HOME HET GEWICHT VAN ZWAARGEWICHTEN. DEEL IV KANTS ONTDEKKING VOLGENS WELKE ALLE NIEUWE KRITIEK VAN DE ZUIVERE REDE OVERBODIG ZAL WORDEN GEMAAKT.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "HOME HET GEWICHT VAN ZWAARGEWICHTEN. DEEL IV KANTS ONTDEKKING VOLGENS WELKE ALLE NIEUWE KRITIEK VAN DE ZUIVERE REDE OVERBODIG ZAL WORDEN GEMAAKT."

Transcriptie

1 HOME HET GEWICHT VAN ZWAARGEWICHTEN. DEEL IV KANTS ONTDEKKING VOLGENS WELKE ALLE NIEUWE KRITIEK VAN DE ZUIVERE REDE OVERBODIG ZAL WORDEN GEMAAKT. EEN LEESVERSLAG Tot overzicht

2 TOT OVERZICHT (Het kleinste lettertype zijn kopjes van mijn hand, het overige uit de tekst van Kant zelf) Begin Eerste afdeling Over de objectiviteit van die begrippen, waaraan geen corresponderende zintuiglijke aanschouwing kan worden gegeven, naar de heer Eberhard Prolegomena over kennis en aanschouwing A. BEWIJS DER OBJECTIEVE REALITEIT VAN HET BEGINSEL VAN VOLDOENDE GROND VOLGENS DE HEER EBERHARD B. BEWIJS VAN DE OBJECTIEVE REALITEIT VAN HET BEGRIP VAN HET EENVOUDIGE AAN (DE HAND VAN) VOORWERPEN DER ERVARING, VOLGENS DE HEER EBERHARD Uitstap. De plaats van de fysica À propos. De eerstvoordehandliggende beredenering van de eenheid onder alles Consequentie Aanschouwelijkheid EXCURSIE: Wat is tijd Vollediger, een inventarisatie Tot overzicht

3 LEESVERSLAG VAN Over een Ontdekking volgens welke alle nieuwe kritiek van de zuivere rede overbodig zal worden gemaakt door Immanuel Kant n1 Dit boekje is het antwoord aan de heer Eberhard, die in zijn tijdschrift een kritiek van Kants filosofie had gegeven die hij baseerde op Leibniz. Aanvankelijk was mijn bedoeling een en ander uit deze late polemiek van Kant tegen Eberhard te lichten ter bespreking van Kants vroege Versuch. Maar bespreking van een levendig optredende Kant blijkt me zo vruchtbaar voor mijn eigen betoog, dat ik alweer een heel stuk heb behandeld, dat thema s bevat die m.i. extra aandacht verdienen, te weten met name die te maken hebben met zintuiglijkheid en bovenzinnelijkheid. Let wel, dat Kants Versuch zijn kritisch wakkerworden betrof (dat men dit bij zij prekritische geschriften rekent is niet bij het begin van zijn kritieken beginnen) en Über eine Entdeckung zijn laatste optreden als criticist is, zodat beide geschriften Kant a.h.w. helemaal omspannen, terwijl men toch deze bespreking van Kant van Eberhard als een inwijding in de opzet van Kants criticisme kan gebruiken. P. 4 zegt Kant: De heer Eberhard onderzoekt, hoe synthetische oordelen a priori tot bovenzinnelijke kennis kunnen voeren. Maar de mislukking van de (: mijn [Kants]) pretentie van nieuwheid zou nog daaraan toe zijn, als het niet zo was, dat de oudere kritiek (: Leibniz, die volgens E. al het antwoord op de Kritiek van de zuivere Rede klaar had liggen) in haar uitgangspunt niet juist het tegendeel van de nieuwe bevatte: want in dit geval zou het argumentum secundum verecundiam (zoals Locke het noemt)(: argument uit verlegenheid), waarvan ook de heer Eberhard zich uit angst dat het zijne niet toereikend mocht zijn slim bedient, een grote hindernis zijn voor het in zich opnemen van de laatste. Kant zegt dus, dat Eberhard zich ten onrechte op Leibniz beroept, en zegt dan ook te werk te willen gaan met deze toeschrijving te laten voor wat zij is en E. s interpretaties als zijn eigen uitspraken te behandelen, anders zou dit ten nadele gaan van die grote man. P. 5 Op de vrijheid die de heer Eberhard zich zei te willen nemen om, omdat zijn kritiek artikelsgewijs in een tijdschrift verscheen, niet systematisch te hoeven wezen antwoordt Kant, dat in een tijdschrift weliswaar van allerlei behandeld wordt, zo in het tijdschrift waarin hijzelf schrijft weliswaar er een artikel gaat over logische waarheid, het ervoor staande over de geschiedenis van de baarden en het erna komende een gedicht is, maar dat dit nog geen excuus is om zo onsystematisch te werk te gaan als hij van plan leek te zijn. P. 6 Maar zegt Kant: Eberhard gaat zeer planmatig te werk om de lezers op zijn hand te krijgen, zonder dat eerst de toetssteen vastgesteld is voor uitspraken die deze nodig hebben,. De toetssteen,wordt achteraf gekozen, i.p.v. zoals zou behoren, deze uit zijn eigen hoedanigheid te bewijzen i.p.v. door de uitspraken die erdoor beproefd worden (niet waardoor die beproefd wordt). Dit is een gewiekst hysteron proteron (: het latere [conclusie] als eerdere [uitgangspunt] gezet) om de naspeuring van de elementen van onze kennis a priori en van de grond van hun geldigheid t.a.v. de objecten, vóór alle ervaring, daarmee de afleiding van haar objectieve realiteit (een tijdrovende en zware inspanning) mooi te ontwijken om met één pennestreek de Kritiek te vernietigen, meteen om plaats te maken voor een onbegrensd dogmatisme van de zuivere rede. Kortom, het ging de KdrV om oplossing van de vraag: hoe zijn synthetiscche oordelen a priori mogelijk? P. 7 Kant.: Van geen begrip kan zijn objectiviteit anders gegarandeerd worden dan inzover er een ermee corresponderende aanschouwing (voor ons altijd zintuiglijk) kan worden gepresenteerd. Dus bovenzinnelijk, boven de ervaring uit is er simpelweg geen kennis, geen begrippen waarvan het zeker is, dat ze niet leeg zijn. E. s tijdschrift begint met de

4 weerlegging van dit bewijs door het bewijs van zijn tegendeel, nl. dat zulke kennis er wel is en eindigt met de onderzoeking hoe deze door s.o.a.p. mogelijk is. In de eerste band moet de objectieve realiteit van onze begrippen van het niet-zintuiglijke worden aangetoond, in de andere de vraag opgelost worden hoe s.o.a.p. mogelijk zijn. Maar wat betreft het beginsel van toereikende grond (: bvtg)., de schrijver wil de realiteit hiervan (reeds) in dit synthetisch beginsel uitmaken, maar naar zijn verklaring een heel eind verderop in de verhandeling behoort het ook tot het onderwerp synthetische en analytische oordelen waarin pas over de mogelijkheid van synthetische beginselen iets moet worden uitgemaakt... P. 8 Kant: Daarvóór en intussen zien we slechts een wirwar van beweringen. Het gaat echter niet om wanorde op zich, maar, erger, om opzettelijke wanorde om oppervlakkige of valse uitspraken door te laten glippen. Eerste afdeling Over de objectiviteit van die begrippen, waaraan geen corresponderende zintuiglijke aanschouwing kan worden gegeven, naar de heer Eberhard P. 10 Kant had het gebruik van de in deze titel genoemde begrippen beperkt tot voorwerpen van mogelijke ervaring, willen ze kennis verschaffen. Hij verwijt Eberhard met deze titel net te doen, of hij van de prins geen kwaad weet om de lezer te verschalken : Kan het niet zijn, dat Eberhard Kants leer hierover bij de lezer bekend veronderstelt? Hij zegt immers: Wij kunnen aan hun uitbreiding werken, zonder ons met de transcendentale geldigheid van deze waarheden (K.: Dit moet zoveel betekenen als de objectieve realiteit van hun begrippen), vantevoren in te laten zoals de wiskundigen, zonder met een woord over de realiteit van het voorwerp te reppen, b.v. (K.: een leerrijk voorbeeld, maar dan van zich beroepen op iets waar men geen verstand van heeft) de kegel van Apollonius, de parabool als verkregen door een bepaalde kegelsnede. P. 11 K.: Dit bewijst, dat aan een ding met bepaalde eigenschappen niet anders dan een overeenkomstige aanschouwing wordt gegeven, daarmee zijn objectieve n2 realiteit, d.w.z. de mogelijkheid dat er een ding met genoemde eigenschappen kan zijn niet anders dan zo bewezen wordt. Commentaar: Kant zegt hier versterkend: Een geheel leeg begrip kan geen voorwerp hebben. Nu is een boven aanschouwelijkheid uit geconstrueerd ding zoals onveroorzaakte oorzaak, wat een noodzakelijke conclusie is, maar die niet door kan gaan want op zijn beurt voorwaardelijk is, een wensdroom boven aanschouwing. Kant kan zich er jammer voor hem niets bij voorstellen, zeg maar: denken., hij mist er een eigen categorie voor, doch wat hij doet is alleen maar trekken van een, onmogelijke, conclusie uit bestaande categorieën (transcendentale hoofdbegrippen, waar het in feite om gaat) waarbij men zich wel iets, aanschouwelijks, kan voorstellen. Maar om nu te concluderen, zoals hij doet, dat er sprake is van binding van categorieën aan de aanschouwing ontbreekt de premisse, want categorie en aanschouwing gaan hand in hand. Hoe komt dit? Kant zegt (P): bij wiskunde is aanschouwing de basis van (: van in feite de formatie) van haar categorie en voor haar uitvoering, voor natuurkunde de applicatie van de categoriën (:deze vatten het aanschouwde onder zich, maar hun dwingende noodzakelijkheid is, aangezien ze nu eenmaal in het verstand zitten, niet evident te krijgen, althans niet voor hem), dat is dan de dynamische wet van de causaliteit, voor de metafysica onaanschouwelijke toepassing geprojecteerd vanuit het aanschouwelijke, wat zich wreekt, doordat men in volgens hem hopeloze antinomieën belandt.-

5 : Maar de hier opduikende tweedeling van begrippen en aanschouwing zó, dat aan sommige begrippen wel, aan andere geen aanschouwelijkheid kan worden gegeven en die zodoende op een scheiding lijkt, deugt niet. De juiste indeling moet zijn: er zijn begrippen met hun aanschouwelijkheid, en er zijn begripsconstructies die, zolang ze niet zijn opgelost n3, tegenstrijdig zijn, antinomieën, b.v. 1 a i) de keten van voorwaarden hangt in de lucht oftewel is contingent, dus ii) er moet een wezen zijn dat deze stopt, maar is b) deel van de keten van voorwaarden, én 2 a) stel een oneindige wereld: hoe ver je ook komt er is iets, je raakt zo nooit uitgeteld, dus die is onmogelijk, b) een i) begin en ii) grens aannemen gaat echter evenmin, want dat is (wat betreft i) van een voorgaande voorwaarde afhankelijk resp. (wat betreft ii) er is een grensovergang, dus weer: je raakt nooit uitgeteld, zodat er ook geen gelijktijdig existerende oneindige wereld kan zijn, en zo gaat de cirkel door. De antwoorden luiden: Ad 1a : Dit is waar ( vork, huls ), 1a ii: Dus inderdaad; b: Zo is het als je je dit wezen nog niet kunt denken ( voorstellen alléén is het goede woord niet), maar de zaak lost zich op, zodra je erin slaagt. Ad 2 a: deze conclusie volgt niet uit de premisse, maar is zelfs arrogant te noemen, ad 2 b i: zie 1a; ad 2 b ii: zie 2 a. : Maar het gaat bij antinomie 1 w.b. onvoorwaardelijk wezen niet om begrip dat op onaanschouwelijkheid stuit, maar dat als begrip-zelf reeds doodslaat, verstandsmatig niet gaat. Uiteraard is wat Kant denkt het volgende: Ik kan mij zulk een wezen resp. begin niet voorstellen, terwijl ik wel in termen van voorwaardelijkheid móet denken resp. mij grensovergang móet voorstellen. Het gaat erom, dat Kant zich het onvoorwaardelijke niet kan indenken, terwijl het bij antinomie 2 gaat over grens(overgang), iets aanschouwelijks, zo ook doortellen. Als slagen maken is dit laatste iets, maar dit is reeds aanschouwelijkheid-in-abstracto, althans bevel daartoe uit ons denken, maar dit valt eigenlijk niet te scheiden en zelfs niet te onderscheiden en komt daarmee op hetzelfde neer als grensovergang. Een tegelijke ( gelijktijdige is uiteraard te ondermaans) aanwezigheid van een zich in tijd en ruimte oneindig uitstrekkende wereld is van ons uit gezien een projectie, die wij niet concreet hoeven af te fietsen, want dan blijven we, inderdaad een eeuwigheid bezig. We kunnen ons dit inderdaad niet voorstellen, anders dan steeksproefsgewijs als controle van dat niets zich verzet tegen een begrip van aanwezigheid van iets waar en wanneer dan ook, incluis dat het er altijd als was eer wij er kwamen, m.a.w. sub specie aeternitatis. Voor Kants onderscheid tussen verstand en aanschouwen wil ik kort even bekijken Kants beredenering van de voorbeelden ervoor van P 13: Deze luiden: I) Twee zelfde, sferische, driehoeken ieder aan een andere zijde van de evenaar met een stuk van deze als gemene basis zouden wel dezelfde eigenschappen hebben, maar elkaar toch niet kunnen vervangen. O nee? Maar Kant bedoelt gepositioneerd als ze nu eenmaal zijn, de uiterlijke verhouding, wat niet geldt voor vlakke driehoeken, die K. als modellen denkt versus op de aarde ingetekende driehoeken als gerealiseerde (dus om het al dan niet sferische gaat het niet). De modellen zijn inderdaad goed voor alle gevallen en betrekkingen. Bij die sferische is, zegt K., een innerlijk verschil, dat geen enkel verstand als innerlijk kan aanduiden en dat zich slechts door de uiterlijke verhouding in de ruimte openbaart (: Met innerlijk bedoelt K. dus wat de vlakke driehoeken van de planimetrie zijn, m.a.w. modelmatig is er verstandelijk geen verschil, uiterlijk betekent niet uitwendig, maar gerealiseerde idee ). II) Het voorbeeld van spiegelbeeldigheid. Dit luidt, kort gezegd, als volgt: Wat komt meer met lichaamsdelen aan mij overeen dan mijn spiegelbeeld? En toch kunnen resp. links en rechts niet met elkaar congrueren. Ra ra hoe kan dit? Kants oplossing luidt: het gaat bij deze voorstellingen niet om dingen op zich en zoals het zuivere verstand ze zou kennen, maar dat is juist als onbekende indenkingen (dat heet elders noumena ), maar zuivere aanschouwingen, verschijningen, ruimtelijk slechts bepaalbaar t.o.v. de totale ruimte.

6 : Deze waarheid springt hier aan deze voorbeelden tevoorschijn. Het verstand weet, maar wel reeds zintuiglijk, wat, platoons uitgedrukt, de idee, aristotelisch uitgedrukt, de eidos, zeg: het geheel van kenmerken, of het nu mijn lichaam of mijn spiegelbeeld is, dat doet er niet toe is, ideaalvoorstelling, maar zuiver denkt het zich ook nog niet deze voorstelling doch slechts het voorschrift voor deze voorstelling, maar de concrete voorstelling is krachtens een aanschouwingsvorm die goed is voor de concretisering van de ideaalvoorstellen, i.c. zowel die van mijn lichaam als zijn spiegelbeeld, die niet kunnen congrueren, ondanks, dat ze de voorstellingsvertalingen zijn van wat verstandelijk gezien één en hetzelfde ding is. Commentaar: De ruimtelijke eigenschappen zijn ook voor het verstandelijk begrip wezenlijk, zelfs als alleen maar voorschrift. Zelfs (on)bepaalde driehoek als voorschrift maakt al gebruik van een plaatje driehoek, dat je in je hoofd hebt: het woord doet je het onmiddellijk ophalen. En om nader te gaan: Bij de opdracht construeer uit die en die aritmetische ingrediënten een driehoek, b.v. begin met tekenen van een hoek van 30 graden maakt men gebruik van het feit dat iemand je ooit heeft aangewezen hoe een lijn, een hoek eruitziet, hoe een lijn, een cirkel of op één punt eenmaal ronddraaiende lijn een figuur maakt, die in 360en te verdelen is. Het tekenvermogen en het uittekenen volgen je verstandelijke aanschouwing. Je komt van een verscholen tot een heldere voorstelling, zeker als je gaat tekenen of er een voor ogen krijgt. En wat dit betreft gaat concretisatie al vooraf aan het alternatief gedroomde wereld en echte wereld, welke laatste nog toevoegt tastbare als zodanig duidbare harde feitelijkheid. Begrip houdt reeds aanschouwing in en lege aanschouwing is, noem maar: mijn feitelijkheid, überhaupt al iets extensiefs, in een extensieve zintuiglijkheidsvorm, dus kwantitatief, waarvan voorstelling erin ingevulde modificatie is, altijd een kleur heeft of in geluid wijzigbare stilte is, nl. als alternatief doen van mij. M.a.w. zowel lege als gevulde aanschouwingsvorm is een abstrahering van iets van mijzelf, nl. functie, zelf een bepaalde modus, waarop modi (kunnen) worden gerealiseerd, waarvan ik me realiseer wat ze zijn, zo goed als wat die vorm als leeg is, waartoe ik me mediterend kan beperken, twee extensies: ik denk dingen in algemene zijnscategorieën en voel me duren. Nu had dit ook chaotisch gekund, d.i. dan in meerdere scènes tegelijk en die om het nog chaotischer te maken nog door elkaar hadden kunnen lopen ook nog, maar de orde ligt aan de dingen met hun samenhang, die echter in het geval van chaos uitelkaar liggen en elkaar opvolgen, eenvoudig vanwege het feit dat ik degene ben die ze signaleer, en aan mijzelf, wanneer ik niet maal, maar ze rustig registreer en vat. Maar en daar ging het hier om die vormen zijn niet iets dat met begrip niets van doen heeft, integendeel aanschouwing is reeds begrip: mijn aanschouwing(svormen) heb ik als ik altijd op de een of andere manier, ze zijn immers modi van mijn ik en, indien ik redelijk normaal ben en niet malend, in de vorm van een rustige registratie-extensie. De zintuiglijke aanschouwelijkheid blijkt aldus niet, zoals Kant leert, een eigenaardig gevormde mal waarin het volkomen aan denken heterogene voorwerp van kennis, gepreformeerd door categorieën die op de zintuiglijke prikkeling van zelf ook al subjectieve (: onze term, niet een van Kant zelf, d..w.z. van óns i.p.v. an sich ) vormpjes, wordt toegepast, gevat wordt. Denken is immers überhaupt denken van zijn, een categorie is er überhaupt een van iets en dit is überhaupt gevuld, hetgeen niet alleen maar een zintuiglijke voorstelling is van iets wat an sich buiten onze kennis liggende eigenschappen heeft dat deze oplevert, want het verschijnende is wel als tactiel degelijk in termen van hardfeitelijkheid als hardfeitelijk met huid en haar duidbaar (terwijl daarentegen Kant alleen het feit dát er iets an sich is, d.i. van ons onafhankelijke factor, slechts noumenaal, d.i. zuiver intellectief concludeerbaar, erkent, P 45 zegt hij als logische functie, b.v. de conclusie tot substantie, maar zonder aanblijvendheid, die de categie nu juist goed doet zijn voor ervaring, dus: louter als de conclusie daar moet iets zijn, bij wijze van regel, een naar de voorbepaaldheid van het verstand, moeten doen alsof er een ervaring zou kunnen volgen,

7 maar dit niet kan gebeuren, zodat alleen er alleen de in het zintuiglijke van het transcendentale onafhankelijke factor overblijft), maar ook in weergevende zin aanschouwelijk en wel een die aan iets inherent is is. Dus iets is ook begrijpelijk in ons begrip er zelf van. Uitbreiding: I. (Identiteit/inherentie) In onmiddellijke zin is zulke identiteit/inherentie ook het geval bij de hierbeneden door Kant genoemde (1) logische overgang van zijn (categorie existentie ), dus van iets naar kunnen zijn (categorie mogelijkheid ) en insgelijks (2) hetzij onmiddellijk hetzij middellijk naar andere categorieën. Als Kant nu zegt: een geheel leeg begrip kan geen voorwerp hebben, dus heeft er een nodig om wat voor te stellen, dan hoort zijn, zoals we net zeiden, hier niet bij, daar het gevulde, hardfeitelijkheid is. Weliswaar is hiervoor * volume onwegdenkbaar, maar voor begrip van feit van geen belang anders dan oftewel: want (3) tautoloog, wat nog wel sterker is dan: inherent. De categorie existentie en aanschouwelijkheid zijn één. *Toelichting: Niet alle zijnde heeft volume = is ruimtelijk, het ik, subject, onderkent weliswaar ruimte, maar is zelf niet ruimtelijk wel liggen mijn noties en sensaties uiteen, een soort ruimte sui generis, dus volume. Is aanschouwelijkheid volgens mij dus eenvoudig een eigenschap der dingen op zichzelf en niet een subjectief aanschouwingsfunctie van een organon dat zintuiglijk.prikkels opvangt? Wel, kennis is betrekking van mij, de kenner, met voorwerpen van kennis, ik moet er dus bij kunnen (of zelf neerzetten b.v. bij wiskunde) en kan er ook bij door contact ermee te maken en dat doe ik, door hun informatieve prikkels tijdmatig/ruimtelijk te ontvangen via mijn zintuigen als algemeen vermogen hiertoe, een perspectivische vorm, maar die in staat is hun hoedanigheid waar te nemen. Er is dus altijd een apriori, ikzelf, mijn begrip van zijnde, mijn perspectief erop. Dit is het enige waarop ik ben aangewezen en ze zouden een mal kunnen zijn die een bepaalde draai hieraan geeft, dus subjectief is, maar dit beperkt zich dus tot het perspectief, aanschouwingshoek van iets wel degelijk zelf aanschouwelijk zich presenterends. Nu kunnen wij ons weliswaar met ons driedimensionale aanschouwingsvermogen, zeg, elf dimensies niet voorstellen, maar ze wel onaanschouwelijk (bepaling van gesteldheid) construeren, maar dit construeren geschiedt wel aanschouwelijk (bijwoordelijke bepaling), m.a.w. via beperkte benadering. II. Verder: Metafysica: (Ook wanneer wij eenmaal van hét Zijn inzien, dat het als zodanig absoluut onvoorwaardelijk én vrij én oneindig is waardoor desbetreffende antinomieën verdwijnen, dan gaat het om dé Realiteit als gevulde substantie met deze hoedanigheden en niet iets onaanschouwelijks. Realiteit als intellectuele notie, als noumenon, is qualitate qua niet iets dat niet denkbaar is, maar die gevulde substantialiteit die zij is betekent: feitelijkheid is een hoedanigheid, dus zelf tot de een of andere aanschouwelijkheid te brengen. Dus metafysica is epistemologisch gesproken niets bijzonders t.o.v. andere takken van epistemologie. Het hele ondenkbare bovenzinnelijke is alleen maar dat er niet een zintuiglijk bijzonder voorwerp is (zomin als ik, denker, zelf dat ben, maar daarmee nog niet hoef te worden afgeserveerd tot schimmig begeleider van mijn kenoperaties zoals Kant doet). En het voorwerp van de metafysica is een variant van het zijn van mijn eigen ik, die ik nergens zie, maar die ik me heel wel, zij het wat mij betreft zeer beperkt, kan indenken en niet onaanschouwelijker dan een ander voorwerp van indenking, als is het maar het huis om de hoek, dat me nu ook niet in heel zijn concreetheid voor ogen staat. Zo goed als ik er voldoende kennis en voorstelling van heb, zo ook met het absolute Zijn. Maar ik zei al: Kant mist er de categorie voor, nl. notie van voorwaardelijkheid in positieve zin en misssen van het inzicht in de fundamentele identiteit van Zijn en bewustzijn, dat voor de meeste filosofen sedert Parmenides evident was (minder: Plato, niet Locke, Kant, de materialistische filosofen die bij hun demystificatie van Hegel het kind met het badwater weggooiden n4

8 Wij stappen even uit om te gaan kijken in Kants eerder geschreven Prolegomena (zu jeder künftigen Metaphysik), waar hij in het kader van de vraag naar hoe kennis mogelijk is en begint met de vraag naar de mogelijkheid van wiskundige kennis meteen als opstap om de verhouding te bespreken tussen niet alleen maar begrippen en aanschouwing, zoals wij hem daarnet nog tegen Eberhard zagen doen, maar die tussen (wiskundige, fysische en metafysische n5 ) kennis en aanschouwing, hetgene waarover wij het hier inmiddels (indachtig P) zijn gaan hebben en daarom niet nalaten te lezen wat hij hierover te zeggen heeft: Prolegomena over kennis en aanschouwing III. Wiskunde: Wat Kant P 7,8 zegt is: Karakteristiek voor wiskundige kennis is, dat ze in zuivere aanschouwing worden voorgesteld, ze is zekere kennis, kortom, er moet voor haar concrete verwerkelijking een of andere zuivere aanschouwing aan ten grondslag liggen. P 9 komt neer op: Er is geen voorstelling van enig voorwerp dan door een gereedliggend (: algemeen) voorstellingsvermogen, waarzonder de kennis ervan louter empirisch zou zijn en op ingeving zou moeten berusten. Er is dus zo n zuivere aanschouwing nodig bij wijze van zintuiglijkheidsvorm die geprikkeld wordt door indrukken van voorwerpen. : Wiskunde, waar hij immers mee begon, dan ook? Kant noemt deze nl. niet meer met evenzoveel woorden. Die steekt in concrete zuivere aanschouwing, dus kennelijk niet zonder geprikkelde zintuiglijkheid, ook door mijzelf, wanneer ik b.v. sommen maak of me meetkundige voorstellingen maak. K. vervolgt: Vantevoren al weet ik: de (: bijzondere) zintuiglijke voorwerpen ken ik in (: algemene) zintuiglijke vorm. Derhalve: Alles wat voor deze vorm geldt, geldt ook voor de voorwerpen der zintuigen en aanschouwingen die a priori mogelijk zijn zullen nooit andere dingen betreffen. (: met de suggestie dat de zintuiglijkheidsvorm geen neutraal invangcentrum is, maar de voorwerpen zich ernaar richten, aangezien zulk een neutraliteit een naief vooroordeel is).- : Mijn vragen hierbij zijn: Is ingeving dan geen voorstelling? En zou ik de Dinge an sich dan niet naar bevind steeds al naar gelang hun individuele aard veelal weer anders moeten voorstellen zonder, algemene, overeenkomst, nl. het mij voorstellen zelf?, dit i.p.v. dat mijn aanschouwingsmal een speciaal benodigde bewerktuiging is? Kijk, dat Kant in dit moment van zijn criticisme de objectiviteit (in onze, niet Kants zin, van dit woord) van het waargenomene niet vertrouwt, soit. Maar zo potsierlijk als in P gebeurt te denken dat onze voorstelling van voorwerpen meer is dan alleen maar een variant is van bewustzijn überhaupt, nl. nodig om ergens bij te kunnen, verraadt duidelijke een geforceerd karakter vanuit willen benadrukken, dat volgens hem bij lange na - niet gezegd is, dat ons kennen voorwerpen an sich betreft. Kort gezegd: Hoe kennen ook in zijn werk moge gaan, in elk zintuig anders en wie weet bij, stel, aliens wéér anders, het kan überhaupt niet anders dan een uiteenhoudende voorstellingsvorm hebben. En onze ruimtelijke heeft natuurlijk alles te maken met dat het een venster is op alzo duidbare hardfeitelijke uiterlijke voorwerpen en maken wiskundige van enigerlei zintuiglijkheid van ons gebruik. Toch is het inderdaad waar, dat zintuiglijke voorstelling wat anders is dan in directe touch met dingen zijn. Verder commentaar hierop: Kant begint goed met zeggen, dat zuivere aanschouwelijkeid karakteristiek voor wiskunde is. Echter ik had het er hierboven al over tel ik hetgeen iets synthetisch is maar niettemin wel degelijk inherent aan, d.i. voortvloeiend uit, mijn vrijheid dit te doen, dus analytisch aangaande mijn vrijheid, d.i. waar ik met mijn gedoemd zijn om te kiezen denkhandelend ben tot drie, dan is dit niet een drieslag die doorgaat omdat ze aanschouwing en een of andere aanschouwing ook nog, d.w.z. aanschouwing, hoe, dat

9 doet er nog niet toe als zijn conditio sine qua non als grondslag heeft. Wel gaat aanschouwelijkheid volgens de apriorische extensieve vormen van ruimte en tijd aan mijn reken- en meetkundige operaties vooraf, en het is waar, dat deze als bijzondere vormgaves van de net bedoelde aanschouwelijkheid van alle ding als algemeenheid, die ook, laat ik zeggen, dimensioneel-chaotisch had kunnen zijn, onderscheiden zijn, maar ze zijn reeds geteldheid wat betreft ruimte, en al dan nog niet getelde teltikken wat betreft tijd. Maar een tel als notie van iets-wat-het-ook-zij behelst sowieso reeds aanschouwelijkheid. Kortom: ik tel, hoe abstract-verstandelijk ook, altijd met zijnsnotie die ik als ik denk dus ik ben heb, d.i. met überhaupt aanschouwelijke realiteit de te tellen realiteit. En krijg ik die niet te zien, dan tel ik nog met de voorstelling van iets. Dus tel ik tot drie, dan is dit niets als het geen drie ietsen is, maar ik zet uiteraard in voorstelling drie ietsen neer. Alles, mijn denken, of wat maar het geval zij, heeft zijn hoedanigheid, (wanneer nog onaanschouwd, variant van) aanschouwelijkheid. Kan ik mij niet voorstellen wat er gebeurt bij een dubbele-gleufexperiment met maar één foton (als golf interfereert dit dan met zichzelf, ofschoon het zich als deeltje maar op één plaats kan worden aangetroffen), dan is dit een intellectueel ~ en aanschouwingsprobleem in één, te betitelen als intellectuele puzzel. Je zou zeggen, dat het foton met zichzelf in tegenspraak komt, maar met een tegenstelling tussen begrip en aanschouwing heeft dit niets van doen, integendeel, maar die tegenspraak moet schijn zijn, misschien zijn op dit niveau de keurige geordendheid na elkaar en naast elkaar niet meer te onderscheiden en gaat het om een ordeningskwestie. IV. Het beginsel van toereikende grond: Maar in het geval dat voor Kant centraal staat, (6) het beginsel van toereikende grond causaal, is inherentie het geval op een niet onmiddellijk zichtbare manier. Het gaat hier om het begrip van het empirische of losse geval überhaupt, nl. dat iets is al dan niet het geval is, een alternatief ( vork ), dat als zodanig een lege huls is, die waarvan, ja waartegen, dat geval een speciale invulling is, die door de huls zelf niet wordt meegebracht, hetgeen niet kan blijven bij het is daar nu eenmaal, want het is daar als in een huls, die het niet meebrengt, wel ervoor open is, dat dat het geval is, maar waar alle ding zijde van een huls is, het van de zijde van deze huls als zijnde 0-punt nooit had kunnen zijn en moet het zijn aangebracht vanuit wat geen huls/vork meer is, doch zijn grond in zichzelf moet hebben op straffe van dat er geen wereld ware. Let wel, dat de vork / huls er zowel is, wanneer je uitgaat van objectieve hardfeitelijkheid te bewijzen uit alleen maar zó duidbaar zijn van de tactiliteit van voorwerpen als wanneer Kant het hier met Hume houdt op een subjectieve (= bij Kant: van fenomenon) zetting wat m.i. dus al te zuinig is; ook is er zo geen principieel verschil tussen een conclusie waarvoor men de argumenten moet aangeven en een gevolg waarvoor men de oorzaak moet aangeven. Ligt deze in een keten van oorzaken en gevolgen, dan is dit niet een transcendentale dynamische wet, maar valt de noodwendige oorzaak te zoeken binnen een empirisch aangetroffen orde van elkaar aansstotenden, maar dit maakt de noodzaak van oorzakelijkheid niet geringer. Maar blijkt hier het onderhavige hoofdprobleem intellectualiteit en aanschouwelijkheid niet wel degelijk uiterst problematisch? Is de vork iets is al of niet als huls au fond uiterst onaanschouwelijk, dat is dan uiterst intellectief? Dit is hetzelfde vragen als is de notie niets dit niet? Ook bij deze aangelegenheid is er eenheid van intellectualiteit en aanschouwelijkheid. Dat iets empirisch of los geval aanschouwelijk is behoeft geen betoog. Maar zelfs een leeg begrip, kaal ik denk dus ik ben heeft nog iets aanschouwelijks. Alleen Parmenides niet-zijn, d.w.z. t.o.v. van het enige van het Zijn het helemaal niks zijn van niethet-zijn, is uiteraard iets volstrekt onaanschouwelijks. Nu wist het de Eleaat niet tot verschillen en daarmee tot het relatieve niets, dat niets normaliter is te komen, dat lukte eerst Thomas Aquinas limitatie- en proportioneringsleer (hét Zijn is hét Zijn, de zijnden hébben

10 [gelimiteerd deel aan het] zijn. Niets vinden we slechts in de kloven gevormd door de limitaties van zijnden als mét deze wel degelijk aanschouwelijk. Het begrip van het (niet-)zijn(de) behelst dus aanschouwelijkheid. Dit wil niet zeggen, dat ze als kloven tussen zijnden, uiteraard primair de zijnden, eerst op voorwaarde van aanschouwelijkheid bestaan, als daarin zelf aanschouwelijken kan men kantiaans dan beter zeggen: op basis van aanschouwelijkheid, P. 12 K.: E. wilde bewijzen, dat men zijn kennis wel degelijk mogelijk met nieuwe waarheden kan uitbreiden zonder zich te vergewissen, of er geen geheel leeg begrip in het spel is, zonder voorwerp. Dit berust op Borelli s verkeerd begrepen reflectie op Apollonius. Borelli zegt, dat wiskundigen de eigenschappen van kegelsneden doceren zonder hun mechanische constructie. Dit doet er niet toe, want het echte snijden naar voorschrift is het werk van de kunstenaar, niet van de meetkundige, want wat deze doet is zuivere constructie. Maar Borelli zegt: Men kan een onderwerp als bepaald beschouwen, nl. (dan) zó, dat verschillende uitwerkingen ervan worden gedemonstreerd, d.w.z. de voorschriften maken de kunst niet uit, het te tekenen voorwerp moet vormgegeven worden. K.: Maar hij bedoelt niet, dat pas de constructie het bewijs van de mogelijkheid van zo n lijn is, daarmee de objectieve realiteit ervan het begrip ervan. P. 13 K.: De jongere meetkunde kan men wel verwijten, niet: dat ze de eigenschappen uit de definitie afleiden zonder de verzekerdheid van de mogelijkheid van het object ervan (want daarbij zijn ze zich van de zuivere, louter schematische, constructie volkomen bewust en brengen ermee zonodig ook de mechanische tot stand), maar wel: dat ze zich zo n lijn, ax = y 2 willekeurig denken i.p.v. zoals de antieke meetkundigen haar als tevoren in de kegel gegeven presenteren, i.p.v. de analytische te geven de synthetische niet verwaarlozen. P. 14 K.: Naar het voorbeeld dus niet van de wiskundigen, maar van de artiest die van zand een strik kon draaien, behandelt E. als principes van de vorm van de kennis het beginsel van (niet-)tegenspraak en dat van de toereikende grond met als materie voorstelling en extensie, waarvan het principe in het eenvoudige zou liggen. Omdat niemand hem aangaande de transcendentale geldigheid van het eerste beginsel bestrijdt, tracht hij eerst dit en daarmee de realiteit van het begrip van het eenvoudigste wezen aan te tonen., zonder haar, zoals de KdrV verlangt, door een corresponderende aanschouwing te hoeven staven. Want van wat waar is hoeft niet allereerst gevraagd te worden, of het mogelijk is en in zoverre heeft de logica met de metafysica het principe consequentie vermag van het zijn naar het kunnen te komen, ja leert ze haar dat. P. 15 K.: Conform deze indeling onze test: A. BEWIJS DER OBJECTIEVE REALITEIT VAN HET BEGINSEL VAN VOLDOENDE GROND VOLGENS DE HEER EBERHARD Kant: Eberhard wil het bvtg tot de formele principes der kennis rekenen, maar dan toch n.a.v. de KdrV vraagt, of het wel transcendentale geldigheid heeft oftewel of het überhaupt wel een transcendentaal principe is. Óf E. heeft helemaal geen geen begrip van het onderscheid tussen logisch (formeel) of transcendentaal (materieel [: niet alleen aanschouwing is deel van de inhoud, maar ook de categorieën, maar het gaat om omvormsels, dat is dubieus, maar wat hier ook een rol speelt is natuurlijk het synthetische, dat b.v. gevolg en oorzaak doet voelen ) principe van kennis. Maar waarschijnlijker is, dat E. i.p.v. het probleem iets anders in laat sluipen dat er geen is. K.: Iedere uitspraak (: curs. J.Th.) moet een grond hebben is het logische (formele) principe van kennis, dat het beginsel van (niet-)tegenspraak niet vergezelt, maar er aan ondergeschikt is n6. Ieder ding (: idem) moet een grond hebben is het transcendentale (materiële [: zie

11 daarnet]) principe dat geen mens uit het bv(n)t (en überhaupt uit louter begrippen zonder betrekking op zintuiglijke aanschouwing) ooit bewezen heeft en bewijzen zal. P. 16 K.: Niets is zonder grond is materieel niet iets wat volgt uit het beginsel van (niet-)tegenspraak (a -a). Commentaar: Nee, maar wel uit (av-a), een vork die een lege huls is. Maar K. zegt, dat nooit iemand het uit loutere begrippen zonder aanschouwing bewezen heeft noch bewijzen zal. Wat moet dat vereiste zintuiglijke aanschouwing hier? Dit lijkt bij Kant te rijzen uit Humes aantreffen van niets in causale openvolgingen. Het betekent niets anders dan dat het ergens over moet gaan, dat is dan: over iets denkbaars. Maar bij het bvtg is het er niet, daar deze louter formeel zijn. Maar als iets iets impliceert, dan moet dit wel iets kúnnen impliceren, dus iets voorstellen, en wel letterlijk, dus dan is daar de lege aanschouwingsvorm om een logisch implicatietemplaat op abstracte wijze in in te vullen. Verhoudingen zijn hier niet aan ontheven, maar zijn in concreto en abstracto zulke. Maar dit is bepaald niet ongelijk aan wat het geval is bij de huls, waarover zo meer. Het heeft er dus alle schijn van, dat Kant een objectsfactor vereist op straffe dat er anders leegte is. Dit zit dan zo: Causaliteit kan niet waargenomen worden, maar moet van het verstand: zodra er iets aanschouwelijks is waaraan het zich wil bevredigen, want anders slaat het hele vereisen nergens op. Maar ook in een logische (sluit)redenering moet het van het verstand, want anders hangt de conclusie in de lucht, alle reden blijft uit, is nietig. Bovenstaande beschouwing over vork en huls toont de objectiviteit van de categorieën contingentie en voorwaardelijkheid aan, beantwoordt de vraag waarom vraag ik waarom?? als objectieve (= niet-subjectieve, zie noot 2) noodzaak, dan ook dat de categorieën een objectief waarom hebben i.p.v. een waarom omdat het nu eenmaal een categorie is, deze volgens Kant niet verklaard kunnen worden. Dus met het vereiste (ruim = voorwaarde) van de ijzeren wet van oorzaak en gevolg (binnenzintuiglijke aanschouwing) is het niet anders gesteld dan het vereiste (= logische noodzaak) van een antecedens (ook binnenzintuiglijke aanschouwing), dus dat er dan moet zijn ook., opdat de applicatie van wat het verstand eist doorga, dus op straffe dat het anders doodslaat. : Maar dit zo uitdrukken is een gigantische vooringenomenheid, die geheel voortvloeit uit het niet doorzien van het, formele, verstand: P. 16/17 Het gaat Kant om: Er moet een transcendentaal principe over de objecten en hun mogelijkheid iets a priori bepalen, niet zoals de logische principes doen (doordat ze van alles wat de mogelijkheid van het object betreft geheel abstraheren) betreft het louter de formele voorwaarden voor oordelen.- : Maar dit is in beide even weinig en even hard het geval. Uiteraard kun je het formele zó op het formele bot uitkleden, dat er puur conceptuele figuratie van iets dat iets anders impliceert overblijft. Maar de gedachte van een concreet object dat het verstand tot applicatie brengt op straffe dat het anders doodslaat is een onnodige vergroting van het verschil, doordat Kant de speciale identiteit van het empirische niet begrijpt, zodat hij alleen maar zegt, dat iets kennelijk iets nodig heeft, en omgekeerd, dat iets voorzeker een gevolg zal hebben. Vanwege dit onbegrip maakt de volgorde niets uit, alsof zeker weg zullen stoten en een stoot nodig hebben niet verschillende gevallen en intellectuele vraagstukjes zijn, het eerste dat van de onzichtbare overdracht van impuls, het tweede dat van het nodig hebben van een impuls. Het zijn niet twee zijden van een en hetzelfde, want het eerste is, wanneer wij het voorbeeld van biljarten nemen, een elkaar meenemen op de eigen beweging met bepaalde stoot-, terugslagresultante, het tweede: om in beweging te komen is het stilstaande, dat het blijkbaar

12 mist, iets nodig dat dit doet (b.v. een eilandje dat een walvis blijkt te zijn), of doet doen (en bij de gevulde huls is het niet wezenlijk verschillend hiervan). We zien: het tweede geval heeft het eerste nodig, wat ook wil zeggen: valt er niet mee samen. Maar zoals Kant het voorstelt is het slechts: beide gevallen maken gebruik van hetzelfde speeltje dat er in ieder geval is bij alle duisternis, het feit dat het verstand zegt wat geval 1 betreft, niet alleen dat gevolg op oorzaak volgt bij empirische regel, zoals Hume denkt, maar vaste, en dat is dat onzichtbaar (getuige de wieg van Newton [demonstratie valt te googlen]): iets ergens moet blijven). (: Natuurlijk juist omdat het iets is, maar deze zo nabije aard ervan is voor Kant volkomen onduidelijk); wat geval 2 betreft, dat het moet, zonder dat hij ziet, waarom het moet (dus ook waarom vraag ik waarom?, Kant komt hier weg, omdat hij kan volstaan met zeggen, dat je aan deze vraag nu eenmaal vastzit, maar hij hij hoeft hier niet weg te komen, omdat hij deze vraag niet stelt, gezien de aard van het speeltje zoals hij zich deze voorstelt). Dat speeltje is dan de dynamische wet van de causaliteit. Wij zien: Kant heeft al zijn intelligentie opgebruikt aan epistemologische analyse en is aan het echte, nl. speculatieve (in de goede, hegeliaanse n7, zin van het woord) niet toegekomen. Maar als er voor een gevolg een oorzaak nodig is en bevestigd wordt dit altijd, dan moet er altijd wel iets aanwezig zijn om hier aan te voldoen, en dat dat altijd zo is is hoogst merkwaardig. Nee, iets vergt iets in sterkste zin van duiden op de aanwezigheid ervan, zoals in alle, ook formeelste, conclusie deze op een antecedens duidt. Die wet is er inderdaad een van overgang van iets, dat inderdaad, en wel qualitate qua, niet in niets kán overgaan of uit niets ontstaan.// Dat deze categorie causaliteit er überhaupt is is bij Kant iets onbegrijpelijks, maar ook hoe ze werkt. Maar dat komt, doordat hij de aard ervan niet doorheeft. Hij ziet geen verband tussen het iets waarin het gevolg bestaat en het iets waarin de oorzaak bestaat. Het is het verstand, dat zich oplegt, dat de schakeling maakt. Wat er precies gebeurt blijft ononderzocht. Kant zegt a.h.w.: Er zijn twee dingen die een rol spelen: verstand en zinnelijke aanschouwing, ze kunnen niet zonder elkaar, i.p.v. dat hij vaststelt, dat het verstand vanuit één stand van zaken hoe leeg ook een voorwaarde vergt. Het is eigenlijk nog altijd een te oppervlakkige impressie, hoe diep Kant ook gegraven heeft naar de formele structuur van ons kenapparaat. Is het inderdaad waar dat, zoals Kant p. 17 zegt E. alles (heeft een grond) bezigt om af te leiden van dat het niet om een formeel en logisch, maar om een materieel en transcendentaal principe gaat?, waarbij K. veronderstelt, dat E. heus wel weet, dat hij zich aan de Kritiek moet houden? Hangt Kant niet een beetje de schoolmeester uit? Wil E. inderdaad Kants voorwaarde van gebondenheid aan zinnelijke aanschouwing ontwijken? De lezer moet het voorlopig maar aannemen. P. 18 Kant: Om het bvtg op dat van (niet-)tegenspraak te baseren moet E. het zo stellen, dat wat slechts logische betekenis heeft de reale gronden (daarmee causaliteit) omvat (: cursieven J.Th.) P. 19 Eberhard belooft het bvtg te demonstreren, nl. als identiteit, maar K. verwijt hem toch al, dat hij geen voorwaarde voor toepassing geeft. : Kant mag dan doorgelezen hebben, voor de lezer is dit voortijdig in de rede vallen van E. niet gerechtvaardigd. Of straft Kant meteen elke zondaar tegen zijn Kritiek af met een pedante tik op de vingers? P. 20 zegt E., dat filosofie als meetkunde vooreerst axioma s mag bezigen. Maar Kant: Hier moet de filosofie streng doen wat de mathematica niet kan. P Nu volgt Eberhards demonstratie. Deze komt neer op: Zonder beginsel van toereikende grond komt alles op losse schroeven te staan. Vanwege deze strijdigheid (: gelegen in alles kan evengoed ) moet het dus waar zijn. Kant wijst erop, dat op losse schroeven staan en tegelijk waar zijn van het tegengestelde niet hetzelfde is.

13 De eerste twee van Kants vier bezwaren vind ik minder overtuigend, maar voor mijn onderzoek niet van belang, het vierde echter wel. Maar inderdaad is het bewijs dat van Baumgarten, door Eberhard als aanvang gebruikt, maar niet als zodanig doorgezet. Kant meent, dat hij dit had willen doen, maar wie behalve Kant zegt dit? Alles heeft voldoende grond of niet, maar dan zou er iets kunnen zijn waarvan de grond Niets is deugt niet. Dan maar niets, zou ik zeggen. Maar Kant erkent het, maar vindt het oplossen van tegenstrijdigheden principieel onbegonnen werk wegens de antinomie die ze vormen. Ik zou dus eventjes in Humes/Carnaps geest antwoorden, want Kant laat het nog te bewijzen beginsel al gelden. Foei zwaargewicht. Ten vierde noemt Kant het bvtg vals, omdat het ten enenmale onvoorwaardelijkheid uitsluit. Causa sui (Spinoza) als oplossing wijst hij terecht van de hand als tegenstrijdig wegens onophefbaar onderscheid tussen zaak en grond ervan, maar gedaan wordt, of iets dat als grond zichzelf nodig heeft, daarmee niet nog steeds zijn grond in zichzelf heeft, een volstrekte antinomie. Nietwaar? : Maar bedoeld wordt natuurlijk iets dat het grond vragen opheft, dat zo is, dat dit het geval is, ook als wij het (nog) niet begrijpen. D.w.z. dat het grondvragen(de) stopt i.p.v. de onbepaaldheid waarin het niet hoeven zijn (contingentie) schuilt niet meer heeft, maar het enige blijkt dat maar kan zijn, volstrekte noodzakelijkheid. Zoals ook er is altijd iets (waaronder iets niet) het geval, als waarheid-überhaupt, zelf demonstreert. Maar het gaat nu om iets positiefs dat zo moet zijn. Een, als we het nog niet zien, vereiste. Het onderscheid hoeft dus maar te zijn tussen deze pijlrichting (en peilrichting) en het nog ongereflecteerde gegevene. Kant zegt, dat een uitspraak zijn logische waarheid wel in zichzelf kan hebben, omdat het subject, wat anders dan het predikaat, dit wel kan impliceren, waartegenover als in causa sui geen grond buiten het ding aannemen hetzelfde is als zeggen, dat het ding geen reale grond heeft. : Zo negatief? Strikt genomen inderdaad. Causa sui is een wanterm. Maar quod nihil indiget ad existendum (wat niets behoeft om te bestaan) is een wensdroom voor St. Juttemis. Tenzij er geen alternatief blijkt voor dit. Dus niet meer zo of zo zijn of al dan niet het geval zijn, maar iets dat samenvalt met het Ware, dé Realiteit-geheel-als-zodanig (d.w.z. wat de Realiteit, het Zijn, überhaupt is, afgedacht van die of die of die bijzondere: empirische realiteiten of losse gevallen) überhaupt. Hoe, dat ziet Kant totaal niet, zijn hoofdgebrek. Maar iets dat alle voorwaardelijkheid invangt en vóór is. Dat is natuurlijk wat Spinoza met de term (waarbij ik mij afvraag of het bleef bij een wijze dat zo wel moet zijn of dat hij het ook echt inzag) en Descartes met het wezen dat zijn grond in zichzelf heeft beoogde. Kant heeft noch begrip van de hemel, het absolute, onvoorwaardelijkheid, oneindigheid, noch van de aard(e, ) der categorieën, over welker aanwezigheid volgens hem verder niets te zeggen valt. //Dit laatste leidt tot de volgende puzzel: Waarom vraag ik waarom?. Kants antwoord luidt dan: Omdat dat moet van mijn verstand. Waarom moet dat dan van mijn verstand? Kant: Deze vraag is nu juist werk van je verstand. Die zich juist daarom niet laat beantwoorden. Dit leidt tot een begin van onderzoek van het mensenverstand: : Hier is iets onbevredigends aan. Wat hierin doorschemert is, dat zonder waarom losse stukken zomaar het geval zijn. Dit besef van hun zomaar-zijn is weliswaar notie van het verstand, dat het waarom hiervan zoekt in iets dat dit onvanzelfsprekende (het geval wil nu dit, het is een willekeurige stand van iets, het had ook anders gekund, alias is goed anders denkbaar) kan worden getoond als een vanzelfsprekendheid, die het is als het als naadloos gevolg van iets dat zal hebben te tonen geen gevolg van wat anders te hoeven zijn kan worden getoond.. Het staat er nu zó voor. Maar je idee is, dat bij voorbaat niets er op een bepaalde manier voorstaat, maar dat iets gedetermineerds überhaupt eerst volgt na het, überhaupt onbepaalde algemene. Het kan nog alle kanten op. Iets determineert de wereld. Voorbepaaldheid zit in het algemene niet in. Toch is het iets. Blijkbaar iets dat er wel is, dat wel vormgeeft, maar op de een of andere manier niet vormgegeven mag zijn.

14 Vincent Icke doceert: Uiteindelijk is het nu eenmaal zo als het er voorstaat, wij kunnen alleen maar reduceren. Goed, als hij zich maar bij het laatste houdt, wil hij zich niet buiten zijn vakgebied begeven, maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Daarom is het ook zo irritant, dat biologen ons metafysici vertellen, dat wij ons buiten dat vak bevinden, maar zij zichzelf wel allerlei uitspraken over metafysica permitteren. Maar: Uiteindelijk is alleen het Absolute nu eenmaal niet anders. omdat het helemaal niets anders dan zichzelf kan zijn. Maar ik kom scherper ter zake wat betreft beide zaken, het contingente en het absolute, met de vork / huls en met het evoceren van de notie van het absoluut onvoorwaardelijke, beide waarover passim door mijn hele werk heen. P. 25 begint een nieuw hoofdstuk n8 : B. BEWIJS VAN DE OBJECTIEVE REALITEIT VAN HET BEGRIP VAN HET EENVOUDIGE AAN (DE HAND VAN) VOORWERPEN DER ERVARING, VOLGENS DE HEER EBERHARD Aan het begin verwijt Kant de heer Eberhard, dat deze een verstandsbegrip onafhankelijk van de voorwaarde der zintuiglijjkheid als geldig meent te kunnen bewijzen. Wat heeft een verstandsprincipe nu eigenlijk met zintuiglijkheid van doen? Dat de ervaring de geldigheid ervan uitwijst. : En Kant heeft te kennen gegeven niet eens te weten waarom het geldt en het daarbovenuit toegepast het te zien stranden en neemt dan genoegen met ook dit waarom als apriori dat kennelijk aan het zintuiglijke opgaat. In dit hoofstuk wil E. de objectiviteit van een eenvoudig wezen zeker stellen om de toegang tot de rationele leer van de ziel en de theologie voor de (:sic!) Kritiek te redden. Kant verwijt Eberhard, dat hij het objectieve bestaan van het eenvoudige als zuiver verstandswezen wil bewijzen door wat juist voorwerp van zintuiglijkheid is en niet, zoals hij pretendeert, idee van het verstand. P E. redeneert: De concrete* tijd, een stroom, bestaat uit elementjes. De stroom is een zaak van, subjectieve en door deze beperking ongelijktijdige (: dus tijdmatige) zintuiglijkheid.. Het verstand onderkent ergo stroom van elementjes minus stroom, ergo dat beeldloos, maar wel voorstelling (: kronkel, ook van Kant) niet continue, d.i. ondeelbare elementjes bestaan. De stroom is niets anders dan een dit verbergend extra. We kunnen ze niet kennen, wel verstandelijk onderscheiden. Kant echter (hij voegt eerst een noot * toe: Concrete versus abstracte tijd is bedrieglijk, want ik kan van concrete ervaringen in de tijd tijd wel logisch abstraheren, maar niet abstraheren vóór alle empirische voorwaarden en zijn eigenschappen overhouden) vervolgt: Idem dito w.b. ruimte. En verder: P. 29 E. verkapt zijn bedoeling op gemakkelijk te raden gronden. : M.a.w. E. komt tot metafysische bewijzen met sluipredeneringen om de lezers in slaap te wiegen om dan triomf! te kunnen roepen. Anders zou hij meteen in het felle licht van de Kritiek ontmaskerd worden. : Het ligt er maar aan, hoe je het bekijkt. E. zal het zelf vast anders bezien hebben en alvorens we zijn er! te roepen eerst het pad ernaartoe van vaste bodem hebben willen voorzien. K.: Hij wil de objectieve realiteit bewijzen van het begrip van eenvoudige, zuivere verstandswezenheden aanwezig in wat voorwerp der zintuigen is. Onbedachtzaam en tegenstrijdig! Maar hij heeft zijn goede reden hiervoor (: nl. er is geen beroep op zintuiglijkheid nodig). Een bewijs uit louter begrippen: de oergrond van het samengestelde

15 moet noodzakelijkerwijs het eenvoudige zijn. Dit kan men hem toestaan (einräumen n9. Maar hieraan moet worden toegevoegd: Dit geldt weliswaar voor onze ideeën, wanneer wij dingen-op-zich willen denken, maar waarvan wij niet de minste kennis kunnen krijgen, echter niet op zintuiglijk vlak. E. bewijst niet het objectieve bestaan van het eenvoudige/ondeelbare. : Ikzelf zou hetzelfde dan liever als volgt hebben uitgedrukt: Eenvoudigheid zoeken door het verstandelijk uitrekenen van eenvoudigste elementjes achter hun verschijning leidt tot abstracte aanschouwingen van kleinsten, ondeelbare veel-in-eenen, volume of volume van onbesliste grootte. Maar m.i. is indeelbaarheid in wat dan ook er altijd. Deelbaarheid is er zolang de empirie dit uitwijst. Logisch gesproken had eeuwige deelbaarheid van materie, inzover je zegt: waarom niet nog weer kleiner? best kunnen bestaan, maar ergens in het kleine, waar dit ook zij, heeft iets de uitgebreidheid die iets spontaan en ondeelbaar met zich meebrengt en zijn dus alle dingen samengesteld uit kleinsten (zie de annotatie van daarnet). Wijst dit dan niet uit, dat oneindig klein, anders dan ik vaker staande heb gehouden, ongelijk is aan 0? Nee: Er is een continuum, hetwelk niet x 0 = 0 is, maar wel oneindig veel gespreide (0-)punten bevat, het volume is er tóch wel, er zijn c.q. geen kleinsten als grond nodig, er is eenvoudig, i.c. gevulde, ruimte. Het kunnen ópschillen tot in het verdwijnpunt 0 gaat wel degelijk door, juist doordat je oneindig veel, ook in oneindig vele steeds kleinere tijdsstukjes, nonstop doorloopt, de stop is er ook niet aan een laatste, maar is die van een oneindige hoeveelheid. In het 0-punt is welke kleinte dan ook gepasseerd. (De moeilijkheid met de schijnbare onbereikbaarheid van de limiet is, dat men geneigd is oneindigheid te vereenzelvigen met alheid, die dan gezien wordt als een, alsdan totale, hoeveelheid, maar die onmetelijk is. Men kan zich de realiteit van oneindigheid nl. niet indenken. Maar wij moeten duidelijk in het vizier houden, dat een oneindig (aan)tal betekent: omvattend welk (aan)tal dan ook, dus bij verkleinen: welk aantal ook overblijft, dit wordt gepasseerd tot verdwijnen, reëel oneindig ver in het kleine, in het verdwijnpunt 0). Echter, dit oneindig opschillen is doen verdwijnen van betreffend volume, maar dit gebeurt, hoe oneindig klein je ook komt, nooit, doch uiteraard pas, waar oneindig klein = 0, na oneindig maal schillen.. Daarom moet je zeggen: welke steeds kleinere dan ook kán stuk voor stuk, maar niet zo, dat je welke dan ook achter je kunt laten zonder de betreffende substantie op te heffen door verdwijning in dit verdwijnpunt, maar bij doordelen wordt helemaal geen substantie opgegeven, immers die substantie is er. Dus je kunt dan delen tot welke kleinte dan ook, oneindig maal gedeeld hebben en zo hebben doen verdwijnen, welk deel van maar enige volume-omvang dan ook voorbij. Maar een substantie bestaat uit een of meer delen van zo niet de ene, dan de andere kleinte. Het kunnen bestaan uit delen van welke kleinte dan ook is juist ook van een kleinste, van arbitraire grootte, slechts nog indeelbaar, maar dit betekent slechts zo niet de ene, dan wel de andere kleinste grootte. Echter kan die arbitraire kleinte wel degelijk ook 0 zijn, welk volumineus-maar-klein volumedeel dan ook voorbij, eeuwig doorgaande deelbaarheid als reëel denkbaar dit speelt momenteel weer in de fysica als point-particles, maar zie bijgaande noot waarbij het 0-punt dat van iets blijft, nl. wanneer dit iets geen onderdeel van de ruimte is, maar er zich als afmetingsloos punt toch in manifesteert n10. Dit denkt Leibniz (Eberhard) zich als monade. Dit is vanwege hun dogma n11 van doordeelbaarheid van alle ding, zo te zien consequent. Zeg je: Toch deel ik in gedachte dit indeelbare tot in het verdwijnpunt 0, wie let mij?, dan houd ik lege extensie, ruimte, over, een continuum. Daar ik welk deel ook, substantie, heb weggesnipperd en niets overgehouden, welk 0-punt ook van welke substantie dan ook zo bereikt wordt, zou deze dissiperen, maar dit kan niet, doordat substantie iets is en iets überhaupt volume of volume heeft. Volume moge (veelal) deelbaar zijn, toch blijven, hoe ver je ook deelt, zijn constituenten, behouden.

Immanuel Kant Kritiek van de zuivere rede 53

Immanuel Kant Kritiek van de zuivere rede 53 Ten geleide Kant en de grenzen van de rede 15 Geraadpleegde literatuur 39 Verantwoording bij de vertaling 41 Immanuel Kant aan Marcus Herz (21 februari 1772) Het 'geboorteuur' van de Kritiek van de zuivere

Nadere informatie

Immanuel Kant Kritiek van het oordeelsvermogen

Immanuel Kant Kritiek van het oordeelsvermogen Ten geleide Kants derde Kritiek: hoe kan de vrijheid worden verwerkelijkt? 15 Geraadpleegde literatuur 46 Verantwoording bij de vertaling 49 Immanuel Kant aan Johann Friedrich Reichardt 51 Immanuel Kant

Nadere informatie

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten 1 Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding G.J.E. Rutten Introductie In dit artikel wil ik het argument van de Amerikaanse filosoof Alvin Plantinga voor

Nadere informatie

Spinoza s Visie. Dag 2. Over God en de Natuur

Spinoza s Visie. Dag 2. Over God en de Natuur Spinoza s Visie Dag 2 Over God en de Natuur Module 2 Herhaling dag 1 Over geluk, kennis en God Belangrijke lessen Streven naar eer, rijkdom en lust brengt niet het gewenste geluk. Denken, het opdoen van

Nadere informatie

Autonoom als vak De zelf

Autonoom als vak De zelf Aangezien ik de indruk heb gekregen dat er een opkomst is van een nieuw vakgebied dat nog niet zodanig als vak bestempelt wordt, wil ik proberen dit vak te expliceren, om het vervolgens te kunnen betitelen

Nadere informatie

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 1

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 1 Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 1 Deel 1, Hoofdstuk 1 - Dat er iets buiten ons bestaat. Rikus Koops 8 juni 2012 Versie 1.1 In de inleidende toelichting nummer 0 heb ik gesproken

Nadere informatie

DENKBEER, DE MENSELIJKE NATUUR, 2015 KRITIEK VAN DE ZUIVERE REDE KANT

DENKBEER, DE MENSELIJKE NATUUR, 2015 KRITIEK VAN DE ZUIVERE REDE KANT DENKBEER, DE MENSELIJKE NATUUR, 2015 KRITIEK VAN DE ZUIVERE REDE KANT TRANSCENDENTALE COGNITIEVE PSYCHOLOGIE Input - Via de zintuigen - Indruk van tafel De apperceptie Het zelfbewustzijn, het ik denk De

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores Opgave 2 Spiritueel scepticisme 6 maximumscore 4 een uitleg dat McKenna in tekst 6 vanuit epistemologisch perspectief over solipsisme spreekt: hij stelt dat de kennisclaim over het bestaan van andere mensen

Nadere informatie

Essay. Norbert Vogel* Morele feiten bestaan niet

Essay. Norbert Vogel* Morele feiten bestaan niet Essay Norbert Vogel* Morele feiten bestaan niet Ethici onderscheiden zich van gewone mensen doordat zij niet schijnen te weten wat morele oordelen zijn. Met behulp van elkaar vaak uitsluitende ismen trachten

Nadere informatie

pagina 2 van 5 Laten we maar weer eens een willekeurige groep voorwerpen nemen. Er bestaan bijvoorbeeld -- om maar iets te noemen -- allerlei verschil

pagina 2 van 5 Laten we maar weer eens een willekeurige groep voorwerpen nemen. Er bestaan bijvoorbeeld -- om maar iets te noemen -- allerlei verschil pagina 1 van 5 Home > Bronteksten > Plato, Over kunst Vert. Gerard Koolschijn. Plato, Constitutie (Politeia), Amsterdam: 1995. 245-249. (Socrates) Nu we [...] de verschillende elementen van de menselijke

Nadere informatie

Kant over het mathematisch verhevene

Kant over het mathematisch verhevene Kant over het mathematisch verhevene G.J.E. Rutten Om te komen tot zijn conceptie van het mathematisch verhevene introduceert Kant eerst het onderscheid tussen groot-zijn (magnitudo) en een-grootte-zijn

Nadere informatie

Openingstoespraak Debat Godsargument VU Faculteit der Wijsbegeerte 11 April 2012. Emanuel Rutten

Openingstoespraak Debat Godsargument VU Faculteit der Wijsbegeerte 11 April 2012. Emanuel Rutten 1 Openingstoespraak Debat Godsargument VU Faculteit der Wijsbegeerte 11 April 2012 Emanuel Rutten Goedemiddag. Laat ik beginnen met studievereniging Icarus en mijn promotor Rene van Woudenberg te bedanken

Nadere informatie

Waarom bestaat God? Emanuel Rutten

Waarom bestaat God? Emanuel Rutten 1 Waarom bestaat God? Emanuel Rutten In een dansclub in Amsterdam zag ik ooit iemand die zich op de dansvloer ineens omdraaide en tegen een vrouw waarmee hij aan het begin van de avond kort gesproken had,

Nadere informatie

HEGEL S LOGICA. door Mr Drs A.Börger

HEGEL S LOGICA. door Mr Drs A.Börger HEGEL S LOGICA door Mr Drs A.Börger HEGEL S LOGICA door Mr Drs A.Börger Het begin is het abstracte Zijn, dat niets is. Dit Zijn in dus tevens Niet-Zijn. Eenheid: Worden. Zijn is negatie van Niet-Zijn;

Nadere informatie

De constructie van een raaklijn aan een cirkel is, op basis van deze stelling, niet zo erg moeilijk meer.

De constructie van een raaklijn aan een cirkel is, op basis van deze stelling, niet zo erg moeilijk meer. Cabri-werkblad Raaklijnen Raaklijnen aan een cirkel Definitie Een raaklijn aan een cirkel is een rechte lijn die precies één punt (het raakpunt) met de cirkel gemeenschappelijk heeft. Stelling De raaklijn

Nadere informatie

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 4

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 4 Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 4 Deel 1, Hoofdstuk 3 Dat de Natuur de oorzaak is. Rikus Koops 15 juni 2012 Versie 1.0 In de vorige toelichting heb ik de organisatie van de Natuur

Nadere informatie

Inleiding Filosofie en Ethiek Derde Bijeenkomst: De 2e wetenschappelijke revolutie Dinsdag 19 september 2006

Inleiding Filosofie en Ethiek Derde Bijeenkomst: De 2e wetenschappelijke revolutie Dinsdag 19 september 2006 Inleiding Filosofie en Ethiek Derde Bijeenkomst: De 2e wetenschappelijke revolutie Dinsdag 19 september 2006 Freud (1917) Narcistische krenking Copernicus (1543) Darwin (1859/1871) Galileo Galileï (1564-1642)

Nadere informatie

Spinoza s Visie. Dag 3. Hoe verhoudt de mens zich tot de Natuur?

Spinoza s Visie. Dag 3. Hoe verhoudt de mens zich tot de Natuur? Spinoza s Visie Dag 3 Hoe verhoudt de mens zich tot de Natuur? Module 3 Herhaling Belangrijke lessen dag 1 en 2 Kennis is de bron van ons geluk. Kennis van het hoogst denkbare geeft het grootst mogelijke

Nadere informatie

Plato s De Sofist en een daarop geïnspireerd Godsargument

Plato s De Sofist en een daarop geïnspireerd Godsargument 1 Plato s De Sofist en een daarop geïnspireerd Godsargument Emanuel Rutten Het zijn is en het niet-zijn is niet. Zo is de weg van de logos. Het is dwaas om te zeggen dat het niet-zijnde is en evenzo is

Nadere informatie

Niet-feitelijke waarheden (2)

Niet-feitelijke waarheden (2) Niet-feitelijke waarheden (2) Emanuel Rutten Wat is waarheid? Er zijn weinig wijsgerige vragen die vaker zijn gesteld dan deze. In wat volgt ga ik er niet rechtstreeks op in. In plaats daarvan wil ik een

Nadere informatie

Eigenschap (Principe van welordening) Elke niet-lege deelverzameling V N bevat een kleinste element.

Eigenschap (Principe van welordening) Elke niet-lege deelverzameling V N bevat een kleinste element. Hoofdstuk 2 De regels van het spel 2.1 De gehele getallen Grof gezegd kunnen we de (elementaire) getaltheorie omschrijven als de wiskunde van de getallen 1, 2, 3, 4,... die we ook de natuurlijke getallen

Nadere informatie

filosofie vwo 2016-II

filosofie vwo 2016-II Opgave 2 Theoriegeladenheid van de waarneming 5 maximumscore 3 Een goed antwoord bevat een uitleg met de afbeelding van het eend-konijn van: Kuhns Aristoteles-ervaring: plotselinge perspectiefverandering

Nadere informatie

Bijzondere kettingbreuken

Bijzondere kettingbreuken Hoofdstuk 15 Bijzondere kettingbreuken 15.1 Kwadratische getallen In het vorige hoofdstuk hebben we gezien dat 2 = 1, 2, 2, 2, 2, 2, 2,.... Men kan zich afvragen waarom we vanaf zeker moment alleen maar

Nadere informatie

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 5

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 5 Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 5 Deel 1, Hoofdstuk 4 en 6 De volmaakte natuur en het niet bestaan van toeval Rikus Koops 24 juni 2012 Versie 1.0 Hoewel het vierde hoofdstuk op

Nadere informatie

1 Delers 1. 3 Grootste gemene deler en kleinste gemene veelvoud 12

1 Delers 1. 3 Grootste gemene deler en kleinste gemene veelvoud 12 Katern 2 Getaltheorie Inhoudsopgave 1 Delers 1 2 Deelbaarheid door 2, 3, 5, 9 en 11 6 3 Grootste gemene deler en kleinste gemene veelvoud 12 1 Delers In Katern 1 heb je geleerd wat een deler van een getal

Nadere informatie

Eindexamen vwo filosofie II

Eindexamen vwo filosofie II Opgave 2 Leven vanuit vrije wil 7 maximumscore 3 een weergave van een overeenkomst tussen de Avatar-training en Sartre wat betreft de opvatting over vrijheid als zelfverwerkelijking: beiden lijken uit

Nadere informatie

Inhoud. 1 Eristische dialectiek of de kunst van het gelijk krijgen 7. 2 De termen logica en dialectiek 69

Inhoud. 1 Eristische dialectiek of de kunst van het gelijk krijgen 7. 2 De termen logica en dialectiek 69 Inhoud 1 Eristische dialectiek of de kunst van het gelijk krijgen 7 2 De termen logica en dialectiek 69 3 De dialectiek van Aristoteles in de Topica 73 Nawoord door Tjark Kruiger 81 [5] 1 Eristische dialectiek

Nadere informatie

Kennis, hoe te benaderen en hoe te funderen..? Violette van Zandbeek Social research Datum: 15 april 2011

Kennis, hoe te benaderen en hoe te funderen..? Violette van Zandbeek Social research Datum: 15 april 2011 Kennis, hoe te benaderen en hoe te funderen..? Naam: Violette van Zandbeek Vak: Social research Datum: 15 april 2011 1 Kennis, hoe te benaderen en hoe te funderen..? Als onderdeel van het vak social research

Nadere informatie

Figuur 7.21: Het Voronoi diagram van zes supermarkten, genummerd 1 t/m 6.

Figuur 7.21: Het Voronoi diagram van zes supermarkten, genummerd 1 t/m 6. Samenvatting. Voronoi diagrammen. Stel je alle supermarkten in een stad voor. De stad is te verdelen in sectoren door naar de dichtstbijzijnde supermarkt te kijken: alle mensen die wonen in de sector van

Nadere informatie

Ter inleiding (tot een inleiding)

Ter inleiding (tot een inleiding) Inhoud Voorwoord 3 Aanvullende lectuur 4 Ter inleiding (tot een inleiding) 1. Wijsbegeerte, haar begin(sel) en doelstelling 5 2. Waarom filosofie altijd een inleiding blijft 7 3. Waarom een historische

Nadere informatie

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 2

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 2 Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 2 Deel 1, Hoofdstuk 2 - Wat God is. Rikus Koops 8 juni 2012 Versie 1.1 Inmiddels hebben we van Spinoza begrepen dat God bestaat, dat heeft hij ons

Nadere informatie

Tekstboek Module 1. Bewustwording

Tekstboek Module 1. Bewustwording Tekstboek Module 1. Bewustwording Dag 1. Doe Het Zelf Werkelijkheid. Daar gaan we! Vandaag start je met dag 1 van module 1: bewustwording. Deze module vormt het fundament van de cursus. Je ontdekt tijdens

Nadere informatie

Het Beeld van Onszelf

Het Beeld van Onszelf Het Beeld van Onszelf Onze natuurlijke staat van zijn is bewust-zijn, een bewustzijn dat niet van iets is, maar een allesomvattende staat van zuiver ervaren. Binnen dit bewustzijn is onze geest evenwichtig,

Nadere informatie

Getallen vertellen het verhaal van het leven, deel 3

Getallen vertellen het verhaal van het leven, deel 3 09 maart 2019 Getallen vertellen het verhaal van het leven, deel 3.media De vier - de manifestatie in de vorm Text: Ursula Gerhard Image: Marion Pellikaan Naar deel 2 De cyclus van een tot drie betreft

Nadere informatie

Leren Filosoferen. Tweede avond

Leren Filosoferen. Tweede avond Leren Filosoferen Tweede avond Website Alle presentaties zijn te vinden op mijn website: www.wijsgeer.nl Daar vind je ook mededelingen over de cursussen. Hou het in de gaten! Vragen n.a.v. vorige keer

Nadere informatie

Eindexamen Filosofie vwo II

Eindexamen Filosofie vwo II 3 Antwoordmodel Opgave 1 De empirische werkelijkheid 1 Een goed antwoord bevat de volgende elementen: een goede uitleg van wat het verificatie- en het confirmatieprincipe inhouden 2 een goede uitleg dat

Nadere informatie

DISCUSSIE OVER BEWUSTZIJN BIJ DIEREN EN DE NOODZAAK VAN HET ANALOGIE-POSTULAAT door Titus Rivas In de discussie rond bewustzijn (d.w.z.

DISCUSSIE OVER BEWUSTZIJN BIJ DIEREN EN DE NOODZAAK VAN HET ANALOGIE-POSTULAAT door Titus Rivas In de discussie rond bewustzijn (d.w.z. DISCUSSIE OVER BEWUSTZIJN BIJ DIEREN EN DE NOODZAAK VAN HET ANALOGIE-POSTULAAT door Titus Rivas In de discussie rond bewustzijn (d.w.z. subjectieve beleving) bij dieren wordt soms geopperd dat het analogie-principe

Nadere informatie

Het lichaam-geest probleem

Het lichaam-geest probleem Het lichaam-geest probleem Wouter Bouvy 3079171 November 5, 2006 Abstract Dit artikel behandelt het lichaam-geest probleem. Het bestaat uit een uitleg over het lichaam-geest probleem, en schrijft deze

Nadere informatie

naar: Jed McKenna, Jed McKenna s theorie van alles, Samsara, 2014

naar: Jed McKenna, Jed McKenna s theorie van alles, Samsara, 2014 Opgave 2 Spiritueel scepticisme tekst 6 Jed McKenna is de schrijver van verschillende boeken over spiritualiteit. In zijn boeken speelt hij de hoofdrol als leraar van een leefgemeenschap. McKenna is spiritueel

Nadere informatie

ling van die eigenschap binnen het model geldt. In het bijzonder bij het wiskundig modelleren van een programma kan een eigenschap met wiskundige zeke

ling van die eigenschap binnen het model geldt. In het bijzonder bij het wiskundig modelleren van een programma kan een eigenschap met wiskundige zeke De Nederlandse samenvatting van een proefschrift is bij uitstek het onderdeel van het proefschrift dat door familie en vrienden wordt gelezen. Voor hen wil ik deze samenvatting dan ook schrijven als een

Nadere informatie

A. Reactie op uw weergave en interpretatie van het bindend advies

A. Reactie op uw weergave en interpretatie van het bindend advies Amsterdam, 30 april 2018 Geachte heer Vuyk, Het is goed dat we over de interpretatie van het bindend advies van de Geschillencommissie nog even van gedachten wisselen. Dat blijkt eens te meer, nu uw interpretatie

Nadere informatie

Willen sterven. Wie anders dan ik zelf zou het recht hebben om te beslissen over mijn leven? Moment voor religieuze bezinning en waardevol leven

Willen sterven. Wie anders dan ik zelf zou het recht hebben om te beslissen over mijn leven? Moment voor religieuze bezinning en waardevol leven Wie anders dan ik zelf zou het recht hebben om te beslissen over mijn leven? Paul van Tongeren was tot zijn emeritaat hoogleraar wijsgerige ethiek in Nijmegen en Leuven. Hij is als geassocieerd onderzoeker

Nadere informatie

Cultureel verslag Filosofie Immanuel Kant

Cultureel verslag Filosofie Immanuel Kant Cultureel verslag Filosofie Immanuel Kant Cultureel-verslag door een scholier 3826 woorden 8 juni 2018 5,5 4 keer beoordeeld Vak Methode Filosofie Durf te denken Kantisiaanse filosofie Copernicaanse wending

Nadere informatie

Transcendentale vrijheid tegenover natuurlijke kausaliteit bij Immanuel Kant

Transcendentale vrijheid tegenover natuurlijke kausaliteit bij Immanuel Kant Transcendentale vrijheid tegenover natuurlijke kausaliteit bij Immanuel Kant Ulrich Grün, stud.nr.: 9212647 7 juli 2006 Inleiding In een wereld bestaande uit materie vinden veranderingen, zoals wij ze

Nadere informatie

Bezoeker: Het is een dagelijkse ervaring dat de wereld plotseling verschijnt als we wakker worden. Waar komt die vandaan?

Bezoeker: Het is een dagelijkse ervaring dat de wereld plotseling verschijnt als we wakker worden. Waar komt die vandaan? 1 Het gevoel Ik ben (7 mei 1970) Bezoeker: Het is een dagelijkse ervaring dat de wereld plotseling verschijnt als we wakker worden. Waar komt die vandaan? Shri Nisargadatta Maharaj: Voordat er iets verschijnt,

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores. Opgave 1 Een sceptische schnauzer en een sceptische arts

Vraag Antwoord Scores. Opgave 1 Een sceptische schnauzer en een sceptische arts Opgave 1 Een sceptische schnauzer en een sceptische arts 1 maximumscore 3 een uitleg dat de schnauzer vragen stelt die blijk geven van metafysisch scepticisme: hij vraagt zich af of er wel een buitenwereld

Nadere informatie

Steeds betere benadering voor het getal π

Steeds betere benadering voor het getal π Wiskunde & Onderwijs 38ste jaargang (2012 Steeds betere benadering voor het getal π Koen De Naeghel Samenvatting. We bespreken een oplossing voor de (veralgemeende opgave Noot 4 uit Wiskunde & Onderwijs

Nadere informatie

Anomaal Monisme vergeleken met behaviorisme en functionalisme

Anomaal Monisme vergeleken met behaviorisme en functionalisme Anomaal Monisme vergeleken met behaviorisme en functionalisme Wouter Bouvy 3079171 October 15, 2006 Abstract Dit artikel behandelt Mental Events van Donald Davidson. In Mental Events beschrijft Davidson

Nadere informatie

Het bewijs van het bestaan van God

Het bewijs van het bestaan van God Spinoza notitie Nummer 8 Een analyse van Ethica deel 1 stelling 1 tot en met 11 Rikus Koops 6 december 2016 Versie 1.0 Steekwoorden Spinoza, bewijs van God, Korte Verhandeling Samenvatting In deze notitie

Nadere informatie

Hieronder staan 80 uitspraken. Kruis aan of je het er mee eens bent of juist niet. Sla geen uitspraken over.

Hieronder staan 80 uitspraken. Kruis aan of je het er mee eens bent of juist niet. Sla geen uitspraken over. Leerstijl test Vragenlijst leerstijl Hieronder staan 80 uitspraken. Kruis aan of je het er mee eens bent of juist niet. Sla geen uitspraken over. Eens 1. Ik heb uitgesproken ideeën over recht, onrecht,

Nadere informatie

Propositie: inhoud van een uitspraak (In welke taal dan ook, de inhoud blijft hetzelfde).

Propositie: inhoud van een uitspraak (In welke taal dan ook, de inhoud blijft hetzelfde). Boekverslag door L. 1713 woorden 22 januari 2014 6.2 35 keer beoordeeld Vak Methode Filosofie Cogito Scepticisme: geen enkele bron van kennis is betrouwbaar Empirisme: bron van kennis zijn onze zintuigen

Nadere informatie

Polynomen. + 5x + 5 \ 3 x 1 = S(x) 2x x. 3x x 3x 2 + 2

Polynomen. + 5x + 5 \ 3 x 1 = S(x) 2x x. 3x x 3x 2 + 2 Lesbrief 3 Polynomen 1 Polynomen van één variabele Elke functie van de vorm P () = a n n + a n 1 n 1 + + a 1 + a 0, (a n 0), heet een polynoom of veelterm in de variabele. Het getal n heet de graad van

Nadere informatie

Uit: Niks relatief. Vincent Icke Contact, 2005

Uit: Niks relatief. Vincent Icke Contact, 2005 Uit: Niks relatief Vincent Icke Contact, 2005 Dé formule Snappiknie kanniknie Waarschijnlijk is E = mc 2 de beroemdste formule aller tijden, tenminste als je afgaat op de meerderheid van stemmen. De formule

Nadere informatie

Geldwisselprobleem van Frobenius

Geldwisselprobleem van Frobenius Geldwisselprobleem van Frobenius Karin van de Meeberg en Dieuwertje Ewalts 12 december 2001 1 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 2 Afspraken 3 3 Is er wel zo n g? 3 4 Eén waarde 4 5 Twee waarden 4 6 Lampenalgoritme

Nadere informatie

VERZAMELINGEN EN AFBEELDINGEN

VERZAMELINGEN EN AFBEELDINGEN I VERZAMELINGEN EN AFBEELDINGEN Het begrip verzameling kennen we uit het dagelijks leven: een bibliotheek bevat een verzameling van boeken, een museum een verzameling van kunstvoorwerpen. We kennen verzamelingen

Nadere informatie

Morya Wijsheid Basiswerkboek

Morya Wijsheid Basiswerkboek Morya Wijsheid Basiswerkboek Geert Crevits Samenstelling en commentaar door Marie Crevits Voorwoord De Morya Wijsheid reeks van 9 boeken staat zo vol met praktische wijsheid dat je er gerust een heel leven

Nadere informatie

WISKUNDIG DOOR DE BOCHT

WISKUNDIG DOOR DE BOCHT WISKUNDE B-DAG 2003 28 november 2003 WISKUNDIG DOOR DE BOCHT De Wiskunde B-dag wordt gesponsord door Texas instruments -1- Inleiding Soms dringt wiskunde zich spontaan op, bijvoorbeeld in een stukje speelgoed.

Nadere informatie

Een beeld dat ons gevangen houdt. Over de epistemische status van de metafysica in het vertoog van Guido Vanheeswijck

Een beeld dat ons gevangen houdt. Over de epistemische status van de metafysica in het vertoog van Guido Vanheeswijck 1 Een beeld dat ons gevangen houdt. Over de epistemische status van de metafysica in het vertoog van Guido Vanheeswijck Emanuel Rutten Het essay van Vanheeswijck laat zich lezen als een boeiend en gepassioneerd

Nadere informatie

filosofie vwo 2015-II

filosofie vwo 2015-II Opgave 2 Onbewuste discriminatie 6 maximumscore 4 Een beschrijving van de twee groepen waarin bij Descartes de gedachten van de ziel uiteenvallen: acties en passies van de ziel 1 een antwoord op de vraag

Nadere informatie

In Katern 2 hebben we de volgende rekenregel bewezen, als onderdeel van rekenregel 4:

In Katern 2 hebben we de volgende rekenregel bewezen, als onderdeel van rekenregel 4: Katern 4 Bewijsmethoden Inhoudsopgave 1 Bewijs uit het ongerijmde 1 2 Extremenprincipe 4 3 Ladenprincipe 8 1 Bewijs uit het ongerijmde In Katern 2 hebben we de volgende rekenregel bewezen, als onderdeel

Nadere informatie

Samenvatting Filosofie Berkely, Hume, Kant

Samenvatting Filosofie Berkely, Hume, Kant Samenvatting Filosofie Berkely, Hume, Kant Samenvatting door een scholier 1736 woorden 8 juni 2003 6,5 67 keer beoordeeld Vak Filosofie George Berkeley (Ier, bisschop) Dacht dat de toenmalige filosofie

Nadere informatie

Voor wat betreft het multiple choice gedeelte heeft elke vraag altijd 3 mogelijke antwoorden, waarvan er slechts één het juiste is!

Voor wat betreft het multiple choice gedeelte heeft elke vraag altijd 3 mogelijke antwoorden, waarvan er slechts één het juiste is! KLEIN PROEFTENTAMEN WETENSCHAPSLEER Let op: Het tentamen bestaat straks uit 20 multiple choice vragen en 2 open vragen. In totaal zijn dus 100 punten te verdienen (= cijfer: 10). In het multiple choice

Nadere informatie

meest gestelde vragen over De Proeftijd De Gier Stam &

meest gestelde vragen over De Proeftijd De Gier Stam & meest gestelde vragen over De Proeftijd De Gier Stam & De 10 meest gestelde vragen over De Proeftijd De Gier Stam & Colofon De Gier Stam & Advocaten Lucasbolwerk 6 Postbus 815 3500 AV UTRECHT t: (030)

Nadere informatie

DUALISME. René Descartes ( )

DUALISME. René Descartes ( ) DUALISME René Descartes (1596-1650) HET CORPUSCULAIRE WERELDBEELD Galileo Galilei (veroordeling 1633 vanwege Dialogen) Descartes - Le Monde (voltooid in 1633) HET CORPUSCULAIRE WERELDBEELD PRIMAIRE QUALITEITEN

Nadere informatie

Van moeilijke naar toegankelijkere woorden

Van moeilijke naar toegankelijkere woorden Van moeilijke naar toegankelijkere woorden aandachtig goed aan de hand van met, door aangaande aangezien omdat aanstonds dadelijk, gauw, binnenkort aanvankelijk eerst, eerder, in het begin achten vinden,

Nadere informatie

Ontmoetingskerk Laren (NH) kerstavond 24 december Lucas 2

Ontmoetingskerk Laren (NH) kerstavond 24 december Lucas 2 Ontmoetingskerk Laren (NH) kerstavond 24 december 2018 - Lucas 2 Het gesloten doosje op de schoorsteenmantel had altijd iets geheimzinnigs. Als de kinderen hun ouders vroegen: wat zit er in, antwoordden

Nadere informatie

Sprekende Spreuken. Levenslessen uit het boek Spreuken. Kris Tavernier. Het kennen van de Hoogheilige

Sprekende Spreuken. Levenslessen uit het boek Spreuken. Kris Tavernier. Het kennen van de Hoogheilige Kris Tavernier Sprekende Spreuken Levenslessen uit het boek Spreuken - Het boek Spreuken leert ons heel wat over het gedrag van gelovigen, en hoe dit kan zijn in allerlei omstandigheden van dit leven.

Nadere informatie

Deel 9/12. Leer je invloed effectief aanwenden om je doelen te bereiken

Deel 9/12. Leer je invloed effectief aanwenden om je doelen te bereiken Beantwoord eerst de volgende vragen: 1. Welke inzichten heb je gekregen n.a.v. het vorige deel en de oefeningen die je hebt gedaan? 2. Wat heb je er in de praktijk mee gedaan? 3. Wat was het effect op

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores. Opgave 3 Hoe is het om een vleermuis te zijn?

Vraag Antwoord Scores. Opgave 3 Hoe is het om een vleermuis te zijn? Opgave 3 Hoe is het om een vleermuis te zijn? 11 maximumscore 2 een uitleg met een citaat uit tekst 7 dat Nagels probleem van de vleermuizen een epistemologisch probleem van andere geesten is: we weten

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores. Opgave 3 De (on)werkelijkheid in Goodbye, Lenin!

Vraag Antwoord Scores. Opgave 3 De (on)werkelijkheid in Goodbye, Lenin! Opgave 3 De (on)werkelijkheid in Goodbye, Lenin! 12 maximumscore 2 een uitleg dat volgens Hume het uniformiteitsprincipe filosofisch niet te verantwoorden is: omdat het uniformiteitsprincipe niet is te

Nadere informatie

NL_BL_Signaalwoorden_verbandenV2012_1.doc www.harnmeijer.nl 1

NL_BL_Signaalwoorden_verbandenV2012_1.doc www.harnmeijer.nl 1 Signaalwoorden Signaalwoorden geven een signaal dat er een bepaald verband staat tussen zinsdelen, zinnen of alinea s. Het signaalwoord geeft zelf het verband aan. Hieronder een aantal van de meest gebruikte

Nadere informatie

Getaltheorie I. c = c 1 = 1 c (1)

Getaltheorie I. c = c 1 = 1 c (1) Lesbrief 1 Getaltheorie I De getaltheorie houdt zich bezig met het onderzoek van eigenschappen van gehele getallen, en meer in het bijzonder, van natuurlijke getallen. In de getaltheorie is het gebruikelijk

Nadere informatie

Ideeën presenteren aan sceptische mensen. Inleiding. Enkele begrippen vooraf

Ideeën presenteren aan sceptische mensen. Inleiding. Enkele begrippen vooraf Ideeën presenteren aan sceptische mensen Inleiding Iedereen heeft wel eens meegemaakt dat het moeilijk kan zijn om gehoor te vinden voor informatie of een voorstel. Sommige mensen lijken er uisluitend

Nadere informatie

Wiskundige beweringen en hun bewijzen

Wiskundige beweringen en hun bewijzen Wiskundige beweringen en hun bewijzen Analyse (en feitelijk de gehele wiskunde) gaat over het bewijzen van beweringen (proposities), d.w.z. uitspraken waaraan de karakterisering waar of onwaar toegekend

Nadere informatie

Verdeling van de samenvattingen van de hoofdstukken:

Verdeling van de samenvattingen van de hoofdstukken: Verdeling van de samenvattingen van de hoofdstukken: deel hoofdstuk Ko René 1 I II.A II.B II.C III.A III.B IV V 2 I II III IV V VI VII VIII IX X Besluit 1 VIA GOD NAAR DE ANDER is een studie van Ko Steketee

Nadere informatie

Ratio en Rede. essays

Ratio en Rede. essays Fysica en Metafysica Ratio en Rede essays Godfried Kruijtzer 2018 Delft Academic Press Uitgegeven door by Delft Academic Press (VSSD Publishers) Leeghwaterstraat 42, 2628 CA Delft, The Netherlands tel.

Nadere informatie

Gödels theorem An Incomplete Guide to Its Use and Abuse, Hoofdstuk 3

Gödels theorem An Incomplete Guide to Its Use and Abuse, Hoofdstuk 3 Gödels theorem An Incomplete Guide to Its Use and Abuse, Hoofdstuk 3 Koen Rutten, Aris van Dijk 30 mei 2007 Inhoudsopgave 1 Verzamelingen 2 1.1 Definitie................................ 2 1.2 Eigenschappen............................

Nadere informatie

Wat is? filosofie? Wat is. en kwaad. Hoofdstu

Wat is? filosofie? Wat is. en kwaad. Hoofdstu Wat is filosofie? Hoofdstuk 1 1 filosoferen: doordenken! 5 e vragen 6 2 gewone vragen en filosof isch 9 3 aanleidingen om te filosoferen 12? eren 4 waarom filosof 5 samen filosoferen 14 17 6 filosof ie

Nadere informatie

Combinatoriek groep 1 & 2: Recursie

Combinatoriek groep 1 & 2: Recursie Combinatoriek groep 1 & : Recursie Trainingsweek juni 008 Inleiding Bij een recursieve definitie van een rij wordt elke volgende term berekend uit de vorige. Een voorbeeld van zo n recursieve definitie

Nadere informatie

Projectieve Vlakken en Codes

Projectieve Vlakken en Codes Projectieve Vlakken en Codes 1. De Fanocode Foutdetecterende en foutverbeterende codes. Anna en Bart doen mee aan een spelprogramma voor koppels. De ene helft van de deelnemers krijgt elk een kaart waarop

Nadere informatie

Opgave 1 - Uitwerking

Opgave 1 - Uitwerking Opgave 1 - Uitwerking Bekijk bovenstaande figuur. We weten dat EF horizontaal loopt, en GF verticaal. Dus is EG de middellijn van de cirkel met middelpunt H die door E, G en F gaat (omgekeerde stelling

Nadere informatie

Dit artikel uit Netherlands Journal of Legal Philosophy is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker

Dit artikel uit Netherlands Journal of Legal Philosophy is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker Sanne Taekema (Tilburg) Sanne Taekema, The concept of ideals in legal theory (diss. Tilburg), Tilburg: Schoordijk Instituut 2000, vii + 226 p.; Den Haag: Kluwer Law International 2002, ix + 249 p. Idealen

Nadere informatie

Uit een inleiding en gesprek te Gouda 14 mei 2008 -

Uit een inleiding en gesprek te Gouda 14 mei 2008 - Jaargang 9 nr. 10 ( 3 juni 2008) Non-dualiteit van de ervaring Uit een inleiding en gesprek te Gouda 14 mei 2008 - Ja, we hebben het hier steeds over het herkennen van non-dualiteit. Het is duidelijk:

Nadere informatie

Tekststudio Schrijven en Schrappen 06-13 59 30 44 www.schrijven-en-schrappen.nl - lotty@schrijven-en-schrappen.nl -

Tekststudio Schrijven en Schrappen 06-13 59 30 44 www.schrijven-en-schrappen.nl - lotty@schrijven-en-schrappen.nl - Graag zou ik je bij dezen iets vertellen betreffende onnodig moeilijk taalgebruik dat geregeld wordt gebezigd. Alhoewel de meeste mensen weten dat ze gerust in spreektaal mogen schrijven, gebruiken ze

Nadere informatie

We beginnen met de eigenschappen van de gehele getallen.

We beginnen met de eigenschappen van de gehele getallen. II.2 Gehele getallen We beginnen met de eigenschappen van de gehele getallen. Axioma s voor Z De gegevens zijn: (a) een verzameling Z; (b) elementen 0 en 1 in Z; (c) een afbeelding +: Z Z Z, de optelling;

Nadere informatie

Gaap, ja, nog een keer. In één variabele hebben we deze formule nu al een paar keer gezien:

Gaap, ja, nog een keer. In één variabele hebben we deze formule nu al een paar keer gezien: Van de opgaven met een letter en dus zonder nummer staat het antwoord achterin. De vragen met een nummer behoren tot het huiswerk. Spieken achterin helpt je niets in het beter snappen... 1 Stelling van

Nadere informatie

MIRARI Van kritiek naar dialoog.

MIRARI Van kritiek naar dialoog. MIRARI Van kritiek naar dialoog. Door Tomas Serrien Verwondering is het begin van alle wijsheid. (Aristoteles) Mirari - 1 HET WAT en HET WAAROM: Het grondidee van Mirari. Het is tijd voor een filosofisch

Nadere informatie

Het nutteloze syllogisme

Het nutteloze syllogisme Het nutteloze syllogisme Victor Gijsbers 21 februari 2006 De volgende tekst is een sectie uit een langer document over het nut van rationele argumentatie dat al een jaar onaangeraakt op mijn harde schijf

Nadere informatie

Spinoza s Visie. Dag 2. Over God en de Natuur

Spinoza s Visie. Dag 2. Over God en de Natuur Spinoza s Visie Dag 2 Over God en de Natuur Opzet cursus Dag 1 Dag 2 Dag 3 Dag 4 Over God Over de mens Over het geluk Inleiding Hoe zit de wereld in elkaar? Hoe verhoudt de mens zich tot de wereld? Waarin

Nadere informatie

Ludwig Wittgenstein ( ) Filosofie in de twintigste eeuw (part II)

Ludwig Wittgenstein ( ) Filosofie in de twintigste eeuw (part II) Ludwig Wittgenstein (1889-1951) Filosofie in de twintigste eeuw (part II) De schok van 1914: dansend naar de oorlog oog voor realiteit in de filosofie: de Wiener Kreis een betere samenleving door een wetenschappelijke

Nadere informatie

a. Versnellingen en vertragingen b. Verschillen in klanksterkte c. Andere kenmerken die te maken hebben met articulatie en frasering

a. Versnellingen en vertragingen b. Verschillen in klanksterkte c. Andere kenmerken die te maken hebben met articulatie en frasering Drs. T. van de Steeg 2017 UITGEREKEND MUZIEK Iedere muziekliefhebber, muziekamateur maar vooral de professionele musicus beseft terdege dat de muzikale uitvoering berust op een geschikte muzikale voordracht.

Nadere informatie

e-chrya visie door reflectie Workshop 25 mei 2014 De Wet van Een

e-chrya visie door reflectie Workshop 25 mei 2014 De Wet van Een visie door reflectie Workshop 25 mei 2014 De workshops van e-chrya zijn bedoeld om te verbreden, te ontwikkelen en te ontdekken. Als groep, als netwerk, komen we bij elkaar om elkaar te leren kennen en

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores. geesten op metafysisch niveau, omdat er geen andere bewustzijnsvormen bestaan 1

Vraag Antwoord Scores. geesten op metafysisch niveau, omdat er geen andere bewustzijnsvormen bestaan 1 Opgave 1 Scepticisme en film 1 maximumscore 4 geesten op metafysisch niveau, omdat er geen andere bewustzijnsvormen bestaan 1 geesten op epistemologisch niveau, omdat er geen andere bewustzijnsinhouden

Nadere informatie

Wat is Keuzeloos Gewaarzijn ofwel Meditatie?

Wat is Keuzeloos Gewaarzijn ofwel Meditatie? Wat is Keuzeloos Gewaarzijn ofwel Meditatie? door Nathan Wennegers Trefwoord: zelfkennis / meditatie 2015 Non2.nl Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever mag niets uit deze uitgave

Nadere informatie

Waarom een samenvatting maken?

Waarom een samenvatting maken? Waarom een samenvatting maken? Er zijn verschillende manieren om actief bezig te zijn met de leerstof. Het maken van huiswerk is een begin. De leerstof is al eens doorgenomen; de stof is gelezen en opdrachten

Nadere informatie

De spraakbanaan. De spraakbanaan zoals ReSound hem neerzet

De spraakbanaan. De spraakbanaan zoals ReSound hem neerzet De spraakbanaan Tijdens een van mijn lessen Casuïstiek kreeg ik de opmerking dat ik wel erg makkelijk door de bocht ging door te stellen dat het spraakgebied van ± 300Hz tot ruim 4000Hz zou lopen. Omdat

Nadere informatie

Meetkunde. Trainingsweekend 23 25 januari 2009. 1 Gerichte hoeken. gerichte hoeken, driehoeksongelijkheid, Ravi

Meetkunde. Trainingsweekend 23 25 januari 2009. 1 Gerichte hoeken. gerichte hoeken, driehoeksongelijkheid, Ravi Meetkunde gerichte hoeken, driehoeksongelijkheid, Ravi Trainingsweekend 23 25 januari 2009 Als je een meetkundig probleem aan het oplossen bent, stuit je vaak op verschillende oplossingen voor de verschillende

Nadere informatie

Hoofdstuk 2. Kennis en geloof

Hoofdstuk 2. Kennis en geloof Hoofdstuk 2 Kennis en geloof Kennis of dogma Is religieus geloof een vorm van kennis? Is het mogelijk een rationeel bewijs van het bestaan van God te geven? Is religieus taalgebruik betekenisvol? Vormen

Nadere informatie

STEEDS BETERE BENADERING VOOR HET GETAL π

STEEDS BETERE BENADERING VOOR HET GETAL π STEEDS BETERE BENADERING VOOR HET GETAL KOEN DE NAEGHEL Samenvatting. We bespreken een oplossing voor de (veralgemeende) opgave Noot 4 uit Wiskunde & Onderwijs nr.139. Onze inspiratie halen we uit het

Nadere informatie

Wat is realiteit? (interactie: vraagstelling wie er niet gelooft en wie wel)

Wat is realiteit? (interactie: vraagstelling wie er niet gelooft en wie wel) Wat is realiteit? De realiteit is de wereld waarin we verblijven met alles wat er is. Deze realiteit is perfect. Iedere mogelijkheid die we als mens hebben wordt door de realiteit bepaald. Is het er, dan

Nadere informatie