BUNDEL LAGER ONDERWIJS

Transcriptie

1 1 Beste leerkracht, Leuk dat je het Woensdag Samdag-klasspel speelt! Samen met Sam de Verkeersslang werk je het hele schooljaar rond milieuvriendelijke en veilige verplaatsingen. Je klas helpt zo mee aan een beter milieu! Trouwens, iedereen wordt er beter van, want bewegen is gezond en minder verkeer maakt de schoolomgeving veiliger. De boodschap is simpel: op woensdag gaan zoveel mogelijk kinderen,, met het openbaar of gedeeld vervoer naar school. SPEL Het spel start op woensdag 20 september 2017 en loopt tot 9 mei Je gaat aan de slag met een klasaffiche en 2 soorten weekstickervellen. Elke campagnedag mag een leerling een weeksticker op de klasaffiche kleven. De klas bespreekt dan het thema van die weeksticker. In deze bundel vind je de omschrijving van de thema s met tips en oefeningen. Nog enkele algemene tips voor uitwerking van de thema s: - Hang een kaartje van de schoolomgeving op naast de Woensdag Samdag poster. Duid hier gedurende het schooljaar de verschillende verkeerssituaties die jullie bespreken op aan. Bijvoorbeeld: veilige fietsroutes, doorsteekjes, verkeerslichten,... - Vraag naar ervaringen/eigen kennis, regels, oorzaken, gevoelens en meningen. - Probeer vragen zo te stellen dat de kinderen zelf kunnen nadenken, en zo zelf op zoek gaan naar oplossingen. - Verrijk je gesprek! Maak je gesprek visueel, tastbaar en actief. - Let op voor gevoeligheden. Hou er rekening mee dat niet iedereen thuis een fiets of wagen heeft. BELONING De laatste woensdag voor elke schoolvakantie heeft de weeksticker de vorm van een ster. Dan is het tijd voor een leuke activiteit als beloning in de klas of op de speelplaats. Zo zijn er 4 beloningsmomenten voorzien doorheen het schooljaar. MET JE KLAS NAAR DE EFTELING Tijdens het schooljaar kan je op 6 woensdagen een uitstap naar de Efteling winnen voor jouw klas. Die woensdagen worden in deze bundel aangeduid met dit symbool:. Deelnemen is eenvoudig: Vraag aan je leerlingen wie die dag naar school kwam,, met het openbaar vervoer (bus/trein/tram) en, tel het aantal leerlingen per vervoerswijze en geef binnen de week die vier cijfertjes door op de startpagina van Op 20 september is je eerste kans om te winnen. Veel plezier ermee! Het Samteam Een campagne van Samen met WIN EEN KLASUITSTAP NAAR DE EFTELING

2 2 Woensdag Thema 20/09 Een zebrapad oversteken 27/09 Fietsen, fietsen, fietsen! 04/10 Busje komt zo 11/10 Carpoolen 18/10 Fietsoversteekplaats 25/10 Dode hoek Herfstvakantie 08/11 Door weer en wind 15/11 Wees hoffelijk 22/11 Bladeren op de weg 29/11 Fluo in het donker 06/12 Een doorsteekjes nemen 13/12 Zichtbaar op de fiets 20/12 De schoolomgeving Kerstvakantie 10/01 Verkeersborden 17/01 Elektrische mobiliteit 24/01 Plaats van de voetganger 31/01 Fietsen in groep 07/02 Je fiets in orde Krokusvakantie 21/02 Gedeelde mobiliteit 28/02 Autovrije straten 07/03 Voorrang verlenen 14/03 Op wieltjes 21/03 Verkeerslichten 28/03 Op slot Paasvakantie 18/04 Red de stoep 25/04 Bagage op de fiets 02/05 Een parkeerplaats passeren 09/05 Samen op uitstap met de bus

3 3 EEN ZEBRAPAD OVERSTEKEN (20 09) INFO: Soms zijn er geen verkeerslichten. Maar als er op minder dan 30 meter een zebrapad is, dan moeten voetgangers dit gebruiken om over te steken. Bestuurders moeten in principe voorrang geven aan voetgangers die op het zebrapad staan. Ook als die op het punt staan zich erop te begeven. Oversteken gebeurt best volgens een aangeleerde routine. De basisoversteektechniek is de volgende: stoppen aan de stoeprand, eerst links kijken, dan rechts (om een algemeen beeld van de straat te krijgen), terug naar links (om zeker te zijn dat die richting wel veilig is), weer naar rechts (om zeker te zijn dat ook deze richting veilig is), oversteken terwijl je naar links kijkt, voor het midden van de rijbaan naar rechts kijken, goed doorstappen om snel aan de overkant te zijn. OEFENING: Ga na waar er zebrapaden zijn in de nabije schoolomgeving. Doe voor hoe je een zebrapad moet oversteken. Nadat je een of meerdere keren hebt voorgedaan hoe je moet oversteken, laat je de leerlingen individueel oefenen. De anderen mogen tips en aanwijzingen geven die ze onthouden hebben. Tijd voor de eerste meting! Hoe kwamen de leerlingen vandaag naar school? Vul vóór 27 september het aantal van de 4 verschillende vervoerswijzen online in op en maak kans op een klasuitstap naar de Efteling. FIETSEN, FIETSEN, FIETSEN (27 09) INFO: Tegenwoordig zien we meer en meer verschillende soorten fietsen in het straatbeeld, zoals bakfietsen, fietskarren, aanhangfietsen, moederfiets, cargobike, elektrische fietsen, low-rider, loopfietsjes, tandem, OEFENING: Brainstorm samen met de kinderen over verschillende soorten fietsen. Vergelijk die fietsen en zoek uit waarom mensen voor die verschillende fietsen kiezen. Laat de kinderen daarna een tekening maken van de fiets van de toekomst. BUSJE KOMT ZO (04 10) INFO: Hoe stap je veilig in en uit een bus? Bereid je even voor. Kijk eerst of er verkeer aankomt. Zorg dat je geen andere voetgangers of fietsers hindert. Pas wanneer het veilig is, stap je in of uit de bus. OEFENING: Bespreek wat de voor- en nadelen van de bus zijn. Bekijk ook welke buslijnen stoppen in de buurt van je school. Ga eventueel naar het dichtstbijzijnde bushalte om te bekijken welke bus daar passeert. Geef de leerlingen verschillende zoekopdrachten: Laat ze bijvoorbeeld kijken welke bus ze op een welbepaald tijdstip kunnen nemen. Of laat ze zoeken naar een bestemming.

4 4 CARPOOLEN (11 10) INFO: Carpoolen is met personen uit verschillende gezinnen samen rijden in één auto. Carpoolen is ideaal wanneer je te ver van school woont om of te komen. Wie nog een plaatsje vrij heeft in de auto, neemt iemand anders mee. Carpoolen kan elke dag, maar je kan ook afspreken om het minder vaak te doen. Bijvoorbeeld enkele dagen per week of op een vaste dag. Men kan s morgens en s avonds rijden of enkel op bepaalde momenten. Dat beslissen de ouders. Op die manier draag je ook zorg voor het milieu! Het kost ook minder, en het is plezant. OEFENING: Bespreek de voor- en nadelen van carpoolen. Duid op een kaart aan wie van de klas zou kunnen carpoolen naar school. FIETSOVERSTEEKPLAATS (18 10) INFO: Een fietsoversteekplaats herken je aan de witte vierkanten op de rijbaan. Fietsers hebben hier nooit voorrang. Komt er een auto aan terwijl een fietser aan het oversteken is, dan moet die natuurlijk wel stoppen. Het is belangrijk om altijd goed te kijken naar de verkeersborden en de wegmarkering. OEFENING: Ga na waar er fietsoversteekplaatsen zijn in de nabije schoolomgeving. Bespreek met de leerlingen hoe je kan zien dat je voorrang moet geven. Aan het verkeersbord de omgekeerde driehoek en aan de haaientand op de grond. Oefen daarna een voor een het oversteken van de oversteekplaats en laat de leerlingen luidop zeggen wat ze doen. DODE HOEK (25 10) INFO: Dode hoeken zijn de gebieden waar je voor de chauffeur niet zichtbaar bent. Ze worden ook wel blinde hoeken genoemd. Een dode hoek kan levensgevaarlijk zijn. Het belangrijkste is dat de leerlingen weten waar de dode hoeken liggen. TIPS: Probeer uit de dode hoek te blijven. Fiets nooit vlak voor of vlak achter een vrachtwagen. Als je door omstandigheden toch in de dode hoek belandt, of je bent niet zeker dat de chauffeur je wel kan zien, dan kan je best stoppen, afstappen en op de stoep of in de berm gaan staan. Zo is er veel minder kans op een ongeval. Zowel fietsers als vrachtwagenchauffeurs moeten vaker oogcontact zoeken met elkaar. Kijk goed in de spiegel of de trucker jou gezien heeft, en of jij hem wel kan zien. Want als jij de chauffeur niet ziet, dan ziet hij jou ook niet. Het beste is om met non-verbale signalen duidelijk te maken dat je elkaar gezien hebt en aan te geven wat je wil doen. OEFENING: Teken samen met de leerlingen op het bord waar de dode hoek zich bevindt. Je kan ook iemand met een bestelwagen of vrachtenwagen naar school laten komen. Het is alweer tijd voor de tweede meting! Hoe kwamen de leerlingen vandaag naar school? Vul vóór 1 november het aantal van de 4 verschillende vervoerswijzen online in op en maak opnieuw kans op een klasuitstap naar de Efteling.

5 5 DOOR WEER EN WIND (08 11) INFO: Als voetganger of fietser ben je blootgesteld aan de grillen van de natuur. Denk maar aan regen, ijzel, sneeuw, wind en koude. Gelukkig zijn hier oplossingen voor. Zoals het spreekwoord luidt: Slecht weer bestaat niet, enkel slechte kledij. GESPREK : Bespreek hoe je je als voetganger of fietser tegen slecht weer kan wapenen. Wat is het ongemak en wat kan je eraan doen? Laat de leerlingen vrij nadenken. Luister ook naar hun gekke ideeën. WEES HOFFELIJK (15 11) INFO: In het verkeer ben je niet alleen. Hoffelijk zijn betekent dat je zorg draagt en aandacht hebt voor anderen. Iedereen moet hoffelijk zijn voor elkaar, of je nu voetganger, fietser of autobestuurder bent. OEFENING: Denk samen met de leerlingen na wat je kan doen: Geef signalen: steek je hand op, doe teken dat de andere door mag, maak oogcontact, Als voetganger of fietser kan je bedanken door te knikken of te lachen. Bied een helpende hand aan als je ziet dat iemand zich moeilijk kan verplaatsen. Bijvoorbeeld iemand die niet goed hoort of ziet, iemand in een rolstoel of een oudere die niet goed ter been is. BLADEREN OP DE WEG (22 11) INFO: Dit is het seizoen van vallende bladeren op de weg. Als voetganger of als fietser, kan je hier hinder van ondervinden. Bladeren op de weg in combinatie met regen zorgt namelijk voor een gladde weg. TIPS: Vertraag als je denkt dat het glad kan zijn. Rem niet te plots. Pas je rij- of wandelstijl aan. Als het te glad is, kan je als fietser best afstappen en aan de hand verder wandelen. GESPREK: Bespreek wat nog kan zorgen voor gladheid en hoe je veilig over een gladde ondergrond kan fietsen. FLUO IN HET DONKER (29 11) INFO: Fluo-reflecterend materiaal maakt het mogelijk om tijdig opgemerkt te worden in het donker. Met een fluohesje word je gezien op 150 meter met dimlichten. En zelfs op 300 meter met grootlichten. OEFENING: Ga naar buiten in de ochtend als het nog donker is. Laat een leerling met een fluohesje en een leerling zonder fluohesje steeds verder weg wandelen van de rest van de groep (onder begeleiding natuurlijk). Laat de leerlingen zelf ontdekken wat het verschil is qua zichtbaarheid.

6 6 EEN DOORSTEEKJE NEMEN (06 12) INFO: Doorsteekjes, ook wel kerkwegels of trage wegen genoemd, zijn vaak de veiligste en kortste routes van en naar de school. OEFENING: Vraag aan de leerlingen of ze nog doorsteekjes in de buurt kennen? Zo ja, laat ze hierover vertellen en vraag om de doorsteekjes aan te duiden op een kaart. Misschien is het zelfs mogelijk om op verkenning te gaan. Of om foto s van doorsteekjes te plaatsen op de schoolwebsite. ZICHTBAAR OP DE FIETS (13 12) INFO: Overdag is het volgende verplicht: een witte reflector vooraan een rode reflector achteraan een goed werkende bel een witte reflecterende strook aan weerszijden van elke band en/of minstens twee gele of oranje dubbelzijdige reflectoren per wiel gele of oranje reflectoren aan weerszijden van elke pedaal Fietsers moeten s nachts of wanneer de zichtbaarheid minder is dan 200 meter, een vast licht of een knipperlicht gebruiken. Meer bepaald een wit of geel licht vooraan en een rood licht achteraan. Dit rode licht moet s nachts, bij helder weer zichtbaar te zijn van op een afstand van minimum 100 meter. Beide lichten mogen zowel op de fiets als op de fietser bevestigd worden. OEFENING: Haal een fiets in de klas en ga op zoek naar de lichten. DE SCHOOLOMGEVING (20 12) TIPS: Stop altijd even bij het verlaten van de school, stap dus nooit zomaar de straat op of over. Kijk naar de verschillende kanten vanwaar verkeer kan komen. Als gemachtigde opzichters/leerkrachten toezicht houden of je begeleiden bij het oversteken, wacht dan op hun signaal om over te steken en luister naar hun richtlijnen. Pas op voor openslaande portieren van stilstaande en geparkeerde auto s. Steek over op een plaats waar je het verkeer goed kan zien en waar bestuurders jou goed kunnen zien. Pas goed op als je toch tussen geparkeerde voertuigen moet oversteken. OEFENING: Doe een analyse van de schoolomgeving en duid de meest veilige fietsroutes naar school aan op een kaart. Vandaag is het tijd voor de derde meting! Hoe kwamen de leerlingen vandaag naar school? Vul vóór 27 december het aantal van de 4 verschillende vervoerswijzen online in op en maak opnieuw kans op een klasuitstap naar de Efteling.

7 7 VERKEERSBORDEN (10 01) INFO: Een zone 30 is een gebied waarin automobilisten niet sneller mogen rijden dan 30 km/u. De bedoeling is om de snelheid van voertuigen laag te houden op een plaats waar vooral veel zwakke weggebruikers komen. Door de lagere snelheid is er minder kans op een ongeval. En als er toch een ongeval zou gebeuren, zal dit minder ernstig zijn. Vertel de kinderen om wel extra goed op te letten en de techniek die ze leerden (bij oversteken zonder zebrapad) zeker toe te passen. Niet in elke zone 30 verdwijnen de zebrapaden. Voetgangers mogen dus niet zomaar overal oversteken. Als er een zebrapad in de nabijheid is, moet het gebruikt worden. Twee aanwijzingsborden bakenen het begin en het einde van de zone af. In het gebied worden de verkeersborden niet meer herhaald. OEFENING: Bespreek de vijf verschillende soorten verkeersborden: 1 Je mag hier niet... borden: Deze borden zijn rond met een rode rand. Wat je niet mag, zie je aan het teken in het bord. 2 Je moet hier... borden: Deze borden zijn rond en blauw. Wat je hier moet, zie je aan het teken in het bord. 3 Pas op... borden: Deze borden zijn driehoekig met de punt naar boven en met een rode rand. Waarvoor je moet oppassen, zie je aan het teken in het bord. 4 Kijk, hier is... borden: Deze borden zijn vierkant of rechthoekig en blauw. Wat hier is, zie je aan het teken in het bord. 5 Voorrangsborden: Deze borden hebben geen vaste vorm of kleur. Ze geven aan wie voorrang moet geven of krijgen op een kruispunt. De voorrangsborden gelden alleen voor bestuurders. ELEKTRISCHE MOBILITEIT (17 01) INFO: Auto s en fietsen worden tegenwoordig meer en meer aangestuurd op elektriciteit. Elektrische mobiliteit kan op korte termijn een oplossing zijn voor de milieu-impact van het gemotoriseerd personenvervoer. Qua CO 2-uitstoot en luchtkwaliteit biedt de elektromotor belangrijke voordelen ten opzichte van de verbrandingsmotor. Op dit ogenblik zijn auto s verantwoordelijk voor 15% van de totale Europese CO 2-uitstoot. De doorbraak van de elektrische auto heeft het potentieel dit aandeel tot nul te herleiden. GESPREK: Waarom worden voertuigen tegenwoordig elektrisch gemaakt? PLAATS VAN DE VOETGANGER (24 01) INFO: Voetgangers gaan op het voetpad of op de berm (verhoogde of gelijkgrondse). Als er geen voetpad of berm is en je bent alleen, dan ga je links op de rijbaan of het fietspad. Je geeft wel voorrang aan fietsers op het fietspad. Heb je een fiets aan de hand, wandel dan op het voetpad. Als er geen voetpad is, dan wandel je rechts op de rijbaan met je fiets aan de kant van de rijbaan. Groepen voetgangers van minimum vijf personen die op de rijbaan stappen, vergezeld door een leider, mogen zowel links als rechts op de rijbaan gaan. Ze moeten dan wel achter elkaar stappen. OEFENING: Laat de leerlingen zeggen waar ze moeten lopen in de straten rondom de school.

8 8 FIETSEN IN GROEP (31 01) TIPS: Afstand houden: Net als met de wagen moet je afstand houden. Zo bots je niet tegen degene voor je, als die plots moet remmen. Ieder voor zich: Wanneer ze zich in een groep bevinden, letten kinderen minder goed op. Ze laten zich dan sneller beïnvloeden door het gedrag van vrienden. Maak de leerlingen duidelijk dat het zelf aandachtig moeten zijn, dat het gevaarlijk kan zijn om anderen gewoon na te doen. OEFENING: Detecteer de gevaren. Maak afspraken als je in groep gaat fietsen. JE FIETS IN ORDE (07 02) INFO: Wat moet een fiets hebben: Een fietsbel hoorbaar vanaf 20 meter. Remmen: een rem voor- en achteraan. Kinderfietsen met een wieldiameter kleiner dan 50 centimeter moeten maar één rem hebben. Verlichting en reflectoren: Gewone fietsen moeten uitgerust zijn met: een witte reflector vooraan; een rode reflector achteraan; op elke pedaal twee witte of gele reflectoren; op elk wiel twee gele of oranje reflectoren vastgemaakt aan de spaken en/of op elke band twee witte reflecterende stroken. Lichten en reflectoren zijn verplicht op ALLE fietsen waarmee je op de openbare weg rijdt wanneer het niet mogelijk is om duidelijk te zien op een afstand van 200 meter. Lichten mogen op de fiets, op de fietser of op de boekentas bevestigd worden en mogen knipperen. Leerlingen zorgen best dat ze altijd goede lichten op de fiets of bij zich hebben. Zo komen ze niet voor verrassingen te staan. OEFENING: Plaats een fiets in de klas en bespreek aan de hand van deze fiets welke onderdelen verplicht zijn. Je kan ook BIVV-fietscontrolekaart erbij nemen. En dan nu: de vierde meting! Hoe kwamen de leerlingen vandaag naar school? Vul vóór 14 februari het aantal van de 4 verschillende vervoerswijzen online in op en maak opnieuw kans op een klasuitstap naar de Efteling. GEDEELDE MOBILITEIT (21 02) INFO: Gedeelde mobiliteit gaat over het delen van fietsen (bv. Bluebike aan NMBS-stations, Villo! in Brussel en Velo in Antwerpen) of wagens (bv. Cambio of autodelen.net). Het uitgangspunt is dat men geen auto of fiets moet bezitten om er af en toe of regelmatig gebruik van te maken. Veel auto s staan namelijk 90% van de tijd stil. Als een auto gedeeld wordt met familie, vrienden of buren, zijn er minder parkeerplaatsen nodig en dan komt meer speel- en leefruimte vrij. Nog andere voordelen van autodelen zijn: Je kan kiezen voor verschillende types, afhankelijk van wat je op dat moment nodig hebt (bv. stadswagen of bestelwagen). Je leert je buurtbewoners beter kennen. Het wordt aangenamer in je wijk omdat minder ruimte in beslag genomen wordt door auto s. OEFENING: Bespreek de voor- en nadelen van gedeelde mobiliteit.

9 9 AUTOVRIJE STRATEN (28 02) INFO: Een schoolstraat is een straat waarin een school gevestigd is. Bij het begin en bij het einde van de schooldag wordt die tijdelijk afgezet voor ingaand gemotoriseerd verkeer. Dit gedurende een half uur (met uitzondering van hulpdiensten). Het verbeteren van de verkeersveiligheid in de schoolomgeving is hier het belangrijkste doel. Een speelstraat is een straat die gedurende een bepaalde periode volledig voorbehouden is voor spelende kinderen en de buurtbewoners. Het woonerf is een straat of plein(tje) waarbij de nadruk zeer sterk ligt op de verblijfsfunctie: wonen, spelen, wandelen,... Doorgaand verkeer is op een woonerf niet mogelijk. De filosofie hierachter is dat de auto te gast is in het woonerf. De maximum snelheid op een woonerf wordt gedefinieerd als stapvoets. GESPREK: Zijn er ook straten in de ruime schoolomgeving die afgesloten worden voor autoverkeer? (Bijvoorbeeld bij de jaarlijkse kermis, de markt of een van bovenstaande situaties.) VOORRANG VERLENEN (07 03) INFO: Voorrangsregels behoren tot de verkeersregels. Wie in het wegverkeer voorrang heeft en wie voorrang moet verlenen, wordt door deze regels bepaald. Ook voetgangers en fietsers moeten zich aan deze regels houden. Op vele plaatsen geldt voorrang aan rechts. Dit betekent dat je bestuurders die van rechts komen, moet laten doorgaan. Dat je dus zo nodig zal moeten vertragen en stoppen. OEFENING: Bespreek de verschillende voorrangsborden in de klas. Teken met krijt enkele straten op de speelplaats en oefen het voorrang verlenen. Wanneer moet je voorrang verlenen? Ook als er geen borden staan, kan het zijn dat je voorrang moet verlenen. Let op de straatmarkeringen, stopborden, haaientanden, OP WIELTJES (14 03) INFO: Mogen skateboarders, hooverboarders, steppers, skaters, rolschaatsers,... op het voetpad, het fietspad of de rijbaan? De regels hangen af van de snelheid. Ben je niet sneller dan voetgangers, dan gelden volgende regels: Verplicht gebruik van het voetpad of de berm, oversteken op zebrapaden,... en alle andere regels die gelden voor voetgangers. Het is verboden andere weggebruikers in gevaar te brengen of te hinderen. Als er geen voetpad of begaanbare berm is, moet men het fietspad gebruiken. Als er geen fietspad is, mag men links op de zijkant van de rijbaan rijden. Op het fietspad en de rijbaan is verlichting verplicht als het donker is of bij mist. Draag dan een wit of geel licht vooraan en een rood licht achteraan. Ben je sneller dan voetgangers, dan gelden andere regels: Verplicht gebruik van het fietspad, voorrang verlenen aan voetgangers op het zebrapad,... en alle andere regels die gelden voor fietsers. Als er geen fietspad is, mag men rechts op de zijkant van de rijbaan rijden. Op het fietspad en de rijbaan is verlichting altijd verplicht als het donker is of bij mist. Draag dan een wit of geel licht vooraan en een rood licht achteraan. OEFENING: Bespreek welke wieltjes de leerlingen uit je klas gebruiken. Bekijk waar ze zich veilig kunnen verplaatsen.

10 10 VERKEERSLICHTEN (21 03) INFO: Het verkeer wordt geregeld door verkeersregels, bevelen van bevoegde personen en verkeerstekens. Er geldt een zekere volgorde waar men zich aan moet houden: 1 Bevelen van bevoegde personen 2 Verkeerslichten 3 Verkeersborden 4 Verkeersregels GESPREK: Wat als er een politieagent staat bij de verkeerslichten? Wat als de verkeerslichten niet werken? OP SLOT! (28 03) TIPS om je fiets veilig te stallen: Stal je fiets bij voorkeur in een fietsenstalling. Stal je fiets nooit op een plaats waar dat verboden is of waar het een gevaarlijke hindernis vormt voor voetgangers of eventuele andere fietsers. Zorg ervoor dat je een goed en veilig slot hebt. Doe je fiets altijd op slot, en maak hem vast aan een vast voorwerp, ook al is het maar voor heel even. Neem waardevolle voorwerpen (zoals fietshelm, boekentas) van de fiets of uit de fietstassen. Laat je fiets registreren bij de politie/gemeente. Wordt je fiets toch gestolen, doe dan zo snel mogelijk aangifte bij de politie. OEFENING: De leerlingen moeten bij het startsein zo snel mogelijk hun fiets wegzetten, op slot doen en weer bij de leerkracht komen staan. Vervolgens kijken ze wie zijn fiets correct heeft weggezet, wie zijn fiets hinderlijk geplaatst heeft en wie zijn fiets niet goed heeft vastgemaakt. Het is alweer tijd voor de vijfde meting! Hoe kwamen de leerlingen vandaag naar school? Vul vóór 4 april het aantal van de 4 verschillende vervoerswijzen online in op en maak opnieuw kans op een klasuitstap naar de Efteling. RED DE STOEP (18 04) INFO: Een fiets of vuilnisbak die de stoep verspert, een foutgeparkeerde auto, een reclamebord op de blindengeleidetegels, We staan er amper bij stil hoe groot die obstakels zijn voor minder mobiele mensen. En dan hebben we het niet alleen over personen met een handicap of ouderen, want ook mensen met kinderwagens of zware boodschappen hebben nood aan een obstakelvrije stoep. Zet je fiets in de dichtstbijzijnde fietsenstaling. Als er geen plaatsje vrij is in de fietsenstalling, plaats je fiets dan niet in dikke rijen tegen de gevel. Hou minimaal 1 meter stoepruimte vrij voor voetgangers. Hou de speciale tegels voor blinden en slechtzienden vrij. Tegels met noppen waarschuwen hen voor een oversteekplaats of een trap. Een rubberen tactiele tegel geeft aan dat er een bushalte of een ingang van een gebouw is. Geribbelde tegels duiden de looprichting aan. OEFENING: Installeer een belevingsparcours op de speelplaats. Plaats wat hindernissen op het parcours en laat leerlingen geblinddoekt en met witte stok, met een buggy of in een rolstoel het parcours doorlopen.

11 11 BAGAGE OP DE FIETS (25 04) INFO: Met de fiets kan je heel wat bagage dragen: vooraan, achteraan, op de bagagedrager, in fietstassen, in een fietskarretje. Met bagage fietsen vraagt wel om extra oefening. Je zal je stuur steviger moeten vasthouden. Draaien, stoppen en starten verloopt ook best minder bruusk. OEFENING: Installeer een fietsparcours op de speelplaats. Laat de leerlingen, zeker de oudere leerlingen eens fietsen met bagage op hun fiets, bijvoorbeeld een grote boekentas vastgemaakt op de bagagedrager. EEN PARKEERPLAATS PASSEREN (02 05) INFO: Een bestuurder die zijn garage of oprit in- of uitrijdt, moet voorrang verlenen aan de voetgangers op de stoep. Maar bestuurders hebben de voetgangers niet altijd (tijdig) gezien! Zie je een garagepoort openstaan of een auto op een oprit staan, kijk en luister dan goed of de bestuurder niet gaat vertrekken. Komt er een auto aan die vertraagt en zijn richtingaanwijzer aanzet? Probeer dan oogcontact te maken en controleer of de auto wel stopt om je door te laten. Wacht liever even als je niet zeker bent of de bestuurder je gezien heeft. Mogelijke tekenen dat de auto gaat vertrekken: De motor staat aan. Het achteruitrijlicht of de richtingaanwijzers branden. Er zit iemand in de auto. OEFENING: Laat de leerlingen wandelen voorbije verschillende parkings/garagepoorten. Bij elke parking, moeten ze even vertragen, goed kijken en luisteren. Voor ze verder wandelen roepen ze oké! SAMEN OP UITSTAP MET DE BUS (09 05) INFO: Op uitstap gaan met de bus is plezant en milieuvriendelijk. Leerlingen verlaten de bus best als volgt: leerlingen die naast het gangpad zitten, voegen afwisselend links en rechts in, zonder te duwen of te drummen. Ondertussen verplaatsen de leerlingen aan raamzijde zich naar het zitje aan het gangpad en ritsen van achter naar voor. OEFENING: Bespreek wanneer je samen op uitstap gaat met de bus. Maak duidelijke afspraken over hoe de leerlingen zich moeten gedragen tijdens de busrit: blijven zitten, stil zijn, niet lezen, Dit is de allerlaatste meting van Woensdag Samdag! Hoe kwamen de leerlingen vandaag naar school? Vul vóór 16 mei het aantal van de 4 verschillende vervoerswijzen online in op en maak opnieuw kans op een klasuitstap naar de Efteling. 1