Hessens-Schortens. Een typologische studie naar vroegmiddeleeuws, handgevormd aardewerk in Noord-Nederland

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Hessens-Schortens. Een typologische studie naar vroegmiddeleeuws, handgevormd aardewerk in Noord-Nederland"

Transcriptie

1 Hessens-Schortens Een typologische studie naar vroegmiddeleeuws, handgevormd aardewerk in Noord-Nederland Masterscriptie archeologie Hilde Boon augustus 2011

2 Hessens-Schortens. Een typologische studie naar vroegmiddeleeuws, handgevormd aardewerk in Noord-Nederland. Masterscriptie archeologie, rijksuniversiteit Groningen Hilde Boon S augustus 2011 Beoordelaars: Dr. J.A.W. Nicolay Prof. dr. D.C.M. Raemakers Met dank aan Ernst Taayke, Noordelijk Archeologisch Depot, voor de begeleiding en Minkah Osinga voor de kaartjes

3 INHOUD 1. Inleiding Wat is Hessens-Schortens? Onderzoeksproblematiek Doel- en vraagstelling Materiaalstudie periodisering Methodiek Studiemateriaal Opzet van het onderzoek Kenmerken Literatuuronderzoek Miedema Knol Van Es - Odoorn Taayke - Wijnaldum Grafveld Liebenau Hessens Grafveld Schortens Type Tritsum Importaardewerk Vindplaatsen Provincie Groningen Friesland Drenthe Nederlandse vindplaatsen buiten het onderzoeksgebied Duitsland Vlaanderen Een kleine ruimtelijke analyse Continuïteit Dateringsvraagstukken Typochronologie Discussie Duitsland Over organisch gemagerd aardewerk - Vlaanderen en Engeland Conclusie Samenvatting Beantwoording onderzoeksvragen Tot slot Literatuur Bijlage 1: Plaatsen waar Hessens-Schortens aardewerk is aangetroffen Bijlage 2: 14C gedateerde potten, overgenomen uit Lanting en Van der Plicht 2011, gesorteerd per type

4 1. INLEIDING De vroege middeleeuwen zijn als periode moeilijk te omvatten. Met name in Noord-Nederland is er een betrekkelijke armoe aan historische en archeologische bronnen, in vergelijking met de voorgaande Romeinse tijd en de daaropvolgende middeleeuwen. Het is niet voor niets dat deze periode van oudsher bekend staat als de Dark ages. Dat deze benaming onterecht is, wordt al langere tijd onderkend. Feit blijft echter dat veel aspecten van de vroege middeleeuwen verhoudingsgewijs onderbelicht zijn. Eén van deze aspecten betreft het aardewerk. Deze masterscriptie is gericht op het inheemse, handgevormde aardewerk dat tussen de zesde en de achtste eeuw in Noord-Nederland voorkomt, onder de naam Hessens-Schortens. Er is nog veel onduidelijkheid met betrekking tot vorm, typologie en datering van deze aardewerksoort. Er bestaat behoefte aan een inventarisatie van het materiaal en een typochronologie van het Hessens-Schortens aardewerk. In dit stuk zal getracht worden een dergelijke typochronologie op te stellen. Naast een materiaalstudie is ook een literatuurstudie uitgevoerd, waarin onder meer is geïnventariseerd waar en binnen welke context het aardewerk is aangetroffen, en hoe het is getypeerd. Bestaande typologieën zijn bestudeerd en onderzocht op bruikbaarheid binnen onderhavig onderzoek. Het eerste deel van deze scriptie zal bestaan uit dit literatuuronderzoek. Het tweede deel is gericht op de studie van het materiaal uit Groningen, Friesland en Drenthe. Er zal een typologie en, waar mogelijk, een typochronologie worden opgesteld op basis van het literatuuronderzoek, de nederzettingscontext en, indien aanwezig, (absolute) dateringen van vondstmateriaal en/of relevante grondlagen. Hopelijk leidt dit alles ertoe dat het gat tussen de zesde en de achtste eeuw kan worden opgevuld. 1.1 Wat is Hessens-Schortens? Hessens-Schortens is een vroegmiddeleeuwse handgevormde aardewerksoort die gedateerd kan worden in de zesde, zevende en het begin van de achtste eeuw. De naam van het aardewerk is afgeleid van de Noord-Duitse vindplaatsen bij de wierde van Hessens en het grafveld bij Schortens, Wilhelmshaven (Tischler, 1954). De benaming wordt vooral ook in Nederlandse literatuur gebruikt. Het aardewerk is inheems en handgevormd, en komt voor in Noord-Nederland, aan de kust in West-Nederland, West-Vlaanderen, Noord-Duitsland, Denemarken en Zuid-Engeland. In het binnenland van Nederland komt Hessens-Schortens in ieder geval voor in Wijk bij Duurstede (Dorestad), Wageningen en op de Veluwe. In tegenstelling tot het aardewerk dat vooraf gaat aan dit type, het Angelsaksisch aardewerk, dat in de regel goed afgewerkt is, dunwandig, gladwandig en vaak versierd, is Hessens- Schortens aardewerk nooit besmeten, vormeloos, vaak rommelig, slecht afgewerkt, dikwandig en slechts sporadisch versierd. Hessens-Schortens wijkt af van het Angelsaksische aardewerk, omdat het in principe niet biconisch van vorm is en minder goed afgewerkt. Ook is de versiering op het Hessens- Schortens aardewerk zo goed als verdwenen. Aan de andere kant van de tijdlijn wijkt Hessens- Schortens af van de kogelpot, in de zin dat het Hessens-Schortens aardewerk geen ronde 3

5 bodem heeft. Dat is de voornaamste scheidslijn tussen deze twee aardewerksoorten, die elkaar verder vrij naadloos opvolgen. Zoals reeds eerder gesteld, is het aardewerk simpel van vorm, grauw en vaak slecht afgewerkt. Het is soms slecht herkenbaar als één soort aardewerk. Derhalve is er nog geen typologie voor de soort als geheel. Ook is het aardewerk slecht dateerbaar, doordat er weinig vormonderscheid wordt gemaakt. Hierdoor komt men vaak niet verder dan het Hessens- Schortens aardewerk te dateren in de 6 e -7 e eeuw. Het doel van deze scriptie is daarin verandering te brengen. 1.2 Onderzoeksproblematiek (H)erkenning Mede omdat het aardewerk weinig typerende kenmerken heeft en het tevens overeenkomsten vertoont met andere aardewerkvormen, zoals de kogelpot of aardewerk uit de ijzertijd, is het moeilijk herkenbaar en wordt het in de literatuur vaak niet eenduidig beschreven. Afhankelijk van welke literatuur ter hand wordt genomen en uit welke tijd deze stamt, wordt gesproken van laat- en/of onversierd Angelsaksisch aardewerk, vroege of proto-kogelpotten, Wackelbodens, Eitopf, en Hessens-Schortens. In Duitse literatuur wordt voornamelijk de term Eitopf gebruikt. Soms in combinatie met Wackelboden, maar deze term wordt ook gebruikt in combinatie met aardewerk uit andere periodes en is daarom niet erg handig. Bovendien is Wackelboden meer een kenmerk dan een type. Overigens is Eitopf dat ook, lang niet alle potten zijn eivormig. Ook tegenwoordig is het gebruik van de term Hessens-Schortens nog niet ingeburgerd in het archeologisch onderzoek. Wanneer de term wordt ingevoerd in het Archis-systeem, krijgt men voor heel Nederland slechts 21 waarnemingen en 16 vondstmeldingen. Het merendeel van de ingevoerde waarnemingen en vondstmeldingen zijn gedaan in Overijssel en Gelderland. Er zijn enkele waarnemingen uit Texel ingevoerd, 3 in de rest van Noord-Holland, 3 in Zuid-Holland, 2 in Groningen en 2 uit Drenthe. Er zijn onder de noemer Hessens-Schortens in Archis2 geen waarnemingen voor Friesland ingevoerd. De meeste vondstmeldingen zijn gedaan in Zutphen, slechts één vondstmelding uit Friesland is ingevoerd en geen enkele vondstmelding in Groningen en Drenthe heeft het label Hessens- Schortens meegekregen. Wanneer men alleen naar de vondstmeldingen en waarnemingen in Archis zou kijken, zou het beeld kunnen ontstaan dat Hessens-Schortens voornamelijk voorkomt in Overijssel en Gelderland, terwijl het tegendeel waar is. Het betreft slechts enkele scherven in vroegmiddeleeuwse vondstcomplexen, waarbinnen voornamelijk andere soorten aardewerk voorkomen. Het Hessens-Schortens aardewerk in Noord-Nederland is dus niet als zodanig ingevoerd. Waarschijnlijk is het verstopt als eivorm, proto-kogelpot of ruwwandig handgevormd aardewerk in vroegmiddeleeuwse vondstcomplexen. Afbeelding 1.1 illustreert goed wat voor gemankeerd beeld er ontstaat, wanneer er slechts gekeken wordt naar de Archis-data. 4

6 Afbeelding 1.1. de waarnemingen (links) en vondstmeldingen (rechts) die in Archis2 zijn ingevoerd als Hessens-Schortens aardewerk. Noord-Nederland is ernstig ondervertegenwoordigd (bron: Enkele vroege onderzoekers Eén van de eersten die de overgang van Angelsaksisch naar Hessens-Schortens aardewerk beschreef was Boeles, in zijn boek Friesland tot de 11e eeuw. Dit boek kwam voor het eerst uit in 1927 en is verder uitgewerkt in Boeles sprak hierin over een Angelsaksische invasie in 5 e en 6 e eeuws Friesland. Hij gaf deze invasie aan als reden voor het verschil in aardewerk, maar ook voor het verschil in bewoning. De nederzettingen met het Angelsaksische materiaal hadden andere huisvormen, en er was een verschil in grafcultuur (Boeles ). Onder meer Boeles ging er hierbij vanuit dat de als Angelsaksisch bestempelde bulturnen hun oorsprong vonden in en exclusief toebehoorden aan de Angelen en de Saksen, en dus de opvolging daarvan ook (Verhoeven 1998, 22). In Noord-Nederland, en met name Friesland, speelt bovendien mee dat veel nederzettingen in de vierde eeuw verlaten lijken, en pas weer in de vroege middeleeuwen bewoond zijn. 1 Daarbij moet worden opgemerkt dat het inheemse aardewerk uit de volksverhuizingstijd ook sterk afwijkt van het aardwerk in de periode daarvoor, de Romeinse tijd. 2 Van Giffen (1941) stelde vast dat hij geen scherpe grens tussen het buidelvormige aardewerk (dat hij als vroege representanten van het kogelpotaardewerk aanmerkt) en het versierde Angelsaksische aardewerk ziet. Dit geldt volgens hem zowel in Nederland als in Engeland en Noordwest-Duitsland. Van Giffen verklaart het als volgt: Wij meenen daarentegen dat veeleer de onrust der tijden zich spiegelt in dien achteruitgang van het dagelijksch gebruiksgoed. Daarbij gaat het voorafgaande Friesch-eigene in de ceramiek zelfs geheel te loor of wordt althans volkomen recessief (Van Giffen 1941, 86). Hij laat hiermee het kogelpotaardewerk direct ontstaan uit Angelsaksisch aardewerk. 1 Overigens zijn niet alle nederzettingen verlaten in de volksverhuizingstijd. In Groningen en met name in Drenthe zijn er nederzettingen aangetroffen waar sprake is van bevolkingscontinuïteit 2 Drenthe: typologie Wijster door Van Es (1996); Groningen en Friesland, typologie Taayke (1994) 5

7 De Duitse onderzoeker Haarnagel (1958) omschreef de problematische datering van vroegmiddeleeuws aardewerk dat in Duitsland voorkomt tussen de Elbe en de Ems en in Nederland tussen de E(e)ms en de Rijn. De moeilijkheden betreffende dateringen kwamen volgens Haarnagel voort uit het feit dat het een aardewerksoort betreft waarin weinig variatie, weinig verschil in vorm en weinig dateerbare bijgaven in grafcontexten voorkomt. De aardewerkgroep die hij Hessens-Schortens aardewerk noemt, dateert hij in de 7e, 8e en 9e eeuw Friezen, Angelen, Saksen De beschrijving en de herkomst van het vroegmiddeleeuwse aardewerk, vanaf de vijfde eeuw, is altijd een punt van discussie geweest. Een van de voornaamste redenen hiervoor is dat het aardewerk in baksel, vorm en kleur, sterk afwijkt van het daarvoor bekende aardewerk. Het gaat hier voornamelijk om het Angelsaksische aardewerk, dat vaak reducerend gebakken, dunwandig en vrij uitbundig versierd is. De reden van het ontstaan van Hessens-Schortens aardewerk valt door middel van materiaalonderzoek niet eenduidig te beantwoorden. Er zullen een aantal etnologische aannames gedaan moeten worden, die zwaar leunen op de ideeën van de volksverhuizingen. Deze ideeën zijn niet per definitie verkeerd, maar zijn wel nog steeds in ontwikkeling. De in 1975 verschenen bundel de Noordzeecultuur (Heidinga et al) behandelt in een aantal thematische hoofdstukken de problematiek van het vroegmiddeleeuwse onderzoek. De titel Noordzeecultuur impliceert een geografische begrenzing en het bestaan van een cultuur. Dit laatste is lastig te bewijzen, omdat cultuur een subjectief begrip is, dat bestaat in de hoofden van degenen die zich tot een bepaalde cultuur rekenen. Toch is het wel duidelijk dat in de vroege middeleeuwen een bepaalde groep mensen langs de Noordzeekust woonde, waarvan in elk geval de materiële cultuur sterk overeenkomt. Van Angelsaksisch aardewerk wordt verondersteld dat het is ontstaan vanuit een nieuwe bevolkingsgroep, die vanuit Noordwest-Duitsland en Zuid-Denemarken zijn intrede nam in onder meer het Noord-Nederlandse kustgebied (Verhoeven 1999, 21-26). Een gebied dat sinds omstreeks de derde eeuw in toenemende mate was leeggelopen, vanwege slechte bewoningsomstandigheden. De heroccupatie ten tijde van de volksverhuizingstijd zou niet alleen nieuwe, Angelsaksische, bewoners hebben aangetrokken, maar ook bewoners met een lokale herkomst. Er wordt wel gesuggereerd dat de rijke versieringen en de mooie afwerking binnen het Angelsaksische aardewerk een gevolg is van het neerzetten van een culturele identiteit. Crematiegraven met Angelsaksische urnen worden gezien als het bewijs van de komst van vreemdelingen, terwijl gelijktijdige inhumatiegraven gezien worden als bewijs voor de aanwezigheid van de oorspronkelijke bewoners. Als deze theorie gevolgd wordt, is het een vrij logische aanname dat na verloop van tijd de cultuurverschillen kleiner worden en men uiteindelijk allen tot dezelfde cultuur gaat behoren. De noodzaak tot onderscheiden met behulp van uitgebreid versierd aardewerk verdwijnt. Men lijkt minder om de esthetiek van zowel het huis, tuin en keukenaardewerk als de crematieurnen te geven. Er wordt nog wel onderscheid gemaakt in de materiële cultuur, maar schijnbaar niet langer door middel van het aardewerk. In de zesde en zevende eeuw kan het onderscheid gezocht worden in rijke metaalvondsten, met als bijzonder voorbeeld de fibula van Wijnaldum. De culturele identiteit lijkt nu meer te worden uitgedragen door uitingen van rijkdom, in plaats van zorgvuldig gemaakt, rijkversierd aardewerk. 3 In Nederland wordt vergelijkbaar aardewerk in de 6 e, 7 e en 8 e eeuw gedateerd 6

8 Alhoewel de oorsprong van het aardewerk en de herkomst van de bijbehorende bevolkingsgroepen nooit echt is aangetoond, en het wellicht onrealistisch is te verwachten dat het ooit zal gebeuren, is er in bijna een eeuw tijd wel veel duidelijk geworden over vroegmiddeleeuws aardewerk. Het voornaamste punt is misschien wel dat het zich beperkt niet tot onze huidige landgrenzen. Langs de kust van Engeland, Vlaanderen, Nederland, Duitsland en Denemarken is vergelijkbaar aardewerk aangetroffen uit vroegmiddeleeuwse contexten. 1.3 Doel- en vraagstelling Het belangrijkste doel van deze studie is een typologie op te stellen voor het Hessens- Schortens aardewerk. Hierbij is de behandeling van een aantal vragen van belang. Ten eerste: Waar en wanneer komt Hessens-Schortens voor? Er is een globale datering van het voorkomen van Hessens-Schortens aardewerk, namelijk de zesde en zevende eeuw. - maar kan er een moment worden aangewezen wanneer het aardewerk voor het eerst voorkomt? - kan er wellicht ook een plek worden aangewezen, waar Hessens-Schortens het eerst voorkomt? Vervolgens: Welke verschillende aardewerkvormen/typen zijn te onderscheiden? - is er een ontwikkeling te herkennen in de vorm of vormen van het aardewerk? - kan er slechts een typologie worden herkend, of wellicht ook een typochronologie? - is de ontwikkeling van het aardewerk overal gelijk, of zijn er lokale verschillen? - waarin uiten die verschillen zich? Belangrijk bij het onderzoeken van een typologie is vaststellen dat het onderzochte materiaal daadwerkelijk Hessens-Schortens aardewerk betreft. Daarnaast zal er gepoogd worden een gebied aan te wijzen waar het aardewerk is ontstaan, of tenminste, waar het voor het eerst voorkomt. Zodoende kan geprobeerd worden de evolutie van het aardewerk te volgen, naarmate het in tijd en ruimte verder verwijderd raakt van de bron. Het aardewerk is beschreven als zijnde ontstaan uit een autonome ontwikkeling, niet geïmporteerd/afgekeken uit andere gebieden. Waar de makers van het aardewerk vandaan kwamen, is de grote vraag. Alhoewel de herkomst van de bevolking niet in de onderzoeksvragen naar voren komt, is het een moeilijk onderwerp om in zijn geheel te negeren. Veel onderzoekers, vooral in de wat oudere onderzoeken, hechtten grote waarde aan het beantwoorden van de herkomst-vraag. Bovendien is aardewerk vaak een uiting van culturele identiteit. Gebieden waar hetzelfde aardewerk voorkwam worden verondersteld tot dezelfde cultuur te hebben behoord. Wat voor cultuur dat ook is geweest. 7

9 2. MATERIAALSTUDIE In de zesde eeuw is naast het Angelsaksische aardewerk Hessens-Schortens aardewerk ontstaan. In de zevende eeuw is dit slechts de enige voorkomende inheemse handgevormde aardewerkvorm die in het onderzoeksgebied voorkomt. In het begin van de achtste eeuw begint uit het Hessens-Schortens aardwerk de kogelpot te ontstaan. In de loop van de 8e eeuw verdwijnen de vlakke en lensbodems in het aardewerk en blijft de kogelpot over als enige inheemse handgevormde aardwerksoort. 2.1 periodisering Er zijn verschillende benamingen voor de periode waarbinnen Hessens-Schortens aardewerk voorkomt. Deze periodes lopen van het eind van de Angelsaksische periode tot en met het begin van de Karolingische periode. In dit hoofdstuk worden de verschillende periodes en hun problemen kort benoemd Angelsaksische periode De Angelsaksische periode is niet daadwerkelijk een periode, maar een aanduiding waarbinnen het Angelsaksische aardewerk voorkwam, in dit geval geldend voor Noord-Nederland. Deze periode valt binnen de volksverhuizingstijd en de Merovingische periode. Angelsaksisch aardewerk komt in Nederland ongeveer binnen de 5e en 6e eeuw voor. Voor Engeland loopt deze periode tot in de late middeleeuwen. 4 Aardewerk dat volgens de Nederlandse kenmerken binnen het Hessens-Schortens aardewerk valt, wordt in Groot- Brittannië nog Anglo-Saxon genoemd. Het aardewerk is vernoemd naar twee volkeren die afkomstig waren uit respectievelijk Denemarken en noordwest Duitsland/Drenthe, de Angelen en de Saksen. Van oudsher werd gedacht dat deze volkeren in het begin van de vroege middeleeuwen het Noord-Nederlandse en -Duitse terpengebied binnendrongen en de bestaande bewoners verdreven, of verlaten woonplaatsen heroccupeerden, alvorens door te trekken naar Groot-Brittannië Over de controverse rond de Angelsaksische periode wordt elders verder ingegaan Volksverhuizingstijd Ook de term volksverhuizingstijd is niet onomstreden. Historisch gezien kan de periode geplaatst worden tussen het jaar 375, het jaar van de inval van de Hunnen en het jaar 568, het jaar dat de Longobarden zich in Italië vestigden (Kinder, H. & W. Hilgemann, 1994, 115). Archeologisch gezien kan de volksverhuizingstijd ongeveer tussen 270 n.chr. en het jaar 481 geplaatst worden. 5 Het gebruik van de term wordt afgeraden, omdat het de nadruk legt op de volksverhuizingen, en de donkere kant van de vroege middeleeuwen, terwijl er in deze periode veel meer dingen gaande waren, op bijvoorbeeld politiek en sociaal-economisch vlak Merovingische periode De Merovingische periode liep van de 5e tot en met de 8e eeuw en is vernoemd naar de Frankische koning Merovech, grootvader van de bekende Merovingische koning Clovis. Het Frankische rijk strekte uit van Noord-Frankrijk tot in het zuiden van Nederland en het

10 zuidwesten van Duitsland. De Franken hadden een ingewikkelde hiërarchische sociale structuur, die deels was gebaseerd op een leenheerstelsel, afkomstig uit de Romeinse tijd, en een uitgebreid stelsel van heiligen die direct verbonden waren met de koninklijke familie (Boon 2008). De kerstening was in het zuiden van Nederland al vol op gang gekomen. In het noorden van Nederland was er nog geen sprake van kerstening, noch van een ingewikkelde sociale structuur. Nederzettingen waren ruraal van aard. Toch was er geen sprake van isolatie ten opzichte van de rest van Europa. Vooral in Friesland zijn uit de Merovingische periode vele importvondsten gedaan. In de context van het huidige onderzoek is vooral het vele Merovingische draaischijfaardewerk van belang, dat afkomstig is uit het rivierengebied. Daarnaast zijn ook munt- en metaalvondsten gedaan in Noord-Nederland, die wijzen op (handels)contacten. Voorbeelden hiervan zijn de rijke graven van Hogebeintum en de koningsfibula van Wijnaldum, alsmede recente vondsten uit Midlaren Karolingische periode De Karolingische periode overspant de 9e en 10e eeuw. Deze periode is vernoemd naar Karel Martel, de zoon van de Frankische hofmeier Pippijn II (van Herstal). Karel Martel was op zijn beurt weer de grootvader van Karel de Grote. Tijdens de Karolingische periode bereikte de kerstening ook Noord-Nederland, al waren er tot in de 9e eeuw gebieden in Groningen die nog niet gekerstend waren. Verder kenmerkt deze periode zich door een grote uniformiteit in de aardewerktraditie. De zogenaamde kogelpot was wijdverbreid in heel Nederland en daarbuiten. De invoering van de kogelpot gebeurde echter niet overal gelijktijdig. Ook zijn er aanwijzingen dat op sommige plaatsen (voornamelijk in het noorden en oosten van Nederland) het kogelpotaardewerk nog een tijd naast aardewerk uit de voorgaande periode is gebruikt. Op het eindigen van de Hessens-Schortens traditie en het aanvangen van de kogelpottraditie wordt elders in dit stuk ingegaan. 2.2 Methodiek A.A.A. Verhoeven heeft in zijn boek Middeleeuws gebruiksaardewerk in Nederland (1998) de kogelpot systematisch onderzocht. Een aantal van zijn methodes zijn zeer bruikbaar voor Hessens-Schortens. Er zijn echter een aantal verschillen: Het aardewerk uit de zesde en zevende eeuw heeft een grotere variatie in vorm dan de kogelpot, die eigenlijk alleen variatie in randvorm kent. De kogelpot is een periode van vijf eeuwen in gebruik geweest, in tegenstelling tot het Hessens-Schortens aardewerk, dat slechts twee tot drie eeuwen is gebruikt. Er kan dus worden gezegd dat het vroegmiddeleeuwse aardewerk dynamischer is in vorm en variatie dan het kogelpotaardewerk. Maar omdat de kogelpot zijn oorsprong vindt in het Hessens-Schortens aardewerk, kan de aanpak van het onderzoek vergelijkbaar zijn. Verhoeven (1998, 7) onderscheidt voor de indeling van het aardewerk een aantal eigenschappen. Dit zijn vorm, baksel, formatieprocessen en functie. De vorm en functie van aardewerk kan bijdragen aan een typochronologische reeks. Hierbij wordt opgemerkt dat functie een subjectief begrip is, omdat men nooit precies kan weten waarvoor een bepaalde vorm gediend heeft. Het baksel en de formatieprocessen hebben te maken met de manier waarop het aardewerk gemaakt is. Door middel van een bepaald baksel kan de verspreiding van een type gevolgd worden, de formatieprocessen hebben te maken met hoe het aardewerk breekt en de hoeveelheid aardewerk die buiten een archeologische context valt. Verder onderscheidt Verhoeven typologie en classificatie van het aardewerk. Een type wordt beschreven op basis van overeenkomsten van objecten binnen een assemblage en een classificatie gebeurt door een aantal variabelen te definiëren die bij elk voorwerp worden waargenomen (Verhoeven 1998, 10). Voor het bestudeerde Hessens-Schortens aardewerk is 9

11 op basis van de classificatie van het aardewerk getracht een typologie te maken. 2.3 Studiemateriaal Voor de materiaalstudie is gebruik gemaakt van aardewerk dat voornamelijk aanwezig is in het Noordelijk Archeologisch Depot (NAD) te Nuis. Verder is er aardewerk uit de collecties van het Fries en Drents museum bestudeerd. Getracht is een representatieve steekproef te nemen van het aanwezige Hessens-Schortens aardewerk, gevonden in Groningen, Friesland en Drenthe. Uit elke provincie zijn drie sites geselecteerd met een behoorlijke hoeveelheid Hessens- Schortens aardewerk binnen het vondstmateriaal. Deze sites zijn: Leens, Aalsum en Godlinze in Groningen; Tritsum, Wijnaldum en Oosterbeintum in Friesland; en Peelo en Odoorn in Drenthe. Daarnaast zijn uit de collectie van het NAD en de musea een aantal stukken geselecteerd afkomstig van andere opgravingen binnen de drie noordelijke provincies. Deze stukken betreffen voornamelijk complete potten, soms zonder duidelijke context, waardoor ze minder geschikt zijn voor determinatie. Toch geven vooral de complete potten een goed beeld van de variaties die binnen het aardewerktype kunnen voorkomen. De nederzettingen in Friesland liggen allemaal in het terpengebied. De nederzettingen in Groningen liggen grotendeels in het terpengebied. Een deel van de Groningse vindplaatsen, liggen, net als de Drentse vindplaatsen, op de zandgronden van het Drents plateau en langs de Hondsrug. Een interessante vraag is dan ook of er verschil bestaat tussen het materiaal uit het klei(terpen)gebied en het zandgebied. Of zijn er mogelijk nog andere geografische factoren die meespelen? Naast het literatuuronderzoek en het aardewerkonderzoek is ook gebruik gemaakt van on-line databases. De informatie van deze databases, en met name de afbeeldingen van (complete) potten zijn vergeleken met het bekende materiaal uit de drie noordelijke provincies. De gebruikte databases zijn van het Rijksmuseum voor Oudheden te Leiden ( het British Museum in Londen ( en de databank vreemdelingen in de vroege middeleeuwen ( 2.4 Opzet van het onderzoek Er zijn tijdens het materiaalonderzoek van het aardewerk een beperkt aantal scherven bekeken. 7 Er zijn slechts enkele complexen per provincie bekeken, naast de beperkt aanwezige complete vondsten uit andere complexen. Uit de nederzettingscontexten zijn alleen de (bijna) complete potten en randscherven bekeken en soms ook bodems. Dit kan gevolgen hebben voor de onderzoeksresultaten. In een nederzettingscontext komen weinig tot geen complete vormen voor. Dit betekent dat het vaak gissen is naar de vorm van de complete pot. Omdat er wel randscherven zijn onderzocht, is binnen het nederzettingsaardewerk de randvorm leidend. In bepaalde gevallen kan hierdoor de vorm van de complete pot geëxtraheerd worden, afhankelijk van de grootte van de scherf en hoeveel van het lichaam van de pot nog aan de rand vast zit. De diameter van de pot is bij kleinere scherven vaak niet te achterhalen, omdat het Hessens-Schortens aardewerk erg onregelmatig van aard is. Diameters zijn dan ook niet systematisch onderzocht. Wel is er, naast de vorm, gekeken naar de magering, de hardheid van het baksel, de afwerking (ruwwandig, gladwandig) en versiering, en de wanddiktes. 7 Er zijn in totaal ruim 1000 scherven en potten bestudeerd, naast de beschrijvingen en afbeeldingen van potten uit de literatuur en de geraadpleegde on-line databases 10

12 Afbeelding 2.1. De onderverdeling van vroegmiddeleeuws aardewerk door Steuer. vlnr. vorm van de pot, vorm van de rand en onderscheid tussen 3 types, te weten Eitopf (1), kogelpot (2) en pot met naar binnen staande rand (bron: Steuer, 1971) 11

13 Vanwege de verscheidenheid aan benamingen van het Hessens-Schortens aardewerk is bij de selectie van het aardewerk en de literatuur aanvankelijk uitgegaan van de datering van de vindplaatsen. Als een site degelijk gedateerd is in de 6e en 7e eeuw, maar het aardewerk werd als Angelsaksisch en/of kogelpot bestempeld, is het aardewerk toch meegenomen in de selectie. Gezien de beperkingen van het materiaalonderzoek (beperkt aantal scherven van een beperkt aantal nederzettingen, waarbij de hoeveelheden per nederzetting sterk verschillen) kunnen er voornamelijk algemene conclusies worden getrokken uit het bestudeerde materiaal. Uiterlijke kenmerken van het aardewerk kunnen worden beschreven, maar statistische gegevens kunnen niet worden geëxtraheerd. Wel zijn bepaalde tendensen waargenomen, die, ook al zijn ze niet statistisch gestaafd, wel de moeite zijn om te noemen. 2.5 Kenmerken Hieronder wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste kenmerken van een Hessens- Schortens pot. Omdat het handgevormd aardewerk betreft en niet op grote schaal of fabrieksmatig is geproduceerd, is geen pot gelijk aan de volgende. Algemene vormkenmerken zijn echter wel degelijk aanwezig. Zie Tabel 1 voor een foto-impressie van de verschillende kenmerken van Hessens-Schortens aardewerk Rand/halsvorm De randvormen zijn min of meer gelijk aan die van het vroege kogelpotmateriaal, die, op basis van de methode van Steuer, zijn beschreven door Verhoeven (1998, 13). Er zijn een aantal randtypes te onderscheiden. Ten eerste is er de rand met de afgeronde lip, welke het meeste voorkomt, en de vorm met de afgeplatte, afgepunte en verdikte lip. Verder kunnen de randen opstaand en uitstaand zijn, maar ook naar binnen staan ( komvorm ). Ook de afzet van de rand aan de binnenkant kan variëren van geen (bij een opstaande rand) tot afgerond of een lichte knik, tot een scherpe knik. Enkele potten hebben een zogenaamd S-profiel. Facetten op de rand, groeven en dekselgeulen komen doorgaans niet voor in Hessens- Schortens aardewerk. Randen die zijn afgezet vanaf de schouder kunnen voorkomen. 12

14 Afbeelding 2.2. Een aantal randvormen(n.b. niet op schaal). Boven vlnr: uitstaande, scherp afgezette rand; uitstaande rand, vloeiende overgang met een verdunning in de hals; licht uitstaande rand; opstaande rand met afgeronde lip; iets uitstaande rand met afgeplatte lip. Onder vlnr: opstaande rand, weinig geprofileerd; iets uitstaande rand, weinig geprofileerd; opstaande rand, iets verdikt, afgeplatte lip; komvorm, lip iets tapstoe; komvorm, opstaande rand. Tekeningen auteur Magering Voor de magering van het aardewerk is doorgaans steengruis gebruikt. Dit kan zeer grof materiaal zijn, dat zichtbaar door de wand heen steekt. Het kan ook bijna onzichtbaar zijn, dan is het dermate fijn dat het bijna zand is. Bij de steengruis gemagerde potten is vaak graniet gebruikt. Zeer grof gemagerde potten, waarbij stukjes graniet duidelijk zichtbaar zijn en soms door de wand steken worden vooral veel in Drenthe gevonden. Naast steengruis zijn er ook potten die gemagerd zijn met organisch materiaal. Deze potten komen vooral voor in Friesland en dan met name in het materiaal uit Tritsum. Dit aardewerk wordt dan ook type Tritsum genoemd (Taayke & Knol 1992). Verder is er nog een klein aantal potten dat met schelpgruis gemagerd is. Schelpgruismagering in aardewerk komt vooral voor in aardewerk uit de midden ijzertijd en het midden van de Romeinse tijd 8 en in kogelpotten uit de 9 e eeuw. Het komt als esthetisch kenmerk ook wel eens voor in Angelsaksisch aardewerk (pers.meded. E. Taayke). Maar waar de schelpgruismagering in Angelsaksisch aardewerk erg fijn is, is het betrekkelijk grof in Hessens-Schortens aardewerk. Een goed voorbeeld van aardewerk met dit soort magering zijn een aantal potten die zijn aangetroffen in een haard in Wijnaldum, met een 14C datering tussen 550 en 560 n.chr. 9 (zie ook 5.1.4). In Hessens zijn schelpgruisgemagerde potten gedateerd in de 7 e eeuw (Tischler 1954, 83). 8 Pers. meded. E. Taayke. 9 Vondstnummers W /6451 en W zijn met schelpgruis gemagerde potten 13

15 2.5.3 Baksel De hardheid van het baksel is moeilijk om onafhankelijk vast te stellen zonder gebruik van natuurwetenschappelijke methodes. Wel is het tot op zekere hoogte met het blote oog waarneembaar. De hardheid van het baksel is dan ook een indicator die niet mag worden genegeerd. Het heeft vaak te maken met de temperatuur waarop het aardewerk gebakken is en in zekere mate met de zorg die aan het baksel besteed is. Angelsaksisch aardewerk is bijvoorbeeld redelijk hard gebakken aardewerk, terwijl het meeste inheemse aardewerk uit de Romeinse tijd juist vrij zacht is. Een deel van dit kenmerk hangt samen met de gebruikte magering. Organisch gemagerd aardewerk werd zachter gebakken dan steengruis gemagerd aardewerk. Het baksel van organisch, en in mindere mate schelpgruis gemagerd aardewerk is poreuzer dan met steengruis gemagerd aardewerk. Steengruis gemagerd aardewerk kon heter worden gebakken. Hardbakkend aardewerk heeft een compacter baksel, waardoor het in verhouding zwaarder is dan zachter gebakken aardewerk. Over het algemeen is Hessens-Schortens aardewerk niet zeer heet of zeer hard gebakken Afwerking De afwerking van het aardewerk varieert. Alhoewel in de meeste literatuur Hessens-Schortens aardewerk als slordig en slecht afgewerkt aardewerk wordt afgeschilderd, bestaat er wel degelijk goed afgewerkt aardewerk, waar duidelijk zorg aan is besteed. Afgezien van de vorm, die vaak toch wat onregelmatig is, is oppervlaktebehandeling en afwerking een goede indicator voor de afwerking van een pot. Bij Hessens-Schortens is deze oppervlaktebehandeling in vier categorieën te onderverdelen: Ruwwandig is wanneer het steengruis duidelijk door de buitenwand van de pot steekt. Dit komt voornamelijk voor bij het grover gemagerde aardewerk, waarbij eigenlijk geen oppervlaktebehandeling lijkt te hebben plaatsgevonden. Dit kan bij zowel slordig als goed afgewerkt aardewerk voorkomen. Ruwwandig afgewerkt aardewerk heeft nog steeds een voelbaar ruw oppervlak, maar er steekt aan de buitenkant geen steengruis door de wand. Dit kan voorkomen bij aardewerk dat fijner is gemagerd, maar ook bij grof gemagerd aardewerk waarbij men doelbewust het oppervlak heeft bewerkt zodat er geen steengruis meer uitsteekt. Vaak steekt het steengruis aan de binnenkant dan nog wel door de wand. Doorgaans is dit goed afgewerkt aardewerk. Gladwandig betekent dat de buitenkant van het aardewerk niet ruw aanvoelt. Soms is dit doelbewust gedaan, soms is het een bijwerking van de magering. Organisch gemagerd aardewerk is gladwandig, omdat het zo zacht gebakken is en er (meestal) geen steengruis in het baksel zit. Gladwandig aardewerk kan zowel slordig als goed afgewerkt zijn. Gepolijst aardewerk is altijd doelbewust behandeld. Het komt voor bij aardewerk met alle soorten magering. Het is voelbaar glad en glimt zichtbaar. Gepolijst aardewerk is meestal reducerend gebakken en daardoor egaal donkergrijs tot zwart van kleur. Ook is gepolijst aardwerk meestal netjes afgwerkt. Angelsaksisch aardewerk is meestal gepolijst en reducerend gebakken. Kogelpotten zijn bijna altijd ruwwandig, maar vaak wel goed afgewerkt Toch komen er ook ruwwandig Angelsaksisch aardewerk en gepolijste kogelpotten voor 14

16 2.5.5 Versiering Versiering komt voor op Hessens-Schortens aardewerk (zie Afbeelding 2.3). Een aantal types versieringen zijn terug te leiden tot het Angelsaksische aardewerk. Het gaat hier voornamelijk om horizontale, verticale en diagonale strepen (soms niet meer dan krassen) en buckelversiering, soms alleen nog rudimentair aanwezig. Verder komen vingerindrukken en indrukken van een stok voor. Vingerindrukken zijn meestal zichtbaar als cirkelvormige deuken; indrukken van een stok als kleine driehoekjes. Ook komt er stempelversiering voor, dit zijn vaak cirkels met een patroon van driehoeken erin, maar het kunnen ook vierkantjes, gemaakt uit punten of grotere driehoeken zijn. Dit soort versiering komt ook voor op importaardewerk, zoals Merovingisch en Badorf-aardewerk. Ook de latere kogelpotten kunnen stempelversieringen hebben. De meeste versieringen komen voor onder de rand, of tussen de rand en de schouder. Versiering onder de schouder, op de buik of aan de voet van de pot is zeldzaam of komt niet voor. De potten zijn zeer zelden over het gehele lichaam versierd. In Wijnaldum is een vroegmiddeleeuwse, handgevormde pot gevonden die qua vorm onder het Hessens-Schortens aardewerk valt, maar schelpgruis gemagerd is en over het hele lichaam versiering in de vorm van indrukken heeft. Afbeelding 2.3. Schetsmatige weergave van een aantal versieringsvormen op Hessens-Schortens aardewerk. Tekening auteur Oren De oren die voorkomen binnen Hessens-Schortens aardewerk kunnen worden onderverdeeld in vier categorieën. Ten eerste zijn er gewone, of ware oren. De tweede categorie bestaat uit zogenaamde snoeroren of knobbeloren. De derde categorie oren behelst de zogenaamde zwaluwnestoren en ten vierde komen er hengseloren voor. 15

17 In Duitsland komen in enkele gevallen ook horizontale bandoren voor (Lüdtke & Schiezel). Dergelijke oren zijn ook te vinden in Badorf-aardewerk. Bandoren binnen Hessens-Schortens aardewerk zullen dan ook een relatief late ontwikkeling zijn. 11 Ware oren zijn oren aan weerszijden op de schouders van de pot. Ook kopjes hebben oren, dan vaak slechts één, die aan de rand en aan de bodem van het kopje bevestigd zijn. Snoeroren Dit zijn oren in de vorm van een knobbeltje, waar vaak een klein gaatje in zit, waar een draad of snoer doorheen is getrokken. Ze lijken een voornamelijk esthetische functie te hebben. De oortjes bestaan uit al dan niet doorboorde knobbeltjes. Sommige auteurs onderscheiden dan ook knobbeloren en snoeroren. Maar als beter naar sommige knobbeloortjes kijkt, kan een aanzet tot een doorboring te zien zijn. Derhalve worden hier knobbeloren en snoeroren onder één en dezelfde noemer beschreven. Snoeroren komen vaak voor in drietallen, ofwel aan de voet van de pot, ofwel aan de schouder. Dit lijkt een overblijfsel te zijn uit de Angelsaksische periode, waar ze ook veelvuldig voorkomen. Ook bij het laat- Romeinse aardewerk van Wijster komen snoeroren voor. Zwaluwnestoren worden zo genoemd omdat het oor als een zwaluwnest aan de rand van de pot is bevestigd. Een zwaluwnestoor is een oor aan de rand van de pot, waarbij een gat of doorboring net onder de lip van de pot zit. Aan de binnenkant van het oor zit een gat in de potrand, waardoor een touw kon worden gespannen Aan de buitenkant van de pot bevindt zich een rond zwaluwnest, dat aan de bovenkant open is. De theorie is dat het nestje een bescherming is voor een touw, dat door de gaten onder de lip werd gespannen om de pot op te kunnen hangen boven het vuur. Zwaluwnestoren komen ook voor in Karolingisch aardewerk Hengseloren zijn oren die op de rand staan aan weerszijden van de pot. Ze lopen in een punt en hebben een gat waar een hengsel aan zou kunnen hangen. Hengseloren kwamen oorspronkelijk ook voor bij bronzen potten uit de Romeinse Tijd (Zie bijvoorbeeld bronzen vaatwerk uit Midlaren (Nicolay, 2008)) Een enkele keer komen ze voor bij Hessens-Schortens aardewerk. Bij één pot, uit Ezinge komt een pot voor waarbij de hengselvorm en het zwaluwnestoor zijn gecombineerd. Mogelijk hebben ze gediend als houder voor hengsels, al is er geen bewijs gevonden dat de potten ooit hengsels bevatten. Hengseloren komen ook voor in Mayen-aardewerk (Redknap 1999, 220) Wanddiktes De wanddiktes van de potten zijn soms moeilijk vast te stellen, omdat het vaak gaat om onregelmatig gebakken aardewerk. Waar mogelijk is een fragment van de buik van de pot genomen, omdat de rand vaak dikker is, en de overgang tussen rand en schouder vaak dunner is dan de gemiddelde wanddikte. Bodems zijn vaak weer dikker. In gevallen waar de dikte van de wand van een scherf zeer sterk verschilt is een gemiddelde genomen. Vanwege de onregelmatigheid van het aardewerk is een globale onderverdeling gemaakt in dikwandig, dunwandig en gemiddeld. Gebleken is dat de gemiddelde Hessens-Schortens scherf een wanddikte heeft tussen de 6 en 10 mm. Een pot met een wanddikte van minder dan 6 mm wordt dunwandig genoemd, een pot met een wanddikte van meer dan 10 mm is dikwandig. 11 En wellicht komen ze daarom niet voor in Nederland, tegen de tijd dat in Nederland Badorf wordt aangetroffen, zijn de meeste nederzettingen (uitzonderingen daargelaten) al overgegaan op kogelpotten. Ook kan het een lokale ontwikkeling betreffen 16

18 2.5.8 Over standringen In bepaalde publicaties (zoals Miedema, Knol) wordt het voorkomen van standringen in 6e-7e eeuws materiaal genoemd. Tijdens het onderzoek van het aardewerk, alsmede het bestuderen van afbeeldingen in het literatuuronderzoek, is geen Hessens-Schortens aardewerk aangetroffen met een standring. Met het voorbehoud dat de hoeveelheid onderzochte bodems niet in verhouding is tot het aantal onderzochte randscherven (wellicht zelfs ondervertegenwoordigd), kan worden aangenomen dat potten met standringen behoren tot het Angelsaksische aardewerk (en latere kogelpotten) en niet tot het Hessens-Schortens materiaal. 17

19 Tabel 1. Verschillende kenmerken van Hessens-Schortens aardewerk 12 vorm biconisch eivorm nauwmondig komvorm tonvorm buidelvorm bolle vorm klein vaatwerk magering steengruis schelpgruis* organisch* 12 Foto s auteur, m.u.v. *, bron: friesscheepvaartmuseum.nl 18

20 afwerking ruwwandig ruwwandig afgewerkt gladwandig gepolijst oren ware oren zwaluwnestoren snoeroren hengsels (+zwaluwnestoor) versiering geometrische lijnen indrukken (stokje) stempels stempels + inkrassingen lobben/buckels besenstrich inkrassingen 19

21 3. LITERATUURONDERZOEK Er is in de loop der jaren een aantal overzichtswerken verschenen die middeleeuws aardewerk beschrijven. Deze werken behandelen het Hessens-Schortens aardewerk als onderdeel van een bredere typochronologie. Voor Noord-Nederland zijn dit vooral E. Knol, M. Miedema en W. van Es geweest. Knol behandelt het kustgebied van Groningen en Friesland, Miedema Groningen en Van Es gebruikte het aardewerk van Odoorn voor een Drentse typologie Miedema Het vroegmiddeleeuwse materiaal uit het noordwesten van Groningen, Oost-Fivelingo en West- Fivelingo (type XI) bestaat volgens Miedema (1983, 1990, 2000) uit buidel-, ei-, pompoenpotten, napjes en kopjes. De kenmerken van het aardewerk zijn vloeiende wand/schouder- en schouder/halsovergangen. De hals is meestal kort en naar buiten gebogen, de rand is afgerond en onverdikt, soms eindigend in een punt. De bodem is vlak en convex. De potten kunnen in drie typen worden onderverdeeld: Type XIA zijn in verhouding hoge potten, met een convexe wand, die halverwege de pot het breedst is. De bodem kan zowel vlak zijn als een Wackelboden. Miedema beschrijft potten die met chevrons of bogen en groeven op de schouder versierd zijn. Bandoren en knobbeloortjes komen voor. De baksels die bij dit type horen noemt Miedema voornamelijk g, maar ook e, f, h en j. Baksel g is een hard, gepolijst baksel, gemagerd met grof zand en glimmer. Baksel e is een hard, gepolijst baksel, dat zandgemagerd is. Baksel f is een hard, gepolijst baksel gemagerd met fijn zand en glimmer. Baksel h is een schelpgruisgemagerde kogelpot. Baksel j is een kogelpot met steen- en granietgruismagering. Dit type wordt gedateerd tussen 500 en 600 n.chr. maar sommige exemplaren tussen 600 en 750 n.chr. 14 De potten van type XIB hebben een hoog lichaam en een ronde bodem. Er is een scherpe overgang naar een lange, brede, rechte schouder. De hals is kort en uitstaand. Baksels die bij dit type horen zijn d en f. Baksel d is een hoofdzakelijk plantaardig (soms met potgruis) gemagerde pot die zacht gebakken en niet gepolijst is. Deze potten worden tussen 450 en 600 n.chr. gedateerd. Type XIC is een pot met een grotere breedte dan hoogte. Deze potten hebben een convexe wand. Ook deze pot heeft halverwege de grootste omvang. De overgangen naar de wand, schouder en hals zijn vloeiend. Er kan een knik voorkomen bij de aanzet tot de hals. De hals is kort, iets gebogen en uitstaand, de rand is afgerond of afgestreken. Bij dit type beschrijft Miedema één pot met ovale indrukken rond de wand/schouderovergang. Baksels g, h en j komen voor. Dit type heeft een datering tussen 600 en 700 n.chr. en tussen 700 en 800 n.chr. 13 De methodiek van onderzoeken en onderverdelen verschilt soms sterk tussen de verschillende auteurs. Op basis van de beschrijvingen en enkele afbeeldingen blijkt het moeilijk te zijn een vergelijking te trekken tussen de verschillende typologieën. 14 Opmerkelijk is hier het noemen van baksel h, de schelpgruisgemagerde kogelpot, waarvan de datering algemeen erkend vanaf het eind van de 8 e eeuw vastgesteld is. 20

22 3.2 Knol Knol (1993, 52-61) laat in zijn typologie meerdere aardewerktypes in dezelfde periode naast elkaar voorkomen. Het is dan ook strikt genomen geen typochronologie, aldus Knol, maar eerder een verdeling in vondstgroepen, gericht op het periodiseren van vindplaatsen. Door deze onderverdeling kan het Hessens-Schortens aardewerk binnen meerdere types van Knols typologie voorkomen. Hij onderscheidt de typen op basis van baksel en/of magering. 15 Knol verdeelt het Angelsaksische aardewerk in versierd (ASA-ASA) en onversierd (ASA- ASAONV). Het onversierde Angelsaksische aardewerk wordt beschreven als gepolijst en gemagerd met fijn granietgruis. De vorm is biconisch, maar kan ook buidelvormig zijn of wijdmondig met een korte nek. Deze laatste twee vormen zijn eveneens kenmerkend voor Hessens-Schortens aardewerk, maar worden op basis van het baksel door Knol onderverdeeld binnen het Angelsaksische type. Als enige versiering binnen dit type worden kleine knijpoortjes genoemd, deze zijn vergelijkbaar met de knobbel- of snoeroren bij het Hessens-Schortens aardewerk. Datering van dit type valt tussen de derde en zesde eeuw na Christus. Het laat-angelsaksische aardewerk (ASA-ASALAAT) heeft eveneens een fijne granietgruismagering, met een wandoppervlak dat aanvoelt als schuurpapier. De kleur is rossiggrauw. Het baksel wijkt af van het overige Angelsaksische aardewerk, dat gepolijst is. Deze potten zijn vaak wel versierd, met deuken, lijnen en stempels, en hebben een standring. Als urn komt dit aardewerk voor in graven die gedateerd worden in de zesde en zevende eeuw. 16 Het Merovingisch handgevormd aardewerk (MHA) komt volgens Knol voort uit het onversierde Angelsaksische aardewerk, en wordt Anglo-Fries of Hessens-Schortens genoemd. Het aardewerk is voornamelijk donkergrijs van kleur, is met grof granietgruis gemagerd en heeft een glad of enigszins ruw oppervlak. 17 Er worden drie vormen onderscheiden: nauwmondig (MHA- NAUW), wijdmondig (MHA-WIJD) en een komvorm (MHA-KOM). MHA-NAUW en MHA-WIJD hebben een vlakke bodem en een rechtopstaande of iets uitstaande rand, die soms taps toe loopt. Van de komvorm hebben de kleinere exemplaren al een ronde bodem, als een kogelpot. Spaarzame versiering komt voor. De wijdmondige potten hebben af en toe een klein oortje opzij of onderaan de buik. 18 Datering van enkele potten uit Dokkum-Berg Sion en Oosterbeintum valt in de zesde en zevende eeuw. Het zevende-eeuwse materiaal heeft een grovere magering en een ruwer oppervlak. Deze vorm gaat over in de kogelpot. De typering van de kogelpotten baseert Knol op de typologie van Dorestad door Van Es. Dit betekent dat er niet langer naar baksel wordt gekeken voor datering, maar naar randvorm. Knol 15 De vraag is in hoeverre deze onderverdeling betrouwbaar is. Baksel en magering hebben veel met elkaar te maken. Een organisch gemagerde pot is doorgaans zachter gebakken dan een steengruis gemagerde pot. Magering zal niet alleen iets met de periode waarin de pot gebakken is hebben, maar ook met de locatie waar de pot gebakken is. In Drenthe zal niet gauw een lokale, handgevormde pot voorkomen die schelpgruis gemagerd is. Verder is het ook waarschijnlijk dat er variatie bestaat tussen baksels van verschillende pottenbakkers. 16 Deze urnen zouden op basis van het baksel heel goed binnen het Hessens-Schortens aardewerk passen. Maar waar Knol bij de andere typeringen van baksel is uitgegaan, is hij bij de benaming van laat- Angelsaksisch aardewerk juist uitgegaan van de vorm en versiering. 17 Er zijn ook zeer ruwwandige potten die onder dit type zouden moeten vallen 18 Dit zijn de zogenaamde snoeroren, die bijna altijd per drie voorkomen aan de schouder of onder aan de buik van een pot. 21

23 laat binnen de groep KGP-GRDOR1A (datering: n.chr.) ook een aantal kogelpotten vallen met een afgeplatte bodem, en exemplaren met (zwaluwnest)oren. Hij beschrijft verder eivormige potten met een wankele bodem. Zowel deze Eitöpfe als de kogelpotten met de vlakke bodems vallen eerder onder het Hessens-Schortens aardewerk dan onder de kogelpotten. 19 Op basis van het feit dat Eitöpfe, net als kogelpotten, een ronde rand hebben, worden ze door Knol tot dezelfde groep gerekend. Er wordt niet naar het baksel, noch naar de vorm van de bodem gekeken. 3.3 Van Es - Odoorn In tegenstelling tot de typologieën van Miedema en Knol, heeft Van Es zijn typologie voor Middeleeuws aardewerk slechts op één nederzetting gebaseerd: de vroegmiddeleeuwse nederzetting van Odoorn. Naast een aantal algemene kenmerken, zoals de aanwezigheid van wackelbodems, maakt Van Es een onderscheid in twee groepen. De eerste, grootste groep bestaat uit grof, dikwandig aardewerk. De tweede groep is aardewerk dat dunwandiger en beter afgewerkt is. Het goed afgewerkte aardewerk, met een fijne (mogelijk zand-) magering noemt hij kwaliteit A (circa 10% van het materiaal). Het oppervlak van dit aardewerk is gladgemaakt of gepolijst. Het grove aardewerk heet kwaliteit B. Dit is ruwwandig materiaal, waarbij hoogstens wat onregelmatigheden zijn gladgestreken. Ook bestaan er overgangsvormen tussen A en B. De vorm is in typen onderverdeeld (Van Es 1979, ). Type I is een wijdmondige schotel met een ongedifferentieerd rond lichaam (Van Es 1979, ). Het baksel is voornamelijk van kwaliteit B, maar kwaliteit A komt ook voor. Waarschijnlijk zijn veel vormen van dit type eivormig geweest, maar de hoogte is niet groter dan de breedte van de pot. Bij enkele exemplaren is de rand bij de aanzet naar binnen geknikt. Randen zijn afgerond, maar kunnen ook afgevlakt zijn, of tapstoe lopen. Knobbeloren of ware oren onder de rand komen voor. Dit type is vergelijkbaar met Type XIC van Miedema en doet denken aan type MHA-KOM van Knol. Type IA is een pot met een meer zakvormig lichaam, die waarschijnlijk ook wat hoger is dan type I en een overgangstype is tussen type I en II. Type II is een wijdmondige pot met een afgerond lichaam en een korte hals. Deze potten hebben in tegenstelling tot type I een duidelijk aanwezige hals. De bodem is een Wackelboden. Er bestaan exemplaren met snoeroren, zwaluwnestoren en doorboringen van de hals. Type III is een wijdmondige pot met afgeronde schouder en een korte, naar buiten gebogen hals. Dit zijn waarschijnlijk kogelpotten. De randvorm is slecht te onderscheiden met type II. Het baksel bestaat voornamelijk uit kwaliteit B. Dit type en mogelijk type II is vergelijkbaar met Knols type KGP-GRDOR1A. Type IV is een wijdmondige schaal met een licht biconisch lichaam. Dit zijn potten die aan zogenaamde Schalenurne doen denken. Het type bevat ook vormen met een lange, steile schouder. De buikknik is minder scherp en de hals is uitstaand. Versiering kan voorkomen. Dit type doet denken aan potten binnen Knols typen ASA-ASALAAT en ASA-ONV. 19 Duitse dateringen van de Eitopf in de tweede helft van de 8 e eeuw en de 9 e eeuw zijn mogelijk te laat. Dit zijn dateringen gedaan door La Baume in 1953, in de tijd dat men in Duitsland geloofde in een bewoningshiaat in de 6 e eeuw. Dit kan de reden zijn van het feit dat het materiaal uit Duitsland soms één of twee eeuwen later is gedateerd dan vergelijkbaar materiaal uit Nederland. Daarnaast kan het een kwestie zijn van herkomst. Als het materiaal is ontstaan in Nederland, zal het enige tijd nodig hebben gehad om zich over het kustgebied te verspreiden, en in Duitsland terecht te komen. 22

24 De versieringen zijn bij Van Es onderverdeeld in typen A tot en met D. Versiering A is Besenstrich. Deze groepjes van streken komen voor op de buik van de pot, tussen schouder en bodem, bij type II en bij baksels met kwaliteit A en B. Versiering B zijn ingekraste lijnen en groeven. Deze kunnen horizontaal, verticaal en diagonaal zijn, en in combinatie voorkomen met indrukken, buckels en stempels. Dit komt voor bij kwaliteit A. Verticale, wijd uiteenstaande groeven komen voor bij kwaliteit B. Versiering C bestaat uit indrukken. Dit zijn ronde of vlakke indrukken, met de vinger gemaakt. Van Es beschrijft verder nog het voorkomen ( een enkele keer ) van standvoeten/bescheiden standringen (Van Es 1979, 208). Deze bodemvormen zijn bij andere nederzettingen niet bij het Hessens-Schortens aardewerk beschreven. Wel komen deze voor bij Angelsaksisch aardewerk. Het is dus waarschijnlijk dat de standvoeten van Odoorn van een iets vroegere vorm afkomstig zijn dan het gros van het vroegmiddeleeuwse aardewerk dat in de nederzetting is aangetroffen. 3.4 Taayke - Wijnaldum Helaas is het handgevormde aardewerk uit Wijnaldum uit de tweede tot en met de zevende eeuw nooit gepubliceerd. Het aardewerk is echter wel bestudeerd, door Ernst Taayke, die zijn aantekeningen beschikbaar heeft gesteld. Taayke beschrijft types A1, A2, K6 en A3 als aardewerk uit de volksverhuizingstijd. Op basis van de beschrijvingen kunnen types A2 en K6 als versierd Angelsaksisch aardewerk benoemd worden. Type A1 is een onversierde aardewerkvorm, klein tot middelgroot en nauwmondig. De rand wordt omschreven als druppelvormig, soms onverdikt en zelden afgeplat. Er kan een knik in de schouder voorkomen. De bodem is wackelig en de overgang van buik naar bodem is overwegend vloeiend, soms hoekig. Ten opzichte van het aardewerk uit de Romeinse tijd is de bodem relatief breed. Het baksel is erg gevarieerd; van hard steengruis tot zacht organisch gemagerd aardewerk. Het oppervlak is goed afgewerkt, glad of mat. De bodem is een enkele keer besmeten. De datering van dit type loopt van de 4e tot de 6e eeuw. 20 Type A3 is een kleine tot middelgrote, wijdmondige pot. Er is een minimale hals, de rand, wand en de overgang van de wand naar de bodem is afgerond. Het baksel is zacht, de magering organisch, soms steengruis. Het aardewerk is matig afgewerkt. Snoeroren en knoppen komen voor, lijnversiering kan een enkele keer voorkomen. Er bestaan twee varianten: A3a heeft een enigszins bolle schouder; A3b heeft een afgeplatte schouder. Deze potten hebben een buidelvorm. Taayke (ongepubl.) zegt over deze vorm: dit plomp ogende, zelden versierde aardewerk sluit qua vorm direct aan bij de proto-kogelpotten uit de 6e-7e eeuw Type A3 ontbreekt in nederzettingen die voor het eind van de 5e eeuw zijn opgegeven. A3a vormen komen wel voor in jongere nederzettingen als Eursinge en Odoorn. Type A4 (geen datering): halsloos middelgroot aardewerk, conisch bovendeel, onverdikte, meest afgeplatte rand. Voor de rest lijkt het op A3. 20 Er wordt hier wel veel variatie in één vorm beschreven. Onder deze vorm kunnen zeer goed meerdere types vallen. 23

25 Het schervenplaveisel in de haard bestaat uit 2x type A1; 4xA3a; 1xA3b 2x Ax; 1xS3(schaalvorm), een randscherf van een schalenurne 21 en 2 onbestemde wandscherven. De 14C datering van het materiaal uit de haard, tussen 550 en 650 lijkt, gezien het aangetroffen materiaal vrij jong, maar vanwege het voorkomen van type A3 en organische magering, dat in Vlaamse en Engelse sites in de 6 e en 7 e eeuw voorkomt, pleit Taayke toch voor een relatief late datering. 3.5 Grafveld Liebenau Het grafveld van Liebenau is in 1953 ontdekt in een zandduin bij Liebenau (Kreis Nienburg). Het bijzondere van het grafveld is dat het van circa 400 tot 800 n.chr. continu in gebruik is geweest. Helaas is door zandwinning een deel van het grafveld verdwenen. 22 Er komt zowel handgevormd als draaischijfaardewerk voor, waarbij het handgevormde aardewerk lokaal geproduceerd is en het draaischijfaardewerk als import wordt geïnterpreteerd. Het draaischijfaardewerk is zo goed als altijd versierd, het handgevormde aardewerk is overwegend versierd, maar de mate van versiering neemt in de loop der tijd wel af. In het grafveld zijn tijdens de opgravingen van 1953 tot 1984 zowel crematies als inhumaties aangetroffen. Wegens verstoringen kon het grafveld niet in zijn geheel worden opgegraven. Er worden 8 fases onderscheiden, waarbinnen verschillende types aardewerk voorkomen, daterend van de 4 e tot het midden van de 9 e eeuw. In de laatste fases komt echter geen aardwerk meer voor (Brieske & Schlicksbier 2005) De datering van de fasen is als volgt: Fase 1a: 4e eeuw Fase 1b: eerste helft 5e eeuw Fase 2: tweede helft 5e eeuw Fase 3a: rond 500 Fase 3b: eerste helft 6e eeuw Fase 4: mid 6e eeuw - tweede helft 6e eeuw Fase 5a: rond 600 Fase 5b: eerste helft 7e eeuw Fase 6: mid 7e eeuw - rond 700 Fase 7: eerste helft 8e eeuw - mid 8e eeuw Fase 8: tweede helft 8e eeuw - mid 9e eeuw Het aardewerk is onderverdeeld in typen, die in meerdere fasen van het grafveld in gebruik kunnen zijn geweest. Opvallend is dat de bodem van de potten niet beschreven is, op basis van de afbeeldingen kan worden aangenomen dat de bodem van de potten vlak is. Waarschijnlijk wordt met de kalotvormige onderkant van de pot hetzelfde bedoeld als een lensvormige bodem in Nederlandstalige literatuur. Helaas is het baksel van de potten niet besproken, waardoor zaken als magering en kleur, maar ook wanddikte onbekend blijven. Hieronder worden de types van het handgevormde aardewerk beschreven: 21 Dit kan, zie Lanting over Eursinge (1977)

26 Fase 1a H2a (t/m fase 5a): hoge, ééndelige pot met een gestrekte tot gebogen schouder. De bovenkant valt naar binnen, de onderkant is bol tot kalotvormig. De rand is simpel, met soms een geaccentueerde lip. Er komt een enkele keer een standring voor. Versiering komt sporadisch voor. H4e (t/m fase 4): hoge, meerdelige pot met een relatief centrale, duidelijk gebogen schouder. De bovenkant valt naar binnen, de onderkant is bol. De rand is rechtstandig tot uitstaand en niet afgezet. Een enkele keer komt versiering voor. H6a(t/m fase 3b): vlakke, meerdelige schaal met gewelfde tot geknikte schouder. De bovenkant valt iets baar binnen, de onderkant is bol tot kalotvormig. De rand is simpel tot uitstaand en niet afgezet. Deze potten zijn bijna altijd versierd. H7a (t/m fase 3a): vlakke, meerdelige schaal met een geknikte schouder en een iets naar binnen vallende bovenkant. De onderkant is bol tot kalotvormig, de rand is uitstand en niet afgezet. Versiering komt regelmatig voor. H18a (t/m fase 3b): dit zijn nauwmondige, kogelronde potten met een relatief centrale schouder. De bovenkant valt naar binnen en de onderkant is bol. De rand is recht tot uitstaand en is niet afgezet, Versiering komt regelmatig voor. H19a (t/m fase 3b): nauwmondige pot met een duidelijk gebogen tot gewelfde schouder. De bovenkant staat iets naar binnen, de onderkant is bol. De rand is rechtstandig tot uitstaand en niet afgezet. Versiering komt regelmatig voor. Fase 1b: H11c (alleen 1b): wijdmondig, onversierd aardewerk met nauwelijks vormkenmerken. De schouder is gestrekt. De bovenkant valt naar binnen, de onderkant is bol tot gestrekt en de rand is opstaand, niet afgezet. Fase 2: H1a (t/m fase 3b): vlakke, ééndelige schalen met een uitstaande tot rechtstandige bovenkant. De onderkant is bol tot kalotvormig, De rand is simpel en kan een geaccentueerde lip hebben. Het aardewerk is onversierd. H1c (t/m fase 5b): hoge, ééndelige pot met een uitstaande tot rechtstandige bovenkant. De onderkant is bol tot kalotvormig, de rand is simpel. Versiering en standringen komen een enkele keer voor. H2a (t/m fase 4): ééndeloge vlakke schalen met een gestrekte tot gebogen schouder. De bovenkant valt naar binnen en de onderkant is bol tot kalotvormig, De rand is simpel en kan een geaccentueerde lip hebben. Het type is een enkele keer versierd en ook standringen komen een enkele keer voor. H3c (alleen fase 2): hoge, meerdelige pot met gestrekte tot zwak gebogen schouder. De bovenkant valt naar binnen, de onderkant is bol. De rand is recht tot uitstaand en niet afgezet. 25

27 H5a (t/m fase 3b): vlakke, meerdelige schaal met een duidelijk gebogen tot gewelfde schouder. De bovenkant staat iets naar binnen en de onderkant is bol tot kalotvormig, De rand is niet afgezet en is rechtstandig tot uitstaand. Versierd. H5b (t/m fase 3b): vlakke, meerdelige schaal met een gewelfde schouder. De bovenkant staat iets naar binnen, de onderkant is bol. De rand is uitstaand en niet afgezet. Versierd. H12c (t/m fase 3b): wijdmondige kogelronde pot met een duidelijk gebogen, relatief centrale schouder. De bovenkant staat naar binnen en de onderkant is bol. De rand is uitstaand en niet afgezet. Versiering komt regelmatig voor. H14a (t/m fase 3b): pot met een duidelijk gebogen tot gewelfde, relatief centrale schouder. De bovenkant staat naar binnen, de onderkant is bol. De rand is uitstaand en niet afgezet. Versiering komt regelmatig voor. H15a (t/m fase 3b) wijdmondige pot met een duidelijk gebogen tot gewelfde schouder. De bovenkant staat iets naar binnen de onderkant is bol. De rand is uitstaand en niet afgezet. Versiering komt regelmatig voor. H22a (t/m fase 3b) nauwmondige pot met een sterk gewelfde tot geknikte schouder. De bovenkant staat iets naar binnen, de onderkant is bol. De rand is uitstaand en niet afgezet. Versiering komt regelmatig voor. Fase 3a H3f (t/m fase 5a): hoge, meerdelige pot met een gestrekte tot zwak naar buiten staande schouder. De bovenkant staat naar binnen, de onderkant is bol. De rand is uitstaand en afgezet. Onversierd. Vanaf fase 3b komen er geen nieuwe types handgevormd aardewerk bij. Wel komen er nieuwe types draaischijfaardewerk, zoals knikwandaardewerk met Wellenband versiering in fase 3b, flesvormige modellen en rolstempelversiering in fase 4, knikwandaardewerk met rolstempelversiering en nauwmondige potten met een hoge nek in fase 5 en Bourgondisch draaischijfaardewerk tot en met fase Hessens Haarnagel (1958) omschrijft verschillende aardewerkvormen die binnen de nederzetting voorkomen, in de 7 e en 8 e eeuw: Bomvormige potten Dit zijn wijdmondige en overwegend zeer dikwandig potten. De mond van de pot heeft een s-vormig profiel. De rand is uitstaand en de lip is iets verdund. De vlakke bodem is zwak afgezet. De pot is minder hoog dan hij breed is. De kleur is grijs tot zwartgrijs. Eivormige potten zijn potten met de grootste breedte in het midden van de pot. De bodem is zwak afgezet, de rand is S-vormig en naar buiten gebogen. De potten zijn hoger dan de grootste breedte. Oren komen voor. Voor deze vorm ziet Haarnagel parallellen bij materiaal dat Boeles beschrijft. Boeles heeft het over een ontwikkeling vanuit Angelsaksisch aardewerk, waarin parallellen te zien zijn met vondsten uit Kent, welke gedateerd zijn tot het eind van de 6e eeuw Het lijkt wat vroeg voor deze vorm, dit wordt ook bevestigd door datering van Haarnagel op basis van het houtsnijwerk (SH5) 26

28 Zeer wijdmondige potten Deze potten hebben een schouder en een licht naar binnen neigende, zwak afgezette nederige rand. Het aardewerk is dunwandig, glad, zwart van kleur en deels met zand gemagerd. Dit aardewerk doet volgens Haarnagel denken aan aardewerk uit de late volksverhuizingstijd. 24 Nauwmondige potten Dit zijn potten met een smalle rand die scherp naar buiten is gebogen en verdikt is bij de afzet van de rand. Het aardewerk is dikwandig en slecht gebakken. De potten zijn granietgruis gemagerd. In deze nederzettingshorizont 5 (Siedlungshorizont 5, of SH5) is daarnaast een stuk houtsnijwerk gevonden in de vorm van een houten drakenkop, dat vergeleken kon worden met vondsten uit het koningsgraf van Sutton Hoo in Engeland. De houten drakenkop kon op basis van deze vergelijking worden gedateerd tussen 650 en 670. Vanwege deze overeenkomst dateert Haarnagel nederzettingshorizont 5 tussen de tweede helft van de 7e en het begin van de 8e eeuw. Nederzettingshorizont 4 is op basis van het aangetroffen aardewerk volgens Haarnagel niet erg verschillend met de voorgaande. Er zijn subiele overgangen tussen de vormen en er wordt meer gebruik gemaakt van schelpgruismagering Grafveld Schortens Schortens ligt iets ten westen van Wilhelmshaven, aan zuidoostrand van de geestgronden. Hier is in het begin van de 20 e eeuw een grafveld opgegraven. De datering van het grafveld loopt van de 4e/5e tot de 12e eeuw. Er wordt, in tegenstelling tot de meeste Duitse nederzettingen, uitgegaan van een bewoningscontinuïteit. Net als de meeste Duitse nederzettingen ligt ook Schortens aan de geestrand van het Noordduitse kustgebied. Het aardewerk dat is aangetroffen in het grafveld is onderverdeeld in 12 hoofdgroepen (Okrusch et al 1986): Hoofdgroep I zijn schalen en buckelurnen, die gedateerd worden in de 4e en 5e eeuw. Hoofdgroep II zijn potten met een sterk naar binnen gebogen bovendeel (dit komt overeen met de buidelvorm?), die gedateerd worden in de 6e/7e eeuw. Hoofdgroep III zijn kogelronde potten met een korte steilrand en een vlakke bodem, die gedateerd worden in de 7e/8e eeuw. Hoofdgroep IV bestaat uit potten met een stempelversiering, of amandelvormige indrukken (Mandelkern). Deze potten worden gedateerd van de 7e tot 9e eeuw. (Het probleem met deze versierde potten is dat ze een eigen hoofdgroep krijgen, terwijl ze typologisch misschien helemaal niet goed bij elkaar passen, vandaar ook de ruime datering. Ook mist men daardoor wellicht vormen die nu niet in een hoofdgroep konden worden onderverdeeld, zie hoofdgroep XII Sonderformen) Hoofdgroep V zijn bekers, die niet gedateerd konden worden (zijn ook moeilijk dateerbaar). 24 vgl Knol ASAONV 25 Het gebruik van schelpgruismagering komt in Nederland in de negende eeuw voor bij kogelpotten 27

29 Hoofdgroep VI bestaat uit verschillende varianten van Eitöpfe, met een datering in de 8e/9e eeuw. Een deel van dit materiaal zal vergelijkbaar zijn met Knols type KGP-GRDOR1A. Hoofdgroep VII bestaat uit kogelbuikige potten met een vlakke bodem en een uitstaande lip/rand. Deze potten worden gedateerd in de 8e/9e eeuw. Ook deze groep zal potten omvatten van het type KGP-GRDOR1A. Hoofdgroep VIII zijn schelpgruisgemagerde potten uit het eind van de 8e tot en met de 9e eeuw. Hoofdgroep IX bestaat uit kogelpotten met een datering van de 10e tot mogelijk de 13e eeuw. Hoofdgroep X is importaardewerk uit de 7e tot 9e eeuw. Hoofdgroep XI zijn Schultertöpfe, potten met een duidelijke schouder, als breedste deel van de pot. Deze potten zijn niet gedateerd (maar vanwege de aanwezigheid van een schouder is het waarschijnlijk dat dit vroeg aardewerk is, een beetje als Angelsaksisch aardewerk) Hoofdgroep XII zijn de Sonderformen, die mogelijk kunnen behoren tot hoofdgroepen VIII en X. (bij de afbeeldingen staat onder andere een bolle pot met oren, zoals deze ook in Nederland voorkomen.) 3.8 Type Tritsum Taayke en Knol (1992) hebben het materiaal van de opgraving van Tritsum ( ) bekeken en een eerste inventarisatie van het vroeg-middeleeuwse materiaal gemaakt. Hierbij valt vooral de grote hoeveelheid aardewerk op dat een plantaardige magering heeft. Plantaardige magering wordt wel genoemd door zowel Miedema als Knol, maar lijkt niet of amper in Noord-Duitsland voor te komen, aangezien het vroegmiddeleeuwse handgevormde materiaal daar altijd gekenmerkt lijkt te worden door grove steengruismagering. Taayke heeft het organisch gemagerde Hessens-Schortens aardewerk de benaming type Tritsum meegegeven. In Noord-Nederland lijkt dit type Tritsum vooral voor te komen in Westergo. Behalve in Tritsum is het ook waargenomen in onder andere Wijnaldum, Achlum en Birdaard-de Roomschotel. 26 In Birdaard is het aardewerk van type Tritsum het oudste aardewerk dat is aangetroffen na de heroccupatie van de terp, na het bewoningshiaat in de laat-romeinse tijd (Den Hengst et al, 2010, ). Ook in Tritsum zelf lijkt het organisch gemagerde materiaal uit de vroegere periodes van de vroege middeleeuwen te stammen. Oostelijk van Friesland komt type Tritsum dus bijna niet voor, maar in Vlaanderen en ook in zuid-engeland komt wel degelijk organisch gemagerd Hessens-Schortens aardewerk voor (Hamerow et al, 1994). 26 Een aanvankelijke inventarisatie van het aardewerk is beschikbaar via Deze tabellen laten een aandeel zien van circa 2/3 merovingisch draaischijfaardewerk, tegenover 1/3 Hessens-Schortens, waarvan meer dan 90% type Tritsum betreft. 28

30 Tabel 2. Tijdbalk van een aantal gedateerde types/sites. Opvallend is de overlap tussen 500 en 600 n.chr. TYPE/JAAR Miedema XIA XIB XIC Knol ASAONV ASALAAT MHA GRDOR1A Taayke A1 A3 Schortens HGI HGII HGIII HGIV HGV HGVI HGVII HGVIII HGIX HGX HGXI Haithabu Elisenhof Esens Hessens SH5 Liebenau H2a H4e H6a H7a H18a H19a H11c H1a H1c H2a H3c H5a H5b H12c H14a H15a H22a H3f 29

31 3.9 Importaardewerk In het onderzoeksgebied komt geen lokaal geproduceerd draaischijfaardewerk voor. Wel wordt er draaischijfaardewerk aangetroffen. Dit betreft importen, die door middel van handel in Noord- Nederland terecht zijn gekomen. Over het algemeen is het draaischijfaardewerk in de nederzettingen in Noord-Nederland sterk in de minderheid. In Drenthe komt nagenoeg geen importaardewerk voor, enkele uitzonderingen daargelaten. Met name in Friesland (Westergo) is importaardewerk nog redelijk veelvoorkomend. De uitschieter hierin is Wijnaldum, met een aandeel van 64% Merovingisch draaischijfaardewerk in de periode van (Van Es & Verwers 2010, 31). Hieronder worden de belangrijkste soorten importaardewerk besproken Mayen Mayen is één van de belangrijkste middeleeuwse aardewerk productiecentra van noordwest- Europa. Het is gelegen in het vulkanische Eifelgebied in West-Duitsland, circa 160km ten zuidoosten van Maastricht, aan de westelijke rand van het Middelrijnse bekken. Het stadje ligt op een belangrijk verbindingspunt tussen Maas en Rijn, en het ligt in de buurt van een aantal belangrijke nederzettingen uit de Romeinse tijd. Het aardewerk is met de draaischijf gemaakt en goed herkenbaar, vanwege de vulkanische inclusies in het baksel (Redknap 1999, 15-16). Het aardewerk bestaat uit vele vormen, maten en baksels. De typologie is te omvangrijk om hier te bespreken. Een aantal vormen vertoont sterke overeenkomsten met vormen die ook bij het Hessens-Schortens aardewerk voorkomen. Een voorbeeld van een site waarbij Mayen en Hessens-Schortens naast elkaar voorkomen en de vormen van het Hessens-Schortens aardewerk zijn overgenomen van het Mayen aardewerk, is het grafveld van Godlinze. Ook in Tritsum en Leeuwarden-Oldehove komt Mayen aardewerk voor samen met Hessens-Schortens aardewerk. Tussen de types middeleeuws Mayen-aardewerk die Redknap (1999) beschrijft, zitten ook enkele exemplaren met hengseloren. Mayen is geproduceerd vanaf de Romeinse Tijd, een tijd waarin vergelijkbaar uitziende hengseloren in metalen voorwerpen voorkwamen. Er is continuïteit in de productie vanaf de late Romeinse tijd. Het is dus mogelijk dat het voorkomen van de hengseloren in Hessens- Schortens aardewerk is ontstaan naar voorbeeld van Mayen-vormen, die zijn afgekeken van Romeins materiaal Overig Frankisch aardewerk Knikwandpotten van lichtgrijs aardewerk uit de vroege middeleeuwen worden in Noord- Nederland aangetroffen, alsmede ander Merovingisch, ruwwandig aardwerk. De herkomst van dit met een draaischijf gefabriceerde aardewerk moet gezocht worden in het Frankische rijk, met name Noord-Frankrijk, België en Nederland onder de grote rivieren. Afbeelding 3.1. Knikwandpotten uit Hogebeintum. Afbeelding overgenomen uit Boeles,

32 3.9.3 Badorf Tegen het eind van de Merovingische periode komt er naast Hessens-Schortens aardewerk ook het zogenaamde Badorf aardewerk voor. Dit lichtgele draaischijfaardewerk met lensbodem komt in de loop van de 8 e eeuw voor in Nederland. Een voorbeeld van Badorf-aardewerk zijn de grote reliëfbandamforen, zoals deze bijvoorbeeld zijn gevonden in Dorestad Terra nigra-achtig aardewerk Tot in de 7e eeuw komt aardewerk voor dat veel weg heeft van het van oorsprong Romeinse terra nigra aardewerk. Dit terra nigra-achtige aardewerk heeft echter een Frankische oorsprong Gittermuster mogelijk eind 7e, zeker 8e eeuw. Herkomst: onduidelijk, maar mogelijk Limburg/België (Maas) Eivormige potten versierd met golvende lijnen of radstempels in ruitvormig patroon. Soms geleed, bandvormig oor en klaverbladvormige tuit. Soms magering met (schelp)kalk. (Verhoeven 1999). 31

33 4. VINDPLAATSEN Het is ondoenlijk alle nederzettingen hier te behandelen, maar toch is het belangrijk enkele te noemen, om een beeld te kunnen schetsen van de wijdverbreidheid van het aardewerk en de onderzoeksprobematiek. 4.1 Provincie Groningen Godlinze In 1918 is tijdens het aanleggen van draineerbuizen bij de wierde van Godlinze een grafveld aangetroffen. Van Giffen heeft destijds het onderzoek geleid en het materiaal onderzocht (Van Giffen, 1919). Er zijn zowel crematies als inhumaties aangetroffen. Het grafveld lag aan de voet van de wierde, op een stuk grond dat waarschijnlijk in het verleden licht was opgehoogd, maar toen al was afgegraven. De vondsten betroffen, naast de skeletten, urnen en bijgaven van zowel inheems, als importaardewerk, kralen en ijzeren voorwerpen. Op basis van de aard en diepteligging van de bijzettingen en de oriëntatie van de inhumaties, stelde Van Giffen een gebruiksperiode vast van het grafveld tussen 625 en 850. De begindatering stelde hij mede vast op basis van het handgevormde aardewerk, dat volgens hem nog gelijke vormkenmerken vertoonde als de Angelsaksische urnen, maar die niet langer versierd waren. Het aanwezige importaardewerk toonde de aanwezigheid van een handelsroute aan van het Rijngebied naar het noorden. Volgens Van Giffen is deze route met name gericht op Westeremden. Ook constateerde Van Giffen dat er bij de inhumaties een christelijke begraving aanwezig was, waarmee dus het begin van de kerstening kan worden aangetoond. Het aardewerk van Godlinze wordt in uitgebreid besproken Leens De Tuinster wierden bij Leens zijn in de jaren 20 en 30 van de 20e eeuw in werkverschaffingsprojecten afgegraven ten behoeve van de vruchtbare terpaarde. Eén van deze wierden is door Van Giffen in 1939 systematisch onderzocht (Van Giffen, 1941). Er zijn vlakken aangelegd, waarin resten uit verschillende bewoningsperiodes is aangetroffen. Op basis van de vondsten dateerde Van Giffen de beginperiode van de wierde tot de tweede helft van de zevende eeuw en het einde tot in de eerste helft van de tiende eeuw. Opvallend was dat er, naast buidelvormige potten, in alle vlakken ook kogelpotaardwerk is aangetroffen. De datering van de buidelvormen plaatst Van Giffen hier in de tweede helft van de 6 e eeuw, de kogelpotten laat hij rond 800 verschijnen. Afbeelding 4.1. Enkele vroegmiddeleeuwse vondsten uit Leens. Afbeelding overgenomen uit Van Giffen,

34 4.1.3 Groningen In de stad Groningen is tijdens opgravingen op verschillende plekken Hessens-Schortens aardewerk aangetroffen. Het feit dat dit aardewerk in Groningen is aangetroffen is op zich niet verwonderlijk, aangezien de stad vanaf de IJzertijd bewoond is geweest. Uit de opgraving ter plekke van het voormalige Wolters-Noordhoff complex in het centrum van Groningen (Kortekaas 1992), zijn een aantal aardewerkvormen beschreven die tot Hessens- Schortens aardewerk lijken te behoren. Kortekaas beschrijft de aanwezigheid van wijdmondige potten, engmondige potten en (steel)pannen. Kleine bakjes en schalen ontbreken. De randen van de potten zijn niet verdikt, bodems zijn wackelig tot mogelijk rond, in het geval van een eitopf. De magering van het aardewerk is gewoonlijk granietgruis en zand, organische en schelpgruismagering komt wel voor. 27 De grofheid van de magering en de afwerking van het aardewerk verschilt sterk. 4.2 Friesland Hogebeintum Hogebeintum is vanaf de 6 e eeuw voor Christus onafgebroken bewoond geweest (Abrahamse 1998). De terp van Hogebeintum is vanaf het begin van de 20 e eeuw ten prooi gevallen aan afgravingen. Vanaf het begin van deze afgravingen is de terp echter nauwlettend in de gaten gehouden door het Fries Genootschap. In 1904 kwam een grafveld bloot te liggen, inclusief crematieurnen en in 1905 werd een Delfts polytechnisch student aangewezen om permanent toezicht te houden op de werkzaamheden (Boeles, 1906). De eerste vondsten die gedaan zijn, kwamen uit de voor-romeinsche, Romeinsche en Germaansche tijd. Boeles (1906) beschrijft Merovingisch-frankische en Saksische crematieurnen (zie Afbeelding 4.2), waarbij wat betreft het Saksische materiaal verband legt tussen Friesland en Noord-Duitsland. Naast deze urnen zijn ook een tiental peervormige urnen gevonden, waarvan het grootste deel regelmatig gevormd was, met een gepolijst oppervlak, maar één exemplaar erg onregelmatig van aard was. 27 In dit geval zullen de schelpgruisgemagerde scherven waarschijnlijk afkomstig zijn uit 9 e eeuwse kogelpotten 33

35 Afbeelding 4.2. Laat-Angelsaksische en Hessens-Schortens potjes uit Hogebeintum. Afbeelding overgenomen uit Boeles, Oosterbeintum Het grafveld bij de terp van Oosterbeintum is maar ten dele opgegraven in de jaren Aanleiding was de bedreiging van het grafveld, door het verbreden van een sloot. Uit het onderzoek bleek dat het grafveld vanaf de eerste helft van de 5e eeuw in gebruik is geweest, mogelijk vanaf het eind van de 4e eeuw (Knol et al 1996). Er zijn zowel inhumaties als crematiegraven gevonden. Vanaf de tweede helft van de 5e eeuw verschijnen de lijkbegravingen. Het laatste crematiegraf stamt uit het begin van de 8e eeuw. In de tussenliggende periode kwamen inhumaties en crematies beide voor in het grafbestel van Oosterbeintum. De crematieurnen bestonden zowel uit handgevormd aardewerk als importaardewerk. Vanaf 34

36 het begin van het grafveld komen al Frankische importen voor. Bij het handgevormde aardwerk komen zowel Angelsaksische als onversierde handgevormde vondsten voor. Bij deze laatste groep geldt, dat het aardewerk een ontwikkeling doormaakt van gladwandig, goed afgewerkt met een vlakke bodem naar aardewerk met een zeer ruw wandoppervlak en een steeds bollere bodem. Afbeelding 4.3. Aardewerk uit Oosterbeintum. Overgenomen uit: Knol et al Sionsberg Van Giffen (1910) beschrijft het probleemgeval van de site Dokkum-Berg Sion. Dit was een veenterp, met in het zuidoosten een grafveld, dat is afgegraven in Er zijn brandurnen en skeletten aangetroffen, die konden worden gedateerd in de 7 e eeuw. Verder is er over de Sionsberg nooit een publicatie geweest. Een deel van het aardewerk dat is aangetroffen tijdens de ontgraving is bekeken in het kader van onderhavig onderzoek en is meegenomen in de typologische beschrijvingen. Helaas is er verder niets bekend wat betreft context of stratigrafie van de vondsten, waardoor het een groot deel van zijn onderzoekswaarde verloren heeft. 4.3 Drenthe Het verschil tussen de nederzettingen in het terpengebied en de nederzettingen in Drenthe, is dat de Drentse nederzettingen vlaknederzettingen op de zandgrond zijn, in plaats van terpen, opgeworpen uit klei Peelo Toen het voormalige dorp Peelo en het naastgelegen Marsdijk een woonwijk van Assen zouden worden, is er grootschalig archeologisch onderzoek uitgevoerd. Hierbij zijn onder meer een aantal vroegmiddeleeuwse huisplattegronden en andere sporen en structuren aangetroffen, behorende bij een nederzetting. Daarnaast is een grote hoeveelheid vroegmiddeleeuws aardewerk gevonden. Veelal scherven, maar ook enkele (nagenoeg) complete potten zijn bewaard gebleven. Het probleem bij de datering van het aardewerk van Peelo is dat het gekoppeld is aan de 35

37 aanwezigheid van huisplattegronden. In tegenstelling tot het terpengebied liggen alle grondsporen op het Drentse zand in één vlak. Het koppelen van vondsten aan nabijgelegen sporen kan dus riskant zijn. De aangetroffen middeleeuwse boerderijplattegronden zijn van de types Odoorn C en Gasselte A (Kooi 1995, 179). Kooi geeft een datering van deze boerderijen van respectievelijk en Waterbolk (2008) dateert Odoorn C in de 9e eeuw en Gasselte A in de 10e eeuw. Uitgaande van de dateringen van Waterbolk zouden bijvoorbeeld de potten die gevonden zijn in de waterput nabij een boerderij type Gasselte A uit de tiende eeuw komen, terwijl het gaat om tonvormige, grof gemagerde potten met een vlakke bodem. Zeker geen kogelpotten! En alhoewel voor oost Nederland, met name Zutphen, een datering voor Hessens-Schortens tot en met de tiende eeuw wordt verondersteld (Groothedde 1999), is er niet echt reden om aan te nemen dat dit in Drenthe ook het geval is. 28 Bovengenoemde potten zijn vergelijkbaar met aardewerk dat in Hessens in Siedlungshorizont 4 is aangetroffen (zie Tabel 2). Alhoewel er voor Siedlungshorizont 4 geen goede datering is, volgt deze op Siedlunghorizont 5 met een einddatering in het begin van de 8e eeuw Midlaren Waar in het terpengebied een groot deel van de nederzettingen in de vierde eeuw verlaten worden, is er in Noord-Drenthe sprake van bewoningscontinuïteit. Zo ook in Midlaren-De Bloemert. Hier is goed te volgen wat de opeenvolging van de verschillende aardewerktypes is, vanaf het eind van de Romeinse Tijd (Nieuwhof 2008): in de vierde eeuw blijven laat-romeinse aardewerkvormen bestaan, naast het verschijnen van nieuw aardewerk. De laat-romeinse vormen worden ook versierd met Angelsaksische stijlkenmerken. De overgang naar Angelsaksische vormen is geleidelijk. Angelsaksisch aardewerk uit de nederzettingscontext is niet minder rijk versierd dan het aardwerk uit grafcontext. De herkomst van het aardewerk lijkt lokaal te zijn en komt hier eerder voor dan het Angelsaksische aardewerk uit het kustgebied. De inspiratie voor de versiering zou volgens Nieuwhof gezocht moeten worden in aangrenzende gebieden in Duitsland. Vanaf de 6 e eeuw verschijnen naast de zorgvuldig gevormde, hoog versierde Angelsaksische potten ook de ruwe, vormeloze Hessens-Schortens vormen. Nieuwhof (2008) ziet het Hessens- Schortens aardewerk in Midlaren-De Bloemert als het gebruiksaardewerk van de late volksverhuizingstijd Roden Er zijn enkele losse vroegmiddeleeuwse vondsten afkomstig uit Roden, waaronder een aantal scherven afkomstig uit een vierkante houten waterput met nokkenramen (Van Es, 1965). Dergelijke putten zijn bekend uit de (laat)romeinse tijd, waaronder een aantal exemplaren uit Wijster. Ook tijdens de middeleeuwen komen dergelijke putten, alhoewel wat slordiger geconstrueerd, nog voor. De beschreven put uit Roden is inderdaad van een wat minder zorgvuldig geconstrueerd type en een datering in de vroege middeleeuwen komt derhalve goed uit. De scherven behoren tot grof steengruis gemagerd Hessens-Schortens aardewerk, alsmede 28 Op basis van informatie in de literatuur is het onduidelijk waarom er in de omgeving van Zutpen het Hessens-Schortens aardewerk nog tot zo laat is gedateerd. Ook is onduidelijk hoe dit aardewerk eruit ziet. 36

38 een aantal scherven van een steelpan (zie Afbeelding 4.4) Steelpannen komen in de middeleeuwen voor in het kogelpotaardewerk. Afbeelding 4.4. De scherven uit de waterput (l) en een andere locatie (r) in Roden (bron: Van Es, 1965) en enkele (vroeg)middeleeuwse steelpannen uit respectievelijk Beetgum, Woudsend en Loppersum/ Paterswolde? 29 (bron: Nederlandse vindplaatsen buiten het onderzoeksgebied Verspreid over de kustprovincies zijn vroegmiddeleeuwse nederzettingen aangetroffen met Hessens-Schortens aardewerk. 30 Deze nederzettingen komen zo ver noordelijk voor als Texel, en zo ver zuidelijk als Rijnsburg. In het binnenland, op de zandgronden, komen er nederzettingen voor op de Veluwe, zoals Putten, Epe, Harderwijk, Ermelo, Garderen en Driehuizen. Het meest oostelijk aangetroffen aardewerk in Nederland is gevonden in een grafveld bij Lichtenvoorde. 31 Verder zijn nog een aantal nederzettingen/grafvelden langs de Neder-Rijn van belang. Ten eerste is er de nederzetting van Dorestad, waarvan Van Es type HIII als laat Hessens- Schortens kan worden bestempeld. Het vroege type H1a bestaat uit kleine kogelpotjes. Dit is mogelijk een overgangsvorm. De enkele bodem die is aangetroffen die met zekerheid tot dit 29 Beide plaatsnamen worden genoemd in de invoer. Op de foto is het niet heel duidelijk te zien, maar de pot lijkt verschraald te zijn met schelpgruis. Als dat zo is, zal Loppersum de meest logische plaats van herkomst zijn. 30 Het aardwerk uit deze gebieden is zoveel mogelijk onderzocht op basis van beeldmateriaal uit publicaties en/of foto s uit eerder genoemde databases. Het is echter niet persoonlijk bekeken, waardoor de mogelijkheid bestaat dat niet alle beschreven vondsten daadwerkelijk Hessens-Schortens aardewerk betreffen. Er is wel zorgvuldig met de beschikbare informatie omgegaan. Bij sterke twijfel is de informatie niet opgenomen in de tekst. Wat betreft de Archis-data kan weinig gezegd worden over de kwaliteit en aard van de vondsten. Hier moest uitgegaan worden van de expertise van de beschrijver

39 type kan worden gerekend, was vlak en niet bol (Van Es & Verwers 1980). Ten westen van Dorestad, in Wageningen, is een grafveld aangetroffen dat juist vroeg Hessens-Schortens materiaal bevat. De opvatting dat Hessens-Schortens alleen langs de kust voorkomt is dus niet geheel waar. Wel moet worden opgemerkt dat het aardewerk van Dorestad wordt gerekend tot een Friese typologie, en Dorestad als een Friese nederzetting. De cultuur die hier bij hoort, zal wellicht wel afkomstig zijn uit Friesland, maar of er sprake is van een Noordzeecultuur zal moeten blijken. Een interessante vraag kan zijn of het aardewerk dat afkomstig is uit Oost-Nederland verschilt met het aardewerk uit de kustgebieden. Bestaat er wellicht een typologisch verschil? Een vraag die daarop volgt is: waar ligt de grens? Is er verschil tussen Hessens-Schortens aardewerk van de zandgronden en Hessens-Schortens van de kleigronden? In het kader van deze scriptie zijn bovengenoemde vragen niet onderzocht. 4.5 Duitsland De situatie in Duitsland is ongeveer vergelijkbaar met het Noord-Nederlandse kustgebied. Ook hier komen terpen voor. Het onderzoek in Duitsland is echter minder vroeg op gang gekomen dan in Nederland. Dit heeft voornamelijk te maken met het feit dat de terpen aan de Duitse kust niet zijn afgegraven voor de vruchtbare terpaarde, zoals in Nederland. Er was nog geen noodzaak tot het grootschalig onderzoeken van de terpen. In 1938 is, in navolging van het Groningse Biologisch Archeologisch instituut, onder leiding van de Duitse Van Giffen, Werner Haarnagel, het latere Institut für historische Küstenforschung (NIhK) te Wilhelmshaven, opgericht (Strahl 2001). Veel nederzettingen in Duitsland liggen in de Ostfrisischen Geest. Geestgronden zijn zandgronden, met een zure, luchtdoorlatende bodem, waardoor het vondstmateriaal slecht bewaard blijft. Aardewerk blijft wel bewaard in de zandgronden, en wordt in dit gebied dan ook gezien als gidsfossiel (Bärenfanger, 1998) Feddersen Wierde De meest uitgebreide terpopgraving in Noord-Duitsland is die van de Feddersen Wierde geweest. Nagenoeg de hele terp is vlaksgewijs opgegraven, waarbij zeven opeenvolgende woonlagen zijn blootgelegd. Tijdens het Duitse terponderzoek werd duidelijk dat de nederzettingen in de vijfde eeuw zijn verlaten en in de vroege middeleeuwen, in de eerste helft van de zevende eeuw, zijn herbewoond. Ook zijn nieuwe vlaknederzettingen en terpen aangelegd. Naast boerennederzettingen zijn ook vroegmiddeleeuwse handels- en ambachtsplaatsen aangetroffen (Strahl 2001) Esens De opgraving van een vroegmiddeleeuwse nederzetting op de grens van de geestgronden nabij Esens, leverde de plattegronden op van zes lange houten gebouwen. Deze zogenaamde woonstalhuizen hebben een staldeel in het noorden en het woonhuis in het zuiden. Dendrochronologische datering in combinatie met de datering van het aangetroffen aardewerk leverde een datering op van het begin van de 7e tot het midden van de 8e eeuw na Chr. 32 Enkele voorbeelden van vroeg-middeleeuws aardewerk (en metalen) uit de Feddersen Wierde worden ook in Steuer (1974) getoond. 38

40 Bärenfänger (2002) onderscheidt, naar voorbeeld van Stilke, twee basisvormen in het aardewerk dat wordt omschreven als weichen Grauware. De eerste vorm heeft een bijna aanzetloze, licht uitstaande rand. De tweede vorm heeft een duidelijk afgezette rand. De datering van de eerste vorm zou in de zevende eeuw moeten zijn, en de datering van de tweede vorm in de achtste eeuw. Verder zijn in Esens ook vormen aangetroffen met een zeer kort uitstaand randje en komen er tevens komvormen voor. Bärenfänger merkt verder nog op dat in een nabijgelegen grafveld beide vormen in hetzelfde graf zijn aangetroffen, waardoor het zeer onwaarschijnlijk wordt dat er een dergelijke strikte tweedeling in de datering van de vormen bestaat. Uitgaande van de afbeeldingen in Bärenfängers publicatie kan gesteld worden dat het aangetroffen aardewerk in Esens Hessens-Schortens aardewerk betreft, zonder echte kogelpotof Angelsaksische vormen. Een enkele getekende scherf zou als biconisch kunnen worden geïnterpreteerd. Een anders scherf lijkt een duidelijke schouder te hebben, met tevens de grootste breedte bij de schouders, iets dat bij Hessens-Schortens vormen eigenlijk niet voorkomt. Enkele scherven lijken reeds vroege kogelpot-vormen aan te nemen, maar bij afwezigheid van bodems aan deze scherven valt daar niets met zekerheid over te zeggen. Omdat dendrochronologie een betrouwbare manier van dateren is, is er geen reden om aan te nemen dat de datering van de huizen niet in de zevende of het begin van de achtste eeuw valt. Er vanuit gaande dat het aardewerk in dezelfde periode is geproduceerd, kunnen er voorzichtige aannames gemaakt worden over de geografische ontwikkeling van Hessens- Schortens aardewerk. Biconische scherven zouden in Nederland niet in de zevende eeuw worden gedateerd Haithabu Een andere grote Duitse site is de middeleeuwse nederzetting van Haithabu, in Sleeswijk. Hier is zowel een grafveld als een nederzetting opgegraven. Haithabu is gelegen aan de rand van de geestgronden, aan de oostrand van een geistzunge (Steuer ). 33 Het meeste aardewerk is simpel, onversierd aardewerk met een simpele randvorm. Ook schelpgruismagering komt voor. 34 Importaardewerk dat voorkomt is Badorf en reliëfbandamfoor. 35 Versieringen bestaan uit Middelslavische rillenversiering, Rhombische gitter stempels, rozettenstempels, kruisstempels, ringstempels en driehoekstempels (ibid. 27). 36 De graven worden voornamelijk in de eerste helft van de tiende eeuw gedateerd. De dateerbaarheid van de graven hing sterk af van dateerbare bijgaven. Er kwamen ook graven voor die niet konden worden gedateerd. Deze graven hadden daarnaast een andere oriëntatie. Steuer noemt hier cirkelgraven die in Duitsland vanaf de Merovingische tijd dateren en in 33 Veel van de Duitse vroegmiddeleeuwse nederzettingen lijken in dit grensgebied tussen het veen/kleigebied en de zandgronden te liggen. 34 Middeleeuws aardewerk met schelpgruismagering wordt overwegend in de 9 e eeuw gedateerd. 35 Zie Dorestad 36 De aanwezigheid van Slavische vormen ontbreekt compleet in Nederland. Naarmate verder naar het oosten (en het zuiden) gegaan wordt, komen ook andere invloeden in het vormenspectrum voor. Er bestaat geen scherpe grens tussen het ene cultuurgebied en het andere. Wel is het waarschijnlijk dat nederzettingen als Haithabu aan de rand van het noordzeecultuurgebied liggen. Hier komen meer invloeden voor uit andere gebieden, en de culturele ontwikkeling zal hier mogelijk door beïnvloed zijn. 39

41 Haithabu tot de 9 e eeuw voorkomen (Steuer 1974, 38-39). Enkele graven konden in de 8 e eeuw gedateerd worden (ibid. 41). De nederzetting is gedateerd vanaf de tweede helft van de 8 e eeuw (ibid. 46) Hessens Werner Haarnagel (1958) heeft de nederzetting van de wierde Hessens beschreven. Aanvankelijk begon men de opgraving in 1938, vervolgens is men verder gegaan in de jaren 1949 tot De oudste nederzettingshorizont (Siedlunghorizont, of SH) is niet opgegraven, omdat men de opgraving in 1951 gestaakt heeft om een noodopgraving uit te voeren in het nabijgelegen Emden. Haarnagel vermoedt dat de oudste nederzettingshorizont vanaf de volksverhuizingstijd zal dateren Elisenhof Op de wierde van Elisenhof is aardewerk aangetroffen van het type Hessens-Schortens, dat gedateerd is vanaf de tweede helft van de 8 e eeuw. Daarnaast is aardewerk aangetroffen met een zwartglanzend, gepolijst oppervlak, dat geïnterpreteerd is als vroegmiddeleeuws, Romeins of afkomstig uit de volksverhuizingstijd. Volgens Steuer komt dit aardewerk niet van de wierde zelf, maar is het afkomstig van de voorloper van de huidige wierde. Deze vondsten zouden onafhankelijk zijn van de vondsten die gedateerd zijn vanaf de 8 e eeuw. (Steuer 1979, 24). 38 Het valt op dat het aardewerk typologisch ongeveer gelijk wordt gedateerd met het Nederlandse materiaal, maar dat naarmate de tijd vordert, het Duitse materiaal een latere datering krijgt. Waar zit dat verschil in? Een gelijktijdigheid van typen in Nederland, die niet in Duitsland wordt verondersteld? 4.6 Vlaanderen In de omgeving van Roksem, in West-Vlaanderen ligt een gebied met een grote bewoningsdichtheid in de vroege middeleeuwen. Er zijn nederzettingen aangetroffen op pleistocene zandgronden, die deels ten prooi zijn gevallen aan recente zandafgravingen. Desalniettemin zijn vroegmiddeleeuwse bewoningskernen aangetroffen, waarbinnen het vondstmateriaal bestond uit aardewerk uit het Eifelgebied en aardewerk dat door de auteur biconi wordt genoemd. De laatste groep zijn potten en kleine kommetjes, daterend in de 7 e en 8 e eeuw, mogelijk iets ouder. Deze potten hebben een organische magering. De vormen die zijn afgebeeld in de tekst kunnen worden vergeleken met vroege kogelpotten en laat Hessens- Schortens materiaal (Hollevoet 1992). 37 Vondsten uit Duitsland zijn later gedateerd (o.b.v. muntvondsten). Misschien bestond er deels wel een latere ontwikkelingen van het aardewerk, maar in Steuers tijd geloofde men ook nog in een bewoningshiaat in de 6 e eeuw. 38 Zou de voorloper van de huidige wierde ook een oudere periode van dezelfde wierde kunnen zijn? In hoeverre wordt hier een bewoningshiaat geconstateerd dat niet bestaat? 40

42 4.7 Een kleine ruimtelijke analyse Verspreiding De hoeveelheid literatuur en overige informatie over de verspreiding van Hessens-Schortens aardewerk is beperkt. De meeste publicaties behandelen slechts één of enkele sites. Over de aardewerkgroep an sich is tot op heden geen onderzoek gedaan naar de verspreiding binnen een groter gebied. Zie Bijlage 1 voor een overzicht van de plaatsen in Nederland waar melding is gemaakt van Hessens-Schortens. De verspreidingskaarten (Afbeelding 4.5, Afbeelding 4.6 en Afbeelding 4.7) zijn gemaakt op basis van alle beschikbare informatie die naar aanleiding van het literatuuronderzoek, het materiaalonderzoek en informatie uit Archis is gevonden. Het is geenszins een 100% complete of accurate weergave van de verspreiding van Hesens-Schortens in Nederland, omdat de beschikbare informatie onvolledig is en niet van elke bron gecontroleerd kon worden of het daadwerkelijk Hessens-Schortens aardewerk betrof. Er is echter weloverwogen omgegaan met de beschikbare informatie. Derhalve zijn bijvoorbeeld enkele meldingen die zijn gedaan in het gebied van de Stellingwerven (met name in de omgeving van Oosterwolde) niet opgenomen in de kaart, omdat in dit geval te weinig aanvullende informatie beschikbaar was over de aanwezigheid van middeleeuwse vindplaatsen in dit gebied. Op basis van de verspreidingskaarten kunnen een aantal conclusies getrokken worden over de verspreiding van vindplaatsen met Hessens-Schortens aardewerk in Nederland. Ten eerste beperkt de verspreiding van vindplaatsen zich niet tot Noord-Nederland. Integendeel. Ook in het oosten van Overijssel en in Gelderland zijn meerdere vinplaatsen met Hessens-Schortens aardewerk aangetroffen. Maar de vele vindplaatsen in met name Gelderland geven wellicht een vertekend beeld, aangezien men in Overijssel en Gelderland het aardewerk meer structureel in Archis heeft vermeld dan in Noord-Nederland. Tezamen met de literatuur is Archis een van de belangrijkste bronnen voor onderhavige kaart geweest. In Noord-Nederland zijn er vindplaatsen op Texel, Friesland, Groningen, Drenthe en enkele vindplaatsen in de Kop van Noord-Holland. De grootste concentratie vindplaatsen is te vinden in noordoost Friesland. In de provincie Groningen ligt in het zuiden van Hunzingo een vrij dichte concentratie vindplaatsen. Opvallend zijn in de provincie Groningen de vindplaatsen in Westerwolde. Ten zuiden van de grote rivieren wordt in Nederland geen melding gemaakt van de aanwezigheid van Hessens-Schortens aardewerk. Mogelijk is het niet als zodanig herkend, maar het is ook reëel om er vanuit te gaan dat het in het grootste deel van Zuid-Nederland niet voorkwam. Hier is immers een heel andere culturele ontwikkeling gaande in de vroege Middeleeuwen. 39 Er zijn wel bewijzen van handelscontacten tussen Noord- en Zuid-Nederland in deze periode, dus is het voorkomen van Hessens-Schortens aardwerk als import niet ondenkbaar. Gezien het voorkomen van Hessens-Schortens in België en Engeland en langs de Noordzeekust in Nederland, zou men verwachten dat in de provincie Zeeland wel Hessens- Schortens voorkomt. Echter, er was geen bewoning mogelijk vanaf het eind van de 3 e tot en met het begin van de 7 e eeuw, vanwege het onstuimige gedrag van de Noordzee. De eerste bewoningssporen worden uit de periode van de 8 e tot en met de 10 e eeuw aangetroffen 39 Zuid-Nederland behoorde tot het Frankische rijk. Hier werd voornamelijk gebruik gemaakt van knikwand-aardewerk en ander draaischijfaardewerk dat in het noorden als import voorkomt. 41

43 (Haartsen, 2009). Ook is de kustlijn in Zeeland nog behoorlijk veranderd (zie ook Afbeelding 4.7) waardoor vroegmiddeleeuwse kustnederzettingen onder water verdwenen kunnen zijn. Afbeelding 4.5. de verspreiding van Hessens-Schortens in Nederland, op basis van literatuur, vondstmateriaal uit het NAD en Archis-meldingen. Kaart door drs. M. Osinga. 42

44 Afbeelding 4.6 de verspreiding van Hessens-Schortens in Noord-Nederland. Kaart door drs. M. Osinga Ligging in het landschap Als gekeken wordt naar de verspreiding van de vindplaatsen en deze vergeleken wordt met het landschap van Nederland in de vroege middeleeuwen (zie Afbeelding 4.7) kunnen een aantal conclusies getrokken worden met betrekking tot locatiekeuze. In Noord-Groningen en Friesland liggen de vindplaatsen in het kweldergebied. Op Texel, in Wieringen en in Westerwolde liggen de vindplaatsen op geïsoleerde keileemruggen. In Drenthe, Overijssel en Gelderland liggen de meeste vindplaatsen in het uitgebreide dekzand/keileemgebied. Aan de kust van Noord-Holland liggen enkele vindplaatsen in de duinen. Een tweede element dat bij de vindplaatsen een grote rol lijkt te spelen is de aanwezigheid van (bevaarbaar) water. De vindplaatsen in Friesland, Noord-Groningen en Texel liggen allemaal in de nabijheid van geulsystemen van de huidige Waddenzee en (van oost naar west) het Eems/Dollard bekken; Fivelboezem; Hunzeboezem; Lauwerszeebekken; Middelzeebekken en het Vlie. Ook de vindplaatsen op Texel en die van Wieringen en Medemblik kunnen aan het Vlie gekoppeld worden. In Westerwolde kan de aanwezigheid van de vindplaatsen worden gekoppeld aan het beeksysteem van de Westerwoldse Aa. Hoe men in de eerste plaats midden in het veenmoeras terecht is gekomen is op basis van de paleogeografische kaart niet direct duidelijk, maar het gebied van het Bourtanger Moor was wellicht via Duitsland beter toegankelijk. In Drenthe is niet direct één waterloop aan te wijzen waaraan de nederzettingen gekoppeld kunnen worden, maar wel liggen ze in de nabijheid van water, zoals de Drentse Aa, het Peizerdiepje en de Wold Aa. De Drenten waren natuurlijk ook minder afhankelijk van waterlopen, omdat het Drents plateau goed over land begaanbaar was, in tegenstelling tot de kweldergebieden en het met veen begroeide achterland. Opvallend is wel dat er blijkbaar geen voorkeur was voor de hoogste delen van het landschap: er zijn amper nederzettingen op de Hondsrug aangetroffen. In het noorden van de provincie Drenthe, waar zowel de Hunze als de Hondsrug de provincie Groningen binnenkomen, zijn nog wel enkele vindplaatsen aan te 43

45 wijzen, zoals Midlaren en Zuidlaren. Ook de stad Groningen en Haren horen bij dit gebied, waar het Drents plateau overgaat in de Groninger kwelders. Het belang van de aanwezigheid van bevaarbaar water is in vele nederzettingen uit vele periodes evident. Wat dit feit met betrekking tot de vroege middeleeuwen vooral betekent, is de mogelijkheid tot verspreiding van de Noordzeecultuur en handel met andere cultuurgroepen. Dit is terug te vinden in de aanwezigheid van importaardewerk in bijvoorbeeld Noord-Nederland enerzijds, en de aanwezigheid van Hessens-Schortens importen in het rivierengebied anderzijds. 40 In het artikel over de urn van Marum, die in het beekdal van het Oude Diep is gevonden, stippen Groendendijk en Knol (2007) een historisch-geografische studie aan die stelt dat een belangrijke basis voor kolonisatie van de veengebieden de aanwezigheid van waterlopen was, die uit het veen naar de kwelder stroomden. 41 In de rest van Nederland kunnen eveneens veel vindplaatsen worden gekoppeld aan de aanwezigheid van (bevaarbaar?) water. In het midden van het land liggen een aantal vindplaatsen, zoals Dorestad en Wageningen langs de Rijn. In het stroomgebied van de IJssel zijn tevens een aantal vindplaatsen te vinden. In het duingebied van Noord-Holland liggen enkele vindplaatsen, die waarschijnlijk via de Noordzee goed bereikbaar waren. De vindplaatsen in het westen van Gelderland kunnen, evenals de Drentse vindplaatsen, niet meteen aan grote waterlopen gekoppeld worden. Wel lagen er uitgebreide beeksystemen, bestaande uit kleinere waterlopen (die daarom niet op de kaart staan), afkomstig van de Veluwe. Evenals in Drenthe lijkt er geen voorkeur te bestaan voor de hoogst gelegen gebieden. In het oosten van Overijssel en Gelderland liggen vindplaatsen in de nabijheid van beken. Waarschijnlijk komen over de grens in Duitsland ook nog vindplaatsen voor in een dergelijk patroon, net als in het Duitse waddengebied en de geestgronden ook vindplaatsen te vinden zijn. 40 Het vroege kogelpotaardewerk uit Dorestad wordt bijvoorbeeld ook als import gezien. Zie ook De studie waarnaar wordt verwezen is: Mol, J.A., P.N. Noomen & J.H.P. van der Vaart, Achtkarspelen-Zuid/Eestrum, een historisch-geografisch onderzoek voor de landinrichting. Leeuwarden. 44

46 Afbeelding 4.7 paleogeografische kaart van 800 n.chr (bron: ) kaart bewerkt door drs. M. Osinga. 45

47 4.7.3 Verwachting Op basis van de bovengenoemde kenmerken en conclusies over de landschappelijke ligging van de vroegmiddeleeuwse vindplaatsen waar Hessens-Schortens aardewerk is aangetroffen, alsmede wat uit het literatuuronderzoek bekend is, kan een geografische verwachting worden opgesteld voor de aanwezigheid van vindplaatsen. Dit kunnen nieuwe vindplaatsen zijn, of bestaande vroegmiddeleeuwse vindplaatsen, waarbij het aardewerk niet als Hessens- Schortens is aangemerkt. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen een aantal geografische eenheden: Kweldergebied De kwelders in Noord-Nederland zijn van oudsher het thuis van de terp- en wierdebewoners. Vroegmiddeleeuwse bewoningsresten zullen dan ook worden aangetroffen op deze verhoogde woonplaatsen. In een aantal gevallen zullen dit terpen zijn die vanaf de ijzertijd ononderbroken bewoond zijn geweest, in andere gevallen zijn het opnieuw bewoonde terpen. Ook bestaat de mogelijkheid van het aantreffen van woonplaatsen die slechts kortstondig in gebruik zijn geweest. Nederzettingen kunnen met name worden aangetroffen aan de randen van grote waterboezems en -bekkens, maar ook langs kleinere kreken. De kustlijn ziet er tegenwoordig heel anders uit dan in de vroege middeleeuwen (zie Afbeelding 4.7). Een deel van de nederzettingen in het Noord-Nederlandse kweldergebied zal mogelijk dan ook gelegen hebben in de huidige Waddenzee. Naast deze mogelijke verdronken nederzettingen zouden ook nog resten kunnen worden aangetroffen op de huidige Waddeneilanden. Geïsoleerde keileemruggen Zowel op Texel, in Westerwolde en de Kop van Noord-Holland is Hessens-Schortens aardewerk aangetroffen op een geïsoleerde keileemrug. Op Texel ligt deze te midden van een kwelder, in Westerwolde midden in het Bourtanger Moor en de vindplaats bij Wieringen ligt tussen de kwelder en het veen in. Blijkbaar waren de bewoningsomstandigheden op de keileemruggen dermate gunstig dat de nabijheid van natte en/of moerassige gronden geen obstakel was. Uitgaande van bovenstaande conclusie kan worden verwacht dat ook vroegmiddeleeuwse bewoning op andere, minder voor de hand liggende locaties mogelijk was. Dit geldt voor de overige keileemruggen in Westerwolde, maar ook bijvoorbeeld voor Gaasterland, het zuid Friese/zuid Drentse grensgebied en noord-overijssel. Dekzand/keileemgebied In het pleistocene landschap van Nederland worden eveneens Hessens-Schortens vindplaatsen aangetroffen. In het achterland gelegen, hadden deze nederzettingen niet dezelfde mogelijkheden tot handel als de nederzettingen die in het kustgebied lagen. Toch had wonen op het zand zijn voordelen: men hoefde niet bang te zijn voor natte voeten. Ook waren er genoeg beken aanwezig om toch een nederzetting nabij water te kunnen stichten. De mogelijkheid tot jacht en visserij, alsmede de beschikbaarheid van hout kan een rol hebben gespeeld in deze nederzettingskeuze. Men had geen voorkeur voor de hoogst gelegen gebieden. Vindplaatsen worden dan ook eerder verwacht aan de flanken van de dekzand/keileemruggen en aan de randen van de beekdalen. 42 Een factor die hierbij mogelijk meespeelt is dat er op de Hondsrug op redelijk grote 42 Overigens is op de verspreidingskaart geen onderscheid gemaakt tussen grafvelden en nederzettingen, vooral op de zandgronden betreft het vaak één van beiden. Grafvelden worden vaak aangetroffen zonder dat de nederzetting is gevonden en vice versa. 46

48 schaal erosie heeft plaatsgevonden door (grootschalige) boomkap en ontginningen in de latere middeleeuwen, met zandverstuivingen als gevolg. Vroegmiddeleeuwse nederzettingsresten kunnen hierdoor dus mogelijk vernietigd zijn. Nederzettingsresten uit de vroege middeleeuwen worden in het dekzandgebied vaak aangetroffen onder een esdek, waar conserveringsomstandigheden (van anorganisch materiaal) juist erg goed zijn. Geestgronden De geestgronden liggen op de overgang tussen de duinen en het achterliggende veengebied. Deze gronden komen voor aan de kust van West-Nederland en daar zijn dan ook enkele vroegmiddeleeuwse nederzettingen aangetroffen. Het probleem met het aantreffen van nederzettingsresten op de geestgronden is dat in Nederland Jong Duinzand is afgezet bovenop de mogelijke bewoningslaag. Vindplaatsen worden in dit gebied voornamelijk bij toeval aangetroffen, wanneer de Jonge Duinen verwaaien en de oude nederzettingen plots aan het maaiveld komen, zoals bij Bloemendaal het geval was (Bosman & De Koning 2006; De Koning 2007). In theorie zouden overal onder de Jonge Duinen in de geestgronden dergelijke nederzettingen kunnen worden aangetroffen. Noordzeekust Langs de kust van de Noordzee werd handel gevoerd. Munten, metalen voorwerpen en importaardewerk zal voornamelijk via de Noordzee zijn vervoerd en verspreid. Maar ook de Friezen woonden langs de gehele kust. Van Noord-Frankrijk tot Denemarken en Zuid- Engeland wordt Hessens-Schortens aardewerk aangetroffen. Bewoningslocaties langs de Noordzeekust kunnen kwelderwallen betreffen, locaties langs inhammen of riviermondingen. Ook de keuze voor bovengenoemde geestgronden houdt natuurlijk direct verband met de nabijheid van de Noordzeekust. Rivierengebied De grens van de aanwezigheid van Friese nederzettingen in het binnenland kan in Nederland getrokken worden langs de grote rivieren en dan met name de Rijn. Ten zuiden daarvan woonden de Franken (die geen Hessens-Schortens aardewerk produceerden). Vindplaatsen zijn aangetroffen langs de Rijn en de IJssel. Eén van de bekendste vindplaatsen is natuurlijk Dorestad, waar enkele fragmenten laat Hessens-Schortens aardewerk zijn aangetroffen. De ligging van de vindplaatsen langs deze rivieren doet vermoeden dat men niet alleen handel voerde via de Noordzee, maar tevens de rivieren bevoer. Van Dorestad is bekend dat er veel handel plaatsvond. Voor deze scriptie is echter geen onderzoek gedaan naar de hoeveelheid importen in de vindplaatsen die langs de rivieren gelegen zijn, dus over de aard en rijkdom van deze vindplaatsen kunnen geen uitspraken gedaan worden. In een recent verschenen artikel over nederzettingen langs de Rijn die gelijktijdig voorkomen met Dorestad (Van Es & Verwers 2010), stellen de auteurs dat het kogelpotaardewerk bestaat uit importen uit Friesland en dus blijkbaar niet lokaal geproduceerd is. Er wordt niet op deze manier ingegaan op het vroegere handgevormde materiaal, maar gezien het feit dat deze vormen direct overgaan in het kogelpotaardewerk mag wel worden aangenomen dat het hiervoor ook geldt. 47

49 5. CONTINUÏTEIT Hessens-Schortens aardewerk laat zich moeilijk dateren. Hoe de aardewerkvorm precies is ontstaan en wanneer blijft onduidelijk. Wel lijkt de connectie met Angelsaksisch aardewerk evident. Of het aardewerk nu is ontstaan vanuit Angelsaksisch aardewerk of onder invloed van nieuwe culturen, er is geen duidelijk punt aan te wijzen waarop Angelsaksisch aardewerk ophoudt te bestaan en Hessens-Schortens begint. Aan de andere kant van de tijdbalk beginnen de potjes langzamerhand steeds meer op kogelpotten te lijken. Maar wanneer noemen we ze nu echt kogelpot? 5.1 Dateringsvraagstukken Er zijn slechts weinig gevallen bekend waarbij typen aardewerk redelijk precies gedateerd konden worden. Hieronder een aantal voorbeelden van relatief kleine onderzoeken in Nederland die van groot belang zijn geweest in de van Hessens-Schortens aardewerk Eursinge Eén situatie waarbij een vrij nauwkeurige datering van het meest vroege Hessens-Schortens aardewerk mogelijk was, is een kleine noodopgraving, uitgevoerd tijdens de verbreding van de A28 bij het Drentse Eursinge, nabij Ruinen (Lanting 1977). De opgraving, op de Pesser es, leverde grondsporen en vondsten op uit de midden-ijzertijd en de vroege middeleeuwen. Uit de vroege middeleeuwen zijn voornamelijk huisplattegronden aangetroffen, en een geringe hoeveelheid vondsten. Het aardewerk dat is aangetroffen in de middeleeuwse context, bestaat uit aardewerk van het type Wijster, Angelsaksisch aardewerk en Hessens-Schortens aardewerk. Eén van de grondsporen, een ovenkuil, bevatte zowel Angelsaksisch aardewerk als Hessens- Schortens. Het Hessens-Schortens aardewerk betreft een hoge, wijdmondige, eenvoudig geprofileerde kom. Het Angelsaksische aardewerk betreft onder meer een zogenaamde Schalenurne, een Angelsaksische pot met een gefacetteerde buikknik. Een dergelijke versiering als op de urn wordt ook aangetroffen op late trechterschalen, van type Wijster ID (Lanting 1977, 70), die gedateerd kunnen worden in de 4e en 5e eeuw. Facetversiering op de Feddersen Wierde in Duitsland is aangetroffen op aardewerk daterend tot het midden van de 5e eeuw, en in Engeland is het typisch voor materiaal uit het begin van de 5e eeuw. Dit correspondeert echter niet met het eveneens aangetroffen Hessens-Schortens materiaal. In het midden-elbe gebied in Duitsland is een graf, dat een Schalenurne bevatte, gedateerd in de eerste helft van de 6e eeuw (Lanting 1977, 70). Volgens Lanting is er geen reden waarom dergelijke vormen in noord-nederland niet in de 6 e eeuw zouden kunnen voorkomen. Hij dateert het grondspoor, met de combinatie van Angelsaksisch aardewerk, Hessens- Schortens en de Schalenurne in het begin van de 6 e mogelijk het eind van de 5 e eeuw. Lanting haalt in hetzelfde artikel ook een datering van Van Es aan, die hoge, wijdmondige, eenvoudig geprofileerde kommen met een afgeronde bodem uit Texel zeker in de 6 e en mogelijk in de 5 e eeuw dateert Hallum In het Friese Hallum is een potje gevonden met een vrij ronde bodem en een bolle buik, waarin zich een sceatta-schat bevond (zie Afbeelding 5.1). De munten uit deze schat hadden een 48

50 dusdanige samenstelling dat deze rond 730 begraven moet zijn (Knol 1993, 57). Dit geeft een mooie einddatering van het gebruik van Hessens-Schortens aardewerk, in de eerste helft van de 8 e eeuw. Hierbij moet genoemd worden dat Hallum vrij westelijk in Friesland ligt en het om een relatief klein potje gaat. Wat betreft de vormontwikkeling in meer oostelijk gelegen oorden en bij grotere potten zou het best op een later moment hebben kunnen plaatsvinden. Afbeelding 5.1. Sceatta-potje uit Hallum (bron:fries museum, Urn Marum Een vroegmiddeleeuwse crematieurn, afkomstig uit Marum, is in C gedateerd, op basis van het aanwezige botmateriaal. Het betreft een wijdmondig, bol potje met een wankele bodem en twee oren, dat met grof granietgruis is gemagerd (zie Afbeelding 5.2). De datering van de urn is 2e helft 7e tot 1e helft 8e eeuw. Eerder is de urn op basis van vorm door Waterbolk in het begin van de 8e eeuw gedateerd (Groenendijk & Knol, 2007) Recente gecalibreerde 14Cdatering heeft een datering opgeleverd van en (Lanting & Van der Plicht 2010). Afbeelding 5.2. Het urntje van Marum (l) (uit: Groenendijk & Knol, 2007). Rechts een vergelijkbaar potje uit Wierum (gn) (uit: Miedema 1980) 49

51 De vormkenmerken van het potje zijn op basis van bovenstaande afbeelding duidelijk. Het potje is bol, met een kort, iets uitstaand randje. De wankele bodem is net niet bol. De vorm gaat al richting de kogelpot, met als voornaamste verschil de vlakke bodem en de twee oren. Waterbolk had mede op basis van het sceatta-potje van Hallum de datering vastgesteld in het begin van de 8 e eeuw. Dit potje had geen oren, maar wel een zelfde bolle vorm en kort, iets uitstaand randje. Aangezien de 14C-datering van het potje uit Marum aardig overeenkomt met de typologische datering van Waterbolk, zouden beide potjes onder hetzelfde type kunnen worden geschaard, waarbij vermeld moet worden dat het sceatta-potje een wat bollere bodem lijkt te hebben dan het crematiepotje uit Marum. Ook een randscherf met oor, gevonden in Roden (zie Afbeelding 4.4) kan waarschijnlijk hieronder getypeerd worden. Onder de potten van Miedema s type XIC (datering / ) bevindt zich een exemplaar dat grote gelijkenis vertoont met het urntje van Marum. Vergelijkbare bolle potten met wat meer gestileerde oren en stempelversiering uit de provincie Friesland (zie Afbeelding 5.3) hebben mogelijk een wat latere datering. Afbeelding 5.3. potten met oren uit respectievelijk Aalsum(Fr), Oudewoude(Fr) en Aalsum(Fr) (uit: Steuer 1974) Haard Wijnaldum In Wijnaldum is een haard met schervenplaveisel aangetroffen (Taayke, ongepubl.), waarin onder andere een aantal vroegmiddeleeuwse scherven, van verscheidene types en de randscherf van schalenurne zijn aangetroffen. De magering van de verschillende scherven is divers. De bodems zijn afgerond/vlak, tweemaal komen knoppen voor, eenmaal een snoeroor, alsmede een kom bedekt met plastische indrukken (seitlichem Wulst) en eenmaal een kruis op een bodem. De gecalibreerde 14-C datering kwam uit tussen het jaar 550 en C-dateringen Friesland Op basis van houtskool uit grafvelden van Hogebeintum, Beetgum-Besseburen en Friens, zijn een aantal 14C-dateringen gedaan van crematieurnen (Knol 1993, 60-61). Uitgaande van de meest waarschijnlijke datering (de dateringen hebben range van soms 400 jaar), is de vroegst gedateerde urn een wijdmondig potje uit Hogebeintum met een vrij hoekig profiel. Dit potje wordt gedateerd in de eerste en tweede, mogelijk vierde eeuw na Christus. Rond het begin van de vierde eeuw wordt een eveneens wijdmondig potje gedateerd, met een wat minder scherp profiel. Dit licht biconische potje lijkt op een overgangsvorm tussen Angelsaksisch en Hessens- Schortens aardewerk. Vervolgens worden in Hogebeintum een aantal urnen in het begin van de zesde eeuw gedateerd. Dit zijn veelal nauwmondige, vaak hoge potten met een licht biconische buidelvorm. Rond het begin van de zevende eeuw lijken de potten minder hoog en de bodems van de potten weer wat wijder te worden. De tweede helft van de zevende eeuw tot het begin van de achtste eeuw komen meer emmervormige of komvormige potten voor, naast wat bollere, kleinere potten met een lensvormige bodem. 50

52 Eén Angelsaksisch versierde pot uit Hogebeintum heeft een 14C-datering van laat-5 e eeuw tot het eind van de 7 e eeuw. Natuurlijk gaat het hier slechts om enkele potten, die voornamelijk afkomstig zijn uit Hogebeintum. Toch is er een tendens zichtbaar, die begint bij hoge, nauwmondige potten met een vlakke bodem, die in de loop der tijd wat breder lijkt te worden, terwijl de potten minder hoog worden, om vervolgens breed en wijdmondig te eindigen. Ten slotte ontstaan er potten met een lensvormige bodem en een vrij bol profiel, maar nog niet zo wijdbuikig als bij de kogelpot. Deze tendens lijkt te gelden voor het gehele onderzoeksgebied. Toch moet hierbij vermeld worden dat er per site verschillen gelden. In het grafveld van Godlinze, dat aan het einde van de Hessens-Schortens periode gedateerd dient te worden, komen juist hoge, nauwmondige potten voor, met een vlakke tot lensvormige, soms zelfs bolle bodem. Een mogelijke verklaring voor deze ontwikkeling in stijl is dat er naast lokaal geproduceerde, handgevormde potten ook Mayen en badorf urnen zijn gebruikt, die hoog en nauwmondig waren, met een lensbodem. Lokale imitatie van importvormen komt regelmatig voor binnen het Hessens-Schortens aardewerk. Dit bemoeilijkt het maken van een betrouwbare typologie. 5.2 Typochronologie Recentelijk zijn in het kader van een groter project een aantal lokaal handgevormde crematieurnen uit de vroege middeleeuwen 14C-gedateerd (Lanting & Van der Plicht, 2010). Hierdoor zijn er in één klap een aantal Hessens-Schortens potten bijgekomen met een absolute datering. Op basis van deze dateringen kan er voorzichtig een begin worden gemaakt met een typochronologie. Hierbij moet wel worden bedacht dat het urnen betreft uit een beperkt aantal nederzettingen (vooral Hogebeintum is goed vertegenwoordigd 43 ). En het feit alleen al dat het enkel potten uit grafcontexten betreft is, hoewel begrijpelijk, wel vertekenend voor het eindresultaat. Toch is het mogelijk gebleken een aantal types potten van elkaar te onderscheiden en deze in een min of meer chronologische volgorde te zetten (zie Bijlage 2 voor een overzicht van de 14C-gedateerde potten uit Lanting en van der Plicht, gesorteerd op type): 43 Dit betreffen een aantal potten die ook al door Knol zijn gedateerd. Het betreft echter opnieuw gecalibreerde dateringen 51

53 A - zeer wijdmondige, korte pot/kom met een uitstaande rand, lip loopt tapstoe tot afgerond. Bodem is vlak, vorm kan iets biconisch zijn. Datering eerste helft 5e eeuw tot eind zesde eeuw. Komt o.a. voor in Wageningen; Oosterbeintum; Hogebeintum; Cleverns/Oldenburg en Schortens (Hauptgruppe I). B - nauwmondige flesvorm met een opstaande tot iets uitstaande, weinig geprofileerde rand en vrij brede, vlakke bodem. Datering tweede kwart 5e eeuw tot eerste kwart 6e eeuw. Komt o.a. voor in Leermens (Angelsaksisch versierd; Miedema type XIa); Hogebeintum; Den Haag; Rijnsburg; Cleverns/Oldenburg en Schortens (Hauptgruppe II). C - brede, wijdmondige pot met een redelijk brede, vlakke bodem en een uitstaande rand. Er is een duidelijk afgezette schouder, waarop chevronversiering kan voorkomen. Datering tweede helft 6e eeuw-1e helft 7e eeuw. Komt o.a. voor in Hogebeintum; Rijnsburg (met knobbeloor), Jukwerd (Miedema type XIC) en Liebenau (type H3f). D - Bol potje, met kort, dun, van binnen afgezet randje. Datering eerste tot derde kwart 7e eeuw (slechts één datering) Komt o.a. voor in Ulrum; Hessens; Peelo en Odoorn. 52

54 E - klein, redelijk bol potje, met een brede, al dan niet vlakke bodem en een opstaande, weinig afgezette rand. Datering eerste tot derde kwart 7e eeuw (slechts één datering). Komt o.a. voor in Oosterbeintum en Marsum (Miedema type XIA) F - Hoge, bolle, nauwmondige pot met een opstaande rand en vlakke bodem. Soort hoge versie van E. Ook een van boven afgeplatte rand komt voor (gezien in Godlinze (1919/8.24) en Norg). Datering tweede en derde kwart 7e eeuw (maar één datering). Komt o.a. voor in Aalsum, Oosterbeintum, Godlinze, Norg, Nottfeld (kr, Sleswich) en Schortens (Hauptgruppe III) G - Hoge, nauwmondige pot met een vrij brede, vlakke bodem en een vrij hoge bolling. Rand is iets uitstaand. Datering: tweede kwart 7e eeuw tot vierde kwart 8e eeuw. Komt o.a, voor in Hoogebeintum (o.a. met stempelversiering op hals) H - brede, wijdmondige pot/kom met een soms wijde, vlakke bodem en een uitstaande rand, soms een erg kort, afgezet randje, wijdmondige eipotjes. Datering tweede helft 7e eeuw tot derde kwart 8e eeuw (slechts één datering) Komt o.a. voor in Hogebeintum; veel in Peelo (o.a. met oren en versiering (indrukken) onder de rand); Aalsum, Odoorn en Warendorf. 53

55 I - vrij ronde pot met een iets langere, slanke, weinig uitgesproken, iets uitstaande rand en een iets ingesnoerde hals. Bolling van de buik begint vrij hoog. Bodem is vlak tot bol. Eitopf. Datering tweede helft 7e eeuw tot tweede kwart 8e eeuw. Komt o.a. voor in Friens; Hogebeintum; Ulrum (met ronde bodem en chevronversiering); Aalsum en Enumerhoogte (Miedema type XIC, Schortens Hauptgruppe VI) J - klein, bol potje, al dan niet met oren aan weerszijden. De rand is uitstaand, de aanzet tot de bodem is afgerond, de bodem is vlak tot rond. Datering tweede helft 7e eeuw tot derde kwart 8e eeuw. Komt o.a. voor in Marum; Hallum (sceatta s); Aalsum (vroeg kogelpotje met stempels) Hogebeintum (met chevronversiering) en Wierum. K - Kom met naar binnen staande rand en vlakke bodem. Aanzet naar bodem is afgerond. Geen datering. O.a. in Liebenau (H2b) Warendorf en Peelo L - Hoge, tonvormige pot met vlakke bodem en iets uitstaande rand. O.a. in Hessens (SH5), Schortens (ook met perforatie onder rand en versiering) en Peelo M - Nauwmondige, bolle pot met een afgeronde bodem en een lage bolling van de buik. Zakvorm. O.a. in Oldenklooster en Godlinze. 54

56 De vormen K, L en M hebben geen 14C-gedateerde exemplaren. Een verklaring hiervoor kan zijn dat dit potten zijn die een typisch huishoudelijke functie hebben. Bij vorm M lijkt het te gaan om vrij late potten, die tussen de, door Lanting en Van der Plicht onderzochte exemplaren niet voorkwamen. Ook oren in alle vormen en maten komen nagenoeg niet voor in het 14C gedateerde materiaal. Er wordt vanuit gegaan dat een pot zonder oren dezelfde datering heeft als een pot met dezelfde vorm, maar dan met oren. Verder is het opvallend dat vanaf het tweede helft van de 7 e eeuw tot de tweede helft van de 8 e eeuw een randvorm ontstaat, die bij verschillende types voorkomt. Dit betreft een kort, scherp van binnen afgezet randje, waarbij de lip vaak tapstoe loopt (zie types D, E, F, H en J). Waar bij oudere vormen vaak een weinig geprofileerde rand aanwezig is, die bij potten van hetzelfde type ook nog redelijk kan verschillen, ontstaat er in de loop van de 7e eeuw een tendens naar duidelijker geprofileerde randen. Naast het feit dat deze randvorm blijkbaar opeens in zwang raakte, zegt het ook iets over de ontwikkeling van Hessens-Schortens aardewerk naar kogelpotaardewerk. Er kan nu voor het eerst een typologie op basis van randvorm worden opgesteld. Deze randvorm gaat direct vooraf aan de kogelpotranden. Dit is een typologie die doorloopt tot in de late middeleeuwen Case-study: Godlinze Het grafveld van Godlinze is door Van Giffen gedateerd tussen 625 en 850 n.chr (Van Giffen 1919, 77). Er zijn geen 14C-dateringen gepleegd, noch zijn er andere pogingen tot het dateren van de potten gedaan sinds Van Giffen ze in het begin van de 20e eeuw heeft beschreven. En dat is jammer, want er zitten een aantal opmerkelijke vormen tussen de crematieurnen (zie Afbeelding 5.4). Naast een aantal Mayen-importen, zijn er handgevormde urnen aangetroffen met een opmerkelijk vlakke, scherp afgezette bodem. Maar er zijn ook kogelronde crematieurnen gevonden. Waarschijnlijk zijn dit qua vorm de laatste typen die nog in een grafcontext zijn gebruikt. Ook zijn er schelpgruisgemagerde exemplaren (nrs. 19 en 20). Het is erg aanlokkelijk om op basis van bovenstaande typologie de potten van het grafveld van Godlinze te trachten te dateren. Voor de meeste potten is een bestaand type gevonden. Type M moest worden toegevoegd aan de typologie, omdat dit waarschijnlijk een erg late vorm is. 55

57 Afbeelding 5.4. Handgevormde crematieurnen uit Godlinze. Afbeelding overgenomen uit Van Giffen, Op basis van de hierboven opgestelde typologie, kan het materiaal van Godlinze als volgt worden ingedeeld: Tabel 3. Typologie van de in Godlinze voorkomende Hessens-Schortens urnen 1919/8 Type Datering 10 M? 11 M? 12 M? 13 G? 2e helft 7e - 3e kwart 8e eeuw 14 G? 2e helft 7e - 3e kwart 8e eeuw 15 G? 2e helft 7e - 3e kwart 8e eeuw 16 E 2e-3e kwart 7e eeuw 17 I 2e helft 7e - 3e kwart 8e eeuw 18 F 2e-3e kwart 7e eeuw 19 F 2e-3e kwart 7e eeuw 20 F 2e-3e kwart 7e eeuw 24 F 2e-3e kwart 7e eeuw 25 F 2e-3e kwart 7e eeuw 26 F 2e-3e kwart 7e eeuw 27 H 2e helft 7e - 3e kwart 8e eeuw 28 F 2e-3e kwart 7e eeuw 29 F 2e-3e kwart 7e eeuw 30 F 2e-3e kwart 7e eeuw Natuurlijk dient hierbij een redelijk grote slag om de arm genomen te worden, want sommige van de types hebben slechts één 14C-gedateerd exemplaar, maar de dateringen zijn opmerkelijk sluitend te noemen. 56

58 6. DISCUSSIE Hessens-Schortens aardewerk komt niet alleen in Noord-Nederland voor. Langs de gehele Noordzeekust, van Vlaanderen en Engeland tot Sleeswijk aan toe zijn nederzettingen en grafvelden opgegraven waar vroeg middeleeuws, lokaal geproduceerd, handgevormd aardewerk is aangetroffen, dat op het eerste gezicht lelijk, grauw en vormeloos is. In deze scriptie is een poging gedaan tot het maken van een overzicht van kenmerken van Hessens-Schortens aardewerk, alswel een poging tot het maken van een typochronologie. Maar in hoeverre is Hessens-Schortens aardewerk die eenheidsworst waarvoor het altijd wordt aangenomen? Is het aardewerk homogeen en zijn de vormen algemeen genoeg om de typologie voor het hele verspreidingsgebied te laten gelden? Hieronder wordt een korte proef op de som genomen. 6.1 Duitsland Aardewerk dat onder de noemer Hessens-Schortens kan vallen, komt voor in een groot deel van het noordwest-duitse kustgebied. Tot Sleeswijk-Holstein aan toe zijn lokaal handgevormde potten gevonden, daterend in de zesde, maar voornamelijk zevende en achtste eeuw met dezelfde kenmerken als ons Hessens-Schortens aardewerk. Het zijn vaak grauwe, slordig gevormde potten, met een vlakke tot wackelige bodem, meestal grof steengruis gemagerd en met een kort, iets uitstaand randje. Toch valt, bij bestudering van omschrijvingen, foto s en tekeningen van het materiaal, 44 op dat er wel degelijk verschillen bestaan met het Noord-Nederlandse materiaal. Bij de nederzettingen nabij de Nederlandse grens, zoals Hessens en Schortens, zijn weinig tot geen typologische verschillen zichtbaar. Het is onmogelijk te zeggen dat er geen enkel verschil is met het Nederlandse materiaal, aangezien het om lokale productie gaat en er per gebied, of zelfs per nederzetting, verschillen kunnen optreden. Echter, gaat men verder richting het oosten en het noorden, komen er tussen de ons welbekende eivormige potten steeds meer vreemde eenden in de bijt. Zo zijn er in Sahlenburg en Berensch (Steuer 1974, tafel 28) potten gevonden met een resp. veel bredere en veel smallere bodem dan in Noord-Nederland gebruikelijk is. Afgezien van de randvorm en de versiering heeft de pot uit Berensch meer weg van het Noord-Nederlandse terpaardewerk uit de Romeinse Tijd. Maar zelfs potten uit Sievern, dat relatief dicht bij de Nederlandse grens ligt, zijn bijvoorbeeld veel uitbundiger versierd dan het Nederlandse materiaal. In Denemarken zijn zelfs kogelpotten gevonden, met een sterk Angelsaksisch aandoende geometrische versiering (Steuer 1974, tafel 31). Het is te simpel om een grens bij de huidige landsgrens te trekken. Maar het is wel duidelijk dat, naarmate invloeden vanuit andere gebieden (zoals Oost-Europa) groter worden, ook de uitvoering van het Hessens-Schortens aardewerk verandert. Daarom is een typochronologie voor het gehele verspreidingsgebied niet mogelijk. Wel kunnen de beschreven tendensen als handvatten dienen voor een meer gebiedseigen typologie. 44 Waardevol in dit opzicht waren voornamelijk Brieske & Schlicksbier 2005; Bärenfänger 2002; Lüdtke & Schietzel, 2001; Steuer 1974, Haarnagel 1958 en Tischler

59 De datering van het aardewerk, vergeleken met de nieuwe typochronologie, roept enige vragen op. Met uitzondering van het grafveld van Liebenau, dat voornamelijk een stevige Angelsaksische component heeft, lijkt het Duitse aardewerk voornamelijk laat gedateerd te zijn. Deels is dit te wijten aan een al dan niet foutief verondersteld bewoningshiaat in de 6 e eeuw, waardoor dateringen zijn opgeschoven. Echter lijkt het wel zo te zijn dat het aardewerk dat vergelijkbaar is met het aardewerk binnen de nieuwe typochronologie inderdaad zou kunnen vallen binnen de latere types. Interessant is dan het herkomstvraagstuk. Er wordt tegenwoordig vanuit gegaan dat het Hessens-Schortens aardwerk in Nederland is ontstaan uit Angelsaksische vormen, die via Duitsland richting Drenthe zijn gekomen (Nieuwhof 2008, Lanting & Van der Plicht 2010). Deze vormen hebben vervolgens het terpengebied bereikt. Het Hessens-Schortens aardewerk dat in de 6 e eeuw is gedateerd, behoort voor een deel tot de Angelsaksische overgangstypes (zoals in Liebenau). Wellicht is het dan ook zo dat nieuwe Hessens-Schortens vormen juist in Nederland zijn ontstaan, en dat in Duitsland de laat- Angelsaksische vormen populair bleven. In de loop der tijd zijn de nieuwe Hessens-Schortens vormen ook in Duitsland in gebruik genomen. 6.2 Over organisch gemagerd aardewerk - Vlaanderen en Engeland In het kustgebied van Vlaanderen zijn vroegmiddeleeuwse nederzettingen opgegraven waar een groot deel van het aangetroffen aardewerk organisch gemagerd is. Het vroegste organisch gemagerde aardewerk in Vlaanderen komt voor vanaf de 5e eeuw. Vanaf de Karolingische periode wordt het organisch gemagerde materiaal vervangen door aardewerk met een schelpen kwartsmagering, waarbij het kwartsgemagerde aardewerk het meest algemeen is (Hamerow et al 1994). Het aardewerk betreft voornamelijk rechte kommen met een iets naar binnen staande rand, en kleine halfronde kommen. In één geval is een geperforeerd snoeroor aangetroffen. De potten zijn voornamelijk onversierd, maar in de 5e en 6e eeuw komt er nog stempeldecoratie, horizontale en verticale groeven en chevron-en-stip versiering voor. Ook versiering door middel van kamstreken en rustication 45 is aangetroffen. Het voorkomen van organische magering in het handgevormde aardewerk wordt gezien als een stijlbreuk met de voorgaande Romeinse Tijd (ibid). In dezelfde periode, misschien iets eerder, verschijnt in Oost en Zuidoost Engeland vergelijkbaar, organisch gemagerd aardewerk. Het aardewerk is in Engeland voornamelijk populair in de 6e en 7e eeuw. Ook hier betreft het een stijlbreuk met eerdere aardewerktypen. Het verschijnen van deze organisch gemagerde potten wordt over het algemeen gezien als bewijs van de komst van Germaanse kolonisten (ibid). Hamerow, Hollevoet en Vince (1994) zijn onzeker over de herkomst van het gebruik van organische magering. In de IJzertijd was organische magering gebruikelijk, maar in de periodes daarna niet. Het is zeer onwaarschijnlijk dat zo n oude techniek overgeleverd is en na vele generaties weer is gebruikt. Ook is het onwaarschijnlijk dat de techniek tegelijkertijd spontaan is ontstaan in zowel Vlaanderen als Zuidoost Engeland. 45 Een versieringsvorm, waarbij over het hele lichaam van de pot indrukken zijn gemaakt, waardoor de pot zeer ruwe/grove uitstulpinkjes krijgt. Vergelijkbaar met Ornament C uit Odoorn en de Duitse term Seitlichem Wulst. Ook in Wijnaldum is een pot met een dergelijke oppervlaktebehandeling aangetroffen. 58

60 De auteurs denken, mede vanwege het ontbreken van parallellen uit de rest van het Noordzeekustgebied, dat het organisch gemagerde aardewerk is ontstaan in het 5e eeuwse Zuid/Zuidoost Engeland. Maar dan is er Tritsum. Een site in Noord-Nederland 46 waar een substantiële hoeveelheid van het aardewerk eveneens organisch gemagerd is (Taayke & Knol 1992). Ook uit Wijnaldum komen vele organisch gemagerde scherven. Er zijn geen duidelijke dateringen voor het organisch gemagerde aardewerk uit Westergo, waardoor het moeilijk te zeggen of het vroeger of later voorkomt dan de Zuid-Engelse aanvangstijd van de 5e eeuw. Wel is het zo dat er in Tritsum ook potten met een Angelsaksisch aandoende vorm en versiering voorkomen die eveneens organisch gemagerd zijn (zie Afbeelding 6.1). Een aanvangstijd van eind 5e, begin 6e eeuw is dus zeker niet onwaarschijnlijk. Op basis van bovengenoemde typochronologie (zie p. 51) valt een deel van dit aardwerk onder type B, dat een datering heeft in het tweede kwart van de 5 e eeuw, tot het eerste kwart van de 6 e eeuw. Afbeelding 6.1. organisch gemagerde scherf met Angelsaksische versiering uit Tritsum (type B). Tekening auteur. Daarnaast is het Noord-Nederlandse aardewerk in de Romeinse tijd wel degelijk ook organisch gemagerd. Alleen hebben wij natuurlijk het probleem van het bewoningshiaat tussen het eind van de Romeinse tijd en de Angelsaksische periode. Wellicht hebben we hier dan de herkomst van de Germaanse kolonisten in Engeland en Vlaanderen gevonden. 47 Een deel van deze kolonisten zal misschien wel hun weg terug hebben gevonden richting Westergo, en zo is ons type Tritsum ontstaan. Wat verder doorredenerend past deze trek van oost naar west en vervolgens weer terug naar het oosten prima bij de bovengenoemde theorie over het Duitse materiaal. 46 Overigens wel genoemd door Hamerow, Hollevoet en Vince 47 Al merken Hamerow et al terecht op dat het relatief simpel is om te bedenken dat men mest kan gebruiken voor het bakken van een pot. Heruitvinding van de techniek is zeker niet uitgesloten. 59

61 7. CONCLUSIE 7.1 Samenvatting Hessens-Schortens aardewerk is vernoemd naar de vroegmiddeleeuwse nederzetting van Hessens en grafveld van Schortens, in Niedersachsen, Duitsland. Het is een lokaal geproduceerd, handgevormd aardewerktype, dat vanaf de zesde tot en met de achtste eeuw veelvuldig voorkomt in Noord-Nederland. Ook in andere delen van Nederland is het aardewerk aangetroffen, met name in de kustgebieden, maar ook op de zandgronden van Oost-Nederland boven de rivieren, en in het rivierengebied, met name langs de Rijn. Hessens-Schortens aardewerk kwam voor in de periode na de grote volksverhuizingen van de vroege middeleeuwen. Het komt deels tegelijkertijd voor met de voorgaande aardewerkgroep, Angelsaksisch aardewerk, dat hoogversierd is en goed afgewerkt. Hessens-Schortens aardewerk komt ook deels tegelijkertijd voor met het kogelpotaardewerk, dat vanaf de achtste eeuw ontstaat. Het aardewerk kenmerkt zich door een weinig ontwikkelde vorm en een grof, slordig baksel. Maar daarnaast komen ook goed afgewerkte, versierde potten voor. De vormvariatie is kleiner dan tijdens de Angelsaksische periode, maar groter dan in het kogelpotaardewerk. Er is getracht een voorzichtige typologische ontwikkeling op te stellen, wat moeilijk is vanwege een gebrek aan een representatieve hoeveelheid degelijk gedateerd nederzettingsmateriaal. Recente 14C-dateringen van enkele vroegmiddeleeuwse crematieurnen hebben een deel van dit probleem ondervangen. Het is mogelijk een tendens weer te geven, waarin vormen geleidelijk veranderen. Tevens zijn een aantal types van elkaar onderscheiden. Deze types kunnen ook, met enig voorbehoud, in een bepaalde volgorde worden geplaatst. Chronologisch gezien kan het Hessens-Schortens aardewerk worden geplaast in de 6 e, 7 e en het begin van de 8 e eeuw n. Chr. Het aardewerk komt voor in de Merovingische periode, die ruwweg volgt op de Volksverhuizingstijd, waarbinnen Angelsaksisch aardewerk voorkomt. De Merovingische periode wordt opgevolgd door de Karolingische periode, waarvan in Noord- Nederland de (vroege) kogelpot gidsfossiel is. Hessens-Schortens aardewerk ontstaat uit het Angelsaksische aardewerk. Hoogversierd, goed afgewerkt aardewerk wordt vervangen door slordig gevormd, nagenoeg onversierd aardewerk. Dit is geen overgang die plotseling geschiedt: in de laat vijfde-zesde eeuw bestaan beide vormen naast elkaar. Gedacht wordt dat het om twee verschillende culturen gaat, niet alleen onderscheiden door het aardewerk, maar tevens door de grafcultuur, waarbij de Angelsaksen de gewoonte hadden tot het cremeren van hun doden en de resten in een urn te begraven. Opvallend hierbij is dat er in deze periode zowel Angelsaksische potten als Hessens-Schortens potten gebruikt werden als crematieurn. De vormen Hessens-Schortens aardewerk die waarschijnlijk in de zesde eeuw kunnen worden gedateerd zijn potten die soms nog enigszins biconisch van vorm zijn: ze hebben nog een beetje een schouder. Ook kunnen de potten versierd zijn, bijvoorbeeld met kleine buckels, indrukken, of geometrische versieringen, bijna altijd op de bovenste helft van de pot. In de zevende eeuw verdwijnt het Angelsaksische aardewerk uit het vondstmateriaal. Daarmee lijkt ook het Hessens-Schortens aardewerk simpeler te worden. Er wordt minder versierd. De potten worden in de 7 e eeuw minder hoog en krijgen een wijdere bodem. De magering en 60

62 het oppervlak van de potten worden grover. In het begin van de 8 e eeuw worden de potten en ook de bodems van de potten ronder. Zeker in Friesland zijn er al kleine kogelpotten te vinden, zoals het potje met de sceattas uit Hallum. Het aardewerk kan versierd zijn, maar dit zijn niet langer de lobben en geometrische versieringen, die gebaseerd waren op het Angelsaksische aardewerk. Nu komen de voorbeelden voornamelijk uit importen uit het Rijnland. Indrukken zoals in Frankische knikwandpotten en (rol)stempels zoals bij Mayen-aardewerk komen voor. Het is moeilijk om vast te stellen waar het aardewerk is ontstaan, omdat men juist in deze periode is begonnen met heroccupatie van een aantal woonplaatsen. Soms is vóór het begin van de zevende eeuw geen nederzettingsmateriaal voorhanden. Er zijn slechts weinig nederzettingen met bevolkingscontinuïteit, en nog minder waarbij het vroegmiddeleeuwse materiaal goed gedateerd kon worden. Vroege Hessens-Schortens vormen, die gelijktijdig voor lijken te komen met laat Angelsaksisch aardewerk lijken vooral op de Drentse zandgronden voor te komen. Het nadeel van vlaknederzettingen op de zandgronden is echter dat de bewoners niet gebonden waren aan één afgebakende locatie, zoals in het terpengebied. Nederzettingen konden zich verplaatsen in de loop der tijd en dat gebeurde ook. 48 Zo heeft het grafveld bij de nederzetting van Wijster een latere datering dan de nederzetting zelf. Ook is er op de zandgronden weinig sediment over de oorspronkelijke bewoningslaag afgezet, waardoor men tijdens opgravingen in één vlak sporen uit alle periodes kan aantreffen. Dit geldt zeker voor nederzettingen uit de vroege middeleeuwen en periodes daarvoor, die bijvoorbeeld zijn afgedekt door een esdek. Dit vergemakkelijkt het dateren niet. Terpen zijn juist zo n geschikte locatie voor het opstellen van een aardewerktypologie, vanwege de verschillende -herkenbaregrondlagen en het palimpsest van nederzettingsmateriaal dat in deze lagen aanwezig is. De datering van de latere periodes, en de overgang naar kogelpotaardewerk wordt bemoeilijkt door een verandering in het grafritueel. Cremeren wordt in het eind van de 7 e en begin van de 8 e eeuw een zeldzaamheid, met de mogelijke uitzondering van Godlinze. Ook worden er geen bijgiften meer aan de doden meegegeven. De kerstening bereikt Noord-Nederland in deze periode en de potten worden alleen nog maar huishoudelijk gebruikt. 7.2 Beantwoording onderzoeksvragen Hessens-Schortens aardewerk komt voor in de kustgebieden van Nederland, de noordwestkust van Duitsland, de zuidwestkust van Denemarken, de kust van Vlaanderen en de zuidoostkust van Engeland. In Nederland komt het aardwerk voor in de zeekleigebieden, maar ook op de zandgronden van Noordoost Nederland, tot in Gelderland. Ook in het rivierengebied wordt het aardewerk aangetroffen, maar dit kunnen ook importen door handelscontacten betreffen. Langs de kust in Noord- en Zuid-Holland, komen vroegmiddeleeuwse nederzettingen met Hessens-Schortens aardewerk voor in de geestgronden, achter de duinen, in de overgang van zand naar veen. Ook in Duitsland zijn geestgronden populair. In Vlaanderen komen nederzettingen voor op zandgronden. In Nederland komt Hessens-Schortens aanvankelijk op de Drentse zandgronden voor vanaf het eind van de 5 e eeuw in zowel nederzettings- als grafcontexten. De zeekleigebieden in het noorden en met name het noordwesten van Nederland zijn vanaf het eind van de Romeinse tijd 48 zie o.m. Steuer

63 tot het begin van de vroege middeleeuwen ontvolkt. Op de zandgronden, maar ook in het meer oostelijk gelegen zeekleigebied (in Groningen) is sprake van bewoningscontinuïteit. In nederzettingen als Ezinge en Midlaren worden de vroegste vormen van Hessens-Schortens aangetroffen. Waarschijnlijk is een verandering in aardewerkcultuur geïnstigeerd door Duitse invloeden die hun weg vonden naar de Drentse zandgronden. Deze verandering zou in het eind van de vijfde eeuw hebben plaatsgevonden. De nederzetting De Bloemert bij Midlaren heeft een aantal vroege vormen opgeleverd, die voorkomen naast of direct na Angelsaksische vormen. In Liebenau, in Duitsland, lijkt dit eveneens het geval te zijn. Ook in de nederzetting, en met name het grafveld van Wijster/Looveen zouden een aantal vormen al als Hessens- Schortens kunnen worden aangemerkt, al lijkt de bewoning hier op te houden in het begin van de vroege middeleeuwen. Een duidelijk voorbeeld van gelijktijdig voorkomen van Angelsaksisch en Hessens-Schortens aardewerk is de boerderij die in Eursinge is opgegraven, waarbij in hetzelfde spoor scherven van een laat-angelsaksische Buckelurn en een Hessens-Schortens pot zijn gevonden. Het organisch gemagerde type Tritsum lijkt juist in het westen te zijn ontstaan, vanaf het eind van de vijfde eeuw. De herkomst van type Tritsum is onduidelijk. Het stamt mogelijk uit zuid-engeland of west-vlaanderen, maar het kan ook onafhankelijk van elkaar in Engeland, Vlaanderen en Friesland zijn ontstaan. Dit aardewerk komt in het oosten van Nederland en in Duitsland nagenoeg niet voor. In de loop van de 7 e eeuw verdwijnt het aardewerk uit de graven, wanneer er wordt overgegaan op inhumatiegraven zonder grafgiften. In de nederzettingen komt het aardewerk nog tot in de 8 e eeuw voor. Vanaf die tijd wordt het Hessens-Schortens aardewerk langzamerhand vervangen door de kogelpot. In het oosten van Nederland, met name Gelderland, wordt verondersteld dat Hessens-Schortens nog tot in de 10 e eeuw naast het kogelpotaardewerk voorkwam. Het is op basis van de geraadpleegde bronnen onduidelijk waar dit verschil in datering vandaan komt. Het zou kunnen dat er kogelpotvormen zijn die hier als Hessens-Schortens zijn aangemerkt, maar omdat in het kader van deze scriptie geen aardewerk uit Oost-Nederland is onderzocht, blijft dit giswerk. Er zijn verscheidene vormen te onderscheiden. De meest bekende vorm is de vrij vormeloze Eitopf, daarnaast komen er nauwmondige flesvormen en wijdmondige tonvormen voor. Ook biconische overgangsvormen vanuit Angelsaksisch aardewerk en bolle overgangsvormen naar kogelpotten zijn aangetroffen. Naast bovengenoemde overgangsvormen, is er in de loop van de tijd een tendens naar minder duidelijk gevormde potten, met een bolle buik, en een zakvormig lichaam. De bodem wordt steeds minder duidelijk afgezet en het aardewerk als geheel is slordiger van vorm en baksel. Het baksel wordt grover. De randvorm wordt in de loop der tijd juist meer uitgesproken. Vanaf de tweede helft van de 7 e eeuw ontstaan er taps toe lopende randen, die aan de binnenkant van de pot duidelijk zijn afgezet. Het onderscheid op basis van randvormen is de grondslag voor de typologie van het kogelpotaardewerk, maar lijkt dus al vanaf laat Hessens-Schortens aardewerk mogelijk te zijn. Naar aanleiding van recente 14C-dateringen kan een voorzichtige typochronologie worden opgesteld. Er zijn dertien types onderscheiden (A t/m M), waarvan er tien absoluut gedateerd zijn(zie tabel 4). Type M is voorlopig gedateerd op basis van andere potten uit dezelfde context in Godlinze (zie tabellen 3 en 4). Een koppeling met bestaande typen (zie tabel 2) is enigszins problematisch, vanwege eerder genoemde verschillen in aanpak. Toch wordt hieronder getracht een dergelijke koppeling te maken. Kanttekeningen hierbij zijn dat gedateerde exemplaren alleen crematieurnen betreffen en dat deze urnen uit een beperkt aantal grafvelden komen. Types die alleen voor huishoudelijk gebruik dienden zijn derhalve niet gedateerd. Een ander probleem bij huishoudelijke contexten 62

64 is dat er binnen een nederzetting vaak minder intacte exemplaren van potten worden aangetroffen, omdat het vondstmateriaal vaak afval betreft. Er zou dus in theorie nog een grotere vormvariatie kunnen bestaan dan hier aangenomen, maar omdat aardewerk uit nederzettingen vaak fragmentarisch van aard is, kan dit niet altijd goed herkend worden. Er zijn enkele lokale verschillen, maar omdat er geen representatieve aantallen uit verschillende provincies zijn bekeken, zijn deze bijna niet herkenbaar. Daarnaast is gebleken dat in grote lijnen het aardewerk overal een min of meer gelijke ontwikkeling heeft doorgemaakt. Een verschil lijkt te zijn dat oren op potten in de oostelijke regio s vaker voorkomen dan in het westen van Nederland. Door de beperkte hoeveelheid onderzocht materiaal zou dit beeld echter vertekend kunnen zijn. Wanneer er verder uit het onderzoeksgebied wordt uitgeweken, worden typologische verschillen steeds groter. Met name richting het oosten (Duitsland) komen steeds andere vormen en versieringen voor, onder invloed van andere culturen, zoals de Slavische. Tabel 4. Vergelijking typochronologie met bestaande typologieën Type Datering Vergelijkbaar met Datering A IVa-VId Knol ASAONV Schortens HGI IV-VII IV-VI B IVa-VIa Knol MHA Miedema XIA VI-VII VI-VII C VIc-VIIa Knol MHA Miedema XIC Liebenau H3f VI-VII VII-VIII VI D VIIa-VIIc Knol MHA VI-VII E VIIa-VIIc Knol MHA Miedema XIA VI-VII VI-VII F VIIb-VIIc Knol MHA Schortens HGIII VI-VII VII-VIII G VIIc-VIIId Knol MHA Knol KGP-GRDOR VI-VII VIId-IX H VIIc-VIIId Knol KGP-GRDOR Miedema XIC VIId-IX VII-VIII I VIIc-VIIIb Knol KGP-GRDOR Miedema XIC Schortens HGVI VIId-IX VII-VIII VIII-IX J VIIc-VIIId Schortens HGVII Knol KGP-GRDOR VIII-IX VIId-IX K Liebenau H2b IV-VIIb L Hessens SH5 VIIc-IXb M VIIb-VIIIc 63

65 Tabel 4 laat zien dat de typochronologie voornamelijk een verfijning is ten opzichte van de bestaande typologieën. Er is enerzijds een groter typologisch onderscheid gemaakt en anderzijds is de datering van de typen hierdoor nauwkeuriger vastgesteld. Echter, voor een nog nauwkeuriger datering van de types, zouden er meer absolute dateringen van het aardewerk plaats moeten vinden, uit meer verschillende locaties. 49 Het meest duidelijke verschil in magering binnen het Hessens-Schortens aardewerk betreft het type Tritsum, dat een vrij zachte, organisch gemagerde versie van Hessens-Schortens aardewerk betreft. Naarmate men verder naar het oosten gaat, komt er steeds minder organisch materiaal in de magering voor. Vooral in de zandgronden is er nagenoeg geen sprake meer van organische magering. Waarschijnlijk is dit een kwestie van de beschikbaarheid van met name graniet, dat in Drenthe (en natuurlijk ook Overijssel en Gelderland) op veel plekken op het maaiveld gevonden kan worden. Er bestaan dus lokale verschillen, maar over het hoe en wat van deze verschillen bestaat nog veel onduidelijkheid. Omdat er geen materiaal is bekeken uit Duitsland, België en Oost- Nederland, blijft het vooralsnog onduidelijk waaruit deze verschillen bestaan en waar dan de grenzen liggen. Of er verschil bestaat tussen Hessens-Schortens aardewerk uit het noordelijk zeekleigebied en de oostelijke zandgronden is een relevante vraag, die tijdens toekomstige onderzoeken wellicht beantwoord kan worden. De typologie die in deze scriptie wordt beschreven kan hiervoor als leidraad dienen. Het is niet ondenkbaar dat er een typologisch verschil bestaat tussen verschillende regio s, dus een uitbreiding van de typologie behoort ook tot de mogelijkheden. Dit is iets dat ook internationaal zou kunnen worden doorgevoerd. Het creëren van een catalogus van Hessens-Schortens aardewerk uit het gehele Noordzeegebied zal wellicht een inzicht kunnen geven op de ontwikkeling van het aardewerk en de bewegingen van de mensen. 7.3 Tot slot De volksverhuizingstijd en de Merovingische periode zijn periodes waarin in Europa veel aan de gang is. Na de val van het Romeinse Rijk wordt het grondgebied opnieuw verdeeld onder verschillende bevolkingsgroepen. Nieuwe culturen ontstaan en oude culturen worden geassimileerd. Nederland blijft verdeeld tot een gebied boven en een gebied onder de rivieren. In het zuiden ontstaat het Frankische rijk, in het noorden wonen Friezen en Saksen. Die betrekkelijke onrust is ook te zien in de materiële cultuur. In de vroege middeleeuwen verschijnt extravagant, hoogversierd Angelsaksisch aardewerk, waaraan duidelijk veel aandacht is besteed. Maar vanaf het einde van de vijfde eeuw vinden we steeds meer slordig gevormde, soms ronduit vormeloze, veelal onversierde potten in zowel nederzettings- als grafcontexten. Deze potten vormen uiteindelijk de basis voor het kogelpotaardewerk, gidsfossiel van een groot deel van de middeleeuwen in Nederland. Het Hessens-Schortens aardewerk is slecht dateerbaar gebleken. Deels vanwege de slechte herkenbaarheid en homogeniteit van het aardewerk. Maar deels ook vanwege een gebrek aan aandacht voor deze aardewerksoort. Het wordt vaak als een overgangsvorm gezien, tussen zowel Angelsaksisch als kogelpot aardewerk en daarmee afgedaan als onversierd Angelsaksisch of proto-kogelpot. En dat terwijl juist de periode tussen pakweg de zesde en achtste eeuw in Noord-Nederland in 49 Zoals eerder is gemeld is er van bepaalde types slechts één datering aanwezig, en de meeste potten zijn ook nog afkomstig van één locatie, te weten Oosterbeintum 64

66 zijn geheel nog niet duidelijk in kaart is gebracht. Meer onderzoek naar de materiële cultuur en de ruimtelijke spreiding hiervan kan helpen een beeld te geven van de illustere, ongrijpbare noordzeecultuur. Recente 14C-dateringen zijn een stap in de goede richting. Absolute dateringen zijn een handvat waaraan een typologie kan worden opgehangen. Maar voor het in beeld brengen van de gehele cultuur, ook ruimtelijk gezien, zullen meer dateringen moeten worden uitgevoerd, uit veel verschillende locaties en uit zowel nederzettings- als grafcontexten. 65

67 Literatuur 1. ABRAHAMSE, J Hogebeintum in vogelvlucht. In: Noorderbreedte 4, p BÄRENFANGER, R Am Anfang war der Eitopf. In: Archäologie in Niedersachsen vol. 1, pp BÄRENFÄNGER, R Befunde einer frühmittelalterlichen Siedlung bei Esens, Ldkr. Wittmund (Ostfriesland). In: Probleme der Küstenforschung im Südlichen Nordseegebiet Band 27, pp BESTEMAN, J.C Karolingisch Medemblik. De vroeg middeleeuwse sporen aan de Schuitenvoerderslaan. In: West-Frieslands oud en Nieuw 44, pp BOELES, P.C.J.A., De opgravingen in de terp te Hoogebeintum. In: De Vrije Fries vol. 20, pp BOON, H Hofmeiers en heiligen. Pippiniden en Karolingers in de tijd van oermoeder Begga. Verslag thematisch literatuuronderzoek RuG. 7. BRIESKE, V. & G. Schlicksbier Zur Chronologie des Gräberfeldes von Liebenau, Kr. Nienburg (Weser). In: Neue Forschungsergebnisse zur nordwesteuropäischen Frühgeschichte unter besonderer Berücksichtigung der altsächsischen Kultur im heutigen Niedersachsen. Studien zur Sachsenforschung vol. 15. Oldenburg. pp ES, W.A. van, Het rijengrafveld van Wageningen. In: Palaeohistoria vol. 14, pp ES, W.A. van, Waterput bij Roden. In: Nieuwe Drentse Volksalmanak jaargang 83, Assen. pp ES, W.A. van, Wijster, a native settlement beyond the imperial frontier, AD. In: Palaeohistoria vol ES, W.A. van, Early-Medieval Hand-made Pottery from Den Burg, Texel, Prov. North Holland. In: W.A. van Es, H. Halbertsma, J.F. van Regteren Altena & W.C. Mank (eds.) Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek. Vol. 19, pp ES, W.A. van, Excavations at Dorestad; a Pre-preliminary Report: In: W.A. van Es, H. Halbertsma, J.F. van Regteren Altena & W.C. Mank (eds.) Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek. Vol. 19, pp ES, W.A. van, Odoorn: frühmittelalterliche Siedlung. Das Fundmaterial der Grabung In: Palaeohistoria vol. 21, pp ES, W.A. van & W.H.J. Verwers Early Medieval settlements along the Rhine: precursors and contemporaries of Dorestad. In: Journal of Archaeology in the Low Countries. 2-1, Amsterdam. pp GIFFEN, A.E. van, Het dateringsvraagstuk der Alluviale Noordzeekusten, in verband met de bestudering der terpen. 16. GIFFEN, A.E. van, Oudheidkundige aantekeningen over Drentse vondsten (IV). In: Nieuwe Drentse Volksalmanak, jaargang 55, Assen. pp GIFFEN, A.E. van, Een systematisch onderzoek in een der tuinster wierden te Leens. In: Twintigste, een en twintigste, twee en twintigste, drie en twintigste en vier en twintigste jaarverslag van de Vereniging voor Terpenonderzoek. pp (+platen afb. 1-28) 18. GROENENDIJK, H.A. & Knol, E Marum-Oude Diep en Lellens-Borgweg (Gr.). Aanzet tot nieuwe inzichten in grafbestel door 14C dateringen. In: Paleo-Aktueel vol. 18, Groningen, pp

68 19. GROOTHEDDE, M De nederzettingsontwikkeling van Zutphen voor het jaar In M. Groothedde et al De Sint-Walburgiskerk in Zutphen. Momenten uit de geschiedenis van een middeleeuwse kerk. Zutphen, pp HAARNAGEL, W Die einheimische frühgeschichtliche und mittelalterliche Keramik aus den Wurten Hessens und Emden und ihre zeitliche Gliederung. In: Praehistorische Zeitschrift band 1958/1959. Berlijn, pp (+platen). 21. HAARTSEN, A. red Ontgonnen verleden. Regiobeschrijvingen provincie Zeeland. Ede. 22. HALBERTSMA, H Friese oudheden. Afbeeldingen van merkwaardige voorwerpen van wetenschap en kunst, gevonden in de archieven, kerken, kastelen enz. van Friesland. Leeuwarden. 23. HAMEROW, H., Y Hollevoet & A. Vince, Migration period settlements and Anglo- Saxon pottery from Flanders. In: Journal of the society for medieval archaeology. vol. 38, London, pp HEIDINGA et al De Noordzeecultuur. Een onderzoek naar de culturele relaties van de landen rond de Noordzee in de vroege middeleeuwen : project middeleeuwse archeologie Amsterdam. 25. HENGST, P. den, H. Boon & J. Tolsma, De huisterp De Roomschotel te Birdaard. Archeologisch onderzoek aan een steilkant. In: J.A.W. Nicolay (red) Terpbewoning in oostelijk Friesland. Twee opgravingen in het voormalige kweldergebied van Oostergo. Groningen, pp HOLLEVOET, Y Een nieuwe vroeg-middeleeuwse nederzetting te Roksem (stad Oudenburg, prov. West-Vlaanderen). In: Archeologie in Vlaanderen II. pp HUISMAN, N Hellendoorn, Holsenerweg 1. In: Archeologische en bouwhistorische kroniek Stichting promotie archeologie Zwolle, pp KINDER, H. & W. Hilgemann, Sesam atlas van de wereldgeschiedenis. Deel 1, van prehistorie tot franse revolutie. p KNOL, E De Noord-Nederlandse kustlanden in de vroege middeleeuwen. Groningen. 30. KNOL, E., W. Prummel, H.T. Uytterscaut, M.L.P. Hoogland, W.A. Casparie, G.J. de Langen, E. Kramer & J. Schelvis 1996: The early medieval cemetery of Oosterbeintum (Friesland), Palaeohistoria 37/38, KOOI, P.B 'Het project Peelo; het onderzoek in de jaren 1981, 1982, 1986, 1987 en 1988.' In: Palaeohistoria 35/36, pp KONING, J. de Bloemendaal, Groot Olmen. In: De archeologische kroniek van Noord-Holland pp KORTEKAAS, G.L.G.A Het middeleeuwse inheemse aardewerk. In: P.H. Broekhuizen, H. van Gangelen, K. Helfrich e.a. (eds), Van boerenerf tot bibliotheek. Historisch, bouwhistorisch en archeologisch onderzoek van het voormalig Wolters- Noordhoff complex te Groningen. Groningen, pp LANTING, J Bewoningssporen uit de ijzertijd en de vroege middeleeuwen nabij Eursinge, gemeente Ruinen. in: Nieuwe Drentse Volksalmanak jaargang 94, pp LANTING, J.N. & van der Plicht, J., De 14C chronologie van de Nederlandse preen protohistorie VI:Romeinse tijd en Merovingische periode, deel A: historische bronnen en chronologische thema s. in: Palaeohistoria 51/52, pp LÜDTKE, H & K. Schietzel, red Handbuch zur mittelalterlichen Keramik in Nordeuropa. Neumünster Wachholtz. 37. MIEDEMA, M Vijfentwintig eeuwen bewoning in het terpenland ten noordwesten van Groningen. Amsterdam. dissertatie Vrije Universiteit Amsterdam. 67

69 38. MIEDEMA, M., 1990: Oost-Fivelingo (250 vc nc.), archeologische kartering en beschrijving van 2100 jaar bewoning in Noordoost-Groningen. in: Palaeohistoria 32, MIEDEMA, M., 2000: West-Fivelingo (600 vc nc.), archeologische kartering en beschrijving van 2500 jaar bewoning in Midden-Groningen. in: Palaeohistoria 41-42, NIEUWHOF, A Het handgemaakte aardewerk, ijzertijd tot vroege middeleeuwen. In. Nicolay, J.A.W. (red.), Opgravingen bij Midlaren jaar wonen tussen Hondsrug en Hunzedal. Groningen, pp OKRUSCH, M. Wilke-Schiegries & H. Rötting, Archäometrie früh- und hochmittelaltericher Keramik des Gräberfeldes Schortens, Ldkr. Friesland. in: Nachrichten aus Niedersachsischens Urgeschichte band 55. Hildesheim, pp REDKNAP, M Die Römischen und mittelalterlichen Töpfereien in Mayen, Kreis Mayen- Koblenz. in: Berichte zur Archëologie an Mittelrhein und Mosel. Vol.6, Trier. pp STEUER, H Zur "statistischen" Auswertung frühmittelalterlicher Keramik im Nordseeküstenbereich. Overdruk uit: Nachrichten aus Niedersachsens Urgeschichte vol. 40, pp STEUER, H Die Südsiedlung von Haithabu. Studien zur frühmittelalterlichen Keramik im Nordseeküstenbereich und in Schleswig - Holstein. Neumunster. 45. STEUER, H Die Keramik aus der fruhgeschichtlichen Wurt Elisenhof. Frankfurt an Main. 46. STEUER, H Standortverschiebungen früher Siedlungen von der vorrömischen Eisenzeit bis zum frühen Mittelalter. Overdruk uit: Gerd Althoff u.a. (Hrsg.): Person und Gemeinschaft im Mittelalter : Karl Schmid zum fünfundsechzigsten Geburtstag. pp STRAHL, E Terpen langs de Duitse waddenkust. In: Noorderbreedte vol TAAYKE, E. & E. Knol, Het vroeg-middeleeuwse aardewerk van Tritsum, gem. Franekeradeel (FR.) in: Paleo-aktueel vol.3. Groningen, pp TISCHLER, F Tonware des Jahrhunderts. In: 35. Bericht der Römisch- Germanischen Kommission. Berlijn, pp VERHOEVEN, A.A.A Middeleeuws gebruiksaardewerk in Nederland. Amsterdam. 51. WATERBOLK, H.T Monumentenzorg en natuur- en landschapsbehoud in Noord-Nederland. In: Noorderbreedte pp YPEY. J., Das frankische Graberfeld zu Rhenen, Prov. Utrecht. In: Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek. vol. 23, pp

70 BIJLAGE 1 Plaatsen waar Hessens-Schortens aardewerk is aangetroffen Aalden Ezinge Lichtenvoorde Valcum Aalsum Feerwerd Lochem Valthe/Weerdinge Aalsum (Gn) Ferwerd Marsum Veele Aalten Finkum Marum Vierakker Azelo Foudgum Medemblik Vlagtwedde Balloo, Schepershoes Friens Menaldum? Voorthuizen Beetgum-Besseburen Garderen Midlaren Waaxens Berlikum, Klooster Anjum Gees Norg Wageningen Birdaard-Roomschotel Godlinze Odoorn Warten Blije Grolloo Oegstgeest Weardebuorren Bloemendaal Groningen Oosterbeintum Wehl Bolsward Hall Oosterend, Texel Zuidlaren Bornwird Hallum Oostum Zutphen Bozum Harderwijk Ouddijk Zweeloo Brammelo Haren Oudwoude Britsum Hasselo Pannerden Brummen Helwerd-Rottum Peelo Castricum Hengelo Putten Cornjum Heveskes Rasquert Dalen Hogebeintum Reitsum De Waal, Texel Holten Remmerden Den Burg, Texel Hooghalen Rheden Denekamp Huinen Rhee Deventer Huurne Rhenen Doesburg Jannum Rijnsburg Doetinchem Jellum Roden Dokkum-Berg Sion Katwijk Schettens Dorkwerd Kenwerd Schipborg Driehuizen, Texel Kimswerd Sexbierum Driezum Kootwijk Sleen Dronrijp Krassum Stiens Ede Leens T Zand Engelum Leesten Toornwerd Engwierum Leeuwarden Tritsum Epe Leeuwarden, Huizum Twello Epse Leiderdorp Tzummarum Ermelo Leiderdorp Usquert Eursinge Lichtaard Usselo

71 BIJLAGE 2 14C gedateerde potten, overgenomen uit Lanting en Van der Plicht 2011, gesorteerd per type A B 1600±35 (380) (550) 1545±35 (420) (600) 1540±45 (410) (610) 1515±45 (430) (640) C 1550±35 (410) (590) 1550±40 (420) (600) 1535±35 (410) (600) 1525±35 (450) (610) D 1515±45 (430) (640) E 1505±40 (430) (650) F 1500±35 ( ) (510) (650) 1510±25 ( ) (530) (620) 1495±35 ( ) (510) (650) 1470±5040 ( ) (510) (660) 1405±35 (580) (670) 1385±40 (570) (700) ( ) 1380±35 (590) (690)

terra sigllata waarvoor wordt materiaalstudie gebruikt? 27/10/2015 Cursus Seniorenacademie najaar 2015 draaischijfaardewerk: niet handgevormd!

terra sigllata waarvoor wordt materiaalstudie gebruikt? 27/10/2015 Cursus Seniorenacademie najaar 2015 draaischijfaardewerk: niet handgevormd! Cursus Seniorenacademie najaar 2015 Wonen op terpen en wierden. De archeologie van het Noord-Nederlandse kustgebied 4. Materiaalstudie: aardewerk Annet Nieuwhof waarvoor wordt materiaalstudie gebruikt?

Nadere informatie

Conclusies van het bakselonderzoek en de betekenis daarvan voor Romeins Halder

Conclusies van het bakselonderzoek en de betekenis daarvan voor Romeins Halder Conclusies van het bakselonderzoek en de betekenis daarvan voor Romeins Halder Roos Wijnen-Jackson Inleiding In 1973 is op Halder een aardewerkoven uit de Romeinse tijd opgegraven. De opgraving is indertijd

Nadere informatie

Het in Halder gefabriceerde aardewerk

Het in Halder gefabriceerde aardewerk Het in Halder gefabriceerde aardewerk Joop van der Groen Nadat de pottenbakkersoven in Halder buiten gebruik was gesteld, is de ovenput gebruikt als afvalkuil. Bij het gevonden afval waren ook wat misbaksels,

Nadere informatie

Uitpakken 3: Een merovingische pottenbakkersoven uit Kessel-Hout

Uitpakken 3: Een merovingische pottenbakkersoven uit Kessel-Hout Verschenen in: Archeologie in Limburg 79 (1999), 11-12. (1) Uitpakken 3: Een merovingische pottenbakkersoven uit Kessel-Hout Wim Hupperetz Inleiding Tijdens de inventarisatie van de collectie archeologie

Nadere informatie

Proefopgraving in de tuin van het voormalige Gereformeerd Weeshuis aan de Havenstraat te Woerden door Elly E. v.d. Busse-Bruin

Proefopgraving in de tuin van het voormalige Gereformeerd Weeshuis aan de Havenstraat te Woerden door Elly E. v.d. Busse-Bruin Proefopgraving in de tuin van het voormalige Gereformeerd Weeshuis aan de Havenstraat te Woerden door Elly E. v.d. Busse-Bruin Inleiding De toestemming van het bestuur van het Dienstencentrum maakte het

Nadere informatie

Beschrijving schaal van Oegstgeest. Figure 1: Bovenaanzicht van de schaal. Foto: Restaura, Haelen.

Beschrijving schaal van Oegstgeest. Figure 1: Bovenaanzicht van de schaal. Foto: Restaura, Haelen. Beschrijving schaal van Oegstgeest Figure 1: Bovenaanzicht van de schaal. Foto: Restaura, Haelen. Figure 2: Onderaanzicht van de schaal. Foto: Restaura, Haelen. De schaal heeft een diameter van 21 centimeter

Nadere informatie

Terpaardewerk uit Westergo

Terpaardewerk uit Westergo Terpaardewerk uit Westergo In de loop der eeuwen zijn er verschillende soorten terpaardewerk naast elkaar gebruikt. Potten met kooksporen vormen de meerderheid, daarnaast komen vooral bekers en schalen

Nadere informatie

Regionale verscheidenheid in bevolkingsconcentraties

Regionale verscheidenheid in bevolkingsconcentraties Deel 1: Gemiddelde leeftijd en leeftijdsopbouw Mathieu Vliegen en Niek van Leeuwen De se bevolkingskernen vertonen niet alleen een ongelijkmatig ruimtelijk spreidingspatroon, maar ook regionale verschillen

Nadere informatie

62. Buidelbekers Het is misschien wel het mooiste Merovingische glas van Nederland: de slanke en onbeschadigde buidelbeker uit Bergeijk.

62. Buidelbekers Het is misschien wel het mooiste Merovingische glas van Nederland: de slanke en onbeschadigde buidelbeker uit Bergeijk. 62. Buidelbekers Het is misschien wel het mooiste Merovingische glas van Nederland: de slanke en onbeschadigde buidelbeker uit Bergeijk. Buidelbekers heten naar hun vorm, met iets uitgezakte buik, zoals

Nadere informatie

6. Materiaalonderzoek

6. Materiaalonderzoek MATERIAALONDERZOEK 57 6. Materiaalonderzoek 6.1 Het aardewerk (S. Arnoldussen) 6.1.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt het aardewerk besproken dat gevonden is tijdens het archeologisch onderzoek te Rhenen

Nadere informatie

Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord. Archol. S. Baas

Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord. Archol. S. Baas Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord Archol S. Baas 435 Archol Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord Sven Baas Colofon Archol Rapport 435 Een oppervlaktekartering in

Nadere informatie

Uitpakken 1: Romeinse amforen uit Venlo

Uitpakken 1: Romeinse amforen uit Venlo Verschenen in: Archeologie in Limburg 77 (1998), 48-51 Uitpakken 1: Romeinse amforen uit Venlo Wim Hupperetz Inleiding In de jaren 50 en 60 zijn in de binnenstad van Venlo grote hoeveelheden Romeins aardewerk

Nadere informatie

terp/wierde Excursie Belangrijke begrippen 28-9-2015 Wonen op terpen en wierden - Annet Nieuwhof Cursus Seniorenacademie najaar 2015

terp/wierde Excursie Belangrijke begrippen 28-9-2015 Wonen op terpen en wierden - Annet Nieuwhof Cursus Seniorenacademie najaar 2015 Cursus Seniorenacademie najaar 2015 Wonen op terpen en wierden. De archeologie van het Noord-Nederlandse kustgebied 1. Inleiding en geschiedenis van het onderzoek Annet Excursie Hegebeintum Noarderleech

Nadere informatie

AWP-VERSLAG-WAARNEMING OCB (PURMEREND)

AWP-VERSLAG-WAARNEMING OCB (PURMEREND) AWP-VERSLAG-WAARNEMING (PURMEREND) Locatie 11 Nieuwstraat Purmerend ARCHEOLOGISCHE WERKGROEP PURMEREND Neckerstraat 11 1441 KT Purmerend Project AWP Purmerend Locatie onderzoeksgebied Administratieve gegevens

Nadere informatie

INFORMATIERAPPORT EN SELECTIEADVIES

INFORMATIERAPPORT EN SELECTIEADVIES INFORMATIERAPPORT EN ELECTIEADVIE Proefsleuvenonderzoek Bedrijventerrein fase 2 (Homoetsestraat), Maurik, gemeente Buren Archis onderzoekmeldingsnummer 4120 Inleiding Tussen 14 en 23 februari 2011 is door

Nadere informatie

Verslag onderzoek van door leden van de Amateur Tuindervereniging Arentsburgh verzamelde scherven

Verslag onderzoek van door leden van de Amateur Tuindervereniging Arentsburgh verzamelde scherven Verslag onderzoek van door leden van de Amateur Tuindervereniging Arentsburgh verzamelde scherven Vondsten uit de grond van de ATV Arentsburgh De grond van deze vereniging ligt in de directe omgeving van

Nadere informatie

Archeologische rijksmonumenten - aantal complexen

Archeologische rijksmonumenten - aantal complexen De Erfgoedmonitor Home > Indicatoren > Archeologische rijksmonumenten - aantal complexen Archeologische rijksmonumenten - aantal complexen Publicatiedatum: 10 november 2017 E ind 2015 bestonden de 1.435

Nadere informatie

Archeologisch onderzoek begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68

Archeologisch onderzoek begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68 Archeologisch onderzoek begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68 Archeologische begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68 Definitief ISSN 1573-5710

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/20033 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Broeke, Pieter Willem van den Title: Het handgevormde aardewerk uit de ijzertijd

Nadere informatie

Collectie archeologie Laatst aangepast zondag 23 maart 2008 00:33. De Steentijd

Collectie archeologie Laatst aangepast zondag 23 maart 2008 00:33. De Steentijd De Steentijd Het HVR museum beschikt over een uitgebreide steentijdcollectie waarvan een representatief gedeelte permanent wordt tentoongesteld. De collecties zijn gevormd uit schenkingen en bruiklenen

Nadere informatie

BIJLAGE LIJST MET AFBEELDINGEN. Afbeelding 27. Afbeelding 16 Afbeelding 17 Afbeelding 18 Afbeelding 19 Afbeelding 20

BIJLAGE LIJST MET AFBEELDINGEN. Afbeelding 27. Afbeelding 16 Afbeelding 17 Afbeelding 18 Afbeelding 19 Afbeelding 20 BIJLAGE LIJST MET AFBEELDINGEN Afbeelding 2 II Afbeelding 3 II Afbeelding 4 II Afbeelding 5 II Afbeelding 6 II Afbeelding 7 Afbeelding 8 Afbeelding 9 Afbeelding 10 Afbeelding 11 Afbeelding 12 Afbeelding

Nadere informatie

BOERMARKEN IN DRENTHE

BOERMARKEN IN DRENTHE BOERMARKEN IN DRENTHE Historie Geschiedenis gaat ver terug. Het begrip Boermarke, ook wel Marke genoemd, gaat in feite terug tot de tijd van de Germanen die zich op vaste plaatsen gingen vestigen. MARKE,

Nadere informatie

De Leege Wier van Englum

De Leege Wier van Englum De Leege Wier van Englum Archeologisch onderzoek in het Reitdiepgebied Annet Nieuwhof (redactie) Met bijdragen van J. Nicolien Bottema-Mac Gillavry Steven Jongma Marcel J.L.T. Niekus Wietske Prummel Bert

Nadere informatie

Waarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat)

Waarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat) Waarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat) (28 en 29 oktober 2009) Oudenburg, 2009 Colofon Archeologisch Rapport Oudenburg 4 Waarderend archeologisch Onderzoek te

Nadere informatie

12 Het handgevormde aardewerk uit de periode Late IJzertijd Romeinse Tijd

12 Het handgevormde aardewerk uit de periode Late IJzertijd Romeinse Tijd 12 Het handgevormde aardewerk uit de periode Late IJzertijd Romeinse Tijd E. Taayke Dit hoofdstuk geeft de beschrijving van het handgevormde aardewerk uit de Late IJzertijd en de Romeinse Tijd. De laatstgenoemde

Nadere informatie

Annet Nieuwhof (redactie)

Annet Nieuwhof (redactie) JAARVERSLAGEN En dan in hun geheel De vondsten uit de opgravingen in de wierde Ezinge Annet Nieuwhof (redactie) Met bijdragen van Wil van Bommel-van der Sluijs Harry Huisman Lykke Johansen Egge Knol Susanne

Nadere informatie

Menameradiel, terpen en de Friese beschaving. Dr. Johan Nicolay Rijksuniversiteit Groningen Groninger Instituut voor Archeologie

Menameradiel, terpen en de Friese beschaving. Dr. Johan Nicolay Rijksuniversiteit Groningen Groninger Instituut voor Archeologie Menameradiel, terpen en de Friese beschaving Dr. Johan Nicolay Rijksuniversiteit Groningen Groninger Instituut voor Archeologie Vragen, voorgelegd door gemeenteraad - Wie is dhr. Nicolay. Is hij echt de

Nadere informatie

6.1 Aardewerk drs. S. Arnoldussen

6.1 Aardewerk drs. S. Arnoldussen opgraving, leidschendam - prinsenhof 21 6.1 Aardewerk drs. S. Arnoldussen Inleiding In dit hoofdstuk wordt het aardewerk besproken dat gevonden is tijdens het archeologisch onderzoek, zowel de begeleiding,

Nadere informatie

4 Archeologisch onderzoek

4 Archeologisch onderzoek 4 Archeologisch onderzoek 99044462 Inhoudsopgave ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK 1 Inleiding... 2 1.1 Algemeen... 2 1.2 Aanleiding en doelstelling... 2 2 Bureauonderzoek... 3 2.1 Werkwijze... 3 2.2 Resultaten

Nadere informatie

ADDENDUM 10. Werkput 5

ADDENDUM 10. Werkput 5 Asse-Kalkoven, / en /3 Rapporten Agilas vzw / ADDENDUM. Werkput.. Inleiding Enkele dagen na het indienen van het conceptrapport, deelden de nutsmaatschappijen mee dat de sleuven voor de aansluiting van

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/26480

Nadere informatie

Drempt. Rapport Ned. 52. Gld. 4.

Drempt. Rapport Ned. 52. Gld. 4. Drempt. Rapport Ned. 52. Gld. 4. Vraagstelling. Wat zijn de maten, versieringen en vorm van de van de kerk van Drempt (kaart afb. 1) gerapporteerde grafplaat uit de (ruim te nemen) 12 e eeuw? Wat is zijn

Nadere informatie

Middenbeemster, Korenmolen De Nachtegaal

Middenbeemster, Korenmolen De Nachtegaal Inleiding In opdracht van Cultureel Erfgoed Noord-Holland heeft op 1 december 2010 een kort onderzoek plaatsgevonden naar de opbouw en datering van de lage voetmuur van de korenmolen De Nachtegaal, gelegen

Nadere informatie

Opgraving Hengelo Winkelskamp Grafveld

Opgraving Hengelo Winkelskamp Grafveld 2015 Archeologisch Onderzoek Leiden (Archol) Postbus 9515 2300 RA Leiden (071) 527 33 13 www.archol.nl Opgraving Hengelo Winkelskamp Grafveld Voorlopig evaluatierapport, Archol BV Opgraving Hengelo Winkelskamp

Nadere informatie

Een Romeinse pottenbakkersoven te Venlo

Een Romeinse pottenbakkersoven te Venlo Verschenen in A.A.J.J. van Pinxteren e.a. (red.), Pronkstukken Venlo 650 jaar stad, Venlo 1993, 28-31 (cat. nr. 8) Een Romeinse pottenbakkersoven te Venlo Aardewerk, waaronder misbaksels, in gedraaide

Nadere informatie

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand 12 augustus 2010 Inleiding Het plangebied ligt in het noorden van de bebouwde kom van Kaatsheuvel in de

Nadere informatie

Vroegmiddeleeuws handgevormd aardewerk in de provincie Antwerpen

Vroegmiddeleeuws handgevormd aardewerk in de provincie Antwerpen Vroegmiddeleeuws handgevormd aardewerk in de provincie Antwerpen Peter VERSTAPPEN This research makes an inventory of Early Medieval handmade pottery from the province of Antwerp and the surrounding region

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/21974 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Hermans, Dagobert Bernardus Maria Title: Middeleeuwse woontorens in Nederland :

Nadere informatie

Archeologische Quickscan

Archeologische Quickscan Archeologie West-Friesland is het archeologisch samenwerkingsverband van de gemeenten Document: Archeologische Quickscan Adviesnummer: 13165 Projectnaam: Winkelcentrum De Boogerd te Wognum, gemeente Medemblik

Nadere informatie

Ontwikkeling leerlingaantallen

Ontwikkeling leerlingaantallen Ontwikkeling leerlingaantallen Elk jaar wordt op 1 oktober het leerlingaantal van elke basisschool geregistreerd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (). Op basis van deze leerlingtelling wordt de bekostiging

Nadere informatie

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap Adviesdocument 768 Project: Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht Projectcode: HOOM2 Opdrachtgever: Brabants Landschap Datum: 12 juni 2015 1 ARCHEOLOGIE & DE ORANJERIE MATTEMBURGH Inleiding

Nadere informatie

Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen

Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen Bijlage 3 bij Nota van Uitgangspunten Strijpsche Kampen Definitief Gemeente Oirschot Grontmij Nederland bv Eindhoven, 11 mei 2007 Verantwoording Titel :

Nadere informatie

Boni pastoris est tondere pecus, non deglubere*

Boni pastoris est tondere pecus, non deglubere* Boni pastoris est tondere pecus, non deglubere* Bewoning uit de prehistorie, Romeinse tijd en middeleeuwen te Lieshout, Nieuwenhof-Noord J.F. van der Weerden M.C. Brouwer met bijdragen van: S. van Daalen,

Nadere informatie

Extra: Terpen hv123. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. https://maken.wikiwijs.nl/79565

Extra: Terpen hv123. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. https://maken.wikiwijs.nl/79565 Auteur VO-content Laatst gewijzigd Licentie Webadres 03 oktober 2016 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie https://maken.wikiwijs.nl/79565 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken van Kennisnet.

Nadere informatie

Experiment in Düppel en ons museum met de dubbele pot- of indirecte methode, tussen 1991 en 1995

Experiment in Düppel en ons museum met de dubbele pot- of indirecte methode, tussen 1991 en 1995 Experiment in Düppel en ons museum met de dubbele pot- of indirecte methode, tussen 1991 en 1995 Vondsten bij opgravingen in o.a. Dűppel toonden grondkuilen, die duidelijk gebruikt waren om teer te winnen

Nadere informatie

Archeologen vinden bijzondere geldschat bij zuidelijke muur in Jeruzalem

Archeologen vinden bijzondere geldschat bij zuidelijke muur in Jeruzalem Archeologen vinden bijzondere geldschat bij zuidelijke muur in Jeruzalem Munten uit de Byzantijnse tijd. Een archeologisch team onder leiding van dr. Eilat Mazar heeft in de buurt van de Tempelberg een

Nadere informatie

IN HOLLAND STOND EEN HUIS

IN HOLLAND STOND EEN HUIS IN HOLLAND STOND EEN HUIS Bouwhistorisch onderzoek naar middeleeuwse woonhuizen in de Nederlanden J.W.H.(Jörg)Franken jorg@jorgfranken.com Symposium Waar zijn wij mee bezig?, middeleeuwse kunst in Oost

Nadere informatie

Hardell: mobiel bellen en hersentumoren aan de belzijde

Hardell: mobiel bellen en hersentumoren aan de belzijde Hardell: mobiel bellen en hersentumoren aan de belzijde Kennisbericht over een publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift: Hardell L, Carlberg M, Söderqvist F, Hansson Mild K, Meta-analysis of long-term

Nadere informatie

AWP-VERSLAG-WAARNEMING 2010-01-OCB (PURMEREND)

AWP-VERSLAG-WAARNEMING 2010-01-OCB (PURMEREND) AWP-VERSLAG-WAARNEMING 2010-01-OCB (PURMEREND) Locatie 15 Westerstraat Purmerend ARCHEOLOGISCHE WERKGROEP PURMEREND Neckerstraat 11 1441 KT Purmerend Project AWP Purmerend 2010-01-OCB Locatie onderzoeksgebied

Nadere informatie

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt In deze notitie wordt een beeld geschetst van de recente ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt. De notitie is als volgt ingedeeld: 1. Samenvatting 2. Achtergrond

Nadere informatie

1 Hoe gaan we om met archeologie in de gemeente Oss? U heeft een omgevingsvergunning aangevraagd.voordat we een vergunning kunnen verlenen,

1 Hoe gaan we om met archeologie in de gemeente Oss? U heeft een omgevingsvergunning aangevraagd.voordat we een vergunning kunnen verlenen, Sinds 2010 heeft de gemeente Oss een archeologiebeleid. Vanaf 1 januari 2013 geldt dit voor het gehele grondgebied van de nieuwe gemeente Oss, inclusief Lith dus. Deze brochure is voor iedereen bedoeld

Nadere informatie

100% Romeins. op zoek naar de Romein in jezelf

100% Romeins. op zoek naar de Romein in jezelf 100% Romeins op zoek naar de Romein in jezelf 1 Wist je dat alle voorwerpen op deze tentoonstel- hoi, dit is de route, begin bij leger, dan door naar haard en huis en zo verder. dit is de 2e verdieping

Nadere informatie

Rijksmonumenten - nabijheid

Rijksmonumenten - nabijheid De Erfgoedmonitor Home > Indicatoren > Rijksmonumenten - nabijheid Rijksmonumenten - nabijheid Publicatiedatum: 18 januari 2018 Rijksmonumenten zijn in Nederland, met uitzondering van Flevoland, bijna

Nadere informatie

RING ZUID GRONINGEN HAALBAAR DANKZIJ COMBINATIE HEREPOORT

RING ZUID GRONINGEN HAALBAAR DANKZIJ COMBINATIE HEREPOORT dia 1 RING ZUID GRONINGEN HAALBAAR DANKZIJ COMBINATIE HEREPOORT Helperzoomtunnel Jan Pieter Schuitemaker Helperzomtunnel dia 3 Geologie Noordoost Nederland GEOLOGISCHE ONTWIKKELINGEN WAAR WE IN DE GEOTECHNIEK

Nadere informatie

Archeologisch onderzoek te Macharen Kerkstraat

Archeologisch onderzoek te Macharen Kerkstraat Archeologisch onderzoek te Macharen Kerkstraat T.D. Hamburg Archol briefrapport 15 Inleiding In opdracht van de gemeente Oss heeft Archeologische Onderzoek Leiden (Archol bv) op maandag 26 augustus een

Nadere informatie

8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente Horst aan de Maas

8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente Horst aan de Maas QUICKSCAN ARCHEOLOGIE KLAVER 8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente 8 2017 Horst aan de Maas Gemeente Horst aan de Maas 20 APRIL 2017 20 APRIL 2017 Contactpersonen KOOS MOL Arcadis Nederland B.V.

Nadere informatie

6.3. Analyse en interpretatie van de grondsporen Algemeen

6.3. Analyse en interpretatie van de grondsporen Algemeen 6.3. Analyse en interpretatie van de grondsporen 6.3.1. Algemeen In totaal werden er tijdens het vlakdekkend onderzoek 31 sporen geregistreerd in het vlak. Vijf ervan kwamen ook reeds tijdens het vooronderzoek

Nadere informatie

Bijlage 4 Bepaling archeologische verwachtingswaarden

Bijlage 4 Bepaling archeologische verwachtingswaarden Bijlage 4 Bepaling archeologische verwachtingswaarden Hieronder worden de resultaten van de archeologische toets per deelgebied weergegeven. Drieschouwen Binnen de grenzen van het deelgebied Drieschouwen

Nadere informatie

Archeologische Quickscan

Archeologische Quickscan Document: Archeologische Quickscan versie 2 Plangebied: Polderpark, Oudesluis, gemeente Schagen Adviesnummer: 16185 Opsteller: drs. C.M. Soonius (senior archeoloog) & drs. S. Gerritsen (senior archeoloog)

Nadere informatie

8 Het aardewerk uit de periode Late Bronstijd Midden-IJzertijd

8 Het aardewerk uit de periode Late Bronstijd Midden-IJzertijd 8 Het aardewerk uit de periode Late Bronstijd Midden-IJzertijd E.Taayke 8.1 Late Bronstijd (ca. 1100/1050-800/750 v.chr.) De Late Bronstijd duurde in Zuid-Nederland ruwweg van 1100/1050 tot 800/ 750 v.chr.

Nadere informatie

Cultuurhistorische inventarisatiescan nieuwe scoutingterrein Broekpolder

Cultuurhistorische inventarisatiescan nieuwe scoutingterrein Broekpolder Cultuurhistorische inventarisatiescan nieuwe scoutingterrein Broekpolder Adviescode: 2015.020 Auteur: R. Terluin, archeoloog gemeente Vlaardingen Oktober 2017 Inleiding Scoutinggroepen worden verplaatst

Nadere informatie

Nieuwsbrief 1 maart 2012

Nieuwsbrief 1 maart 2012 Nieuwsbrief 1 maart 2012 De Heemshof Het gebied rond De Heemshof in Heemskerk wordt bedreigd door nieuwbouwplannen van de gemeente. Op verzoek van Lambert Koppers, eigenaar van De Heemshof en deelnemer

Nadere informatie

Het is van belang dat Archeologie West-Friesland minstens een week van tevoren wordt geïnformeerd over de start van de werkzaamheden.

Het is van belang dat Archeologie West-Friesland minstens een week van tevoren wordt geïnformeerd over de start van de werkzaamheden. Document: Archeologische Quickscan (versie 2) Plangebied: Westeinde 310a, Berkhout, gemeente Koggenland Adviesnummer: 15034 Opsteller: J.T. Verduin & C.M. Soonius (senior-archeoloog) Datum: 10-07-2015

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/20033 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Broeke, Pieter Willem van den Title: Het handgevormde aardewerk uit de ijzertijd

Nadere informatie

MET KWAST EN VERGROOTGLAS

MET KWAST EN VERGROOTGLAS LES 3 Activiteit Doel Duur Lesmateriaal MET KWAST EN VERGROOTGLAS Determineren van archeologische vondsten De leerling kan met hulpmiddelen een eenvoudige historische bron dateren en het gebruik omschrijven

Nadere informatie

Quickscan Inleiding Resultaten quickscan

Quickscan Inleiding Resultaten quickscan Quickscan Kenmerk Betreft 1 Inleiding Provincie Noord-Holland heeft het voornemen om de provinciale weg N244 tussen de A7 bij Purmerend en de N247 bij Edam-Volendam op te waarderen tot een regionale weg.

Nadere informatie

Verkiezing en methode

Verkiezing en methode Verkiezingsuitslag Verkiezing en methode Het Leukste uitje van het Jaar wordt bepaald op basis van een onderzoek onder ANWB leden. Dit onderzoek bestaat uit twee rondes, namelijk een nominatieronde en

Nadere informatie

6. Aardewerk. Route 1 Accent / De Beijerd 't Riet 71

6. Aardewerk. Route 1 Accent / De Beijerd 't Riet 71 Route 1 Accent / De Beijerd 't Riet 71 6. Aardewerk Tijdens het onderzoek op terreinen A en B is veel aardewerk aangetroffen. Hoewel een groot aantal scherven gevonden is tijdens het aanleggen van het

Nadere informatie

4 Het aardewerk van de Swifterbant-sites

4 Het aardewerk van de Swifterbant-sites 4 Het aardewerk van de Swifterbant-sites 4.1 INLEIDING Gelijkenis in vormen, versiering en techniek van aardewerken potten op min of meer gelijktijdige sites in een welomschreven gebied suggereren dat

Nadere informatie

BIJLAGE: Proeven met graveren en eroderen van de cortex van vuursteen.

BIJLAGE: Proeven met graveren en eroderen van de cortex van vuursteen. 1 oktober 2013 BIJLAGE: Proeven met graveren en eroderen van de cortex van vuursteen. 1. Samenvatting en conclusies t.a.v. de proeven. Aanleiding voor het onderzoek is het ontbreken van krassen in langsrichting

Nadere informatie

Archeologienota: Het archeologisch vooronderzoek aan de Hoorn te Leuven Vanessa Vander Ginst Maarten Smeets Marjolein Van Der Waa

Archeologienota: Het archeologisch vooronderzoek aan de Hoorn te Leuven Vanessa Vander Ginst Maarten Smeets Marjolein Van Der Waa Archeologienota: Het archeologisch vooronderzoek aan de Hoorn te Leuven Vanessa Vander Ginst Maarten Smeets Marjolein Van Der Waa Kessel-Lo, 2016 Studiebureau Archeologie bvba Archeologienota: Het archeologisch

Nadere informatie

EEN BAARDMAN UIT DE NOORDZEE

EEN BAARDMAN UIT DE NOORDZEE EEN BAARDMAN UIT DE NOORDZEE DOOR ]. NENQUIN In tegenstelling met wat men misschien als gevolg van een eerste reactie zou kunnen denken, zal deze nota niet handelen over een of ander mythologisch of fantastisch

Nadere informatie

Hoofdstuk 1: Inleiding

Hoofdstuk 1: Inleiding Hoofdstuk 1: Inleiding 1.1 Inleiding Het kogelpotaardewerk is het meest voorkomende kookpot-aardewerk in de Middeleeuwen gedurende ongeveer 600 jaar, van ongeveer 700 tot ongeveer 1300/1500 (dit verschilt

Nadere informatie

Een Middeleeuwse vuurdover van kasteel Nijenrode

Een Middeleeuwse vuurdover van kasteel Nijenrode Een Middeleeuwse vuurdover van kasteel Nijenrode Gert Immerzeel Straatweg23,3621BB Breukelen 105 In jaargang 7, nr. 2 (juni 1992) van het Tijdschrift Historische Kring Breukelen schreef de heer A.H. Verroen

Nadere informatie

Archeologietoets. locatie kerkstraat 57 Riel gemeente Goirle

Archeologietoets. locatie kerkstraat 57 Riel gemeente Goirle Archeologietoets locatie kerkstraat 57 Riel gemeente Goirle Archeologietoets Locatie Kerkstraat 57, Riel projectleider: B. van Spréw Datum: 13 oktober 2006 Uitgevoerd in opdracht van SAB Eindhoven contactpersoon:

Nadere informatie

Tabakspijpen van diverse Kleine Projecten in Gorinchem

Tabakspijpen van diverse Kleine Projecten in Gorinchem Tabakspijpen van diverse Kleine Projecten in Gorinchem Jan van Oostveen Binnen deze rapportage staan de tabakspijpen uit diverse kleine projecten centraal. Bastion V (1999) De vondsten van dit onderzoek

Nadere informatie

Archeologieatelier - vondstenmateriaal onder de loep

Archeologieatelier - vondstenmateriaal onder de loep Archeologieatelier - vondstenmateriaal onder de loep fibula 102 In het depot nemen archeologen het opgegraven vondstenmateriaal onder de loep. Tijdens het bestuderen van het vondstenmateriaal maken ze

Nadere informatie

Hoorn. 1 h APR. Gemeente Opmeer t.a.v. dhr. M. Goverde Postbus ZK Spanbroek. Hoorn, Geachte heer Goverde,

Hoorn. 1 h APR. Gemeente Opmeer t.a.v. dhr. M. Goverde Postbus ZK Spanbroek. Hoorn, Geachte heer Goverde, Wŗ X GEMEENTE Hoorn 1 van Afdeling Veiligheid, Vergunningen en Handhaving Gemeente pmeer t.a.v. dhr. M. Goverde Postbus 199 1715ZK Spanbroek Bureau Erfgoed Contactpersoon : Drs. Carla M. Soonius Telefoonnr.

Nadere informatie

VAN RHEINLAND NAAR RIJNLAND

VAN RHEINLAND NAAR RIJNLAND VAN RHEINLAND NAAR RIJNLAND Bodemvondsten in Leiden H. Suurmond-van Leeuwen In 1976 werd op het terrein van de toekomstige nieuwbouw van het Hoogheemraadschap van Rijnland door het Instituut voor Prae-

Nadere informatie

t Overlaar in de buurtschap Zwiep

t Overlaar in de buurtschap Zwiep Onderzoek voormalige havesathe, 29 maart 2005 t Overlaar in de buurtschap Zwiep Ben de Graaf In deze bijdrage doet amateurarcheoloog Ben de Graaf verslag van een onderzoek, dat op 29 maart 2005 werd uitgevoerd

Nadere informatie

Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een systematische review. Behorend bij: Evidence-based logopedie, hoofdstuk 2

Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een systematische review. Behorend bij: Evidence-based logopedie, hoofdstuk 2 Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een systematische review Behorend bij: Evidence-based logopedie, hoofdstuk 2 Toelichting bij de criteria voor het beoordelen van de kwaliteit van een

Nadere informatie

Een Archeologisch Bureauonderzoek voor het bestemmingsplan De Grift 3 in Nieuwleusen (gemeente Dalfsen, Overijssel). Figuur 1.

Een Archeologisch Bureauonderzoek voor het bestemmingsplan De Grift 3 in Nieuwleusen (gemeente Dalfsen, Overijssel). Figuur 1. Een Archeologisch Bureauonderzoek voor het bestemmingsplan De Grift 3 in Nieuwleusen (gemeente Dalfsen, Overijssel). (Steekproef 2006-03/18, ISSN 1871-269X) Inleiding Voor De Lange, Bureau voor Stedebouw

Nadere informatie

Archol bv. Ivo van Wijk. Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein

Archol bv. Ivo van Wijk. Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein 2012 Archol bv Ivo van Wijk Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat

Nadere informatie

OPGRAVING BEST-AARLE AFGEROND

OPGRAVING BEST-AARLE AFGEROND OPGRAVING BEST-AARLE AFGEROND In het najaar van 2011 en de lente van 2012 deed een team archeologen van Archeologisch Onderzoek Leiden (Archol bv) en Diachron UvA bv opgravingen in Aarle in de gemeente

Nadere informatie

Ontdekking. Dorestad teruggevonden

Ontdekking. Dorestad teruggevonden Dorestad teruggevonden Ontdekking Het vroegmiddeleeuwse Dorestad verdween na de negende eeuw van de kaart. Pas rond 1840 werd de stad teruggevonden, bij toeval. Kort daarna deed het RMO opgravingen en

Nadere informatie

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra Samenvatting Dit onderzoek heeft als onderwerp de invloed van het Europees Verdrag

Nadere informatie

7. BESCHRIJVING VAN DE VONDSTEN

7. BESCHRIJVING VAN DE VONDSTEN 91 7. BESCHRIJVING VAN DE VONDSTEN Hieronder wordt een chronologisch overzicht gegeven van de aangetroffen ceramiek op de Borchtsite. Ceramiek is doorgaans het voornaamste dateringsmiddel bij archeologisch

Nadere informatie

Landelijke peiling Nijmegen 2000. Resultaten eindmeting, januari 2006

Landelijke peiling Nijmegen 2000. Resultaten eindmeting, januari 2006 Resultaten eindmeting, januari 2006 O&S Nijmegen januari 2006 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 2 Onderzoeksresultaten 5 2.1 Eerste gedachte bij de stad Nijmegen 5 2.2 Bekendheid met gegeven dat Nijmegen de

Nadere informatie

Slecht/matig/redelijk/goed

Slecht/matig/redelijk/goed Keramiek- en glasrestauratie CONDITIEBESCHRIJVING EN BEHANDELINGSVOORSTEL ADMINISTRATIEVE GEGEVENS Object: Bucchero Drinkschaal Inv. nummer: 17072 Opdrachtgever: Allard Piersson Museum Contact persoon:

Nadere informatie

Jaarverslag BATO 2006

Jaarverslag BATO 2006 Jaarverslag BATO 2006 Afgelopen jaar was een bewogen en creatief jaar voor Bato. Ten eerste hebben zich twee nieuwe leden aangemeld: Christa van Diepen en Jan van Oostveen. Naast de gewoonlijke werkzaamheden

Nadere informatie

University of Groningen. De lege vierde eeuw Nieuwhof, Annet. Published in: Van Wierhuizen tot Achlum

University of Groningen. De lege vierde eeuw Nieuwhof, Annet. Published in: Van Wierhuizen tot Achlum University of Groningen De lege vierde eeuw Nieuwhof, Annet Published in: Van Wierhuizen tot Achlum IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite

Nadere informatie

memo Recreatiepark Mulligen, bureauonderzoek gebiedsbescherming

memo Recreatiepark Mulligen, bureauonderzoek gebiedsbescherming memo aan: van: Ons kenmerk: Gemeente Oldebroek SAB STOO/HOMV/150463 datum: 17 december 2015 betreft: Recreatiepark Mulligen, bureauonderzoek gebiedsbescherming AANLEIDING EN METHODE Aan de Mulligenweg

Nadere informatie

29 april - 7 mei 2017

29 april - 7 mei 2017 Meer informatie Waar? Veerweg 1,, Opheusden, Gelderland Telefoon: 0900 6363 888 E-mail: info@rivierenland.biz Website: http://www.rivierenland.nl Wanneer? 29 april 2017 30 april 2017 1 mei 2017 2 mei 2017

Nadere informatie

Rapportage Publieksonderzoek. De Helderse Duinen

Rapportage Publieksonderzoek. De Helderse Duinen Rapportage Publieksonderzoek De Helderse Duinen 2 Inhoudsopgave 1. Inleiding: wat was de opdracht? 5 2. Wat hebben we gedaan? 9 3. Conclusies 13 4. Bijlagen 23 Rapportage Publieksonderzoek - De Helderse

Nadere informatie

Onderzoeksplan. Onderbesteding in de provincies Gelderland en Overijssel

Onderzoeksplan. Onderbesteding in de provincies Gelderland en Overijssel Onderzoeksplan Onderbesteding in de provincies Gelderland en Overijssel Onderzoeksplan Onderbesteding in de provincies Gelderland en Overijssel Rekenkamer Oost-Nederland, Juni 2007 Inhoudsopgave 1. Inleiding...

Nadere informatie

5 Fase III: Granulaire analyses

5 Fase III: Granulaire analyses 5 Fase III: Granulaire analyses Op een selectie van de boringen zijn granulaire analyses uitgevoerd, meestal meerdere monsters per boring. Bij het bepalen van de korrelgrootteverdelingen is gebruik gemaakt

Nadere informatie

Rapportage vondstmelding Koksijde, Vandammestraat

Rapportage vondstmelding Koksijde, Vandammestraat Rapportage vondstmelding Koksijde, Vandammestraat I. Verslaggevers: *Naam, adres, contactgegevens, functie van de opstellers van het rapport en datum melding. Marc Dewilde, Stadenstraat 39, 8610 Kortemark

Nadere informatie

Deel 5: Romeinse Rijk Project: Bij de Gallo- Romeinen in de vicus Tienen. HB pg 138-141

Deel 5: Romeinse Rijk Project: Bij de Gallo- Romeinen in de vicus Tienen. HB pg 138-141 Deel 5: Romeinse Rijk Project: Bij de Gallo- Romeinen in de vicus Tienen. HB pg 138-141 I. Inleiding Schrijf bij elke afbeelding welke functie/doel het zou hebben gehad in de Gallo- Romeinse periode. Functie:

Nadere informatie

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2004.

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2004. Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2004. 1 In deze notitie wordt een beeld geschetst van de ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt over de periode vanaf 1 januari tot 1 juli 2004.

Nadere informatie