ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Transcriptie

1 ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum : 1 augustus 2014 Onderwerp : Natuurbeschermingswet gemeente Brummen Activiteit : Realisatie fietspad aan Oude Bandijk te Cortenoever Verlenen/weigeren : verlenen vergunning Aanvrager : Gemeente Brummen Zaaknummer : Documentnummer(s). inzagestukken: ,

2 Beslissing van GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND op het verzoek van gemeente Brummen hierna te noemen aanvrager, van 21 januari 2014 om een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998, hierna de Nbw Aanvraag en procesverloop De aanvraag omvat de realisatie en het gebruik van een fietspad aan de Oude Bandijk te Cortenoever en is gelegen op 5 meter afstand van het Natura 2000-gebied Rijntakken. Voor de beoordeling van de aanvraag zijn de volgende stukken gebruikt: - Aanvraagformulier Nbwet provincie Gelderland. - Kaarten met ligging fietspad. - Rapport Flora- en faunaonderzoek inclusief Toets Nbwet Fietspad over de Bandijk te Cortenoever, Laneco Landschaps & Ecologisch Advies, projectnummer , d.d. 14 mei Procedure Bij de voorbereiding van de besluiten die nodig zijn voor de uitvoering van de maatregelen van het project IJsselsprong Fietspad Oude Bandijk, noodzakelijk ter uitvoering van het programma IJsselsprong, is besloten tot toepassing van de provinciale coördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.33, eerste lid, onder a, Wet ruimtelijke ordening (Wro). De bedoeling van provinciale coördinatie is om de voorbereiding en bekendmaking van de voor de uitvoering van de maatregel benodigde besluiten, zoals genoemd in het coördinatiebesluit van Provinciale Staten van Gelderland PS , inclusief de gelegenheid tot het naar voren brengen van zienswijzen daarop, respectievelijk het indienen van beroep daartegen, voor de verschillende besluiten op elkaar af te stemmen en gelijktijdig te doen plaatsvinden. De procedure conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is van kracht. Dit houdt eveneens in dat alle besluiten eerst als ontwerpbesluit ter inzage worden gelegd en vervolgens als definitief besluit. De besluiten die gecoördineerd worden zijn: - Bestemmingsplan, gemeente Brummen; - Natuurbeschermingswetvergunning, provincie Gelderland; - Watervergunning, Waterschap Vallei en Veluwe; - Ontheffing Flora- en faunawet, Ministerie van Economische Zaken. Gezamenlijke voorbereiding van besluiten De ontwerpbesluiten benodigd voor de uitvoering van het project IJsselsprong Fietspad Oude Bandijk zijn door betrokken overheden gezamenlijk voorbereid en ook de communicatie daarover heeft gezamenlijk plaatsgevonden. Om de op handen zijnde besluiten zo goed mogelijk bij betrokkenen onder de aandacht te brengen en hen daarover te raadplegen hebben er verschillende momenten van informatieverstrekking en raadpleging plaatsgevonden. Op deze vergunningaanvraag is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing verklaard. Instandhoudingsdoelstellingen De instandhoudingsdoelstellingen van het voor deze aanvraag relevante Natura 2000-gebied zijn vermeld in bijlage 1. 2

3 Activiteit waarvoor vergunning wordt aangevraagd Het project Cortenoever en Voorsterklei is een project in het kader van Ruimte voor de Rivier, waarbij onder andere de winterdijk van de IJssel wordt verlegd. De nieuwe winterdijk wordt verder westelijk geplaatst zodat er een groot nieuw inundatiegebied ontstaat dat bij hoog water een buffer kan vormen voor bottlenecks in de IJssel bij Zutphen. De gemeente Brummen wil als onderdeel van / in aansluiting op het dijkverleggingstraject in Cortenoever over de oude winterdijk, de Brummense Bandijk, een recreatief fietspad realiseren. Het fietspad zal worden aangelegd op het half verharde deel van de dijk en heeft een lengte van 5,5 km. Dit deel van de dijk zal daarvoor worden verhard. De werkzaamheden worden uitgevoerd op het moment dat de dijkverleggingswerkzaamheden ook worden uitgevoerd. Een kaart met de ligging van het fietspad is opgenomen in bijlage 2. In de aanvraag beschreven natuurwaarden In het bij de aanvraag gevoegde rapport Flora- en faunaonderzoek inclusief Toets Nbwet zijn de aanwezige natuurwaarden beschreven. Hierbij is uitgegaan van de instandhoudingsdoelen van het, ten tijde van het indienen van de aanvraag, beschermde Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel. Habitattypen Binnen het onderzochte dijktraject is alleen het beschermde habitat H6510 Glanshaver- en vossenstaarthooilanden (subtype A) op drie plaatsen aangetroffen dat voldoet aan de gestelde criteria. Habitatrichtlijnsoorten Alle vissoorten zullen vanwege de afwezigheid van geschikte watergangen direct nabij de Bandijk niet in of nabij het plangebied voorkomen. De Kamsalamander komt direct nabij het plangebied voor; in een poel net ten noorden van Reuversweerd, zo blijkt uit onderzoeken van Ecogroen uit De wateren in de buitendijkse delen van Cortenoever zijn ook niet op voorhand ongeschikt als voortplantingsplaats. De dijk kan, ondanks de afwezigheid van opgaand groen, door zijn hoge ligging wel beperkt dienst doen als overwinteringsplaats (muizenholen), al zal het niet meer dan een suboptimaal biotoop zijn. De dijk kan ook in de migratieroute liggen van deze soort. Van de Meervleeermuis is in de Gelderse Toren tussen Rheden en Brummen een verblijfplaats bekend. Verder is een kraamverblijfplaats van deze soort in Laag Keppel bekend (Zoogdiervereniging VZZ, 2008). Deze soort kan daarom ook foeragerend en op vliegroute langs de rivier worden aangetroffen. De dijk kan wel worden gebruikt als vliegroute door de Meervleermuis. Bij onderzoek in 2012 door Arcadis werd duidelijk dat een deel van de oude Bandijk vanaf de snelweg tot aan de RWZI wordt gebruikt als vliegroute door vleermuizen. Ook kan de IJssel een vliegroute zijn voor de Meervleermuis, hoewel deze tijdens de recente onderzoeken niet is aangetoond. De uiterwaarden van Cortenoever zijn niet erg geschikt als voor de Bever door de afwezigheid van aaneengesloten waterelementen en een klein aandeel bos. De Bever wordt hier niet verwacht. Broedvogels Het Porseleinhoen is een zeer schuwe vogel van moerasachtige omstandigheden. In het verleden is deze soort wel eens aangetroffen in het buitendijkse natuurgebied Reuversweerd in de periode , maar van de laatste jaren zijn geen gegevens van deze soort bekend (Provincie Gelderland). Dit betekent echter dat er wel sprake is van (potentieel). De Kwartelkoning is ook een schuwe vogelsoort die in ruigere uiterwaardensystemen leeft. Van deze soort is een broedgeval bekend in het buitendijkse natuurgebied van Reuversweerd 3

4 (gegevens uit de Mer, Arcadis 2012, en provincie Gelderland). Langs de gehele IJssel kwamen in 2012 ongeveer 37 paren Kwartelkoningen voor (Sovon, 2012). In Cortenoever is de aanwezigheid van 1 paar Kwartelkoningen bekend (o.a. Mer Cortenoever). Langs de IJssel kwamen in paren Kwartelkoningen voor. De IJsvogel is een soort van snelstromende wateren. De broedplaatsen worden aangelegd in steile oevers. De aanwezigheid van IJsvogel is in 2009 in de buitendijkse delen van Cortenoever op iets meer dan 200 meter afstand van de Bandijk aangetroffen in een oud populierenbos aan de noordzijde van het buitendijkse Cortenoever (uit Tauw, 2012). De MER (Arcadis, 2012) stelt dat er 2 broedgevallen aanwezig zijn. Het gebied vormt geen voor de andere soorten broedvogels. Niet-broedvogels De Fuut is een watervogel die duikend naar zijn eten onder water jaagt. In het broedseizoen wordt een nest op het water gebouwd. In de winter rusten en foerageren de dieren in groepen. Er wordt vooral overdag gefoerageerd. De soort komt beperkt voor in het telgebied. De Kleine zwaan is een wintergast in Nederland die hier overwintert en doortrekt. De Kleine zwaan komt in kleine aantallen in het telgebied van het buitendijkse Cortenoever voor. De Kolgans is als broedvogel en als overwinterende vogelsoort in Nederland aanwezig. De overwinterende aantallen zijn vele malen groter dan in de zomer. De Kolgans is een van de meest voorkomende soorten in het telgebied van het buitendijkse Cortenoever. De Grauwe gans komt zowel als broedvogel als als overwinterende vogelsoort in Nederland aanwezig. De overwinterende aantallen zijn vele malen groter dan in de zomer. De Grauwe gans komt ook in het telgebied van het buitendijkse Cortenoever voor. De Smient is een middelgrote grondeleend die vooral in Nederland overwintert. De soort broedt hier maar in beperkte mate. De soort komt wel binnen het telgebied voor. De Krakeend is een in Nederland doortrekkende en overwinterende grondeleend die waterplanten eet. De soort komt beperkt voor in het telgebied. Ook de Wintertaling is een in Nederland doortrekkende en overwinterende grondeleend die waterplanten eet. De soort komt beperkt voor in het telgebied. De Wilde eend is een soort die zeer algemeen is in Nederland. In de winter overwinteren ze in grote groepen. Ook de wilde eend komt in het telgebied voor en is tijdens de veldverkenning waargenomen. De Pijlstaart broedt maar beperkt in Nederland. De meeste exemplaren komen hier overwinteren of zijn op doortocht. De vogel eet plantaardig en dierlijk materiaal uit het water. De soort komt ook binnen het telgebied voor. De Slobeend is een eendensoort die vooral drijvend plantmateriaal van het water eet. De soort broedt en overwintert in Nederland. De Slobeend komt beperkt voor in het telgebied. De Tafeleend broedt beperkt in Nederland, maar komt in de winter in veel grotere aantallen voor. De Tafeleend is een plantenetende duikeend die beperkt voorkomt in het telgebied. De Kuifeend broedt in vrij grote aantallen in Nederland, maar komt in de winter in nog grotere aantallen voor. De Kuifeend is een plantenetende duikeend die beperkt voorkomt in het telgebied. 4

5 Het Nonnetje broedt niet in Nederland, maar overwintert wel veelvuldig hier. Deze kleine zaagbek jaagt vooral op kleine vis. Het Nonnetje komt beperkt voor in het telgebied. De Meerkoet is een algemene broedvogel in Nederland. In de winter verzamelen zich grote groepen om samen te overwinteren. Ook de meerkoet komt beperkt voor in het telgebied. De Scholekster jaagt graag in ondiep water. De Scholekster komt beperkt voor in het telgebied. De Kievit is de meest algemene weidevogel in Nederland. Veel van de Scandinavische Kieviten overwinteren hier. De soort foerageert veelal in ondiep water. De Kievit komt beperkt voor in het telgebied. De Grutto is een steeds zeldzamer wordende weidevogel. Van deze steltloper overwinteren er ook exemplaren in Nederland. De soort foerageert veelal in ondiep water. De Grutto komt beperkt voor in het telgebied. De Wulp is een steeds zeldzamer wordende weidevogel. Van deze steltloper overwinteren er ook exemplaren in Nederland. De soort foerageert veelal in ondiep water. De Wulp komt beperkt voor in het telgebied. De Tureluur is een steeds zeldzamer wordende weidevogel. Van deze steltloper overwinteren er ook exemplaren in Nederland. De soort foerageert veelal in ondiep water. De Tureluur komt beperkt voor in het telgebied. De andere soorten komen in het plangebied niet voor. In de aanvraag beschreven relevante factoren In het bij de aanvraag gevoegde rapport Flora- en faunaonderzoek inclusief Toets Nbwet zijn de volgende relevante factoren beschreven die een effect kunnen veroorzaken op de Natura 2000 instandhoudingsdoelen: - oppervlakteverlies; - verstoring door geluid; - verstoring door licht; - optische verstoring; - verstoring door mechanische effecten; - eutrofiëring. In de aanvraag beschreven effecten van de gevraagde activiteiten In het bij de aanvraag gevoegde rapport Flora- en faunaonderzoek inclusief Toets Nbwet zijn de effecten op de aanwezige natuurwaarden beschreven. Hierbij is uitgegaan van de instandhoudingsdoelen van het, ten tijde van het indienen van de aanvraag, beschermde Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel. Habitattypen Als het fietspad wordt aangelegd is een groot deel van het aanwezige habitattype al verwijderd ten behoeve van de aanleg van de in- en uitlaten voor het project Cortenoever, waarvoor de dijk wordt verlaagd. Als de buitendijkse (oost)rand van het huidige wielspoor als grens van het fietspad wordt gebruikt, zal geen extra aantasting van het habitattype Glanshaverhooilanden optreden. De grens van het Natura 2000-gebied ligt op de kruin van de dijk. Mogelijk wordt het habitattype aan de binnenzijde van de dijk aangetast. Door alleen op de kruin te wereken zal de aantasting minimaal zijn. Voorwaarde is daarnaast dat de werkbreedte niet breder zal zijn dan het fietspad 5

6 (alleen aan de zijde van de rivier). Omdat in het plan voor het fietspad geen toename van breedte van het huidige pad is voorzien, kan aan deze voorwaarde worden voldaan. Betreding, verstoring en dergelijke van de iets verder weg gelegen habitattypen door de gebruikers van het fietspad zal beperkt zijn omdat de tussengelegen weiden zijn uitgerasterd. Habitatrichtlijnsoorten De Kamsalamander komt direct nabij het plangebied voor; in een poel net ten noorden van Reuversweerd, zo blijkt uit onderzoeken van Ecogroen uit De wateren in de buitendijkse delen van Cortenoever zijn ook niet op voorhand ongeschikt als voortplantingsplaats. De dijk kan, ondanks de afwezigheid van opgaand groen, door zijn hoge ligging wel beperkt dienst doen als overwinteringsplaats (muizenholen), al zal het niet meer dan een suboptimaal biotoop zijn. De dijk kan ook in de migratieroute liggen van deze soort. Tijdens de migratie in het voor- en najaar kunnen effecten op de populatie optreden als gevolg van overrijdingen van trekkende Kamsalamanders door fietsers. Naar verwachting kan dit een effect op de populatie hebben, maar zal dit niet significant van aard zijn. Omdat er geen verlichting wordt gebruikt langs het fietspad (zowel bij de aanleg als in de nieuwe situatie) zijn er geen effecten te verwachten op de vlieg- en foerageerroutes van vleermuizen. Het is niet de verwachting dat er sprake zal zijn van druk fietsverkeer in de nachtelijke uren wanneer vleermuizen actief zijn. De enige verlichting zal de verlichting van over het fietspad fietsende fietsers zijn en dit betreft dan kleine, zeer lokale en lage lichtbronnen die op de weg zijn gericht. Hetzelfde geldt voor eventuele effecten als gevolg van menselijke aanwezigheid. Het is daarom niet de verwachting dat negatieve invloeden op de vliegroute op zal treden als gevolg van de realisatie van het fietspad, zodanig dat deze significant minder geschikt worden. Andere vliegroutes in het gebied blijven ook gehandhaafd en de nieuwe dijk zal ook als beschut vliegelement kunnen dienen. Indirecte aantasting van verblijfplaatsen is daarom niet aan de orde. Gezien de open ligging zal het plangebied ook geen belangrijk foerageergebied vormen voor vleermuizen. Broedvogels Het Porseleinhoen wordt alleen in het noordelijk deel van Cortenoever verwacht; aangezien daar natuurlijke en natte ruigtes aanwezig zijn tussen de dijk en de rivier. De verstoringsafstanden voor het Porseleinhoen zijn 100 meter (vluchten) en 200 meter (alert). Door de hoge ligging van de kruin van de dijk zal deze afstand tot 20% (geschat) groter zijn. Dat betekent dat voor het Porseleinhoen afstanden van 120 meter en 240 meter aangehouden moeten worden. Het Porseleinhoen komt voor in natte uiterwaarden, in randen van rietmoerassen en op ondergelopen grasland waar minder dan 15 cm water op staat. Deze dieren zijn vooral in de schemering en 's nachts actief en zoeken dan op het land of in ondiep water naar insecten en ander klein gedierte. Er is dichte begroeiing nodig om het dier zich thuis te laten voelen. Voor deze soort is binnen de instandhoudingsdoelstellingen een toename van oppervlakte en kwaliteit van gewenst. Gezien de vooral nachtelijke activiteit van deze soort zal de verstoring door recreatie, die vooral overdag zal plaatsvinden, minder doorwerken. Vooral bij tussenliggende bufferende elementen. Er is slechts één ondiep waterelement nabij de dijk aanwezig. Het betreft een oude, dubbele strang in het noordelijke deel van Cortenoever. De strang ligt echter in open weiland, en is daarmee minder geschikt als (suboptimaal ) en eigenlijk alleen geschikt als foerageergebied. Een bosschage met daarin ook een oude strang ligt op ongeveer 210 meter afstand van de dijk. 6

7 Aangezien een fietspad op de dijk daarmee wel binnen de alertheidsafstand ligt, maar het habitat niet wordt aangetast, en voor deze nachtelijk foeragerende soort het foerageergebied niet wordt verkleind, is sprake van een niet significant effect op deze soort. Zeker gezien het kleine aandeel foerageergebied dat verdwijnt in een gebied met veel potentieel voor deze soort. Daarbij is niet meegenomen dat het dijktalud nu ook al beperkt als wandelroute wordt gebruikt. De effecten zullen daarmee nog minder zijn dan berekend. Daarnaast kunnen tijdens werkzaamheden de verstorende effecten als gevolg van de aanwezigheid van machines en geluid tijdelijk verder toenemen, wat een groter effect veroorzaakt. Dit levert een mogelijk significant effect. Aangezien het Porseleinhoen een zomergast is, moeten de werkzaamheden buiten het zomer (broed)seizoen worden uitgevoerd om deze effecten te voorkomen. De Kwartelkoning wordt vooral in het noordelijke buitendijkse deel van Cortenoever verwacht; aangezien daar natuurlijke en natte ruigtes aanwezig zijn tussen de dijk en de rivier. De verstoringsafstanden voor de Kwartelkoning zijn volgens schattingen uit literatuurstudies bij broedende vogels respectievelijk 50 meter (vluchtgedrag) en 75 meter (alert). Door de hoge ligging van de kruin van de dijk zal deze afstand tot 20% (geschat) groter zijn. Dat betekent dat de afstanden voor Kwartelkoning 60 meter en 90 meter worden. Voor deze soort is binnen de instandhoudingsdoelstellingen een toename van oppervlakte en kwaliteit van gewenst. Langs de dijk ligt een zone van ongeveer 800 meter lengte die geschikt is als voor de Kwartelkoning. Gezien de verstoringsafstanden wordt m 2 ongeschikt als broedplaats voor deze soort. Daarnaast wordt m 2 suboptimaal geschikt als broedplaats. Waarschijnlijk zal het dier nog wel foerageren in deze gebieden. De kwaliteit van het gaat daarmee achteruit, maar wordt niet rechtsreeks aangetast. Vermindering van de geschiktheid van voor Kwartelkoning vindt plaats in een gebied van ongeveer 7,2 ha. Het totale aantal ha in het buitendijkse deel van Cortenoever is ongeveer 350 ha. Hiervan is (geschat) ongeveer 50% geschikt voor de Kwartelkoning. Dat betekent dat ongeveer 4% van het foerageergebied in Cortenoever minder geschikt zal worden voor deze soort. Voor het gehele vogelrichtlijngebied IJssel is het 0,028%. Gezien de beperkte verminderde geschiktheid ten opzichte van het totaal oppervlak van het buitendijkse Cortenoever, is het effect verwaarloosbaar te noemen. Daarbij is niet meegenomen dat het dijktalud nu ook al beperkt als wandelroute wordt gebruikt. De effecten zullen daarmee nog minder zijn dan berekend. Een significant negatief effect wordt niet verwacht. Het element waarin de IJsvogel broedend is aangetroffen ligt op meer dan 100 meter afstand van de dijk langs een nevengeul. Alle oude geulen liggen meer dan 50 meter van de dijk verwijderd. De verstorings- en vluchtafstanden voor de IJsvogel zijn volgens Krijgsman et. al. (2008) respectievelijk 25 en 50 meter. Zelfs met de verhoogde ligging in het landschap zijn daarmee geen verstorende effecten op de IJsvogel te verwachten. Aantasting van zal niet optreden als gevolg van de ingreep; de Bandijk is geen geschikt voor deze soort. In tabel 1 is de verminderde geschiktheid van het van de broedvogels weergegeven. Er is geconcludeerd dat de effecten nihil zijn. Tabel 1: verminderde geschiktheid van van broedvogels Soort* % dieren in Vogelrichtlijngebied IJssel % verminderde geschiktheid dat in telgebied Cortenoever voorkomt A122 Kwartelkoning 2,7% 0,028% * Voor de niet genoemde soorten wordt het niet minder geschikt. 7

8 Niet-broedvogels De meeste soorten maken geen gebruik van het gebied nabij het aan te leggen fietspad en daarnaast maken ze met name in het winter halfjaar gebruik van het gebied. Dit betreft het laagseizoen voor recreatie zodat verstoring beperkt blijft. In tabel 2 is de verminderde geschiktheid van het van de niet-broedvogels weergegeven. Er is geconcludeerd dat de effecten nihil zijn. Tabel 2: verminderde geschiktheid van van niet-broedvogels Soort* % dieren in Vogelrichtlijngebied IJssel % verminderde geschiktheid dat in telgebied Cortenoever voorkomt A050 Smient 1,1% 0,11% A037 Kleine zwaan 1,7% 0,17% A059 Tafeleend 1,6% 0,16% A068 Nonnetje 0,46% 0,046% A125 Meerkoet 0,43% 0,030% A142 Kievit 3,1% 0,21% A156 Grutto 0,08% 0,005% A162 Tureluur 1,32% 0,088% * Voor de niet genoemde soorten wordt het niet minder geschikt. In de aanvraag voorgestelde mitigerende maatregelen In het aanvraagformulier zijn de volgende mitigerende maatregelen voorgesteld: - Er wordt geen verlichting langs het fietspad geplaatst. - Bij de aanleg wordt alleen de kruin van de dijk gebruikt bij werkzaamheden. - Betreding van gronden buiten de dijk wordt verhinderd door 2 of 3 draden prikkeldraad langs de dijktenen te spannen (gaas verhindert migratie van sommige soorten). - Er wordt bij de werkzaamheden geen extra verlichting gebruikt. In het bij de aanvraag gevoegde rapport Flora- en faunaonderzoek inclusief Toets Nbwet is aanvullend tevens de volgende mitigerende maatregel voorgesteld: - Werkzaamheden worden buiten het broed- en winterseizoen uitgevoerd (in de maanden augustus-december). Cumulatieve effecten In het bij de aanvraag gevoegde rapport Flora- en faunaonderzoek inclusief Toets Nbwet zijn de volgende cumulatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden beschreven: Voor de dijkverlegging in het gebied is ook een Natura 2000-toets uitgevoerd; een zogenaamde passende beoordeling (Arcadis, 2012). Door maatregelen worden hierin effecten op de meeste soorten en habitats voorkomen. Er worden dan ook geen significant negatieve effecten verwacht als gevolg van cumulatie. In Cortenoever wordt door de aanleg van in- en uitlaten 0,93 ha Glanshaver-hooiland aangetast, maar door mitigatie wordt voorkomen dat sprake zal zijn van een significant effect. In de Voorsterklei wordt 0,42 ha gemitigeerd om significante effecten te voorkomen. Bij de aanleg van het fietspad wordt vanwege de al vergunde aantasting van Glanshaverhooiland, geen extra effect verwacht omdat op locaties waar dit habitattype tussen de banen van het huidige pad aanwezig is, een inlaat wordt aangelegd die al is vergund. 8

9 In het nieuwe aanwijzingsbesluit voor het Natura 2000-gebied Rijntakken wordt gesteld dat foerageergebied van grasetende watervogels zowel binnen als buiten de grenzen van het Natura 2000-gebied liggen, waarmee effecten op foerageergebied van ganzen en meerkoet als gevolg van deze ingreep nooit significant zullen zijn. De beperkte afname zal gezien het totaaloppervlak aan foerageergebied niet leiden tot een significant effect. Aantasting van rustgebied wordt niet verwacht. Beoordeling van de effecten van de aanvraag op de instandhoudingsdoelstellingen Habitattypen Voor de beschermde habitattypen onderschrijven wij de beoordeling van de effecten uit de aanvraag niet. In het bij de aanvraag gevoegde rapport Flora- en faunaonderzoek inclusief Toets Nbwet is aangegeven dat het habitattype H6510 Glanshaver- en vossenstaarthooilanden (subtype A) ter plaatse / nabij het zuidelijk deel van het aan te leggen fietspad voorkomt. Nadat de aanvraag is ingediend is op 29 april 2014 het Natura 2000-gebied Rijntakken definitief aangewezen. Het habitatrichtlijngebied IJsseluiterwaarden is onderdeel geworden van het Natura 2000-gebied Rijntakken. In het definitieve aanwijzingsbesluit is de begrenzing van het gebied aangepast. De grens van het Natura 2000-gebied is onderaan de buitenteen van het talud van de dijk komen te liggen. Hiermee ligt het aan te leggen fietspad, op de dijk, buiten de begrenzing van het Natura 2000-gebied. Eventuele habitattypen die daar voorkomen zijn niet beschermd op basis van de Nbw Om te voorkomen dat er effecten optreden tijdens de uitvoering is een voorschrift opgenomen waarin is aangegeven dat er geen werkzaamheden mogen worden uitgevoerd en geen materiaal en materieel mogen worden gestald nabij of voorbij de buitenteen van het talud van de dijk, in het Natura 2000-gebied. Verder onderschrijven wij de beoordeling dat er geen effecten optreden op verder van de dijk af gelegen habitattypen in het Natura 2000-gebied Rijntakken omdat het gebied voor mensen niet vrij toegankelijk is en betreding en verstoring daarom niet optreden. Habitatrichtlijnsoorten Voor de habitatrichtlijnsoorten onderschrijven wij de beoordeling van de effecten uit de aanvraag. Op voorhand is niet uit te sluiten dat de aanleg en het gebruik van het fietspad een effect hebben op de Kamsalamander. Zoals aangegeven in de aanvraag worden overwinterende Kamsalamanders niet of nauwelijks verwacht bovenop de dijk maar kan het wel een trekroute vormen. Om effecten te voorkomen tijdens de uitvoering, dienen deze te worden uitgevoerd buiten het winterseizoen en buiten de trekperiode van de Kamsalamander. Hiertoe is het voorschrift opgenomen waarin is aangegeven dat er niet mag worden gewerkt van 15 september tot 15 april. Effecten door het gebruik van het fietspad worden niet verwacht. In de aanvraag is aangegeven dat er geen verlichting langs het fietspad wordt aangebracht en dat er geen motorisch verkeer over heen mag rijden. De trek van Kamsalamanders vindt vooral op regenachtige avonden plaats. Het fietspad zal dan niet of nauwelijks worden gebruikt omdat het een afgelegen donker fietspad betreft dat overdag aantrekkelijk is voor recreanten maar in het donker zeker niet. In twee voorschriften is vastgelegd dat het fietspad niet mag worden verlicht en er geen gemotoriseerd verkeer gebruik van mag maken. Ten opzichte van het ontwerp-aanwijzingsbesluit Uiterwaarden IJssel zijn in het definitieve aanwijzingsbesluit Rijntakken ook instandhoudingsdoelen opgenomen voor Zeeprik, Rivierprik, Elft, Zalm en Meervleermuis. Voor de vissoorten geldt dat zij vanwege de afwezigheid van geschikte watergangen direct nabij de Bandijk niet in of nabij het plangebied voorkomen en effecten uitgesloten zijn. 9

10 Voor de Meervleermuis onderschrijven wij de beoordeling van de effecten uit de aanvraag. Deze soort is actief in de avond en de nacht. Er worden dan geen werkzaamheden uitgevoerd. Dit is voorgeschreven in een voorschrift. Daarnaast wordt er geen verlichting aangebracht langs het fietspad en mag er geen gemotoriseerd verkeer overheen zodat verstoring van de omgeving wordt voorkomen. Dit is ook vastgelegd in twee voorschriften. De enkele fietser die eventueel wel s avonds en s nachts over het fietspad rijdt zorgt niet voor verstoring. Er treden daarom geen efffecten op de Meervleermuis op. Broedvogels Voor de broedvogels onderschrijven wij de beoordeling van de effecten in de aanvraag niet geheel. Naar ons oordeel zijn de effecten van de aanleg en het gebruik van het fietspad op de broedvogels beperkt. Porseleinhoen is met name in het donker actief en dan vindt de aanleg niet plaats en maken recreanten beperkt gebruik van het fietspad. Om verstoring te voorkomen is het voorschrift opgenomen dat de werkzaamheden alleen overdag mogen plaatsvinden. De verstoring blijft daardoor beperkt. De Kwartelkoning leeft verstopt in structuurrijke vegetaties. Door deze verborgen leefwijze is de verstoringsafstand beperkt. Bij de aanleg en normaal gebruik van het fietspad treedt hierdoor nauwelijks verstoring op. De verwachting is dat over het fietspad tevens honden worden uitgelaten. Zo lang deze honden op het fietspad lopen, blijft de verstoring ook beperkt. Maar als, met name, loslopende honden vanaf het pad het gebied in kunnen lopen dan geeft dit mogelijk wel veel verstoring. Om dit te voorkomen zijn twee voorschriften opgenomen waarin is aangegeven dat borden moeten worden geplaatst waarop is aangegeven dat honden aangelijnd moet zijn en dat aan de rivierzijde van het fietspad over de gehele lengte een raster moet worden aangebracht van horizontale draden (geen hekwerk want daarmee wordt het gebied voor Dassen afgesloten). Ten opzichte van het ontwerp-aanwijzingsbesluit Uiterwaarden IJssel zijn in het definitieve aanwijzingsbesluit Rijntakken ook instandhoudingsdoelen opgenomen voor Dodaars, Roerdomp, Woudaap, Watersnip, Oeverzwaluw, Blauwborst en Grote karekiet. De dijk en de nabije omgeving vormen geen geschikt voor deze soorten. Er treden daarom geen effecten op voor deze soorten bij de aanleg en het gebruik van het fietspad. Niet-broedvogels Voor de niet-broedvogels onderschrijven wij de beoordeling van de effecten uit de aanvraag. Het gebied nabij de dijk bestaat uit weilanden en is geschikt foerageergebied voor grasetende ganzen en eenden. In het nieuwe aanwijzingsbesluit voor het Natura 2000-gebied Rijntakken is aangegeven dat het Natura 2000-gebied voor deze soorten met name de functie heeft van slaap- en rustplaats en dat zowel binnen als buiten de begrenzing wordt gefoerageerd. Het gebied op en nabij de dijk, waarop het fietspad wordt aangelegd, heeft alleen de functie van foerageergebied. Om te voorkomen dat verder weg gelegen plekken s avonds en s nachts worden verstoord mag er geen gemotoriseerd verkeer gebruik maken van het fietspad en moeten de werkzaamheden overdag worden uitgevoerd. Dit is vastgelegd in twee voorschriften. Aangezien er voldoende foerageergebieden voorhanden zijn voor grasetende ganzen en eenden treden er geen effecten op door de aanleg en het gebruik van het fietspad. Ten opzichte van het ontwerp-aanwijzingsbesluit Uiterwaarden IJssel zijn in het definitieve aanwijzingsbesluit Rijntakken ook instandhoudingsdoelen opgenomen voor Toendrarietgans, Brandgans, Bergeend, Goudplevier en Kemphaan. De situatie is voor deze soorten gelijk aan de bovengenoemde soorten niet-broedvogels. Er treden dus geen effecten op door de aanleg en het gebruik van het fietspad. 10

11 Niet gebleken is dat er belangen aan de orde zijn zoals vermeld in artikel 19e sub c die in strijd zijn met verlening van de gevraagde vergunning. Conclusie Op grond van het vorenstaande en de passende beoordeling hebben wij de zekerheid verkregen dat het project geen significant negatieve effecten heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van de betrokken Natura 2000-gebieden. Nu tevens de belangen zoals vermeld in artikel 19 e sub c Nbw 1998 niet aan de orde zijn, kan de vergunning worden verleend. Besluit Gedeputeerde Staten van Gelderland: Gelet op de artikelen 16, 19d-f en 43 van de Nbw 1998; HEBBEN BESLOTEN Gemeente Brummen een vergunning conform de beschrijving in de aanvraag te verlenen. Aan de vergunning worden de volgende voorschriften verbonden: 1. Twee weken voor aanvang van de werkzaamheden moet melding worden gedaan bij de Provincie Gelderland, via adres post@gelderland.nl, onder vermelding van het zaaknummer Binnen twee weken na realisering van de activiteit/het project dient een gereedmelding te worden gedaan aan de Provincie Gelderland, via adres post@gelderland.nl, onder vermelding van het zaaknummer Tijdens de werkzaamheden mag niet ter plaatse van of voorbij de buitenteen (rivierzijde) van het talud van de dijk worden gewerkt en er mag geen materiaal en materieel worden geplaatst ter plaatse van of voorbij de buitenteen (rivierzijde) van het talud van de dijk. 4. Werkzaamheden mogen slechts worden uitgevoerd in de periode 15 april t/m 15 september zodat Kamsalamander niet wordt verstoord. 5. Toegang voor gemotoriseerd verkeer en voor loslopende honden is niet toegestaan. Bij alle toegangen tot het fietspad moet een bord of twee borden worden geplaatst waarop is aangegeven dat geen gemotoriseerde verkeer is toegestaan en dat honden aangelijnd moeten zijn. 6. Er mag geen verlichting worden aangebracht langs het fietspad. 7. Werkzaamheden mogen slechts worden uitgevoerd tussen zonsopgang en zonsondergang volgens tijden van zonsopkomst en ondergang van het KNMI. 8. Voor ingebruikname van het fietspad moet aan de rivierzijde een raster zijn aangebracht van drie horizontale prikkeldraden om te voorkomen dat honden het gebied in kunnen. 11

12 Zienswijzen Tegen onderhavige besluiten kunnen door een ieder gedurende zes weken, bij voorkeur, schriftelijk zienswijzen worden ingediend in de periode zoals aangegeven in de kennisgeving. Bij een zienswijze dien het zaaknummer te worden vermeld. Schriftelijk: Schriftelijke zienswijzen kunnen in de periode zoals aangegeven in de kennisgeving gestuurd worden naar de coördinerende instantie: Gedeputeerde Staten van Gelderland t.a.v. de heer A.M. Kwakkernaat Coördinator Procedures IJsselsprong Fietspad Oude Bandijk Postbus GX Arnhem Mondeling: Een mondelinge zienswijze kunt u binnen de gestelde termijn van zes weken inbrengen door een afspraak te maken met de heer A.M. Kwakkernaat, Coördinator Procedures IJsselsprong Fietspad Oude Bandijk. De heer Kwakkernaat is bereikbaar via het telefoonnummer: Wat gebeurt er met uw zienswijze? Alle zienswijzen worden doorgestuurd naar de desbetreffende bevoegde gezagsinstanties. De betreffende instanties betrekken de zienswijzen bij het vaststellen van de definitieve besluiten. Tegelijkertijd met het bekendmaken van de definitieve besluiten wordt iedereen die een zienswijze heeft ingediend, geïnformeerd over wat daarmee is gedaan. Alleen een belanghebbende die een zienswijze heeft ingediend kan later tegen de vaststelling van die besluiten beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dit is niet vereist als het redelijkerwijs niet mogelijk was een zienswijze in te dienen, bijvoorbeeld als het definitieve besluit ten opzichte van het ontwerpbesluit gewijzigd wordt vastgesteld. bijlagen: - Bijlage 1: Instandhoudingsdoelstellingen - Bijlage 2: Kaart ligging fietspad 12

13 BIJLAGE 1 Instandhoudingsdoelstellingen van het (de) voor deze aanvraag relevante Natura gebied(en) Rijntakken Bij besluit van 29 april 2014 zijn de Vogelrichtlijngebieden IJssel, Neder-Rijn, Gelderse Poort en Waal en de daarin gelegen Habitatrichtlijngebieden IJsseluiterwaarden, Amerongse Bovenpolder, Gelderse Poort en Rijswaard en Kil van Hurwenen samengevoegd tot één Natura 2000-gebied: Rijntakken. De Rijntakken is op 24 maart 2000 (Stcrt. 2000, nr. 65) als vier afzonderlijke speciale beschermingszones onder de Vogelrichtlijn aangewezen: IJssel, Neder-Rijn, Waal en Gelderse Poort. De Rijntakken is op 20 mei 2003 als vier afzonderlijke gebieden aangemeld als Habitatrichtlijngebied. Op 7 december 2004 heeft de Europese Commissie deze gebieden geplaatst op de lijst van gebieden van communautair belang voor de Atlantische biogeografische regio. Ingevolge artikel 60a, vijfde lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 is de status van de hieronder aangegeven beschermde natuurmonumenten, voor zover gelegen in eerder aangewezen Vogelrichtlijngebieden, op 1 oktober 2005 vervallen. - IJsseluiterwaarden, aangewezen 8 augustus 1995 (N ; Stcrt. 1995, 166); - De Oude Waal I, aangewezen 16 maart 1983 (NLB/GS/GA-121; Stcrt. 1983, 55); - Weide Oude Rijnstrangengebied, aangewezen 18 april 1979 (NLB/N 35262; Stcrt. 1979). - Kil van Hurwenen, aangewezen 26 juni 1973 (8532; Stcrt. 1973, 129). Ingevolge artikel 15a, tweede lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 is de status van het deel van het beschermd natuurmonument IJsseluiterwaarden dat geen onderdeel was van het eerder aangewezen Vogelrichtlijngebied, door de aanwijzing van het Natura 2000-gebied Rijntakken vervallen. Algemene doelen (aanwijzingsbesluit Rijntakken) Behoud en indien van toepassing herstel van: - de bijdrage van het Natura 2000-gebied aan de ecologische samenhang van Natura 2000 zowel binnen Nederland als binnen de Europese Unie; - de bijdrage van het Natura 2000-gebied aan de biologische diversiteit en aan de gunstige staat van instandhouding van natuurlijke habitats en soorten binnen de Europese Unie, die zijn opgenomen in bijlage I of bijlage II van de Habitatrichtlijn. Dit behelst de benodigde bijdrage van het gebied aan het streven naar een op landelijk niveau gunstige staat van instandhouding voor de habitattypen en de soorten waarvoor het gebied is aangewezen; - de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied, inclusief de samenhang van de structuur en functies van de habitattypen en van de soorten waarvoor het gebied is aangewezen; - de op het gebied van toepassing zijnde ecologische vereisten van de habitattypen en soorten waarvoor het gebied is aangewezen. 13

14 Instandhoudingsdoelstellingen die alleen van toepassing zijn op de delen die naast vogelrichtlijngebied tevens als habitatrichtlijngebied zijn aangewezen. Tabel 1 Instandhoudingsdoelstellingen (Bron: aanwijzingsbesluit Rijntakken) (= behouddoelstelling; > ontwikkeldoelstelling; =(<) behouddoelstelling maar achteruitgang toegestaan ten gunste van specifieke ontwikkeldoelstelling) Habitattypen verspreidin g oppervlakte kwaliteit H3150 Meren met krabbenscheer en = > > fonteinkruiden H3260B Rivieren met waterplanten = > = H3270 Slikkige rivieroevers = > > H6120 Stroomdalgraslanden 1 = > > H6430A Ruigten en zomen, nat zoet, laagdynamisch = = = H6430C Ruigten en zomen, droog = = = H6510A Glanshaverhooilanden = > > H6510B Vossenstaartgraslanden = > > H91E0A Rivierbegeleidende zachthout- = = > Ooibossen H91E0B Rivierbegeleidende esseniepenbossen = = > H91F0 Droge hardhoutooibossen = > > 1 Prioritair habitattype Soorten verspreiding omvang kwaliteit populatie H1095 Zeeprik = > > > H1099 Rivierprik = > > > H1102 Elft = = = > H1106 Zalm = = = > H1134 Bittervoorn = = = = H1145 Grote modderkruiper > > > > H1149 Kleine modderkruiper = = = = H1163 Rivierdonderpad = = = = H1166 Kamsalamander > > > > H1318 Meervleermuis = = = = H1337 Bever = = = > 14

15 Instandhoudingsdoelen die op het gehele gebied van toepassing zijn. Broedvogels verspreiding omvang kwaliteit Omvang populatie van "x" paren A004 Dodaars = = 45 A017 Aalscholver = = 660 A021 Roerdomp > > 20 A022 Woudaap > > 20 A119 Porseleinhoen > > 40 A122 Kwartelkoning > > 160 A153 Watersnip = = 17 A197 Zwarte stern > > 240 A229 IJsvogel = = 25 A249 Oeverzwaluw = = 680 A272 Blauwborst = = 95 A298 Grote karekiet > > 70 Niet-broedvogels verspreiding omvang kwaliteit Seizoensgemiddelde van "x" vogels A005 Fuut = = 570 A017 Aalscholver = = 1300 A037 Kleine zwaan = = 100 A038 Wilde zwaan = = 30 A039 Toendrarietgans = =(<) = 2800 A041 Kolgans = =(<) = A043 Grauwe gans = =(<) = A045 Brandgans = =(<) = A048 Bergeend = = 120 A050 Smient = =(<) = A051 Krakeend = = 340 A052 Wintertaling = = A053 Wilde eend = = A054 Pijlstaart = = 130 A056 Slobeend = = 400 A059 Tafeleend = = 990 A061 Kuifeend = = A068 Nonnetje = = 40 A125 Meerkoet = = A130 Scholekster = = 340 A140 Goudplevier = = 140 A142 Kievit = = A151 Kemphaan = = A156 Grutto = = 690 A160 Wulp = = 850 A162 Tureluur = = 65 2 Betreft seizoensmaximum 15

16 BIJLAGE 2 Kaart ligging fietspad 16