B en W-nummer ; besluit d.d Onderwer p

Transcriptie

1 B en W-nummer ; besluit d.d Onderwer p Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid D. Verbree (VVD) ingekomen op 18 september 2015 inzake de capaciteit brommers en buitenmodel fietsen Stationsplein Besluiten: 1. de beantwoording van de schriftelijke vragen van het raadslid D. Verbree (VVD), inzake de capaciteit van brommers en buitenmodel fietsen in het stationsgebied, vast te stellen. 2. dit besluit te zenden aan de vragensteller en de overige leden van de gemeenteraad. Perssamenvatting: Het college heeft de schriftelijke vragen van het raadslid D. Verbree (VVD), inzake de capaciteit van brommers en buitenmodel fietsen in het stationsgebied beantwoord.

2 Schriftelijke vragen aan het College van Burgemeester en Wethouders van het raadslid D. Verbree (VVD) inzake parkeergelegenheid en informatievoorziening in het stationsgebied (ingekomen 18 september 2015). Antwoord van Burgemeester en Wethouders (ingezonden ): De afgelopen maanden hebben de VVD en ook andere partijen meermalen hun zorgen geuit over de overvolle fietsenstallingen bij het station. Vooral de gratis stalling onder de taxistandplaats was al vele maanden volgepakt, wat leidde tot omgevallen fietsen die half het gangpad versperden. De VVD stelt tevreden vast dat de onderhoudsbeurt die heeft plaatsgevonden aan de stallingen bij het Centraal Station veel goeds heeft gedaan. Toch is vanwege het grote aantal (brom)fietsers in Leiden de capaciteit van de stallingen nog altijd beperkt. Veel (brom)fietsers die wat later op de ochtend bij het station aankomen, worden bij stallingen weggestuurd omdat deze al vol staan en moeten een andere stalling zien te vinden. Dat gebruikers van de stallingen iets verder moeten lopen om hun fiets of brommers te stallen is vervelend, maar nu eenmaal onvermijdelijk bij een druk bezochte plek als het station. Maar een goede informatievoorziening over de locaties en bezettingsgraad van de stallingen is dan wel van belang. Daarnaast moet de stalling die als alternatief geboden wordt, dan natuurlijk wel voldoende lege plekken bevatten. Weggestuurd worden met de mededeling 'ga maar ergens anders heen' en vervolgens opnieuw een volle stalling vinden is niet gastvrij en ons een doorn in het oog. Het blijkt dat er voor brommers en de steeds grotere groep van zogenaamde 'buitenmodel' fietsen (de 'grote fietsen' die niet in een gewoon fietsenrek passen, bijvoorbeeld fietsen met een krat aan het stuur of bakfietsen) wel erg weinig plaats is. Op de trafolocatie en tussen het SVB-gebouw en het station zijn enkele plekken toegewezen voor deze vervoersmiddelen. Maar dit lijkt niet voldoende te zijn voor de grote vraag naar deze plekken: de toegewezen plekken staan continue helemaal vol. Het college lijkt in het verleden te leven, waar de Leidenaar alleen een fiets had. In 2015 zijn ook een groot aantal bakfietsen en scooters in de stad te vinden, die net zo goed een parkeerplek nodig hebben. De VVD fractie vindt goede informatievoorziening en parkeermogelijkheden belangrijk en stelt daarom op basis van artikel 45 van het reglement van orde van de gemeenteraad de volgende vragen aan het college: 1. Wat is het procentueel aantal buitenmodel fietsen en scooters ten opzichte van het totaal in Leiden? Antwoord: In 2014 is een aantal tellingen in het Stationsgebied uitgevoerd. Uit de telling in december kwam naar voren dat er op de drukste dag van de week, dinsdag, ongeveer 202 brommers/scooters in het stationsgebied staan. Dit is ongeveer 1,8% ten opzichte van het aantal gebruikers op de dinsdag in het stationsgebied. In deze telling zijn 33 bakfietsen geteld, een percentage van ongeveer 0,3% van het totaal aantal gebruikers. De buitenmodelfietsen, afgezien van bakfietsen, zijn in de tellingen van 2014 niet meegenomen omdat er tot op heden geen standaardbepaling is wat er precies onder deze noemer valt (manden, kratten, zitjes voor of achter).

3 Op andere dagen van de week is de druk veel minder hoog. Uit de telling van december blijkt dat er op donderdag 124 brommers/scooters en 8 bakfietsen staan (respectievelijk 1,1% en 0,07% van het totaal aantal gebruikers op de donderdag). 2. Hoeveel gratis parkeerplekken die onbeperkt (dus dag en nacht) open zijn telt het Stationsgebied? Hoeveel van die plekken zijn gereserveerd voor reguliere fietsen, en hoeveel voor 'grote' vervoersmiddelen zoals brommers, scooters en bakfietsen? Hoe is het college gekomen tot de verhouding 'grote vervoersmiddelen' versus gewone fietsen in het aanwijzen van parkeercapaciteit? In totaal zijn er ruim plekken. Hiervan zijn plekken gratis en (bijna) onbeperkt open zijn: 4880 regulieren plekken en 162 plaatsen gereserveerd voor grote vervoersmiddelen. Deze plekken zijn als volgt onderverdeeld: Trafolocatie: 2156 reguliere en 56 grote plekken; Het Alphens Perron: 1042 plekken; Rijnsburgerviaduct: 135 plekken; SVB-stalling (tussen SVB/station en taxipalet): 294 en 72 grote plekken; NS-stalling zeezijde: 1253 en 34 grote plekken. Laatstgenoemde stalling is op zaterdagnacht van 1.50 uur tot 5.50 uur gesloten, maar de rest van de week onbeperkt open. Een deel van de aanwezige vakken op de SVB-stalling worden eind oktober opnieuw geverfd. Deze worden groter gemaakt zodat bijna het dubbele aantal brommers/scooters en bakfietsen in de vakken geplaatst kan worden. In het verleden is op basis van de tellingen bepaald hoeveel ruimte er gemaakt moest worden voor brommers/scooters en bakfietsen. 3. Is het college bekend met capaciteitsproblemen voor brommers/scooters en buitenmodel fietsen in het stationsgebied? Is het college bereid te onderzoeken in hoeverre problemen worden ervaren door gebruikers van het stationsgebied met dit type vervoersmiddel? Het college is bekend dat het gebruik van brommers/scooters en buitenmodelfietsen in het stationsgebied het afgelopen jaar is toegenomen. Met name het gebruik van fietsen met een krat, mand of rekje is explosief gegroeid. Niet alleen in Leiden maar op veel plekken in het land heeft dit een gevolg voor de bruikbaarheid en beschikbaarheid van de (stations)stallingen. Om hier een oplossing voor te vinden is het CROW Fietsberaad samen met NS, ProRail, gemeenten en fietsparkeerbedrijven dit voorjaar een onderzoek gestart naar de zogeheten buitenmodelfietsen. Leiden participeert hier actief in. Het doel van dit onderzoek is te komen tot een goed beeld van de meest voorkomende afmetingen van fietsen (inclusief accessoires zoals kratten, fietstassen en kinderzitjes) en het huidige en toekomstige behoefteniveau van de fietsparkeerder. Daarop zullen uitgangspunten voor het duurzaam inrichten en beheren van stallingen worden gebaseerd. Wij verwachten in november de eerste resultaten te ontvangen en vanaf januari 2016 zullen er op verschillende plekken in het land pilots met deze inrichtings- en beheersconcepten worden uitgevoerd. Het college volgt deze ontwikkelingen op de voet en betrekt ze bij de nieuwbouw of herinrichting van stallingen, zowel in de stationsomgeving als in de rest van de stad.

4 4. Leiden heeft de ambitie om in 2018 dé fietsstad van Nederland te zijn. Is het college het met de VVD eens dat, om dit te bereiken, er voor reguliere en buitenmodel fietsen en ook voor bromfietsen voldoende gratis en onbeperkt toegankelijke parkeercapaciteit dient te zijn rondom het stationsgebied? Zo nee, waarom niet? Het college is het ermee eens dat er voldoende capaciteit rondom station Leiden Centraal moet blijven. Hiervoor heeft het college de afgelopen jaren samen met NS en ProRail gesprekken gevoerd om dit ook in de toekomst te kunnen garanderen. Dit heeft o.a. geleid tot een door drie partijen gedragen business case over de uitbreiding van capaciteit en daarmee samenhangende integrale kosten van het fietsparkeren. Er is echter nog geen overeenstemming over de verdeling van de kosten. Landelijk loopt er nog een discussie over de bijdrage van NS en ProRail aan de integrale kosten van het fietsparkeren. Deze discussie is aangezwengeld door een aantal gemeenten die een grote opgave heeft rondom een station, waaronder Leiden. De insteek is dat iedere betrokken partij een evenredig deel van de kosten voor haar rekening neemt. Vooralsnog lijken gemeenten aan de lat te staan voor een groot deel van de kosten. Momenteel buigt een commissie zich over dit probleem. Zij verwacht in maart 2016 haar rapportage op te leveren. Zodra meer bekend is over wie welke kosten kan dragen van het fietsparkeren zal het college de business case met een voorstel voor een regime in de stallingen en een kostenverdeling aan de raad voor leggen. 5. De VVD vindt dat een goede informatievoorziening over de locaties en bezettingsgraad van de stallingen van belang is om de (brom)fietsers zonder al te veel oponthoud en daarmee naar tevredenheid hun vervoersmiddel te laten stallen rondom het station? Is het college het daarmee eens? Zo nee, waarom niet? Ja 6. Is het college het met de VVD eens dat bovengenoemde informatievoorziening, vooral waar het de bezettingsgraad betreft, momenteel ondermaats is en zorgt voor onnodige frustratie bij de (brom)fietsende bezoekers van het stationsgebied? Zo ja, welke plannen heeft het college om de informatievoorziening te verbeteren? Zo nee, waarom niet? Handhavers en toezichthouders van de gemeente zijn dagelijks in het gebied aanwezig om brommers/scooters en fietsers te helpen met parkeren en te verwijzen naar beschikbare plaatsen. Daarnaast wordt er bij wijzigingen in het gebied (sluiting/opening stalling, onderhoud, uitbreiding aantal plaatsen) extra mensen ingezet die de fietsers aanspreken, helpen en verwijzen. Ook wordt er gewerkt met geplastificeerde posters en borden die op vele locaties in het stationgebied opgehangen of neergezet worden. De ervaring leert dat men de brommer, scooter of fiets het liefst zo dicht mogelijk bij de ingang van het station parkeert. Maar dit lukt niet altijd. Met name door de week zijn de stallingen die dichtbij de ingang liggen in de ochtend al vol. De gebruiker worden dan verwezen naar de trafolocatie, waar ook tijdens de piek op dinsdag tot op heden nog honderden fietsparkeerplekken beschikbaar zijn. Er zijn diverse systemen beschikbaar die per plek kunnen aangeven of deze vrij is. Het uitgangspunt van het college is om bij nieuw te bouwen stallingen, zoals die onder het Rijnsburgerblok, een dergelijk systeem aan te leggen. NS heeft aangegeven dat zij voor haar stallingen op termijn ook over naar een dergelijk systeem. In de business case is opgenomen dat voor alle stallingen op termijn een dergelijk systeem wordt ingevoerd. Ook zijn er systemen die hierop aangesloten kunnen worden waardoor een parkeerverwijssysteem voor fietsen aangelegd kan worden, zoals in Utrecht. Deze

5 technieken staan echter nog in de kinderschoenen en zijn tot op heden erg duur. Leiden doet samen met een aantal andere gemeenten mee aan een zoektocht, onder leiding van het CROW Fietsberaad, naar goede, logische en betaalbare systemen die ook worden gedragen door NS en ProRail.