet zijn en niet al te verspreid moet voorkomen. De populatieomvang is voor de meeste geïntroduceerde ganzensoorten nog laag genoeg om eliminatie mogelijk te maken, met uitzondering van Grote Canadese Gans. Beheren Methoden om ganzenpopulaties te controleren zijn onklaar maken van eieren, afschot, vangen en doden, anticonceptie, natuurlijke predatie en habitatbeheer. In de Verenigde Staten is ook wel vangen en verplaatsen toegepast, maar dit lijkt in Nederland geen geschikte optie. De meest effectieve manieren van populatiebeheer zijn het doden van volwassen broedende dieren en habitatbeheer. Het doden van vogels om aantallen onder controle te houden vergt een voortdurende jaarlijkse inspanning. Het kan een zeer forse inspanning vragen, vooral als de populatie al omvangrijk is en zich in het steile deel van de groeicurve bevindt. Opgroeihabitat vormt de beperkende factor voor de groei van ganzenpopulaties in Nederland. Habitatbeheer, door middel van het ongeschikt of onbereikbaar maken van opgroeihabitat is en meer permanente maatregel om (lokaal) het aantal ganzen te reduceren. Anticonceptie is alleen geschikt voor toepassing op locaties waar vogels gevoerd (kunnen) worden zoals stadsparken. Voordeel is dat de ganzen zelf op het voedsel af komen. Schade aan landbouwgewassen kan eveneens verminderd worden door het aanpassen van de gewaskeuze op schadegevoelige percelen. Het is van belang dat de verspreiding en de aantalontwikkeling van in het wild verblijvende exoten goed wordt meegenomen in monitoringprogramma s. Om in te schatten of een soort zich tot invasieve exoot kan ontwikkelen zijn demografische gegevens van belang. Deze kunnen worden verkregen door middel van (kleur) ringonderzoek en studies naar reproductie. Een goede afschotregistratie is eveneens van belang om toekomstige populatieontwikkelingen goed in te kunnen schatten. Tevens kan dan onderzoek worden uitgevoerd naar de effectiviteit van afschot in Nederland. In de huidige populatiemodellen voor ganzen ontbreekt nog het concurrentieaspect tussen ganzen onderling. Dit geeft een reëlere inschatting van het te verwachten totale aantal ganzen per soort. Het verdient tevens aanbeveling om verschillende scenario s uit te werken voor verschillende vormen van beheer. Landbouwschade door exoten wordt niet systematisch geregistreerd in Nederland. Hetzelfde geldt voor meldingen van overlast. Om de schade te kunnen kwantificeren is verbetering van de schaderegistratie zinvol. Het verdient aanbeveling om te verkennen in hoeverre aantalregulatie door Vossen als vorm van beheer kan bijdragen aan het beperken van schade door ganzen. Het is aanbevelingswaardig om nader te onderzoeken in hoeverre de al bestaande risicomodellen toepasbaar zijn op de Nederlandse situatie. 7

10 SOVON-informatierapport 2010/06 1. Inleiding 1.1 Vraagstelling Nederland wordt in de winter bevolkt door zo n 1,5 miljoen ganzen. Het gaat vooral om arctische broedvogels die in het Nederlandse cultuurlandschap een ruim aanbod aan geschikt voedsel vinden terwijl ze de vele meren en plassen als veilige slaapplaats kunnen gebruiken. Broedende en overzomerende ganzen waren dertig jaar geleden nog uiterst zeldzaam maar inmiddels is dat veranderd. De populaties zomerganzen nemen al toe sinds de jaren tachtig, en in het geval van de Grauwe Gans zelfs al sinds de jaren zestig. De ontwikkeling is echter met name de laatste jaren in het oog springend nu de aantallen bijzonder groot geworden zijn. Van de circa vijftien soorten ganzen die incidenteel tot regelmatig in Nederland broeden zijn er slechts twee die op natuurlijke wijze hun broedgebied naar Nederland hebben uitgebreid namelijk Grauwe Gans en Brandgans. Van de overige soorten berust het voorkomen als broedvogel geheel of gedeeltelijk op introductie door de mens. In de ons omringende landen zijn vergelijkbare trends zichtbaar. Ganzen zijn als herbivore trekvogels in belangrijke mate aangewezen op habitats die momenteel sterk aan veranderingen onderhevig zijn door een opwarmend klimaat en veranderingen in landgebruik. Als herbivoren zijn ganzen niet alleen potentiële schadesoorten in de landbouw, maar kunnen ze ook een grote impact hebben op natuurlijke vegetaties, en deze veranderen. Andere conflicten, bijvoorbeeld met de huidige doelstellingen binnen het natuurbeleid en met het voortbestaan van bedreigde inheemse soorten spelen een potentiële rol. De snelle toename van met name overzomerende ganzen is één van de meest in het oog springende veranderingen in de Nederlandse avifauna en kan potentieel een grote impact hebben. Dit kan onderzocht worden door middel van een risicoanalyse. In dit rapport wordt een risicoanalyse uitgevoerd waarin de ecologische, economische en sociale effecten van geïntroduceerde ganzensoorten worden beschreven, hoe deze effecten zich zullen ontwikkelen indien de populaties onbeperkt blijven doorgroeien en wat de mogelijkheden zijn om in te grijpen door middel van preventie, eliminatie of beheer. De volgende vragen komen aan de orde: 1) Risico-assessment a) Wat zijn de mogelijke introductiewijzen voor de binnenkomst van de exoten in Nederland? b) Hoe waarschijnlijk is het dat de exoten zich permanent vestigen in Nederland en wat zijn c) d) de meest risicovolle gebieden? Hoe zal de huidige populatie van de exoten in Nederland zich in de toekomst ontwikkelen? Hoe omvangrijk is de schade die de exoten in hun huidige verspreidingsgebied toebrengen en welke schade valt er in Nederland te verwachten als deze soorten zich tot invasieve exoot ontwikkelen? 2) Risico-management a) Welke mogelijkheden zijn er om nieuwe introducties van de exoten te voorkomen? b) Welke mogelijkheden zijn er om de reeds in Nederland aanwezige exoten te elimineren? c) Welke mogelijkheden zijn er om de huidige populaties te beheren, zodanig dat verdere verspreiding en schade minimaal zijn? 1.2 Definities exoot en geïintroduceerde broedvogel In dit rapport wordt een onderscheidt gemaakt tussen de begrippen exoot en geintroduceerde broedvogel. In tabel 1.1 is een overzicht te vinden van in Nederland in het wild aangetroffen ganzensoorten. Deze risicoanalyse heeft betrekking op door de mens geïntroduceerde ganzensoorten met uitzondering van Soepgans en Nijlgans en inclusief de Magelhaengans, die strikt genomen geen gans (Anserini) is maar een eend. Definitie Exoot Het begrip exoot verwijst naar een soort die van oorsprong niet in een bepaald gebied voorkomt of dit gebied niet op eigen kracht bereikt heeft, maar er direct of indirect door menselijk handelen (transport, infrastructuur) terecht is gekomen. Invasieve exoten zijn soorten die zich na binnenkomst in een nieuw gebied vestigen en zich vervolgens explosief vermeerderen. Deze kunnen een negatieve invloed hebben op onder andere de populaties van inheemse soorten, waarmee zij concurreren om voedsel en habitat. Bovenstaande definitie wordt gehanteerd door het Ministerie van LNV en wordt eveneens voor dit rapport gehanteerd. Bij deze definitie wordt er geen onderscheid gemaakt naar het voorkomen in verschillende seizoenen - als wintervogel of als broedvogel - zoals bij vogels gebruikelijk is. Een soort, waarvan ooit een wild exemplaar op eigen kracht Nederland heeft bereikt, hetzij in de winter, hetzij in de zomer, wordt volgens bovenstaande definitie niet meer als een exoot beschouwd. De rapportage heeft echter betrekking op een bredere groep van soorten die we in het vervolg zullen 8

11 Risicoanalyse van geïntroduceerde ganzensoorten in Nederland aanduiden als geintroduceerde broedvogels of geintroduceerde ganzen. Definitie Geintroduceerde broedvogel Het begrip geïntroduceerd of uitheems verwijst naar soorten die van nature niet voorkomen in een geografisch bepaald gebied. Hierbij kan een onderscheid gemaakt worden naar het van na ture voorkomen als wintervogel en als broedvogel. Dit begrip verwijst naar een grotere groep ganzen dan alleen exoten. Ganzensoorten zijn onder te verdelen in twee groepen. De eerste groep bestaat uit extoten: uitheemse soorten die van nature niet in Nederland aanwezig waren en door menselijk handelen hier zijn gekomen. Het gaat daarbij om soorten die van oorsprong in Noord-Amerika voorkomen: Grote Canadese Gans, Kleine Canadese Gans, Sneeuwgans, Ross Gans en Keizergans, dan wel uit Azië komen: gedomesticeerde Zwaangans en Indische Gans. Ook wordt onregelmatig de uit Zuid-Amerika afkomstige Magelhaengans broedend in ons land aangetroffen. Het betreft voor het merendeel vogels die afkomstig zijn uit watervogelcollecties of afstammelingen daarvan. Incidenteel kunnen echter exemplaren van enkele van deze soorten op eigen kracht ons land bereiken. Het betreft Sneeuwgans, Ross Gans en enkele ondersoorten van Kleine Canadese Gans. Deze worden dan ook niet als exoot beschouwd. De overige bovengenoemde soorten worden wel als exoot beschouwd. De tweede groep van ganzen kwam hier oorspronkelijk alleen als overwinteraar voor en niet als broedvogel, maar is door introductie tot broeden gekomen. Hun voorkomen als broedvogel is dus niet terug te voeren op spontane natuurlijke areaal uitbreiding, maar op introductie door de mens. Het gaat om: Toendrarietgans, Kleine Rietgans, Dwerggans en Kolgans1. Hun broedgebieden liggen in de taiga s en toendra s 1 Bij Brandgans, die oorspronkelijk alleen als wintervogel voorkwam in Nederland, is er sprake van een natuurlijke uitbreiding van de totale populatie waardoor nieuwe broedgebieden langs de hele trekbaan bezet worden, die voorheen alleen als tussenstop werden gebruikt. Daarnaast zijn er ook vestigingen van Brandgans in Nederland die terug te voeren zijn op ontsnapping uit watervogelcollecties. Deze soort valt buiten de scope van dit rapport. Tabel 1.1. Overzicht van ganzensoorten in Nederland en hun status. De soorten die onderwerp vormen van deze risicoanalyse zijn vet gedrukt. Nijlgans en Magelhaengans zijn taxonomisch geen ganzen maar eenden. Nijlgans is niet betrokken bij deze analyse. Soorten die van nature in Nederland voor kunnen komen, bijvoorbeeld als zeldzame dwaalgast, worden volgens de gehanteerde definitie niet als exoot beschouwd. Soorten waarvan het voorkomen berust op ontsnapping uit gevangenschap zijn aangeduid als geïntroduceerd. Soort Exoot ja/nee Status wintergasten Status broedvogels Herkomst Gedomesticeerde Zwaangans ja Geïntroduceerd Geïntroduceerd Azië Indische Gans ja Geïntroduceerd Geïntroduceerd Azië Keizergans ja Geïntroduceerd Geïntroduceerd Noord-Amerika Sneeuwgans nee Deels inheems/ Geïntroduceerd Geïntroduceerd Noord-Amerika Ross Gans nee Deels inheems/ Geïntroduceerd Geïntroduceerd Noord-Amerika Kleine Canadese Gans nee Deels inheems/ Geïntroduceerd Geïntroduceerd Noord-Amerika Grote Canadese Gans ja Geïntroduceerd Geïntroduceerd Noord-Amerika Magelhaengans ja Geïntroduceerd Geïntroduceerd Zuid-Amerika Nijlgans ja Geïntroduceerd Geïntroduceerd Afrika Roodhalsgans nee Deels inheems/ Geïntroduceerd Geïntroduceerd Siberië, Rusland Toendrarietgans nee Inheems Geïntroduceerd Noord-Rusland, West-Siberië Kleine Rietgans nee Inheems Geïntroduceerd Spitsbergen, IJsland Groenland Dwerggans nee Inheems Geïntroduceerd Arctisch Eurazië Kolgans nee Inheems Geïntroduceerd Noordwest-Rusland tot Oost-Siberië Rotgans nee Inheems n.v.t. Arctisch circumpolair Taigarietgans nee Inheems n.v.t. Scandinavie, Noord-Rusland Brandgans nee Inheems Inheems/ Deels geïntroduceerd Oost-Groenland, Spitsbergen, Arctisch Rusland, Baltische eilanden Soepgans nee Gedomesticeerd Gedomesticeerd Grauwe gans nee Inheems Inheems Europa en Azië 9

12 SOVON-informatierapport 2010/06 van Scandinavië, Rusland, Groenland en Spitsbergen. Het ontstaan van broedpopulaties van deze soorten heeft verschillende bronnen. Het gaat voor een deel om afstammelingen van aangeschoten vogels die in de zomer achterblijven en voor een deel om vogels die net als de soorten in de eerste groep afstammen van vogels die in gevangenschap werden gehouden. Deze soorten zijn conform de gehanteerde definitie niet als exoot te beschouwen. Voor de leesbaarheid van het rapport worden beide groepen ganzen echter aangeduid als geintroduceerde broedvogels of geintroduceerde ganzen. 1.3 Leeswijzer In de algemene inleiding (hoofdstuk 1) worden de vraagstelling en een definitie van exoten kort besproken. In hoofdstuk 2 komt de onderzoeksmethodiek aan bod. In hoofdstuk 3 wordt achtergrondinformatie gegeven over het voorkomen van geïntroduceerde ganzen in hun oorspronkelijke verspreidingsgebied. In hoofdstuk 4 wordt een overzicht gegeven van de bestaande populaties en hun verspreiding van geïntroduceerde ganzen in Nederland, aangevuld met meer specifieke informatie over habitat en voedselkeuze buiten het oorspronkelijk verspreidingsgebied indien voorhanden. Verder geeft dit hoofdstuk beknopte informatie over populaties van exoten in andere Europese landen. Deze informatie vormt de context waarbinnen de twee belangrijkste onderdelen van dit rapport over risico-assessment (hoofdstuk 5) en risico-management (hoofdstuk 6) moeten worden bezien. Bij risico-assessment draait het om de mogelijkheden voor binnenkomst, vestiging en uitbreiding. Daarnaast wordt hier ook een beeld geschetst van de mogelijke schadelijke gevolgen van de aanwezigheid van geïntroduceerde ganzen in Nederland. Het onderdeel risico-management behandelt de potentiële mogelijkheden voor preventie, beheer en eliminatie. De belangrijkste conclusies van deze analyse worden in hoofdstuk 7 op een rij gezet en van aanbevelingen voorzien. 10

13 Risicoanalyse van geïntroduceerde ganzensoorten in Nederland 2. Methoden 2.1. Globale aanpak Onderstaand worden per onderdeel de onderzoeksmethoden toegelicht die gehanteerd zijn om de verschillende vragen te beantwoorden. Risico-assessment Wat zijn de mogelijke introductiewijzen voor de binnenkomst van de geïntroduceerde ganzensoorten in Nederland? Door middel van literatuurstudie is nagegaan hoe de verspreiding in Nederland en andere landen is verlopen. Er is onderzocht vanuit welke gebieden binnen het huidige verspreidingsgebied de soort mogelijk kan binnenkomen en hoe die introductie zou kunnen plaatsvinden. Hoe waarschijnlijk is het dat geïntroduceerde ganzensoorten zich permanent vestigen in Nederland en wat zijn de meest risicovolle gebieden? Aan de hand van literatuur en expert judgement zijn de habitateisen van de verschillende soorten in beeld gebracht. Informatie uit zowel binnen- als buitenland is hiervoor gebruikt. Er is tevens gekeken naar de ontwikkelingen in het buitenland, waar deze soorten zich reeds gevestigd hebben. Met behulp van een habitatmodel zijn ruimtelijke beelden geconstrueerd voor Nederland die een beeld geven van de potentiële verspreiding. Het beeld van het habitatgebruik van Canadese Gans, Kolgans en Indische Gans bleek voldoende specifiek te zijn om ruimtelijke beelden te construeren. Echter: de habitatvoorkeuren van de meeste ganzensoorten overlappen sterk, zodat het eindbeeld bepaald zal worden door de lokale concurrentiekracht ten opzichte van andere ganzensoorten. Het was niet mogelijk om dit concurrentieaspect ook door te vertalen naar de betreffende eindbeelden. Hoe zullen de huidige populaties van geïntroduceerde ganzensoorten in Nederland zich in de toekomst ontwikkelen? De snelheid van een eventuele uitbreiding wordt bepaald door de populatiegroeisnelheid en het dispersievermogen van een soort. Hierin is getracht inzicht te verkrijgen door de groeisnelheden en uitbreidingen in het buitenland en Nederland te analyseren. Met behulp van een populatiemodel is de te verwachten groei gemodelleerd. Ook hier geldt weer dat onderlinge concurrentie tussen verschillende ganzensoorten alsmede predatie van grote invloed zijn op de uiteindelijk te bereiken aantallen. Hoe omvangrijk is de schade die geïntroduceerde ganzensoorten in hun huidige verspreidingsgebied toebrengen en welke schade valt in Nederland te verwachten als deze soorten zich tot invasieve exoten ontwikkelen? Om een goed beeld te krijgen van de omvang van de verschillende vormen van schade die deze soorten toebrengen in hun huidige verspreidingsgebied is relevante literatuur geraadpleegd. De aldus verkregen informatie is gebruikt om de mogelijke schade in de Nederlandse situatie te voorspellen. Er is een risico-assessment uitgevoerd volgens de ISEIAen de Bomfordmethode voor deze soorten in de Nederlands situatie. Risico-management Welke mogelijkheden zijn er om nieuwe introducties van de geïntroduceerde ganzensoorten te voorkomen? Door middel van literatuurstudie zijn de mogelijkheden ter voorkoming van introductie van de verschillende soorten in Nederland geïnventariseerd. Welke mogelijkheden zijn er om de reeds in Nederland aanwezige populaties van geïntroduceerde ganzensoorten te elimineren? Door middel van literatuurstudie zijn de mogelijkheden voor eliminatie van de ganzensoorten in Nederland onderzocht. Ervaringen in andere landen zijn tevens bestudeerd. Welke mogelijkheden zijn er om de huidige populaties van geïntroduceerde ganzensoorten te beheren, zodanig dat verdere verspreiding en schade minimaal zijn? Aan de hand van de opgedane kennis uit de literatuur en de meningen van (buitenlandse) deskundigen is aangegeven welke mogelijkheden er zijn om deze soorten in Nederland te beheren Bronnen Tijdens deze studie zijn verschillende bronnen geraadpleegd. Literatuur is gezocht door het raadplegen van ISI Web of Science, Google Scholar, het bibliotheeksysteem van SOVON en deskundigen. Een belangrijk rapport waaruit geput is vormt het SOVON-rapport Overzomerende ganzen in Nederland: grenzen aan de groei? (van der Jeugd et al. 2006). Dit is als uitgangspunt gebruikt, waarbij de informatie geactualiseerd is op basis van recent onderzoek. De basis voor de analyses in dit 11

14 SOVON-informatierapport 2010/06 Van een aantal soorten zijn de aantallen broedparen in Nederland nog erg laag en is onduidelijk of ze zich duurzaam zullen vestigen. Dit kan het gevolg zijn van concurrentie met veel talrijkere soorten, zoals Grauwe Gans of Grote Canadese Gans die al veel goed habitat bezet houden. Dit betreffen Keizergans, Ross Gans, Magelhaengans, Toendrarietgans, Kleine Rietgans en Dwerggans. In combinatie met een gebrek aan demografische gegevens is het onrealistisch om voor deze soorten populatiemodellen te construeren. Voor een aantal soorten die inmiddels wel een positieve trend lijken te hebben ingezet en waarvoor enige demografische informatie beschikbaar is hebben we populatiemodellen gemaakt met behulp van Leslie-matrices (Caswell 1989). Dit betreffen Grote Canadese Gans, Kolgans, Indische Gans, gedomesticeerde Zwaangans en Sneeuwgans. Een Leslie-matrix is een deterministisch groeimodel van een leeftijd-gestructureerde populatie, dus met verschillende aantallen nakomelingen en overlevingskansen per jaarklasse. Tabel 2.1 laat zien welke informatie is opgenomen in de Leslierapport wordt gevormd door data afkomstig uit de verschillende monitoringprojecten die in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring worden uitgevoerd, aangevuld met specifieke inventarisaties (zie 2.3). 2.3 Analysemethoden Aantalsontwikkelingen Trend en groeisnelheden Voor de berekening van de historische trends van aantallen broedvogels voor de gehele Nederlandse populatie is in eerste instantie gebruik gemaakt van data uit het Broedvogel Monitoring Project (BMP). Het BMP bevatte echter alleen voldoende gegevens voor Canadese Gans en Kolgans. De andere soorten komen niet of zeer sporadisch in het monitoringnetwerk voor. Voor berekening van indexgetallen uit de BMP-gegevens is gebruik gemaakt van het programma TRIM (Pannekoek & van Strien 2001) waarbij ontbrekende tellingen zijn bijgeschat en is gecorrigeerd voor nietrepresentatieve monstering van landschappen en regio s (van Dijk et al. 2010). De trends van Indische Gans en gedomesticeerde Zwaangans zijn berekend met behulp van gegevens uit het LSB-meetnet. Doordat deze soorten niet systematisch worden geteld en aantallen erg laag zijn is correctie voor niet-representatieve monstering achterwege gelaten. Trendschattingen van deze soorten zijn derhalve minder nauwkeurig. Voor alle soorten zijn populatiegroeisnelheden berekend met getallen uit de zomerganzentellingen, uitgevoerd zoals beschreven in en met aanvullende historische data afkomstig uit van der Jeugd et al. (2006). De jaarlijkse groeisnelheden van de verschillende ganzenpopulaties zijn berekend uitgaande van een constante exponentiële groei. Voor alle soorten is de trend voor geheel Nederland berekend. Trends van Grote Canadese Gans en Kolgans op basis van de gegevens uit het BMPproject zijn tevens berekend voor verschillende fysische geografische regio s. Populatiemodellering Voor elke soort is beoordeeld of het mogelijk is om een enigszins betrouwbare trend van de toekomstige ontwikkeling van de Nederlandse populatie te schatten. Hiervoor zijn vrij nauwkeurige demografische gegevens nodig die helaas voor veel soorten niet voorhanden zijn. De belangrijkste parameters in een populatiemodel zijn het aantal nakomelingen per paar en de mortaliteit voor de verschillende jaarklassen. Een meer realistisch model houdt ook rekening met de effecten van dichtheidsafhankelijkheid van overleving en reproductief succes, en van variatie tussen jaren en individuen in het aantal nakomelingen en overleving. Deze informatie moet bij voorkeur afkomstig zijn uit dezelfde gebieden als waarvoor de trend wordt berekend of uit een overeenkomstig gebied elders. Dit is essentieel voor schattingen omdat de demografie sterk beïnvloed wordt door klimaat, predatie, trekgedrag en voedselbeschikbaarheid voor adulten en opgroeiende jongen. De ganzensoorten die we hier behandelen zijn in hun oorspronkelijke verspreidingsgebieden trekvogels terwijl ze in de regio s waar ze geïntroduceerd zijn standvogels zijn. Dit heeft naar verwachting een groot effect op de demografie van deze soorten. Helaas is voor de meeste uitheemse ganzensoorten weinig informatie beschikbaar van buiten hun natuurlijke areaal. Voor soorten zoals Magelhaengans en Keizergans - die van origine niet in Europa of Noord Amerika voorkomen - zijn überhaupt weinig gegevens beschikbaar, ook niet van inheemse populaties. Dit geldt met name voor overlevinggetallen die erg veel tijd en grote inzet vereisen om te meten. Tabel 2.1. Informatie in algemene Leslie-matrix van leeftijd-gestructureerde populatie met k leeftijdscategorieën. 1 e -jaars subadult adult Omschrijving 1Y 1-kY >ky jaarklassen 0 0 f k reproductie, aantal nakomelingen per jaar (f) s 1 s 1-k s k overleving 1 ste -jaars (s 1 ), subadulten (s 1-k ) en adulten (s k ) 12

15 Risicoanalyse van geïntroduceerde ganzensoorten in Nederland matrices voor de ganzen. De overleving van de eerste jaarklasse (s 1 ) is meestal lager, soms veel lager, dan die van oudere vogels (s 1- k, s k ). We laten de 1ste jaarklasse beginnen wanneer de jongen vliegvlug zijn. Over het algemeen broeden kleine ganzensoorten na twee winters voor het eerst (k = 2), middelgrote soorten na drie winters (k = 3) en grote soorten na vier winters (k = 4). Leslie-matrices gaan uit van het vrouwelijke deel van de populatie. In onze modelleringen gelden voor ganzen een geslachtsverhouding van 1:1. Het reproductief succes is gedefinieerd als het aantal vliegvlugge nakomelingen per adult paar. Dit is gelijk aan het de fractie succesvolle broedparen van de totale populatie adulten vermenigvuldigd met het aantal vliegvlugge jongen per succesvol paar. De parameters van de Leslie-matrices van de hier onderzochte ganzensoorten zijn weergegeven in tabel 2.2. Voor de berekeningen hebben we gebruik gemaakt van een Excel werkblad samengesteld door H. Schekkerman (SOVON), gebaseerd op het PopTools add-in toolpack (Hood 2009). Tabel 2.2. Overzicht van parameters gebruikt in Lesliematrices voor de modellering van de populaties uitheemse ganzen. Y is leeftijd in jaren (year: 1Y is 1 jaar oud, is 2 e kalenderjaar), f is reproductief succes (fecundity), hier gedefinieerd als het aantal vliegvlugge jongen per adult paar, en s is overleving (survival, gelijk aan 1-mortaliteit). Bronnen: Cooch et al. 2001, Cramp & Simmons 1978, Ebbinge 1991, Lensink & Van Horssen 2002, Lepage et al. 1998, 1999, 2000, Snow & Perrins 1998, Van der Jeugd et al. 2006). Kolgans 1Y 2Y >2Y f s Indische Gans 1Y 2Y >2Y f s Gedomesticeerde Zwaangans 1Y 2-3Y >3Y f s Grote Canadese Gans 1Y 2-3Y >3Y f s Sneeuwgans 1Y 2-3Y >3Y f s Voor populatiemodellen van Grote Canadese Gans en Kolgans is rekening gehouden met de maximale draagkracht (K) zoals voorspeld uit onze habitatgeschiktheidsanalyses. De populatiegroeifactor (r) die wordt voorspeld uit het matrixmodel wordt gecorrigeerd door r af te laten nemen afhankelijk van de populatiegrootte, tot r= 0 als populatie=k Huidige verspreiding Om de huidige verspreiding van geïntroduceerde ganzen in beeld te brengen is gebruik gemaakt van gegevens uit een landelijke telling in 2009, aangevuld met gegevens uit BMP, LSB en waarneming.nl. Ter vergelijking zijn tevens kaarten gepresenteerd gebaseerd op landelijke tellingen van 2005 (van der Jeugd et al, 2006). Voor die rapportage is gebruik gemaakt van verspreidingsgegevens afkomstig uit het LSB- en BMP-project, gebiedsdekkende tellingen uitgevoerd tijdens het broedseizoen van 2005 en gegevens uit enkele andere bronnen. Wij reproduceren de gegevens uit dat rapport en actualiseren de verspreiding voor de situatie na Onderstaand volgt een korte toelichting per gegevensbron. Telling overzomerende ganzen 2009 In opdracht van het Faunafonds voerden medewerkers van Alterra en SOVON in juli 2009 een speciale inventarisatie uit en bezochten daarbij alle potentiële ganzengebieden. De inventarisatie vond plaats van 13 tot 30 juli Aan de hand van topografische kaarten en lokale kennis werden de potentieel meest geschikte gebieden geselecteerd en bezocht. De nadruk lag op de meer waterrijke delen van het land, maar vochtige weilanden, recreatieplassen op de zandgronden en parken in jul stedelijk gebied werden niet vergeten. Tellingen werden overdag uitgevoerd, wanneer de ganzen voornamelijk op dagrustplaatsen langs wateren verblijven. Vroeg in de ochtend en s avonds zitten ze in juli doorgaans sterk verspreid over hun voedselterreinen in agrarisch gebied, wat het vinden van alle groepen lastig maakt. Tijdens de telling waren nog veel Brandganzen en Canadese Ganzen in de rui en we nemen aan dat er in de telperiode geen grote verplaatsingen van deze soorten plaatsvonden. Ruiende ganzen kunnen niet vliegen en houden zich uit veiligheidsoverwegingen vlakbij water op. De telling werd uitgevoerd in samenwerking met het Centrum voor Landbouw en Milieu (CLM) die de organisatie in de provincie Zuid-Holland verzorgde. Voor het IJsselmeer en het Deltagebied werden de gegevens gebruikt die door de Waterdienst van Rijkswaterstaat tijdens hun maandelijkse watervogeltelling worden verzameld. Het Verdronken Land van Saeftinghe werd geteld door de vaste telgroep. De externe gegevens werden niet altijd met de bovenbeschreven 13

16 SOVON-informatierapport 2010/06 water gelegen zodat predatoren zwemmend kunnen worden ontweken. Over het algemeen bewegen de ganzen zich niet ver van het broedgebied om te ruien omdat hun jongen nog niet kunnen vliegen (bijv. Allen et al. 1995). Niet broeders daarentegen kunnen grotere afstanden afleggen naar geschikte ruigebieden. Zo trekken veel Grauwe Ganzen afkomstig uit Scandinavië en Oost Europa naar de Oostvaardersplassen (Voslamber et al. 1993) en zijn, waarschijnlijk aanzienlijke aantallen, Grote Canadese Ganzen afkomstig uit Duitsland te vinden in ruigebieden in (oostelijk) Nederland (Nienhuis 2006). We verwachten dat de verspreiding van ganzen in juli 2009 een correct beeld geeft van de verspreiding van broedende ganzen op een regionale schaal. niet geteld watervogeltelgebieden Figuur 2.1. Teldekking van de ganzentelling in de julitelling methode verzameld en zijn extra gecontroleerd op eventuele dubbeltellingen. Deze bleken vooral in het zuiden van Zuid-Holland voor te komen. Hier werden dezelfde groepen s ochtends op akkers en overdag in nabijgelegen natuurgebieden geteld. Alle ganzensoorten zijn genoteerd, inclusief exoten. Omdat alle goede ganzengebieden werden bezocht, zullen slechts her en der kleine aantallen op slecht bereikbare of onverwachte plekken gemist zijn. Er is getracht ook een goed beeld te krijgen van verspreiding en aantallen van Nijlgans en Casarca. Gezien hun verspreide voorkomen zullen losse paren en kleine groepjes niet altijd gevonden zijn. Het vermoeden dat de meeste Nijlganzen in deze tijd van het jaar op gezamenlijke ruiplekken verblijven, bleek overigens te kloppen. Getracht is alle geschikte gebieden te tellen, maar het is onvermijdelijk dat er ganzen gemist zijn. Omdat in elk geval alle waterpartijen zijn bezocht, zal bij de meeste soorten de teldekking ruim 90% geweest zijn. Juistheid van het verspreidingsbeeld Vanwege de goede landelijke dekking is er gebruik gemaakt van de zomerganzentelling van juli Echter, doordat ganzen zich na het broedseizoen verzamelen in ruigebieden komt de verspreiding van deze ganzen niet helemaal overeen met de verspreiding tijdens broeden. Voor Grote Canadese Ganzen geldt dat de ruiperiode een maand duurt en vooral plaatsvindt tussen half juni en half juli. Tijdens de rui kunnen de vogels gedurende een aantal weken niet vliegen. Ruigebieden zijn daarom altijd nabij Ganzenpopulaties bestaan niet alleen uit broedende vogels en hun jongen, maar ook uit een contingent niet-broedende vogels. Doordat ganzen pas na minimaal twee jaar geslachtsrijp zijn, en concurreren om voedsel- en nestplaatsen, doen ze tussen het tweede en zesde levensjaar een eerste broedpoging. Voor populaties in de evenwichtsituatie geldt, afhankelijk van de productie en overleving, dat de werkelijke populatie omvang daarom tot twee of meer keer het aantal broedende vogels kan bedragen. Doordat een broedpaar uit twee vogels bestaat kan de werkelijke populatieomvang dan als volgt worden berekend: N totaal = 2 N paren 1 / fractie niet-broedende vogels Het gedeelte rechts van het = teken kan geschat worden aan de hand van cijfers over reproductie, overleving en leeftijdsafhankelijke rekrutering van nieuwe broedvogels. Voor de uitheemse ganzen zijn geen gepubliceerde schattingen voorhanden, maar uitgaande van de lichaamsgrootte en de verhouding tussen de schatting van het aantal broedparen en de schattingen van de totale populaties in de ons omringende landen hebben van der Jeugd et al. (2006) voor de Grote Canadese Gans gebruik gemaakt van een factor 4. Dit betekent dus dat 1 broedpaar overeenkomt met in totaal 4 vogels. Voor de overige ganzensoorten zijn schattingen gemaakt op basis van lichaamsgrootte en taxonomische verwantschap. In 2005 zijn naast broedparen ook de aantallen nietbroedende vogels rondom populaties geteld welke informatie ook is gebruikt voor de schattingen van omrekeningsfactoren. Alle omrekenfactoren staan vermeld in tabel 2.3. Deze factoren zijn vervolgens gebruikt om getelde aantallen broedparen per gebied te vertalen naar een schatting van het totale aantal vogels per populatie, of andersom. Voor 2009 zijn de totaalaantallen broedparen van de verschillende soorten ganzen voor het merendeel geschat gebruikmakend van de omrekenfactoren 14

17 Risicoanalyse van geïntroduceerde ganzensoorten in Nederland Tabel 2.3. Ratio van het totaal aantal individuen in de populatie ten opzichte van het aantal broedparen. Overgenomen uit van der Jeugd et al. (2006) behalve Kleine Rietgans en Magelhaengans welke zijn geschat op basis van lichaamsgrootte en taxonomische verwantschap. Soort Ratio paren/individuen Gedomesticeerde Zwaangans 3.33 Toendrarietgans 5 Kleine Rietgans 4 Kolgans 5 Dwerggans 3.33 Keizergans 3 Sneeuwgans 3.33 Ross Gans 2 Indische Gans 3.5 Grote Canadese Gans 4 Kleine Canadese Gans 2.5 Magelhaengans 3 (tabel 2.3). Echter, in het geval van Grote Canadese Gans en Kolgans is uitgegaan van de trends in de BMP-gegevens omdat die specifiek gericht zijn op het vaststellen van de aantalsontwikkeling in het aantal broedparen en daarom naar verwachting nauwkeurigere schattingen opleveren. Bij deze twee soorten zijn de aantallen broedparen zoals geteld in 2005 geschat voor 2009 op basis van de BMPindexen van 2005 en BMP en LSB Waarnemingen tijdens het broedseizoen geven een nauwkeuriger beeld van de verspreiding maar zijn na 2005 niet landsdekkend verzameld. Broedvogelgegevens worden systematisch verzameld in de LSB- en BMP-projecten van SOVON. Deze monitoringprojecten zijn echter niet landsdekkend maar beogen in eerste plaats het vaststellen van trends in aantallen d.m.v. steekproefsgewijze tellingen. Deze gegevens zijn op zich zelf niet voldoende om de verspreiding van de ganzen weer te geven maar dienen als aanvulling op andere gegevens. Watervogelgegevens Een andere bron van gegevens zijn de watervogeltellingen die door SOVON georganiseerd worden. Deze tellingen zijn echter niet gericht op broedende vogels maar op overwinteraars en doortrekkers en geven daardoor geen juist beeld van de broedvogelverspreiding. Waarneming.nl De openbare gegevensinvoer van de website waarneming.nl biedt potentieel veel aanvullende informatie over broedvogelverspreiding. Deze gegevens moeten echter wel met grote voorzichtigheid worden geïnterpreteerd omdat ze niet systematisch worden verzameld. Hierdoor zullen veel vogels niet opgenomen zijn in het bestand, kunnen er veel dubbeltellingen in aanwezig zijn en missen gegevens over de afwezigheid van vogels. Ook worden aantallen en locatie niet altijd nauwkeurig opgegeven, waardoor dubbeltellingen moeilijk te onderscheiden zijn. Het eerste probleem is grotendeels opgelost door de invoer van individuele waarnemers te bekijken. Wij hebben een selectie gemaakt door de maximum aantallen in een gebied te gebruiken Habitatmodellering De populaties uitheemse ganzen in Nederland groeien snel of hebben de potentie om snel te groeien. Omdat de huidige verspreiding waarschijnlijk een voortvloeisel is uit de locatie(s) van introductie is het onwaarschijnlijk dat hun verspreidingsgebied zich in de toekomst zal blijven beperken tot hun huidige verspreidingsgebied. Als we aannemen dat de ganzen nog niet alle mogelijke geschikte habitats in Nederland hebben bezet kunnen we de mogelijke toekomstige verspreiding beschrijven gebaseerd op habitatkenmerken van de huidige verspreiding. We hebben dit onderzocht met behulp van een statistische classificatie- en regressietechniek om te bepalen welke habitatkenmerken de huidige verspreiding het best verklaren. Vervolgens hebben we de uitkomsten van de analyses gebruikt om te voorspellen welke gebieden in Nederland over de geschikte habitats beschikken. Dit resulteert in kaarten van heel Nederland waar per gebied een voorspelling is gedaan van het aantal per soort. Voor het opstellen van habitatgeschiktheidsmodellen (HSI of habitat suitablility indices) zijn habitatkenmerken gekozen die volgens onze inzichten bepalend zijn voor het voorkomen van de verschillende ganzensoorten (tabel 2.4). Informatie over habitatkenmerken van broed- en foerageergebieden van deze ganzensoorten is verkregen uit van der Jeugd et al. 2006, Conover & Kania 1991, Dieter & Anderson 2009, Hupp et al. 2008, Kleefstra 2009, Laing & Raveling 2003, Randler 2007, Schmutz 2001, Summers & Grieve Informatie over habitatgebruik van uitheemse ganzen is schaars. De inschatting is dat voor de meeste soorten geïntroduceerde ganzen het habitatgebruik overeenkomt met dat van Grauwe Ganzen en Canadese Ganzen, soorten waarvan de meeste informatie beschikbaar is. Daarnaast zijn dichtheden van aantal broedparen Knobbelzwanen in de analyse gebruikt omdat het broedhabitat van deze soort, in ieder geval gedeeltelijk, overeenkomt met die van Grote Canadese Gans en mogelijk ook van de andere twee gemodelleerde soorten, Kolgans en Indische Gans. Relatieve broedvogeldichtheden 15

18 SOVON-informatierapport 2010/06 zijn berekend uit geïnterpoleerde telgegevens uit 250-m-gridcellen afkomstig uit de broedvogelatlas (SOVON 2002). Tabel 2.4. Variabelen gebruikt in analyses van habitatgeschiktheid. Variabele Omschrijving Bron Oppervlakte Oppervlakte telgebied (ha) Topografische kaart 1:10000 Landoppervlakte Oppervlakte land in telgebied (ha) Topografische kaart 1:10000 Groot eiland Telplot wel/niet op groot eiland (Waddeneiland, Tiengemeten) Topografische kaart 1:10000 Oppervlakte eiland Oppervlakte eiland(en) in telplot (ha) (exclusief Groot Eiland) Topografische kaart 1:10000 Landbouwgewassen Aardappels Oppervlakte aardappelteelt (ha) Basisregistratie Percelen 2007 Fruitbomen Oppervlakte fruitbomen (ha) Basisregistratie Percelen 2007 Graszaad Oppervlakte graszaad (ha) Basisregistratie Percelen 2007 Permanent gras Oppervlakte permanent grasland (ha) Basisregistratie Percelen 2007 Tijdelijk gras Oppervlakte tijdelijke grasland (ha) Basisregistratie Percelen 2007 Groenten Oppervlakte groenteteelt (ha) Basisregistratie Percelen 2007 Maïs Oppervlakte maïs (ha) Basisregistratie Percelen 2007 Natuurlijk Oppervlakte natuurlijk terrein (ha) Basisregistratie Percelen 2007 Wintergranen Oppervlakte wintergraan (ha) Basisregistratie Percelen 2007 Zomergranen Oppervlakte zomergraan (ha) Basisregistratie Percelen 2007 Overig Oppervlakte overige gewassen (ha) Basisregistratie Percelen 2007 Habitat hoofdcategorieën Groen Oppervlakte groen (ha) Topografische kaart 1:10000 Blauw Oppervlakte zoet water (ha) Topografische kaart 1:10000 Grijs Oppervlakte bebouwing, infrastructuur (ha) Topografische kaart 1:10000 Afstand zoet water Kleinste afstand tot zoet water (>= 0.2 ha; m) Topografische kaart 1:10000 Moerasbos Oppervlakte loofbos en griend in moerasgebied (ha) Topografische kaart 1:10000 Moeras Oppervlakte moerasgebied (ha) Opgroeigebied Oppervlakte jongen-opgroeigebied (ha) Project zomerganzen 2006 Afstand tot opgroeigebied Ruigte Kortste afstand tot opgroeigebied (>0.2 ha) Oppervlakte overig open begroeid natuurgebied (ha) Ecotopenkaart Vogelbescherming Rietkaart 2006 Riet Oppervlakte rietvegetatie (ha) Gras Oppervlakte grasland (ha) Topografische kaart 1:10000 Weg en spoor Oppervlakte (ha) Basiskaart Bodemgebruik 2000 Vliegveld Oppervlakte (ha) Basiskaart Bodemgebruik 2000 Bebouwing Oppervlakte (ha) Basiskaart Bodemgebruik 2000 Park en plantsoen Oppervlakte (ha) Basiskaart Bodemgebruik 2000 Recreatie Oppervlakte (ha) Basiskaart Bodemgebruik 2000 Glastuinbouw Oppervlakte (ha) Basiskaart Bodemgebruik 2000 Overig agrarisch gebruik Oppervlakte (ha) Basiskaart Bodemgebruik 2000 Bos Oppervlakte (ha) Basiskaart Bodemgebruik 2000 Droog natuurlijk terrein Oppervlakte (ha) Basiskaart Bodemgebruik 2000 Nat natuurlijk terrein Oppervlakte (ha) Basiskaart Bodemgebruik 2000 Binnenwater (incl. IJsselmeer/Markermeer Oppervlakte (ha) Basiskaart Bodemgebruik 2000 Vloei- en/of slibveld Oppervlakte (ha) Basiskaart Bodemgebruik 2000 Zee, Scheldes, Eems, Dollard Oppervlakte (ha) Basiskaart Bodemgebruik 2000 Dichtheid Knobbelzwaan Dichtheid broedparen Knobbelzwaan Broedvogelatlas

19 Risicoanalyse van geïntroduceerde ganzensoorten in Nederland Analyse Voor de analyses is gebruik gemaakt van aantallen per gebied. Door gebiedsoppervlakte als verklarende variabele mee te nemen wordt gecorrigeerd voor de grootte van het telgebied. Hiervoor is gekozen omdat op deze wijze statistische modellen kunnen worden gebruikt uitgaande van een Poisson-kansverdeling. Als wordt uitgegaan van dichtheden (aantallen delen door oppervlakte) is de kansverdeling continu maar niet normaal verdeeld. Een log-transformatie kan in een dergelijk geval soms een oplossing bieden maar met onze data is dat niet het geval omdat lage aantallen sterk zijn oververtegenwoordigd. Vervolgens is geanalyseerd hoe habitatvariabelen zijn gerelateerd met de aantallen. Omdat een groot aantal verklarende variabelen in de analyse is opgenomen zijn regressie-analyses (of meer algemeen, generalized linear models) minder geschikt en hebben we gebruik gemaakt van Regression of Decision Trees oftewel Classificatiebomen. Een van de krachten van Classificatiebomen is dat het een zeer groot aantal onafhankelijke variabelen aankan, ook als variabelen onderling zijn gecorreleerd. Voor de analyses hebben we gebruik gemaakt van het general boosting models pakket gbm (v ; Ridgeway 2010) in de statistiek programeeromgeving R, v (R Development Core Team 2010) en de R-functies samengesteld en vrijgegeven door Elith et al. (2008). Een Classificatieboomanalyse construeert een zeer groot aantal bifurcatie- of beslisregels. Elke regel bestaat uit een classificatieboom die op basis van een subset van onafhankelijke variabelen de responsevariabele in twee zo homogeen mogelijke groepen verdeeld. De best functionerende habitatvariabelen worden uiteindelijk gebruikt om de gegevens op te delen. Meer dan 1000 classificatiebomen worden geschat met telkens 75% willekeurig gekozen datapunten. Dit introduceert stochasticiteit in het model wat de nauwkeurigheid van de uitkomst ten goede komt. Tevens wordt een kruisvalidatie gedaan wat een schatting oplevert van de voorspellende kwaliteit van het uiteindelijke model. Hiertoe wordt de correlatiecoëfficiënt uitgerekend van voorspelde waarden met gemeten waarden in de uitgeselecteerde, en dus min of meer onafhankelijke gegevens. Variabelenselectie Als soorten niet geografisch gelijkmatig zijn verdeeld over Nederland en een bepaalde regio is oververtegenwoordigd dan kan dat ongewenste gevolgen hebben voor de uitkomsten van de analyses. Dit gebeurt als sommige habitatkenmerken op een zelfde manier geografisch zijn verdeeld over Nederland als de ganzen. Stel dat een soort door toeval is geassocieerd met rivieren omdat zij daar is geïntroduceerd, dan zal aanwezigheid van rivieren een invloedrijke voorspeller zijn voor de aanwezigheid van deze soort. Voor gebieden waar geen rivieren in de nabijheid zijn zal een model geen of lage aantallen ganzen voorspellen. Als de associatie tussen rivieren en ganzen echter niet causaal is zal deze voorspelling waarschijnlijk fout zijn. Dit geldt bijvoorbeeld voor de fysischgeografische regio s (FGR) die mogelijk toevallig gecorreleerd zijn met de verspreiding van sommige ganzen. We hebben analyses daarom gedaan zonder de variabele FGR. Om dit effect verder uit te sluiten hebben we analyses uitgevoerd van data afkomstig uit dat deel van Nederland dat het belangrijkste verspreidingsgebied omvat, omdat binnen die begrenzing aan- en afwezigheid met grotere waarschijnlijk berust op habitatkenmerken en niet op locatie van introductie. De selectie van data is gebaseerd op een kernel dichtheidsberekening per km 2 met een invloedsfeer van 5 km. Vervolgens is visueel een dichtheidsgrens bepaald die de belangrijkste verspreidingsgebieden begrensd. Invloed van variabelen in modelschattingen De relatieve grootte van het effect dat een variabele op het aantal ganzen heeft kan in het model worden geschat. De uitkomst van deze procedure bestaat uit de relatieve verbetering die de variabele teweeg brengt in de schatting van het aantal ganzen, geschaald zodat de invloed van alle variabelen gesommeerd gelijk is aan 1. 17

20 SOVON-informatierapport 2010/06 3. Soortbeschrijvingen en biologie Onderstaand volgen soortbeschrijvingen van de soorten in hun oorspronkelijke verspreidingsgebied waarbij aandacht wordt besteed aan herkenning, gelijkende soorten, geografische variatie en de biologie. Als basis zijn del Hoyo et al. (1997) en SOVON (2002) gebruikt. De taxonomische indeling is overgenomen uit del Hoyo, met een opmerking als deze afwijkt van de in Nederland gehanteerde taxonomie conform de Commissie Systematiek Nederlandse Avifauna. Echter, dit rapport betreft het voorkomen van ganzensoorten als exoot. Alle genoemde ganzensoorten hebben in Nederland broedpopulaties die grotendeels afkomstig zijn uit particuliere wildcollecties en zijn mogelijk deels gedomesticeerd. Het landschap en klimaat in Nederland kunnen sterk verschillen van het landschap en klimaat in de oorspronkelijke broedgebieden. Dat heeft invloed op de biologie van de soorten bij hun voorkomen in Nederland. De soort kan eerder of later tot broeden overgaan, legselgrootte, broedduur en demografische parameters kunnen anders zijn en datzelfde geldt voor voedselkeuze of habitatgebruik en mogelijk ook voor gedrag. Deze specifieke informatie die te maken heeft met het voorkomen buiten hun normale verspreidingsgebied is opgenomen in hoofdstuk Zwaangans (Anser cygnoides) Herkenning en gelijkende soorten De soort is cm groot en weegt kg of meer. Deze vrij grote ganzen zijn gemakkelijk herkenbaar door hun kleurenpatroon en de vorm van kop en snavel. Ze hebben een kenmerkende voorhoofdsknobbel aan de snavelbasis. Ze dragen het typische, grauwbruine verenkleed van de grauwe gans, maar de nek is aan de voorkant roomkleurig, evenals de zijden, en aan de achterkant kastanjebruin. Het vrouwtje is iets kleiner met en kortere snavel en hals. Bij juvenielen ontbreekt de witte band rond de snavel en de markering op de flanken. Deze ganzen zijn vrij groot en log, ook in de vlucht. Broedareaal Van zuidelijk centraal Siberië tot Noord-China. Habitat Het habitat is gevarieerd, meestal in de nabijheid van water. De soort komt ook voor in bergachtige gebieden, steppes en uiterwaarden. De Zwaangans broedt in rietmoerassen langs rivieren, op grote graspollen of grazige heuveltjes in moerasgebied, of op grazige plateaus. Het overwinteringshabitat is droger, vaak op kale steppes en ver weg van water. Voedsel Nagenoeg volledig vegetarisch dieet, deels bestaand uit zeggen. Foerageert vaak in droge gebieden. Broedbiologie Begint in mei te broeden, in losse groepen of verspreide paren. Bouwt een ondiep nest op de grond bestaande uit plantenmateriaal. Legt 5-6-(8) eieren. De incubatietijd is 28 dagen. De individuen zijn na 2-3 jaar voortplantingsrijp. Migratie De Zwaangans vertoont trekgedrag en overwintert in Oost-China, vroeger ook in Korea en Japan. 3.2 Indische Gans (Anser indicus) Herkenning De soort is cm groot en weegt 2-3 kg. Opvallende tekening die met geen enkele andere soort te verwarren is. Beide seksen hebben een identiek verenkleed. Juvenielen hebben een licht grijze kop en nek met een donderbruine lijn door de ogen, over de kruin en doorlopend over de achterzijde van de hals. Broedareaal Centraal Azië, voornamelijk Mongolië en China Habitat Broedt in allerlei verschillende typen wetlands in berggebieden op 4-5 km hoogte, met een voorkeur voor de nabijheid van uitstekende rotsen. De soort overwintert in laaggelegen moerassen en in de nabijheid van rivieren en meren. Voedsel Het dieet is hoofdzakelijk vegetarisch en bestaat uit grassen, wortels, stengels en groene delen van zeggen en andere planten. In de winter eet de soort ook graan, knollen, groente en in kustgebieden ook zeewier. Foerageert hoofdzakelijk door middel van grazen op het land, maar ook wel in water. Broedbiologie De soort start pas laat met broeden in mei/juni. Hij broedt in kolonies op de grond of in bomen in moerasgebieden en bouwt ondiepe nesten bestaande uit plantenmateriaal. Er worden meestel 4-6 eieren gelegd (2-8). De incubatietijd bedraagt dagen. Kuikens hebben aan de bovenkant bleek grijs bruin dons en aan de onderzijde licht geel dons. Ze zijn vliegvlug met circa 53 dagen. 18

Kort verslag kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen

Kort verslag kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen Kort verslag kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen 2011-2015 Frank Majoor & Berend Voslamber Sinds 2011 worden op verschillende plekken in Nederland in opdracht van het Faunafonds Nijlganzen

Nadere informatie

Resultaten van het kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen Frank Majoor & Berend Voslamber

Resultaten van het kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen Frank Majoor & Berend Voslamber Resultaten van het kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen Frank Majoor & Berend Voslamber Sovon-rapport 2013/74 Resultaten van het kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen Frank

Nadere informatie

OPKOMST VAN DE HALSBANDPARKIET IN NEDERLAND EN UTRECHT André van Kleunen

OPKOMST VAN DE HALSBANDPARKIET IN NEDERLAND EN UTRECHT André van Kleunen OPKOMST VAN DE HALSBANDPARKIET IN NEDERLAND EN UTRECHT André van Kleunen De halsbandparkiet (Psittacula krameri) komt van oorsprong voor in Afrika, in een gordel ten zuiden van de Sahara en op het Indisch

Nadere informatie

1nvexo. Interreg Vlaanderen Nederland. minder invasieve planten en dieren. Europese Unie Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling

1nvexo. Interreg Vlaanderen Nederland. minder invasieve planten en dieren. Europese Unie Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling 1nvexo minder invasieve planten en dieren Interreg Vlaanderen Nederland Europa investeert in uw regio Europese Unie Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling Casus Zomerganzen naam spreker/partner Casus

Nadere informatie

GANZEN IN NEDERLAND OVERZOMERENDE GANZEN

GANZEN IN NEDERLAND OVERZOMERENDE GANZEN GANZEN IN NEDERLAND Nederland is met zijn laaggelegen graslanden, veel water en zachte winters een ideaal gebied voor vele ganzensoorten. Veel ganzen die Nederland aandoen zijn afkomstig uit het hoge noorden;

Nadere informatie

Inventarisatie Stadsganzen 2016 in vier gemeenten in de Provincie Utrecht

Inventarisatie Stadsganzen 2016 in vier gemeenten in de Provincie Utrecht Inventarisatie Stadsganzen 2016 in vier gemeenten in de Provincie Utrecht Vincent de Boer, Albert de Jong & Berend Voslamber Sovon-rapport 2016/19 Dit rapport is samengesteld in opdracht van Colofon SOVON

Nadere informatie

Ganzen populaties en beheer. Julia Stahl Berend Voslamber

Ganzen populaties en beheer. Julia Stahl Berend Voslamber Ganzen populaties en beheer Julia Stahl Berend Voslamber Monitoring van vogels Wetenschappelijk onderzoek Meetnetten Watervogels Broedvogels Kolonievogels Slaapplaatstellingen Coördinatie van vrijwilligers

Nadere informatie

Terreingebruik van Dwergganzen en andere ganzensoorten op de pleisterplaats Abtskolk/De Putten

Terreingebruik van Dwergganzen en andere ganzensoorten op de pleisterplaats Abtskolk/De Putten Terreingebruik van Dwergganzen en andere ganzensoorten op de pleisterplaats Abtskolk/De Putten Kees Koffijberg & Jeroen Nienhuis SOVON Vogelonderzoek Nederland met medewerking van: Ruud Brouwer Opgesteld

Nadere informatie

Wat bepaalt de groei van ganzenpopulaties?

Wat bepaalt de groei van ganzenpopulaties? Wat bepaalt de groei van ganzenpopulaties? Henk van der Jeugd Vogeltrekstation Dutch Centre for Avian Migration and Demography NIOO-KNAW Centre for Avian Population Studies CAPS An embarrassment of riches:

Nadere informatie

Ganzen in België (en Nederland)

Ganzen in België (en Nederland) Ganzen in België (en Nederland) Welke ganzen komen we bij ons tegen? Grauwe gans Alle ganzensoorten leren kennen die in België (en Nederland) voorkomen is tamelijk eenvoudig. Er komen maar 12 ganzensoorten

Nadere informatie

7.1 Grote Canadese gans (Branta canadensis canadensis)

7.1 Grote Canadese gans (Branta canadensis canadensis) 7.1 Grote Canadese gans (Branta canadensis canadensis) 1. Status De Canadese gans is een landelijk vrijgestelde soort van de verboden bedoeld in artikel 3.1 van de Wet Natuurbescherming. Zoals in paragraaf

Nadere informatie

Julia Stahl. Ganzen populaties en beheer

Julia Stahl. Ganzen populaties en beheer Julia Stahl Ganzen populaties en beheer Factoren populatiedynamiek Trends broedpopulaties NL 2012 2014 Sovon (~) KNJV Kolgans 6.100 7.000 Grauwe Gans 439.000 450.000 Soepgans 10.500? Canadese Gans 31.000

Nadere informatie

13.3 Meerkoet (Fulica atra)

13.3 Meerkoet (Fulica atra) 13.3 Meerkoet (Fulica atra) 1 Samenvatting Aantal en verspreiding Landelijk is het aantal broedvogels vanaf 199 niet significant veranderd, over de laatste 1 jaren is een significante afname van

Nadere informatie

ZOMERGANZEN IN UTRECHT

ZOMERGANZEN IN UTRECHT ZOMERGANZEN IN UTRECHT Bert van t Holt In juni van dit jaar werden op Texel 6.000 grauwe ganzen gevangen en vervolgens vergast. Het bedrijf Duke Faunabeheer handelde in opdracht van de gemeente Texel,

Nadere informatie

Geringde Grauwe Ganzen in Limburg

Geringde Grauwe Ganzen in Limburg Voslamber B. Geringde Grauwe Ganzen in Limburg Geringde Grauwe Ganzen in Limburg In opdracht van: Berend Voslamber Sovon-rapport 2016/56 Sovon Vogelonderzoek Nederland E info@sovon.nl I www.sovon.nl Sovon-rapport

Nadere informatie

Zomerganzen in Zeeuws-Vlaanderen in 2011

Zomerganzen in Zeeuws-Vlaanderen in 2011 Zomerganzen in Zeeuws-Vlaanderen in 2011 Met een vergelijking met de tellingen in 2006, 2007, 2009 & 2010 Vincent de Boer SOVON-inventarisatierapport 2011/18 Dit rapport is opgesteld in opdracht van St.

Nadere informatie

Groninger ganzenakkoord Definitief 27 mei 2014

Groninger ganzenakkoord Definitief 27 mei 2014 Groninger ganzenakkoord Definitief 27 mei 2014 Aanleiding De provincie Groningen kent gebieden waar trekganzen rusten en foerageren. Ganzen zijn beschermde vogels op grond van de Flora- en faunawet. Voor

Nadere informatie

Schatting van de huidige en toekomstige gewasschade door Canadese Ganzen in Nederland. SOVON Vogelonderzoek Nederland

Schatting van de huidige en toekomstige gewasschade door Canadese Ganzen in Nederland. SOVON Vogelonderzoek Nederland Schatting van de huidige en toekomstige gewasschade door Canadese Ganzen in Nederland SOVON Vogelonderzoek Nederland Informatierapport Schatting van de huidige en toekomstige gewasschade door Canadese

Nadere informatie

Vogelcursus 2017 Zwemmers en waders. IVN Barneveld André en Marco van Reenen

Vogelcursus 2017 Zwemmers en waders. IVN Barneveld André en Marco van Reenen Vogelcursus 2017 Zwemmers en waders IVN Barneveld André en Marco van Reenen Opzet cursus 3-luik van leren, quizzen en excursies Zelf je tijd indelen Excursies met goede kansen op de behandelde soorten

Nadere informatie

Beantwoording schriftelijke vragen van de Statenfractie PvdD over het provinciale ganzenbeleid

Beantwoording schriftelijke vragen van de Statenfractie PvdD over het provinciale ganzenbeleid Statenfractie Partij voor de Dieren M.C. van der Wel Postbus 90151 5200 MC S-HERTOGENBOSCH Brabantlaan 1 Postbus 90151 5200 MC s-hertogenbosch Telefoon (073) 681 28 12 Fax (073) 614 11 15 info@brabant.nl

Nadere informatie

Effectbepaling ganzengebied Oosteinde en Westeinde 76 te Nieuwleusen

Effectbepaling ganzengebied Oosteinde en Westeinde 76 te Nieuwleusen Notitie Contactpersoon Benjamin Flierman Datum 29 oktober 2010 Effectbepaling ganzengebied Oosteinde 56-58 en Westeinde 76 te Nieuwleusen 1.1 Inleiding In het kader van de Rood voor Rood-regeling worden

Nadere informatie

Monitoring Zomerganzen

Monitoring Zomerganzen Monitoring Zomerganzen Plan van Aanpak voor een jaarlijkse integrale telling in Zuid-Holland Monitoring Zomerganzen Plan van Aanpak voor een jaarlijkse integrale telling in Zuid-Holland W. Tolkamp J.A.

Nadere informatie

Bescherming Weidevogels Zuid-Holland Versterken, ondersteunen en stimuleren van vrijwilligerswerk in het groen

Bescherming Weidevogels Zuid-Holland Versterken, ondersteunen en stimuleren van vrijwilligerswerk in het groen Bescherming Weidevogels Zuid-Holland 2018 Versterken, ondersteunen en stimuleren van vrijwilligerswerk in het groen Dit jaarverslag is tot stand gekomen in samenwerking met 17 actieve weidevogelgroepen

Nadere informatie

Ganzen, Gasten Met Lasten! Voor de een schitterend, voor de andere een ware plaag

Ganzen, Gasten Met Lasten! Voor de een schitterend, voor de andere een ware plaag Ganzen, Gasten Met Lasten! Voor de een schitterend, voor de andere een ware plaag Grauwe ganzen Kolganzen Rietganzen Toendra Rietgans Taigarietgans Kleine Rietgans Kleine Zwaan Smient Brandgans Exoten

Nadere informatie

Faunabeheerplan zomerganzen Zuid-Holland

Faunabeheerplan zomerganzen Zuid-Holland Faunabeheerplan zomerganzen Zuid-Holland Hoofddocument bij zeven regioplannen R. Lensink P.W. van Horssen J. de Fouw Faunabeheerplan zomerganzen Zuid-Holland Hoofddocument bij zeven regioplannen R. Lensink

Nadere informatie

Veenweiden steeds belangrijker voor Zwarte sterns in Zuid-Holland. Verslag van monitoring van aantallen en broedsucces in 2013

Veenweiden steeds belangrijker voor Zwarte sterns in Zuid-Holland. Verslag van monitoring van aantallen en broedsucces in 2013 Veenweiden steeds belangrijker voor Zwarte sterns in Zuid-Holland Verslag van monitoring van aantallen en broedsucces in 2013 Veenweiden steeds belangrijker voor Zwarte sterns in Zuid-Holland Verslag

Nadere informatie

Ganzen in de Bommelerwaard. Brandganzen nabij Brakel

Ganzen in de Bommelerwaard. Brandganzen nabij Brakel Ganzen in de Bommelerwaard Brandganzen nabij Brakel Inventarisatierapport Natuurwacht Bommelerwaard Maart 2012 Ganzen in de Bommelerwaard Inleiding Nederland is een favoriete bestemming voor de wilde ganzen

Nadere informatie

kijk ook op Hierna volgend artikel is afkomstig uit:

kijk ook op Hierna volgend artikel is afkomstig uit: Hierna volgend artikel is afkomstig uit: Doelstelling van De Levende Natuur Het informeren over ontwikkelingen in onderzoek, beheer en beleid op het gebied van natuurbehoud en natuurbeheer, die van belang

Nadere informatie

Protocol zomertelling ganzen

Protocol zomertelling ganzen Protocol zomertelling ganzen Gezamenlijk protocol voor de provinciale zomertellingen van ganzen Landelijke technische werkgroep zomertelling ganzen Vastgesteld: April 2012 Inleiding Dit protocol is opgesteld

Nadere informatie

Ontwikkelingen in de betekenis van het gebied Aersoltweerde voor vogels tot en met 2015

Ontwikkelingen in de betekenis van het gebied Aersoltweerde voor vogels tot en met 2015 Rob L. Vogel Ontwikkelingen in de betekenis van het gebied Aersoltweerde voor vogels tot en met 2015 In opdracht van Sovon Vogelonderzoek Nederland E info@sovon.nl I www.sovon.nl Sovon-rapport 2015/66

Nadere informatie

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. Nummer Aan de leden van Provinciale Staten

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. Nummer Aan de leden van Provinciale Staten van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PvdD), R. Klumpes (GroenLinks), A.L. Koning (PvdA) en R. van Aelst (SP) (d.d. 10 september 2018) Nummer 3439 Onderwerp Reduceren Canadese ganzen

Nadere informatie

9.2 Spreeuw (Sturnus vulgaris)

9.2 Spreeuw (Sturnus vulgaris) 9.2 Spreeuw (Sturnus vulgaris) 1. Status Tot 1 maart 2017 gold voor delen van de provincie een ontheffing voor het doden van spreeuwen met het hagelgeweer op percelen waar schade dreigde of voorkwam. Afschot

Nadere informatie

Vogels in Nederland: toelichting op de vogelgegevens per soort, per provincie en per gebied op https://www.sovon.nl/nl/content/vogelinfo

Vogels in Nederland: toelichting op de vogelgegevens per soort, per provincie en per gebied op https://www.sovon.nl/nl/content/vogelinfo Vogels in Nederland: toelichting op de vogelgegevens per soort, per provincie en per gebied op https://www.sovon.nl/nl/content/vogelinfo 1. Algemeen Sovon organiseert samen met haar partners en met behulp

Nadere informatie

BROEDGEVALLEN VAN DE RAAF IN DE PROVINCIE UTRECHT IN 2009 EN 2010

BROEDGEVALLEN VAN DE RAAF IN DE PROVINCIE UTRECHT IN 2009 EN 2010 BROEDGEVALLEN VAN DE RAAF IN DE PROVINCIE UTRECHT IN 2009 EN 2010 André van Kleunen en Gert Ottens Een paar jaar geleden hebben we in de Provinciale Nieuwsbrief van SOVON en in de Kruisbek aangekondigd

Nadere informatie

Watervogels in een deel van de uiterwaard langs de Boven-Rijn (Gld) in winter 2008/09

Watervogels in een deel van de uiterwaard langs de Boven-Rijn (Gld) in winter 2008/09 SOVON Vogelonderzoek Nederland Rijksstraatweg 178 6573 DG Beek-Ubbergen T (024) 684 81 11 F (024) 684 81 22 Watervogels in een deel van de uiterwaard langs de Boven-Rijn (Gld) in winter 2008/09 E info@sovon.nl

Nadere informatie

13.1 Zwarte kraai (Corvus corone)

13.1 Zwarte kraai (Corvus corone) 13.1 Zwarte kraai (Corvus corone) 1 Samenvatting Aantal en verspreiding In Nederland vanaf 1990 een significante toename van het aantal broedvogels van

Nadere informatie

Landelijke klapekstertelling winter 2008/2009 Eindresultaten

Landelijke klapekstertelling winter 2008/2009 Eindresultaten Landelijke klapekstertelling winter 2008/2009 Eindresultaten Foto J. Schwiebbe - http://www.birdphoto.nl April 2009, Matthijs Broere (Waarneming.nl) & Fred Hustings (SOVON) 1. Inleiding Afgelopen winter

Nadere informatie

8.4 Kokmeeuw (Chroicocephalus ridibundus)

8.4 Kokmeeuw (Chroicocephalus ridibundus) 8.4 Kokmeeuw (Chroicocephalus ridibundus) 1. Status De kokmeeuw was reeds beschreven in het fbp. Omdat de tekst op een aantal punten herziening behoefde, is deze integraal herschreven. De kokmeeuw is een

Nadere informatie

9.1 Meerkoet (Fulica atra)

9.1 Meerkoet (Fulica atra) 9.1 Meerkoet (Fulica atra) 1. Status Tot 1 maart 2017 was onder voorwaarden ontheffing verleend voor het doden van meerkoeten met het hagelgeweer op percelen waar schade dreigt of voorkomt, ter voorkoming

Nadere informatie

Faunabeheerplan Zeeland 2015 t/m 2019: ganzen

Faunabeheerplan Zeeland 2015 t/m 2019: ganzen Faunabeheerplan Zeeland 2015 t/m 2019: ganzen R. Lensink in dit plan ontbreken (11 november 2014) een aantal soorten; deze worden later ter goedkeuring aangeboden Faunabeheerplan Zeeland 2015 t/m 2019:

Nadere informatie

Zomerganzentelling Provincie Utrecht

Zomerganzentelling Provincie Utrecht Zomerganzentelling 2015 - Provincie Utrecht Utrecht, 29 september 2015 1 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 2. Wettelijk kader en provinciaal beleidskader... 4 3. Resultaten... 5 Totaalbeeld... 5 Soorten

Nadere informatie

Inhoud. Voedsel. Leefgebieden Visarend. Ruud Kampf. Bijna alleen vis: Broedpaar: 175 kg per gezin /seizoen

Inhoud. Voedsel. Leefgebieden Visarend. Ruud Kampf. Bijna alleen vis: Broedpaar: 175 kg per gezin /seizoen De Visarend als broedvogel in de volgende SOVON Atlas van de Nederlandse Broedvogels? Landelijke Dag visarenden voedsel, verspreiding Inhoud zaterdag 29 november 2003 15.50-16.15 Ruud Kampf eisen aan broedgebied,

Nadere informatie

Utrecht, 27 oktober 2009 Pythagoraslaan 101 Tel. 030-2589111 Afdeling nummer : AVV : 2009ONT244039 Onderwerp: Beantwoording schriftelijke vragen ex art. 47 aan het Reglement van Orde aan het College van

Nadere informatie

7.2 Kauw (Corvus monedula)

7.2 Kauw (Corvus monedula) 7.2 Kauw (Corvus monedula) 1. Status De kauw is een landelijk vrijgestelde soort van de verboden bedoeld in artikel 3.1 van de Wet Natuurbescherming. Zoals in paragraaf 3.1 van de nota van toelichting

Nadere informatie

Casus Zomerganzen. Inhoud: Project INVEXO Ganzen Zomerganzen Aanleiding Doel Acties Acties 2010 Vragen?

Casus Zomerganzen. Inhoud: Project INVEXO Ganzen Zomerganzen Aanleiding Doel Acties Acties 2010 Vragen? Casus Zomerganzen 1 Casus Zomerganzen Inhoud: Project INVEXO Ganzen Zomerganzen Aanleiding Doel Acties Acties 2010 Vragen? 2 Project INVEXO Projectomschrijving: INVEXO: Invasieve exoten in Vlaanderen en

Nadere informatie

Advies betreffende de jacht op houtduiven in het Vlaamse gewest

Advies betreffende de jacht op houtduiven in het Vlaamse gewest Advies betreffende de jacht op houtduiven in het Vlaamse gewest Nummer: INBO.A.2010.197 Datum: 20/07/2010 Auteur(s): Contact: Frank Huysentruyt, Jim Casaer lon.lommaert@inbo.be Kenmerk aanvraag: e-mail

Nadere informatie

Vogels van Aersoltweerde in het broedseizoen van 2012 en de winter van 2012/13 Symen Deuzeman & Willem van Mamen

Vogels van Aersoltweerde in het broedseizoen van 2012 en de winter van 2012/13 Symen Deuzeman & Willem van Mamen Vogels van Aersoltweerde in het broedseizoen van 2012 en de winter van 2012/13 Symen Deuzeman & Willem van Mamen Sovon-rapport 2013/47 Vogels in Aersoltweerde in het broedseizoen van 2012 en de winter

Nadere informatie

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d. 16 juni 2016) Nummer Onderwerp Roeken

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d. 16 juni 2016) Nummer Onderwerp Roeken van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d. 16 juni 2016) Nummer 3197 Onderwerp Roeken Aan de leden van Provinciale Staten Toelichting vragensteller De provincie heeft een ontheffing

Nadere informatie

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PVDD) (d.d. 16 juni 2014) Nummer 2948

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PVDD) (d.d. 16 juni 2014) Nummer 2948 van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PVDD) (d.d. 16 juni 2014) Nummer 2948 Onderwerp Toestemming Gedeputeerde Staten voor dierenmishandeling in Zuid-Holland: gruwelijke dood ganzen

Nadere informatie

akkerbouw. Meest verbouwde gewassen zijn granen (vooral wintertarwe), aardappels, suikerbieten en uien. Bij het selecteren van de bedrijven voor deze

akkerbouw. Meest verbouwde gewassen zijn granen (vooral wintertarwe), aardappels, suikerbieten en uien. Bij het selecteren van de bedrijven voor deze Samenvatting Intensivering van de landbouw heeft ertoe geleid dat populaties van boerenlandvogels sterk zijn afgenomen sinds de jaren 60. Ooit veelvoorkomende soorten als patrijs (Perdix perdix) veldleeuwerik

Nadere informatie

Technische vragen over de stand van zaken van het Ganzenakkoord en het ganzenbeleid in Noord-Brabant. 2

Technische vragen over de stand van zaken van het Ganzenakkoord en het ganzenbeleid in Noord-Brabant. 2 Bijlage 6: Overzicht reeds gestelde schriftelijke en technische vragen met betrekking tot het ganzenbeleid 04-11-2013 Schriftelijke vragen over de jacht op de vos en het instellen van vosvriendelijke gebieden

Nadere informatie

Kraaiachtigen een bedreiging voor weidevogels? Attie F. Bos Pim Vugteveen

Kraaiachtigen een bedreiging voor weidevogels? Attie F. Bos Pim Vugteveen Rijksuniversiteit Groningen Wetenschapswinkel Biologie Rapport 67 Kraaiachtigen een bedreiging voor weidevogels? Een literatuuronderzoek naar de rol van kraaiachtigen als predator en de invloed daarvan

Nadere informatie

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (Partij voor de Dieren) (d.d. 10 juli 2008) Nummer 2183

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (Partij voor de Dieren) (d.d. 10 juli 2008) Nummer 2183 van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (Partij voor de Dieren) (d.d. 10 juli 2008) Nummer 2183 Onderwerp Verleende ontheffing d.d. 3 april 2008 door de provincie Zuid-Holland op grond

Nadere informatie

maken bekend dat in hun vergadering van 1 juli 2003 is vastgesteld hetgeen volgt:

maken bekend dat in hun vergadering van 1 juli 2003 is vastgesteld hetgeen volgt: provinciaal blad nr. 30 ISSN: 0920-1092 V A N D E P R O V I N C I E G R O N I N G E N 9 juli 2003 Besluit van Gedeputeerde Staten der provincie Groningen van 1 juli 2003, nr. 2003-11149, afdeling LG, tot

Nadere informatie

Notitie. 1 Inleiding. Referentienummer Datum Kenmerk PN mei Betreft Roofvogel onderzoek (BMP-R methode)

Notitie. 1 Inleiding. Referentienummer Datum Kenmerk PN mei Betreft Roofvogel onderzoek (BMP-R methode) Notitie Referentienummer Datum Kenmerk 20 mei 2014 Betreft Roofvogel onderzoek (BMP-R methode) 1 Inleiding 1.1 Kader van het onderzoek Projecten of handelingen dienen te worden getoetst aan de wet- en

Nadere informatie

Wat feitjes rond de duizendste Eempoldertelling

Wat feitjes rond de duizendste Eempoldertelling AANTAL. Wat feitjes rond de duizendste Eempoldertelling Sinds 1973 worden elke veertien dagen de vogels in de westelijke Eempolders geteld. Dat is nu dus al ruim 38 jaar. Wat rekenwerk levert op dat op

Nadere informatie

Aantal gevonden legsels in 2008

Aantal gevonden legsels in 2008 10 1 Broedpaaraantallen 2. Reproductie Na terugkomst van weidevogels in hun broedgebied vormen zich paren en kiezen de vogels een plek om te gaan broeden: de vestiging. Daarna komen twee belangrijke reproductiefasen:

Nadere informatie

MIGRATIE, vogeltrek in een breed kader. College 3 Trek van ganzen en kraanvogels

MIGRATIE, vogeltrek in een breed kader. College 3 Trek van ganzen en kraanvogels MIGRATIE, vogeltrek in een breed kader College 3 Trek van ganzen en kraanvogels Programma 1. Migratie, inleiding en oriëntatie 2. Trek van kustvogels 3. Trek van ganzen en kraanvogels 4. Trek van roofvogels

Nadere informatie

6.1 Houtduif (Columba palumbus)

6.1 Houtduif (Columba palumbus) 6.1 Houtduif (Columba palumbus) 1. Status De houtduif is een wildsoort waarop door de jacht populatiebeheer plaatsvindt. De jacht is toegestaan van 15 oktober t/m 31 januari. Daarnaast is de houtduif landelijk

Nadere informatie

Afschotregistratie ganzen en Smienten (P5) Rapportage seizoen

Afschotregistratie ganzen en Smienten (P5) Rapportage seizoen Afschotregistratie ganzen en Smienten (P5) Rapportage seizoen 2005-2006 In Alterra-Technische opdracht van het Ministerie rapportage van Landbouw, - Afschotregistratie Natuur en Voedselkwaliteit ganzen

Nadere informatie

Groene glazenmaker in de provincie Groningen

Groene glazenmaker in de provincie Groningen Groene glazenmaker in de provincie Groningen Groene glazenmaker in de provincie Groningen Groene glazenmaker in de provincie Groningen Tekst: Albert Vliegenthart Met medewerking van: Herman de Heer, Henk

Nadere informatie

GANZEN. Last en lust

GANZEN. Last en lust GANZEN op mijn LAND Last en lust Bezoekers uit het hoge noorden De oogst is binnen, het voer ligt in de kuil en de koeien staan op stal. De winter biedt de gelegenheid plannen te maken voor het volgende

Nadere informatie

Uitvoeringskader Ganzen Noord-Holland

Uitvoeringskader Ganzen Noord-Holland Uitvoeringskader Ganzen Noord-Holland Inhoud Voorwoord...2 1. Inleiding...3 1.1. Aanleiding...4 1.2. Probleemschets...4 1.3. Opzet en leeswijzer...5 2. Ganzensoorten...7 2.1. Inheemse (beschermde) soorten...7

Nadere informatie

S o v o n N o t. Olaf Klaassen & André de Baerdemaeker Telling van Huiskraaien in Hoek van Holland op 4 maart 2012. Sovon-Notitie 2012-105

S o v o n N o t. Olaf Klaassen & André de Baerdemaeker Telling van Huiskraaien in Hoek van Holland op 4 maart 2012. Sovon-Notitie 2012-105 Olaf Klaassen & André de Baerdemaeker Telling van Huiskraaien in Hoek van Holland op 4 maart 2012 Sovon-Notitie 2012-105 S o v o n N o t i t i e Sovon Vogelonderzoek Nederland Postbus 6521 6503 GA Nijmegen

Nadere informatie

Opzoek naar een optimale datum en methode voor een. Teldata en methode voor overzomerende ganzen in Nederland

Opzoek naar een optimale datum en methode voor een. Teldata en methode voor overzomerende ganzen in Nederland Opzoek naar een optimale datum en methode voor een landelijke KNJV telling. Teldata en methode voor overzomerende ganzen in Nederland Stagerapport Nikie van Dorst Wageningen Universiteit Januari 2011 Teldata

Nadere informatie

Weidevogels Liedeweg te Haarlemmerliede

Weidevogels Liedeweg te Haarlemmerliede Weidevogels Liedeweg te Haarlemmerliede Weidevogels Liedeweg te Haarlemmerliede Auteur P.J.H. van der Linden Opdrachtgever Projectnummer Ingen Gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude 10.036 juni 2010 foto

Nadere informatie

TOETSING MILITAIRE VLIEGACTIVITEITEN OUDELAND VAN STRIJEN (110)

TOETSING MILITAIRE VLIEGACTIVITEITEN OUDELAND VAN STRIJEN (110) TOETSING MILITAIRE VLIEGACTIVITEITEN OUDELAND VAN STRIJEN (110) STATUS Het gebied valt onder de volgende beschermingsregimes: N2000 gebied Oudeland van Strijen (Aanwijzingsbesluit is definitief) BESTAAND

Nadere informatie

Contrastrijke ontwikkelingen bij overwinterende ganzen in Nederland in de afgelopen 10 jaar

Contrastrijke ontwikkelingen bij overwinterende ganzen in Nederland in de afgelopen 10 jaar Contrastrijke ontwikkelingen bij overwinterende ganzen in Nederland in de afgelopen 10 jaar Ganzensymposium Fryske Akademy & NOU, 19 mei 2017 Julia Stahl & Kees Koffijberg Sovon Vogelonderzoek Nederland

Nadere informatie

Notitie. Inleiding. Methodiek. J. de Waard (Trivire Wonen) aan. van A. de Baerdemaeker. betreft Vleermuis- en vogelonderzoek Patersweg Dordrecht

Notitie. Inleiding. Methodiek. J. de Waard (Trivire Wonen) aan. van A. de Baerdemaeker. betreft Vleermuis- en vogelonderzoek Patersweg Dordrecht Notitie aan J. de Waard (Trivire Wonen) van A. de Baerdemaeker betreft Vleermuis- en vogelonderzoek Patersweg Dordrecht project 0619 datum 2 augustus 2011 Postbus 23452 3001 KL Rotterdam telefoon: 010-436

Nadere informatie

OVERWINTERENDE EN OVERZOMERENDE GANZEN IN DE 10-KM ZONE RONDOM SCHIPHOL

OVERWINTERENDE EN OVERZOMERENDE GANZEN IN DE 10-KM ZONE RONDOM SCHIPHOL 2 OVERWINTERENDE EN OVERZOMERENDE GANZEN IN DE 10-KM ZONE RONDOM SCHIPHOL Winter 2009 Zomer 2010 Bas van de Riet & Frank Visbeen 2011 Opdrachtgever en financiering Provincie Noord-Holland 3 4 SAMENVATTING

Nadere informatie

Samenvatting. Bossen en bedreigde boomsoorten in Vietnam

Samenvatting. Bossen en bedreigde boomsoorten in Vietnam Bossen en bedreigde boomsoorten in Vietnam Er zijn veel verschillende bostypen in Vietnam, omdat het land een tropisch klimaat heeft en topografisch zeer gevariëerd is. Er zijn tropische regenbossen, mangrovebossen,

Nadere informatie

Resultaten telling slaapplaats grutto en andere vogelsoorten 't Broek, Waardenburg

Resultaten telling slaapplaats grutto en andere vogelsoorten 't Broek, Waardenburg NOTITIE Bosch & Van Rijn A. Schipper Groenmarkstraat 56 3521 AV Utrecht DATUM: 8 mei 2017 ONS KENMERK: 17.02976/RogVe UW KENMERK: gunning per email dd 6 februari 2017 AUTEUR: PROJECTLEIDER: STATUS: CONTROLE:

Nadere informatie

Bepalen van populatieniveaus van enkele doortrekkende en overwinterende watervogels ten behoeve van S-IHD Schorren en polders van de Benedenschelde

Bepalen van populatieniveaus van enkele doortrekkende en overwinterende watervogels ten behoeve van S-IHD Schorren en polders van de Benedenschelde Bepalen van populatieniveaus van enkele doortrekkende en overwinterende watervogels ten behoeve van S-IHD Schorren en polders van de Benedenschelde Nummer: INBO.A.2013.7 Datum advisering: 19 februari 2013

Nadere informatie

Versie Maart Verslag Inventarisatie kansen roofvogels Zuidas- Zuidasdok Maart 2016

Versie Maart Verslag Inventarisatie kansen roofvogels Zuidas- Zuidasdok Maart 2016 Verslag Inventarisatie kansen roofvogels Zuidas- Zuidasdok 2 Inhoud 1. Aanleiding... 3 2. Inleiding en werkwijze... 3 3. Resultaten onderzoek... 5 4. Nader onderzoek... 7 Bijlage I. Kaart geïnventariseerde

Nadere informatie

PROVINCIAAL BLAD. In de regionale ganzenwerkgroepen zijn de volgende organisaties vertegenwoordigd:

PROVINCIAAL BLAD. In de regionale ganzenwerkgroepen zijn de volgende organisaties vertegenwoordigd: PROVINCIAAL BLAD Officiële uitgave van provincie Zuid-Holland. Nr. 3157 17 juni 2015 Ganzenbeleidskader Zuid-Holland 1. Aanleiding De populatie ganzen in Zuid-Holland is de laatste decennia sterk toegenomen.

Nadere informatie

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie 1 NATUUR 1.1 Natuurwetgeving & Planologie De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking

Nadere informatie

2010). In de Zoetermeerse stadsparken. broeden Soepganzen vaak op. van Grauwe Ganzen. We onderzochten. of deze Soepganzen regelmatig contact

2010). In de Zoetermeerse stadsparken. broeden Soepganzen vaak op. van Grauwe Ganzen. We onderzochten. of deze Soepganzen regelmatig contact 99 Worden Grauwe Ganzen in Zoetermeer beïnvloed door de Soepgans? Francis Havekes, Monique Snoek & Martin Hoogkamer Inleiding In de stadsparken van Zoetermeer is de Grauwe Gans Anser anser tegenwoordig

Nadere informatie

Dirk Symens Herman Jacobs

Dirk Symens Herman Jacobs Dirk Symens Herman Jacobs INHOUD De regio De soorten De cijfers De terugmeldingen De conclusies De regio 1 2 3 4 5 6 7 8 Wouwse Plantage (Hopmeer) Nieuwmoer-Wuustwezel (Wezelse Hei) Bleeke Heide (Chaam)

Nadere informatie

Documentnummer AMMD ( )

Documentnummer AMMD ( ) Bijlagenboek 8.4 MEMO Kopie aan x Van x Onderwerp Telgegevens niet-broedvogels Documentnummer AMMD-002853 (17.117038) Datum 6-7-2017 Methoden voor het bepalen van de aantallen watervogels langs de dijk

Nadere informatie

Nieuwsbrief wintertellingen Knobbelzwanen in Groningen November 2018

Nieuwsbrief wintertellingen Knobbelzwanen in Groningen November 2018 Nieuwsbrief wintertellingen Knobbelzwanen in Groningen November 2018 Beste teller, We zitten aan het begin van ons derde en laatste seizoen wintertellingen van Knobbelzwanen in Groningen. De Zwanenwerkgroep

Nadere informatie

Bodemgebruik in Nederland,

Bodemgebruik in Nederland, Indicator 1 oktober 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken Sinds 1979 zijn de oppervlakten

Nadere informatie

Vrijwilligers voor flora en fauna inventarisaties: een gouden combinatie

Vrijwilligers voor flora en fauna inventarisaties: een gouden combinatie Vrijwilligers voor flora en fauna inventarisaties: een gouden combinatie 19 juni 2017 Theo Verstrael Sovon Vogelonderzoek Nederland Inhoud Vrijwilligers & natuurmonitoring Achtergronden & motivaties Wat

Nadere informatie

Botentelling rondom IJburg in 2015/16

Botentelling rondom IJburg in 2015/16 Olaf Klaassen Botentelling rondom IJburg in 2015/16 Botentelling rondom IJburg in 2015/16 In opdracht van: Olaf Klaassen Sovon-rapport 2016/22 Sovon Vogelonderzoek Nederland E info@sovon.nl I www.sovon.nl

Nadere informatie

Rosse stekelstaart in Vlaanderen

Rosse stekelstaart in Vlaanderen Rosse stekelstaart in Vlaanderen verspreiding mogelijkheden voor populatiebeheer Tim Adriaens 21 juni 2011 stuurgroep invasieve exoten Inhoud 1. Verspreiding in Vlaanderen winter- en zomerwaarnemingen

Nadere informatie

Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins. Quickscan. Spankerenseweg 20 Dieren

Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins. Quickscan. Spankerenseweg 20 Dieren Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins Quickscan Spankerenseweg 20 Dieren februari 2011 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 2 2 Gegevens plangebied... 2 3 Methode... 3 4 Resultaten... 3 4.1 Bureaustudie...

Nadere informatie

8.9 Konijn (Oryctolagus cuniculus)

8.9 Konijn (Oryctolagus cuniculus) 8.9 Konijn (Oryctolagus cuniculus) 1 Samenvatting Aantal en verspreiding De landelijke trend is over de gehele periode stabiel, over de laatste tien jaar treedt een matige toename op. De stand van het

Nadere informatie

Zomerganzen in Zeeland in 2015

Zomerganzen in Zeeland in 2015 De Boer V. Zomerganzen in Zeeland in 2015 Zomerganzen in Zeeland in 2015 In opdracht van: Vincent de Boer Sovon-rapport 2015/28 Sovon Vogelonderzoek Nederland E info@sovon.nl I www.sovon.nl Sovon-rapport

Nadere informatie

Pilotstudie Grauwe Ganzen Anser anser De Deelen, 2007-2009

Pilotstudie Grauwe Ganzen Anser anser De Deelen, 2007-2009 Pilotstudie Grauwe Ganzen Anser anser De Deelen, 2007-2009 Onderzoek naar het uitrasteren van een broedpopulatie Grauwe Ganzen met als doel de populatie te beperken en landbouwschade te verminderen Berend

Nadere informatie

5.4.3 EFFECTBEOORDELING

5.4.3 EFFECTBEOORDELING Erratum passende beoordeling Windplan Wieringermeer, december 0 Aanleiding In de Passende Beoordeling Windplan Wieringermeer zijn onverhoopt enige fouten geslopen in paragraaf 5.4. Effectbeoordeling. Het

Nadere informatie

Wij beginnen met een herhaling van de vraag en geven vervolgens de antwoorden (cursieve tekst):

Wij beginnen met een herhaling van de vraag en geven vervolgens de antwoorden (cursieve tekst): Utrecht, 26 oktober 2010 Pythagoraslaan 101 Tel. 030-2589111 Afdeling Nummer : AVV : 2010INT264410 Onderwerp: Hierbij de beantwoording van de schriftelijke vragen d.d. 1 oktober 2010, van het statenlid

Nadere informatie

Bever, Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

Bever, Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving ( Indicator 3 december 2014 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Dankzij herintroducties (vanaf

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/45834 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Evans, Tracy Title: Management implications for invertebrate assemblages in the

Nadere informatie

8.5 Zilvermeeuw (Larus argentatus)

8.5 Zilvermeeuw (Larus argentatus) 8.5 Zilvermeeuw (Larus argentatus) 1. Status De zilvermeeuw is een vogelsoort als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, Wnb, waarvoor een provinciale vrijstelling geldt. Deze vrijstelling betreft (op basis

Nadere informatie

Symposium Op reis op de Boschplaat, 30 mei 2017 Over (broed)vogels in veranderende landschappen

Symposium Op reis op de Boschplaat, 30 mei 2017 Over (broed)vogels in veranderende landschappen Symposium Op reis op de Boschplaat, 30 mei 2017 Over (broed)vogels in veranderende landschappen Kees Koffijberg Sovon Vogelonderzoek Nederland 2 / 23 Boschplaat op reis, 30.05.2017 Vogels zijn belangrijke

Nadere informatie

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel.

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel. Grote zilverreiger (Egretta alba) 9 A027 1. Status: Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel. 2. Kenschets Beschrijving: De grote

Nadere informatie

Notitie Quickscan flora en fauna

Notitie Quickscan flora en fauna Notitie Quickscan flora en fauna De Uithof/ Kromhout te Utrecht Projectnummer: 5755.9 Datum: 5-5-2017 Projectleider: Opgesteld: Opdrachtgever: Universiteit Utrecht Universiteit Utrecht laat jaarlijks bomen

Nadere informatie

SCHRIFTELIJKE VRAGEN AAN HET COLLEGE Nb: vragen en antwoorden worden verzonden aan College, MT en alle raadsleden.

SCHRIFTELIJKE VRAGEN AAN HET COLLEGE Nb: vragen en antwoorden worden verzonden aan College, MT en alle raadsleden. SCHRIFTELIJKE VRAGEN AAN HET COLLEGE Nb: vragen en antwoorden worden verzonden aan College, MT en alle raadsleden. INDIENING Steller vragen: Joke Ruitenberg-Alphenaar, PvdA Datum:16-01-12012 Onderwerp:

Nadere informatie

Zomerganzen in Zeeland in 2015 Vincent de Boer

Zomerganzen in Zeeland in 2015 Vincent de Boer Zomerganzen in Zeeland in 2015 Vincent de Boer Sovon-rapport 2015/28 Zomerganzen in Zeeland in 2015 Vincent de Boer Sovon-rapport 2015/28 Dit rapport is samengesteld in opdracht van de Provincie Zeeland

Nadere informatie

Wildbeheereenheid Nieuwsbrief 2/2014 Lopikerwaard e.o.

Wildbeheereenheid Nieuwsbrief 2/2014 Lopikerwaard e.o. Wildbeheereenheid Nieuwsbrief 2/2014 Lopikerwaard e.o. VOORJAARSTELLING 2014 - Nemen de meerkoeten en knobbelzwanen in de Lopikerwaard toe of af? - Hebben we de populatie zwarte kraai onder controle? -

Nadere informatie

Zomerganzen in Zeeland in 2012

Zomerganzen in Zeeland in 2012 Vincemt de Boer In 2012 werden in totaal bijna 20.000 ganzen geteld in de provincie Zeeland, verdeeld over twaalf soorten. Dit aantal bedraagt circa 7% van de Nederlandse zomerpopulatie (landelijke telling

Nadere informatie