Mens en maatschappij leerjaar 2 / vmbo-kgt 2 e editie Thema 12 Wie wonen er in Nederland? ANTWOORDMODEL thema schrift

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Mens en maatschappij leerjaar 2 / vmbo-kgt 2 e editie Thema 12 Wie wonen er in Nederland? ANTWOORDMODEL thema schrift"

Transcriptie

1 2 e editie Mens en maatschappij leerjaar 2 / vmbo-kgt Thema 12 Wie wonen er in Nederland? ANTWOORDMODEL thema schrift 12

2 Inhoud Hoe werk je met Mundo? 4 Start 6 Blok 1 Baby s en bejaarden 8 Menukaart 1 16 A Buren B Groeiende wereldbevolking C De jaren 50 en 60 Blok 2 Komen, blijven of weggaan? 20 Menukaart 2 28 A Heimwee naar Holland B Joodse immigranten C Het verhuisonderzoek Blok 3 Nederland in de toekomst 32 Menukaart 3 met keuzemenu Economie 40 A Werkloosheid, hoezo? B Jong en oud in jouw woonplaats C Wie wonen er in jouw gemeente? Blok 4 Hoe leef jij in 2038? 44 Eindsprint 50 Begrippen 52 Illustratieverantwoording 54 ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie en Hoger Beroepsonderwijs Meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze leermiddelen: of via onze klantenservice (088) ISBN Tweede druk, eerste oplage ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 Auteurswet j het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl., dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp ( Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www. auteursrechtenonderwijs.nl. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Mundo 2e editie is mede gebaseerd op Mundo 1e editie. Aan Mundo 1e editie werkten mee: Kirsten Bos, Liesbeth Coffeng, Jeanine Cronie, Mariska Jansen, Marieke Kleinhuis, Jeannette Kooistra, Juul Lelieveld, Brigitte van Meurs, Eva Noort, Marieke van Osch, Theo Peenstra, Paul Scholte, Ferry Siemensma, Floris Ternede, Barbara Visschedijk, Jaap-Hein Vruggink. Deze uitgave is voorzien van het FSC-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw voor het gebruikte papier op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.

3 Mens en maatschappij 2 e editie Themaschrift 12 Wie wonen er in Nederland? ANTWOORDMODEL leerjaar 2 / vmbo-kgt Auteurs: Liesbeth Coffeng, Ilse Ouwens, Theo Peenstra & Paul Scholte Eindredactie: Liesbeth Coffeng & Theo Peenstra

4 4 Hoe werk je met Mundo? Voor je ligt het themaschrift van Mundo. Je hebt dit themaschrift samen met het lesboek elke les nodig voor mens en maatschappij. Op deze pagina s zie je hoe je met het themaschrift gaat werken. Intro Hier lees je een korte beschrijving van waar dit blok over gaat. Het themaschrift is op een vaste manier opgebouwd: De Start: dit is de themaopening. Blokken met opdrachten. Na blok 1, 2 en 3 een menukaart met keuzeopdrachten. Eindsprint met afsluitende opdrachten. Begrippen: uitleg van de belangrijkste begrippen. opdracht 1 De opdrachten die je gaat maken, kunnen door jou of je leraar of lerares worden aangekruist. In het themaschrift staan de opdrachten die je gaat maken. Je doet dat vaak met het lesboek. Bij de opdrachten heb je soms nog andere hulpmiddelen nodig. Dat wordt aangegeven met symbolen. Hieronder kun je lezen wat die betekenen: a b c d Bij deze opdracht heb je de atlas nodig. Bij deze opdracht heb je de computer nodig. Bij deze opdracht ga je samenwerken. Bij deze opdracht heb je extra spullen nodig, bijvoorbeeld een schaar of lijm. 8 Blok 1 opdracht 1 Landen rond de Middellandse Zee Lees de tekst hierboven en bekijk in het lesboek de titels, teksten en bronnen van blok 1. 1a Wat is de deelvraag van dit blok? 1b titel Elk jaar brengen veel Nederlanders hun vakantie door in een land aan de Middellandse Zee. In juli en augustus staan er heel lange files op de Franse snelwegen en daar komen veel Nederlandse gezinnen met hun caravan in terecht. Jongeren pakken massaal de bus of het vliegtuig naar de Spaanse stranden. Waarom is dit deel van Europa zo in trek bij vakantiegangers? DEELvraaG van DIt BLok: Hoe ziet het Middellandse Zeegebied eruit? Welk onderwerp hoort bij welk tekstblokje? Geef in figuur 1 met pijlen aan wat bij elkaar hoort. Warm en zonnig Het land Druk en rustig Het Romeinse rijk Romaanse en andere talen Chinees op school Toerisme Afstand 1c Welke bron in dit blok spreekt jou het meeste aan? Leg uit waarom. Bron opdracht 2, want Lees op bladzijde 8 van het lesboek de tekst Warm en zonnig. a Gebruik de atlas. 2a Maak de tabel van figuur 2 af. Gebruik GB 77B (BB-) en 77C (BB 56B). 2b Zoek de temperatuur in Athene en Amsterdam in januari en juli op. Zet die in de tabel van figuur 3. Gebruik GB 194E2 en E3 (BB 114D). 2c De blauwe staafjes geven de hoeveelheid neerslag aan per maand. Schrijf in figuur 3 op in welke maand de meeste neerslag valt in Athene en in Amsterdam. 2d Welk klimaat hebben de twee steden? Amsterdam: Athene: 2e Het verschil in klimaat komt doordat Zuid- Europa dichter bij / verder van de Atlantische Oceaan ligt. In Zuid-Europa komt de wind in de zomer uit het westen / andere windrichtingen. Daardoor komen er in de zomer weinig / veel wolken van de Atlantische Oceaan naar Zuid- Europa. Verder ligt Zuid-Europa zuidelijker en daardoor staat de zon er in de zomer hoger / lager. Het is er dan warm en droog. Figuur 1 onderwerp geschiedenis van het gebied talen die mensen spreken landschap wat een toerist nodig heeft in een gebied waar mensen wonen afstand in kilometers en tijd gerekend taalonderwijs in Nederland klimaat Deelvragen Ieder blok begint met een deelvraag. Aan het eind van het blok kun je die deelvraag beantwoorden. Figuren Figuren zijn plaatjes en tabellen waarin jij iets moet doen: kleuren, tekenen of schrijven.

5 opdracht 1 FiguuR 1 Culturen Oude Grieken niet één groot rijk, maar verschillende... in Athene bijzondere manier van besturen:... landbouw moeilijk, oplossing: 1 h... 2 k... Romeinen groot rijk: het... rijk Romeinse cultuur verspreidt zich in het hele rijk. Dat heet:... nieuw geloof in dit rijk:... taal:... Arabieren groot rijk: het... rijk geloof:... taal:... Landschap vegetatie: planten die tegen w... en d... zomers kunnen, zoals... en : veel hoogteverschillen Turkije taal:... geloof:... klimaat kust: M... Zeeklimaat binnenland: - veel / weinig neerslag - koude / zachte winters Klimaat heet:... Zeeklimaat zomer: d... en w... winter: n... en z... in hogere gebieden is het k... en n... Waar de mensen wonen Verdeling van de mensen in het gebied =... Meeste mensen wonen: aan de kust / in het binnenland Redenen vroeger: 1 l... 2 h... 3 v... nu: 1 l... 2 t... 3 h... opdracht 1 opdracht 2 FiguuR 2 opdracht 3 opdracht 4 Figuur opdracht 2 opdracht 3 FiguuR 3 d I 250 A km c H 21 a B b L J G 8 C D 19 K 11 E F 5 Extra Vraag aan je docent of je deze extra taak mag maken. Verdieping Soms mag je deze opdracht maken van je docent, bijvoorbeeld als je tijd over hebt. Op een rij In deze opdracht oefen je wat je hebt geleerd in dit blok. Menukaart 40 Menukaart 3 Keuzeopdracht Samen of alleen Wat heb je nodig? A Schone kleren Alleen Computer Hoe worden de kleren die je bij jouw favoriete winkelketen koopt, geproduceerd? B Mondialisering: een goede zaak? Met z n vieren Moeten we blij zijn met de mondialisering? Welke gevolgen zijn er voor de economie en het milieu? Voer een debat. C Nederland handelsland Alleen Papier of computer Onderzoek hoe goed Nederlandse bedrijven kunnen concurreren met bedrijven uit andere EU-landen. Schrijf daarover een krantenbericht. A Schone kleren b Ga naar en maak de opdracht Schone kleren. Thema 7 Wereldhandel Menukaart 3 met keuzemenu Economie Schoenen en mobieltjes 41 C Nederland handelsland In deze opdracht vergelijk je de 2b concurrentiekracht van Nederland met die van andere landen in de EU. Je zoekt antwoord op de vraag: Wat is de concurrentiekracht van Nederland? Je antwoord verwerk je in een krantenbericht. Omdat de factoren die de concurrentiekracht bepalen op verschillende manieren worden gemeten, ga je de landen punten geven voor hun concurrentiekracht. 3a Lees op bladzijde 25 van het lesboek de tekst 3b Nederland handelsland. 1a Leg in je eigen woorden uit wat concurrentiekracht is. 1b In de tekst worden een paar factoren genoemd die de concurrentiekracht van een land bepalen. 3c Er zijn natuurlijk nog veel meer factoren, zoals de ligging van een land. Leg uit waarom de ligging belangrijk is voor de handel. In de tabel staan zeven Europese landen. De twee landen met de beste arbeidskosten geef je 3 punten, de twee landen met de slechtste arbeidskosten geef je 1 punt en de landen ertussenin krijgen ieder twee punten. Zet die punten op de juiste plek in figuur 1. Bekijk op bladzijde 25 van het lesboek bron 31. Zoek in blok 3 de betekenis op van arbeidsproductiviteit. Is een hoge arbeidsproductiviteit goed of slecht voor je concurrentiekracht? Leg je antwoord uit. De twee landen met de beste arbeidsproductiviteit geef je 3 punten, de twee landen met de slechtste arbeidsproductiviteit geef je 1 punt en de landen ertussenin krijgen ieder twee punten. Zet die punten op de juiste plek in figuur 1. Thema 3 Toerisme Blok 4 Toerisme en recreatie in je eigen omgeving opdracht 11 verdieping 11a Met welke leus maakt Nijmegen reclame? 11b Veel dorpen en steden in Nederland hebben een slagzin waarmee ze reclame maken. Welke reclamezin heeft jouw woonplaats of streek? Tip: kijk eens op de website van je gemeente. 11c Misschien heb je geen reclamezin gevonden. En als die zin er wel is, kun je vast een betere verzinnen. Bedenk eerst wat er in jouw woonomgeving echt goed, leuk of bijzonder is voor toeristen en recreanten. Bedenk dan je eigen reclamezin voor jouw streek of plaats. opdracht 12 12a Bij jou in de buurt is er vast wel een recreatieterrein of zwemplas te vinden. Hoe heet dat recreatieterrein? 12b Bezoek je dat gebied wel eens? Zo ja, op wat voor soort dagen? Ja / nee, ik bezoek het gebied 12c Welke andere plaatsen, die speciaal zijn ingericht om je vrije tijd door te brengen, bezoek jij? 12d Welke recreatievoorziening zou jij in je buurt of stad graag erbij willen krijgen? Bb opdracht 13 Ga naar en maak de opdracht Drusus en Corbulo. opdracht 14 op een rij De letters van de Romeinse sporen zijn door elkaar geraakt. Zet ze weer in de goede volgorde. smile: schewelaag: hisbaud: ceshaspwerk: geenmijn: opdracht 15 deelvraag 15a Wat is er in jouw woonomgeving echt goed, leuk of bijzonder voor toeristen en recreanten? 15b Zijn er in je eigen omgeving overblijfselen uit de Romeinse tijd te vinden? Zo ja, welke en waar? 15c Wat is er te doen voor toeristen en recreanten in jouw omgeving? ExTrA oefenblad vaardigheden Vraag aan je docent of je het extra oefenblad Bronnen gebruiken moet maken. Kennen en kunnen Als je klaar bent met dit blok kun je: op de kaart aanwijzen waar de grens van het Romeinse rijk in Nederland lag. uitleggen hoe de Romeinen hun grens bewaakten. voorbeelden noemen van voorwerpen die van de Romeinen in Nederland teruggevonden zijn. uitleggen waarom Nijmegen een geschikte plek was voor een Romeins fort. een voorbeeld geven van de manier waarop steden met hun geschiedenis mensen proberen te trekken. uitleggen waarom gemeenten mensen met evenementen en voorzieningen naar hun stad proberen te trekken. voorbeelden noemen van recreatievoorzieningen in je eigen omgeving. Begrippen: limes Tijdwijzer: Tijd van Grieken en Romeinen Ga naar: kennen en kunnen Na ieder blok staat er een overzicht van alles wat je moet kennen en kunnen voor je toets. 47 c B Mondialisering: een goede zaak? Deze opdracht doe je met z n vieren. Lees op bladzijde 24 van het lesboek de tekst Meningen. Bekijk op bladzijde 24 van het lesboek de bronnen 28 en 29. Je gaat met z n vieren een debat voeren over mondialisering. Maak twee tweetallen: één tweetal verdedigt het standpunt van de globalisten; één tweetal verdedigt het standpunt van de anders-globalisten. In het debat discussiëren jullie over de volgende twee stellingen. 1 Mondialisering is goed voor de economie van alle landen. 2 Mondialisering is slecht voor het milieu wereldwijd. Hier mag je kiezen welke van de keuzeopdrachten je wilt doen. Er zit altijd één opdracht bij die je op de computer doet. En in leerjaar 2 is er per themaschrift ook altijd een keuzemenu Economie. Eindsprint 50 Eindsprint Bekijk het schema in figuur 1. Maak het schema in figuur 1 compleet. 1a Vul de woorden waarvan al een letter is gegeven aan. Middellandse Zeegebied Bereid je als tweetal voor op het debat. Bedenk wat jullie mening is over de twee stellingen. Zet de argumenten voor jullie mening op een rij. Bedenk wat het andere tweetal vindt en welke argumenten zij hebben. Bedenk hoe je kunt aantonen dat het andere tweetal geen gelijk heeft. Bedenk voorbeelden waarmee je jullie argumenten duidelijk kunt maken. Voer het debat. Begin met stelling 1. Laat eerst het ene tweetal aan het woord. Daarna krijgt het andere tweetal het woord. Reageer op elkaars argumenten en voorbeelden. Wie was het meest overtuigend? Doe hetzelfde voor stelling 2. 1b Zet de volgende woorden op de goede plek: islam Middellandse Arabisch stadstaten olijfboom christendom cipres reliëf Latijn bevolkingsspreiding Romeinse romanisering christendom islam Arabische democratie. Dit zijn afsluitende opdrachten aan het eind van het thema. Je vult een schema in en herhaalt zo nog een keer de belangrijkste begrippen. Hierdoor ontdek je of je alles goed kent. 1c d 2a Heeft Nederland een goede ligging voor de handel? Gebruik eventueel de atlas. papier Bekijk op bladzijde 25 van het lesboek bron 30. Zijn hoge arbeidskosten goed of slecht voor je concurrentiekracht? Leg je antwoord uit. Land Nederland Duitsland Frankrijk Verenigd Koninkrijk Polen Zweden Portugal Thema 3 Toerisme Eindsprint 2a 2b 2c 2d 3a Score concurrentiekracht 4a Bekijk op bladzijde 25 van het lesboek bron 32. Is een hoog opleidingsniveau goed of slecht voor de concurrentiekracht van een land? Leg je antwoord uit. 4b Geef de twee landen met het beste onderwijsniveau weer 3 punten, de twee landen met het slechtste opleidingsniveau geef je 1 punt en de landen ertussenin krijgen ieder twee punten. Zet die punten op de juiste plek in figuur 1. Arbeidskosten Arbeidsproductiviteit Opleidingsniveau Totaal Bekijk op bladzijde 28 van het lesboek de Tijdwijzer. Bekijk de tijdbalk in figuur 2. Kleur op de tijdbalk: de tijd van jagers en boeren: geel de tijd van Grieken en Romeinen: rood Schrijf de volgende letters bij de tijdbalk: A 500 v.chr.: bloeitijd van Athene B 1: geboorte van Christus C 100 n.chr: Romeinse rijk op zijn grootst D 500 n.chr: val van het Romeinse rijk Wat kom je nu nog tegen van de oude Grieken? Wat kom je nu nog tegen van de Romeinen? Bekijk de kaart in figuur 3. Zet de naam van het land of eiland achter de letters. A D B E C F G J H K I 3b Zet de naam van de stad, zee of rivier achter de cijfers c Zet de naam van het gebergte achter de letters. a c b d 51 Bij ieder blok vind je op ict-opdrachten, films, animaties en oefentoetsen.

6 6 START Thema 12: Wie wonen er in Nederland? 1a 1b opdracht 1 Lees op bladzijde 117 van het lesboek de tekst Een nieuwe naam, een nieuw leven. In welk land speelt dit verhaal? In India. Waarom noemen sommige mensen hun dochter ongewenst? 2c Op de posters staan vaak schattige kindjes. Bedenk wat voor foto s de regering ook op de poster zou kunnen zetten. Maak een poster met daarop één of enkele afbeeldingen en drie redenen om de ongeboren meisjes niet weg te laten halen. Gebruik plaatjes uit tijdschriften. Hang jullie poster op in de klas. Ze willen liever een zoon, want voor een opdracht 3 1c 1d 1e 1f dochter moeten ze een bruidsschat betalen. Hoe worden meisjes nog meer achtergesteld in dit land? Ze gaan minder naar school en krijgen minder verzorging. Wat is het gevolg van het laten weghalen van meisjes tijdens de zwangerschap? Dat er meer jongens worden geboren. Bedenk welke gevolgen dat later voor de jongens zal hebben. Er zijn later jongens die geen vrouw kunnen vinden, omdat er te weinig meisjes zijn. Veel Indiase meisjes kiezen de naam van een filmster. Welke naam zou jij kiezen als je een nieuwe naam mocht kiezen? (Je mag ook je eigen naam kiezen.) Leg je antwoord uit. Denk eraan, dat als je je naam verandert, je dat vaak zal moeten uitleggen 3a 3b 3c 3d 3e 3f 4a Wat weet jij al van de bevolking van Nederland? Ongeveer de helft van de Nederlandse bevolking komt uit het buitenland. Waar / Niet waar Er worden in Nederland in een jaar meer kinderen geboren dan er mensen overlijden. Waar / Niet waar De Nederlandse bevolking groeit. Waar / Niet waar De meeste mensen in Nederland wonen in het zuiden van het land. Waar / Niet waar Er komen steeds meer oude mensen in Nederland, die niet meer werken. Waar / Niet waar De leeftijd van de bevolking heeft niet veel te maken met hoe het land eruitziet. Waar / Niet waar opdracht 4 In dit thema gaat het ook over waar Nederlanders wonen. Wat weet je nog van de topografie van de Nederlandse steden? Schrijf de namen op van de steden 1 t/m 12 in figuur 1. aan mensen die je al kennen. opdracht 2 Bekijk op de bladzijden 116 en 117 de foto. c Deze opdracht doe je met z n tweeën. d vel A3-papier (of groter), kleurpotloden of stiften, tijdschriften, schaar, lijm 2a De Indiase regering probeert met posters te voorkomen dat zwangere vrouwen hun kind weg laten halen als het een meisje is. Bedenk waarom de regering dat wil voorkomen. Met posters en voorlichtingscampagnes Leeuwarden Veendam Emmen Enschede Ede Almere Utrecht Alkmaar Leiden 2b Denk je dat dat helpt? Leg je antwoord uit. Het is erg moeilijk. De cultuur is zo dat jongens belangrijker worden gevonden. 10 Middelburg 11 Breda 12 Venlo

7 Thema 12 Wie wonen er in Nederland? Start Noordzee km 1 2 A 3 8 C B 5 D Duitsland E België Figuur 1 4b Schrijf de namen op van de provincies A t/m E. A Drenthe B Gelderland C Flevoland D Zuid-Holland E Limburg opdracht 5 Blader het thema door. 5a Schrijf de titels van de blokken in figuur 2. 5b Op welke vraag krijg je antwoord in welk blok? Zet in figuur 2 de volgende vragen bij het goede blok. Hoe ziet Nederland er over 25 jaar uit? Hoe verandert de bevolking van Nederland door geboorte en sterfte? Hoe ziet jouw leven er over 25 jaar uit? Waarom verhuizen mensen van het ene land naar het andere? 5c Zet de volgende onderwerpen bij de goede blokken. afstotingsfactor asielzoekers afname van de bevolking bevolkingsvoorspelling een plek om te wonen geb o or te opleiding en werk sterfte vergrijzing verhuizen Figuur 2 Blok Titel Vraag Onderwerpen 1 Baby s en bejaarden Hoe verandert de bevolking van Nederland door geboorte en sterfte? geboorte, sterfte, vergrijzing 2 Komen, blijven of weggaan? Waarom verhuizen mensen van het ene land naar het andere? afstotingsfactor, asielzoekers, verhuizen 3 Nederland in de toekomst Hoe ziet Nederland er over 25 jaar uit? afname van de bevolking, bevolkingsvoorspelling 4 Hoe leef jij in 2038? Hoe ziet jouw leven er over 25 jaar uit? een plek om te wonen, opleiding en werk

8 8 Blok 1 Baby s en bejaarden De bevolking van Nederland verandert voortdurend. Er worden kinderen geboren, mensen worden ouder en ze sterven. Mensen van verschillende leeftijden hebben verschillende voorzieningen nodig. De veranderingen hebben daarom gevolgen voor de inrichting van Nederland. Ik sta elke dag een uur in de file. Er is genoeg ruimte voor een grote tuin. Je kunt hier uren wandelen over uitgestrekte landerijen. Noord- Nederland X X West- Nederland X Deelvraag van dit blok: Hoe verandert de bevolking van Nederland door geboorte en sterfte? Je merk niet dat je van de ene stad de andere in rijdt. De dichtstbijzijnde school is een uurtje fietsen. X X opdracht 1 Er is weinig ruimte om te spelen. X 1a 1b Lees de tekst hierboven en bekijk in het lesboek de titels, teksten en bronnen van blok 1. Sommige mensen vinden Nederland te vol. Welk tekstblokje gaat daarover? Is Nederland overbevolkt? De grootte van de bevolking verandert iedere dag. Welke drie tekstblokjes gaan over die dagelijkse veranderingen? De bevolking verandert. Minder baby s. Migratie. 2d 2e Figuur 1 Lees de uitspraken in figuur 1. Kruis aan in welk deel van Nederland de spreker woont. Bedenk hoe mensen in hun dagelijks leven merken dat ze in een dichtbevolkt gebied leven. Wonen: bijv.: mensen wonen dicht op elkaar, ze hebben kleine tuintjes en lawaaioverlast. Reizen: bijv.: het is druk op de weg (files), openbaar vervoer heeft veel last van vertragingen. Ontspannen: sportvelden liggen vlak langs een snelweg, moeilijk om rust te vinden in de natuur. 2a 2b 2c opdracht 2 Lees op bladzijde 118 van het lesboek de tekst Is Nederland overbevolkt? In Nederland is de bevolkingsspreiding regelmatig / onregelmatig. Dat betekent dat in Nederland niet overal evenveel mensen wonen. Bedenk een plek in jouw provincie die voller is dan de plek waar jij woont. Bedenk een plek in jouw provincie die minder vol is dan de plek waar jij woont. d 3a 3b opdracht 3 rekenmachine Leg de volgende zin uit: Nederland heeft een gemiddelde bevolkingsdichtheid van 494 inwoners per km 2. Dat betekent dat op 1 km 2 gemiddeld 494 mensen wonen. Je berekent de bevolkingsdichtheid van een gebied door het aantal inwoners te delen door het oppervlakte van het gebied in vierkante kilometers. Reken in figuur 2 de bevolkingsdichtheid van de Nederlandse provincies uit.

9 Thema 12 Wie wonen er in Nederland? Blok 1 Baby s en bejaarden 9 Bevolkingsdichtheid Provincie Aantal inwoners Oppervlakte in km 2 in inwoners per km 2 Groningen Friesland Drenthe Overijssel Flevoland Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg Figuur 2 3c Verdeel de provincies in drie groepen. Bedenk eerst bij welke bevolkingsdichtheid een provincie dunbevolkt, matig bevolkt en dichtbevolkt is. Groep 1 dunbevolkt: 0 t/m 250 inwoners per km 2. Groep 2 matig bevolkt: 250 t/m 500 inwoners per km 2. Groep 3 dichtbevolkt: meer dan 500 inwoners per km 2. 3d Kleur in figuur 3: de dunbevolkte provincies: geel; de matig bevolkte provincies: oranje; de dichtbevolkte provincies: rood. Vul ook de legenda onder figuur 3 in. 3e Ik woon in de provincie Eigen antwoorden. Mijn provincie is dunbevolkt / matig bevolkt / dichtbevolkt. Ik vind dat wel / niet prettig, omdat Wist je dat? Je ook het geboortecijfer kunt uitrekenen van een dorp? Of van het personeel van een school? Of van de bewoners van een bejaardenhuis? Dat laatste is trouwens nul! Figuur opdracht 4 a Gebruik figuur 3 en GB 80 (BB 58). 4a Welke vier provincies hebben in Nederland de laagste bevolkingsdichtheid? Groningen, Friesland, Drenthe en Zeeland. 4b Hoeveel mensen wonen er per km 2 in de meest dunbevolkte gebieden van Nederland? Minder dan 184.

10 10 4c Noem vier landen in Europa met een heel lage bevolkingsdichtheid. IJsland, Noorwegen, Zweden, Finland. 6b Vergelijk figuur 3 met de GB 54B (BB 26). Zijn de dunbevolkte provincies van figuur 3 ook overal dunbevolkt op de atlaskaart? Waar wel of niet? Nee, bepaalde gedeelten (steden) van die 4d Hoeveel mensen wonen er per km 2 in de meest dunbevolkte gebieden in Europa? 4e Minder dan 1. Zoek de provincies van vraag 4a op de kaart met de bevolkingsdichtheid van Europa op. Wat valt je op als je deze provincies vergelijkt met andere gebieden in Europa? Ze zijn vergeleken met de rest van Europa dicht bevolkt. 6c provincies zijn dichtbevolkt. In Gelderland is een groot gebied heel dunbevolkt. Hoeveel mensen wonen daar per km 2? Minder dan 25. 6d Zoek in de atlas op hoe dit gebied heet en wat voor soort gebied het is. Dit is de Veluwe, een groot bosgebied waar weinig mensen wonen. opdracht 5 opdracht 7 5a 5b 5c 5d Bekijk op bladzijde 118 van het lesboek bron 1. Deze foto is gemaakt in een gebied met een hoge / lage bevolkingsdichtheid. Waaraan kun je zien of de bevolkingsdichtheid hier hoog of laag is? Er zijn weinig gebouwen, er wonen daardoor ook weinig mensen, er is veel onbebouwde ruimte. Bedenk in welk deel van Nederland deze foto gemaakt is. In het noorden. Bedenk voordelen van het wonen in dit deel van Nederland. Eigen antwoord, bijvoorbeeld: het is lekker Lees op bladzijde 118 van je lesboek de tekst Daar en nu: Japan. Bekijk op bladzijde 118 van je lesboek bron 2. 7a Wat staat er op de foto van bron 2? 7b Een vliegveld. Hoe kun je zien dat dit geen natuurlijk eiland is? Het is laag, in tegenstelling tot het bergachtige achterland, het heeft heel rechte vormen. a Gebruik GB 157A-E (BB ). 7c Welke natuurverschijnselen die op deze atlaskaarten worden getoond, kunnen gevaarlijk zijn voor de mensen in Japan? Aardbevingen, tsunami s en taifoens. rustig, je hebt de ruimte. 5e Bedenk nadelen van het wonen in dit gebied. 7d Bedenk twee voordelen van het bouwen in zee. Eigen antwoord, bijv,: het is daar eenzaam/ 1 Goede oplossing voor ruimtegebrek elders. saai en je hebt dan misschien weinig vrienden. Voorzieningen zijn vaak ver weg. opdracht 6 a Gebruik GB 54B (BB 26). 6a Trek in figuur 4 lijnen van het begrip naar de juiste omschrijving. Figuur 4 Gemiddeld aantal mensen op een km 2 Veel mensen in een klein gebied bij elkaar Hoe de mensen verspreid zijn over een gebied 7e 2 Mensen hebben zo minder geluidsoverlast. Bedenk ook twee nadelen van het bouwen in zee. 1 2 Bijv.: invloed op natuur (vogels). Door verstoring zeestromingen. Je moet rekening houden met zeespiegelstijging. Het is duur. Bevolkingsspreiding Bevolkingsconcentratie Bevolkingsdichtheid

11 Thema 12 Wie wonen er in Nederland? Blok 1 Baby s en bejaarden 11 8a opdracht 8 Lees op bladzijde 119 van het lesboek de tekst De bevolking verandert. In de tekst staan twee oorzaken waardoor het bevolkingsaantal van een land verandert. Welke? 1 2 Sterfte. 8b Bedenk nog een derde oorzaak waardoor de bevolking van een land groter of kleiner wordt. 8c Welke zinnen zijn waar? In Frankrijk worden meer kinderen geboren dan in Nederland, omdat er in Frankrijk veel meer mensen wonen. Het geboortecijfer van Duitsland is hoger dan het geboortecijfer van Nederland, omdat er in Duitsland meer mensen wonen. Natuurlijke bevolkingsgroei = geboorte - sterfte 8d Het geboortecijfer kun je uitrekenen met de som: aantal geboorten in een jaar x aantal inwoners Schrijf nu zelf de som op die je moet uitrekenen om het sterftecijfer van een land te berekenen. 8e Een land heeft in 2012 het geboortecijfer 12. 8f Dat betekent dat er in 2012 baby s per mensen zijn geboren. Bedenk zelf een naam voor de natuurlijke bevolkingsgroei als er meer mensen in een land sterven, dan er worden geboren. Figuur 5 Bevolkingscijfers van Nederland en Duitsland over Geboorte. Verhuizingen. Aantal sterfgevallen in een jaar : aantal inwoners Sterfteoverschot. Nederland Duitsland Bevolkingsaantal Aantal geboorten Geboortecijfer 11,1 8,3 Aantal sterfgevallen Sterftecijfer 8,0 10,5 Natuurlijke bevolkingsgroei opdracht 9 9a Bereken met de gegevens uit figuur 5 de geboorte- en sterftecijfers van Nederland en Duitsland. Schrijf de cijfers in de tabel. 9b Reken uit met hoeveel mensen de bevolking in Nederland groeide of afnam in Antw. blz. 18 9c Reken uit met hoeveel mensen de bevolking in Duit sland groeide of afnam in Antw. blz. 18 9d Bekijk de uitkomst van de natuurlijke bevolkingsgroei van Nederland en Duitsland. De bevolking van Nederland nam in 2010 door geboorte en sterfte toe / af. Nederland heeft een geboorteoverschot / sterfteoverschot. opdracht 10 Lees op bladzijde 119 van het lesboek de tekst Hier en toen: veel geboorten, veel sterfte. 10a Schrijf drie redenen op waardoor het geboortecijfer vroeger hoog was Kinderen zorgden later voor jou. 10b Leg uit waarom juist baby s en kleine kinderen vroeger vaker dood gingen dan nu. 10c Bedenk waarom een grote kans op het overlijden van een kind een reden kan zijn om meer kinderen te willen krijgen. opdracht 11 Bekijk op bladzijde 119 van het lesboek bron 3. Lees op bladzijde van het lesboek Vaardigheid 7a Grafieken en Diagrammen. 11a Na welk jaar daalde het geboortecijfer in Nederland heel sterk? 11b Er zitten pieken in de geboorte- en sterftecijfers aan het eind van de Eerste en de Tweede Wereldoorlog. Bedenk waardoor een oorlog pieken in sterftecijfers veroorzaakt. 11c Er waren geen voorbehoedmiddelen. Mensen trouwden jong. Door slechte hygiëne en medische zorg werden kinderen sneller ziek dan nu en sneller dan volwassenen. Als al je kinderen zouden overlijden, heb je zelf geen verzorging meer voor je oude dag. Na In WOll vielen er slachtoffers door honger/kou, daarnaast zijn er ook gewone oorlogsslachtoffers. Bedenk waardoor de pieken in de geboortecijfers werden veroorzaakt. Dat was na de oorlogen. Mensen hadden weer vertrouwen in het leven, en durfden weer kinderen te krijgen.

12 12 J totale bevolking opdracht 12 12a Kleur in figuur 6 de geboortecijferlijn rood en sterftecijferlijn zwart. 12b Kleur de ruimtes waar de geboortelijn boven de sterftelijn uitkomt rood. 12c In de rode periodes is er een geboorteoverschot / sterfteoverschot, omdat er meer mensen 12d Kleur de ruimtes waar de sterftelijn boven de geboortelijn uitkomt blauw. 12e In de blauwe periodes is er een geboorteoverschot / sterfteoverschot, omdat opdracht 13 Lees op bladzijde 119 van je lesboek bron 4. 13a In Limburg werden in 2005 meer / minder mensen geboren dan er stierven. Hierdoor was Limburg in 2005 de eerste provincie in Nederland met een sterfte-overschot. 13b Waarom vertrekken veel jongeren uit Limburg? 13c Schrijf twee redenen op waarom er in Limburg weinig kinderen worden geboren. 1 2 E A sterftecijfer fase 1 fase 2 fase 3 fase 4 tijd g Figuur 6 geboren worden dan er sterven. er meer mensen sterven dan er geboren worden. H C F Er is niet genoeg werk. Er zijn minder vrouwen in Limburg die kinderen krijgen. Een vrouw in Limburg krijgt gemiddeld minder kinderen dan een vrouw uit een andere provincie. L geboortecijfer B D G IK opdracht 14 Lees op bladzijde 120 van het lesboek: Daar en toen: Kraamvrouwenkoorts. 14a Tot in het midden van de negentiende eeuw stierven vooral vrouwen die in het ziekenhuis bevielen. Hoe kwam dat? Deze vrouwen raakten door de aanraking van doktoren besmet met de bacteriën van andere patiënten. 14b Wat deed dokter Semmelweis om kraamvrouwenkoorts tegen te gaan? Hij liet zijn studenten hun handen wassen met een chlooroplossing. 14c Wat gebeurde er daarna met het sterftecijfer? Dat daalde. 14d Dokter Semmelweis had veel moeite om andere doktoren te overtuigen. Bedenk wat ze niet wilden geloven. Ze wilden niet geloven dat het handen wassen iets te maken had met de kraamvrouwenkoorts. opdracht 15 15a Bedenk welke uitspraak hoort bij welke fase. Zet de letter van de uitspraak steeds op de juiste plaats in de grafiek van figuur 6. A Bijna niemand heeft een opa of oma. B Een gezin heeft steeds minder kinderen. C Het is moeilijk om een woning te vinden. D Steeds meer paren zijn vijftig jaar getrouwd. E Ik deel de slaapkamer met zeven broertjes en zusjes. F Steeds minder mensen sterven aan besmettelijke ziektes. G Onze school wordt volgend jaar gesloten door een gebrek aan leerlingen. H Dokter Semmelweis ontdekt dat het ontsmetten van handen en instrumenten helpt tegen kraamvrouwenkoorts. I De wethouder van de stad mag de eerste steen komen leggen van weer een nieuw bejaardenhuis. J Mijn nieuwe broertje heet Jan, net als mijn oudere broertje dat vorig jaar overleden is. K De burgemeester besluit niet meer op de verjaardag te komen van iedereen die honderd jaar wordt; het zijn er te veel. L Bezorgde wetenschappers en ministers komen bij elkaar omdat de bevolking snel groeit.

13 Thema 12 Wie wonen er in Nederland? Blok 1 Baby s en bejaarden 13 15b Bespreek de uitkomsten met je klasgenoten. Welke letters kunnen op verschillende plaatsen staan en waarom? 17b Het antwoord op opdracht 17a heet ook wel de vervangingsfactor. Elke vrouw moet gemiddeld dat aantal kinderen krijgen, om de bevolking even groot te houden. Maar het is net niet genoeg. Bedenk een reden waarom vrouwen gemiddeld nog iets meer kinderen moeten krijgen voor het gelijk houden van de bevolking. Zie voor het antwoord bladzijde 18. opdracht 16 Lees op bladzijde 120 van het lesboek de tekst Nu: Minder baby s. 16a Hoeveel broers en zussen heb jij? 16a t/m d: eigen antwoorden. 16b Hoeveel broers en zussen hebben/hadden je vader en moeder? Vader: Moeder: 16c Hoeveel broers en zussen hebben/hadden je opa en oma? Opa: Oma: 16d Kloppen de antwoorden met de titel van het tekstblok Nu: minder baby s? Ja / Nee, omdat opdracht 17 verdieping 17a Een man en vrouw krijgen samen kinderen. Hoeveel kinderen moeten ze krijgen om zichzelf te vervangen? Twee kinderen 17c Bedenk waarom je vraag 16 eigenlijk niet aan kinderen op een school moet stellen, maar aan volwassenen. (Tip: Welke mensen wordt in deze opdracht niets gevraagd?) Mensen met kinderen worden zo wel geteld, maar mensen zonder kinderen niet, je telt dus niet de gemiddelde bevolking. opdracht 18 Bekijk figuur 7. 18a Het geboortecijfer in Nederland daalt. Schrijf in de tekstballonnen van figuur 7 welke oorzaken het dalende geboortecijfer heeft. 18b In Zweden kunnen mannen en vrouwen rond de geboorte van hun kind ruim een jaar betaald verlof krijgen. Ook de kinderopvang is in Zweden goedkoop en zonder wachtlijsten. Bovendien werken er hoogopgeleide mensen in de crèches. Bedenk twee redenen waarom dit vrouwen kan helpen om te besluiten (jong) kinderen te krijgen. 1 moeders en vaders kunnen na de geboorte goed uitrusten en het kind genoeg aandacht geven. 2 kinderopvang is goedkoop en goed geregeld. Figuur 7 Ik wil eerst carrière maken, ik stel het krijgen van kinderen nog uit. Ik studeer, ik heb niet eens een vriend, Ik gebruik de pil.

14 14 18c Bedenk een nadeel van het Zweedse model. Het kost de regering veel geld waardoor de belastingen in Zweden hoog zijn. opdracht 19 Bekijk op bladzijde 120 van het lesboek bron 6. 19a Op welke leeftijd krijgt een vrouw tegenwoordig gemiddeld haar eerste kind? 29,5 jaar. 19b Op welke leeftijd kreeg een vrouw in 1950 gemiddeld haar eerste kind? 26 jaar. 19c In welk jaar was de gemiddelde leeftijd van een vrouw waarop ze haar eerste kind kreeg het laagst? d Mijn moeder was kind kreeg. Mijn oma was jaar toen ze haar eerste jaar toen ze haar eerste kind kreeg. De leeftijden van mijn oma en moeder komen wel / niet overeen met de grafiek omdat Eigen antwoorden. Figuur 8 Bevolkingsopbouw van Nederland in Leeftijdsopbouw Nederland mannen x 1000 vrouwen x 1000 opdracht 20 Bekijk figuur 8. 20a Hoeveel jongens en meisjes van tien jaar waren er in 2010? 20b Hoe oud zijn die jongens en meisjes uit 2010 nu? 20c Omcirkel het stuk van de grafiek in figuur 8, dat gaat over ontgroening met een groene lijn. opdracht 21 Lees op bladzijde 121 van het lesboek de tekst Vergrijzing. 21a Schrijf in je eigen woorden op wat wordt bedoeld met vergrijzing van de bevolking. 21b Omcirkel het stuk van de grafiek in figuur 8, dat gaat over vergrijzing met een grijze lijn. 21c In 2010 was er een grote groep mensen van 64 jaar. Reken uit in welk jaar die mensen zijn geboren. 21d Bedenk waarom de mensen in de jaren voor dat jaar veel minder kinderen hadden gekregen. d jongens en meisjes. Bijv.: in 2013 zijn ze 3 jaar ouder (dertien). Er komen in vergelijking tot de hele bevolking steeds meer ouderen = 1946 Toen was er oorlog en werden er minder kinderen geboren (mannen zijn van huis, onzekerheid). opdracht 22 papier A3 (of groter) c Deze opdracht doe je met z n tweeën. 22a Er zijn verschillende redenen waarom jongeren en ouderen geld kosten. Dat geld wordt betaald door de mensen die werken. Zij betalen belasting en de kosten van hun kinderen. Verdeel een groot vel papier in drie vakken: een vak voor de jongeren, een vak voor de werkenden en een vak voor de ouderen. Teken in elk vak dingen die geld kosten of opleveren. Teken daarna pijlen tussen de vakken, die de geldstromen voorstellen. 22b De vakken zijn nu even groot. Als je de vakken opnieuw zou moeten tekenen, zou je het ene vak dan groter of kleiner maken dan het andere? Kan dat in het echt ook? Leg je antwoord uit.

15 Thema 12 Wie wonen er in Nederland? Blok 1 Baby s en bejaarden 15 opdracht 23 opdracht 27 deelvraag Lees op bladzijde 121 van het lesboek de tekst Voor- en nadelen van vergrijzing. 23a In deze tekst wordt verschil gemaakt tussen twee groepen ouderen. Welke twee groepen zijn dat? De 65-plussers en de 80-plussers. 23b Wat is het belangrijkste verschil tussen deze twee groepen? De 65-plussers zijn over het algemeen nog gezond en fit en willen wel wat doen. opdracht 24 verdieping Bekijk op bladzijde 121 van het lesboek bron 7. a Gebruik GB 80C (BB ). 24a Bekijk de mensen op deze foto. Wat valt je op aan de leeftijd van de mensen die demonstreren? Het zijn mensen van verschillende leeftijden. 24b Zou jij de straat op gaan om te protesteren tegen een hogere pensioenleeftijd? Leg je antwoord uit. Waarschijnlijk niet, jongeren gaan nog lang niet met pensioen. 24c Zoek Nederland en Frankrijk op de kaart over vergrijzing in Europa in de atlas. Welk land is meer vergrijsd? Frankrijk. 24d Leg uit waarom mensen in Frankrijk eerder de straat op gaan om tegen de verhoging van de pensioenleeftijd te protesteren dan in Nederland. Vergrijzing is een groter probleem, de regering zal eerder kiezen voor het verhogen van de pensioenleeftijd. opdracht 25 Bb Ga naar en maak de opdracht Bevolkingsatlas. opdracht 26 op een rij Maak van het volgende begrip een som. 26a Sterfte, geboorte, natuurlijke bevolkingsgroei. Zie voor het antwoord bladzijde b Door vergrijzing en ontgroening wordt het aantal mensen in de leeftijdsklassen die werken groter / kleiner. Hoe verandert de bevolking van Nederland door geboorte en sterfte? Er worden in Nederland per jaar meer / minder mensen geboren dan er overlijden. Omdat er meer / minder mensen worden geboren dan vroeger, wordt het aantal jongeren in de samenleving kleiner / groter. Omdat er een grote groep mensen is die tussen de 65 en 80 jaar oud is, nemen de kosten van de ouderenzorg in de toekomst toe / af. Waarschijnlijk stijgt / daalt daardoor in de komende jaren het sterftecijfer en wordt het geboorteoverschot groter / kleiner. Kennen en kunnen Als je klaar bent met dit blok kun je: vertellen waar in Nederland veel mensen wonen en waar weinig en daarbij de begrippen bevolkingsspreiding, bevolkingsdichtheid en bevolkingsconcentratie gebruiken. rekenen met aantallen geboorten en sterfgevallen en het geboorte- en sterftecijfer van een gebied uitrekenen. uitleggen waarom geboortecijfers en sterftecijfers vroeger hoger waren dan nu. vijf redenen noemen waarom er tegenwoordig minder kinderen per vrouw worden geboren dan vroeger. uitleggen wat vergrijzing is en wat ontgroening is. voorbeelden noemen van de gevolgen van vergrijzing. voorbeelden noemen van hoe regeringen proberen iets aan de gevolgen van vergrijzing te doen. Eigen onderwerp. Begrippen bevolkingsaantal geboorteoverschot bevolkingsconcentratie natuurlijke bevolkingsgroei bevolkingsdichtheid ontgroening bevolkingsspreiding sterftecijfer geboortecijfer vergrijzing Vaardigheid 7a Grafieken en diagrammen Ga naar:

16 16 Menukaart 1 Keuzeopdracht Samen of alleen Wat heb je nodig? A Buren In een flat wonen veel mensen dicht op elkaar. Vaak weten ze weinig van elkaar. De bewonerscommissie vraagt zes bewoners hun verhaal te schrijven voor de wijkkrant. Met een groepje van zes Schrijfpapier of computer, vellen papier (A3), kleurpotloden of stiften, schaar, lijm B Groeiende wereldbevolking Vergelijk de groei van de bevolking van de grootste landen van de wereld en schrijf een voorspelling. Alleen Computer, pen en papier C De jaren 50 en 60 1 Schrijf een verhaal over een jongere in de jaren 50 of Onderzoek bij drie gezinnen hoe de taken zijn verdeeld. 1 Alleen 2 Met z n tweeën Schrijfpapier, eventueel computer A Buren opdracht 1 c Deze opdracht doe je met z n zessen. d Zie menukaart. Bekijk op bladzijde 122 van het lesboek bron 8. 1a Iedereen in het groepje kiest een huis in de flat. 1b 1c Ik kies appartement Eigen antwoorden. Daarin wonen/woont mens(en). Schrijf een verhaal over de mensen in jouw flat. Beschrijf: wie de bewoners zijn en hoe ze heten; hoe oud ze zijn; hoe lang ze er wonen; of ze kinderen/kleinkinderen hebben; waar ze vroeger woonden; wat voor werk of studie ze doen; wat hun hobby s zijn; alles wat je verder zelf kunt verzinnen. Gebruik je fantasie! Lees de verhalen van de andere leerlingen in je groep. opdracht 2 Jullie vormen de redactie van de wijkkrant. Maak een aflevering van de wijkkrant met de volgende inhoud: Een inleiding van de redactie. Beschrijf hierin: wat lezers kunnen verwachten van de wijkkrant; wat de redactie is opgevallen aan de verhalen van buurtbewoners. De verhalen van buurtbewoners van opdracht 1. Buurtnieuws. Zorg dat jullie wijkkrant er mooi uitziet. Versier de krant met tekeningen, foto s of plaatjes uit tijdschriften.

17 Thema 12 Wie wonen er in Nederland? Menukaart 1 Baby s en bejaarden 17 B Groeiende Wereldbevolking Bb Ga naar en maak de opdracht Groeiende wereldbevolking. C De jaren 50 en 60 d A Een vrouw vertelt: Als meisje werkte ik na het halen van mijn middelbareschooldiploma op kantoor. Ik woonde nog gewoon bij mijn ouders en gaf mijn salaris aan vader. Ik kreeg een beetje zakgeld. Ik ontmoette een jongen van de kerk bij een jeugdbijeenkomst. We kregen verkering, gingen ons verloven en trouwden toen ik twintig jaar was. Na ons trouwen stopte ik gelijk met werken. Mijn man zorgde voor het inkomen en ik deed het huishouden. Na een jaar kregen we ons eerste kind. We kregen vijf kinderen voor wie ik overdag alleen zorgde. Figuur 1 Werk, trouwen en kinderen krijgen in de jaren 50. Zie menukaart. Lees en bekijk op bladzijde 123 van het lesboek de teksten en bronnen bij opdracht C. Lees figuur 1. Kies welke opdracht je wilt doen: A Ik schrijf een verhaal over de jaren 50 of 60. B Wij doen een onderzoek naar de taakverdeling in gezinnen nu. Verhaal Kies over wie je een verhaal wilt schrijven: jongen of meisje (zestien jaar) in 1952 jongen of meisje (zestien jaar) in 1968 Beschrijf in het verhaal: de relatie met je ouders; of je een vriend(in) hebt en hoe je die hebt leren kennen; je opleiding; je plannen voor de toekomst. Laat je verhaal aan je docent zien. B Onderzoek taakverdeling c Deze opdracht doe je met z n tweeën. a b a b Stap 1: Wat ga je doen? Jullie gaan bij drie gezinnen onderzoek doen naar de taakverdeling. Stap 2: Hoe ga je het doen? Maak een lijst met vragen. Vraag in ieder geval: Uit hoeveel mensen bestaat uw gezin? Wat is de leeftijd van de gezinsleden? Wie werkt er buitenshuis en hoeveel uur? Wie doet de volgende klussen in huis? (Maak een uitgebreide lijst met klussen die in huis gedaan moeten worden. Bijvoorbeeld:) afwassen koken wc schoonmaken lamp vervangen schilderwerk enzovoort Bedenk zelf nog andere vragen. Typ of schrijf de vragen netjes uit. Laat jullie vragen aan de docent zien. Stap 3: Doen! Neem je vragenlijst af bij drie gezinnen. Stel de vragen aan een ouder of verzorger. Stel steeds om de beurt een vraag. De ander schrijft het antwoord op. Stap 4: Laten zien! Maak van elk gezin een kort verslag. Vergelijk de taakverdeling in de gezinnen. Welke verschillen en overeenkomsten zie je? Verwerk jullie conclusies in het verslag. Laat je verslag aan je docent zien.

18 18 Antwoord van opdracht 9b en c, bladzijde 11: 9b = groei 9c = afname Antwoord van opdracht 17b, bladzijde 13: Vrouwen krijgen pas kinderen als ze volwassen zijn, volwassen vrouwen moeten daarom volwassen vrouwen vervangen. Meisjes die overlijden voor ze volwassen zijn, moeten daarom ook worden vervangen. Antwoord van opdracht 26a, bladzijde 15: Natuurlijke bevolkingsgroei = geboorte - sterfte Geboorte = natuurlijke bevolkingsgroei + sterfte Sterfte = geboorte - natuurlijke bevolkingsgroei

19 Thema 12 Wie wonen er in Nederland? Blok 1 Aantekeningen 19

20 20 Blok 2 Komen, blijven of weggaan? Er zijn mensen die Nederland vaarwel zeggen en ergens anders gaan wonen. Maar er zijn ook mensen die Nederland juist uitkiezen om zich te vestigen. Zij vinden andere dingen prettig aan ons land dan degenen die vertrekken. In dit blok leer je waarom mensen van het ene naar het andere land verhuizen. Deelvraag van dit blok: Waarom verhuizen mensen van het ene land naar het andere? 2b De meeste mensen verhuizen over een korte afstand. Zet de volgende verhuisredenen op volgorde van de afstand waarover de verhuizing gaat Maryams vader vertrekt naar Nederland, omdat hij bang is voor de regering van zijn land. Tjerk verhuist naar een andere stad, omdat hij een baan kan krijgen op het hoofdkantoor van het bedrijf waar hij voor werkt. Mark en Carolien verhuizen naar een groter huis nu hun tweede kind is geboren. 1a 1b 2a opdracht 1 Lees de tekst hierboven en bekijk in het lesboek de titels, teksten en bronnen van blok 2. Welke bron gaat over hoeveel mensen immigreren en emigreren? Bron 12. Welke bron gaat over redenen van immigranten om naar Nederland te komen? Bron 11. opdracht 2 Lees op bladzijde 124 van het lesboek de tekst Verhuizen. Waarom zou jij naar Nederland komen of juist uit Nederland weggaan? Noem twee vestigingsredenen en twee vertrekredenen: Vestigingsredenen: 2c 2d 2 Natasja gaat op kamers in de stad waar ze gaat studeren. Bekijk figuur 1. Maak de formule van bevolkingsgroei door de begrippen en tekens in de juiste volgorde te zetten. Schrijf de formule op. Bevolkingsgroei = geboorte + immigratie sterfte emigratie. Leg uit waarom iemand die van het ene naar het andere land verhuist, altijd emigrant en immigrant tegelijkertijd is. Iemand die verhuist is emigrant in het land waar hij vertrekt en immigrant in het land waar hij zich vestigt. Figuur 1 1 Eigen antwoorden. 2 Vertrekredenen: 1 Eigen antwoorden. 2

21 Thema 12 Wie wonen er in Nederland? Blok 2 Komen, blijven of weggaan? 21 3a 3b 3c opdracht 3 Lees op bladzijde 124 van het lesboek de tekst Naar Nederland. Wat is de afstotingsfactor van Iran in het verhaal van Maryam? Er is geen persvrijheid, het is onveilig. En wat is de aantrekkingsfactor van Nederland? Er is veiligheid en vrijheid. Afstotingsfactoren en aantrekkingsfactoren zijn kenmerken van een land / persoon. opdracht 4 6c Bedenk waarom de emigranten uit Nederland na de Tweede Wereldoorlog niet in Europa bleven. In andere Europese landen was ook oorlog geweest, de situatie was daar vergelijkbaar. 6d Wat vond de Nederlandse overheid van het Nederlandse vertrekoverschot? Leg je antwoord uit. De overheid was er blij mee, omdat ze in Nederland bang was voor overbevolking en werkloosheid. 4a Bekijk op bladzijde 124 van het lesboek bron 11. Wat was in 2009 de belangrijkste aantrekkingsfactor van Nederland? Arbeid. 4b Bedenk wat wordt bedoeld met gezinsmigratie. Migratie omdat een gezinslid al in Nederland woont, 7a 7b opdracht 7 Bekijk op bladzijde 124 van het lesboek bron 12. Wanneer was het vertrekoverschot in Nederland het grootst? Rond Reken uit hoe groot dat vertrekoverschot was. 4c of in Nederland gaat wonen voor bijv. werk. Bedenk welke groep migranten het kortst in Nederland blijft. Leg je antwoord uit. 7c = mensen. Wanneer was het vestigingsoverschot het grootst? Migratie voor studie: na de studie gaan deze migranten terug naar het land van herkomst. Of migratie voor asiel, als de situatie beter wordt in 7d Rond Waar kwamen de mensen vandaan en waarom kwamen er toen zo veel mensen naar Nederland? het land van herkomst willen ze terug naar familie. Uit Suriname, dat land werd onafhankelijk. Veel opdracht 5 Surinamers zagen een zelfstandig Suriname 5a 5b Lees op bladzijde 125 van het lesboek de tekst Weg uit Nederland. Bekijk op bladzijde 143 van het lesboek de Tijdwijzer. In welke tijd emigreerden veel Nederlanders? Tijd van televisie en computer. Hoe was de welvaart direct na de oorlog? 7e niet zitten. Vind je Nederland een immigratieland? Leg je antwoord uit. Ja / Nee, want Er was weinig welvaart. Europa lag in puin, 5c mensen moesten zuinig leven. Vanaf welk jaar veranderde de welvaart? Na 1954, toen stegen de lonen. opdracht 6 6a Vul in: + of en =. Migratiesaldo = immigratie emigratie. 6b De landen waar Nederlanders na de Tweede Wereldoorlog naartoe verhuisden liggen dichtbij / veraf. Wist je dat? Er in Nederland een provincie is waar meer dan de helft van de bevolking immigrant is? Dat is de provincie Flevoland.

22 22 d 8a Familie Klinker emigreert naar Australië Ik denk dat onze redenen om te verhuizen naar Australië dezelfde zijn als die van andere emigranten. We hebben met heel wat (ex-) Nederlanders hier in Australië gesproken. Het gaat dan om afstotingsfactoren: Nederland is druk, vol, hectisch. En natuurlijk zeker ook om aantrekkingsfactoren: betere kansen op werk, beter leefklimaat, rust en ruimte. Nederlanders zijn natuurlijk ontdekkingsreizigers. Het zit in het bloed, in de genen. Bron: Radio Nederland Wereldomroep, december 2005 Figuur 2 opdracht 8 Lees nog eens op bladzijde 125 van het lesboek de tekst Weg uit Nederland. kleurpotloden Als jij zou emigreren, welk land zou je dan kiezen en waarom? 8b In de tekst worden drie redenen genoemd waarom Nederlanders emigreren. Schrijf die redenen op. Bedenk zelf nog twee redenen. 9c Waarom zou het bruggetje van die plaats nagebouwd zijn in Canada? Dan lijkt de alternatieve Elfstedentocht in Canada nog meer op de echte in Nederland. 9d Leg uit wat deze foto laat zien over Nederlandse emigranten in het buitenland. Gebruik in je antwoord het woord cultuur. Nederlandse emigranten nemen de Nederlandse cultuur mee naar het buitenland. Ze houden hun eigen tradities in ere. opdracht 10 Bekijk op bladzijde 125 van het lesboek bron a Bedenk waarom ouderen graag in een warm land wonen. Lekker warm en droog, zo kun je veel naar buiten. 10b Welke voorzieningen moeten er komen in de plaatsen waar de ouderen gaan wonen? Hulp en zorg, activiteiten voor sport en ontspanning etc. liften, plankiers op het strand. 10c Stel dat jouw opa en oma besluiten in Spanje te gaan wonen. Wat zou jij daarvan vinden? boerenbedrijf runnen goedkoop groot huis warmte eigen antwoord 10d Bedenk of deze migratie naar Spanje veel invloed heeft op de bevolkingsopbouw van Nederland. Leg je antwoord uit. 5 eigen antwoord Lees figuur 2. 8c Onderstreep in figuur 2: de aantrekkingsfactoren van Australië: groen. de afstotingsfactoren van Nederland: rood. 9a opdracht 9 Bekijk op bladzijde 125 van het lesboek bron 13. Welke plaatsnaam staat op het bruggetje? Bartlehiem. 9b Bedenk in welke provincie die plaats ligt. In Friesland, ten noorden van Leeuwarden. Nee, het zijn niet heel veel ouderen die vertrekken, de groep ouderen in Nederland groeit ook sterk ondanks deze vertrekkende ouderen. opdracht 11 Lees op bladzijde 125 van het lesboek de tekst Naar Nederland voor werk. 11a Wat is gezinshereniging? Het naar Nederland halen van een vrouw en kinderen door een man, die hier al werkt. 11b In opdracht 4b en bron 11 ging het over gezinsmigratie. Wat is het verschil tussen je antwoord bij opdracht 4b en opdracht 11a? Bij gezinsmigratie kan het ook gaan om gezinsvorming, bijv. wanneer mensen gaan trouwen.

23 Thema 12 Wie wonen er in Nederland? Blok 2 Komen, blijven of weggaan? 23 11c Ayse is geboren in Nederland, ze voelt zich Turks en Nederlands. Stel dat zij trouwt met een man uit Turkije. Hoe zal hij zich voelen in Nederland? Leg je antwoord uit. Hij zal erg moeten wennen aan de Nederlandse cultuur en zich vooral Turks voelen. 11d De laatste paar jaar zijn de regels in Nederland strenger geworden om een partner of andere familieleden uit het buitenland naar Nederland te halen. Wat vind je daarvan? Leg je antwoord uit. Voorbeeldantwoord op bladzijde e Weet je het nog? Waarom zijn er in 2011 veel Polen in Nederland? Omdat er in Nederland meer werk is dan in Polen, omdat de lonen hier hoger zijn dan in Polen. Omdat Polen bij de EU hoort, kunnen mensen uit dat land hier gemakkelijk komen werken. opdracht 12 Bekijk op bladzijde 126 van het lesboek bron 15. a Gebruik de atlas. d kleurpotloden 12a Zoek met GB74 en 75a (BB54 en 55a) uit, welke landen bij voormalig Joegoslavië horen. Slovenië, Kroatië, Bosnië-Herzegovina, Servië, Montenegro, Macedonië en Kosovo. 12b Zoek met de kaart Suriname en de Nederlandse Antillen (BB Nederlandse Antillen) uit, welke eilanden bij dat gebied horen. Aruba, Bonaire, Curaçao, Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba. Kleur in figuur 3 de landen waar de grootste groepen allochtonen in Nederland oorspronkelijk vandaan kwamen groen. 12c Allochtonen uit niet-westers cultuurgebied zijn mensen die komen uit een van de landen in Afrika, Latijns-Amerika en Azië (behalve Indonesië en Japan) of Turkije. Welke landen uit bron 15 horen bij het westers cultuurgebied en welke bij het niet-westers cultuurgebied? westers cultuurgebied: Indonesië, Duitsland, België, Polen, Nederlandse Antillen, voormalig Joegoslavië, Verenigd Koninkrijk niet-westers cultuurgebied: Turkije, Marokko, Suriname 12d Bedenk waarom er in de bron onderscheid wordt gemaakt tussen westerse en niet-westerse allochtonen. Westerse allochtonen hebben een cultuur die sterk lijkt op die in Nederland. Ze passen zich makkelijker aan de Nederlandse cultuur aan. Figuur 3 landen waar veel Nederlandse allochtonen vandaan komen landen waar veel Nederlandse asielzoekers vandaan komen km landen met veel vluchtelingen

24 24 opdracht 13 Gebruik op bladzijde 126 van het lesboek bron a Reken met bron 15 uit hoeveel allochtonen er in 2011 in totaal in Nederland woonden = b Reken uit hoeveel procent van de totale bevolking in Nederland allochtoon is : x 100% = 20,6% opdracht 14 Lees op bladzijde 126 van het lesboek de tekst Daar en nu: Arbeidsmigranten in Saudi-Arabië. 14a Vergelijk het percentage allochtonen in Nederland (opdracht 13b) met het percentage migranten in Saudi-Arabië. Wat valt je op? In Saoedi-Arabië zijn meer immigranten. 14b Waarom zijn er zo veel migranten in Saudi-Arabië? Omdat daar veel werk is door de olie-industrie. In de omliggende landen is juist weinig werk. 14c Bedenk waarom Saudi-Arabië voor Egyptenaren een aantrekkelijk land is om te wonen. Gebruik zo nodig de atlas. Ze zijn buurlanden, Egyptenaren spreken Arabisch en de cultuur is vergelijkbaar. Saudi-Arabië is rijk en Egypte relatief arm. opdracht 15 Lees op bladzijde 126 van het lesboek de tekst Vraag en aanbod. Bekijk op bladzijde 126 van het lesboek bron 16A en 16B. De arbeidsmarkt bestaat uit de vraag naar arbeid en het aanbod van arbeid. 15a 1 Een bedrijf zorgt voor aanbod / vraag op de arbeidsmarkt. 2 Als je op zoek bent naar een baan, dan hoor je bij aanbod / vraag op de arbeidsmarkt. 15b Wat is een vacature? Een vacature is een lege arbeidsplaats bij een bedrijf. 15c 1 Bron 16A hoort bij de vraag naar arbeid / het aanbod van arbeid. 2 Bron 16B hoort bij de vraag naar arbeid / het aanbod van arbeid. 3 Een werkgever vraagt naar arbeid / biedt arbeid aan. 4 Een werknemer vraagt naar arbeid / biedt arbeid aan. 15d Soms gaat het niet goed met de economie. Dan is er werkloosheid. 1 Als er werkloosheid is, is er veel / weinig vraag naar arbeid en veel / weinig aanbod van arbeid. Soms gaat het heel goed met de economie. Dan stijgen de lonen. 2 Als er veel / weinig vraag naar arbeid en veel / weinig aanbod van arbeid is, zullen de lonen stijgen. opdracht 16 Als je werkt, ontvang je loon. Dat geld kun je uitgeven in een winkel. 16a Waaraan geef jij het meeste geld uit? Je kunt op verschillende manieren betalen in een winkel: chippen, pinnen en betalen met bankbiljetten en muntgeld. 16b Op welke manier betaal jij het liefst? 16c Wat is inkomen in natura? Een inkomen in de vorm van producten. 16d Bedenk een nadeel van inkomen in natura. Bijv: je krijgt een product mee dat je niet kunt bewaren/sparen, niet lekker is, niet mooi is. 16e Welk inkomen wil jij zelf liever ontvangen? Maak duidelijk waarom jij dat vindt. Bijv.: het voordeel van geld is dat je zelf kunt kiezen wat je er voor gaat kopen. Het voordeel van geld is dat je het kunt sparen. opdracht 17 verdieping Bekijk op bladzijde 127 van het lesboek bron 17 en a Hoe werden de Zuid-Molukkers opgevangen in Nederland? Zij moesten in houten huizen in kampen wonen. 17b Hoe zie je op de foto dat de huizen van de Zuid- Molukkers bedoeld waren voor een tijdelijk verblijf? De huizen zijn klein: je ziet meerdere gezinnen bij elkaar in een ruimte, er wordt samen gegeten, er hangt was in de eetruimte.

25 Thema 12 Wie wonen er in Nederland? Blok 2 Komen, blijven of weggaan? 25 17c Hoe herken je de Antillianen op de foto van bron 18? 90% 0% 10% Aan hun huidskeur. 17d Ken je meer sporters of andere bekende Nederlanders, die oorspronkelijk uit een van de vroegere koloniën van Nederland komen? Noem er een paar. 80% 20% Bijv: voetballers (Elia, Babel, Nigel de Jong, Van der Wiel), tv-personalities (Humberto Tan, 70% 30% Gerda Havertong, Jörgen Raymann). opdracht 18 60% 40% Lees op bladzijde 127 van het lesboek de tekst Op de vlucht. Gebruik figuur 4. 18a Wat zijn asielzoekers? Irak Somalië 50% Asielzoekers zijn mensen die vragen of ze in Afganistan Nederland mogen wonen, omdat ze denken Iran dat ze niet veilig zijn in hun eigen land. 18b Asielzoeker ben je niet je hele leven. Bedenk wat er met je gebeurt als je geen asielzoeker meer bent? (Tip: misschien heb je iemand in de klas die als asielzoeker naar Nederland is gekomen.) Als je asiel krijgt, ben je een erkend vluchteling. Je mag hier naar school en hier werken. 18c Uit welke drie landen zijn de meeste asielzoekers naar Nederland gekomen in 2010? Somalia, Irak, Afghanistan. Figuur 5 Overig opdracht 19 a Gebruik figuur 4 en 5 en de atlas. 19a Schrijf in figuur 4 in de eerste kolom een 1 voor het land waar in 2010 de meeste asielzoekers vandaan naar Nederland kwamen enz. Schrijf voor Overig een 5. 19b Maak van de percentages uit figuur 4 een cirkeldiagram in figuur 5. 19c Zoek de ligging van de landen in deze opdracht op in de atlas en kleur ze geel in figuur Figuur 4 Herkomst van asielzoekers in Nederland Land Aantal % Afghanistan % Irak % Iran 909 6% Somalia % Overig % Totaal % opdracht 20 Lees figuur 6 op de volgende bladzijde en bekijk op bladzijde 127 van het lesboek bron a Hoe heten vluchtelingen die in hun eigen land verblijven? Onderstreep dat woord in figuur 6. 20b Wat valt je op aan het aantal vluchtelingen in eigen land? Hun aantal is veel groter dan het aantal vluchtelingen in een ander land. 20c In 2011 gingen veel mensen uit Somalia op de vlucht voor honger en oorlog. Zij kwamen deels terecht in buurland Kenia. Hoe kun je aan de foto van bron 19 zien dat de vluchtelingen hulp krijgen? Er zijn allemaal dezelfde tenten neergezet.

26 26 Waar vluchten mensen naartoe? Bij het woord vluchteling denken veel mensen aan asielzoekers. Maar asielzoekers zijn een uitzondering. De meeste vluchtelingen steken de grenzen van een buurland over, als er honger of oorlog is en wachten daar af. Er zijn ongeveer 14 miljoen vluchtelingen in de wereld. Veel mensen komen echter niet eens zo ver. Zij ontvluchten hun huis, maar zoeken een veilig heenkomen ergens anders in het land. Vluchtelingen die in hun eigen land verblijven, heten ontheemden. Er zijn ongeveer 22 miljoen ontheemden. De meeste vluchtelingen zitten in kampen in: 1 Uganda 2 Ecuador 3 Kenia 4 Tsjaad 5 China 6 Tanzania 7 Jordanië 8 Iran 9 Syrië 10 Pakistan Bron: Figuur 6 20d Bedenk wat het verschil is tussen de Somalische vluchtelingen in Kenia en de Somalische vluchtelingen in Nederland. Het is erg droog in het kamp in Kenia, door de droogte zijn ook Kenianen van huis verdreven. opdracht 21 a Gebruik de atlas en figuur 3 en 6. 21a Zoek de landen uit de top 10 in figuur 6 op in de atlas en teken in die landen een tentje op de kaart van figuur3. 21b Wat valt je op aan de ligging van de landen waar veel vluchtelingenkampen zijn (met een tentje) en de landen van waaruit asielzoekers naar Nederland zijn gekomen (de gele landen op de kaart)? De landen waar veel asielzoekers vandaan komen, worden ook omringd door veel landen met vluchtelingenkampen. Bedenk nu een goede titel voor de kaart van figuur 3 en schrijf die erboven. opdracht 22 verdieping Bekijk nog eens op bladzijde 124 van het lesboek bron a Wat zijn de twee belangrijkste redenen voor immigranten om naar Nederland komen? Gezinshereniging en gezinsvorming. 22b Hoeveel procent van de immigranten komt naar Nederland om te werken? 24% 22c Stelling: De komst van immigranten is goed voor de Nederlandse economie. Ik ben het met deze stelling eens / oneens, want Voorbeeldantwoord op bladzijde 30. opdracht 23 Bb Ga naar en maak de opdracht Drie generaties Zuid-Molukkers in Nederland. opdracht 24 Bb Ga naar en maak de opdracht Ik emigreer naar opdracht 25 op een rij Bekijk figuur 7. Tussen 1950 en 2010 zijn er veel mensen uit Nederland vertrokken en veel mensen in Nederland komen wonen. Deze mensen kwamen en gingen natuurlijk niet allemaal tegelijk: je ziet pieken en dalen in de grafiek van immigranten en emigranten. Zet de letters van de volgende uitspraken op de juiste plek in de grafiek van figuur 7. Figuur 7 Immigratie en emigratie in Nederland. Aantal migranten (x 1000) B 80 C A E immigratie emigratie D

27 Thema 12 Wie wonen er in Nederland? Blok 2 Komen, blijven of weggaan? 27 A B C D E Ahmed: Ik hoopte veel geld in Nederland te verdienen, zodat ik een huis kon bouwen voor mijn familie in Turkije. Dirk: Ik sprak helemaal geen Engels, maar wat had ik voor keus? Ik wilde graag werken, dus ben ik gegaan. Rembo: Toen we in Nederland kwamen, moesten we in houten huizen in een kamp wonen. Liesbeth: Ik was die hoge belastingen en woningprijzen in Nederland zat. Winston: Vlak voordat Suriname onafhankelijk werd, ben ik snel naar Nederland verhuisd. Daar had ik veel meer kans om een baan te vinden. opdracht 26 deelvraag 26a Om welke vier redenen komen mensen naar Nederland? Asiel. 26b Noem drie redenen waarom mensen Nederland verlaten. 1 2 Werk. Gezinsvorming en -hereniging. Studie. Een bedrijf beginnen. Groter of goedkoper wonen. 3 Weer/klimaat. 26c Waar in de wereld liggen de landen die de meeste vluchtelingen opnemen? Afrika en Azië. Extra oefenblad ECONOMIE Vraag aan je docent of je het extra oefenblad economie over de Arbeidsmarkt moet maken. Kennen en kunnen Als je klaar bent met dit blok kun je: vertellen wat emigranten en immigranten zijn. vertellen wat het verschil is tussen westerse en niet-westerse allochtonen. vertellen wat aantrekkingsfactoren en afstotingsfactoren zijn en daar voorbeelden van noemen. met cijfers over emigratie en immigratie het migratiesaldo uitrekenen. uitleggen wie er wanneer naar Nederland kwam om te werken en waarom. met de begrippen aanbod van arbeid, vraag naar arbeid en vacatures uitleggen hoe de arbeidsmarkt werkt. de landen noemen die een kolonie van Nederland waren en waaruit veel migranten naar Nederland kwamen. uitleggen wat het verschil is tussen ontheemden, vluchtelingen en asielzoekers. vertellen wat het verschil is tussen vluchtelingen in Nederland en in Afrika. Eigen onderwerp. Extra oefenblad vaardigheden Vraag aan je docent of je het extra oefenblad Bevolkingsgroei moet maken. Begrippen aanbod van arbeid aantrekkingsfactor afstotingsfactor arbeidsmarkt arbeidsmigrant asielzoeker dekolonisatie emigrant gezinshereniging immigrant inkomen in natura migrant migratie migratiesaldo vacature vertrekoverschot vestigingsoverschot vraag naar arbeid Tijdwijzer Tijd van de tv en computer (1950-nu) Ga naar:

28 28 Menukaart 2 Keuzeopdracht Samen of alleen Wat heb je nodig? A Heimwee naar Holland Maak een reclamefolder om Hollandse producten in Canada te verkopen. Of organiseer een Hollandse feestavond voor Nederlandse Canadezen. Met z n tweeën Papier, kleurpotloden of stiften, schaar, lijm, tijdschriften, reclamefolders, internet B Joodse immigranten Ga op zoek naar sporen van joodse immigranten in Nederland. Alleen Computer, woordenboek C Het verhuisonderzoek Waarom verhuizen mensen en van waar naar waar? Samen (2 tot 6 personen) Papier, pennen, rekenmachine of computer A Heimwee naar Holland 1a opdracht 1 Lees en bekijk op bladzijde 128 van het lesboek de teksten en bronnen van opdracht A. Zou jij contact met andere Nederlanders zoeken als je in het buitenland woonde? 1e Denk je dat je goed kunt wennen aan het leven in een ander land als je veel contact hebt met andere Nederlanders? 1f Veel Nederlandse emigranten blijven zich in de eerste plaats Nederlands voelen. Hoe zal dat voor hun kinderen en kleinkinderen zijn? 1b Wat zou je van Nederland missen als je in het buitenland woonde? 1c 1d Waarom zoeken Nederlanders in het buitenland contact met elkaar? Denk je dat het makkelijk is om te wennen aan het leven in een ander land? opdracht 2 c Deze opdracht doe je met z n tweeën. d Zie menukaart. Kies welke opdracht je wilt doen: A Ik maak een reclamefolder. B Ik organiseer een Hollandse Avond. A Reclamefolder Maak een reclamefolder om Nederlandse producten te verkopen in Canada. Het mogen etenswaren, maar ook andere dingen zijn.

29 Thema 12 Wie wonen er in Nederland? Menukaart 2 Komen, blijven of weggaan? 29 Bedenk eerst welke producten je typisch Nederlands vindt en noteer ze. Zoek afbeeldingen van de producten waarmee je de reclamefolder kunt versieren. Zoek op internet (bijvoorbeeld op uit wat het kost om pakketten in het buitenland te bezorgen. Maak de reclamefolder en let op het volgende. Zorg ervoor dat je bij alle producten de prijzen zet. B Schrijf erbij wat de verzendkosten zijn om de producten naar Canada te sturen. Bedenk een aantrekkelijke aanbieding om klanten te trekken. Hollandse Avond Bedenk een feestprogramma voor een Hollandse Avond voor Nederlanders die in Canada wonen. Maak een originele uitnodiging voor het feest waarop de volgende punten staan vermeld: welke typisch Hollandse activiteiten er worden georganiseerd; welke Hollandse muziek er wordt gedraaid; welke typisch Hollandse hapjes er worden geserveerd; welke kleding mensen moeten dragen op het feest. Laat je reclamefolder of uitnodiging aan je docent zien. B Joodse immigranten b Ga naar en maak de opdracht Joodse immigranten. C Het verhuisonderzoek c Deze opdracht doe je met een groepje van twee tot vier personen. d Zie menukaart. Lees de tekst op bladzijde 129 van het lesboek en bekijk bron 23. 1a 1b 1c 1d d opdracht 1 Noem drie voorbeelden van een verhuizing waardoor een verhuisketen stopt. 1 2 iemand die een slooppand achterlaat iemand die op zichzelf gaat wonen 3 iemand die gescheiden is Waarmee begint een verhuisketen? Met een nieuwe woning. Bedenk nog een manier waarop een woning beschikbaar komt voor bewoning. Bijv.: sterfgeval of ver weg verhuizen Waar in jouw stad beginnen veel verhuisketens? Wijk waar nieuwe woningen worden gebouwd. opdracht 2 schrijfpapier Jullie gaan een enquête houden over het verhuisgedrag van mensen. 2a 2b 2c 2d Maak eerst de vragen voor de enquête. In de enquête moeten in ieder geval de volgende vragen staan: Hoe vaak bent u verhuisd? Waarom bent u voor de laatste keer verhuisd? Van waar naar waar bent u de laatste keer verhuisd (hoeveel kilometer)? Heeft u bij uw verhuizing een lege woning achtergelaten, waar nu iemand anders woont? Verzin zelf nog ten minste drie vragen over verhuizen. Neem ieder de enquête af bij minstens vijftien volwassenen. Spreek met elkaar af waar en wanneer je gaat enquêteren. Schrijf de verzamelde gegevens in figuur 1 op de volgende bladzijde. Maak ook een tabel voor de overige gegevens die jullie verzameld hebben. Bekijk de uitkomsten. Hoe vaak zijn de ondervraagde mensen gemiddeld verhuisd? Verhuizen mensen vaker over een grote dan over een kleine afstand? Vervolg menukaart op de volgende bladzijde

30 30 Hoe vaak verhuisd? Belangrijkste redenen om te verhuizen Hoeveel kilometer? 0 keer: personen 1 : personen 0-10 km: personen 1 keer: personen 2 : personen km: personen 2 keer: personen 3 : personen km: personen 3 of meer keer: personen 4 : personen meer dan 100 km: personen Figuur 1 opdracht 3 Bespreek de uitkomsten met elkaar. Bedenk wat de verschillende uitkomsten van de enquête met elkaar te maken kunnen hebben. Bijvoorbeeld: wat de reden voor de verhuizing te maken kan hebben met de afstand van de verhuizing. Schrijf jullie conclusies op. Misschien leidt je onderzoek ook wel tot nieuwe vragen. Schrijf zulke vragen ook op. Voorbeeldantwoord voor opdracht 11d, blz. 23: Bijvoorbeeld: Tegen: je moet het recht hebben om te trouwen met wie je wilt en je moet met je familie/partner kunnen wonen in het land waar je al woont. Voor: Allochtonen integreren minder goed in Nederland als ze trouwen met mensen uit hun land van herkomst. Voorbeeldantwoord voor opdracht 22c, blz. 26: Immigranten kunnen eventueel vacatures opvullen in Nederland, maar uit de cirkeldiagram blijkt dat niet veel immigranten komen om te werken, maar juist een groot deel om bij een partner of familie te wonen. Misschien dat deze immigranten op den duur ook aan het werk gaan. Zo niet, dan kunnen deze immigranten Nederland veel geld kosten aan uitkeringen, zorg en onderwijs.

31 Thema 12 Wie wonen er in Nederland? Blok 2 Aantekeningen 31

32 32 Blok 3 Nederland in de toekomst Heb je er wel eens over nagedacht hoe het zal zijn om in 2038 te leven? Is Nederland dan overbevolkt of zijn er veel mensen geëmigreerd? Wonen de mensen vooral in de stad of juist op het platteland? In dit blok leer je welke veranderingen verwacht worden in de bevolkingsopbouw en de bevolkingssamenstelling van Nederland en wat de gevolgen daarvan zijn. 3a 3b opdracht 3 Bekijk op bladzijde 130 van het lesboek bron 24. Lees op bladzijde van het lesboek vaardigheid 7a Grafieken en Diagrammen. De totale bevolkingsgroei schommelt volgens bron 24 sterk. Dat wordt vooral veroorzaakt door de natuurlijke bevolkingsgroei / het migratiesaldo. Wat betekent de nul op de verticale as van deze grafiek? Dat de bevolkingsgroei 0 is, er is dus geen Deelvraag van dit blok: Hoe ziet Nederland er over 25 jaar uit? 3c groei, maar ook geen afname. De voorspelling is dat de totale bevolkingsgroei gaat dalen. Waar komt dat volgens deze grafiek vooral door? 1a 1b opdracht 1 Lees de tekst hierboven en bekijk in het lesboek de titels, teksten en bronnen van blok 3. Hoeveel inwoners heeft Nederland volgens de bronnen in dit blok in 2038? 17,5 miljoen. Bedenk waarom het belangrijk is om te weten wat er in de toekomst zal veranderen. Omdat je nu al maatregelen kan nemen die inspelen op mogelijke problemen in de toekomst. 3d 3e Dat komt door de daling van de natuurlijke bevolkingsgroei. Hoe kun je dat in de grafiek aflezen? De lijn van het migratiesaldo blijft na 2020 gelijk. De natuurlijke groei neemt af, de totale groei volgt vooral die lijn van de natuurlijke groei. De Nederlandse bevolking groeit volgens deze voorspelling tot Tot welk jaar neemt volgens deze grafiek de grootte van de bevolking af? (Let op, kijk nog een keer naar je antwoord op vraag 3b) Tot 2060 is de groei kleiner dan 0. 2a opdracht 2 Lees op bladzijde 130 van het lesboek de tekst Bevolkingsvoorspellingen. De bevolkingsomvang van Nederland zal in de komende 25 jaar weinig veranderen, maar de bevolkings samenstelling verandert wel. 2b De bevolkingsgroei door geboorte en sterfte / migratie is gemakkelijker te voorspellen. 2c Er zijn in 2038 meer jongeren / ouderen dan nu en meer autochtonen / allochtonen. opdracht 4 Lees op bladzijde 130 van het lesboek de tekst Naar de steden. d kleurpotloden 4a Gebruik eventueel de atlas. Kleur in figuur 1: de provincies waar de Randstad ligt: rood. het westen van Noord-Brabant, dat ook nog zal groeien: rood. de overige provincies: groen. de steden Groningen, Zwolle, Eindhoven, Arnhem en Nijmegen: rood de legenda: elk hokje de juiste kleur. 4b Wat zijn de aantrekkingsfactoren van de rode gebieden? Werk, voorzieningen.

33 Thema 12 Wie wonen er in Nederland? Blok 3 Nederland in de toekomst km opdracht 6 4c Noordzee Figuur 1 Wognum België bevolkingsgroei tot 2038 Laren bevolkingsafname tot 2038 Amerongen Valkenburg a/d Geul Wat zijn de afstotingsfactoren van die provincies? Druk, weinig ruimte, dure huizen. Aa en Hunze Beek Duitsland Nuth Heerlen Kerkrade Gulpen-Wittem 4d Wat gebeurt er de komende 25 jaar met de groene gebieden? Deze raken ontvolkt, voorzieningen nemen af. Lees op bladzijde van het lesboek vaardigheid 5 Voorspellen. 6a Hoe ziet de bevolking van jouw woonwijk of dorp eruit in 2038? Beantwoord de volgende vragen voor jouw wijk of dorp: In mijn wijk / dorp zijn de huizen groot / gemiddeld / klein / verschillend van grootte. In mijn wijk / dorp wonen veel jongeren / gezinnen met kinderen / ouderen / alle groepen zijn ongeveer even groot. In mijn wijk / dorp zijn de huizen oud / nieuw / van verschillende leeftijden. Eigen antwoorden. 6b Bedenk met de antwoorden op deze vragen wie er de komende 25 jaar uit je wijk verdwijnen en wie daarvoor in de plaats komen. Let daarbij ook op waar de huizen geschikt voor zijn. Vul figuur 2 in. 6c Trek een conclusie. Welke groep is er nu veel in je wijk en welke groep is er over 25 jaar veel in je wijk aanwezig? 6d Voorspellen is moeilijk. Door welke gebeurtenissen zou je voorspelling wel eens niet uit kunnen komen? Bijv.: de gemeente gaat huizen slopen en er andere voor terugbouwen, door andere economische omstandigheden (rijker of armer) blijven kinderen langer thuis wonen Figuur 2 opdracht 5 Bekijk op bladzijde 131 van het lesboek bron 25. a Gebruik de atlas. 5a Zoek op in welke provincies de gemeenten van bron 25 liggen en teken ze in figuur 1. 5b In welke provincie liggen de meeste gemeenten met een hoge bevolkingsafname in procenten? 5c Limburg: 6 van de 10. Gebruik GB 57 (BB ). Amerongen en Laren liggen in of dicht bij de Randstad. Waardoor verliezen deze gemeenten toch veel inwoners? De sterfte is er hoog, er wonen relatief veel ouderen (en er wonen relatief weinig nietwesterse allochtonen. Worden Nu Over 25 jaar vervangen door Jongeren Ouders van gezinnen Kinderen uit gezinnen Ouderen Wist je dat? blijven / vertrekken blijven / vertrekken blijven / vertrekken blijven / vertrekken andere jongeren niet van toepassing niemand afhankelijk van de huizen Nederland ten opzichte van sommige landen in Oost- en Zuid-Europa maar weinig vergrijsd is?

34 34 opdracht 7 Lees op bladzijde 131 van het lesboek de tekst Daar en nu: Verlaten Spaanse dorpen. Bekijk op bladzijde 131 van het lesboek bron 26. 7a Wat zie je op de foto van bron 26? 7b 7d Verlaten huizen en ruïnes. Wat is er met dit dorp gebeurd? Mensen vertrekken uit het dorp om werk te zoeken in de stad. In Nederland zijn (nog) geen verlaten dorpen op het platteland. Wat is het verschil met Spanje? Inwoners van plattelandsdorpen in Nederland krijgen geld van de overheid om daar te blijven wonen. Nederland is een klein en dichtbevolkt land, zodat het mogelijk is om in een dorp te wonen én gebruik te maken van de voorzieningen en werkgelegenheid van een stad in de buurt. In Nederland zijn de dorpen groter dan in Spanje, zodat ze minder snel uitgestorven raken. opdracht 8 c Deze opdracht doe je met z n tweeën. d schaar, vel papier (A3), lijm 8a Kopieer de kaartjes van figuur 3 en knip ze uit. Leg de kaartjes die iets met elkaar te maken hebben, bij elkaar op een vel papier. Als jullie klaar zijn met het verdelen van de kaartjes, plak je de kaartjes vast. Trek nu lijnen tussen kaartjes die iets met elkaar te maken hebben. Geef iedere lijn een nummer. Vraag de docent of een klasgenoot drie nummers te noemen. Schrijf per lijn in één zin zo duidelijk mogelijk op wat de twee kaartjes met elkaar te maken hebben. Lijn : Eigen antwoorden. Lijn : Lijn : Figuur 3 Als iemand overlijdt, is het huis vaak onverkoopbaar. De landbouwbedrijven zijn klein. De winkels in het dorp sluiten. In de steden eten mensen steeds meer geïmporteerd voedsel. Boeren kunnen geen opvolgers vinden voor hun bedrijf. De opbrengst van de landbouw is niet genoeg om van te leven. Er komt meer werk in de steden. Jonge mensen trekken uit het dorp naar de stad voor werk. De dorpsschool sluit. De steden groeien. Er worden steeds minder kinderen geboren in het dorp. Oude mensen kunnen hun huizen niet meer goed onderhouden. De laatste ouderen wonen in een bijna verlaten dorp. De winkels in het dorp krijgen minder klanten. Gezinnen met jonge kinderen verhuizen naar een ander dorp of de stad.

35 Thema 12 Wie wonen er in Nederland? Blok 3 Nederland in de toekomst 35 8b Stel dat er in Nederland dorpen verlaten zouden worden. In welk deel van Nederland verwacht je dat dat het eerst zou gebeuren? Leg je antwoord uit. In Limburg, omdat daar de voorspelde bevolkingsafname het grootst is, maar die dorpen liggen dicht bij steden. Het is daarom waarschijnlijker in de afgelegen delen van Drenthe, Groningen en Zeeland. opdracht 9 verdieping 9a Het aantal inwoners van de landelijke gebieden zal afnemen. Er blijven vooral ouderen / jongeren achter, met een hoog / laag inkomen. Het draagvlak van een voorziening is het aantal mogelijke klanten ervoor. Een gevolg van de bevolkingsverandering in de landelijke gebieden is dat het draagvlak voor voorzieningen in de landelijke gebieden toeneemt / afneemt. 9b Er verdwijnen in het landelijk gebied buslijnen, huisartsen en winkels. Leg uit waarom dat voor de overblijvende mensen extra vervelend is. 9c Dat zijn vooral ouderen, die juist moeilijk kunnen reizen en daardoor erg afhankelijk zijn van die voorzieningen in de buurt. Bedenk een oplossing om de voorzieningen voor de achterblijvende bewoners van het landelijk gebied toch beschikbaar te houden. Bijv: diensten verzamelen in een gebouw, aanbieden van mobiele diensten, rijdende winkel, goed vervoer op afroep etc. opdracht 10 Lees figuur 4 en figuur 5. 10a Onderstreep in figuur 4 en 5 de maatregelen die worden genomen om het platteland leefbaar te houden. 10b Bedenk wat een zorgboerderij is. Een land- of tuinbouwbedrijf waar mensen met een zorgvraag een waardevolle dagtaak vinden. 10c In welke tekst zijn de maatregelen gericht op werkgelegenheid? Figuur 5 10d Bedenk zelf nog een manier om de leefbaarheid op het platteland te vergroten. Bijv.: inwoners van dorpen de gelegenheid opdracht 11 Lees op bladzijde 131 van het lesboek de tekst Veranderend ruimtegebruik. Bekijk op bladzijde 131 van het lesboek bron a Waarom lijkt het vreemd dat er in Nederland steeds meer wordt gebouwd? 11b Wat is de belangrijkste reden dat er in Nederland steeds meer wordt gebouwd? 11c Scherpenisse krijgt na jaren weer een dorpswinkeltje. Als blijkt dat de winkel niet kostendekkend kan draaien, wordt hij over een jaar weer gesloten. De winkel komt in het pand van de voormalige bakkerij. De buurtwinkel, die zes ochtenden open gaat, krijgt een beperkt assortiment. Mensen kunnen er brood kopen en een aantal basisproducten uit de supermarkt. Bron: Kennisplatform bewonersinitiatieven Kleine Kernen, 20 augustus Figuur 4 Het Hengelose platteland rond Beckum moet meer economische functies krijgen, zoals een zorgboerderij, een biologische boerderij of een Bed & Breakfast. Dit alles moet het platteland in de toekomst vitaal houden. Bron: De Twentsche Courant Tubantia, 20 maart Figuur 5 Omdat het geboorteoverschot en migratiesaldo afneemt en daardoor de bevolking niet snel groeit. De toegenomen welvaart. Wat heeft bron 27 met deze reden te maken? De vraag naar een golfbaan heeft te maken met een toenemende welvarende bevolking. 11d Wat is jouw mening over het steeds meer bouwen in Nederland? Ik vind dat wel / niet goed, want geven om een winkel aan huis te hebben, bereikbaarheid met het OV verbeteren.

36 36 opdracht 12 12a Vergrijzing heeft gevolgen voor de woningmarkt: er komen meer / minder eenpersoonshuishoudens en er zijn meer / minder aangepaste huizen nodig. 12b Veel ouderen wonen liever in een appartement dan in een huis met twee of drie verdiepingen en een grote tuin. Bedenk waarom dat zo is. Als je ouder wordt, wordt traplopen en het onderhouden van een tuin moeilijker. 12c Veel ouderen huren liever een huis dan dat ze in een koophuis wonen. Bedenk waarom dat zo is. Ze willen hun geld liever niet meer in een hypotheek stoppen. 12d Er wonen nu naar verhouding weinig ouderen in steden en veel in landelijke gemeenten. Dat klopt wel / niet met de woonwensen van ouderen. 12e Waar zullen dus in de komende jaren veel appartementen moeten worden gebouwd? Afhankelijk van antwoord op 12d. Voorbeeldantwoord op blz. 42. Figuur 6. AOW opdracht 13 Lees op bladzijde 132 van het lesboek de tekst Zelf betalen of anderen laten betalen?. 13a Wat is een AOW-uitkering? Een uitkering wegens de algemene ouderdomswet. 13b Voor wie is de AOW-uitkering bedoeld? Voor mensen ouder dan 65 jaar. 13c Als je AOW-premie betaalt, dan spaar je voor je eigen AOW-uitkering / betaal je voor de AOW-uitkering van anderen. 13d Als je pensioenpremie betaalt, dan spaar je voor je eigen pensioenuitkering / betaal je voor de pensioenuitkering van anderen. 13e Vul in figuur 6 op de juiste lijntjes de woorden AOW en pensioen in. opdracht 14 Bekijk op bladzijde 132 van het lesboek bron a Welke verschillen zie je tussen de vormen van de bevolkingsdiagrammen van 2010 en 2038? Verschillende antwoorden, de grafiek van 2038 is groter (meer inwoners), de onderkant is smaller, de bovenkant breder. 14b Maak een schatting: hoeveel keer groter is de groep mensen ouder dan 65 jaar in 2038 dan in 2010? Tip: lees precies af hoeveel mensen van 80 er zijn in beide jaren. De groep 65+ is in 2038 ongeveer twee keer zo groot als nu. 14c Waarom weet je niet zeker of het bevolkingsdiagram van 2038 onderin smal zal zijn? Omdat geboortecijfers en migratiecijfers moeilijk te voorspellen zijn. NU. PENSIOEN LATER 14d Waardoor kan het midden van het bevolkingsdiagram van 2038 breder worden? Door immigratie. 14e Het gemakkelijkst te voorspellen onderdeel van de bevolkingsgroei is immigratie / emigratie / geboorte / sterfte. NU LATER

37 Thema 12 Wie wonen er in Nederland? Blok 3 Nederland in de toekomst 37 opdracht 15 Lees op bladzijde 154 van het lesboek vaardigheid 9b Uitdrukken in een percentage van. Een land heeft een nationaal inkomen van v 830 miljard per jaar. Er zijn 2,8 miljoen AOW ers. Het aanbod van arbeid is 6,8 miljoen personen, waarvan 5% werkloos is. De mensen die werken ontvangen een gemiddeld loon van per jaar. De AOW ers ontvangen gemiddeld per jaar. 15a Reken uit hoeveel geld er nodig is voor alle AOWuitkeringen. 2,8 miljoen x = 36,4 miljard euro. 15b Reken het aantal werklozen uit. 5% van 6,8 miljoen mensen = werklozen 15c Reken het aantal mensen dat werkt uit. 6,8 miljoen = werkenden. 15d De uitkeringen worden uit de sociale premies betaald. Die worden betaald door de mensen die werken. Reken het bedrag uit dat een werkende gemiddeld moet betalen aan AOW-premie. 36,4 miljard : = 5.634,68 15e Reken uit hoeveel procent van het loon gemiddeld aan AOW-premie betaald moet worden. Dat is 9,6% (5.634,68 : x 100 %). opdracht 16 Lees op bladzijde 154 van het lesboek vaardigheid 9c Procentuele verandering. Iemand bekijkt figuur 7 en zegt: Het aantal AOW-uitkeringen is toegenomen met a Heeft die persoon gelijk? Ja / Nee, want het aantal AOW-uitkeringen is toegenomen met 601 duizend. 16b Reken uit met welk percentage het aantal AOWuitkeringen is toegenomen tussen juni 2001 en juni = 100%, 1% is dan , de groei is uitkeringen, dat is / = 25,6% Figuur 7 Aantal AOW-uitkeringen x in 2001 en juni juni Bron: CBS. opdracht 17 Lees op bladzijde 132 van het lesboek bron 29. Bekijk figuur 6. 17a Zijn de zinnen in bron 29 feiten of meningen over de AOW en pensioenen? Leg je antwoord uit. 17b Waarom staat in figuur 6 bij later, dat de werkende mensen meer AOW-premie moeten betalen? 17c Over welk stukje van figuur 6 gaat de laatste zin in bron 29? opdracht 18 18a De volgende aanpassingen van AOW en pensioenen zijn denkbaar. Welke keuze maak jij? Verschillende antwoorden mogelijk. 65-plussers met een goed inkomen moeten ook AOW-premie gaan betalen. De AOW-premie voor werkenden moet omhoog. Iedereen moet ten minste tot zijn 65e blijven werken. De leeftijd waarop je AOW krijgt, moet omhoog naar 67 jaar. De AOW-uitkeringen moeten omlaag. De AOW-uitkering moet afhankelijk worden van het aantal kinderen. 18b Leg je keuze uit. d Het zijn feiten, de gegevens zijn meetbaar of vastgestelde regels. Omdat er meer ouderen zijn. Het tweede bundeltje geld van de gebouwen. Voorbeeldantwoord op bladzijde 42/43. opdracht 19 schrijfpapier Je gaat je ouders/verzorgers interviewen over met pensioen gaan. 19a Maak eerst de vragen voor het interview. Vraag in ieder geval: Vindt u dat de WAO moet blijven bestaan? Spaart u voor een pensioen? Wilt u na uw 65e blijven werken? Waar wilt u wonen als u met pensioen bent (in Nederland of het buitenland)? Wat verwacht u van uw kinderen als u met pensioen bent? Verzin zelf nog drie vragen. 19b Neem het interview thuis af. Schrijf de antwoorden op.

38 38 19c Bedenk wat de antwoorden voor jou betekenen. Nu en in de toekomst. opdracht 21 Bekijk op bladzijde 133 van het lesboek bron a Uit welke landen zie je eethuisjes in bron 31? Uit Italië, Thailand en India. 19d Hoe vind jij dat de AOW en pensioenen in de toekomst geregeld moeten worden? 21b Wat denk jij? De klanten van deze eethuisjes zijn allochtonen / autochtonen / autochtonen en allochtonen. 21c Bedenk waarom de eigenaren van deze eethuisjes moesten integreren om hun zaak te openen. Ze moeten voldoen aan onze regels, bijv. van de Keuringsdienst van Waren, ze moeten hun opdracht 20 Lees op bladzijde 132 van het lesboek de tekst Multiculturele samenleving. Bekijk op bladzijde 133 van het lesboek bron a In welke vier provincies woonden in 2005 de meeste allochtonen? Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht 4 Flevoland 20b Wat gebeurt er met het percentage allochtonen in Nederland tussen 2005 en 2025? Het percentage neemt toe. 20c Hoe zie je dat in bron 30? Er komt meer rood op de kaart. 20d Kruis de zinnen aan die te maken hebben met achterstandswijken. Er staan veel flats. Er is weinig geld voor het onderhoud van huizen en speeltuinen. Er is meer criminaliteit door werkloosheid en lage inkomens. Er staan veel vrijstaande huizen. Er zijn meer drugsverslaafden door de armoede en een uitzichtloze situatie. Er wonen veel mensen die werkloos zijn of een laag inkomen hebben. Er wonen veel allochtonen. boekhouding op een Nederlandse manier bijhouden. 21d Stelling: Hoe meer allochtonen bij elkaar wonen in Nederland, hoe beter de integratie zal zijn. Ik ben het met deze stelling eens / oneens, want dan is er weinig contact tussen allochtonen en autochtonen en zal er weinig aanpassing zijn van beide kanten. opdracht 22 Lees op bladzijde 133 van het lesboek bron a Wat is een zwarte school? Een zwarte school is een school waar vooral allochtone / autochtone kinderen naartoe gaan. 22b Wie wonen er in de wijk Bos en Lommer? Vooral laagopgeleide allochtonen. 22c Wie komen er door de nieuwbouw in de wijk wonen? Blanke hoogopgeleide gezinnen. 22d Wat is een voordeel van een gemengde school, denk je? Kinderen komen met verschillende culturen in contact, taalniveau allochtone leerlingen verbetert. opdracht 23 Bb Ga naar en maak de opdracht Een andere toekomst.

39 Thema 12 Wie wonen er in Nederland? Blok 3 Nederland in de toekomst 39 S A M E N S T E L L I N G A L L O C H T O N E N S T E R F G E V A L Figuur 8 opdracht 24 op een rij 24a Maak de puzzel in figuur 8. 1 De grootte van de bevolking verandert niet, de verandert wel. 2 Er zullen meer zijn in Het aantal is goed te voorspellen. 4 Veel mensen verhuizen naar de Randstad voor 5 In dorpen op het platteland wonen weinig mensen. 6 Omdat er meer ouderen komen, moet er meer... worden betaald. 7 Het is lastig te voorspellen, omdat economische en politieke ontwikkelingen niet te voorspellen vallen. 8 Het verschil tussen platteland en stad wordt in de toekomst. 24b Welk woord staat in het grijze blok? Toekomst. opdracht 25 deelvraag 25a Wat weet je over het aantal mensen in Nederland in 2038? Dat zijn er ongeveer 17,5 miljoen, niet heel veel meer dan nu. W E R K J O N G E A O W P R E M I E M I G R A T I E S A L D O G R O T E R L E N 25b Wat weet je over de bevolkingsopbouw van Nederland in 2038? Er zijn veel meer ouderen en minder jongeren. 25c Wat weet je over de verhouding autochtonen allochtonen in Nederland in 2038? Kennen en kunnen Als je klaar bent met dit blok kun je: vertellen hoe sterk de bevolking van Nederland de komende tientallen jaren zal groeien. vertellen hoe de samenstelling van de Nederlandse bevolking zal veranderen. uitleggen waarom voorspellingen over de groei van de bevolking moeilijk te maken zijn. vertellen hoe de bevolkingsspreiding van Nederland verandert. uitleggen welke gevolgen de veranderende bevolkingssamenstelling heeft op de inrichting van het land. uitleggen welke veranderingen de vergrijzing heeft voor de AOW en pensioenen. uitleggen wat volgens jou de beste manier is om de AOW in te toekomst te betalen. uitleggen waarom allochtonen vooral in achterstandswijken wonen. uitleggen waarom achterstandswijken in de toekomst waarschijnlijk blijven bestaan. Eigen onderwerp. Eigen onderwerp. Begrippen achterstandswijk integreren Vaardigheden 5 Voorspellen 7b Grafieken en diagrammen 9b Uitdrukken in een percentage van 9c Procentuele verandering Ga naar: Er zijn relatief meer allochtonen en minder autochtonen. 25d Wat weet je over de bevolkingsspreiding van Nederland in 2038? Er wonen meer mensen in het westen van het land, en minder in het noorden, oosten en zuiden.

40 40 Menukaart 3 keuzeopdracht Samen of alleen Wat heb je nodig? A Werkloosheid, hoezo? Ga na hoe het nu gaat met de economie in Nederland. Maak daarover een presentatie en geef de minister van Financiën aanbevelingen. Met z n tweeën Computer met internet, powerpoint of prezi B Jong en oud in jouw woonplaats Zoek uit waar jong en oud wonen en welke voorzieningen er zijn. Met z n tweeën Papier (A3 of groter), plattegrond, gemeentegids, telefoonboek, computer C Wie wonen er in jouw gemeente? Zoek informatie over de bevolking in jouw gemeente. Alleen Computer A Werkloosheid, hoezo? opdracht 1 1a Steeds meer mensen kopen via internet. Leg uit dat dit tot meer banen kan leiden. 1b Meer ICT- en magazijnbanen. Leg uit dat dit tot minder banen kan leiden. structureel Minder winkels. opdracht 2 2a Lees op bladzijde 134 van het lesboek de tekst Soorten werkloosheid. Lees de onderstaande krantenkoppen. Is de werkloosheid die ontstaat structureel of conjunctureel? conjunctureel structureel conjunctureel structureel 2b Leg uit dat conjuncturele werkloosheid kan leiden tot meer werkloosheid. Werklozen hebben minder inkomen, hebben daardoor minder te besteden, waardoor het weer slechter gaat met bedrijven, die daardoor weer mensen moeten ontslaan.

41 Thema 12 Wie wonen er in Nederland? Menukaart 3 met keuzemenu Economie Nederland in de toekomst 41 opdracht 3 c Maak deze opdracht met z n tweeën. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) houdt zeer veel gegevens bij over de economie van Nederland. Jullie gaan met die gegevens een presentatie (powerpoint of prezi) geven over hoe het nu gaat met de economie in Nederland. Doe het volgende: Ga naar Kijk bij het thema arbeid en sociale zekerheid. Zoek naar de ontwikkeling van de werkloosheid, de ontwikkeling van vacatures en de ontwikkeling van de lonen. Maak voor elk van deze drie onderwerpen een overzichtelijke grafiek of tabel. Plaats de grafieken in je presentatie. Voeg een dia toe met daarin jouw conclusies: gaat het goed of slecht met de arbeidsmarkt in Nederland? Wat zijn de oorzaken van de groei of krimp? Maak als laatste een dia waarin je jouw aanbevelingen zet voor de minister van Financiën. Wat moet hij of zij doen in deze economische situatie? Je presentatie heeft de volgende indeling: Dia 1: titel Dia 2: werkloosheid Dia 3: vacatures Dia 4: lonen Dia 5: conclusies Dia 6: aanbevelingen Laat je presentatie aan je docent zien. B Jong en oud in jouw woonplaats 1a 1b 1c 1d 1e 1f 1g opdracht 1 Bekijk op bladzijde 135 van het lesboek bron 36 en 37. In welke drie wijken is het aantal 0-19-jarigen het grootst? Noord, Maaspoort en West. In welke drie wijken is het aantal 55-jarigen en ouder het grootst? Zuid-Oost, Noord en West. In welke drie wijken is het aantal onderwijsvoorzieningen het grootst? West, Maaspoort en Zuid-Oost. Vind je het logisch dat in die wijken het aantal onderwijsvoorzieningen het grootst is? In West en Maaspoort wel, maar in Zuid-Oost zijn veel minder jongeren. In welke drie wijken verwacht je veel voorzieningen voor ouderen? Zuid-Oost, Noord en West. Klopt je antwoord op vraag 1e met de gegevens in bron 37? Nee, in Zuid-Oost en Noord zijn wel veel ouderenvoorzieningen, maar in Rosmalen- Noord zijn er meer dan in Noord. Bedenk wie het meest gebruikmaken van sporten recreatievoorzieningen. Jongeren maken het meest gebruik van sport- en recreatievoorzieningen 1h Welke wijk heeft verrassend veel sporten recreatievoorzieningen gezien de bevolkingssamenstelling? Zuid-oost heeft maar 2000 jongeren, maar wel 17 sportvoorzieningen, het meeste van de stad. opdracht 2 c Deze opdracht doe je met z n tweeën. d Zie menukaart. Stap 1: Wat ga je doen? Jullie onderzoeken in welke wijken in jullie woonplaats veel jonge mensen wonen en in welke veel oudere mensen. Vervolgens kiezen jullie een wijk uit en onderzoeken jullie welke voorzieningen er zijn in deze wijk. Stap 2: Hoe ga je het doen? Informatie over de bevolkingssamenstelling kun je vinden: op de website van de gemeente; door te bellen met de gemeente (afdeling voorlichting). Informatie over de voorzieningen in de wijk kun je vinden: door zelf in de wijk te kijken; in de gemeentegids, telefoonboek of via internet. Vervolg menukaart op de volgende bladzijde

42 42 Stap 3: Doen! Zoek informatie over: in welke wijk(en) veel ouderen wonen; In welke wijk(en) veel jongeren wonen. Kies een wijk uit om verder te onderzoeken. Zoek uit: hoeveel bejaardentehuizen er in de wijk zijn en waar die staan; hoeveel scholen er in de wijk zijn en waar die staan; hoeveel speeltuinen en sportmogelijkheden er in de wijk zijn en waar die zijn; hoeveel bushalten er in de wijk zijn en waar; hoeveel bankjes er in de wijk staan en waar. Laat de poster aan je docent zien. Stap 4: Laten zien Jullie maken een poster van jullie wijk. Maak een kopie van de plattegrond van de wijk. Vergroot deze zo veel mogelijk met een kopieerapparaat. Teken op de kaart de voorzieningen. Bedenk voor elke voorziening een symbooltje en maak een legenda. Plak de plattegrond op een groot vel papier. Schrijf de naam van de wijk boven aan de poster. Schrijf op de poster wat voor soort mensen er in de wijk wonen. Conclusie: Zijn er voldoende voorzieningen in de wijk voor het soort mensen (jong of oud) dat in de wijk woont? Zo nee, teken op de kaart welke voorzieningen erbij zouden moeten. Licht dit toe met tekstjes op de poster. Zo ja, leg uit waarom de voorzieningen goed zijn voor de wijk. Schrijf dit ook op de poster. C Wie wonen er in jouw gemeente? b ga naar en maak de opdracht Wie wonen er in jouw gemeente?. Voorbeeldantwoord voor opdracht 12e, blz. 36 In steden omdat daar voorzieningen zijn. In het landelijk gebied, omdat ze daar nu wonen en gehecht zijn aan de gemeenschap en de rust en ruimte. Voorbeeldantwoord voor opdracht 18b, blz.37 Denk bijvoorbeeld aan: Afhankelijk, want dan hoef je zelf niet te sparen en kan je meer uitgeven Afhankelijk, want als ik werk moet ik AOW-premie betalen. Als ik stop met werken dan moeten de anderen maar voor mij betalen. Eigen pensioen, door het geld te beleggen wordt het meer waard en krijg je meer dan je aan pensioenpremie hebt betaald. Eigen pensioen, dan kan je zelf bepalen hoeveel je spaart.

43 Thema 12 Wie wonen er in Nederland? Blok 3 Aantekeningen 43

44 44 Blok 4 Hoe leef jij in 2038? Heb je wel eens over je eigen toekomst nagedacht? Over wat je wilt worden en waar je wilt wonen? Hoewel de toekomst heel lastig te voorspellen is, is het wel belangrijk om dat te doen. Je beeld van de toekomst kan je immers helpen om nu goede keuzes te maken. En al ziet de toekomst er vast anders uit, het is ook interessant en leuk om nu alvast over later na te denken. Deelvraag van dit blok: Hoe ziet jouw leven er in 2038 uit? 2a 2b 2c opdracht 2 Lees op bladzijde 136 van het lesboek de tekst Opleiding en werk. Voor welke sector heb jij gekozen? Waarom heb jij voor die sector gekozen? Verschillende antwoorden, bijv. lijkt mij het leukst, later veel werk in te vinden, betaalt goed, heeft mijn vader/moeder ook gedaan, doen mijn vrienden/vriendinnen ook. Weet je al welke vervolgopleiding je gaat doen? Ja / Nee, want opdracht 1 Lees de tekst hierboven en bekijk in het lesboek de titels, teksten en bronnen van blok 4. 1a Reken uit hoe oud jij bent in b Bedenk hoe je leven eruit ziet in Woon je in een stad of een dorp? In wat voor soort huis? Met wie? Wat doe je op een gewone dag? 2d d 3a Vind jij het belangrijk hoeveel je later gaat verdienen? Ja / Nee, want opdracht 3 tekenpapier (A2), stiften of kleurpotloden Waarom houden de sectoren techniek en verzorging speciale wervingsacties? Te weinig leerlingen/meisjes en veel behoefte 1c 1d Kruis twee vragen aan waar je wel eens over hebt nagedacht. Hoeveel wil ik verdienen? Wat wil ik later worden? Trouwen, samenwonen of alleen blijven? Wel of geen kinderen en hoeveel? Bedenk een antwoord op die twee vragen. 3b 3c aan werknemers. Waarom is er in de toekomst vooral behoefte aan verplegend personeel? Door de toenemende vergrijzing zijn er later meer (hulpbehoevende) ouderen. Maak een reclamefolder voor meer jongens en meisjes in de zorg, of voor meer meisjes in de ICT of techniek. Bedenk wat de opleiding leuk maakt en wat de voordelen zijn om in de gekozen sector te werken. Laat dat zien in de folder. opdracht 4 4a Bekijk op bladzijde 136 van het lesboek bron 38. Welke informatie geeft bron 38 over de verschillende sectoren? Het startsalaris.

45 Thema 12 Wie wonen er in Nederland? Blok 4 Hoe leef jij in 2038? 45 Verpleegkundige die een verband vervangt in een ziekenhuis Mbo-niveau 2 Thuiszorg, helpen van ouderen bij het aankleden Mbo-niveau 3 Arts, bijvoorbeeld huisarts of chirurg Mbo-niveau 4 Kraamzorg, verzorgen van moeder en baby thuis Verpleegkundige op een operatiekamer van een ziekenhuis Hbo Wo, universiteit Figuur 1 4b Bedenk welk beroep bij welk opleidingsniveau hoort. Trek lijnen in figuur 1. 4c In welke sector verdienen schoolverlaters van het mbo-niveau 2 t/m 4 het meest? Gezondheid. 4d Bedenk waarom deze sector het best betaalt. 5d Slechts 0,3 procent van de agrarische studenten in het middelbare beroepsonderwijs is van allochtone afkomst. Bedenk waarom weinig allochtone leerlingen een agrarische opleiding volgen. Omdat hun ouders voor de armoede in de 4e Er is een tekort aan werknemers en verantwoordelijk werk. Welke twee sectoren betalen het minst? Landbouw en economie. 5e landbouw in Turkije en Marokko gevlucht zijn. Bekijk nog eens bron 38. Denk je dat Ashraf beter kan kiezen voor de sector economie dan voor de sector landbouw als je kijkt naar zijn toekomstig salaris? 4f Bedenk waarom deze twee sectoren het minst betalen. Ja / Nee, omdat de sector economie ongeveer evenveel betaalt als de sector landbouw. 4g Er werken veel mensen in die sectoren. In welke sector stijgt het inkomen het snelst als het opleidingsniveau stijgt? 5f Bedenk een manier om de landbouw een beter imago te geven onder allochtonen. Gezondheid. 5a 5b 5c opdracht 5 Lees op bladzijde 136 van het lesboek bron 39. Waarom wil Melissa later kapster worden? Haar interesse voor het vak, ze wilde altijd al kapster worden. Het aantal scholieren dat de kappersopleiding volgt, is de laatste jaren met 40 procent toegenomen. De helft van deze scholieren zal straks geen baan als kapper kunnen vinden. Ik vind het wel / niet verstandig dat Melissa de kappersopleiding gaat doen, want Bijv.: niet verstandig, er is voor de helft later geen baan. Bedenk waarom veel meisjes kapster willen worden. Bijvoorbeeld: ze vinden het leuk om met haar bezig te zijn. 6a opdracht 6 Het loon voor je werk hangt af van verschillende factoren. Welke twee factoren kwamen in de vorige opdrachten al aan bod? 1 opleidingsniveau 2 sector 6b Het besteedbaar inkomen is het inkomen dat je overhoudt, als je verplichte betalingen hebt gedaan. Kruis aan wat je van je besteedbaar inkomen moet betalen. AOW-premies belasting boodschappen energie en water huur van de woning reis- en vervoerskosten vakanties ziektekostenverzekering

46 c meerpersoonshuishoudens eenpersoonshuishoudens Figuur 2 Besteedbaar inkomen per jaar (2010, bron CBS). Als je langer in een baan werkt, ga je vaak ook meer verdienen. Schrijf de nummers van de volgende uitspraken op de juiste plaats in figuur 2. 1 Karim heeft net promotie gemaakt en is flink meer gaan verdienen 2 De kinderen van Regilio en Angelina hebben elk een bijbaantje. 3 Bas kent het bedrijf erg goed en is manager geworden. 4 Jan begint net aan zijn nieuwe baan, hij moet eerst maar eens laten zien wat hij kan. 5 De kinderen van Jelle en Jacqueline zijn het huis uit, ze gaan een dag per week minder werken b Er zijn meer echtscheidingen, daardoor zijn er meer / minder alleenstaanden. Als er minder werkende mensen zijn, is er ook minder geld voor studiefinanciering en blijven studenten thuis wonen waardoor er meer / minder alleenstaanden zijn. Er worden weinig huizen gebouwd waar je met meer gezinnen in kunt wonen, daardoor zijn er in Nederland steeds meer / minder alleenstaanden. Stelling 1: Man en vrouw kunnen samen voor de kinderen en het huishouden zorgen, zodat ook de vrouw buitenshuis kan werken. Stelling 2: Een vrouw hoort thuis te blijven om voor de kinderen te zorgen en het huishouden te doen. De man zorgt voor het inkomen. Met welke stelling ben jij het eens? Noem twee redenen waarom je vóór deze stelling bent en twee redenen waarom je het niet met de andere stelling eens bent. Ik ben het eens met stelling, omdat: 1 2 Ik ben het niet eens met stelling 1, omdat: 7a opdracht 7 Lees op bladzijde 136 van het lesboek de tekst Gezin en kinderen. Er zijn verschillende ontwikkelingen die kunnen zorgen voor meer of juist minder alleenstaanden. Mensen worden steeds ouder. Daardoor komen er meer weduwen en weduwnaars, er zijn dan meer / minder alleenstaanden. Steeds meer jongeren gaan studeren en op kamers wonen, er zijn daardoor meer / minder alleenstaanden. Door de vergrijzing worden de AOW-uitkeringen lager, een eigen huis wordt daardoor soms te duur, daardoor zijn er straks meer / minder alleenstaanden. 7c 7d 2 Vergelijk jouw antwoorden met die van andere leerlingen in je klas. Met welke stelling zijn de meeste jongens het eens? En met welke stelling de meeste meisjes? Vergelijk de redenen die werden genoemd door de voorstanders van stelling 1 en 2. Welke redenen vinden jullie het belangrijkst?

47 Thema 12 Wie wonen er in Nederland? Blok 4 Hoe leef jij in 2038? 47 8a opdracht 8 verdieping Schrijf twee oorzaken op waardoor bejaardenzorg in de toekomst misschien wel onbetaalbaar wordt. 1 2 Arbeid wordt schaars, lonen worden hoger 8b Vroeger was het vrij normaal dat kinderen later weer voor hun ouders gingen zorgen door ze bijvoorbeeld in huis te nemen. In welke landen is dat nog steeds gebruikelijk? 8c 9a Bedenk waarom mensen in die landen vaker bij hun ouders inwonen. opdracht 9 Bekijk op bladzijde 137 van het lesboek bron 40. De kangoeroewoning heeft nog een bovenverdieping. Bij welke woning hoort de bovenverdieping? Noteer de kleur uit de plattegrond van bron 40. 9b Welke ruimtes verwacht je op de bovenverdieping? 9c Meer ouderen/minder werkenden In ontwikkelingslanden, vooral op het platteland. Het is goedkoop, het heeft ook te maken met de cultuur, die minder individualistisch en meer op de familie en de gemeenschap is gericht. Blauw (woning van de jonge generatie). Slaapkamers, badkamer. Woont het jonge gezin of het oudere echtpaar in die woning? Leg je antwoord uit. Het jonge gezin. De ouderen kunnen waarschijnlijk minder goed trappen lopen. 9d Bedenk voor iedere generatie een voordeel van gezamenlijk wonen. Oudste generatie: kinderen kunnen hulp/zorg 9e 9f Heeft deze manier van wonen ook nadelen? Ja / Nee, want Denk je dat deze woning het vergrijzingsprobleem oplost? Ja / Nee / Een beetje, omdat ouderen bij hun kinderen kunnen inwonen, verzorgd kunnen worden. 9g Zou jij in zo n woning willen wonen met jouw opa en oma? Ja / Nee, want opdracht 10 Lees op bladzijde 137 van het lesboek de tekst Daar en nu: Een premie voor je baby. 10a Hoeveel geld krijgt een Russische familie bij de geboorte van een tweede kind? b Waarom probeert de Russische regering het krijgen van kinderen te stimuleren? De regering wil de bevolkingskrimp afremmen. 10c Bedenk waarom het krijgen van kinderen goed is voor de economie van een land. Kinderen gaan later werken en geld uitgeven plus belasting betalen aan de staat. Dat is goed voor de economie van een land. 10d Op welke manier probeert de Nederlandse regering ouders te helpen bij de kosten van kinderen? Met kinderbijslag. 10e Zou jij (meer) kinderen willen krijgen als je daar een premie voor zou krijgen? Ja / Nee, want verlenen als dat nodig is, veiligheid. Middelste generatie: oogje in het zeil houden op opa en oma, oma/opa kunnen helpen met verzorging/oppas kleinkinderen. Jongste generatie: en oma kunnen helpen met oppassen/aandacht geven. Het is gezellig als Wist je dat? Nederland in miljoen inwoners had? Er werd toen voorspeld dat Nederland in 2000 ongeveer 20 miljoen inwoners zou hebben. Het waren er in dat jaar 16 miljoen. Best lastig dus dat voorspellen. opa/oma bij je wonen.

48 48 d opdracht 11 rood kleurpotlood a Gebruik de atlas. Lees op bladzijde 137 van het lesboek de tekst Waar wil ik wonen?. 11a Kruis bij vraag 11b de drie onderwerpen aan die jij het belangrijkst vindt in jouw toekomstige woonomgeving. Eigen antwoorden. 11b Zoek de kaarten bij de drie aangekruiste onderwerpen op in de atlas en kleur de gebieden in. Bevolkingsdichtheid: gebruik GB 54A (BB 26). Kleur de gebieden die volgens jou te dicht- of te dunbevolkt zijn. Werkgelegenheid: gebruik GB 58D (BB 48D4). Kleur de gebieden met een hoge werkloosheid. Hoogteligging (i.v.m. stijgende zeespiegel): gebruik GB 36 (BB 12). Kleur de gebieden die lager dan 1 m boven NAP liggen. Milieu: gebruik GB 69D, F en H. Kleur de gebieden met de meeste luchtvervuiling. Familie en vrienden in de buurt. Zet op de plek waar je meeste vrienden en familie wonen een stip. Trek een cirkel met een straal van 50 km om die stip. Kleur het gebied buiten de cirkel. Anders, namelijk. Zoek zelf bronnen, bijvoorbeeld in de atlas of via internet om dit onderdeel op de kaart aan te geven. 11c Zijn er in figuur 3 gebieden overgebleven die niet ingekleurd zijn en dus voldoen aan jouw eisen? 11d Denk jij dat je later in een van deze gebieden gaat wonen? Waarom wel of niet? Figuur 3 In welk gebied kan ik het best wonen? 12b Bedenk waarom een rijtjeswoning in Amsterdam even duur is als een vrijstaande woning in Leeuwarden. Voorbeeldantwoord op bladzijde 49. opdracht 13 Bb Ga naar en maak de opdracht Kans op werk. opdracht 14 Bb Ga naar en maak de opdracht Huizenprijzen. opdracht 15 op een rij 11e Wat zal voor jou de belangrijkste reden zijn die bepaalt waar je later terechtkomt? opdracht 12 Bekijk op bladzijde 137 van het lesboek bron a In welke woning zou jij het liefst willen wonen? 15a De hoogte van het bruto-uurloon voor schoolverlaters per sector is vooral afhankelijk van het opleidingsniveau 15b In de toekomst worden gezinnen waarschijnlijk groter / kleiner. Steeds meer / minder vrouwen gaan werken, er komen meer / minder ouderen en meer / minder alleenstaanden. De huizenprijzen zijn het laagst in dichtbevolkte / dunbevolkte gebieden..

49 Thema 12 Wie wonen er in Nederland? Blok 4 Aantekeningen 49 opdracht 16 deelvraag 16a Hoe ziet jouw leven er in 2038 uit? Voorbeeldantwoord voor opdracht 12b, blz. 48 De vraag naar (woon)ruimte in Amsterdam is veel groter dan in Leeuwarden. Daardoor is de grondprijs in Amsterdam veel hoger. Een vrijstaand 16b Vergelijk je antwoord met je antwoord op opdracht 1b in dit blok. Is je beeld van je toekomst veranderd? Leg uit waarom wel of niet. huis in Leeuwarden staat om meer grond dan een rijtjeshuis in Amsterdam, maar door de lagere grondprijs in Leeuwarden, zijn beide woningen toch even duur. Kennen en kunnen Als je klaar bent met dit blok kun je: uitleggen welke factoren bepalen hoe hoog je loon is als je straks gaat werken. uitleggen welke factoren een rol spelen bij het later wel of niet krijgen van kinderen. voorbeelden noemen van hoe de overheid invloed kan hebben op de bevolkingsgroei. voorbeelden noemen van factoren die een rol spelen bij de keuze van de plaats waar jij later wilt wonen. uitleggen waarom de huizenprijzen in verschillende delen van Nederland van elkaar verschillen. Eigen onderwerp. Eigen onderwerp. Ga naar:

50 50 Eindsprint 1a opdracht 1 Maak het schema in figuur 1 compleet. Vul de woorden aan waarvan al een begin is gegeven. 1b 1c Streep van de schuingedrukte woorden steeds het foute woord door. Zet de volgende woorden op de goede plek. natuurlijke aantrekkings asielzoekers zorg pensioen Randstad allochtonen vergrijzing afstotings bevolkingsaantal 16 ontgroening voorzieningen AOW sterftecijfer huizen vluchtelingen concentratie FiguuR 1 BEVOLKING VAN NEDERLAND: 16 miljoen mensen = bevolkingsaantal hoge / lage bevolkingsdichtheid in het westen veel mensen dicht bij elkaar = bevolkings concentratie bevolkingsspreiding is ongelijkmatig / gelijkmatig verandert voortdurend door: g eboorte en sterfte = natuurlijke bevolkingsgroei Ontwikkelingen: sinds 1750 daalt het sterftecijfer, terwijl het geboortecijfer hoog blijft: grote bevolkingsgroei / bevolkingsafname sinds 1970 daalt het geboortecijfer: bevolkingsgroei neemt af / toe minder jongeren = ontgroening meer ouderen = vergrijzing Nederlandse bevolking in 2038 weinig groei verdere ontgroening en vergrijzing groter percentage allochtonen bevolkingsconcentratie in Randstad. Gevolgen vergrijzing en ontgroening meer kleine huizen meer hulp en zorg nodig. nodig. meer voorzieningen voor ouderen nodig. minder mensen moeten het werk doen. meer AOW nodig, terwijl minder mensen werken die de premies betalen probleem bij financiering meer mensen sparen zelf voor pensioen. i mmigratie en e migratie = migratiesaldo Of mensen naar Nederland toe komen of juist weggaan, hangt af van afstotings factoren en aantrekkings factoren : Nederland heeft vestigingsoverschot / vertrekoverschot groepen mensen die na 1945 naar Nederland gekomen zijn: uit de voormalige koloniën I ndonesië en Suriname arbeidsmigranten uit Spanje, Italië, M arokko en T urkije in de jaren 60 en 70 asielzoekers uit onveilige landen aantal allochtonen in Nederland is gestegen / gedaald na 1945 Gevolgen internationale immigratie In Nederland concentratie allochtonen in de grote s teden en gemeentes daaromheen In Afrika, vooral vluchtelingen in omgeving van gebieden met honger en oorlog. Vooral r ijke vluchtelingen komen naar Europa.

51 Thema 12 Wie wonen er in Nederland? Eindsprint B C A FiguuR 2 2a 2b 2c opdracht 2 Bekijk op bladzijde 143 van het lesboek de Tijdwijzer. Bekijk de tijdbalk in figuur 2. Zoek de jaartallen van de volgende gebeurtenissen op in de Tijdwijzer. A Onafhankelijkheid Suriname: B Onafhankelijkheid Indonesië: C Stijgende welvaart in Nederland: 1954 Zet de letters van opdracht 2a bij de tijdbalk van figuur 2. In welke periode kwamen veel arbeidsmigranten uit Spanje, Italië, Marokko en Turkije naar Nederland? d Kleur die periode in de tijdbalk van figuur 2. 2e In welke periodes denk je dat veel asielzoekers naar Nederland kwamen uit: voormalig Joegoslavië? Irak? nu opdracht 3 a Gebruik de atlas. Bekijk de kaart in figuur 3. Zet de naam van het land achter de letters. A B C D E F G H Indonesië I J K L Duitsland Marokko Turkije Irak Iran Afghanistan China Somalia Kenia Uganda Tsjaad M Suriname N Ecuador FiguuR 3 A B C D E F G M L I N K J H km

52 52 Begrippen aanbod van arbeid (blok 2 LB blz. 126) Alle mensen die op zoek zijn naar werk of die al werk hebben. Het aanbod van arbeid neemt af door de vergrijzing. aantrekkingsfactor (blok 2 LB blz. 124) Een reden waarom mensen in een gebied komen wonen. Een grotere kans op werk is een belangrijke aantrekkingsfactor van Nederland. achterstandswijk (blok 3 LB blz. 132) Een wijk met problemen door verouderde huizen, slechte voorzieningen en taal- en opleidingsachterstand bij de bewoners. De regering wil de leefomstandigheden in de achterstandswijken graag verbeteren. afstotingsfactor (blok 2 LB blz. 124) Redenen waarom mensen uit een gebied wegtrekken. Het oorlogsgevaar is een afstotingsfactor van Irak. arbeidsmarkt (blok 2 LB blz. 126) Het geheel van vraag naar arbeid en aanbod van arbeid. De arbeidsmarkt is nu gunstig voor werkzoekenden. arbeidsmigrant (blok 2 LB blz. 125) Iemand die naar een ander land verhuist om daar te gaan werken. Rond 1960 kwamen veel Italiaanse en Turkse arbeidsmigranten naar Nederland. asielzoeker (blok 2 LB blz. 127) Iemand die aan de overheid van een land vraagt om in dat land te mogen wonen, bijvoorbeeld omdat hij gevaar loopt in zijn eigen land. Asielzoekers wonen in een asielzoekerscentrum totdat bekend is of ze in Nederland mogen blijven. bevolkingsaantal (blok 1 LB blz. 119) Het aantal mensen dat in een gebied woont. Het bevolkingsaantal van Nederland is ruim 16 miljoen mensen. bevolkingsconcentratie (blok 1 LB blz. 118) Een gebied waar veel mensen dicht op elkaar wonen. Een grote stad is een bevolkingsconcentratie. bevolkingsdichtheid (blok 1 LB blz. 118) Het gemiddeld aantal inwoners per km2. Nederland heeft een hoge bevolkingsdichtheid. bevolkingsspreiding (blok 1 LB blz. 118) De verdeling van mensen over een gebied. Nederland heeft een onregelmatige bevolkingsspreiding. dekolonisatie (blok 2 LB blz. 127) Het onafhankelijk worden van een kolonie. Na de dekolonisatie van Indonesië kwam een grote groep Molukkers naar Nederland. emigrant (blok 2 LB blz. 124) Iemand die uit een land vertrekt om in een ander land te gaan wonen. In de jaren vijftig vertrokken veel Nederlandse emigranten naar Canada. geboortecijfer (blok 1 LB blz. 119) Het aantal kinderen dat in een jaar in een gebied wordt geboren per 1000 inwoners. Ontwikkelingslanden hebben een hoger geboortecijfer dan rijke landen. geboorteoverschot (blok 1 LB blz. 119) Het geboortecijfer min het sterftecijfer. Als er meer mensen worden geboren dan er doodgaan, is er een geboorteoverschot. gezinshereniging (blok 2 LB blz. 125) De immigratie van de gezinsleden van een immigrant die zich al eerder in een ander land vestigde. Gezinshereniging kwam veel voor bij Turken en Marokkanen. Nadat de mannen al een aantal jaar in Nederland werkten, lieten ze hun vrouw en kinderen overkomen. immigrant (blok 2 LB blz. 124) Iemand die uit het buitenland in een land komt wonen. Er zijn dit jaar minder immigranten Nederland binnengekomen dan vorig jaar.

53 Thema 12 Wie wonen er in Nederland? Begrippen 53 inkomen in natura (blok 2 LB blz 126) Het loon dat je betaald krijgt in de vorm van goederen. Ik werk op zaterdag bij een bakker en krijg altijd twee broden mee als inkomen in natura. integreren (blok 3 LB blz. 133) Het kleiner worden van de verschillen tussen groepen mensen, zodat iedereen dezelfde kansen heeft in de samenleving. Allochtone jongeren die in Nederland zijn opgegroeid, integreren makkelijker dan hun ouders. migrant (blok 2 LB blz. 124) Iemand die verhuist. In het westen van Nederland wonen veel migranten uit Noord-Nederland. migratie (blok 2 LB blz. 124) Verhuizen naar een ander land of een ander deel van het land. De migratie vanuit de noordelijke provincies naar de Randstad was groot. migratiesaldo (blok 2 LB blz. 125) Het verschil tussen het aantal immigranten en het aantal emigranten immigranten emigranten = een positief migratiesaldo van mensen. natuurlijke bevolkingsgroei (blok 1 LB blz. 119) De verandering van het bevolkingsaantal door geboorte en sterfte. De natuurlijke bevolkingsgroei is afgenomen sinds sterftecijfer (blok 1 LB blz. 119) Het aantal mensen in een gebied dat in een jaar sterft per 1000 inwoners. Door de betere medische voorzieningen is het sterftecijfer sterk gedaald. vacature (blok 2 LB blz. 126) Een lege arbeidsplaats in een bedrijf. Ik heb gesolliciteerd op de vacature van verkoopmedewerker. vergrijzing (blok 1 LB blz. 121) De toename van het percentage mensen ouder dan 65 jaar op de totale bevolking. Door de vergrijzing zullen de komende jaren meer banen in de verzorging nodig zijn. vertrekoverschot (blok 2 LB blz. 125) Het migratiesaldo als er meer mensen uit een land vertrekken dan er zich vestigen. In 1955 had Nederland een vertrekoverschot. vestigingsoverschot (blok 2 LB blz. 125) Het migratiesaldo als er meer mensen in een land komen wonen dan er vertrekken. In 2000 had Nederland een vestigingsoverschot. vraag naar arbeid (blok 2 LB blz. 126) Alle banen die al bezet zijn en alle vacatures. Door de economische groei is de vraag naar arbeid gestegen. Ga naar: ontgroening (blok 1 LB blz. 120) De afname van het aandeel jongeren op de totale bevolking. Door de ontgroening zijn er straks minder mensen die kunnen werken.

54 54 Illustratieverantwoording Vormgeving & opmaak: Cartografie: Technisch tekenwerk: Beeldresearch: Foto omslag: Tekening, pagina 13: In2vorm, Barchem EMK, Deventer In2vorm, Barchem Lineair Fotoarchief, Arnhem Verbaal Bureau voor Visuele Communicatie, Velp Inge van Mill/Hollandse Hoogte Paul Hoogma De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

55 Thema 12 Wie wonen er in Nederland? Illustratieverantwoording 55

56

Bevolkingsspreiding. Waar zit iedereen? Juist of onjuist: China is het grootste land ter wereld. A. Juist. B. Onjuist

Bevolkingsspreiding. Waar zit iedereen? Juist of onjuist: China is het grootste land ter wereld. A. Juist. B. Onjuist Bevolking Waar zit iedereen? Waar zit iedereen? Bevolkingsspreiding Vraag 1 van 9 Juist of onjuist: China is het grootste land ter wereld. A. Juist B. Onjuist De manier waarop de bevolking over een gebied

Nadere informatie

Zelfstandig werken. Ajodakt. Dit antwoordenboekje hoort bij het gelijknamige werkboek van de serie

Zelfstandig werken. Ajodakt. Dit antwoordenboekje hoort bij het gelijknamige werkboek van de serie Zelfstandig werken Ajodakt Dit antwoordenboekje hoort bij het gelijknamige werkboek van de serie 9 789074 080705 Informatieverwerking Groep 7 Antwoorden Auteur P. Nagtegaal ajodakt COLOFON Illustraties

Nadere informatie

Samenvatting Aardrijkskunde H1 paragraaf 2 t/m 8

Samenvatting Aardrijkskunde H1 paragraaf 2 t/m 8 Samenvatting Aardrijkskunde H1 paragraaf 2 t/m 8 Samenvatting door Anne 1154 woorden 12 april 2017 6,3 46 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde BuiteNLand Paragraaf 2 Bevolkingsspreiding: de manier

Nadere informatie

Werkwoordspelling 2 Toelichting en Antwoorden

Werkwoordspelling 2 Toelichting en Antwoorden Werkwoordspelling 2 Toelichting en Antwoorden COLOFON Auteurs Frank Pollet Illustraties Liza-Beth Valkema Basisvormgeving LS Ontwerpers bno, Groningen Omslag illustratie Metamorfose ontwerpen BNO, Deventer

Nadere informatie

Stenvert. Taalmeesters 6. Zelfstandig werken Taal Groep 8 Antwoorden. Zelfstandig werken Stenvert Taal Taalmeesters 6 Antwoorden Groep 8

Stenvert. Taalmeesters 6. Zelfstandig werken Taal Groep 8 Antwoorden. Zelfstandig werken Stenvert Taal Taalmeesters 6 Antwoorden Groep 8 Zelfstandig werken Taal Groep 8 Antwoorden Stenvert maakt deel uit van ThiemeMeulenhoff Zelfstandig werken (Z). Dit bestaat uit een groot assor ment leermiddelen voor alle leerjaren. Op onze Z-site vindt

Nadere informatie

Klokboek A Werkboek. Groep 4-5

Klokboek A Werkboek. Groep 4-5 Klokboek A Werkboek Groep 4-5 Klokboek A WERKBOEK COLOFON Auteurs redactie Stenvert Conceptontwerp omslag: Metamorfose ontwerpers BNO, Deventer Ontwerp omslag: Eduardo Media Illustraties Egbert Koopmans

Nadere informatie

42 blok 6. Een huis inrichten. Teken de meubels in het huis. Plaats ze waar jij wilt. Vul in. Hoeveel eet elke hond? Hoeveel kilo vlees?

42 blok 6. Een huis inrichten. Teken de meubels in het huis. Plaats ze waar jij wilt. Vul in. Hoeveel eet elke hond? Hoeveel kilo vlees? 42 blok 6 C1 Een huis inrichten. Teken de meubels in het huis. Plaats ze waar jij wilt. C2 Vul in. Hoeveel eet elke hond? Hoeveel kilo vlees? Hoeveel pakken brokken? Hoeveel bakjes water? Fido 3 2 1 4

Nadere informatie

Stenvert. Rekenmeesters 5. Zelfstandig werken Rekenen Groep 7 Antwoorden. Zelfstandig werken Stenvert Rekenen Rekenmeesters 5 Antwoorden Groep 7

Stenvert. Rekenmeesters 5. Zelfstandig werken Rekenen Groep 7 Antwoorden. Zelfstandig werken Stenvert Rekenen Rekenmeesters 5 Antwoorden Groep 7 Zelfstandig werken Rekenen Groep 7 Antwoorden Stenvert maakt deel uit van ThiemeMeulenhoff Zelfstandig werken (Z). Dit bestaat uit een groot assor ment leermiddelen voor alle leerjaren. Op onze Z-site vindt

Nadere informatie

Overal Nederlanders vmbo12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Overal Nederlanders vmbo12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Auteur VO-content Laatst gewijzigd Licentie Webadres 06 September 2016 CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/62203 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken

Nadere informatie

Overal Nederlanders vmbo12

Overal Nederlanders vmbo12 banner Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres VO-content 20 juni 2017 CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie https://maken.wikiwijs.nl/62203 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs van

Nadere informatie

Ik en de maatschappij. Reizen

Ik en de maatschappij. Reizen Ik en de maatschappij Reizen Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Ferry van de Put Inhoudelijke redactie: Ina Berlet Eindredactie: Daphne Ariaens

Nadere informatie

Noorderpoort Beroepsonderwijs Stadskanaal. Reader. Wet van Ohm. J. Kuiper. Transfer Database

Noorderpoort Beroepsonderwijs Stadskanaal. Reader. Wet van Ohm. J. Kuiper. Transfer Database Noorderpoort Beroepsonderwijs Stadskanaal Reader Wet van Ohm J. Kuiper Transfer Database ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor Primair Onderwijs, Algemeen Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs

Nadere informatie

Noorderpoort Beroepsonderwijs Stadskanaal. Reader. Spanning. J. Kuiper. Transfer Database

Noorderpoort Beroepsonderwijs Stadskanaal. Reader. Spanning. J. Kuiper. Transfer Database Noorderpoort Beroepsonderwijs Stadskanaal Reader Spanning J. Kuiper Transfer Database ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor Primair Onderwijs, Algemeen Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en

Nadere informatie

3. Een opleidingsdomein kiezen

3. Een opleidingsdomein kiezen Edu4all LOB 3. Een opleidingsdomein kiezen Licentie: Voor het activeren van de licentie kijk op pagina 5 van dit werkboek. COLOFON Uitgeverij: Auteur(s): Inhoudelijke redactie: Bronvermelding: Illustraties:

Nadere informatie

4. Een vervolgopleiding kiezen

4. Een vervolgopleiding kiezen Edu4all LOB Licentie: Voor het activeren van de licentie kijk op pagina 5 van dit werkboek. COLOFON Uitgeverij: Auteur(s): Inhoudelijke redactie: Bronvermelding: Illustraties: Edu Actief b.v. 0522-235235

Nadere informatie

Mijn tafelboek 1 Werkboek

Mijn tafelboek 1 Werkboek Mijn tafelboek 1 Werkboek Mijn tafelboek 1 Werkboek COLOFON Auteur A. Pleysier Conceptontwerp omslag: Metamorfose ontwerpers BNO, Deventer Ontwerp omslag: Eduardo Media Illustraties Els Vermeltfoort Opmaak

Nadere informatie

Stenvert. Taalmeesters 2. Antwoorden. Taalmeesters 2. Zelfstandig werken. Antwoorden. Groep 4. Taal COLOFON COLOFON

Stenvert. Taalmeesters 2. Antwoorden. Taalmeesters 2. Zelfstandig werken. Antwoorden. Groep 4. Taal COLOFON COLOFON Taalmeesters 2 Antwoorden COLOFON Taalmeesters 2 Stenvert Zelfstandig werken Taal Groep 4 Antwoorden Auteurs Evelien Klok, Michelle Kraak, Hans Vermeer Conceptontwerp omslag: Metamorfose ontwerpers BNO,

Nadere informatie

Bevolkingsgroepen DOE KAART 1. Naam van het project. Als je voor deze opdracht kiest leer je meer over een bepaalde bevolkingsgroep.

Bevolkingsgroepen DOE KAART 1. Naam van het project. Als je voor deze opdracht kiest leer je meer over een bepaalde bevolkingsgroep. DOE KAART 1 Bevolkingsgroepen Als je voor deze opdracht kiest leer je meer over een bepaalde bevolkingsgroep. Zoek 6 verschillende bevolkingsgroepen op. Kies 1 bevolkingsgroep uit waar je meer over wilt

Nadere informatie

Antwoorden Aardrijkskunde H1 bevolking 1.7 t/m 1.9 en workitout

Antwoorden Aardrijkskunde H1 bevolking 1.7 t/m 1.9 en workitout Antwoorden Aardrijkskunde H bevolking.7 t/m.9 en workitout Antwoorden door een scholier 49 woorden april 08,7 5 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde BuiteNLand Hoofdstuk Bevolking - antwoorden.7

Nadere informatie

Een promille is één-duizendste gedeelte van een totaal. ( pro = per en mille = duizend ).

Een promille is één-duizendste gedeelte van een totaal. ( pro = per en mille = duizend ). Keuzeopdracht door een scholier 3148 woorden 4 maart 2003 5,8 164 keer beoordeeld Vak Aardrijkskunde Bevolkingsberekeningen met promillen. (een aanvulling bij de Basisboeknummers 81 en 84) Soms moet je

Nadere informatie

Ik en de maatschappij. Meedoen en meepraten

Ik en de maatschappij. Meedoen en meepraten Ik en de maatschappij Meedoen en meepraten Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteurs: Ruud Schinkel, Annemieke Struijk Inhoudelijke redactie: Ina Berlet

Nadere informatie

Toeristen in Nederland

Toeristen in Nederland Toeristen in Nederland Het is bijna zomer. Veel Nederlanders gaan lekker op vakantie naar het buitenland. Maar er komen ook heel veel buitenlandse toeristen naar Nederland. Hoeveel zijn dat er eigenlijk?

Nadere informatie

PrOmotie. Cultuur en Maatschappij. Werkboek Rondkomen

PrOmotie. Cultuur en Maatschappij. Werkboek Rondkomen PrOmotie Cultuur en Maatschappij Werkboek Rondkomen Colofon Auteurs: Mieke van Wieringen, Ruud Schinkel Onder redactie van: Ina Berlet (SLO), Enschede en Sluiter boekproductie, Lelystad Met dank aan: Aveline

Nadere informatie

Tijdwijzer. Het begin. Voor en na Christus

Tijdwijzer. Het begin. Voor en na Christus 138 Tijdwijzer Het begin Op deze tijdbalk past niet de hele geschiedenis van de mens. Er lopen namelijk al zo n 100.000 jaar mensen rond op aarde. Eigenlijk zou er dus nog 95.000 jaar bij moeten op de

Nadere informatie

Edu4all LOB. 1. Leren Kiezen. Licentie: Voor het activeren van de licentie kijk op pagina 5 van dit werkboek.

Edu4all LOB. 1. Leren Kiezen. Licentie: Voor het activeren van de licentie kijk op pagina 5 van dit werkboek. Edu4all LOB Licentie: Voor het activeren van de licentie kijk op pagina 5 van dit werkboek. COLOFON Uitgeverij: Auteur(s): Inhoudelijke redactie: Bronvermelding: Illustraties: Edu Actief b.v. 0522-235235

Nadere informatie

Het onderdeel van aardrijkskunde dat zich bezighoudt met de bevolkingsomvang en de bevolkingssamenstelling wordt demografie genoemd.

Het onderdeel van aardrijkskunde dat zich bezighoudt met de bevolkingsomvang en de bevolkingssamenstelling wordt demografie genoemd. Rekenen aan bevolkingscijfers Introductie Het aantal mensen in een gebied is niet steeds gelijk. De bevolkingsomvang verandert voortdurend. Er worden kinderen geboren en er gaan mensen dood. Ook kunnen

Nadere informatie

Taal op niveau Spreken Op weg naar niveau

Taal op niveau Spreken Op weg naar niveau Taal op niveau Spreken Op weg naar niveau 1F Naam: Groep: Uitgeverij: Edu Actief b.v. Meppel Auteur: Elma Draaisma Redactie: Edu Actief b.v. Meppel Inhoudelijke redactie: Wim Zuijdendorp Vormgeving: Edu

Nadere informatie

REKENTOPPERS 4. Antwoordenboek. Rekenen en wiskunde. Pascal Goderie. Auteur

REKENTOPPERS 4. Antwoordenboek. Rekenen en wiskunde. Pascal Goderie. Auteur REKENTOPPERS 4 Rekenen en wiskunde Antwoordenboek Auteur Pascal Goderie KAART KAART 2. Zet de getallen op de goede plaats 2 7. Sjoelen Elke behaalt 4 punten. Willem: veertig punten 4 3 5 8 6 9 2. Pijltjes

Nadere informatie

Voorbereiden op stage en bijbaan

Voorbereiden op stage en bijbaan Algemene beroepsvaardigheden Voorbereiden op stage en bijbaan Licentie: Voor het activeren van de licentie kijk op pagina 5 van dit werkboek. COLOFON Uitgeverij: Auteur(s): Inhoudelijke redactie: Illustraties:

Nadere informatie

Een deel van het onderzoek doe je met z n tweeën, het andere deel doe je zelfstandig. Dit onderzoek telt als repetitie A en B.

Een deel van het onderzoek doe je met z n tweeën, het andere deel doe je zelfstandig. Dit onderzoek telt als repetitie A en B. In jouw stad of dorp zijn er vast wel wijken waar mensen met wat hogere inkomens wonen en wijken waar mensen met wat lagere inkomens wonen. Er wordt beweerd dat mensen met een hoger inkomen meer en verder

Nadere informatie

Ik en de maatschappij. Regels en wetten

Ik en de maatschappij. Regels en wetten Ik en de maatschappij Regels en wetten Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Hanneke Molenaar Inhoudelijke redactie: Ina Berlet Titel: Ik en de maatschappij

Nadere informatie

Cursus. Ontwikkeling van beroepsuitoefening en kwaliteitszorg

Cursus. Ontwikkeling van beroepsuitoefening en kwaliteitszorg Cursus Ontwikkeling van beroepsuitoefening en kwaliteitszorg Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Richard Prins Inhoudelijke redactie: Jo-Anne Schaaf

Nadere informatie

Uitprobeerpakket. Toetsboek 4 groep 4 blok 6

Uitprobeerpakket. Toetsboek 4 groep 4 blok 6 Uitprobeerpakket Toetsboek 4 groep 4 blok 6 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd

Nadere informatie

Werken aan natuur en milieu

Werken aan natuur en milieu Keuzevak Milieu, hergebruik en duurzaamheid Serienummer: Licentie: Voor het activeren van de licentie kijk op pagina 5 van dit werkboek. Te activeren tot: COLOFON Uitgeverij: Auteur(s): Inhoudelijke redactie:

Nadere informatie

Ik en de maatschappij. Ik en wij

Ik en de maatschappij. Ik en wij Ik en de maatschappij Ik en wij Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Edith van Poppelen Inhoudelijke redactie: Ina Berlet Eindredactie: Daphne Ariaens

Nadere informatie

Noorderpoort Beroepsonderwijs Stadskanaal. Reader. Stroom. J. Kuiper. Transfer Database

Noorderpoort Beroepsonderwijs Stadskanaal. Reader. Stroom. J. Kuiper. Transfer Database Noorderpoort Beroepsonderwijs Stadskanaal Reader Stroom J. Kuiper Transfer Database ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor Primair Onderwijs, Algemeen Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie

Nadere informatie

1. Van je juf of meester krijg je een plaatje. Bekijk je plaatje goed. 3. Zoek samen nog vier klasgenoten met een ander plaatje.

1. Van je juf of meester krijg je een plaatje. Bekijk je plaatje goed. 3. Zoek samen nog vier klasgenoten met een ander plaatje. Opdracht 1 Ongeveer 150 jaar geleden stonden er veel steenfabrieken langs de IJssel. De stenen werden van klei gemaakt. Dat kon je langs de IJssel vinden. Als de rivier overstroomde, bleef er een laagje

Nadere informatie

Cursus. Oriëntatie op het werkveld

Cursus. Oriëntatie op het werkveld Cursus Oriëntatie op het werkveld Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Irma Derksen Inhoudelijke redactie: Floortje Vissers Titel: Oriëntatie op

Nadere informatie

Ik en de maatschappij. Vrije tijd

Ik en de maatschappij. Vrije tijd Ik en de maatschappij Vrije tijd Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Mieke Lens Inhoudelijke redactie: Ina Berlet Eindredactie: Daphne Ariaens Titel:

Nadere informatie

Cursus. Begeleiden en zorgen in kleinschalig wonen in GGZ

Cursus. Begeleiden en zorgen in kleinschalig wonen in GGZ Cursus Begeleiden en zorgen in kleinschalig wonen in GGZ Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Fundamentaal / Ank van de Wiel Inhoudelijke redactie:

Nadere informatie

Training. Begeleiden

Training. Begeleiden Training Begeleiden Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Janien Leeuwerke Inhoudelijke redactie: Napona Smid Titel: Training Begeleiden ISBN: 978

Nadere informatie

Samenvatting Aardrijkskunde Leefbaarheid en zorg in stedelijke en landelijke gebieden

Samenvatting Aardrijkskunde Leefbaarheid en zorg in stedelijke en landelijke gebieden Samenvatting Aardrijkskunde Leefbaarheid en zorg in stedelijke en landelijke gebieden Samenvatting door een scholier 1149 woorden 21 juni 2004 5,3 162 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde Terra Hoofdstuk

Nadere informatie

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I WISKUNDE. MAVO-D / VMBO-gt

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I WISKUNDE. MAVO-D / VMBO-gt UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: NIVEAU: WISKUNDE MAVO-D / VMBO-gt EXAMEN: 2002-I De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke

Nadere informatie

Stenvert. Taalmeesters 3. Zelfstandig werken Taal Groep 5-6 Antwoorden. Zelfstandig werken Stenvert Taal Taalmeesters 3 Antwoorden Groep 5-6

Stenvert. Taalmeesters 3. Zelfstandig werken Taal Groep 5-6 Antwoorden. Zelfstandig werken Stenvert Taal Taalmeesters 3 Antwoorden Groep 5-6 Zelfstandig werken Taal Groep 5-6 Antwoorden Zelfstandig werken Stenvert Taal Taalmeesters 3 Antwoorden Groep 5-6 Dit antwoordenboekje hoort bij het gelijknamige werkboek uit de serie Taalmeesters van

Nadere informatie

Training. Groepsklimaat

Training. Groepsklimaat Training Groepsklimaat Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Janien Leeuwerke Inhoudelijke redactie: Napona Smid Titel: Training Groepsklimaat ISBN:978

Nadere informatie

Praktische opdracht Wiskunde C Bevolkingsgroei

Praktische opdracht Wiskunde C Bevolkingsgroei Praktische opdracht Wiskunde C Bevolkingsgroei Praktische-opdracht door een scholier 2048 woorden 22 april 2003 5,9 100 keer beoordeeld Vak Wiskunde C PRACTISCHE OPDRACHT WISKUNDE: BEVOLKING Inhoudsopgave:

Nadere informatie

PrOmotie. Cultuur en Maatschappij. Werkboek Regels en wetten

PrOmotie. Cultuur en Maatschappij. Werkboek Regels en wetten PrOmotie Cultuur en Maatschappij Werkboek Regels en wetten Colofon Auteurs: Onder redactie van: Met dank aan: Vormgeving: Illustraties: Drukwerk: Gerda Verhey, Caroline van den Kommer, Mary Korten, Ruud

Nadere informatie

5.1 De kaart van Nederland

5.1 De kaart van Nederland LB 0-5. De kaart van Nederland Wat betekent dit bord, denk je? Welke zin hoort bij welk woord? Trek lijnen. Een schaalstok...... geeft de vier windrichtingen op de kaart aan. Een legenda...... geeft aan

Nadere informatie

In je kracht. Werkboek voor deelnemers

In je kracht. Werkboek voor deelnemers In je kracht Werkboek voor deelnemers Uitleg Mijn toekomst! Benodigdheden: Werkblad Mijn toekomst! (je kunt het Werkblad meegeven om thuis na te lezen, maar dit is niet noodzakelijk) Voor iedere deelnemers

Nadere informatie

Cursus. Verdieping kinderen met specifieke begeleidingsvragen Deel 1

Cursus. Verdieping kinderen met specifieke begeleidingsvragen Deel 1 Cursus Verdieping kinderen met specifieke begeleidingsvragen Deel 1 Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Meike Bouwer Inhoudelijke redactie: Napona

Nadere informatie

DE STAD. Projectboek Mens en Maatschappij HET HOOGHUIS. ZUID/WEST Leerjaar 1 b/k

DE STAD. Projectboek Mens en Maatschappij HET HOOGHUIS. ZUID/WEST Leerjaar 1 b/k DE STAD Projectboek Mens en Maatschappij HET HOOGHUIS ZUID/WEST Leerjaar 1 b/k Inhoud Introductie... 2 Ruimteverdeling... 3 Bouwstijl... 5 Het stadswapen... 7 Onderzoek en presentatie... 12 Beoordelingscriteria...

Nadere informatie

PrOmotie. Cultuur en Maatschappij. Werkboek Tijd voor jezelf

PrOmotie. Cultuur en Maatschappij. Werkboek Tijd voor jezelf PrOmotie Cultuur en Maatschappij Werkboek Tijd voor jezelf Colofon Auteurs: Onder redactie van: Met dank aan: Vormgeving: Illustraties: Drukwerk: Mieke van Wieringen, Caroline van den Kommer Ina Berlet

Nadere informatie

Cursus. Ontwikkeling van het beroep en de beroepshouding

Cursus. Ontwikkeling van het beroep en de beroepshouding Cursus Ontwikkeling van het beroep en de beroepshouding Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur(s): Marcella Spithoven Inhoudelijke redactie: Floortje

Nadere informatie

Spelend leren, leren spelen

Spelend leren, leren spelen Spelend leren, leren spelen een werkboek voor kinderen en ouders Rudy Reenders, Wil Spijker & Nathalie van der Vlugt Spelend leren, een werkboek voor kinderen en ouders leren spelen Rudy Reenders, Wil

Nadere informatie

Cursus. Schrijf een projectplan

Cursus. Schrijf een projectplan Cursus Schrijf een projectplan Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteurs: Annyttsje Pruim, Floortje Vissers Titel: Schrijf een projectplan ISBN: 978 90

Nadere informatie

NEDERLANDS Spreken en gesprekken voor 1F Deel 4 van 5

NEDERLANDS Spreken en gesprekken voor 1F Deel 4 van 5 NEDERLANDS Spreken en gesprekken voor 1F Deel 4 van 5 Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur(s): Hanneke Molenaar Inhoudelijke redactie: Ina Berlet

Nadere informatie

Cursus. Begeleiden en zorgen in kleinschalig wonen

Cursus. Begeleiden en zorgen in kleinschalig wonen Cursus Begeleiden en zorgen in kleinschalig wonen Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Fundamentaal Astrid van Esdonk Inhoudelijke redactie: Jo-anne

Nadere informatie

Begeleide externe stage

Begeleide externe stage Ik, leren en werken Begeleide externe stage Deel 3 Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Marianne de Visser, Thea van der Waal Inhoudelijke redactie:

Nadere informatie

Grafieken en tabellen

Grafieken en tabellen Rekenen Verbanden Grafieken en tabellen Voor 1F Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Lisanne Martens Inhoudelijke redactie: Jiska van Hall en Edu

Nadere informatie

Cursus. Creëer een veilig seksueel klimaat

Cursus. Creëer een veilig seksueel klimaat Cursus Creëer een veilig seksueel klimaat Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Annemieke Loos Inhoudelijke redactie: Floortje Vissers Titel: Creëer

Nadere informatie

Wat denken de jongens? Trek een lijn naar het denk-wolkje. Het is niet eerlijk, ik ben arm en hij is rijk. Ik wil graag vrienden blijven

Wat denken de jongens? Trek een lijn naar het denk-wolkje. Het is niet eerlijk, ik ben arm en hij is rijk. Ik wil graag vrienden blijven Lees het verhaal Een onmogelijke vriendschap. Zie jij de blanke jongen? Hij heet Olivier. Olivier komt uit Nederland. Olivier woont op Sumatra. Zijn vader is de baas van een plantage. Olivier en zijn familie

Nadere informatie

Lesbrief: Reis rond de wereld Thema: Hoe kom ik daar?

Lesbrief: Reis rond de wereld Thema: Hoe kom ik daar? Lesbrief: Reis rond de wereld Thema: Hoe kom ik daar? Copyright Vakcollege Groep B.V. 2015. Alle rechten voorbehouden. Reis rond de wereld Inleiding In Nederland leven veel culturen naast elkaar. Op school,

Nadere informatie

Kwt opdracht atlas gebruik

Kwt opdracht atlas gebruik Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres Erik van Wijngaarden 22 september 2016 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie https://maken.wikiwijs.nl/65793 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet.

Nadere informatie

Totaal

Totaal Aantal huwelijken, huwelijksontbindingen, partnerschappen en partnerschapsontbindingen per woonplaats in 2013 Huwelijk Huwelijksontbinding Partnerschap Partnerschapsontbinding Woonplaats Man % Vrouw %

Nadere informatie

Totaal

Totaal Aantal huwelijken, huwelijksontbindingen, partnerschappen en partnerschapsontbindingen per woonplaats in 2012 Huwelijk Huwelijksontbinding Partnerschap Partnerschapsontbinding Woonplaats Man % Vrouw %

Nadere informatie

Kies 2. Leerwerkboek burgerschap SANDER HEEBELS PETRI BENSCHOP MENNO BEEKHUIZEN MARK OOMEN HANNEKE SCHOTTERT

Kies 2. Leerwerkboek burgerschap SANDER HEEBELS PETRI BENSCHOP MENNO BEEKHUIZEN MARK OOMEN HANNEKE SCHOTTERT Kies 2 Leerwerkboek burgerschap SANDER HEEBELS PETRI BENSCHOP MENNO BEEKHUIZEN MARK OOMEN HANNEKE SCHOTTERT Heb je een leeshandicap en wil je dit boek in een toegankelijke leesvorm, bel dan Dedicon: 0486-486486,

Nadere informatie

Cursus. Ontwikkelingspsychologie voor SW

Cursus. Ontwikkelingspsychologie voor SW Cursus Ontwikkelingspsychologie voor SW Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Ingrid Mulder Inhoudelijke redactie: Floortje Vissers Titel: Ontwikkelingspsychologie

Nadere informatie

1. Je krijgt van je juf of meester een plaatje. Bekijk het plaatje goed.

1. Je krijgt van je juf of meester een plaatje. Bekijk het plaatje goed. D S T R K C N T LS 1 Opdracht 1 Nodig: papier en lijm 1. Je krijgt van je juf of meester een plaatje. Bekijk het plaatje goed. 2. Zoek nu een klasgenoot met een ander plaatje. 3. Zoek nu samen nog vier

Nadere informatie

Cursus. Onderwijs VVE 2 activerende leeromgeving

Cursus. Onderwijs VVE 2 activerende leeromgeving Cursus Onderwijs VVE 2 activerende leeromgeving Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Geerte Binnema Inhoudelijke redactie: Napona Smid Titel: Onderwijs/VVE2

Nadere informatie

Aantal huwelijken, huwelijksontbindingen, partnerschappen en partnerschapsontbindingen per woonplaats in 2014

Aantal huwelijken, huwelijksontbindingen, partnerschappen en partnerschapsontbindingen per woonplaats in 2014 Aantal huwelijken, huwelijksontbindingen, partnerschappen en partnerschapsontbindingen per woonplaats in 214 Huwelijk Huwelijksontbinding Partnerschap Partnerschapsontbinding Woonplaats Man % Vrouw % Man

Nadere informatie

Auteur: Gemeente Dronten Datum: Februari 2018 Voor vragen: Feiten en cijfers 2017 Bevolking

Auteur: Gemeente Dronten Datum: Februari 2018 Voor vragen: Feiten en cijfers 2017 Bevolking Auteur: Gemeente Dronten Datum: Februari 2018 Voor vragen: h.van.eijken@dronten.nl Feiten en cijfers 2017 Bevolking Inleiding Wat is Dronten feiten en cijfers Dit document is een jaarlijks rapport met

Nadere informatie

Meander. Aardrijkskunde WERKBOEK

Meander. Aardrijkskunde WERKBOEK 6 Meander Aardrijkskunde WERKBOEK 6 Meander Aardrijkskunde WERKBOEK THEMA 4 Eindredactie: Carla Wiechers Leerlijnen: Mark van Heck Auteurs: Marc ter Horst, Meie Kiel, Dianne Manders, Jacques van der Pijl

Nadere informatie

Training. Interactieve vaardigheden

Training. Interactieve vaardigheden Training Interactieve vaardigheden Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur(s): Anne Haselberg Eindredactie: Jo-Anne Schaaf Titel: Interactieve vaardigheden

Nadere informatie

Cursus. Begeleiding vrijwilligers en mantelzorgers

Cursus. Begeleiding vrijwilligers en mantelzorgers Cursus Begeleiding vrijwilligers en mantelzorgers Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Mies Blok Inhoudelijke redactie: Bapke Westhoek Titel: Begeleiding

Nadere informatie

1. Luisteren. 2. Luisteren

1. Luisteren. 2. Luisteren 1. Luisteren Lees eerst de zinnen 1 t/m 5. 1. Maria komt uit het zuiden van Brazilië. 2. Maria heeft twee zussen en een broer. 3. De vriendin van Maria heet Jaap. 4. Den Haag ligt in de provincie Zuid-Holland.

Nadere informatie

Aantal huwelijken, huwelijksontbindingen, partnerschappen en partnerschapsontbindingen per woonplaats in 2015

Aantal huwelijken, huwelijksontbindingen, partnerschappen en partnerschapsontbindingen per woonplaats in 2015 Aantal huwelijken, huwelijksontbindingen, partnerschappen en partnerschapsontbindingen per woonplaats in 215 Huwelijk Huwelijksontbinding Partnerschap Partnerschapsontbinding Woonplaats Man % Vrouw % Man

Nadere informatie

Bevolkingsontwikkeling vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Bevolkingsontwikkeling vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. Auteur VO-content Laatst gewijzigd 21 October 2016 Licentie CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie Webadres http://maken.wikiwijs.nl/82645 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken van Kennisnet.

Nadere informatie

Cursus. Oriëntatie op het werkveld voor SMD en SCW

Cursus. Oriëntatie op het werkveld voor SMD en SCW Cursus Oriëntatie op het werkveld voor SMD en SCW Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Esmeralda de Leeuw en Floortje Vissers Titel: Oriëntatie op

Nadere informatie

Nederlands Luisteren Voor 1F Deel 2 van 2

Nederlands Luisteren Voor 1F Deel 2 van 2 Nederlands Luisteren Voor 1F Deel 2 van 2 Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Gerda Verhey Inhoudelijke redactie: Ina Berlet Titel: Nederlands Luisteren

Nadere informatie

Ik en de maatschappij. Kiezen en kopen

Ik en de maatschappij. Kiezen en kopen Ik en de maatschappij Kiezen en kopen Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Gerda Verhey Inhoudelijke redactie: Ina Berlet Eindredactie: Daphne Ariaens

Nadere informatie

Noorderpoort Beroepsonderwijs Stadskanaal. Reader. Weerstand. J. Kuiper. Transfer Database

Noorderpoort Beroepsonderwijs Stadskanaal. Reader. Weerstand. J. Kuiper. Transfer Database Noorderpoort Beroepsonderwijs Stadskanaal Reader Weerstand J. Kuiper Transfer Database ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor Primair Onderwijs, Algemeen Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en

Nadere informatie

Ontwerp Paper 2 Bijlage 4

Ontwerp Paper 2 Bijlage 4 Ontwerp Paper 2 Bijlage 4 Gijs Bos - 10137157 Utrecht, 130404 De volgende pagina s bevatten de opdrachten waarmee de leerlingen tijdens de workshops aan de slag gaan. Workshop atlasvaardigheden 1: Kaartselectie

Nadere informatie

Project. E-health en domotica

Project. E-health en domotica Project E-health en domotica Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur(s): Esther Zwols Inhoudelijke redactie: Jo-Anne Schaaf Titel: E-health en domotica

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen Opdracht 1 bij 1.2 * Doe de opdracht met de groep. Uitleg voor de docent: De cursisten lopen door elkaar door het lokaal. Laat de cursisten elkaar in tweetallen begroeten,

Nadere informatie

Werken als gastheer-vrouw in de catering

Werken als gastheer-vrouw in de catering Keuzevak Gastheerspecialisatie Werken als gastheer-vrouw in de catering Serienummer: Licentie: Voor het activeren van de licentie kijk op pagina 5 van dit werkboek. Te activeren tot: COLOFON Uitgeverij:

Nadere informatie

Sleutelkaarten 100 kaarten om meer uit je gesprekken te halen. Handleiding. ONDERWIJS VAN NU Klaas Jan Terpstra & Liesbeth Sollie

Sleutelkaarten 100 kaarten om meer uit je gesprekken te halen. Handleiding. ONDERWIJS VAN NU Klaas Jan Terpstra & Liesbeth Sollie Sleutelkaarten 100 kaarten om meer uit je gesprekken te halen Handleiding ONDERWIJS VAN NU Klaas Jan Terpstra & Liesbeth Sollie Auteurs: Klaas Jan Terpstra en Liesbeth Sollie, Osmo Consult Ontwerp & vormgeving:

Nadere informatie

Cursus. Verdieping kinderen met specifieke begeleidingsvragen 2

Cursus. Verdieping kinderen met specifieke begeleidingsvragen 2 Cursus Verdieping kinderen met specifieke begeleidingsvragen 2 Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Meike Bouwer Inhoudelijke redactie: Napona Smid

Nadere informatie

Training. Afstemmen en samenwerken

Training. Afstemmen en samenwerken Training Afstemmen en samenwerken Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Riet Verhoogt Inhoudelijke redactie: Agnes Schouten Titel: Afstemmen en samenwerken

Nadere informatie

KWT opdracht Atlas gebruik

KWT opdracht Atlas gebruik Auteur Erik van Wijngaarden Laatst gewijzigd 22 September 2016 Licentie CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie Webadres http://maken.wikiwijs.nl/65793 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken

Nadere informatie

Cursus. De wijk in beeld

Cursus. De wijk in beeld Cursus De wijk in beeld Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Ingrid Mulder Inhoudelijke redactie: Floortje Vissers Titel: De wijk in beeld ISBN:

Nadere informatie

Cursus. Coördineren in de kinderopvang, ketenregie, sociale kaart en netwerk

Cursus. Coördineren in de kinderopvang, ketenregie, sociale kaart en netwerk Cursus Coördineren in de kinderopvang, ketenregie, sociale kaart en netwerk Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Angela van der Plas Inhoudelijke

Nadere informatie

Cursus. Vakinhoud en leergebieden primair onderwijs (geschiedenis)

Cursus. Vakinhoud en leergebieden primair onderwijs (geschiedenis) Cursus Vakinhoud en leergebieden primair onderwijs (geschiedenis) Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur(s): Sietske van Es Inhoudelijke redactie: Floortje

Nadere informatie

Docentenhandleiding bij Elektrotechnisch tekenen Basiskennis

Docentenhandleiding bij Elektrotechnisch tekenen Basiskennis tr@nsfere Docentenhandleiding bij Elektrotechnisch tekenen Basiskennis Leerwerkboek S.J. Kuipers redactie S.J.H. Frericks ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor Primair Onderwijs, Algemeen Voortgezet

Nadere informatie

Cursus. Begeleiden en zorgen intramuraal in GGZ

Cursus. Begeleiden en zorgen intramuraal in GGZ Cursus Begeleiden en zorgen intramuraal in GGZ Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Marcella Spithoven Fundamentaal Inhoudelijke redactie: Agnes

Nadere informatie

Werken binnen commercieel groen

Werken binnen commercieel groen Profielvak Groen Werken binnen commercieel groen Licentie: Voor het activeren van de licentie kijk op pagina 5 van dit werkboek. COLOFON Uitgeverij: Auteur(s): Inhoudelijke redactie: Illustraties: Edu

Nadere informatie

handel en verkoop instructie-/werkboek

handel en verkoop instructie-/werkboek handel en verkoop instructie-/werkboek Basisberoepsgerichte leerweg Arie Reijn Jeroen Abbes Jacques Crins Ruud Heynen Margreet Verrij colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. Meppel Auteurs: A. Reijn, J. Abbes,

Nadere informatie

PrOmotie. Cultuur en Maatschappij. Werkboek De Nederlandse staat

PrOmotie. Cultuur en Maatschappij. Werkboek De Nederlandse staat PrOmotie Cultuur en Maatschappij Werkboek De Nederlandse staat Colofon Auteurs: Onder redactie van: Met dank aan: Vormgeving: Illustraties: Drukwerk: Gerda Verhey, Mieke de Jager Ina Berlet (SLO), Enschede

Nadere informatie

Cursus. Autistisch spectrum

Cursus. Autistisch spectrum Cursus Autistisch spectrum Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Inge Janssens Inhoudelijke redactie: Agnes Schouten Titel: Autistisch Spectrum ISBN:

Nadere informatie

Rekenen verhoudingen. Procenten voor 1F

Rekenen verhoudingen. Procenten voor 1F Rekenen verhoudingen Procenten voor 1F Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur(s): Piet Bandstra Inhoudelijke redactie: Jiska van Hall Christie Hofmeester

Nadere informatie