BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD. Bulletin van de interpellaties en mondelinge vragen

Transcriptie

1 BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD Bulletin van de interpellaties en mondelinge vragen Commissie voor de binnenlandse zaken, belast met de lokale besturen en de agglomeratiebevoegdheden VERGADERING VAN DONDERDAG 10 FEBRUARI 2000 Brusselse Hoofdstedelijke Raad - Bulletin van de interpellaties en mondelinge vragen - Gewone zitting

2 2 BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD BULLETIN VAN DE INTERPELLATIES EN MONDELINGE VRAGEN INHOUD INTERPELLATIES van de heer Dominiek Lootens-Stael (N) tot de heer Jacques Simonet, minister-voorzitter van de Brusselse Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, betreffende de financiële input die de Minister-Voorzitter voor volgend jaar voorziet met betrekking tot de strijd tegen de jeugdbendes. (Sprekers: de heer Dominiek Lootens-Stael en de heer Jacques Simonet, minister-voorzitter van de Brusselse Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek) van de heer Dominiek Lootens-Stael (N) tot de heer Jacques Simonet, minister-voorzitter van de Brusselse Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, betreffende de evaluatie van het taalhoffelijkheidsakkoord door de Regering en het niet-naleven door de Regering van de beloftes gedaan in dit akkoord inzonderheid voor wat betreft de evaluatie ervan. (Sprekers: de heer Dominiek Lootens-Stael en de heer Jacques Simonet, minister-voorzitter van de Brusselse Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek) MONDELINGE VRAGEN van de heer Dominiek Lootens-Stael (N) aan de heer Jacques Simonet, minister-voorzitter van de Brusselse Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, betreffende het niet-naleven van de taalwetgeving door het Schaarbeekse schepencollege. (Sprekers: de heer Dominiek Lootens-Stael en de heer Jacques Simonet, minister-voorzitter van de Brusselse Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek) van de heer Alain Daems (F) aan de heer Eric Tomas, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met tewerkstelling, economie, energie en huisvesting, betreffende de houding van het Gewest en de maatregelen die het genomen heeft na de felle kritiek tegen de initiatiefnemers van de initiatiefwijk Raad- Bara. toegevoegde mondelinge vraag van de heer Walter Vandenbossche (N) aan de heer Eric Tomas, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met tewerkstelling, economie, energie en huisvesting, betreffende het programma voor de initiatiefwijken. (Sprekers: de heren Alain Daems, Walter Vandenbossche en de heer Eric Tomas, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met tewerkstelling, economie, energie en huisvesting) van de heer Philippe Smits (F) aan de heer Eric Tomas, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met tewerkstelling, economie, energie en huisvesting, betreffende de rol van de school binnen de nieuwe wijkcontracten. (Sprekers: de heer Philippe Smits en de heer Eric Tomas, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met tewerkstelling, economie, energie en huisvesting) Brusselse Hoofdstedelijke Raad - Gewone zitting

3 VERGADERING VAN DONDERDAG 10 FEBRUARI Voorzitter: de heer Jean-Jacques Boelpaepe, oudste lid in jaren. - De vergadering wordt om uur geopend. INTERPELLATIE VAN DE HEER DOMINIEK LOOTENS-STAEL TOT DE HEER JACQUES SIMONET, MINISTER-VOORZITTER VAN DE BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE REGERING, BELAST MET PLAATSELIJKE BESTUREN, RUIM- TELIJKE ORDENING, MONUMENTEN EN LAND- SCHAPPEN, STADSVERNIEUWING EN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK, betreffende "de financiële input die de minister-voorzitter voor volgend jaar voorziet met betrekking tot de strijd tegen de jeugdbendes" De heer Dominiek Lootens-Stael.- Uit een rapport van hoofdcommissaris Lavryssen bleek in 1991 dat in de hoofdstad 21 jongerenbendes actief waren. Negen jaar later blijkt nu, uit een rapport van het parket, dat in het Gewest niet minder dan 60 jeugdbendes actief zijn. Een paar van die bendes tellen onder hun leden zware jongens die gespecialiseerd zijn in car jacking of verkrachting. Elke bende "beheert" zo zijn wijk, aldus De Standaard van 17 december jl. Deze jeugdbendes, die een oud zeer zijn, zijn bijna onschendbaar omdat ze zich vaak van minderjarigen bedienen. Heel wat inwoners voelen zich dan ook opgejaagd wild in hun eigen stad. Uit de media vernemen wij nu dat de minister- voorzitter 60 miljoen vrijmaakt om deze jeugdbendes te bestrijden, een geoorloofd initiatief. Deze middelen zouden vooral gebruikt worden in die gemeenten die geen veiligheidscontract hebben. De heer Charles Picqué stelde in 1998 nog dat gemeenten met een veiligheidscontract er niet op vooruit gingen in vergelijking met gemeenten zonder een veiligheidscontract. Waarom wil men dan investeren in gemeenten zonder een veiligheidscontract? Bestaat er bovendien een correlatie tussen bepaalde gemeenten en jeugdbendes? Wordt er voor een repressieve aanpak geopteerd of zal men andermaal voor een zogenaamde preventie kiezen? Er zijn al vele miljarden in preventie gestopt. Zullen ook deze 60 miljoen extra voor preventie dienen, ofschoon de slachtoffers blijven? Ik verwijs hierbij naar wat er onlangs gebeurde op het Guido Gezelleplein. Er zijn ook goedkope middelen die hun doel bereiken. Ten eerste de zogenaamde nul-tolerantie zoals in Lokeren, die bewijst dat het werkt. Een andere goedkope oplossing is de zogenaamde telepolitie. Wordt hieraan gedacht? Tussen haakjes, rond spijbelen: kan het Gewest hier optreden zonder zijn bevoegdheden te buiten te gaan? De wet voorziet dat ouders die hieraan niets doen hun kindergeld kwijtspelen. Is dat ook voor ons een denkspoor? Een derde goedkoop middel in de strijd tegen jongerenbendes is de avondklok, zoals deze wordt toegepast in Koekelberg. Hoe zal de minister-voorzitter de 60 miljoen frank besteden? Denkt hij aan bijkomende straathoekwerkers, die geen enkel resultaat opleveren of aan politiekaders en aan de uitbouw van een stelsel van telepolitie? De heer Jacques Simonet, Minister-Voorzitter.- Het verband tussen telepolitie en georganiseerde jeugdbendes is me niet helemaal duidelijk. Het Gewest heeft de bedoeling een aantal proefprojecten op het getouw te zetten in de strijd tegen georganiseerde bendes. Uit een balans die mijn kabinet heeft opgemaakt blijkt dat tal van bendes opereren in heel wat gemeenten, niet enkel in de risicogemeenten. Vóór 15 februari zal de regering een plan voorstellen met het oog op de uitwerking van die proefprojecten. Tot op heden werd nog geen beslissing genomen en ik kan dus nog geen opsomming geven van de betrokken gemeenten. De projecten zullen zowel in risicogemeenten met een veiligheidscontract als in gemeenten zonder veiligheidscontract maar met ernstige veiligheidsproblemen lopen. De financiële middelen, ten bedrage van 50 miljoen, zijn afkomstig van bijzondere kredieten voor de veiligheid en van kredieten voor de aankoop van teletransmissiematerieel. De projecten kaderen in de subsidies aan lokale besturen. Met de gemeenten zullen kaderovereenkomsten worden afgesloten waarin de wederzijdse verplichtingen worden opgenomen. De projecten zijn zowel preventief als repressief van aard. Ik zal toezien op de naleving van de methodologie, die preventie en repressie in evenwicht houdt. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Er is wel degelijk een verband tussen telepolitie en jeugdbendes. In Ganshoren sluiten handelaars hun zaak op het middaguur wegens de aanwezigheid van jeugdbendes. Een directe verbinding met de politie kan hier soelaas bieden. De heer Jacques Simonet, Minister-Voorzitter.- Was de moord op de dagbladhandelaar in Schaarbeek dan het werk van een jeugdbende? De heer Dominiek Lootens-Stael.- Dat heb ik niet gezegd. Ik geef nog een ander voorbeeld. In de buurt van de Sint-Lucashogeschool in Schaarbeek zijn er regelmatig gevallen van aanranding. In die buurt zijn ook tal van jeugdbendes actief. Ik wijs er bovendien op dat de vorige minister-voorzitter Picqué er een andere mening op nahield: in april 1998 verklaarde hij dat er geen verband was tussen de veiligheidscontracten en de criminaliteitsgraad. Op bepaalde vragen kreeg ik geen antwoord. Hoe zal de regering het spijbelprobleem aanpakken? De heer Jacques Simonet, Minister-Voorzitter.- Wij wachten op de regeringsbeslissing van volgende week.

4 4 BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD BULLETIN VAN DE INTERPELLATIES EN MONDELINGE VRAGEN INTERPELLATIE VAN DE HEER DOMINIEK LOOTENS-STAEL TOT DE HEER JACQUES SIMONET, MINISTER-VOORZITTER VAN DE BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE REGERING, BELAST MET DE PLAATSELIJKE BESTUREN, RUIMTELIJKE ORDENING, MONUMENTEN EN LANDSCHAPPEN, STADSVERNIEUWING EN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK, betreffende "de evaluatie van het taalhoffelijkheidsakkoord door de regering en het niet-naleven door de regering van de beloftes gedaan in dit akkoord inzonderheid voor wat betreft de evaluatie ervan" De heer Dominiek Lootens-Stael.- Is de evaluatie klaar? De heer Jacques Simonet, Minister-Voorzitter.- Inderdaad. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Ik betreur dat een zo belangrijk debat, dat van essentieel belang is voor een goede verstandhouding tussen de twee gemeenschappen in Brussel, in commissie moet plaatsgrijpen. Een goede verstandhouding moet gebaseerd zijn op respect van elkanders rechten. Aan Nederlandstalige kant vallen er nogal wat pijnpunten te noteren. Het taalhoffelijkheidsakkoord is trouwens geen bagatel: het kwam er na de regeringscrisis van de vorige legislatuur. Op 19 november 1997 sloot de toenmalige Brusselse regering het tweede taalhoffelijkheidsakkoord af. In de rondzendbrief naar de gemeenten kondigt de regering binnen de twee jaar een evaluatie aan van het aantal kandidaten dat is geslaagd voor het taalexamen en van de toepassing van de rondzendbrief, van de werking van de opleiding en van de aanpassing van de examens; indien binnen die termijn niemand zou zijn geslaagd voor het aangepaste VWS-examen, dan zouden de beschikbare kandidaten op de BGDA-lijst die aan de voorwaarden voldoen, worden aangeworven. In haar regeringsverklaring beloofde deze regering dat zij het taalhoffelijkheidsakkoord strikt zou naleven. Vóór 19 november of uiterlijk vóór 3 december van vorig jaar, dit is twee jaar na de rondzendbrief, had de regering dus klaar moeten zijn met een evaluatie. In december verklaarde minister Neyts in dit verband dat men nog bezig was met het uitwerken van de methodologie. Die evaluatie is dus duidelijk geen prioriteit voor deze regering. Voor mij is echter de naleving van de taalwetgeving essentieel. Het taalhoffelijkheidsakkoord, dat een aantal versoepelingen invoert in verband met de aanwerving van personeel door de plaatselijke besturen, is daarmee in strijd. Bovendien beschikken wij over aanwijzingen dat de gemeenten zelfs die minimale voorwaarden niet naleven. In antwoord op vragen van een Vlaams Blok-gemeenteraadslid in Brussel-Stad, antwoordde de bevoegde schepen onder meer dat het college van burgemeester en schepenen een brief had geschreven aan de Brusselse regering om te vragen of deze haar beloftes was nagekomen. Daaruit meen ik te mogen afleiden dat de gemeentebesturen de onvoldoende aanpassing van het taalexamen door het VWS inroepen als alibi om contractuelen zonder bewijs van voldoende taalkennis voor onbepaalde duur aan te werven. En zo hebben de Vlamingen van de meerderheidspartijen zich voor de zoveelste keer fameus laten rollen. Een eerste keer hebben ze zich laten rollen in november l996 toen het eerste taalhoffelijkheidsakkoord werd afgesloten. Een tweede keer lieten ze zich rollen in november l997 door deze overeenkomst te bevestigen en vandaag worden ze voor de derde keer fameus gerold door te moeten slikken dat de zogezegd tijdelijk aangeworven contractuelen in dienst blijven voor onbepaalde tijd. Werd de evaluatie die in november l997 werd aangekondigd effectief afgerond en welke vorm heeft deze evaluatie aangenomen? Wanneer mag de volksvertegenwoordiging over de resultaten van deze evaluatie beschikken, in casu over het rapport of de rapporten dienaangaande? Welke zijn de resultaten van deze evaluatie? Hoever staat het met de lijst van de BGDA van werkzoekenden met een taalbrevet? Hoeveel personen hebben de voorbije twee jaar op deze lijst gestaan? Hoeveel Nederlandstaligen en Franstaligen betrof het? Hoeveel personen staan er momenteel op de lijst? Hebben alle gemeenten prioritair uit deze lijst hun personeel gerecruteerd? Zo neen, welke gemeenten weigerden dit, en welke maatregelen werden er getroffen tegen deze gemeenten? Hoe is de actuele situatie? Hoeveel personen uit deze lijst werden de voorbije twee jaar aangeworven door de gemeenten? Hoeveel contractuele personeelsleden die niet over een taalbrevet beschikten werden door de gemeenten buiten deze lijst gerecruteerd gedurende de voorbije twee jaar? Tot welke taalgroepen behoorden deze personen? Welke waren de redenen die daarvoor door de gemeenten werden opgegeven? Hoeveel van de sindsdien aangeworven personen zonder taalbrevet hebben intussen dit brevet verworven? Hoeveel van deze personen die momenteel nog geen brevet hebben, zijn intussen, na afloop van de twee jaar na hun aanwerving, ontslagen en vervangen door personen uit de BGDA- reserve die wel over het vereiste brevet beschikken? Tot welke taalrol behoren deze personen? Gebeurt deze vervanging sinds november l999 door alle gemeenten, en zo neen, door welke niet? Gebeurt deze vervanging spontaan door de gemeenten? Zo ja, in hoeveel gevallen? Is de regering hierin tussengekomen? Op welke wijze en in welke gevallen? Hoeveel personen werden er door de gemeenten de afgelopen twee jaar aangeworven die buiten de bepalingen van het "taalhoffelijkheidsakkoord" vallen, namelijk enerzijds personen die wel over het vereiste taalbrevet beschikten maar zich niet in de reserve van de BGDA bevonden, en anderzijds personen die noch uit de BGDAreserve werden geput, noch over een taalbrevet beschikten en niet voldeden aan de voorwaarden opgesomd in het taalhoffelijkheidsakkoord om zonder taalbrevet te worden aangeworven? Tot welke taalrol behoorden deze personen? Van hoeveel van de laatst genoemde groep personen werd de aanwerving door de minister-voorzitter vernietigd, na de schorsing door de vice-gouverneur? Welke is de stand van zaken van de twee taalscholen die belast werden met het geven van taallessen als voorbereiding

5 VERGADERING VAN DONDERDAG 10 FEBRUARI op de examens van het Vast Wervingssecretariaat? Hoeveel personen hebben de voorbije twee jaar deze lessen gevolgd? Tot welke taalrol behoorden zij? Hoeveel personen die als contractueel bij een gemeente zijn ingeschreven volgden deze lessen? Hoeveel werklozen volgden deze lessen? Met welk resultaat werden deze lessen gevolgd? Hoe evalueert de regering deze taallessen? Hoe evolueerde de laatste twee jaar het aantal personen dat een taalexamen bij het Vast Wervingssecretariaat heeft afgelegd, rekening houdend met het feit dat deze examens voortaan voor iedereen werden opengesteld? Hoe evalueert de regering deze evolutie? Hoe evalueert de regering in het algemeen het taalhoffelijkheidsakkoord? Worden er wijzigingen of aanpassingen voorzien ingevolge de evaluatie door de regering, en zo ja welke? Het taalhoffelijkheidsakkoord wijst er uitdrukkelijk op dat de rechtspraak van de adviezen van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht en de Raad van State in acht zullen worden genomen, weliswaar in verband met de taalkaders van het ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, punt 3 van het taalhoffelijkheidsakkoord. Ik neem aan dat er mag worden van uitgegaan dat het van de uitvoerende macht niet de bedoeling kan zijn de rechtspraak toe te passen "à la carte" naargelang het al of niet politiek goed uitkomt. Zulks zou niet passen in een democratische rechtsstaat. De Vaste Commissie voor Taaltoezicht heeft ter zittingen van l9 maart en l4 mei l998 een advies omtrent de omzendbrief van de regering in het raam van het taalhoffelijkheidsakkoord, uitgevaardigd. In dit advies stelt de Commissie vast dat de regering in haar omzendbrief een aantal overtredingen van de taalwetgeving institutionaliseert, en verzoekt zij de Brusselse regering om haar omzendbrief aan te passen aan de vigerende wetgeving en rechtspraak. Heeft de regering haar omzendbrief aangepast aan het advies van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht om deze, zoals het taalhoffelijkheidsakkoord voorziet, in overeenstemming te brengen met de bestaande rechtspraak van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht en de Raad van State? De heer Jacques Simonet, Minister-Voorzitter.- Ik zal mij beperken tot een globaal antwoord. Na de interpellatie van de heer Lootens van enkele weken geleden, heb ik mijn administratie gevraagd mij de stukken die in haar bezit zijn over te leggen teneinde aan het Parlement het evaluatieverslag mee te delen zoals inderdaad bepaald in het taalhoffelijkheidsakkoord. Het blijkt nu dat bepaalde delen van het antwoord op de vraag, die door de heer Lootens is gesteld, slechts bij de BGDA beschikbaar zijn inzonderheid de gegevens betreffende het aantal personen die als werkzoekende zijn ingeschreven en die over een taalbrevet beschikken, alsook bij de GSOB wat de vaststelling betreft van het aantal personen die aan deze taalopleidingen hebben deelgenomen. De laatste inlichtingen zijn mij op 7 februari 2000 toegezonden en mijn kabinet is belast met het opmaken van een syntheseverslag van de inlichtingen ingewonnen bij bovengenoemde diensten. Het evaluatieverslag zal alleszins na goedkeuring door de regering ter beschikking worden gesteld van de leden. In dit opzicht herinner ik eraan dat volgens de bepalingen van het taalhoffelijkheidsakkoord, het aan de regering toekomt de evaluatie te verwezenlijken en dat zulks niet enkel aan de minister-president toebehoort. Nu reeds wil ik verduidelijken dat de regering in casu alle door haar onderschreven verplichtingen heeft uitgevoerd. Op die wijze heeft de toeziende overheid erover gewaakt dat de door de gemeenten aangegane verbintenissen in overeenstemming zijn met de voorwaarden bepaald in voornoemd akkoord. Mits tussenkomst van de GSOB worden opleidingscursussen georganiseerd in samenwerking met de Nederlandse Academie en met de Fondation 9. Niettegenstaande moet vastgesteld worden, dat het Vast Wervingssecretariaat waarmee was overeengekomen de tweetaligheidsexamens volgens de functionele noodwendigheden aan te passen, haar verbintenissen op dit vlak nog niet heeft nageleefd en dat heeft niets te maken met de stad Brussel of de andere Brusselse gemeenten. Ik ben hieromtrent opnieuw onderhandelingen begonnen met de betrokken federale overheden. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Eerste vaststelling: het verslag is er niet, wij moeten het met voorlopige "richtingen" stellen. Dat verplicht ons deze interpellatie over één maand over te doen. De heer Jacques Simonet, Minister-Voorzitter.- Deze gegevens zijn amper sinds een week beschikbaar, en ik ben niet de énige verantwoordelijke. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Tweede vaststelling: de Nederlandstaligen zijn gerold. Omdat het VWS zijn verbintenissen niet is nagekomen wordt een contract van twee jaar in een contract van onbeperkte duur omgezet. Dat kunnen de twee aanwezige Vlaamse partijen opnieuw vaststellen. MONDELINGE VRAGEN Het niet-naleven van de taalwetgeving door het Schaarbeekse schepencollege De heer Dominiek Lootens-Stael.- Onlangs richtte een schaarbeekse schepen een schrijven tot de inwoners van Schaarbeek betreffende de gevolgen van de wet op de huurovereenkomsten voor huurders en verhuurders. Hierin kondigt hij aan dat op vier zaterdagochtenden permanenties zullen worden gehouden op zijn kabinet. Juristen zullen er alle nodige informatie verstrekken. Dat schrijven was uitsluitend in het Frans opgesteld. De Nederlandstaligen wordt in één zinnetje verzocht te bellen naar een bepaald telefoonnummer voor "een gratis Nederlandstalige

6 6 BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD BULLETIN VAN DE INTERPELLATIES EN MONDELINGE VRAGEN raadpleging". Een ander zinnetje, op de keerzijde van het blad, waarop een uitgebreide uitleg over renovatiepremies wordt gegeven, zegt dat de Nederlandstalige tekst hiervan op aanvraag te bekomen is. Nederlandstaligen kunnen dus enkel op verzoek informatie op een telefoonnummer bekomen. Als men echter belt naar dat vermelde nummer verneemt men dat de dienst gesloten is. Daarmee worden 25 jaar na de lokettenkwestie van Nols de facto opnieuw de loketten voor de Vlamingen in Schaarbeek ingevoerd, en zelfs nog minder dan dat. Die gang van zaken is volledig in strijd met de wetgeving op het gebruik van talen in bestuurszaken. Gezien de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van talen in bestuurszaken op dit geval van toepassing zijn, had ik graag vernomen wat de minister- voorzitter, belast met de voogdij over de plaatselijke besturen, al ondernomen heeft of zal ondernemen om deze illegale praktijk stop te zetten? Heeft de minister-voorzitter deze schepen reeds op zijn plichten gewezen door hem ertoe te verplichten de taalwetgeving in de toekomst toe te passen? Wat heeft de minister-voorzitter ondernomen om dit schrijven alsnog met respect voor de taalwetgeving naar alle inwoners van Schaarbeek te laten versturen? Welke acties heeft de minister-voorzitter ondernomen om ervoor te zorgen dat de in het schrijven aangekondigde permanenties volgens de taalwetgeving verlopen? Heeft de minister-voorzitter in sancties voorzien? De heer Jacques Simonet, Minister-Voorzitter.- Zeer kort: deze feiten vallen niet onder de taalwetten op bestuurszaken. Dit is een persoonlijk initiatief van een schepen, en een schepen alleen is nog geen administratieve overheid. Dit feit valt dus niet onder de openbare dienst van deze gemeente. Daarmee verliezen al uw andere vragen ook hun betekenis. Ter informatie nog dit: niet het gewest richt sancties tot een schepen, wel de gouverneur. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Wanneer de betrokken schepen als persoon handelt is er geen probleem. In dit geval heeft hij echter in zijn functie van schepen gehandeld en heeft een mededeling vanwege het schepencollege verspreid. Zoiets valt wel degelijk onder de wetgeving op bestuurszaken. De heer Jacques Simonet, Minister-Voorzitter.- U kan rustig alle sancties bij de gouverneur aanvragen. Kritiek op de initiatiefnemers van de initiatiewijk Raad-Bara (Voorzitter: de heer Claude Michel) De heer Alain Daems (in het Frans).- In december heeft de Brusselse Hoofdstedelijke Regering het derde tussentijdse rapport over de initiatiefwijken ontvangen. Ze heeft eveneens beslist om tien nieuwe programma s wijkcontracten en initiatiefwijken op te starten, waarvan twee in Anderlecht. Dit derde rapport is zeer streng voor het programma Raad Bara in Kuregem. In de kritiek kunnen drie hoofdlijnen onderscheiden worden. Er werd geen enkel initiatief genomen om de inwoners inspraak te geven, hoewel dit door het Gewest opgelegd was. De inschakeling in het beroepsleven komt luidens het rapport amper aan bod in de programma's en er is bovendien veel vertraging opgelopen Wat ten slotte de preventie en veiligheid betreft, zijn er weliswaar snel projecten ingediend om straathoekwerkers aan te werven, maar die straathoekwerkers die wel uit de wijken in kwestie komen zouden geen enkele specifieke opleiding gekregen hebben. Wij moeten dus bij de uitvoering van deze drie hoofdlijnen vaststellen dat de voorwaarden die de Brusselse Hoofdstedelijke Regering heeft opgelegd, niet nageleefd worden. De gemeente past de overeenkomst niet goed toe. Zal dit invloed hebben op het bedrag van de subsidies die het Gewest aan Anderlecht toekent? Welke oplossingen worden voorgesteld om de gemeente Anderlecht de opschortende voorwaarden te doen naleven? De gemeente Anderlecht heeft bij bepaalde projecten de perimeter overschreden. Zullen zij in aanmerking worden genomen? Zullen er oplossingen worden gevonden om het werk van de straathoekwerkers te bestendigen? De heer Walter Vandenbossche.- Ik kan kort zijn, want mijn vraag is vrijwel identiek aan die van de heer Daems. Toen de rellen in Anderlecht uitbraken, verwaardigde de burgemeester zich niet eens om naar Anderlecht te komen. Hulpeloze straathoekwerkers werden aan honderden met stenen gooiende jongeren uitgeleverd. In een gemeente met inwoners, een overgroot deel jonger dan 25 jaar, met 80% werkloosheid bij die jongeren, kan je op zijn minst van een explosieve situatie spreken. Maar het schepencollege van Anderlecht zit erbij en kijkt ernaar. Het hele luik veiligheid en preventie van de verordening van de regering is niet uitgevoerd. Aan de vragen van de heer Daems wil ik een extra vraag toevoegen: vindt u niet dat u alle middelen die verkeerd zijn ingezet, dat wil zeggen niet conform aan de verordening van de regering, moet terugvorderen? Dat zou een symbolische daad zijn. Neemt u alstublieft een moedige politieke houding aan. De bevolking van Kuregem moet krijgen waar ze al drie jaar recht op heeft. De regering moet tonen dat ze het met de mensen uit die wijken goed meent. Laat die kans vooral niet liggen. De heer Eric Tomas, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met tewerkstelling, economie, energie en huisvesting (in het Frans).- Op 15 januari 1998 heeft de regering de programma s initiatiefwijken ingevoerd. Vijf wijken werden prioritair beschouwd, waaronder de wijk Raad-Bara waarover we het nu hebben.

7 VERGADERING VAN DONDERDAG 10 FEBRUARI Op dezelfde dag heeft de regering een cel opgericht om de door de gemeenten uitgewerkte programma s te controleren en aan de regering voor te leggen. Het derde tussentijdse evaluatierapport is ondertussen klaar. (Verder in het Nederlands) Het rapport legt de klemtoon op het goede verloop van het beleid. Wel moet ik toegeven dat er twijfels zijn over de geldige invulling van het project. Zo is er een grote versnippering van de acties, zijn er twijfels of de bewijsstukken van de werkingskosten wel geldig zijn, is er te weinig aandacht voor één van de meest problematische wijken, enz. (Verder in het Frans) De regering heeft meer gedaan dan alleen maar akte nemen van het rapport. Ze heeft mij eveneens opgedragen om de kritiek aan de gemeente mee te delen, haar te vragen te reageren en een voorstel tot wijziging van haar actieprogramma in te dienen, opdat de regering zich met kennis van zaken zou kunnen uitspreken. De subsidies worden definitief aan de gemeenten toegekend in het kader van een programma dat vooraf door de regering is goedgekeurd. Ik wijs erop dat de gemeente Anderlecht over deze gang van zaken ingelicht werd bij brief van 14 december 1999 waarin meegedeeld werd dat het bestuur de subsidies onder strikte voorwaarden zal uitkeren. (Verder in het Nederlands) U zal kunnen vaststellen dat naast overtuigingskracht om de projecten van de medewerkers te doen slagen, het Gewest uiteraard alle middelen ter beschikking stelt om de doelstellingen te bereiken. (Verder in het Frans) De aanwerving van de straathoekwerkers door de gemeente Anderlecht is geen opschortende voorwaarde, hoewel het Gewest bezwaren heeft geformuleerd tegen de mogelijkheid om dit type van optreden te bestendigen. De subsidies zouden in dat geval toegekend moeten worden. De beslissing of de straathoekwerkers hun werk na het normale einde van het programma initiatiefwijk voortzetten blijft in dit stadium een exclusieve bevoegdheid van de gemeente. Vanuit geografisch en politiek oogpunt bevind ik mij in een delicate positie. Ik ben echter van zins in dit geval even strikt, onpartijdig en duidelijk te zijn als in de andere gevallen. Ik wil dat de gemeenten de doelstellingen van de regering respecteren en nastreven. Bij de beoordeling van de programma s die de verschillende gemeenten in het kader van de wijkcontracten voorgesteld hebben, zal geen enkele gemeente bevoorrecht worden. De heer Alain Daems (in het Frans).- De regering heeft geen antwoord gekregen op haar brief van 14 december. Er blijven nog maar vier maanden voor dit programma. Anderzijds zijn bepaalde acties uitgevoerd die niet vooraf goedgekeurd werden. Voor die acties zullen dus geen gewestelijke subsidies toegekend worden. Het gaat om een programma dat overhaast werd goedgekeurd na de rellen in Kuregem van twee jaar geleden. Het was noodzakelijk een beroep te doen op de stuwende krachten in Kuregem. Twee jaar later beseft de gemeente nog steeds niet het belang van wat er op het spel staat. De heer Walter Vandenbossche.- U heeft de gemeente in gebreke gesteld. Heeft u een antwoord gekregen? De heer Eric Tomas, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie, Energie en Huisvesting.- Ik heb tot op heden geen officieel antwoord gekregen van de gemeente Anderlecht. (Verder in het Frans) Er is een verschil tussen de uitvoering van de acties en de uitkering van de subsidies. Als het programma uiteindelijk door de gemeente goedgekeurd wordt, zou er geen probleem mogen zijn voor de uitkering van de subsidies. Wat de deelname van de inwoners betreft zal, zodra de lokale commissies voor geïntegreerde ontwikkeling aan het werk gaan, de aandacht gaan naar de inspraak van de inwoners bij de tenuitvoerlegging en de opvolging van de programma s. Rol van de school in de nieuwe wijkcontracten De heer Philippe Smits (in het Frans).- De wijkcontracten zijn bij ordonnantie ingevoerde programma s. Ze bestaan uit drie onderdelen: vastgoed, heraanleg van openbare ruimten en sociale problemen. De initiatiefcontracten zijn daarentegen toegespitst op de vernieuwing van openbare ruimten en op de versterking van de sociale cohesie met veel aandacht voor de werkgelegenheid. Voor de wijkcontracten is een begroting van 1 miljard frank uitgetrokken en voor de initiatiefcontracten een begroting van 600 miljoen frank. Welk bedrag hebt u, in het kader van de sociale onderdeel, uitgetrokken voor de ontwikkeling van de school? De school speelt immers een cruciale rol bij het voorbereiden van de jongeren op het leven in de maatschappij. Hier kunnen de jongeren leren, met elkaar een dialoog aangaan, sport beoefenen en culturele activiteiten volgen. Als u geen tegemoetkoming voor de school in deze wijken overweegt - want volgens u gaat het om aangelegenheden die uitsluitend onder de Communauté Wallonie-Bruxelles ressorteren - welke contacten zijn dan met deze gemeenschap gelegd? De heer Eric Tomas, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met tewerkstelling, economie, energie en huisvesting (in het Frans).- De wijkcontracten en de initiatiefwijken zijn programma s die de gemeenten voor de wederopleving van bepaalde wijken uitvoeren zowel wat de definitie van de acties als de uitvoering van de acties betreft.

8 8 BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD BULLETIN VAN DE INTERPELLATIES EN MONDELINGE VRAGEN De regering heeft beslist 1,6 miljard frank vrij te maken om in het jaar 2000 elf nieuwe programma s op te starten. De gemeenten omschrijven momenteel de behoeften. De programma s moeten tegen 30 juni 2000 bij het Gewest ingediend zijn. Als de gemeenten in een bepaalde wijk problemen in verband met een bepaalde school ondervinden, zal ik daarop reageren met de middelen van het Gewest. Tot nu toe gold dit type van tegemoetkoming alleen voor de buitenschoolse activiteiten en de openheid van de school naar de wijk toe. Wat de investeringen betreft, zal in het kader van het samenwerkingsakkoord tussen het Gewest en de federale Staat een specifiek meerjarenprogramma opgestart worden om de veiligheid in de directe omgeving van de scholen van de wijken in moeilijkheden te verbeteren. De Communauté Wallonie-Bruxelles heeft zones d éducation prioritaires ingevoerd. De scholen in die zones worden gerangschikt op basis van de verloedering van de leefomgeving, het percentage gefaalde leerlingen, het type van schoolprogramma, De Vlaamse Gemeenschap heeft de regeling O.V.B. ingevoerd om bepaalde scholen extra uren toe te kennen voor de begeleiding van leerlingen volgens hun sociaal-economisch profiel. De scholen die een specifieke begeleiding krijgen liggen natuurlijk in de achtergestelde wijken. Er zijn geen andere specifieke contacten geweest. De heer Philippe Smits (in het Frans).- Het antwoord van de minister verheugt me. Het doet mij genoegen dat er aan de scholen in moeilijkheden een mogelijkheid van inschakeling wordt geboden. - De vergadering wordt om 16 uur gesloten.

9 BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD Bulletin van de interpellaties en mondelinge vragen Commissie voor de binnenlandse zaken, belast met de lokale besturen en de agglomeratiebevoegdheden VERGADERING VAN DONDERDAG 10 FEBRUARI 2000 Brusselse Hoofdstedelijke Raad - Bulletin van de interpellaties en mondelinge vragen - Gewone zitting

10 2 BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD BULLETIN VAN DE INTERPELLATIES EN MONDELINGE VRAGEN INHOUD INTERPELLATIES van de heer Dominiek Lootens-Stael (N) tot de heer Jacques Simonet, minister-voorzitter van de Brusselse Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, betreffende de financiële input die de Minister-Voorzitter voor volgend jaar voorziet met betrekking tot de strijd tegen de jeugdbendes. (Sprekers: de heer Dominiek Lootens-Stael en de heer Jacques Simonet, minister-voorzitter van de Brusselse Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek) van de heer Dominiek Lootens-Stael (N) tot de heer Jacques Simonet, minister-voorzitter van de Brusselse Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, betreffende de evaluatie van het taalhoffelijkheidsakkoord door de Regering en het niet-naleven door de Regering van de beloftes gedaan in dit akkoord inzonderheid voor wat betreft de evaluatie ervan. (Sprekers: de heer Dominiek Lootens-Stael en de heer Jacques Simonet, minister-voorzitter van de Brusselse Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek) MONDELINGE VRAGEN van de heer Dominiek Lootens-Stael (N) aan de heer Jacques Simonet, minister-voorzitter van de Brusselse Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, betreffende het niet-naleven van de taalwetgeving door het Schaarbeekse schepencollege. (Sprekers: de heer Dominiek Lootens-Stael en de heer Jacques Simonet, minister-voorzitter van de Brusselse Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek) van de heer Alain Daems (F) aan de heer Eric Tomas, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met tewerkstelling, economie, energie en huisvesting, betreffende de houding van het Gewest en de maatregelen die het genomen heeft na de felle kritiek tegen de initiatiefnemers van de initiatiefwijk Raad- Bara. toegevoegde mondelinge vraag van de heer Walter Vandenbossche (N) aan de heer Eric Tomas, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met tewerkstelling, economie, energie en huisvesting, betreffende het programma voor de initiatiefwijken. (Sprekers: de heren Alain Daems, Walter Vandenbossche en de heer Eric Tomas, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met tewerkstelling, economie, energie en huisvesting) van de heer Philippe Smits (F) aan de heer Eric Tomas, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met tewerkstelling, economie, energie en huisvesting, betreffende de rol van de school binnen de nieuwe wijkcontracten. (Sprekers: de heer Philippe Smits en de heer Eric Tomas, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met tewerkstelling, economie, energie en huisvesting) Brusselse Hoofdstedelijke Raad - Gewone zitting

11 VERGADERING VAN DONDERDAG 10 FEBRUARI Voorzitter: de heer Jean-Jacques Boelpaepe, oudste lid in jaren. - De vergadering wordt om uur geopend. INTERPELLATIE VAN DE HEER DOMINIEK LOOTENS-STAEL TOT DE HEER JACQUES SIMONET, MINISTER-VOORZITTER VAN DE BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE REGERING, BELAST MET PLAATSELIJKE BESTUREN, RUIM- TELIJKE ORDENING, MONUMENTEN EN LAND- SCHAPPEN, STADSVERNIEUWING EN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK, betreffende "de financiële input die de minister-voorzitter voor volgend jaar voorziet met betrekking tot de strijd tegen de jeugdbendes" De heer Dominiek Lootens-Stael.- Uit een rapport van hoofdcommissaris Lavryssen bleek in 1991 dat in de hoofdstad 21 jongerenbendes actief waren. Negen jaar later blijkt nu, uit een rapport van het parket, dat in het Gewest niet minder dan 60 jeugdbendes actief zijn. Een paar van die bendes tellen onder hun leden zware jongens die gespecialiseerd zijn in car jacking of verkrachting. Elke bende "beheert" zo zijn wijk, aldus De Standaard van 17 december jl. Deze jeugdbendes, die een oud zeer zijn, zijn bijna onschendbaar omdat ze zich vaak van minderjarigen bedienen. Heel wat inwoners voelen zich dan ook opgejaagd wild in hun eigen stad. Uit de media vernemen wij nu dat de minister- voorzitter 60 miljoen vrijmaakt om deze jeugdbendes te bestrijden, een geoorloofd initiatief. Deze middelen zouden vooral gebruikt worden in die gemeenten die geen veiligheidscontract hebben. De heer Charles Picqué stelde in 1998 nog dat gemeenten met een veiligheidscontract er niet op vooruit gingen in vergelijking met gemeenten zonder een veiligheidscontract. Waarom wil men dan investeren in gemeenten zonder een veiligheidscontract? Bestaat er bovendien een correlatie tussen bepaalde gemeenten en jeugdbendes? Wordt er voor een repressieve aanpak geopteerd of zal men andermaal voor een zogenaamde preventie kiezen? Er zijn al vele miljarden in preventie gestopt. Zullen ook deze 60 miljoen extra voor preventie dienen, ofschoon de slachtoffers blijven? Ik verwijs hierbij naar wat er onlangs gebeurde op het Guido Gezelleplein. Er zijn ook goedkope middelen die hun doel bereiken. Ten eerste de zogenaamde nul-tolerantie zoals in Lokeren, die bewijst dat het werkt. Een andere goedkope oplossing is de zogenaamde telepolitie. Wordt hieraan gedacht? Tussen haakjes, rond spijbelen: kan het Gewest hier optreden zonder zijn bevoegdheden te buiten te gaan? De wet voorziet dat ouders die hieraan niets doen hun kindergeld kwijtspelen. Is dat ook voor ons een denkspoor? Een derde goedkoop middel in de strijd tegen jongerenbendes is de avondklok, zoals deze wordt toegepast in Koekelberg. Hoe zal de minister-voorzitter de 60 miljoen frank besteden? Denkt hij aan bijkomende straathoekwerkers, die geen enkel resultaat opleveren of aan politiekaders en aan de uitbouw van een stelsel van telepolitie? De heer Jacques Simonet, Minister-Voorzitter.- Het verband tussen telepolitie en georganiseerde jeugdbendes is me niet helemaal duidelijk. Het Gewest heeft de bedoeling een aantal proefprojecten op het getouw te zetten in de strijd tegen georganiseerde bendes. Uit een balans die mijn kabinet heeft opgemaakt blijkt dat tal van bendes opereren in heel wat gemeenten, niet enkel in de risicogemeenten. Vóór 15 februari zal de regering een plan voorstellen met het oog op de uitwerking van die proefprojecten. Tot op heden werd nog geen beslissing genomen en ik kan dus nog geen opsomming geven van de betrokken gemeenten. De projecten zullen zowel in risicogemeenten met een veiligheidscontract als in gemeenten zonder veiligheidscontract maar met ernstige veiligheidsproblemen lopen. De financiële middelen, ten bedrage van 50 miljoen, zijn afkomstig van bijzondere kredieten voor de veiligheid en van kredieten voor de aankoop van teletransmissiematerieel. De projecten kaderen in de subsidies aan lokale besturen. Met de gemeenten zullen kaderovereenkomsten worden afgesloten waarin de wederzijdse verplichtingen worden opgenomen. De projecten zijn zowel preventief als repressief van aard. Ik zal toezien op de naleving van de methodologie, die preventie en repressie in evenwicht houdt. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Er is wel degelijk een verband tussen telepolitie en jeugdbendes. In Ganshoren sluiten handelaars hun zaak op het middaguur wegens de aanwezigheid van jeugdbendes. Een directe verbinding met de politie kan hier soelaas bieden. De heer Jacques Simonet, Minister-Voorzitter.- Was de moord op de dagbladhandelaar in Schaarbeek dan het werk van een jeugdbende? De heer Dominiek Lootens-Stael.- Dat heb ik niet gezegd. Ik geef nog een ander voorbeeld. In de buurt van de Sint-Lucashogeschool in Schaarbeek zijn er regelmatig gevallen van aanranding. In die buurt zijn ook tal van jeugdbendes actief. Ik wijs er bovendien op dat de vorige minister-voorzitter Picqué er een andere mening op nahield: in april 1998 verklaarde hij dat er geen verband was tussen de veiligheidscontracten en de criminaliteitsgraad. Op bepaalde vragen kreeg ik geen antwoord. Hoe zal de regering het spijbelprobleem aanpakken? De heer Jacques Simonet, Minister-Voorzitter.- Wij wachten op de regeringsbeslissing van volgende week.

12 4 BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD BULLETIN VAN DE INTERPELLATIES EN MONDELINGE VRAGEN INTERPELLATIE VAN DE HEER DOMINIEK LOOTENS-STAEL TOT DE HEER JACQUES SIMONET, MINISTER-VOORZITTER VAN DE BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE REGERING, BELAST MET DE PLAATSELIJKE BESTUREN, RUIMTELIJKE ORDENING, MONUMENTEN EN LANDSCHAPPEN, STADSVERNIEUWING EN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK, betreffende "de evaluatie van het taalhoffelijkheidsakkoord door de regering en het niet-naleven door de regering van de beloftes gedaan in dit akkoord inzonderheid voor wat betreft de evaluatie ervan" De heer Dominiek Lootens-Stael.- Is de evaluatie klaar? De heer Jacques Simonet, Minister-Voorzitter.- Inderdaad. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Ik betreur dat een zo belangrijk debat, dat van essentieel belang is voor een goede verstandhouding tussen de twee gemeenschappen in Brussel, in commissie moet plaatsgrijpen. Een goede verstandhouding moet gebaseerd zijn op respect van elkanders rechten. Aan Nederlandstalige kant vallen er nogal wat pijnpunten te noteren. Het taalhoffelijkheidsakkoord is trouwens geen bagatel: het kwam er na de regeringscrisis van de vorige legislatuur. Op 19 november 1997 sloot de toenmalige Brusselse regering het tweede taalhoffelijkheidsakkoord af. In de rondzendbrief naar de gemeenten kondigt de regering binnen de twee jaar een evaluatie aan van het aantal kandidaten dat is geslaagd voor het taalexamen en van de toepassing van de rondzendbrief, van de werking van de opleiding en van de aanpassing van de examens; indien binnen die termijn niemand zou zijn geslaagd voor het aangepaste VWS-examen, dan zouden de beschikbare kandidaten op de BGDA-lijst die aan de voorwaarden voldoen, worden aangeworven. In haar regeringsverklaring beloofde deze regering dat zij het taalhoffelijkheidsakkoord strikt zou naleven. Vóór 19 november of uiterlijk vóór 3 december van vorig jaar, dit is twee jaar na de rondzendbrief, had de regering dus klaar moeten zijn met een evaluatie. In december verklaarde minister Neyts in dit verband dat men nog bezig was met het uitwerken van de methodologie. Die evaluatie is dus duidelijk geen prioriteit voor deze regering. Voor mij is echter de naleving van de taalwetgeving essentieel. Het taalhoffelijkheidsakkoord, dat een aantal versoepelingen invoert in verband met de aanwerving van personeel door de plaatselijke besturen, is daarmee in strijd. Bovendien beschikken wij over aanwijzingen dat de gemeenten zelfs die minimale voorwaarden niet naleven. In antwoord op vragen van een Vlaams Blok-gemeenteraadslid in Brussel-Stad, antwoordde de bevoegde schepen onder meer dat het college van burgemeester en schepenen een brief had geschreven aan de Brusselse regering om te vragen of deze haar beloftes was nagekomen. Daaruit meen ik te mogen afleiden dat de gemeentebesturen de onvoldoende aanpassing van het taalexamen door het VWS inroepen als alibi om contractuelen zonder bewijs van voldoende taalkennis voor onbepaalde duur aan te werven. En zo hebben de Vlamingen van de meerderheidspartijen zich voor de zoveelste keer fameus laten rollen. Een eerste keer hebben ze zich laten rollen in november l996 toen het eerste taalhoffelijkheidsakkoord werd afgesloten. Een tweede keer lieten ze zich rollen in november l997 door deze overeenkomst te bevestigen en vandaag worden ze voor de derde keer fameus gerold door te moeten slikken dat de zogezegd tijdelijk aangeworven contractuelen in dienst blijven voor onbepaalde tijd. Werd de evaluatie die in november l997 werd aangekondigd effectief afgerond en welke vorm heeft deze evaluatie aangenomen? Wanneer mag de volksvertegenwoordiging over de resultaten van deze evaluatie beschikken, in casu over het rapport of de rapporten dienaangaande? Welke zijn de resultaten van deze evaluatie? Hoever staat het met de lijst van de BGDA van werkzoekenden met een taalbrevet? Hoeveel personen hebben de voorbije twee jaar op deze lijst gestaan? Hoeveel Nederlandstaligen en Franstaligen betrof het? Hoeveel personen staan er momenteel op de lijst? Hebben alle gemeenten prioritair uit deze lijst hun personeel gerecruteerd? Zo neen, welke gemeenten weigerden dit, en welke maatregelen werden er getroffen tegen deze gemeenten? Hoe is de actuele situatie? Hoeveel personen uit deze lijst werden de voorbije twee jaar aangeworven door de gemeenten? Hoeveel contractuele personeelsleden die niet over een taalbrevet beschikten werden door de gemeenten buiten deze lijst gerecruteerd gedurende de voorbije twee jaar? Tot welke taalgroepen behoorden deze personen? Welke waren de redenen die daarvoor door de gemeenten werden opgegeven? Hoeveel van de sindsdien aangeworven personen zonder taalbrevet hebben intussen dit brevet verworven? Hoeveel van deze personen die momenteel nog geen brevet hebben, zijn intussen, na afloop van de twee jaar na hun aanwerving, ontslagen en vervangen door personen uit de BGDA- reserve die wel over het vereiste brevet beschikken? Tot welke taalrol behoren deze personen? Gebeurt deze vervanging sinds november l999 door alle gemeenten, en zo neen, door welke niet? Gebeurt deze vervanging spontaan door de gemeenten? Zo ja, in hoeveel gevallen? Is de regering hierin tussengekomen? Op welke wijze en in welke gevallen? Hoeveel personen werden er door de gemeenten de afgelopen twee jaar aangeworven die buiten de bepalingen van het "taalhoffelijkheidsakkoord" vallen, namelijk enerzijds personen die wel over het vereiste taalbrevet beschikten maar zich niet in de reserve van de BGDA bevonden, en anderzijds personen die noch uit de BGDAreserve werden geput, noch over een taalbrevet beschikten en niet voldeden aan de voorwaarden opgesomd in het taalhoffelijkheidsakkoord om zonder taalbrevet te worden aangeworven? Tot welke taalrol behoorden deze personen? Van hoeveel van de laatst genoemde groep personen werd de aanwerving door de minister-voorzitter vernietigd, na de schorsing door de vice-gouverneur? Welke is de stand van zaken van de twee taalscholen die belast werden met het geven van taallessen als voorbereiding

13 VERGADERING VAN DONDERDAG 10 FEBRUARI op de examens van het Vast Wervingssecretariaat? Hoeveel personen hebben de voorbije twee jaar deze lessen gevolgd? Tot welke taalrol behoorden zij? Hoeveel personen die als contractueel bij een gemeente zijn ingeschreven volgden deze lessen? Hoeveel werklozen volgden deze lessen? Met welk resultaat werden deze lessen gevolgd? Hoe evalueert de regering deze taallessen? Hoe evolueerde de laatste twee jaar het aantal personen dat een taalexamen bij het Vast Wervingssecretariaat heeft afgelegd, rekening houdend met het feit dat deze examens voortaan voor iedereen werden opengesteld? Hoe evalueert de regering deze evolutie? Hoe evalueert de regering in het algemeen het taalhoffelijkheidsakkoord? Worden er wijzigingen of aanpassingen voorzien ingevolge de evaluatie door de regering, en zo ja welke? Het taalhoffelijkheidsakkoord wijst er uitdrukkelijk op dat de rechtspraak van de adviezen van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht en de Raad van State in acht zullen worden genomen, weliswaar in verband met de taalkaders van het ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, punt 3 van het taalhoffelijkheidsakkoord. Ik neem aan dat er mag worden van uitgegaan dat het van de uitvoerende macht niet de bedoeling kan zijn de rechtspraak toe te passen "à la carte" naargelang het al of niet politiek goed uitkomt. Zulks zou niet passen in een democratische rechtsstaat. De Vaste Commissie voor Taaltoezicht heeft ter zittingen van l9 maart en l4 mei l998 een advies omtrent de omzendbrief van de regering in het raam van het taalhoffelijkheidsakkoord, uitgevaardigd. In dit advies stelt de Commissie vast dat de regering in haar omzendbrief een aantal overtredingen van de taalwetgeving institutionaliseert, en verzoekt zij de Brusselse regering om haar omzendbrief aan te passen aan de vigerende wetgeving en rechtspraak. Heeft de regering haar omzendbrief aangepast aan het advies van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht om deze, zoals het taalhoffelijkheidsakkoord voorziet, in overeenstemming te brengen met de bestaande rechtspraak van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht en de Raad van State? De heer Jacques Simonet, Minister-Voorzitter.- Ik zal mij beperken tot een globaal antwoord. Na de interpellatie van de heer Lootens van enkele weken geleden, heb ik mijn administratie gevraagd mij de stukken die in haar bezit zijn over te leggen teneinde aan het Parlement het evaluatieverslag mee te delen zoals inderdaad bepaald in het taalhoffelijkheidsakkoord. Het blijkt nu dat bepaalde delen van het antwoord op de vraag, die door de heer Lootens is gesteld, slechts bij de BGDA beschikbaar zijn inzonderheid de gegevens betreffende het aantal personen die als werkzoekende zijn ingeschreven en die over een taalbrevet beschikken, alsook bij de GSOB wat de vaststelling betreft van het aantal personen die aan deze taalopleidingen hebben deelgenomen. De laatste inlichtingen zijn mij op 7 februari 2000 toegezonden en mijn kabinet is belast met het opmaken van een syntheseverslag van de inlichtingen ingewonnen bij bovengenoemde diensten. Het evaluatieverslag zal alleszins na goedkeuring door de regering ter beschikking worden gesteld van de leden. In dit opzicht herinner ik eraan dat volgens de bepalingen van het taalhoffelijkheidsakkoord, het aan de regering toekomt de evaluatie te verwezenlijken en dat zulks niet enkel aan de minister-president toebehoort. Nu reeds wil ik verduidelijken dat de regering in casu alle door haar onderschreven verplichtingen heeft uitgevoerd. Op die wijze heeft de toeziende overheid erover gewaakt dat de door de gemeenten aangegane verbintenissen in overeenstemming zijn met de voorwaarden bepaald in voornoemd akkoord. Mits tussenkomst van de GSOB worden opleidingscursussen georganiseerd in samenwerking met de Nederlandse Academie en met de Fondation 9. Niettegenstaande moet vastgesteld worden, dat het Vast Wervingssecretariaat waarmee was overeengekomen de tweetaligheidsexamens volgens de functionele noodwendigheden aan te passen, haar verbintenissen op dit vlak nog niet heeft nageleefd en dat heeft niets te maken met de stad Brussel of de andere Brusselse gemeenten. Ik ben hieromtrent opnieuw onderhandelingen begonnen met de betrokken federale overheden. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Eerste vaststelling: het verslag is er niet, wij moeten het met voorlopige "richtingen" stellen. Dat verplicht ons deze interpellatie over één maand over te doen. De heer Jacques Simonet, Minister-Voorzitter.- Deze gegevens zijn amper sinds een week beschikbaar, en ik ben niet de énige verantwoordelijke. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Tweede vaststelling: de Nederlandstaligen zijn gerold. Omdat het VWS zijn verbintenissen niet is nagekomen wordt een contract van twee jaar in een contract van onbeperkte duur omgezet. Dat kunnen de twee aanwezige Vlaamse partijen opnieuw vaststellen. MONDELINGE VRAGEN Het niet-naleven van de taalwetgeving door het Schaarbeekse schepencollege De heer Dominiek Lootens-Stael.- Onlangs richtte een schaarbeekse schepen een schrijven tot de inwoners van Schaarbeek betreffende de gevolgen van de wet op de huurovereenkomsten voor huurders en verhuurders. Hierin kondigt hij aan dat op vier zaterdagochtenden permanenties zullen worden gehouden op zijn kabinet. Juristen zullen er alle nodige informatie verstrekken. Dat schrijven was uitsluitend in het Frans opgesteld. De Nederlandstaligen wordt in één zinnetje verzocht te bellen naar een bepaald telefoonnummer voor "een gratis Nederlandstalige