Inleiding. Algemene opmerkingen

Transcriptie

1 Inleiding Algemene opmerkingen 1) Splitsing erkenningen Sinds 18 augustus 2012 zijn de erkenningen van gewasbeschermingsmiddelen gesplitst: enkel professionele gebruikers kunnen de producten erkend voor professioneel gebruik toepassen. Particulieren (amateurgebruikers) kunnen uitsluitend de producten erkend voor niet-professioneel gebruik toepassen. Een overgangsperiode van 2 jaar is voorzien voor de aanpassing van de verpakkingen en etiketten. De producten die een erkenningsnummer van het type «P/B» (bijvoorbeeld 98765P/B) hebben zijn bestemd voor professionele gebruikers. De producten die een erkenningsnummer van het type «G/B» (bijvoorbeeld 12345G/B) hebben zijn bestemd voor niet-professionelen. 2) Maximaal aantal toepassingen In erkenningsaktes wordt vaak een beperking opgelegd op het aantal keer dat een middel toegepast mag worden. In de kolom 'aantal toep.' staat het aantal keer dat een product maximaal mag toegepast worden per teeltronde. Indien de beperking niet geldt per teeltronde maar per snede, per jaar of per 12 maanden, dan wordt dit specifiek vermeld. 3) Maximale Residu Limieten (MRL) De MRL (Maximal Residue Level, mg/kg) is het maximumgehalte aan residuen die aangetroffen mogen worden op de groenten bij de oogst. In talrijke gevallen laat het gebruik van bestrijdingsmiddelen op teelten residuen na waaraan de eindgebruiker blootgesteld wordt. In de Europese context komt men overeen om alle in de verschillende lidstaten erkende goede landbouwpraktijken te onderzoeken en te bepalen welke waarschijnlijk de grootste hoeveelheid residuen bij de oogst veroorzaakt. Op basis van deze 'kritieke' landbouwpraktijk werden de Europese normen vastgelegd. De MRL's zijn dus meestal veel lager vastgelegd dan de niet te overschrijden toxicologische barrière. Ze mogen deze echter nooit overschrijden. Wanneer ze éénmaal vastgelegd zijn, hebben de MRL's een dubbel doel: bescherming van de gezondheid van de consument en controle van de naleving van de toegelaten landbouwpraktijk. Ze zijn een middel om de gebruiker, die het voorgeschreven gebruik van het gewasbeschermingsmiddel niet zou eerbiedigen, op te sporen en te bestraffen. De wijze van de vaststelling van de MRL's is dus zodanig dat de niet-naleving van de toegelaten landbouwpraktijk (gebruik van overdreven dosissen, niet-naleving van de minimale termijn voor de oogst) kan uitlopen op illegale residugehalten. De officiële MRL s zijn deze gepubliceerd in het publicatieblad van de Europese Unie en kunnen geconsulteerd worden op en op 4) Lijst van gebruikte afkortingen Aantal toep. maximaal aantal toepassingen per teeltronde, tenzij anders uitgedrukt BZ bufferzone BZ: 2 m (of 5 m, 10 m, 20 m) bufferzone van 2 m (of 5 m, 10 m, 20 m) BZ: 20 m (min. 50 % driftreductie) bufferzone van 20 m met 50 % driftreductie BZ: 20 m (min. 75 % driftreductie) bufferzone van 20 m met 75 % driftreductie BZ: 20 m (min. 90 % driftreductie) bufferzone van 20 m met 90 % driftreductie MRL maximale residu limiet 5) Opbruiktermijnen Opbruiktermijnen werden voor zover bekend op 01/01/2015 toegevoegd aan de kaarten (gebruik tot ). De middelen, relevant voor de vollegrondsgroenten waarvoor een opbruiktermijn geldt, worden hieronder vermeld. Voor de meest recente informatie, raadpleeg KDT-advieskaart: inleiding - uitgiftedatum blz. 1

2 Handelsmiddel: Verkoop tot: Gebruik tot: AGRICHIM SLAKKENDOOD (7123P/B) BAYTHROID EC 050 (7433P/B) BELCHIM HYDRO (9271P/B) BELEM (9518P/B) BETANAL SE (9413P/B) BETOSIP FORTE SC (9424P/B) CARAGOAL (5453P/B) DIANAL 471 (9400P/B) EXACT (7544P/B) FALGRO (9428P/B) GAZELLE (9374P/B) HORIZON EW (8354P/B) KEMIFAM FORTE SC (9401P/B) LIMAGOLD (9622P/B) LIMMAX (9623P/B) MESUROL PRO (9210P/B) METASON (3073P/B) MIKADO (8452P/B) MUNDIAL (9196P/B) MOSPILAN (9375P/B) NISSORUN (7652P/B) PREMIUM (9020P/B) SANMITE WP (9427P/B) SENCOR WG (7182P/B) SHADO (9774P/B) SOLASAN (6412P/B) SPUITZWAVEL 800 WG (5558P/B) STARANE (8292P/B) SULFOSTAR (9221P/B) SYSTHANE 24 EC (9065P/B) TAMIFUME 690 SL (9517P/B) TERRASAN (7762P/B) TOTRIL (9539P/B) WARRANT 200 SL (9527P/B) 31/10/ /10/ /11/ /11/ /07/ /07/2015 3/04/2014 4/03/ /04/ /04/ /04/ /04/ /02/ /02/ /04/ /04/ /04/ /04/ /09/ /09/2015 1/06/2016 1/06/ /04/ /04/ /11/ /11/ /02/ /02/ /10/ /10/ /03/ /03/ /12/ /12/ /12/ /12/ /06/ /06/ /12/ /12/ /12/ /12/ /12/ /12/ /02/ /02/ /07/ /07/2015 6) Naamswijzigingen Op vraag van een fytofirma kan de naam van een gewasbeschermingsmiddel gewijzigd worden. Verpakkingen met de oude benaming kunnen nog verder gebruikt worden. Bij naamswijzigingen blijft het erkenningsnummer identiek. Naamswijzigingen relevant voor vollegrondsgroenten: KDT-advieskaart: inleiding - uitgiftedatum blz. 2

3 Erkenningsnummer Nieuwe handelsnaam Oude handelsnaam 7003P/B Bravo Daconil 7110P/B Ethosin Forte SC Tramat SC 8883P/B Caramba Caramba 60 SL 9770P/B Torinka FR P/B Movento 100 SC Movento 9850P/B Propyzamide 400 SC Precis 9987P/B Life Scientific Lambda-cyhalothrin Profi Lambda 100 CS 10067P/B Life Scientific Diquat Profi Quat 200 SL Derdenuitbreidingen: wat bij schade? Volgens artikel 51 van verordening 1107/2009 kunnen officiële, wetenschappelijke of voorlichtende instanties die zich bezighouden met landbouwactiviteiten en beroepsgebruikers of hun organisaties een aanvraag indienen om de uitbreiding te bekomen van het gebruik van een reeds erkend gewasbeschermingsmiddel in een andere teelt dan deze waarvoor reeds een erkenning verleend werd. De teelt waarvoor de uitbreiding gevraagd wordt moet een "kleine teelt" zijn en de aanvrager moet de nodige gegevens leveren ter staving van zijn aanvraag. Eens de uitbreiding goedgekeurd door het erkenningscomité wordt aan de erkenningshouder gevraagd om de uitbreiding op te nemen op het etiket. In de meeste gevallen aanvaardt de firma om dit te doen. Alle uitbreidingen die de firma niet op het etiket wenst op te nemen worden gepubliceerd in het staatsblad en zullen te zien zijn op in de subrubriek 'derdenuitbreidingen'. Indien de uitbreiding van het gebruik niet opgenomen werd op het etiket, valt het gebruik ervan volledig onder verantwoordelijkheid van de gebruiker. De fytofirma, de Federale Overheidsdienst en de aanvrager van de erkenning kunnen op geen enkele manier verantwoordelijk worden gesteld voor schadegevallen of ongevallen die zouden voortvloeien uit het bedoelde gebruik. Waar reeds geweten is dat de betreffende toepassing niet zal opgenomen worden op het etiket, en dat het gebruik dus onder de volledige verantwoordelijkheid van de toepasser is, wordt dit vermeld op de KDT-advieskaarten. In de kolom opmerkingen staat dan 'toepassen op eigen risico'. Bufferzones Uit de Europese evaluatie naar aanleiding van richtlijn 91/414, vervangen door verordening 1107/2009, blijkt dat sommige middelen onaanvaardbare effecten kunnen hebben op het waterleven. Om deze middelen toch op de Europese markt te houden, werd het concept bufferzones ingevoerd. Deze 'bufferzone' is een niet behandelde strook van een terrein in de nabijheid van een wateroppervlak (beek, vijver, plas, sloot met water, drainagekanalen, ). Het instellen van een dergelijke zone heeft als doel de bescherming van waterorganismen (vissen, insecten, zoetwaterinvertebraten, die zich ontwikkelen in het sediment, algen en waterplanten) tegen gewasbeschermingsmiddelen aangevoerd door spuitnevels te verzekeren. De vegetatie van de bufferzone heeft geen belang. Ze kan bestaan uit een braakliggende strook of eender welk ander type vegetatie. De bufferzone kan eventueel een deel uitmaken van het veld en op dezelfde manier beteeld worden als de rest van het veld. De breedte van de bufferzone is de minimale afstand die moet in acht worden genomen tussen de laatste bespoten rij (tijdens de toepassing van een gegeven gewasbeschermingsmiddel) en de oever van het wateroppervlak (waar de helling overgaat in het maaiveld). Onder alle omstandigheden moet een niet behandelde zone van minimum 1 m voor spuittoestellen in acht worden genomen ten opzichte van oppervlakken die niet moeten behandeld worden (naburig veld of perceel, sloot, haag, boord van de weg, voetpad). De breedte van de bufferzone (2, 5, 10, 20, 30 meter) en het driftreducerend percentage (50, 75, 90%) die nageleefd moeten worden, zijn aangeduid op het etiket van het gewasbeschermingsmiddel en staan vermeld op de KDT-kaarten. De gebruiker kan de bufferzone beperken in vergelijking met de aanduidingen op het etiket indien hij beschikt over efficiënte spuitapparatuur (driftreducerende onderdelen) en/of beschermende maatregelen (hagen, schermen) voorziet. KDT-advieskaart: inleiding - uitgiftedatum blz. 3

4 Bufferzones vermeld op het etiket Bufferzone van 2 m Bufferzone van 5 m Bufferzone van 10 m met 50 % driftreductie Meer informatie, waaronder de lijst van driftreducerend materiaal, is beschikbaar in de brochure Maatregelen ter beperking van de verontreiniging van oppervlaktewater door gewasbeschermingsmiddelen van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Deze brochure kan geraadpleegd worden op onder info voor de gebruiker'. met 75 % driftreductie Gelijkwaardige bufferzones voor driftreducerende spuittoestellen/ apparaten Klassieke 2 m 5 m 10 m 20 m 30 m 40 m 200 m 50% driftreductie 1 m 2 m 5 m 10 m 20 m 30 m 40 m 75% driftreductie 1 m 2 m 2 m 5 m 10 m 20 m 30 m 90% driftreductie 1 m 1 m 1 m 1 m 5 m 10 m 20 m met 90 % driftreductie Resistentiemanagement De meeste onder jullie weten wel dat middelen bij voorkeur afgewisseld worden om resistentie te voorkomen. Zeker voor nieuwere middelen die slechts op één bepaalde site inwerken is er een reëel risico op resistentie. Het Insecticide Resistance Action Committee (IRAC) en Fungicide Resistance Action Committee (FRAC) geven aanbevelingen ter voorkoming van resistentie. Actieve stoffen werden ingedeeld in verschillende groepen. Op de KDT-kaarten zelf wordt het groepsnummer weergegeven achter het handelsmiddel tussen vierkante haken [ ], dit is wanneer voor de bestrijding van een bepaalde plaag of ziekte verschillende producten erkend zijn. Algemene regel is dat afwisseling tussen verschillende groepen aanbevolen wordt. Hoe ontstaat resistentie? Resistentie is een overerfbare karakteristiek waardoor een bepaald organisme (plaag, ziekte, ) ongevoelig wordt voor een gewasbeschermingsmiddel, toegepast op een correcte wijze en aan de volledige dosis. Resistentie ontstaat door genetische mutatie, gevolgd door een selectie. Typen mutaties zijn veranderingen in de processen in het organisme waardoor het gewasbeschermingsmiddel onschadelijk wordt, een verandering op de plaats waar het gewasbeschermingsmiddel het organisme binnendringt zodat het gewasbeschermingsmiddel niet meer kan binnendringen, of een verandering in het gedrag van het organisme waardoor het niet meer in contact komt met het gewasbeschermingsmiddel. Wanneer een gewasbeschermingsmiddel toegepast wordt, zullen altijd een deel organismen de bestrijding overleven. Wanneer deze overlevenden zich verder vermenigvuldigen, zal een deel van de nakomelingen de karakteristiek voor de resistentie erven. Deze nakomelingen worden ongevoelig voor een volgende bestrijding. Wanneer een bepaald gewasbeschermingsmiddel te frequent toegepast wordt, zal de populatie al snel grotendeels bestaan uit resistente organismen. Hoe resistentie voorkomen? De sleutel voor resistentiemanagement is het verminderen van de selectiedruk. Algemeen worden volgende richtlijnen aanbevolen: - Maak gebruik van resistente of tolerante variëteiten. - Integreer hygiëne- en cultuurmaatregelen en biologische bestrijdingen in uw bestrijdingsschema. - Selecteer gewasbeschermingsmiddelen niet alleen op basis van kostprijs en effectiviteit maar ook naar inzetbaarheid met biologische bestrijders. - Volg de aanbevelingen op het etiket i.v.m. roteren of mengen van producten. KDT-advieskaart: inleiding - uitgiftedatum blz. 4

5 - Wanneer verschillende toepassingen per jaar nodig zijn, probeer dan zoveel mogelijk af te wisselen tussen producten van verschillende resistentieklassen. Achteraan deze uitgave staat een tabel waarin actieve stoffen ingedeeld worden volgens resistentiegroep. Op de KDT-kaarten zelf staat de overeenkomstige groepsnummer vermeld na de naam van het handelsmiddelen tussen vierkante haken [ ]. Voor meer informatie, raadpleeg en VOORBEELD: luizen in gewas X Dosis/ha [resistentiegroep] Actieve stof 0,25 l Calypso [4] thiacloprid 0,5 l Decis EC 2,5, Patriot, Splendid [3] deltamethrin 0,25 kg Gazelle, Mospilan [4] acetamiprid 0,1 l Karate Zeon, Ninja [3] lambda-cyhalothrin 0,45 l Movento [23] spirotetramat 1,5 l Okapi [1A,3] pirimicarb+lambda-cyhalothrin 0,4 kg Pirimor [1A] pirimicarb Op de KDT-kaart van gewas X staat dat tegen bladluizen o.a. de middelen Calypso, Decis EC 2,5, Gazelle, Karate Zeon, Movento, Okapi en Pirimor erkend zijn. Achter Decis EC 2,5 en Karate Zeon staat [3], achter Calypso en Gazelle [4], achter Movento [23] en achter Pirimor [1A]. Dit wil zeggen dat Decis EC 2,5 en Karate Zeon tot dezelfde resistentieklasse behoort en dat afwisseling tussen beide middelen weinig zin heeft. Calypso, Pirimor en Movento behoren daarentegen tot nog drie andere resistentieklassen en zijn dus een perfecte partner om af te wisselen met Karate Zeon of met Decis EC 2,5. Afwisselen tussen Gazelle en Calypso heeft ook geen zin, want beiden behoren tot dezelfde resistentieklasse. In de bijlage van dit document worden de resistentieklassen weergegeven. In de lijst kan je zien dat de middelen in groep 1A de carbamaten zijn, in groep 3 pyrethroïden zijn, in groep 4 neonicotinoïden en het middel in groep 23 acetyl CoA carboxylase inhibitoren zijn. Biociden De Belgische wetgever maakt een verschil tussen 'bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik' en 'biociden'. Deze wetgeving definieert bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik als gewasbeschermingsmiddelen en andere bestrijdingsmiddelen die geschikt zijn voor gebruik in de landbouw. De definitie voor biociden luidt: "Werkzame stoffen en preparaten die, in de vorm waarin zij aan de gebruiker worden geleverd, één of meer werkzame stoffen bevatten en bestemd zijn om een schadelijk organisme te vernietigen, af te schrikken, onschadelijk te maken, de effecten ervan te voorkomen of op andere wijze langs chemische of biologische weg te bestrijden", KB 22/05/2003. Op Europees niveau worden de werkzame stoffen uit biociden getoetst volgens Richtlijn 98/8/EG. De in België toegelaten biociden staan vermeld in een lijst (pdf-formaat) die regelmatig wordt bijgewerkt. Voor de meest recente lijst van toegelaten biociden, raadpleeg: Alle producten die opgenomen zijn in deze lijst zijn toegelaten, mits rekening te houden met de einddatum en het specifiek gebruik (lees het etiket). Indien deze einddatum in het verleden ligt of indien het product niet op de lijst vermeld staat, betekent dit dat het product niet meer toegelaten is en dat het niet meer op de Belgische markt mag worden verkocht. KDT-advieskaart: inleiding - uitgiftedatum blz. 5

6 Middelen erkend in alle groenteteelten Grondontsmettingen Dosis/ha Actieve stof 3,7-5,5 l/are Tamifume 690 SL metam-kalium toepassen tot 3 weken voor zaaien of planten door bodeminjectie of druppelirrigatie. Niet toepassen bij bodemtemperaturen lager dan 10 C en hoger dan 20 C. Zie (1). Gebruik tot 31/12/ ,5 l/are Solasan, Terrasan metam-natrium toepassen tot 3 weken voor zaaien of planten door bodeminjectie of druppelirrigatie. Niet toepassen bij bodemtemperaturen lager dan 10 C en hoger dan 20 C. Zie (1). Gebruik tot 31/12/ kg/are Basamid dazomet In de bodem inwerken door middel van een microgranulator-incorporator. Toepassen tot 3 weken voor planten. Max. 1 toepassing/36 maanden Stomen 70 C op 30 cm diepte vereist. Er kan mangaan en bromide vrijkomen. (1) Tamifume 690 SL, Monam, Solasan, Metham Na, Terrasan: erkend in alle in deze uitgave opgenomen vollegrondsgroenten, met uitzondering van aardpeer, rode biet, koolrabi, suikermaïs en wortelpeterselie - Producten op basis van metam-natrium of metam-kalium mogen slechts eenmaal per 3 jaar op hetzelfde perceel worden toegepast. - Toepassingsvoorwaarden: zie etiket of zie Plagen Dosis/ha Actieve stof Lapsnuitkever 0,5 kg/m 3 potgrond Bio 1020 Metarhizium anisopliae Slakken 3 kg Mesurol Pro methiocarb gebruik tot 19/09/2015 Slakkenkorrels 5-7 kg Agrichim Slakkendood, Arionex Granulaat, Caragoal GR, metaldehyde 6 % zie (2) - tussen de planten strooien bij vochtig weer niet over het Limagold, Limaslak Pro, Limatex, Limmax, Limort, Limperax, gewas strooien!! Metason 5 kg Metarex Inov metaldehyde 4 % zie (3) - max. 3 toepassingen - interval 5 dagen 7 kg Sluxx, Derrex, Neu 1181 M ijzerfosfaat Derrex: max. 4 toepassingen/12 maanden - Neu 1181 M, Sluxx: max. 4 toepassingen/teelt (2) Enkel voor Agrichim Slakkendood, Caragoal GR, Limagold, Limmax, Metason: gebruik tot 30/11/2016 (3) Metarex Inov: erkend in volgende teelten: bloemkool, broccoli, sluitkool, spruiten, andijvie, raddichio rosso en suikerbrood, bonen (type Phaseolus vulgaris ), erwten, peterselie, kervel, raap, rode biet, slasoorten, spinazie, suikermaïs, warmoes - toepassingsstadium: zie etiket Ziekten Dosis/ha Actieve stof Kiemschimmels 0,2-0,5 kg/m³ teelaarde Prestop, Prestop Mix Gliocladium catenulatum J1446 preventief 0,75 kg/m 3 substraat Trianum-G Trichoderma harzianum T-22 toepassen bij zaaien of planten - bij herbehandeling: 0,375 kg/m 3 substraat - toepassing met een 30 g/1000 planten Trianum-P en 1 l water/plant in volle grond Trichoderma harzianum T-22 mechanische granulaatstrooier - begieten na toepassing - max. 4 toepassingen/12 maanden toepassen in de kwekerij of na uitplanten - bij herbehandeling: 15 g/1000 planten, elke weken - Bodemschimmels begieten: 20 mg/plant of 10 g/100 m² Mycostop Streptomyces strain K61 ook erkend tegen fusarium en zwartrot. vanaf zaaien of planten - max. 2 toepassingen - interval 21 dagen - wachttijd 30 dagen druppelirrigatie: 10 mg/plant Mycostop Sclerotinia voor zaaien of planten van een teelt die gevoelig is voor sclerotinia, door inwerken in de bodem (dosis 2 kg op 5 cm diepte, 4 kg op 10 cm diepte) of na zaaien of planten, gevolgd door inregenen: 2-4 kg Contans WG Coniothyrium minitans Van zodra er scleroten aanwezig zijn in de bodem. Indien een sterke besmetting werd vastgesteld op een voorgaande teelt of wanneer de behandelde teelt een korte teeltcyclus heeft, zal een eenmalige toepassing meestal onvoldoende zijn. In dat geval moeten meerdere opeenvolgende teelten worden behandeld. KDT-advieskaart: inleiding - uitgiftedatum blz. 6

7 Onkruiden Dosis/ha Actieve stof Onkruiden 3-5 l Reglone, Diquanet SL of 2 l Barclay D-Quat, Brogue, Di-Quattro diquat Diqua, Diquanet, Enkor Plus, Falcon, IT Diquat, Kalahari, Life Scientific Diquat, Mission 200 SL, Quad-Glob 200 SL, Quickfire 2-10 l Roundup e.a. glyfosaat 2-5 l Thunderbolt glyfosaat+pyraflufen-ethyl 5 l Basta S glufosinaat Grassen, mossen 25 ml/m² Cito Pro Global Herbicide azijnzuur tot 1 dag voor opkomst of zonder de gewassen te raken - max. 1 toepassing - max. 1 kg diquat/ha/12 maanden - BZ: 20 m tot 1 week voor zaaien of planten ofwel een gelokaliseerde behandeling uitvoeren zonder de gewassen te raken - zie (4) minstens 7 dagen voor het planten, het zaaien of elke andere grondbewerking - max. 1 toepassing/12 maanden - BZ: 5 m wachttijd: 2 weken - max. 2 toepassingen/12 maanden - gelokaliseerde behandeling met een beschermkap of een ander middel om het spuitoppervlak te beperken, tussen de rijen van het gewas of als gelokaliseerde behandeling om kleine pollen onkruid te vernietigen max. 6 toepassingen/12 maanden - interval 7 dagen - gelokaliseerde behandeling om kleine pollen onkruid te vernietigen, voor het zaaien of de kieming, of tussen de rijen van het gewas - BZ: 5 m (4) Roundup e.a.: erkende producten en dosissen van producten op basis van glyfosaat: - glyfosaat 120 g/l: 6-24 l Lancer (BZ: 5 m) - glyfosaat 360 g/l: 2-10 l Acomac, Agrichim Glyfosaat 360, Agro-Glyfo 360, Amega, Amega Ace, Barclay Gallup, Barclay Gallup Super 360 (1,5-4 l/ha, max. 1 toepassing/12 maanden), Cliness, Clinic (max. 1 toepassing/12 maanden, BZ: 5 m), Clinic Ace, Cosmic, Figaro, Glialka Plus (max. 1 toepassing/12 maanden, BZ: 5 m), Glifonex (max. 1 toepassing/12 maanden, BZ: 5 m), Glycar (max. 1 toepassing/12 maanden, BZ: 5 m), Glycel 36 SL, Glyfall (max. 1 toepassing/12 maanden, BZ: 5 m), Glyfatex, Glyfo Nect, Glyfo Star, Glyfo TDI, Glyfos (max. 1 toepassing/jaar, BZ: 5 m), Glyfos Envision (max. 1 toepassing/jaar, BZ: 5 m), Glyphase, Glyphofit 360 SL (1,5-5 l/ha, max. 1 toepassing/teelt), Glyphogan, Hurricane, Ipiglyce 36 SL (max. 1 toepassing/12 maanden, BZ: 5 m), Madrigal, Mon79632 (max. 1 toepassing/12 maanden, BZ: 10 m), Novosol Plus (max. 1 toepassing/12 maanden, BZ: 5 m), Nufosate, Panic, Panic Free (max. 6 l/ha), Prop'Sol Pro (max. 6 l/ha), Ridal, Rosate 360, Rosate Green (1,5-4 l/ha, max. 1 toepassing/teelt), Roundup (max. 1 toepassing/12 maanden, BZ: 5 m), Roundup ++ (max. 6 l/ha), Roundup Force (max. 1 toepassing/12 maanden), Roundup Ultra (max. 1 toepassing/jaar), Ruimtop (max. 1 toepassing/12 maanden, BZ: 5 m), Shyfo (1,5-4 l/ha), Silvio (1,5-5 l/ha, max. 1 toepassing/teelt), Symbol (1,5-5 l/ha, max. 1 toepassing/teelt), Taifun 360 (max. 5 l/ha, max. 1 toepassing/jaar), Torinka, Touchdown Quattro (max. 6 l/ha), Vival - glyfosaat 450 g/l: 1,6-8 l Glyfos Super (max. 6,4 l/ha, max. 1 toepassing/teelt, BZ: 5 m), Roundup Max (max. 1 toepassing/12 maanden), Roundup Turbo (max. 1 toepassing/jaar), Thunderbird 450 (max. 6,4 l/ha, max. 1 toepassing/teelt, BZ: 5 m) - glyfosaat 480 g/l: 1,5-7,5 l Flame (max. 4,5 l/ha, max. 3,6 kg glyfosaat/ha/12 maanden), Roundup Powermax (max. 3,6 kg glyfosaat/ha/12 maanden), Roundup Powerturbo (max. 3,6 kg glyfosaat/ha/12 maanden) - glyfosaat 68 %: 1,05-4,2 kg Glyfos Dakar (max. 1 toepassing/12 maanden), Thunderbird 680 (max. 1 toepassing/12 maanden) - glyfosaat 72 %: 1-5 kg Roundup Record (max. 1 toepassing/12 maanden) KDT-advieskaart: inleiding - uitgiftedatum blz. 7