Bijlage 6 Geraadpleegde bronnen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Bijlage 6 Geraadpleegde bronnen"

Transcriptie

1 Bijlage 6 Geraadpleegde bronnen Informatiebron Geraadpleegd (ja/nee) Toelichting Informatie uit kaartmateriaal etc. Datum kaartmateriaal Opmerkingen Historische topografische kaart ja divers bron: Luchtfoto ja Google Maps Informatie uit themakaarten Datum bron/ kaartmateriaal Opmerkingen Bodemkaart Nederland ja bron: Grondwaterkaart Nederland ja bron: TNO-NITG Bodemloket.nl ja Informatie van eigenaar / terreingebruiker / opdrachtgever Datum uitgevoerd Contactpersoon Opmerkingen Historisch gebruik locatie ja 22 mei 2013 Dhr. B.A. de Nijs Huidig gebruik locatie Huidig gebruik belendende percelen (vanuit onderzoekslocatie) Toekomstig gebruik locatie Calamiteiten/resultaten voorgaande bodemonderzoeken Verhardingen/kabels en leidingen locatie ja ja ja ja ja Informatie van gemeente Datum uitgevoerd Contactpersoon Opmerkingen Archief Bouw- en woningtoezicht ja Mevr. C. Soffers- Jansen Archief Wet milieubeheer en Hinderwet ja Dhr. V. Kill Archief ondergrondse tanks Archief bodemonderzoeken Gemeenteambtenaar milieuzaken ja ja ja Informatie uit terreininspectie Datum uitgevoerd Opmerkingen Historisch gebruik locatie ja 22 mei 2013 Huidig gebruik locatie Huidig gebruik belendende percelen (vanuit onderzoekslocatie) Verhardingen ja ja ja

2 Bijlage 7 Uitgevoerd bodemonderzoek

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

32

33

34

35 Over Econsultancy.. Econsultancy is een onafhankelijk adviesbureau. Wij bieden realistisch advies en concrete oplossingen voor milieuvraagstukken en willen daarmee een bijdrage leveren aan een duurzaam en verantwoord gebruik van onze leefomgeving. w e r k w i j z e Inzet en professionele betrokkenheid kenmerken onze diensten. De verantwoordelijke projectleider is het eenduidige aanspreekpunt voor de klant en is verantwoordelijk voor alle aspecten van het project: kwaliteit, tijd, geld, communicatie en organisatie. De kernwaarden deskundig, vertrouwd, betrokken, flexibel, zorgvuldig en vernieuwend zijn een belangrijke leidraad in ons handelen. Kenmerkend voor onze werkwijze is dat we altijd in dialoog met de opdrachtgever tot concrete en direct toepasbare oplossingen komen. In onze manier van werken willen wij graag vier kernkwaliteiten centraal stellen: kennis, creativiteit, pro-actief handelen en partnerschap. k e n n i s Het deskundig begeleiden van onze opdrachtgevers vraagt om betrokkenheid bij en kennis van de bedoelingen van de opdrachtgever. Het vereist ook gedegen en actuele vakinhoudelijke kennis. Kenmerkend voor Econsultancy vinden wij dat wij alle beschikbare kennis snel en effectief inzetten. Onze medewerkers vormen ons belangrijkste kapitaal. Ook persoonlijke en inhoudelijke ontwikkeling staat centraal want ons werk vraagt steeds om nieuwe kennis en nieuwe verantwoordelijkheden. c r e a t i v i t e i t Medewerkers van Econsultancy zijn in staat om buiten de geijkte kaders een oplossing te zoeken met in achtneming van de geldende wet- en regelgeving. Oplossingen die bedoeld zijn om snel en efficiënt het doel van de opdrachtgever te bereiken. Dit vraagt om flexibiliteit en betrokkenheid. k w a l i t e i t Continue wordt door ons gestreefd naar het verhogen van de professionaliteit van de dienstverlening. Het leveren van diensten wordt intern op een dusdanige wijze georganiseerd dat het gevraagde resultaat daadwerkelijk op een zo effectief en efficiënt mogelijke wijze wordt voortgebracht. Hierbij staat de klanttevredenheid centraal. Het kwaliteitssysteem van Econsultancy voldoet aan de NEN-EN-ISO 9001: Tevens is Econsultancy gecertificeerd voor diverse protocollen en beoordelingsrichtlijnen. o p d r a c h t g e v e r s Econsultancy heeft sinds haar oprichting in 1996 al meer dan tienduizend projecten uitgevoerd. Dat kan in bijvoorbeeld het werkveld bodem gaan van een klein (verkennend bodemonderzoek voor een woonhuis) tot groot (het in kaart brengen van de bodemvervuiling van een geheel vliegveld) project. Projecten in opdracht van de rijksoverheid tot de particulier, van het bedrijfsleven tot non-profit organisaties. De projecten kennen een grote diversiteit en hebben in sommige gevallen uitsluitend een onderzoekend karakter en zijn in andere gevallen meer adviserend. Steeds vaker wordt ook onderzoek binnen meerdere disciplines door onze opdrachtgevers verlangt. Onze medewerkers zijn in staat dit voor de opdrachtgever te coördineren en zelf (deel)onderzoeken uit te voeren. Ter illustratie van de veelvoud en veelzijdigheid van de projecten kan, indien gewenst, een uitgebreide referentielijst worden verschaft. Vestiging Limburg Vestiging Gelderland Vestiging Brabant Rijksweg Noord 39 Fabrieksstraat 19c Rapenstraat KS Swalmen 7005 AP Doetinchem 5831 GJ Boxmeer Tel Tel Tel Swalmen@Econsultancy.nl Doetinchem@Econsultancy.nl Boxmeer@Econsultancy.nl

36

37 Bijlage 7

38

39 WATERTOETS HOF VAN PUTTE TE PUTTE GEMEENTE WOENSDRECHT

40 Watertoets Hof van Putte te Putte in de gemeente Woensdrecht Opdrachtgever Aannemersbedrijf B. de Nijs-Soffers b.v. Dhr. B. de Nijs Postbus AD Hoogerheide Project Rapportnummer Status WOE.C5S.WTO c Eindrapportage Datum 30 april 2014 Vestiging Opsteller Boxmeer Ing. R. van den Berg Paraaf Kwaliteitscontrole Ir. E.H.S. van der Lippe Paraaf Kwaliteitszorg Voor het opstellen van een watertoets en het uitvoeren van geohydrologisch onderzoek zijn vooralsnog geen wettelijke richtlijnen vastgesteld. Econsultancy voldoet voor haar overige dienstverlening ten aanzien van bodem aan alle wettelijke kwaliteitseisen. Tot aan het moment dat voor het opstellen van een watertoets en het uitvoeren van geohydrologisch onderzoek kan worden gewerkt volgens vastgestelde protocollen en richtlijnen, wordt daar waar mogelijk aangesloten aan algemene kwaliteitseisen zoals deze voor bodemonderzoek gelden. Betrouwbaarheid Het opstellen van de watertoets is op zorgvuldige wijze uitgevoerd conform de algemeen geldende normen en met behulp van gespecialiseerde apparatuur. Het onderzoek betreft een momentopname in de tijd en is steekproefsgewijs uitgevoerd, waardoor een beeld van de geohydrologische situatie wordt verkregen. Econsultancy accepteert derhalve op voorhand geen aansprakelijkheid ten aanzien van mogelijke beslissingen die de opdrachtgever naar aanleiding van het door Econsultancy uitgevoerde onderzoek neemt.

41 INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING LOCATIEGEGEVENS Huidige en toekomstige situatie plangebied Bodemopbouw Geohydrologie Grondwater Oppervlaktewater Afvalwater VELDONDERZOEK Algemeen Bodemopbouw en textuur Actuele grondwaterstand Waterdoorlatendheid Ondergrens bergingsvoorziening PLANUITWERKING Verhard oppervlak Keur Randvoorwaarden en uitgangspunten Waterbergingsopgave Hemelwaterafvoersysteem Achterzijde Wateropgave Hemelwaterafvoersysteem Voorzijde Wateropgave Hemelwaterafvoersysteem Ecologie CONCLUSIE... 8 BIJLAGEN: 1. - Topografische ligging van de locatie 2. - Legger 3. - Locatieschets 4. - Boorprofielen 5. - Methodiek constant-head permeameter 6. - Berekende k-waarden 7. - Tekening PGN-DO-01 d.d Wateradvies waterschap Brabantse Delta d.d. 10 januari C WOE.C5S.WTO

42 1 INLEIDING Econsultancy heeft van Aannemersbedrijf B. de Nijs - Soffers b.v. opdracht gekregen voor het opstellen van een watertoets voor de locatie Hof van Putte te Putte in de gemeente Woensdrecht. De watertoets is uitgevoerd in het kader van een bestemmingsplanwijziging. In deze watertoets is beschreven op welke wijze rekening is gehouden met de waterhuishoudkundige aspecten en het beleid van de waterbeheerders (waterschap Brabantse Delta en gemeente Woensdrecht). Met het opstellen van de watertoets wordt beoogd dat water expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing wordt genomen. Concreet betekent dit dat onderzocht moet worden hoe in het toekomstige plan op een duurzame wijze kan worden omgegaan met hemelwater. Uiteindelijk moet het resultaat zijn dat een nieuw plan/project, dan wel een wijziging hiervan, hydrologisch neutraal is, of -indien mogelijk- een verbetering met zich meebrengt. In een zogenaamde "waterparagraaf" (onderdeel toelichting bestemmingsplan) wordt daarbij met name de wijze waarop de afvoer van hemelwater van daken en verhardingen naar de ondergrond, het oppervlaktewater of de riolering zal plaatsvinden, in de toelichting van het bestemmingsplan vastgelegd. Op 25 november 2013 is aan waterschap Brabantse Delta het concept ontwerp bestemmingsplan Glatt-locatie aan de Putseweg te Putte toegestuurd. Daarbij is het waterschap verzocht om conform de watertoets een advies uit te brengen zoals bedoeld in artikel lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Naar aanleiding van het concept ontwerp bestemmingsplan heeft het waterschap in een brief d.d. 10 januari 2014 een wateradvies afgegeven. De op- en aanmerkingen uit het wateradvies zijn verwerkt in onderhavige watertoets. Het wateradvies is tevens opgenomen in de bijlagen. 2 LOCATIEGEGEVENS 2.1 Huidige en toekomstige situatie plangebied De onderzoekslocatie betreft het plangebied Hof van Putte aan de Putseweg ten noorden van de kern van Putte in de gemeente Woensdrecht (zie bijlage 1). De onderzoekslocatie is kadastraal bekend gemeente Putte, sectie G, nummers 1189, 1661, 1087, 1090 en Volgens het Actueel Hoogte bestand van Nederland ( bevindt het maaiveld zich op een hoogte van ± 13,30 m +NAP. De coördinaten van het midden van de onderzoekslocatie zijn X = , Y = Het plangebied Hof van Putte is gesitueerd op het voormalige Glatt-terrein. De gronden waren tot begin jaren 90 in gebruik door een steenhouwerij en granietwerkplaats. De voormalige bedrijfsbebouwing die ernstig in verval is geraakt bestaat uit drie grote aaneengeschakelde hallen. Twee daarvan zijn op korte afstand van de Putseweg gesitueerd. De beide hallen tezamen hebben een oppervlakte van circa m 2. De derde hal is circa m 2 groot en is uit meerdere bouwdelen samengesteld. De initiatiefnemer is voornemens de voormalige Glatt-locatie te herontwikkelen. Uitgangspunt is om de huidige bebouwing te renoveren en gedeeltelijk nieuwbouw te realiseren. Hiermee wordt plaats geboden aan een amusementscentrum met onder andere een bowling, brasserie, kinderspeeltuin en casino C WOE.C5S.WTO Pagina 1 van 8

43 2.2 Bodemopbouw Door de stichting voor bodemkartering (Stiboka) zijn sinds 1964 voor de bovenste 1,20 meter van de bodem bodemkaarten vervaardigd. Door Alterra worden deze kaarten ontsloten via bodemdata.nl. Uit gegevens van bodemdata.nl blijkt voor de onderzoekslocatie het volgende: De bovengrond bestaat uit een hoge zwarte enkeerdgrond (zez21), die volgens de Stichting voor Bodemkartering voornamelijk is opgebouwd uit leemarm en zwak lemig fijn zand (Gerijpte oude klei, anders dan keileem of potklei beginnend tussen 40 en 120 cm en tenminste 20 cm dik). De afzettingen, waarin deze bodem is ontstaan, behoren geologisch gezien tot de Formatie van Boxtel. 2.3 Geohydrologie Het eerste watervoerend pakket heeft een dikte van ± 38 m en wordt gevormd door de matig fijne en matig grove zandlagen van de Formaties van Waalre en Maassluis. Het bovenste deel van de formatie van Waalre bestaat uit zand met schakelingen van klei of leem. Hierop ligt met een dikte van ± 1 m een dun, fijn zandige, matig doorlatende deklaag, behorende tot de Formatie van Boxtel. Het eerste watervoerend pakket wordt aan de onderzijde begrensd door afzettingen van de Formatie van Oosterhout. 2.4 Grondwater TNO-NITG voert het databeheer van in de omgeving aanwezige grondwaterpeilputten waarin de grondwaterstandstand in het eerste watervoerende pakket wordt gemonitoord. Ten zuiden van de onderzoekslocatie op een afstand van 250 m is één peilbuis gelegen (B49G0417, meetperiode ). De grondwaterstandmetingen in peilbuis B49G0417 zijn opgenomen t.o.v. maaiveld. Op de AHN is het maaiveld rondom de locatie van de peilbuis op ± 12,75 m +NAP gelegen. Op basis van de archiefmetingen en maaiveldhoogte is de Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG) vastgesteld op 12,0 m +NAP, waardoor de GHG ter plaatse van de onderzoekslocatie zich naar verwachting bevind op ± 1,30 m -mv. Het water van het eerste watervoerend pakket stroomt in zuidwestelijke richting. De onderzoekslocatie is niet in een grondwaterbeschermings- en/of grondwaterwingebied gelegen en er liggen geen pompstations in de buurt van de onderzoekslocatie. 2.5 Oppervlaktewater Ten zuiden en noorden van de onderzoekslocatie zijn twee watergangen gelegen. Beide watergangen zijn op de legger van Waterschap Brabantse Delta aangemerkt als waterloop categorie A. Rondom de onderzoekslocatie zijn daarnaast nog enkele waterlopen gelegen die aangemerkt zijn als categorie B. Met name langs de Putseweg aan de voorzijde van de onderzoekslocatie zijn dergelijke waterlopen gelegen (zie bijlage 2). 2.6 Afvalwater In de Putseweg aan de zijde van de onderzoekslocatie is een pers(druk)riool gelegen. Ten opzichte van de huidige situatie zal het extra aanbod van vuilwater op zeer gering. Door d egemeente is aangegeven dat de aanwezige persleiding deze toename zeer waarschijnlijk wel kan verwerken. Wel zal dan het huidige pompgemaal vervangen moeten worden. Er zal in de verdere uitwerking een berekening worden uitgevoerd voor de toe te passen pomp C WOE.C5S.WTO Pagina 2 van 8

44 3 VELDONDERZOEK 3.1 Algemeen Om de mogelijkheden voor hemelwaterinfiltratie te kunnen bepalen is gebruik gemaakt van de boringen en boorprofielen uit het verkennend bodem onderzoek zoals uitgevoerd op 24 mei 2013 (Econsultancy WOE.C5S.NEN). Tijdens de veldwerkzaamheden is de bodemopbouw beschreven en de actuele grondwaterstand gemeten. Van het opgeboorde materiaal is een boorbeschrijving gemaakt (NEN 5104). Voor de situering van de boor- en meetlocaties en de boorprofielen wordt verwezen naar bijlage 3 en Bodemopbouw en textuur Ten behoeve van het verkennend bodemonderzoek zijn in totaal 19 boringen geplaatst. De boringen zijn doorgezet tot maximaal 4,0 m -mv. De bodem bestaat overwegend uit zwak humeus, matig siltig, matig fijn zand. Tussen de 0,80 m -mv en de 1,50 m -mv wordt plaatselijk zwak zandige klei aangetroffen van verschillende diktes. Tussen de 1,50 m -mv en de 2,0 m -mv komen in de ondergrond plaatselijk brokken leem voor. In de bovengrond bevinden zich bovendien plaatselijk slakken en is deze zwak tot matig puinhoudend. 3.3 Actuele grondwaterstand Tijdens de veldwerkzaamheden zijn vier peilbuizen geplaatst. De peilbuizen zijn doorgezet tot een diepte van 4,0 m -mv. Een week na plaatsing, is de grondwaterstand eenmaal gepeild. Het grondwater stond op 31 mei tussen de 2,0 m -mv en de 3,0 m -mv. Op basis van maaiveldhoogten rondom de peilbuis locaties ( stond het grondwaterniveau op 31 mei tussen de 11,30 10,85 m +NAP en de 10,00 m +NAP. Deze standen komen nagenoeg overeen met de grondwaterstanden zoals gemeten in de peilbuis uit het archief van TNO. De peilbuis gegevens zijn weergegeven in tabel I. Tabel I. Overzicht grondwaterstand Peilbuisnummer Filterstelling (m -mv) Grondwaterstand 31 mei 2013 (m mv) Maaiveld t.o.v. NAP* (m + NAP) GWS t.o.v. NAP (m +NAP) A04 3,0-4,0 2,08 n.b.** - A09 3,0-4,0 2,96 13,80 10,85 B07 3,0-4,0 2,68 12, B10 3,0-4,0 2,49 12,70 10,21 * Hoogtes t.o.v. NAP zijn bij benadering. Hoogtes bepaald aan de hand van de AHN. ** Pb is binnen panding geplaatst, geen maaiveldhoogte bekend op de AHN. Op 31 mei 2007 heeft BMS Milieutechniek ter plaatse van de voormalige Glatt locatie een Milieutechnisch onderzoek uitgevoerd. In het kader van het onderzoek is op 18 april 2007 een grondwaterstand gemeten van 2,0 m -mv C WOE.C5S.WTO Pagina 3 van 8

45 3.4 Waterdoorlatendheid Naar aanleiding van het wateradvies van waterschap Brabantse Delta heeft op 10 maart 2014 een insitu doorlatendheidsonderzoek plaatsgevonden. Het doel van het watertoets is het bepalen of de onderzoekslocatie geschikt is voor de infiltratie van hemelwater. Tijdens het onderzoek is de waterdoorlatendheid (k-waarde) van verschillende bodemlagen worden onderzocht. Voor het bepalen van de te onderzoeken bodemlagen is gebruik gemaakt van de profielboringen uit het verkennen bodemonderzoek. Op basis van de profielboringen is in de directe nabijheid van de betreffende boring, per meting, een nieuwe boring verricht tot in de te onderzoeken homogene bodemlaag. De doorlatendheid (k-waarde) van de onverzadigde zone is bepaald met behulp van de constanthead permeameter. Hierbij is, mits de doorlatendheid van de bodem zich binnen het meetbereik bevindt (<10,0 m/dag), middels een overdruksysteem een constant waterniveau gerealiseerd in het boorgat. Na verzadiging van de desbetreffende bodemlaag is het debiet gemeten, welke benodigd is om het waterniveau constant te houden. Deze methode is nader toegelicht in bijlage 5. Tabel II geeft een overzicht van de bodemlaag waarin een in-situ doorlatendheidsmeting is uitgevoerd en de resultaten van de berekende k-waarden. Bijlage 6 bevat de berekening van de k-waarden. Tabel II. Overzicht k-waarde per onderzochte bodemlaag Referentie boring Onderzochte bodemlaag (m -mv) (*A) Bodemzone Textuur Opmerkingen Gemiddelde K-waarde (m/dag) Beoordeling A14 0,5-0,8 onverzadigd matig siltig, matig fijn zand zwak humeus 0,7 vrij goed doorlatend A17 0,5-1,0 onverzadigd matig siltig, matig fijn zand zwak humeus, matig vaste consistentie 0,1 slecht doorlatend B10 0,8-1,0 onverzadigd zwak siltig, matig grof zand matig vaste consistentie > 10,0 zeer goed doorlatend (*A) B13 0,3-0,8 onverzadigd matig siltig, matig fijn zand zwak humeus, zeer vaste consistentie Het betreft een homogene bodemlaag op basis van de textuur. Plaatselijk kunnen kleurnuances voorkomen. 0,1 slecht doorlatend Ter plaatse van boring B10 wijkt het meetresultaat af van de, op basis van de textuur en consistentie van de bodem, verwachte doorlatendheid. De doorlatendheid is erg hoog gelegen en ligt boven het meetbereik van de CCHP meter (> 10m/dag). De reden van afwijking is vooralsnog niet bekend. Op basis van de textuur en consistentie van de bodem, mag de doorlatendheid als goed doorlatend worden verwacht waarbij de verwachting van de doorlatendheid in de praktijk eerder is gelegen tussen de 1,0 m/dag en de 5,0 m/dag. Op basis van de onderzoeksresultaten en de actuele grondwaterstand kan worden gesteld de bodem tot de onderzochte diepte over het algemeen geschikt is voor de infiltratie van hemelwater. Geadviseerd wordt de toplaag voor aanleg van de toekomstige infiltratievoorziening en aldaar waar geïnfiltreerd gaat worden te bewerken en los te maken. Voor het dimensioneren van de infiltratievoorzieningen kan worden uitgegaan van een rekenwaarde voor het matig siltig, matig fijn zand van circa 0,5 m/dag. Voor het zwak siltig, matig grof zand wordt vooralsnog geadviseerd uit te gaan van een doorlatendheid van circa 2,5 m/dag. Daarnaast wordt op basis van de verspreide aanwezigheid van leemlagen geadviseerd om ter plaatse van de toekomstige hemelwatervoorzieningen een nader onderzoek uit te voeren naar de aanwezig C WOE.C5S.WTO Pagina 4 van 8

46 heid van deze lagen. Indien uit onderzoek blijkt dat leemlagen aanwezig zijn, wordt geadviseerd deze te doorbreken en aan te vullen met (goed) doorlatend zand. 3.5 Ondergrens bergingsvoorziening De maximale diepte van de onderzijde van een bergingsvoorziening geldt in het algemeen de GHG. Voor de locatie is deze bepaald op 12,0 m +NAP. 4 PLANUITWERKING 4.1 Verhard oppervlak In tabel III staan de oppervlakten van de huidige en toekomstige bebouwing en verhardingen weergegeven. De oppervlakten afkomstig van tekening PGN-DO-01 Hof van Putte, zoals opgesteld door Arjan Welschot Architectuur op 15 april 2013 en gewijzigd op zijn bij benadering. Bij het bepalen van het verhard oppervlak is er van uit gegaan dat de grote parkeerplaats aan de achterzijde in zogenoemde grastegels aangelegd zal worden. Indien grastegels of vergelijkbare toepassingen worden toegepast, hoeft het betreffende oppervlak (4620 m 2 ) niet te worden meegenomen in de wateropgave. Tabel III. Gegevens huidig en toekomstig verhard oppervlak Verhard oppervlak Huidig (m²) Toekomstig (m²) dakoppervlak Verhardingen totaal verhard oppervlak Het totaal aan verhard oppervlak neemt toe met circa m Keur Het waterschap is verantwoordelijk voor het waterbeheer (waterkwaliteit en kwantiteit) binnen het plangebied. Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de Keur van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden zonder vergunning van het dagelijks bestuur te lozen op het oppervlaktewater bij een uitbreiding van het verhard oppervlak groter of gelijk aan m 2. Voor het lozen van hemelwater vanaf verhard oppervlak dient derhalve een Watervergunning aangevraagd te worden bij het waterschap C WOE.C5S.WTO Pagina 5 van 8

47 4.3 Randvoorwaarden en uitgangspunten Het projectgebied is gelegen binnen het beheersgebied van waterschap Brabantse Delta. De belangrijkste randvoorwaarden ten aanzien van de wateropgave zijn als volgt: streven naar 100% afkoppeling van het verharde oppervlak; niet afwentelen op anderen in ruimte en tijd; toepassen voorkeursvolgorde waterkwantiteit, (vasthouden, bergen en afvoeren); toepassen voorkeursvolgorde waterkwaliteit, (schoonhouden, scheiden, zuiveren); de wateropgave baseren op het definitief ontwerp. Voor de watertoets is vooralsnog uitgegaan van 0,7935 ha verhard oppervlak; infiltratie- en bergingsvoorzieningen in het plan dimensioneren op T=100 jaar (780 m 3 /ha); rekenwaarde infiltratiecapaciteit 0,5 m/dag; de maximale ledigingsduur van het systeem bij voorkeur gelijk of kleiner dan 24 uur; leegloop voorziening maximaal 116 m 3 /ha/dag; aanlegdiepte bergingsvoorzieningen boven de GHG; geen gebruik maken van uitlogende materialen, bouwen volgens het duurzaam bouwen (Du- Bo) principe. 4.4 Waterbergingsopgave Uitgaande van het verhard oppervlak (paragraaf 4.1) en de bergingsplicht, is de waterbergingsopgave 620 m³ (0,7935 ha x 780 m 3 ). 4.5 Hemelwaterafvoersysteem Doordat de bebouwing als één samengesteld bouwvolume wordt gerealiseerd, zal dakwater niet aan één zijde van het gebouw aangeboden kunnen worden. Derhalve dient hemelwater zowel aan de voorzijde als aan de achterzijde verwerkt en geborgen te worden. Onderstaand is de wateropgave en mogelijke planuitwerking voor iedere zijde afzonderlijk beschreven. 4.6 Achterzijde Wateropgave Het verhard oppervlak dat naar de achterzijde afwatert bedraagt ± m 2. Hiervan is m 2 dakverharding en m 2 terrasverharding. Op basis van het afstromend verhard oppervlak en de bergingseis uit het beleid van het waterschap bedraagt de wateropgave voor de achterzijde van het gebouw 230 m Hemelwaterafvoersysteem Wat betreft de achterzijde van het gebouw kan hemelwater afkomstig van dak en terras via oppervlakkige afvoer aan maaiveld afstromen richting het achterland (land achter het terras van de Brasserie). Om (hemel)water te bergen kan een gedeelte van het terrein verdiept worden aangelegd. Uitgaande van een talud van 1 op 3 en een diepte van 0,5 m, is een oppervlak van ± 540 m 2 benodigd om bovenstaande wateropgave te kunnen bergen. Deze laagte in het terrein (groene buffer) kan eventueel in combinatie met natuurontwikkeling landschappelijk worden ingepast C WOE.C5S.WTO Pagina 6 van 8

48 4.7 Voorzijde Wateropgave Het verhard oppervlak dat naar de voorzijde afwatert bedraagt ± m 2. Hiervan is m 2 dakverharding, m 2 wegverharding en parkeren en 83 m 2 terrasverharding. Op basis van het afstromend verhard oppervlak en de bergingseis uit het beleid van het waterschap bedraagt de wateropgave voor de voorzijde van het gebouw 385 m Hemelwaterafvoersysteem Aan de voorzijde van het gebouw kan hemelwater op meerdere manieren verwerkt en geborgen worden. Onderstaand worden drie mogelijkheden in het kort beschreven. Bovengrondse berging Indien het afstromende hemelwater aan de voorzijde in zijn geheel bovengronds geborgen wordt, zijn wanneer wordt uitgegaan van onderstaande kengetallen minimaal de volgende oppervlakten benodigd (zie tabel IV). Tabel IV. Benodigd oppervlak bij bovengrondse berging Talud Diepte (m) Benodigd oppervlak (m²) 1 : 3 0,50 ± : 3 0,75 ± : 3 1,00 ± 510 Transport van hemelwater richting een open bergingsvoorziening kan zowel ondergronds (verbuisd) als bovengronds (mol-, lijngoot). Op welke wijze hemelwater het beste getransporteerd kan worden is mede afhankelijk van de situering van de bergingsvoorziening. Net als de open bergingsvoorziening aan de achterzijde kan deze laagte in het terrein eveneens in combinatie met natuurontwikkeling landschappelijk worden ingepast. Ondergrondse berging Bij het toepassen van ondergrondse berging met name onder de wegen en parkeerplaatsen kan zowel gebruik gemaakt worden van infiltratiekratten als waterpasseerbare verharding (berging in wegfundatie). Bij het toepassen van infiltratiekratten zijn om de wateropgave te kunnen bergen in totaal ± kratten benodigd. Dit komt overeen met een benodigd oppervlak van ± 970 m 2. Wanneer waterpasseerbare verharding over het gehele grondoppervlak (wegen en parkeerplaatsen) wordt toegepast kan ± 350 m 3 geborgen worden. In een extreme situatie kan het tekort aan berging (35 m 3 ) dan eventueel overstorten op de greppels langs de Putseweg. Combinatie ondergrondse en bovengrondse berging In het huidige ontwerp is aan de voorzijde een vijver weergegeven. Indien dit oppervlak (± 18 m x 30 m) in de toekomst in plaats van een vijver wordt benut voor waterberging, kan uitgaande van een talud van 1 op 3, een diepte van 0,75 m en een maximale waterhoogte van 0,50 m, ± 200 m 3 water geborgen worden. Bij extreme buien kan overtollig water bijv. middels een slokop overstorten op een ondergronds bergingssysteem (kratten). Door ondergrondse berging te combineren met bovengrondse berging kan de ondergrondse berging de helft kleiner worden aangelegd C WOE.C5S.WTO Pagina 7 van 8

49 4.8 Ecologie In de Nationale Pakketten Duurzaam Bouwen: Woningbouw nieuwbouw, Woningbouw beheer en Utiliteitsbouw is een tweetal maatregelen (S/U237 en S/U444) opgenomen die onder meer betrekking hebben op het verminderen van de emissie van milieubelastende stoffen naar het van daken afgevoerde hemelwater. Bij nieuwbouw wordt geadviseerd gebruik te maken van niet-uitloogbare bouwmaterialen in verband met de waterkwaliteit. Dit houdt in dat toepassing van materialen voor daken, dakgoten en hemelafvoeren zoals zink, koper, lood etc. wordt afgeraden, tenzij de materialen zijn voorzien van een coating. 5 CONCLUSIE Op basis van de huidige gegevens is en zijn binnen het plan genoeg ruimte en mogelijkheden beschikbaar om het plan hydrologisch neutraal te ontwikkelen. Er worden dan ook geen negatieve milieuhygiënische effecten op de lokale hydrologie en het watersysteem verwacht. Econsultancy voorziet hier dan ook geen belemmeringen voor de bestemmingsplan procedure. Econsultancy Boxmeer, 30 april C WOE.C5S.WTO Pagina 8 van 8

50 TITEL: topografische ligging van de locatie PROJECT: WOE.C5S.WTO NUMMER: SCHAAL: 1: DATUM: KAARTBLAD: 49G BIJLAGE: 1

51 Bijlage 2 Legger

52

53 B1 bebouwing overkapping gras peilbuis (voorgaand onderzoek) boring tot 2,0 m -mv (voorgaand onderzoek) boring tot 1,5 m -mv (voorgaand onderzoek) boring tot 0,5 m -mv (voorgaand onderzoek) boornummer voorgaand onderzoek peilbuis boring tot max. 2,3 m -mv B16 akker locatiegrens B8 akker B15 B9 B14 B4 B10 B13 B3 B19 A21 B4 B14 B12 opslag (sloop)puin B11 B2 A22 A8 B5 A7 B05 B1 A9 A20 B13 A10 A23 B03 B02 A6 B15 A19 A24a A12 B17 A24 A4 B09 B16 B12 A13 B10 onderkelderd A5 A16 PB02 B11 A17 PB01 B18 A18 (nr.13) A3 A2 B01 A15 ingang A1 (nr.11a) B07 B08 onderkelderd A14 B06 P boring tot max. 1,5 m -mv B17 B7 B6 A11 we LEGENDA: B18 B19 e uts g TITEL: A15a locatieschets (nr.22) NUMMER: DATUM: BIJLAGE: 2 SCHAAL: 1:750 GETEKEND: RNa A3 37,5 m PROJECT: WOE.C5S.WTO 0m grondwaterstromingsrichting

54 Bijlage 4 Boorprofielen

55

56 Boorprofielen Pagina 1 van 10 Boring: A01 Boring: A braak Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, neutraalbruin, Edelmanboor Zand, matig fijn, matig siltig, geelbruin, Edelmanboor Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor braak Zand, zeer fijn, zwak siltig, neutraalbeige, Schep Graniet brokken Zand, zeer fijn, matig siltig, matig humeus, donker zwartbruin, Edelmanboor Zand, matig grof, zwak siltig, lichtbruin, Edelmanboor Zand, matig grof, matig siltig, donkerbeige, Edelmanboor Boring: A03 Boring: A braak Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, neutraalbruin, Edelmanboor braak Zand, zeer fijn, zwak siltig, neutraalbeige, Schep, BOPB 10cm -mv Graniet brokken Zand, zeer fijn, matig siltig, matig humeus, donker zwartbruin, Edelmanboor Zand, zeer fijn, matig siltig, zwak gleyhoudend, neutraalbeige, Zuigerboor Projectcode: Projectnaam: WOE.C5S.WTO Opdrachtgever: Aannemersbedrijf B. de Nijs - Soffers b.v. Boormeester: Locatie: Putseweg 13 te Putte R.J.H. Denessen Getekend volgens NEN 5104

57 Boorprofielen Pagina 2 van 10 Boring: A05 Boring: A beton Zand, zeer fijn, matig siltig, matig humeus, donker zwartbruin, Edelmanboor beton Kernboor Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor Boring: A07 Boring: A beton Kernboor Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor tegel Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak grindig, zwak puinhoudend, geelbruin, Edelmanboor Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, matig puinhoudend, zwak kalkhoudend, donkerbruin, Edelmanboor, gestaakt Boring: A09 Boring: A braak Zand, zeer fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin, Schep Graniet blokken braak Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor Zand, zeer fijn, matig siltig, matig humeus, matig puinhoudend, donker zwartbruin, Edelmanboor Zand, matig fijn, matig siltig, matig gleyhoudend, geelbeige, Edelmanboor Klei, zwak zandig, zwak gleyhoudend, grijsbeige, Edelmanboor Zand, zeer fijn, matig siltig, neutraalgrijs, Zuigerboor Projectcode: Projectnaam: WOE.C5S.WTO Opdrachtgever: Aannemersbedrijf B. de Nijs - Soffers b.v. Boormeester: Locatie: Putseweg 13 te Putte R.J.H. Denessen Getekend volgens NEN 5104

58 Boorprofielen Pagina 3 van 10 Boring: A11 Boring: A puin Volledig metselpuin, matig zandhoudend, bruinrood, Schep Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak puinhoudend, donkerbruin, Edelmanboor Klei, zwak zandig, zwak gleyhoudend, grijsbeige, Edelmanboor Klei, sterk zandig, zwak gleyhoudend, neutraalbeige, Edelmanboor braak Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak slakhoudend, zwak betonhoudend, neutraalbruin, Edelmanboor Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, grijsbruin, Edelmanboor Zand, matig fijn, matig siltig, zwak gleyhoudend, neutraalbeige, Edelmanboor Zand, matig fijn, matig siltig, matig gleyhoudend, geelbeige, Edelmanboor Boring: A13 Boring: A braak Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, matig roesthoudend, matig kalkhoudend, zwak baksteenhoudend, bruinoranje, Edelmanboor Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak kolengruishoudend, zwak baksteenhoudend, neutraalbruin, Edelmanboor Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, neutraalbruin, Edelmanboor beton Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, neutraalbruin, Edelmanboor Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor Klei, matig zandig, sterk gleyhoudend, geelbeige, Edelmanboor Klei, sterk zandig, sterk gleyhoudend, beigeoranje, Edelmanboor Zand, matig fijn, matig siltig, matig gleyhoudend, geelbeige, Edelmanboor Projectcode: Projectnaam: WOE.C5S.WTO Opdrachtgever: Aannemersbedrijf B. de Nijs - Soffers b.v. Boormeester: Locatie: Putseweg 13 te Putte R.J.H. Denessen Getekend volgens NEN 5104

59 Boorprofielen Pagina 4 van 10 Boring: A15 Boring: A15A braak Volledig zand, zwak baksteenhoudend, Schep, granietbrokken Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak baksteenhoudend, zwak zandhoudend, neutraalbruin, Edelmanboor Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, neutraalbruin, Edelmanboor braak Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, sterk zandhoudend, zwak baksteenhoudend, lichtbruin, Schep, granietbrokken Volledig kalk, zwak zandhoudend, grijswit, Edelmanboor, gestaakt Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak gleyhoudend, geelbeige, Edelmanboor Boring: A16 Boring: A braak Grijsbruin, graniet Volledig baksteen, roodbruin Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor Zand, matig grof, matig siltig, zwak humeus, grijsbruin, Edelmanboor braak Volledig slakken, oranjebruin, Schep Zand, matig fijn, matig siltig, matig slakhoudend, Edelmanboor, granietbrokken Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donker grijsbruin, Edelmanboor Boring: A18 Boring: A braak Granietplaat Zand, matig fijn, matig siltig, sterk slakhoudend, matig betonhoudend, lichtbruin, Edelmanboor Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, grijsbruin, Edelmanboor braak Volledig slakken, oranjebruin, Schep Zand, matig fijn, matig siltig, zwak grindig, zwak slakhoudend, neutraalbruin, Edelmanboor Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor Projectcode: Projectnaam: WOE.C5S.WTO Opdrachtgever: Aannemersbedrijf B. de Nijs - Soffers b.v. Boormeester: Locatie: Putseweg 13 te Putte R.J.H. Denessen Getekend volgens NEN 5104

60 Boorprofielen Pagina 5 van 10 Boring: A20 Boring: A braak Volledig baksteen, zwak betonhoudend, matig slakhoudend, roodoranje, Schep braak Volledig slakken, matig zandhoudend, bruinoranje, Edelmanboor Zand, matig fijn, matig siltig, zwak grindig, matig roesthoudend, beigeoranje, Edelmanboor Zand, matig fijn, sterk siltig, zwak humeus, zwak baksteenhoudend, donkerbruin, Edelmanboor Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak slakhoudend, neutraalbruin, Edelmanboor Zand, matig fijn, matig siltig, zwak gleyhoudend, neutraalbeige, Edelmanboor Klei, sterk zandig, zwak gleyhoudend, geelbeige, Edelmanboor Boring: A22 Boring: A braak Volledig slakken, matig zandhoudend, bruinoranje, Edelmanboor Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak slakhoudend, neutraalbruin, Edelmanboor Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, neutraalbruin, Edelmanboor beton Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, sterk baksteenhoudend, zwak slakhoudend, oranjebruin, Edelmanboor Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak baksteenhoudend, neutraalbruin, Edelmanboor Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, neutraalbruin, Edelmanboor Boring: A24 Boring: A24a braak Zand, matig grof, matig siltig, zwak grindig, brokken leem, matig puinhoudend, zwak kalkhoudend, zwak oerhoudend, neutraalbruin, Edelmanboor, gestaakt braak Zand, matig grof, matig siltig, zwak grindig, brokken leem, matig puinhoudend, zwak kalkhoudend, zwak oerhoudend, neutraalbruin, Edelmanboor, gestaakt Projectcode: Projectnaam: WOE.C5S.WTO Opdrachtgever: Aannemersbedrijf B. de Nijs - Soffers b.v. Boormeester: Locatie: Putseweg 13 te Putte R.J.H. Denessen Getekend volgens NEN 5104

61 Boorprofielen Pagina 6 van 10 Boring: B01 Boring: B braak Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, matig puinhoudend, donkerbruin, Edelmanboor, opgebracht gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor Klei, sterk zandig, zwak gleyhoudend, grijsbeige, Edelmanboor Zand, matig fijn, matig siltig, zwak roesthoudend, neutraalgeel, Edelmanboor Zand, matig grof, matig siltig, neutraalbeige, Edelmanboor 230 Boring: B03 Boring: B gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor akker Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor Klei, matig zandig, zwak gleyhoudend, grijsbeige, Edelmanboor Zand, matig grof, matig siltig, lichtbeige, Edelmanboor Boring: B05 Boring: B gras Zand, matig grof, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor akker Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor Projectcode: Projectnaam: WOE.C5S.WTO Opdrachtgever: Aannemersbedrijf B. de Nijs - Soffers b.v. Boormeester: Locatie: Putseweg 13 te Putte R.J.H. Denessen Getekend volgens NEN 5104

62 Boorprofielen Pagina 7 van 10 Boring: B07 Boring: B gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor, bopb 70 cm+mv akker Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor Zand, matig grof, matig siltig, zwak gleyhoudend, geelbeige, Edelmanboor Zand, matig fijn, matig siltig, brokken leem, zwak gleyhoudend, licht beigebruin, Edelmanboor Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalgrijs, Edelmanboor Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalgrijs, Zuigerboor Projectcode: Projectnaam: WOE.C5S.WTO Opdrachtgever: Aannemersbedrijf B. de Nijs - Soffers b.v. Boormeester: Locatie: Putseweg 13 te Putte R.J.H. Denessen Getekend volgens NEN 5104

63 Boorprofielen Pagina 8 van 10 Boring: B09 Boring: B gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor, bopb 60 cm+mv Zand, matig grof, matig siltig, lichtbruin, Edelmanboor 4 Zand, matig grof, matig siltig, zwak gleyhoudend, geelbeige, Edelmanboor Zand, matig fijn, matig siltig, brokken leem, zwak gleyhoudend, licht beigebruin, Edelmanboor Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalgrijs, Edelmanboor Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalgrijs, Zuigerboor Boring: B11 Boring: B gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor braak Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak puinhoudend, donkerbruin, Edelmanboor, opgebracht Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor 80 Projectcode: Projectnaam: WOE.C5S.WTO Opdrachtgever: Aannemersbedrijf B. de Nijs - Soffers b.v. Boormeester: Locatie: Putseweg 13 te Putte R.J.H. Denessen Getekend volgens NEN 5104

64 Boorprofielen Pagina 9 van 10 Boring: B13 Boring: B braak Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donker beigebruin, Edelmanboor, opgebracht gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor 50 2 Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor Klei, sterk zandig, matig gleyhoudend, grijsbeige, Edelmanboor Zand, matig fijn, uiterst siltig, licht beigebruin, Edelmanboor Zand, matig fijn, matig siltig, grijsbeige, Edelmanboor 230 Boring: B15 Boring: B gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor akker Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor Zand, matig fijn, sterk siltig, zwak humeus, neutraalbruin, Edelmanboor Zand, matig grof, matig siltig, matig gleyhoudend, brokken leem, grijsbeige, Edelmanboor Klei, matig zandig, matig gleyhoudend, grijsbeige, Edelmanboor Zand, matig grof, matig siltig, lichtbeige, Edelmanboor Boring: B17 Boring: B akker Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor akker Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor Projectcode: Projectnaam: WOE.C5S.WTO Opdrachtgever: Aannemersbedrijf B. de Nijs - Soffers b.v. Boormeester: Locatie: Putseweg 13 te Putte R.J.H. Denessen Getekend volgens NEN 5104

65 Boorprofielen Pagina 10 van 10 Boring: B akker Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor Projectcode: Projectnaam: WOE.C5S.WTO Opdrachtgever: Aannemersbedrijf B. de Nijs - Soffers b.v. Boormeester: Locatie: Putseweg 13 te Putte R.J.H. Denessen Getekend volgens NEN 5104

66 Bijlage 5 Methodiek constant-head permeameter De k-waarde wordt bepaald met behulp van de constant-head permeameter. Hierbij wordt met behulp van een overdruksysteem een constant waterniveau gerealiseerd in het boorgat. Na verzadiging van de betreffende bodemlaag wordt het debiet gemeten, welke benodigd is om het waterniveau constant te houden. Het betreft hier uitsluitend in-situ proeven in de onverzadigde zone. Hierna kan er met behulp van de "Glover Solution" de k-waarde van de desbetreffende bodemlaag berekend worden. Indien er geen slecht, of niet doorlaatbare bodemlagen, aanwezig zijn binnen een afstand van 2 x de waterkolom (H) in het boorgat, dan kan met behulp van de "Glover Solution", welke hieronder in formulevorm is weergegeven, de k- waarde berekend worden: H hypsin 1 r K sat = 2π * H r H De parameters H en r zijn in figuur 1 schematisch weergegeven. Indien er wél slecht, of niet doorlaatbare bodemlagen, aanwezig zijn binnen een afstand van 2 x de waterkolom (H) in het boorgat, dan kan met behulp van de "Glover Solution" welke hieronder in formulevorm is weergegeven de k-waarde berekend worden: H 3* ln K r sat = π * H *(( 3* H ) + ( 2 * s 2 2 )) * Q r H * Q De parameters H en r zijn in figuur 1 weergegeven en de parameter schematisch weergegeven. s is in figuur 2 Figuur 1. Figuur 2.

67 Bijlage 6 Berekende k-waarden

68 Resultaten Constant-head methode Boring A14 projectnaam: projectnummer: WOE.C5S.WTO meetgegevens meetsessie 1 meetsessie 2 trajectbegin [cm -mv] trajecteinde [cm -mv] Q [cm3/uur] H [cm] r [cm] 3,5 3,5 D [cm -mv] metingen k-waarde metingen k-waarde hoogte t (s) (m/dag) hoogte t (s) (m/dag) meting 0 t = 0 [cm] 12,0 0-34,0 0 - meting 1 t = 1 [cm] 10,0 30 0,93 31,0 30 1,40 meting 2 t = 2 [cm] 8,2 60 0,84 29,0 60 0,93 meting 3 t = 3 [cm] 6,6 90 0,75 27,5 90 0,70 meting 4 t = 4 [cm] 5, ,75 26, ,70 meting 5 t = 5 [cm] 3, ,75 24, ,70 meting 6 t = 6 [cm] 1, ,75 23 meting 7 t = 7 [cm] 0, ,75 21,5 meting 8 t = 8 [cm] meting 9 t = 9 [cm] gemiddelde k-waarde (m/dag) per sessie: 0,75 0,70 gemiddelde k-waarde (m/dag) bodemlaag: 0,7 Boring A17 projectnaam: projectnummer: WOE.C5S.WTO meetgegevens meetsessie 1 meetsessie 2 trajectbegin [cm -mv] trajecteinde [cm -mv] Q [cm3/uur] H [cm] r [cm] 3,5 3,5 D [cm -mv] metingen k-waarde metingen k-waarde hoogte t (s) (m/dag) hoogte t (s) (m/dag) meting 0 t = 0 [cm] 20,5 0-28,0 0 - meting 1 t = 1 [cm] 20,2 30 0,12 27,7 30 0,14 meting 2 t = 2 [cm] 19,8 60 0,18 27,4 60 0,14 meting 3 t = 3 [cm] 19,5 90 0,13 27,1 90 0,14 meting 4 t = 4 [cm] 19, ,13 26, ,19 meting 5 t = 5 [cm] 18, ,13 26, ,14 meting 6 t = 6 [cm] 18, ,13 26, ,14 meting 7 t = 7 [cm] 18, ,13 meting 8 t = 8 [cm] ,13 meting 9 t = 9 [cm] gemiddelde k-waarde (m/dag) per sessie: 0,13 0,15 gemiddelde k-waarde (m/dag) bodemlaag: 0,1

69 Resultaten Constant-head methode Boring B10 projectnaam: projectnummer: WOE.C5S.WTO meetgegevens meetsessie 1 meetsessie 2 trajectbegin [cm -mv] 75 trajecteinde [cm -mv] 90 Q [cm3/uur] 105 H [cm] 15 r [cm] 3,5 D [cm -mv] 90 metingen k-waarde hoogte t (s) (m/dag) meting 0 t = 0 [cm] 30,0 0 - meting 1 t = 1 [cm] 26, ,71 meting 2 t = 2 [cm] 22, ,71 meting 3 t = 3 [cm] 18, ,71 meting 4 t = 4 [cm] 14, ,71 meting 5 t = 5 [cm] 10, ,71 meting 6 t = 6 [cm] meting 7 t = 7 [cm] meting 8 t = 8 [cm] meting 9 t = 9 [cm] gemiddelde k-waarde (m/dag) per sessie: > 10 gemiddelde k-waarde (m/dag) bodemlaag: > 10 Boring B13 projectnaam: projectnummer: WOE.C5S.WTO meetgegevens meetsessie 1 meetsessie 2 trajectbegin [cm -mv] trajecteinde [cm -mv] Q [cm3/uur] H [cm] r [cm] 3,5 3,5 D [cm -mv] metingen k-waarde metingen k-waarde hoogte t (s) (m/dag) hoogte t (s) (m/dag) meting 0 t = 0 [cm] 22,4 0-38,3 0 - meting 1 t = 1 [cm] 22,2 30 0,11 38,1 30 0,10 meting 2 t = 2 [cm] 22,0 60 0,11 37,9 60 0,10 meting 3 t = 3 [cm] 21,8 90 0,11 37,6 90 0,15 meting 4 t = 4 [cm] 21, ,11 37, ,10 meting 5 t = 5 [cm] 21, ,11 37, ,10 meting 6 t = 6 [cm] 21, , ,10 meting 7 t = 7 [cm] ,11 36, ,10 meting 8 t = 8 [cm] meting 9 t = 9 [cm] gemiddelde k-waarde (m/dag) per sessie: 0,10 0,10 gemiddelde k-waarde (m/dag) bodemlaag: 0,1

70 Bijlage 7 Tekening PGN-DO-01 d.d (verschaald weergegeven)

71

72 Bijlage 8 Wateradvies waterschap Brabantse Delta d.d. 10 januari 2014

73 Waterschap 4Ś ^'Brabantse Delta Water het leven III Mil MIN III III llll II /01/2014 atv* v m Gemeente Woensdrecht De heer de heer K. Kegel Postbus AA HOOGERHEIDE Uw van Uw kenmerk Ons kenmerk Barcode Behandeld door Doorkiesnummer Datum Verzenddatum 25 november 2013 *14UT000175* Mill III mevrouw J. Nooren januari JAN, 2014 Onderwerp: wateradvies concept ontwerp bestemmingsplan Glatt-locatie aan de Putseweg te Putte Geachte heer Kegel, Op 25 november 2013 heeft u concept ontwerp bestemmingsplan Glatt-locatie aan de Putseweg te Putte toegestuurd met het verzoek om conform de watertoets een advies uit te brengen zoals bedoeld in artikel lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Naar aanleiding van het concept ontwerp bestemmingsplan hebben wij de volgende op- en aanmerkingen../' Toelichting Oppervlaktewater Nabij het plangebied ligt een categorie B oppervlaktewaterlichaam, wij verzoeken u om een kaartje toe te voegen waarop het oppervlaktewater in de omgeving van het plangebied is opgenomen. In de bijlage van deze brief vindt u een kaart die u zou kunnen invoegen. In de waterparagraaf wordt geen aandacht besteed aan de Keur van ons waterschap. Wij verzoeken u aandacht te schenken aan de eisen en randvoorwaarden die gelden voor oppervlaktewater op basis van de Keur van het waterschap. Wij stellen het volgende tekstfragment op te nemen in de waterparagraaf: "Het waterschap is verantwoordelijk voor het waterbeheer (waterkwaliteit en kwantiteit) binnen het plangebied. Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de Keur van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden zonder vergunning van het dagelijks bestuur te lozen op het oppervlaktewater bij een uitbreiding van het verhard oppervlak groter of gelijk aan 2.000m 2. De Keur is onder andere te raadplegen via de site van waterschap Brabantse Delta". Toename verhard oppervlak Het waterschap heeft als beleid dat nieuwe ontwikkelingen waterneutraal moeten worden uitgevoerd, waarbij zoveel mogelijk moet worden gestreefd naar het behoud of herstel van de natuurlijke waterhuishoudkundige situatie. Het toekomstige watersysteem moet hierbij voldoen aan beleidsregel hydraulische randvoorwaarden van het waterschap (vastgesteld 1 mei 2009). In het plan wordt ervan uitgegaan dat het hemelwater grotendeels binnen het plangebied geïnfiltreerd kan worden. Binnen het plangebied is echter geen in-situ doorlatendheidsonderzoek uitgevoerd, waardoor de doorlatendheid van de bodem een schatting blijft. Wij zouden het zeer op prijs stellen wanneer in het plangebied infiltratieonderzoek uitgevoerd wordt om de K-waarde van de bodem ter plaatse te bepalen. Waterschap Brabantse Delta Postbus 5520, 4801 DZ Breda T F E info@brabantsedelta.nl I Bankrekening

74 Het is onduidelijk of er een (nood)overstort wordt aangebracht van waaruit geloosd wordt op oppervlaktewater. Wij verzoeken u om dit verder uit te werken. Voor het lozen van hemelwater vanaf verhard oppervlak dient u een Watervergunning aan te vragen bij het waterschap. U kunt hierover contact opnemen met de afdeling vergunningen op telefoonnummer Een verbeelding en planregels zijn nog niet aan het plan toegevoegd, om die reden kunnen wij hierover nog niet adviseren. Onderhavig advies richt zich dus enkel op de ruimtelijke motivatie die ons ter advies aangeboden is. Wateradvies Op basis van het concept ontwerp bestemmingsplan geven wij onder voorbehoud een positief wateradvies. Het voorbehoud heeft betrekking op: Het verder uitwerken van het (oppervlakte)water systeem in de omgeving van het plangebied, zoals hierboven beschreven is. Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met mevrouw J. Nooren van het waterschap op telefoonnummer Hoogachtend, Namens het dagelijks bestuur Hoofd afdeling vergunningen f n Bijlage: - kaart met oppervlaktewaterlichamen

75 Glatt-locatie aan de Putseweg te Putte Hot van P\»»Ä5į ij ; Categorie A waterloop Categorie B waterloop Topo Brobontsp Oetto Naam/'Afdeling: 3. Nooren Datum: Formaat: A4 Schaal: 1:8.449

76 Over Econsultancy.. Econsultancy is een onafhankelijk adviesbureau. Wij bieden realistisch advies en concrete oplossingen voor milieuvraagstukken en willen daarmee een bijdrage leveren aan een duurzaam en verantwoord gebruik van onze leefomgeving. Diensten Wij kunnen u van dienst zijn met een uitgebreid scala aan onderzoeken op het gebied van bodem, waterbodem, water, archeologie, ecologie en milieu. Op vindt u uitgebreide informatie over de verschillende onderzoeken. Werkwijze Inzet en professionele betrokkenheid kenmerkt onze diensten. De verantwoordelijke projectleider is het eenduidige aanspreekpunt voor de klant en draagt zorg voor alle aspecten van het project: kwaliteit, tijd, geld, communicatie en organisatie. De kernwaarden deskundig, vertrouwd, betrokken, flexibel, zorgvuldig en vernieuwend zijn een belangrijke leidraad in ons handelen. Kennis Het deskundig begeleiden van onze opdrachtgevers vraagt om betrokkenheid bij en kennis van de bedoelingen van de opdrachtgever. Het vereist ook gedegen en actuele vakinhoudelijke kennis. Alle beschikbare kennis wordt snel en effectief ingezet. De medewerkers vormen ons belangrijkste kapitaal. Persoonlijke en inhoudelijke ontwikkeling staat centraal want het werk vraagt steeds om nieuwe kennis en nieuwe verantwoordelijkheden. Creativiteit Onze medewerkers zijn in staat om buiten de geijkte kaders een oplossing te zoeken met in achtneming van de geldende wet- en regelgeving. Oplossingen die bedoeld zijn om snel en efficiënt het doel van de opdrachtgever te bereiken. Kwaliteit Er wordt continue gestreefd naar het verhogen van de professionaliteit van de dienstverlening. Het leveren van diensten wordt intern op een dusdanige wijze georganiseerd dat het gevraagde resultaat daadwerkelijk op een zo effectief en efficiënt mogelijke wijze wordt voortgebracht. Hierbij staat de klanttevredenheid centraal. Het kwaliteitssysteem van Econsultancy voldoet aan de NEN-EN-ISO 9001: Tevens is Econsultancy gecertificeerd voor diverse protocollen en beoordelingsrichtlijnen. Opdrachtgevers Econsultancy heeft sinds haar oprichting in 1996 al meer dan tienduizend projecten uitgevoerd. Projecten in opdracht van particulier tot de Rijksoverheid, van het bedrijfsleven tot non-profit organisaties. De projecten kennen een grote diversiteit en hebben in sommige gevallen uitsluitend een onderzoekend karakter en zijn in andere gevallen meer adviserend. Steeds vaker wordt onderzoek binnen meerdere disciplines door onze opdrachtgevers verlangt. Onze medewerkers zijn in staat dit voor de opdrachtgever te coördineren en zelf (deel)onderzoeken uit te voeren. Ter illustratie van de veelvoud en veelzijdigheid van de projecten in de werkvelden bodem, waterbodem, ecologie, archeologie, water en milieu kunnen uitgebreide referentielijsten worden verschaft. Vestiging Limburg Vestiging Gelderland Vestiging Brabant Rijksweg Noord 39 Fabriekstraat 19c Rapenstraat KS Swalmen 7005 AP Doetinchem 5831 GJ Boxmeer Tel Tel Tel Swalmen@econsultancy.nl Doetinchem@econsultancy.nl Boxmeer@econsultancy.nl

77

78

79 Bijlage 8

80

81 ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN VERKENNEND BOORONDERZOEK HOF VAN PUTTE TE PUTTE GEMEENTE WOENSDRECHT

82 Archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek Hof van Putte te Putte in de gemeente Woensdrecht Opdrachtgever Aannemersbedrijf B. de Nijs - Soffers b.v. Postbus AD Hoogerheide Project WOE.C5S.ARC Rapportnummer Status Versienummer conceptrapportage C1 Datum 14 maart 2014 Vestiging Auteur(s) Doetinchem Drs. G.W.J. Spanjaard Paraaf Met bijdrage van: Drs. M. Stiekema Autorisatie Drs. A.H. Schutte (Senior KNA-Archeoloog) Paraaf Econsultancy bv, Doetinchem Foto s en tekeningen: Econsultancy bv, tenzij anders vermeld Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. Econsultancy aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek. ISSN: (Analoog rapport) ISSN: (Digitaal rapport E-depot) Econsultancy Archeologisch Rapport

83 Administratieve gegevens plangebied Projectcode en nummer Toponiem Opdrachtgever Gemeente Plaats Provincie WOE.C5S.ARC Hof van Putte Aannemersbedrijf B. de Nijs - Soffers b.v. Woensdrecht Putte Gelderland Kadastrale gegevens De onderzoekslocatie is kadastraal bekend gemeente Putte, sectie G, nummers 1189, 1661, 1087, 1090, 1807, 1891 (ged.) en Omvang plangebied circa 2 ha. Kaartblad 49 G (1:25.000) Coördinaten centrum plangebied X: / Y: Bevoegde overheid Gemeente Woensdrecht Mevrouw S. Brooijmans Deskundige namens de bevoegde overheid Archeologische dienst van de gemeente Bergen op Zoom ARCHIS2 Onderzoeksmeldingsnummer (OM-nr.) Vondstmeldingsnummer Onderzoeksnummer Bureauonderzoek n.v.t. Booronderzoek n.v.t. Archeoregio NOaA Beheer en plaats documentatie Uitvoerders Brabants zandgebied Econsultancy, Doetinchem/Provinciaal Archeologisch Depot Gelderland Econsultancy, drs. G.W.J. Spanjaard en drs. M. Stiekema Kwaliteitszorg Econsultancy beschikt over een eigen opgravingsvergunning, afgegeven door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). De opgravingsvergunning geeft opdrachtgevers de zekerheid dat het uitvoerend bureau werkt conform de eisen die de RCE stelt op het gebied van competenties en integriteit van medewerkers en het toepassen van vigerende normen en onderzoeksprotocollen. Verder is Econsultancy lid van de Nederlandse Vereniging van Archeologische Opgravingsbedrijven (NVAO). De leden van de NVAO bieden kwalitatief hoogstaand archeologisch onderzoek. Het lidmaatschap is een waarborg voor kwaliteit en betrouwbaarheid. Tevens is Econsultancy aangesloten bij de Vereniging van Ondernemers in Archeologie (VOiA). De VOiA behartigt de belangen van meer dan 100 bedrijven in alle takken van de archeologie. Betrouwbaarheid Dit onderzoek is op zorgvuldige wijze uitgevoerd, conform de toepasselijke en van kracht zijnde regelgeving. Een booronderzoek wordt in het algemeen uitgevoerd door het steekproefsgewijs onderzoeken van de bodem, waardoor het, op basis van de resultaten van een booronderzoek, onmogelijk is garanties af te geven ten aanzien van de aan- of afwezigheid van archeologische waarden. In dit kader dient ook opgemerkt te worden dat geraadpleegde bronnen niet altijd zonder fouten en volledig zijn. Daar Econsultancy voor het verkrijgen van historische informatie afhankelijk is van deze bronnen, kan Econsultancy niet instaan voor de juistheid en volledigheid van deze informatie. Econsultancy Archeologisch Rapport

84 SAMENVATTING Econsultancy heeft in opdracht van Aannemersbedrijf B. de Nijs - Soffers b.v. in maart 2014 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase) door middel van boringen uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd in verband met de voorgenomen herontwikkeling van de onderzoekslocatie. Het plangebied betreft de Hof van Putte te Putte in de gemeente Woensdrecht. Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen wat de verwachtingswaarde is voor de aanwezigheid van archeologische waarden binnen het plangebied en of deze door de voorgenomen bodemingrepen kunnen worden aangetast. Daarom is het binnen het kader van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg uit 2007 (WAMZ), voortvloeiend uit het Verdrag van Malta uit 1992, verplicht voorafgaand archeologisch onderzoek uit te voeren (zie bijlage 5). Doel van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende en verwachte archeologische waarden, om daarmee een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied op te stellen. Het inventariserend veldonderzoek (IVO-overig, verkennende fase) heeft tot doel de in het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde archeologische verwachting aan te vullen en te toetsen, en is erop gericht om inzicht te krijgen in de geologische en bodemkundige opbouw binnen het plangebied. Tevens is het bedoeld om kansrijke zones te selecteren voor vervolgonderzoek en kansarme zones ervan uit te sluiten. Ook wordt gelet op het voorkomen van (diepe) verstoringen van het bodemprofiel. Indien de ondergrond tot grote diepte verstoord is, zullen eventueel aanwezige archeologische resten mogelijk verdwenen zijn. Met de resultaten van het archeologisch onderzoek kan worden vastgesteld of binnen het plangebied archeologische waarden aanwezig (kunnen) zijn en of vervolgonderzoek en/of planaanpassing noodzakelijk is. Gespecificeerde archeologische verwachting Het plangebied is gelegen binnen de kampontginning van de Koude Heide. Bovendien ligt het plangebied aan de historische verbindingsweg naar Antwerpen, van waaruit bovendien de ontginning van de Koude Heide heeft plaatsgevonden. Op basis van deze ligging geldt een hoge verwachting voor archeologische resten uit de periode Middeleeuwen - Nieuwe tijd. Tijdens deze periode is een dik esdek ontstaan. Onder het esdek ligt een dunne laag dekzanden van de Formatie van Boxtel, met daaronder kleien van de Formatie van Waalre. Onder het esdek, in de top van het dekzand, kunnen archeologische resten worden verwacht vanaf het Laat-Paleolithicum. De kans op aanwezigheid van deze resten wordt op basis van in de omgeving bekende archeologische waarden hoog geacht voor de periode Mesolithicum - Neolithicum. Voor het oostelijke deel van het plangebied geldt tevens een hoge verwachting voor de periode Bronstijd - Romeinse tijd, vanwege de relatief hoge ligging. Voor het westelijke deel geldt een middelhoge verwachting vanwege de lagere ligging. Verder kunnen in de top van de afzettingen van de Formatie van Waalre archeologische resten aanwezig zijn uit het Paleolithicum. Hoewel in de omgeving van het plangebied archeologische vondsten uit deze periode bekend zijn, wordt de kans op aanwezigheid van Paleolithische resten klein geacht, op basis van de aard van de afzettingen. Binnen het plangebied wordt verwacht dat de top van de Formatie van Waalre bestaat uit klei, zonder aanzienlijk reliëf. Binnen het plangebied wordt dan ook geen specifieke aandachtlocatie verwacht voor resten uit het Paleolithicum. Resten daterend van voor het Laat-Paleolithicum worden verwacht in de top van de Formatie van Waalre (op een diepte van 40 tot 120 cm -mv). Archeologische resten daterend uit de periode Laat- Paleolithicum - Middeleeuwen worden in de top van de dekzanden verwacht. Resten daterend vanaf de Late Middeleeuwen worden in het plaggendek verwacht WOE.C5S.ARC

85 Resultaten inventariserend veldonderzoek De bodemopbouw wisselt sterk. De natuurlijke afzettingen bestaan uit zand en klei van de Formatie van Waalre. In de noordelijke en oostelijke delen van het plangebied bestaat de top van deze afzettingen uit klei, in de centrale en zuidwestelijke delen uit zand. Op de natuurlijke afzettingen is in het oostelijke deel van het plangebied sprake van een dik antropogeen eerddek, waardoor hier sprake is van hoge enkeerdgronden. In de oostelijke delen is sprake van diepe bodemverstoringen tot in de C- horizont. In de noordoostelijke hoek zijn deze verstoringen beperkt tot de bouwvoor. Slechts in één boring is een restant van een podzolprofiel aangetroffen. Mogelijk is ook ter plaatse van de overige zandige top van de Formatie van Waalre sprake geweest van podzolen, maar zijn deze opgenomen in het eerddek. Dekzand van de Formatie van Boxtel is in het plangebied niet aangetroffen. Ter plaatse van de bebouwde percelen is sprake van grootschalige, diepe bodemverstoringen tot in de C-horizont. Met name tussen de bedrijfspanden en de weg zijn diepe bodemverstoringen aangetroffen, tot respectievelijk 90 en 100 cm -mv. In de noordoostelijke hoek is daarentegen slechts sprake van zeer beperkte bodemverstoringen, die zich beperken tot de bouwvoor (25 cm -mv). Ter plaatse van het westelijke deel van het plangebied zijn de bodemverstoringen beperkt tot het dikke antropogene eerddek. Vermoedelijk is het oorspronkelijke bodemprofiel hierin opgenomen. Conclusie Voor de oostelijke en noordelijke delen van het plangebied geldt op basis van de aard van de afzettingen van de Formatie van Waalre een lage archeologische verwachting. Bovendien zullen archeologische resten ter plaatse van de bebouwde percelen grotendeels verloren zijn gegaan als gevolg van de aangetroffen bodemverstoringen. Ter plaatse van de centrale en zuidwestelijke delen van het plangebied is een dik antropogeen eerddek aangetroffen op zanden van de Formatie van Waalre. Slechts in één boring is in de top van de zanden een restant van een natuurlijk bodemprofiel aangetroffen. In de overige delen van het plangebied zal het bodemprofiel vermoedelijk zijn opgenomen in het eerddek. Gezien de dikte van het aangetroffen podzolprofiel, worden daar waar sprake is van een Aa-C profiel geen archeologische resten ouder dan het eerddek meer in situ verwacht. Alleen voor de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd blijft de hoge verwachting hierdoor behouden. Selectieadvies De geplande renovatie en nieuwbouw is gelegen ter plaatse van en direct grenzend aan de huidige bebouwing. Op dit perceel zijn tijdens het archeologisch booronderzoek grootschalige diepe bodemverstoringen aangetroffen. Bovendien geldt op basis van de aard van de aangetroffen afzettingen voor een groot deel van dit perceel een lage verwachting. In het kader van de voorgenomen bouwwerkzaamheden wordt dan ook geadviseerd om geen vervolgonderzoek uit te voeren. Ook voor de overige delen van het plangebied, waar de top van de Formatie van Waalre bestaat uit klei, wordt geadviseerd om bij bodemingrepen geen vervolgonderzoek uit te voeren. Alleen indien ter plaatse van de aangetroffen dikke eerddekken, met daaronder zand van de Formatie van Waalre (centrale en zuidwestelijke delen van het plangebied), bodemingrepen dieper dan 50 cm -mv plaats gaan vinden, wordt geadviseerd om hier een vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van een proefsleuvenonderzoek. Bovenstaand advies vormt een selectieadvies. De resultaten van dit onderzoek zullen eerst moeten worden beoordeeld door het bevoegd gezag (gemeente Woensdrecht), die vervolgens een selectiebesluit neemt WOE.C5S.ARC

86 Er is geprobeerd een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethode. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in de oostelijke en noordelijke delen van het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Econsultancy wil de opdrachtgever er daarom ook op wijzen dat, mochten tijdens de geplande werkzaamheden daar toch archeologische waarden worden aangetroffen, er conform artikel 53 van de Monumentenwet uit 1988 een meldingsplicht geldt bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: Infodesk of tel: ), de gemeente Woensdrecht of de ProvincieNoord-Brabant WOE.C5S.ARC

87 INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING DOELSTELLING EN ONDERZOEKSVRAGEN BUREAUONDERZOEK Methoden Afbakening van het plangebied Huidige situatie Toekomstige situatie Beschrijving van het historische gebruik Aardwetenschappelijke gegevens Archeologische waarden Aanvullende informatie Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel Beantwoording onderzoeksvragen bureauonderzoek INVENTARISEREND VELDONDERZOEK Methoden Resultaten Beantwoording onderzoeksvragen veldonderzoek CONCLUSIE EN SELECTIEADVIES Conclusie Selectieadvies WOE.C5S.ARC

88 LIJST VAN TABELLEN Tabel I. Geraadpleegd historisch kaartmateriaal Tabel II. Aardwetenschappelijke gegevens plangebied Tabel III. Grondwatertrappenindeling Tabel IV. Overzicht onderzoeksmeldingen Tabel V. Gespecificeerde archeologische verwachting Tabel VI. Hoofdlijn bodemopbouw boringen 1-5 Tabel VII. Hoofdlijn bodemopbouw boringen 6-11 LIJST VAN AFBEELDINGEN Figuur 1. Figuur 2. Figuur 3. Figuur 4. Figuur 5. Figuur 6. Figuur 7. Figuur 8. Figuur 9. Figuur 10. Situering van het plangebied binnen Nederland Detailkaart van het plangebied Luchtfoto van het plangebied Situering van het plangebied binnen de historische kaarten Situering van het plangebied binnen de Geomorfologische kaart Situering van het plangebied binnen het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) Situering van het plangebied binnen de Bodemkaart Archeologische Gegevenskaart van het onderzoeksgebied Boorpuntenkaart Resultaten van het booronderzoek BIJLAGEN Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7 Literatuur Bronnen Overzicht geologische en archeologische tijdvakken Bewoningsgeschiedenis van Nederland AMZ-cyclus Planontwerp Boorprofielen WOE.C5S.ARC

89 1 INLEIDING Econsultancy heeft in opdracht van Aannemersbedrijf B. de Nijs - Soffers b.v. een archeologisch onderzoek uitgevoerd voor het plangebied gelegen aan de Hof van Putte te Putte in de gemeente Woensdrecht (zie figuur 1 en figuur 2). In het plangebied zal de bestaande bebouwing deels worden gerenoveerd en verder worden aangevuld met nieuwbouw. Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen wat de verwachtingswaarde is voor de aanwezigheid van archeologische waarden binnen het plangebied en of deze door de voorgenomen bodemingrepen kunnen worden aangetast. Daarom is het binnen het kader van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg uit 2007 (WAMZ), voortvloeiend uit het Verdrag van Malta uit 1992, verplicht voorafgaand archeologisch onderzoek uit te voeren (zie bijlage 5). Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van een bestemmingsplanwijziging. Het archeologisch onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek (hoofdstuk 3) en een inventariserend veldonderzoek (IVO-overig, verkennende fase) door middel van boringen (hoofdstuk 4). Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt een advies gegeven of vervolgstappen nodig zijn en zo ja, in welke vorm (hoofdstuk 5). Dit advies dient te worden getoetst door het bevoegd gezag, de gemeente Woensdrecht, waarna een besluit zal worden genomen of het plangebied kan worden vrijgegeven of dat vervolgstappen nodig zijn. 2 DOELSTELLING EN ONDERZOEKSVRAGEN Het onderzoek heeft tot doel inzicht te krijgen in de archeologische waarden van het plangebied. Het bureauonderzoek heeft tot doel om een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel van het plangebied op te stellen. Het verwachtingsmodel is gebaseerd op bronnen over bekende of verwachte archeologische waarden in en om het plangebied. Voor het bureauonderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld: Wat is er bekend over bodemverstorende ingrepen binnen het plangebied uit het verleden? Is er bijvoorbeeld informatie bekend over vroegere ontgrondingen, bodemsaneringen, egalisaties, diepploegen of landinrichting? Ligt het plangebied binnen een landschappelijke eenheid, die vanuit archeologisch oogpunt een specifieke aandachtslocatie kan betreffen (zoals een relatief hoge dekzandkop of -rug, nabij een veengebied, een beekdal)? Wat is de gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied? Het inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek heeft tot doel de in het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde archeologische verwachting aan te vullen en te toetsen, en is er op gericht om inzicht te krijgen in de geologische en bodemkundige opbouw binnen het plangebied. Tevens is het bedoeld om kansrijke zones te selecteren voor vervolgonderzoek en kansarme zones ervan uit te sluiten. Ook wordt gelet op het voorkomen van (diepe) verstoringen van het bodemprofiel. Indien de ondergrond tot grote diepte verstoord is, zullen eventueel aanwezige archeologische resten mogelijk verdwenen zijn WOE.C5S.ARC Pagina 1 van 19

90 Het veldonderzoek dient antwoord te geven op de volgende vragen: Wat is de bodemopbouw binnen het plangebied? Is het bodemprofiel binnen het plangebied intact of (geheel of gedeeltelijk) verstoord en indien verstoord, tot welke diepte gaat deze verstoring? Wat zijn de gevolgen van het in het plangebied aangetroffen bodemprofiel voor de gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied. Het bureau- en booronderzoek is uitgevoerd in maart 2014 door drs. G.W.J. Spanjaard (fysisch geograaf) en drs. M. Stiekema (senior prospector). Het rapport is gecontroleerd door drs. A.H. Schutte (senior KNA-archeoloog/kwaliteitscontroleur). 3 BUREAUONDERZOEK 3.1 Methoden Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd conform de eisen en normen zoals aangegeven in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 3.3, december 2013), die is vastgesteld door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) Archeologie en is ondergebracht bij het SIKB te Gouda. Voor de uitvoering van het bureauonderzoek gelden de specificaties LS01, LS02, LS03, LS04 en LS05. De resultaten van dit onderzoek worden in dit rapport weergegeven conform specificatie LS06. 1 Binnen dit onderzoek zijn de volgende werkzaamheden verricht: afbakening van het plangebied en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstige gebruik (LS01); beschrijving van de huidige en toekomstige situatie (LS02); beschrijving van de historische situatie en mogelijke verstoringen (LS03); beschrijving van bekende archeologische en historische waarden en aardwetenschappelijke gegevens (LS04); opstellen van een gespecificeerde verwachting (LS05). Bij het uitvoeren van deze werkzaamheden zijn de volgende bronnen geraadpleegd: het Archeologische Informatie Systeem (ARCHIS); de Archeologische Monumenten Kaart (AMK); geologische kaarten, geomorfologische kaarten en bodemkaarten; de centrale toegangspoort tot Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond (DINOLoket); literatuur en historisch kaartmateriaal; bouwhistorische gegevens; de recente topografische kaart (schaal 1:25.000); recente luchtfoto s; het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN); de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Noord-Brabant; de archeologische verwachtingskaart (concept) van de gemeente Woensdrecht; plaatselijke (amateur-)archeoloog c.q. heemkundevereniging. 1 Beschikbaar via WOE.C5S.ARC Pagina 2 van 19

91 3.2 Afbakening van het plangebied Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen het onderzoeksgebied en het plangebied. Het plangebied is het gebied waarbinnen feitelijk de bodemverstorende ingreep gaat plaatsvinden. Het onderzoeksgebied is het gebied waarover informatie is verzameld om een goed beeld te krijgen van de archeologische waarden binnen het plangebied. Dit gebied is groter dan het plangebied. In het huidige onderzoek betreft het onderzoeksgebied het gebied binnen een straal van circa 1 kilometer rondom het plangebied. Het plangebied heeft oppervlakte van circa 2 ha. en betreft de ontwikkelingslocatie Hof van Putte, gelegen aan de Putseweg 11a en 13, circa 1,5 km ten noorden van de kern van Putte in de gemeente Woensdrecht (zie figuur 1 en figuur 2). Op het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) heeft het maaiveld een hoogte van circa 13,3 m +NAP. Het gebied is kadastraal bekend als gemeente Putte, sectie G, nummers 1189, 1661, 1087, 1090, 1891 en Huidige situatie Voor het bureauonderzoek is het van belang de huidige situatie te onderzoeken. Landgebruik en bebouwing kunnen van invloed zijn op de archeologische verwachting. Het plangebied betreft een voormalige steenhouwerij, die sinds 2005 niet meer in gebruik is, en enkele aangrenzende agrarische percelen. Binnen het terrein van de voormalige steenhouwerij zijn verschillende gebouwen aanwezig. Achter één van de loodsen bevindt zich een braakliggend terrein (voormalige paardenweide), bestaande uit verwilderd grasland. Aan de noordelijke zijde van het plangebied ligt een strook akkerland. In (zie figuur 3). Het bodemgebruik van de omliggende percelen is als volgt: aan de noordzijde bevinden zich een agrarische perceel en enkele woonpercelen; aan de oostzijde bevindt zich de Putseweg, met aan de overzijde daarvan agrarische percelen en enkele woonpercelen; aan de zuid- en westzijde bevinden zich agrarische percelen. Huidig milieuonderzoek Voortijdig aan het archeologisch bureauonderzoek is er voor het plangebied een milieuhygiënisch bodemonderzoek uitgevoerd door Econsultancy (rapportnummer: , WOE.C5S.NEN). Op de onderzoekslocatie zijn de volgende deellocaties onderzocht: Deellocatie A: voormalige bedrijfsterrein Ter plaatse van het voormalige bedrijfsverharding zijn in de loop der jaren verhardingslagen aangebracht. Hierdoor heeft plaatselijk in de (onderliggende) bodem bijmengingen plaatsgevonden met bodemvreemd materiaal. Aangezien tijdens het productieproces geen asbestverdachte materialen toegepast werden, wordt aangenomen dat de aangetroffen bodemvreemde materialen niet asbestverdacht zijn. De matig tot sterk met slakken verontreinigde bovengrond is sterk verontreinigd met koper en nikkel. De zwak met slakken en beton verontreinigde bovengrond is licht verontreinigd met koper en matig verontreinigd met nikkel. De zwak met kolengruis, zwak tot matig baksteen en zwak met slakken verontreinigde toplaag is licht verontreinigd met kobalt, koper, kwik, nikkel, lood, zink en PAK. In de zintuiglijk schone boven- en ondergrond zijn verder geen verontreinigingen geconstateerd. In het grondwater zijn geen verontreinigingen geconstateerd WOE.C5S.ARC Pagina 3 van 19

92 De sterke koper- en nikkelverontreiniging is te relateren aan de aard en mate van bijmenging met slakken in de bovengrond. De sterke verontreinigingen met koper- en nikkel worden, op basis van de zintuiglijke waarnemingen en de analyseresultaten, verwacht in de bovengrond rondom boring 17 en 18. Gelet op het ontbreken van een nikkel en koperverontreiniging in het grondwater stroomafwaarts (PBA09) van de vermoedelijke kern van de verontreiniging betreft het hoogstwaarschijnlijk een immobiele verontreiniging. De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "verdacht" kan worden beschouwd wordt, op basis van de aangetoonde verontreinigingen, bevestigd. Deellocatie B: agrarisch terreindeel Ter plaatse van de opslag van (sloop)puin is één stukje asbestverdacht plaatmateriaal aangetroffen. De bovengrond is hier plaatselijk zwak tot matig puinhoudend. Verder zijn er in de bodem zintuiglijk geen verontreinigingen geconstateerd. De bovengrond is plaatselijk licht verontreinigd met minerale olie. Voor deze minerale olieverontreiniging heeft Econsultancy geen verklaring. Verder zijn in de (plaatselijk met puin verontreinigde) bovenen ondergrond geen verontreinigingen geconstateerd. Het grondwater is licht tot sterk verontreinigd met nikkel en plaatselijk licht verontreinigd met barium, cadmium, kobalt en zink. Gelet op het ontbreken van een potentiële verontreinigingsbron ter plaatse en in de directe omgeving van dit terreindeel van de onderzoekslocatie en het ontbreken van zware metaalverontreinigingen in de bodem wordt aangenomen dat de verhoogde concentraties aan zware metalen in het grondwater te relateren zijn aan het regionaal voorkomen van verhoogde concentraties van metalen in het grondwater. De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "onverdacht" kan worden beschouwd wordt, op basis van de aangetoonde verontreinigingen, verworpen. Econsultancy heeft geadviseerd een nader bodemonderzoek uit te voeren naar de aard en omvang van de sterke koper en nikkelverontreiniging ter plaatse van deellocatie A (oostelijk terreindeel) ter bepaling of er sanerende maatregelen noodzakelijk zijn. Een andere mogelijkheid is de locatie te saneren (bijvoorbeeld aanbrengen isolatielaag) conform het Besluit Uniforme Saneringen. Verder is geadviseerd het (sloop)puin ter plaatse van deellocatie B conform de geldende wet- en regelgeving te verwijderen en af te voeren naar een erkende verwerker. Na verwijdering van het (sloop)puin wordt geadviseerd een onderzoek asbest in bodem uit te voeren ter bepaling of er sprake is van een bodemverontreiniging met asbest waarvoor sanerende maatregelen (bijvoorbeeld aanbrengen isolatielaag) getroffen dienen te worden. Gelet op de relatief eenvoudige wijze (aanbrengen isolatielaag) van eventueel uit te voeren saneringen ter plaatse van deellocatie A (koper en nikkel) en B (asbest) verwacht Econsultancy niet dat de aangetoonde verontreinigingen een belemmering vormen voor de haalbaarheid van het gehele plan (ter beoordeling aan de initiatiefnemer/planontwikkelaar). Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit bodemkwaliteit zijn hierop mogelijk van toepassing. Voor nadere gegevens met betrekking tot het bodemonderzoek wordt verwezen naar de bijbehorende rapportage WOE.C5S.ARC Pagina 4 van 19

93 3.4 Toekomstige situatie Het toekomstige gebruik van het plangebied kan bepalend zijn voor het vervolgtraject (behoud in-situ of behoud ex-situ van archeologische waarden). De manier waarop het plangebied wordt ingericht kan tot gevolg hebben dat eventueel aanwezige archeologische waarden (deels of geheel) onverstoord (kunnen) blijven. Ook kan besloten worden de inrichting zo aan te passen dat archeologische waarden alsnog onverstoord kunnen blijven liggen. De initiatiefnemer is voornemens de voormalige bedrijfslocatie te herontwikkelen (zie bijlage 6). Uitgangspunt is om de huidige bebouwing te renoveren en gedeeltelijk nieuwbouw te realiseren. De nieuwbouw zal plaatsvinden ter plaatse van en direct rondom de bestaande bebouwing. Hiermee wordt plaats geboden aan een amusementscentrum met onder andere een bowling, brasserie, kinderspeeltuin en casino. Buiten de bebouwde terreindelen zullen onder andere waterpartijen, parkeerterreinen, een terras en groenvoorziening worden gerealiseerd. 3.5 Beschrijving van het historische gebruik In het plangebied kunnen naast archeologische sporen ook historische relicten voorkomen die nog in het landschap zichtbaar zijn. Het gaat hierbij om historisch geografische relicten zoals nederzettingsvormen en wegen- en kavelpatronen. Veel van deze bewaard gebleven historische geografie geeft door de herverkavelingen in de tweede helft van de 20 e eeuw een incompleet beeld van het historisch landschap. Historische kaarten van vóór de herverkaveling zijn een goede aanvulling op het huidige incomplete beeld. Voor de historische ontwikkeling is naast het historisch kaartmateriaal ook relevante achtergrondliteratuur geraadpleegd. Historisch kaartmateriaal De situatie van het plangebied is op verschillende historische kaarten als volgt: Tabel I. Geraadpleegd historisch kaartmateriaal 2 Bron Periode Kaartblad Schaal Omschrijving plangebied Bijzonderheden/directe omgeving Kadastrale minuut 1826 Gemeente Putte, Sectie C, Blad 01 1:2.500 Onbebouwd en in agrarisch gebruik. Voorloper Putseweg aanwezig, bebouwde erven ten noorden en zuiden van plangebied aan Putseweg. Militaire topografische kaart (nettekening) Militaire topografische kaart (veldminuut) Militaire topografische kaart (veldminuut) Militaire topografische kaart (veldminuut) Militaire topografische kaart (veldminuut) _4rd 1: Onbebouwd en in agrarisch gebruik : Onbebouwd en in agrarisch gebruik G 1: Eerste bebouwing binnen plangebied G 1: Bouw loods binnen plangebied G 1: Bouw nieuwe loods(en) binnen plangebied. Voorloper Putseweg aanwezig, bebouwde erven ten noorden en zuiden van plangebied aan Putseweg. Toename bebouwing. Voormalige agrarische percelen in gebruik genomen als bos. Israëlische begraafplaats aan overzijde Putseweg. Verdere toename bebouwing WOE.C5S.ARC Pagina 5 van 19

94 De onderzoeklocatie is gelegen binnen een van de lobben van de Brabantse Wal. Parallel aan de Brabantse Wal ligt de Putseweg, die een verbinding vormt tussen Hoogerheide en Antwerpen. Deze weg is al op kaartmateriaal uit het begin van de 19 e eeuw weergegeven (zie figuur 4). Het plangebied zelf was in deze periode onbebouwd en grotendeels in gebruik als bouwland. Verder was sprake van een langgerekt perceel dat in gebruik was als hakhoutbosje, gelen in het zuidwestelijke deel van het plangebied. Op de perceelsgrenzen waren bomenrijen of houtsingels/-wallen aanwezig, mogelijk om zandverstuiving tegen te gaan. Op korte afstand ten noorden en ten zuiden van het plangebied waren bebouwde erven aanwezig aan de voorloper van de Putseweg. Op een afstand van circa 350 m ten westen en ten noorden van het plangebied lagen beekjes, die op het kaartmateriaal zijn aangegeven als Waterloop. Tot een afstand van circa 0,5 km ten noorden van het plangebied is sprake van een zone met agrarische percelen aan weerszijden van de voorloper van de Putseweg. Verder ten noorden lagen uitgestrekte woeste gronden en bospercelen. Ten noordwesten van het plangebied, op een afstand van circa 900 m, lag de Galgenberg en op een afstand van ruim een kilometer ten zuidwesten de Reeberg. Aan het begin van de 20 e eeuw was de situatie ter plaatse van het plangebied grotendeels ongewijzigd. Langs de Putschestraat, buiten de begrenzing van het plangebied, is een toename van bebouwing zichtbaar. Ook zijn verschillende agrarische percelen in de omgeving van het plangebied in gebruik genomen als bos. Rond 1938 is voor het eerst bebouwing op de onderzoekslocatie te herkennen, namelijk het huis op het noordelijk deel van de onderzoekslocatie (nummer 13). Verder valt op dat aan de overzijde van de Putseweg een Israëlische begraafplaats was aangelegd en dat de bebouwing rondom het plangebied verder was toegenomen. Rond 1961 wordt op de onderzoekslocatie een loods gebouwd. Het betreft hier de zuidwestelijk gelegen loods op de onderzoekslocatie. In 1968 is te zien dat hier een tweede loods haaks op gebouwd is en dat daar parallel aan een derde in de maak is. Daarmee is de bebouwing, zoals deze nu op de locatie aanwezig is, compleet. Op het oostelijk deel van de onderzoekslocatie zijn in het verleden verhardingsmaterialen aangebracht. Het betreft hier restproducten afkomstig uit de bedrijfsvoering. De steenhouwerij was tot 2005 in gebruik en raakte daarna in verval. Gebouwde rijks- en gemeentemonumenten binnen het onderzoeksgebied Het plangebied is niet gelegen binnen een attentiezone van een gebouwd rijks- of gemeentemonument. Wel is de aan de overzijde van de Putseweg gelegen Joodse begraafplaats opgenomen in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP). De begraafplaats is in gebruik sinds 1919 en is voorzien van een dubbele toegangspoort in Art Deco stijl en een smeedijzeren hekwerk. Verder is de Aula van bouwhistorische waarde, zijn verschillende grafmonumenten in oosterse stijl aanwezig en is sprake van monumentale beplanting. De begraafplaats is daarom van cultuurhistorisch belang. Bouwhistorische gegevens Bij de gemeente Woensdrecht is het archief van de Bouw- en Woningtoezicht geraadpleegd (contactpersoon mevrouw S. Brooijmans). Van (een deel van) de bestaande bebouwing zijn bouwdossiers beschikbaar. Deze waren echter ten tijde van oplevering van deze conceptrapportage nog niet beschikbaar. De bouwdossiers zullen geen invloed hebben op het selectieadvies, dat is opgesteld op basis van de overige bronnen (zie hoofdstuk 5). Aan alle zijden rondom de bebouwing zijn diepe bodemverstoringen aangetroffen. Daarom worden binnen de bebouwde terreindelen geen in-situ archeologische resten meer verwacht. Aangezien deze bouwdossiers geen invloed zullen hebben op het uiteindelijke selectieadvies wat geen aanvullende relevante informatie heeft opgeleverd. Het archief dateert vanaf begin 19 e eeuw/1910. Vanaf dat moment is het plangebied onbebouwd geweest WOE.C5S.ARC Pagina 6 van 19

95 3.6 Aardwetenschappelijke gegevens Het landschap heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in het nederzettingspatroon van de mens. Bij onderzoek naar archeologische sporen in een bepaald gebied is het van groot belang te weten hoe het landschap er in het verleden heeft uitgezien. Men kan meer te weten komen over dit landschap door de geologische opbouw, de bodem en de hydrologie van een gebied te bestuderen. De volgende aardwetenschappelijke gegevens zijn bekend van het plangebied: Tabel II. Aardwetenschappelijke gegevens plangebied Type gegevens Geologie 3 Geomorfologie 4 Bodemkunde 5 Gegevensomschrijving Formatie van Waalre met een dek van de Formatie van Boxtel; rivierzand en -klei met een zanddek Terrasafzettingswelvingen Hoge zwarte enkeerdgronden. Noordoostelijke deel leemarm en zwak lemig fijn zand. Overige delen lemig fijn zand. Geologie 6 Het plangebied is gelegen in westelijk Noord-Brabant. Hier komen oud-pleistocene afzettingen van de Waalre Formatie dicht onder het maaiveld voor. Deze afzettingen van de Formatie van Waalre bestaan uit fluviatiele kleien en fijne zanden, aangevoerd door voorlopers van de Rijn. De oudste afzettingen van deze formatie dateren uit een periode met sterke klimaatschommelingen, terwijl de jongere afzettingen dateren uit het overwegend gematigd warme Waalien. De bovenste kleilaag van de Formatie van Waalre heeft een grote invloed op de waterhuishouding. Plaatselijk zijn deze kleien in het verleden gewonnen voor de productie van keramiek. Op enige afstand te westen van het plangebied ontbreekt de Formatie van Waalre, als gevolg van mariene erosie in het Eemien. Hier is sprake van een 40 m hoge klif. Door de hoogteligging aan de oostzijde van deze klif wordt hier gesproken van de Brabantse Wal. In het Weichselien is de Formatie van Waalre bedekt geraakt met een, maximaal enkele meters dikke, laag dekzand (Formatie van Boxtel). In het Holoceen hebben lokale beken zich ingesneden in het dekzand, veelal tot in de top van de bovenste kleilaag van de Formatie van Waalre. Hierdoor zijn relatief smalle beekdalen ontstaan met steile dalhellingen. In het Holoceen heeft plaatselijk verstuiving van de zanden van de Formatie van Boxtel plaatsgevonden. Hierdoor zijn in de omgeving van het plangebied landduinen ontstaan. Ook kan in het Holoceen plaatselijk sprake zijn geweest van veenvorming. DINO 7 Het Dinoloket is de centrale toegangspoort tot Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond (DINO). Het DINO-systeem is de centrale opslagplaats voor geowetenschappelijke gegevens over de diepe en ondiepe ondergrond van Nederland. Het archief omvat diepe en ondiepe boringen, grondwatergegevens, sonderingen, geo-elektrische metingen, resultaten van geologische, geochemische en geomechanische monsteranalyses, boorgatmetingen en seismische gegevens. De site wordt beheerd door TNO. 3 E.F.J. de Mulder et al., Alterra, Stichting voor Bodemkartering, Berendsen 2005 / WOE.C5S.ARC Pagina 7 van 19

96 In het Dinoloket is een boring bekend, direct aan de overzijde van de Putseweg. 8 Hieruit bestond de ondergrond uit een 0,4 m dikke laag kleiig en humeus zand van de Formatie van Boxtel, gelegen op een circa 4 m dikke laag klei van de Formatie van Waalre. De top van de klei is zandig en grindhoudend. Geomorfologie De Geomorfologische kaart geeft de mate van reliëf en de vormen die in het landschap te onderscheiden zijn weer. Volgens de Geomorfologische kaart van Nederland (1:50.000) ligt het plangebied binnen een gebied van terrasafzettingswelvingen (code 3L8; zie figuur 5). Op een afstand van circa 300 m ten zuidoosten ligt een terrasafzettingsvlakte, bedekt met dekzand (code 2M20a). Ten noordwesten van het plangebied, op een afstand van circa 600 m, ligt een gebied met lage en hoge landduinen, afgewisseld met bijbehorende laagtes. Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) 9 Het Actueel Hoogtebestand Nederland vormt een belangrijke aanvullende informatiebron voor de landschapsanalyse. Dit met behulp van laseraltimetrie verkregen digitale bestand vormt een gedetailleerd beeld van het huidige reliëf in het plangebied. Uitgaande van het AHN neemt het plangebied een middelhoge positie in (zie Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.). Ten noorden en ten oosten liggen de hoger gelegen terreinen, ten westen een laagte. In de hoger gelegen terreinen zijn plaatselijk paraboolvormige duinen te herkennen. Binnen het plangebied heeft het (noord)oostelijke deel een hogere ligging dan het (zuid)westelijke deel. Mogelijk houdt dit verband met ophogingen rondom de bebouwing in het oostelijke deel van het plangebied. Het hoogteverschil kan echter aanwezig zijn in het natuurlijke landschap. Bodemkunde Volgens de Bodemkaart van Nederland (1:50.000) is het plangebied gekarteerd als hoge zwarte enkeerdgrond (zie figuur 7). In het noordoostelijke deel van het plangebied is deze bodem opgebouwd uit leemarm en zwak lemig fijn zand. In de overige delen bestaat deze uit lemig fijn zand. Verder is op de kaart aangegeven dat sprake is van oude klei (minimaal 20 cm dik) vanaf een diepte tussen 40 en 120 cm -mv. Dit betreft de klei van de Formatie van Waalre. Enkeerdgronden zijn oude bouwlanden, die vanaf de Late Middeleeuwen op de Pleistocene zandgronden zijn ontstaan door het opbrengen van mest (uit potstallen) vermengd met plaggen, die gestoken werden op de woeste gronden (zoals heide, bossen en beekdalen). Dergelijke gronden zijn eerst ontstaan op de hogere delen van het landschap en hebben zich later uitgebreid tot de lagere delen. Ze bestaan uit dikke lagen leemarme en humusrijke gronden. Hun voorkomen valt veelal samen met de zogenaamde esdekken. Het belang van een enkeerdgrond ligt in de beschermende kwaliteiten van het dek. Eventuele archeologische waarden worden in de regel door het dikke dek beschermd tegen verstoring door onder andere agrarische activiteiten. 8 DINO boornummer B49G WOE.C5S.ARC Pagina 8 van 19

97 Sinds de jaren 80 van de 20 e eeuw is er een grotere en meer systematische aandacht voor essen en plaggenbodems in Nederland. In veel gevallen bleken de betreffende terreinen een hoge dichtheid aan verhoudingsgewijs goed geconserveerde archeologische overblijfselen te bevatten, soms zelfs complete archeologische landschappen. De vaak opmerkelijke resultaten vormen de belangrijkste bron voor de beschrijving van de bewoning en het landgebruik in de zandlandschappen voor de periode vanaf de Midden Bronstijd tot in de Nieuwe tijd. Veel hiervan representeert de vroegere geschiedenis van de dorpen die tussen de 9 e en de 12 e eeuw naast de essen kwamen te liggen. De rijkheid aan archeologische resten leidde er toe dat de hoger en droger gelegen plaggendekken of enkeerdgronden op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) over het algemeen een hoge indicatieve waarde kregen. 10 Grondwatertrap Grondwatertrappen zijn een indicatie voor de diepte van de grondwaterstand en de seizoensfluctuatie daarvan. De grondwatertrappenindeling is gebaseerd op de gemiddeld hoogste (GHG) en de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG). Hiermee worden de winter- en zomergrondwaterstanden gekarakteriseerd in een jaar met een gemiddelde neerslag en verdamping. In stedelijk gebied zijn geen grondwatertrappen bepaald. Deze worden als witte vlekken op de Bodemkaart van Nederland (1:50.000) weergegeven. Tabel III geeft een overzicht van de klassengrenzen die worden aangehouden bij de indeling van de grondwatertrappen. De trappen worden vastgesteld op een schaal van I tot VII van respectievelijk extreem nat tot extreem droog. Bij sommige grondwatertrappen is een * weergegeven: het gaat hier om tussenliggende grondwatertrappen die een drogere variant vertegenwoordigen. Tabel III. Grondwatertrappenindeling 11 Grondwatertrap I II' III' IV V' VI VII" GHG (cm -mv) - - <40 >40 < >80 GLG (cm -mv) < >120 >120 >120 ') Bij deze grondwatertrappen wordt een droger deel onderscheiden ") Een met een * achter de code als onderverdeling aangegeven "zeer droog deel" heeft een GHG dieper dan 140 cm beneden maaiveld Gebiedsdelen met een goede ontwatering (Grondwatertrap VI en VII) zijn zeer geschikt voor landbouw en vormden mede daarom, vooral in het verleden, een aantrekkelijk vestigingsgebied. Tevens is het grondwaterpeil een indicatie voor de conservering van metalen en organische resten. Het plangebied heeft grondwatertrap V* tot VI. 3.7 Archeologische waarden Voor de uitkomst van het bureauonderzoek is het van belang de bekende archeologische waarden (al dan niet volledig onderzocht) te beschrijven. Een belangrijke informatiebron is het landelijke ARCHeologisch Informatie Systeem (ARCHIS), dat beheerd wordt door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). In dit systeem worden alle archeologische gegevens verzameld en via internet zijn deze door bevoegden te raadplegen. 10 J. van Doesburg et al., W.P. Locher & H. de Bakker, WOE.C5S.ARC Pagina 9 van 19

98 De bekende archeologische waarden staan afgebeeld op figuur 8, een kaart met daarop, binnen een straal van 1 kilometer rondom het plangebied, de indicatieve archeologische waarde en de in ARCHIS geregistreerde AMK-terreinen, waarnemingen, vondstmeldingen en onderzoeksmeldingen. Indicatieve archeologische waarde De IKAW (Indicatieve Kaart Archeologische Waarde) geeft voor heel Nederland de trefkans aan op het voorkomen van archeologische resten. Die trefkans is aangegeven in vier categorieën (per landen waterbodem): een hoge, middelhoge, lage en zeer lage verwachting. Bebouwde gebieden, waarvan geen bodemkundige of geologische gegevens bekend zijn, zijn niet gekarteerd. De IKAW is voornamelijk gebaseerd op de relatie die er bestaat tussen de bodemkundige of geologische kwalificaties en de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen. Een punt van aandacht daarbij is dat de IKAW grotendeels is gebaseerd op kaarten met een schaal van 1: De grenzen op de kaart zijn in werkelijkheid globale overgangen, abrupte overgangen zijn het gevolg van bodemkundige of geologische kwalificaties. Op lokaal schaalniveau is de kaart daarom minder betrouwbaar. Omdat de provinciale verwachtingskaart en de gemeentelijke beleidskaart een hoger detailniveau heeft dan de IKAW (Indicatieve Kaart Archeologische Waarde) is de IKAW voor het onderzoek niet geraadpleegd. Cultuurhistorische Waardenkaart Provincie Noord-Brabant In aanvulling op de IKAW hebben veel provincies een eigen verwachtingskaart vervaardigd, waarin veel lokale gebiedskennis is opgenomen. De Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Noord-Brabant geeft inzicht in de archeologische, historisch-stedenbouwkundige en de historischgeografische waarden van de regio. In de CHW-kaart van de provincie Noord-Brabant heeft de provincie het provinciaal belang aangeduid. Dit belang bestaat uit 21 cultuurhistorische en 16 archeologische landschappen. In de 21 cultuurhistorische landschappen heeft de provincie verschillende cultuurhistorische vlakken gedefinieerd. Van al deze landschappen en vlakken zijn beknopte beschrijvingen gemaakt. De 16 archeologische landschappen hebben tot doel om het bodemarchief in de bewuste gebieden duurzaam en in samenhang te behouden. Ze brengen focus aan in de inzet van de provinciale middelen hiervoor. De archeologische landschappen werken niet rechtstreeks door naar derden, maar zijn zelfbindend voor de provincie. De provincie zet in op samenwerken en stimuleren, met name voor wat betreft de afstemming van het gemeentelijk archeologiebeleid. Volgens de CHW-kaart ligt het plangebied binnen het landschap van de Brabantse Wal. Verder liggen de noordelijke en westelijke delen van het plangebied, de terreindelen buiten de bebouwde percelen, binnen het cultuurhistorische vlak van de Heideontginning Koude Heide. De Koude Heide betreft een kampontginning, daterend van voor 1840, die nadien verlaten is en bebost raakte (zie ook paragraaf 3.5). Omstreeks 1920 is het gebied opnieuw in landbouwgrond omgezet. Het is een grote open ruimte, geheel omringd door bos. Het gedeelte gelegen aan de Putseweg is als ontginning ouder en werd vanaf de Putseweg ontgonnen. Deze ontginning wordt gekenmerkt door onregelmatige lange percelen, typisch voor in ons land zeldzame boshoevenontginningen. Door het terrein loopt een beek, de Rijnwaterloop, die plaatselijk diep is ingesneden. Aan de zuidkant wordt de ontginning begrensd door de Leuvensche Beek. Verder heeft het plangebied volgens de CHW-kaart van de provincie Noord-Brabant een hoge indicatieve archeologische waarde WOE.C5S.ARC Pagina 10 van 19

99 Archeologische beleidskaart Gemeente Woensdrecht Sinds 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht (WAMZ). Het doel van deze wet is te voorkomen dat archeologische waarden uit het verleden verloren gaan. In deze wet zijn de gemeenten verantwoordelijk voor het beheer van het bodemarchief binnen hun grondgebied. Voor een goed beheer van dit bodemarchief gebruikt de gemeente een archeologische beleidskaart. De archeologische beleidskaart geeft een gemeentebreed overzicht van bekende en te verwachten archeologische waarden. De kaart maakt inzichtelijk waar en bij welke ruimtelijke ingrepen een archeologisch onderzoek verplicht is en wordt als toetsingskader gebruikt voor ruimtelijke procedures. De gemeente Woensdrecht heeft een archeologische beleidskaart opgesteld, die zich nog in de conceptfase bevindt en daardoor geen status heeft. Navraag bij de gemeente heeft echter uitgewezen dat voor het plangebied ook volgens de gemeentelijke kaart een hoge archeologische verwachting geldt. Dit komt overeen met de verwachting op de provinciale kaart. AMK-terreinen binnen het onderzoeksgebied De Archeologische Monumentenkaart (AMK) bevat een overzicht van archeologische terreinen in Nederland, welke ook wel worden aangeduid als monumenten. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria (kwaliteit, zeldzaamheid, representativiteit, ensemblewaarde en belevingswaarde). Op grond daarvan zijn de terreinen ingedeeld in vier categorieën; terreinen met archeologische waarde, een hoge archeologische waarde, een zeer hoge archeologische waarde of een zeer hoge archeologische waarde met een beschermde status. Binnen het plangebied liggen geen AMK-terreinen. Ook binnen het onderzoeksgebied liggen geen AMK-terreinen (zie figuur 8). In het verleden uitgevoerde archeologische onderzoeken binnen het onderzoeksgebied Binnen het onderzoeksgebied zijn in de afgelopen jaren door verschillende archeologische bedrijven en instellingen in totaal twee archeologische onderzoeken uitgevoerd. Het gaat daarbij om bureau- en booronderzoeken (zie Tabel IV en figuur 8). Tabel IV. Overzicht onderzoeksmeldingen Onderzoeks- Situering t.o.v. meldingsnr. plangebied meter ten zuidoosten Aard, uitvoerder en resultaten van het onderzoek Type onderzoek: booronderzoek Toponiem: Woensdrecht, De Hei: Postbaan, Heistraat Uitvoerder: Bureau Interdisciplinaire Landschapsanalyse Datum: Onderzoeksnummer: Resultaat: Uit het bureauonderzoek bleek dat in het plangebied naar verwachting hoge zwarte enkeerdgronden voorkomen met een volgens de IKAW hoge archeologische verwachting. De omgeving van het plangebied is pas vanaf 1247 uitgegeven voor de turfwinning. Voor die tijd was het gebied (gedeeltelijk) bedekt met veen. Dit betekent dat indien het plangebied daadwerkelijk bedekt was met veen er door de natte omstandigheden alleen bewoning verwacht wordt van vóór de veenvorming, d.w.z. de steentijd, of na de ontvening (Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd). Dit lijkt bevestigd door de (sporadische) archeologische waarnemingen in de omgeving die dateren uit de perioden Midden Paleolithicum - Neolithicum en Middeleeuwen - Nieuwe tijd. Indien het plangebied nooit of pas later bedekt is geraakt met veen kunnen ook sporen van bewoning uit de tussenliggende periode aanwezig zijn. Aangezien het veen vrijwel overal geheel is verdwenen, is dit op basis van het bodemprofiel niet na te gaan. Het plangebied is tot op heden onbebouwd gebleven. Naar verwachting zal de bodem daardoor, op lokale verstoringen als gevolg van leidingen na, onverstoord zijn. Uit het veldonderzoek bleek dat de bodem in het plangebied geclassificeerd kan worden als hoge zwarte enkeerdgronden en laarpodzolgronden. Onder het esdek werd in de meeste boringen nog een vrijwel geheel intact podzolprofiel aangetroffen, waaruit kan worden afgeleid dat de humeuze bovengrond in relatief korte tijd is opgebracht en het gebied voorafgaand aan de vorming van het esdek niet is verploegd. Hieruit, gecombineerd met de aanwezigheid van mestaardewerk uit met name de periode n. Chr., kan worden geconcludeerd dat het gebied pas in de tweede helft van de zeventiende eeuw is ontgonnen. Hoewel er geen aanwijzingen voor een vroegere bedekking met veen zijn aangetroffen en het gebied derhalve wel altijd bewoonbaar is geweest, zijn geen aanwijzingen gevonden voor een archeologische vindplaats in het gebied. Geadviseerd is om geen vervolgonderzoek uit te voeren. Literatuur: E. de Boer Woensdrecht - Putte (NB), De Hei. Archeologisch bureau- en Inventariserend Veldonderzoek (karterende fase). BAAC-BILAN-rapport WOE.C5S.ARC Pagina 11 van 19

100 Vervolg tabel IV. Overzicht onderzoeksmeldingen meter ten zuidwesten Type onderzoek: booronderzoek Toponiem: Putte, Leuvensche Beek Uitvoerder: BAAC BV Datum: Onderzoeksnummer: Resultaat: Tijdens het veldonderzoek zijn 117 boringen verricht met een megaboor met diameter van 20 cm (of twee boringen met een edelman met een diameter van15 cm). De bodem van het plangebied bestaat uit zwarte enkeerdgronden. Ter plaatse van een groot aantal boringen ligt het esdek direct op de Formatie van Waalre. Het dekzand is in deze gevallen vermengd met het esdek, waarbij eventuele archeologische resten door menselijke activiteiten als ploegen zijn verstoord. Tevens zijn tijdens het veldonderzoek weinig tot geen vondsten zijn gedaan in en op het esdek en duidt het dunne esdek op een late ontwikkeling van het gebied. De aanwezigheid van de ondoorlatende kleien van de Formatie van Waalre dicht aan het oppervlak resulteert in een slechte waterhuishouding. Het betrof derhalve een minder aantrekkelijk vestigingsgebied. Deze punten in aanmerking genomen, hebben deze gebieden binnen het onderzoeksterrein een lage verwachting. In een aantal boringen is bovendien het archeologisch relevante deel van het profiel door ploegen verstoord. Een dergelijke waarneming geeft aan dat eventueel aanwezige archeologische indicatoren niet meer in onverstoorde ligging (in situ) aanwezig zijn. In een aantal boringen is een dekzandpakket onder het esdek aangetroffen waarin zich nog een intact bodemprofiel bevindt. Het aantreffen van een (onverstoord) bodemprofiel duidt op een hiaat in de afzetting van sediment. Het betreft een langere periode waarin het klimaat dusdanig was dat zich een bodem kon ontwikkelen. In dit geval betreft het de periode vanaf het eind van de laatste IJstijd tot de Middeleeuwen (vorming van het esdek). In deze periode (Laat-Paleolithicum - Vroege Middeleeuwen) kunnen menselijke activiteiten hebben plaatsgevonden die sporen hebben achtergelaten. Derhalve zijn deze gebieden beoordeeld als gebieden met een hoge archeologische verwachting. In een deel van de gebieden met een hoge verwachting zijn vondsten gedaan. Het betreft een vuurstenen kling (Midden Paleolithicum), twee vuurstenen afslagen (Midden Paleolithicum en Mesolithicum - Neolithicum), een fragment ondetermineerbaar aardewerk uit de Middeleeuwen en een fragment Laat-Middeleeuws steengoed. Deels betreft het vondsten in respectievelijk de Bh/Bs- en C-horizont, deels betreft het vondstmateriaal uit het esdek of maaiveldvondsten. Alleen van de Midden-Paleolithische wordt verwacht dat deze in situ ligt. De overige vondsten kunnen van elders afkomstig zijn. De combinatie onverstoord bodemprofiel en vondsten maakt deze plekken archeologisch gezien extra verdacht. Mogelijk zijn hier intacte vindplaatsen aanwezig die goed geconserveerd zullen zijn door het erboven liggende esdek. Op basis van de resultaten van het onderzoek is voor het onderzoeksterrein een archeologische verwachtingskaart opgesteld. Indien in de deelgebieden met een hoge archeologische waarde bodemverstorende activiteiten worden uitgevoerd zoals de bouw van huizen, de aanleg van paden of het verschralen van de bodem (verwijderen esdek), is geadviseerd om een vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van een proefsleuvenonderzoek. Indien de bodemverstorende activiteiten worden uitgevoerd nabij perceelsgrens zal het vervolg onderzoek zich ook richten op het contactvlak esdek/onderliggend sediment om na te gaan of de perceelsgrens mogelijk ouder is dan het esdek. Indien de geplande bodemverstorende activiteiten beperkt blijven tot het gebied met een lage archeologische verwachting werdeen vervolgonderzoek niet noodzakelijk geacht. Literatuur: Putten, M. J. van., Plangebied Leuvensche Beek Putte: Inventariserend archeologisch veldonderzoek, Karterende fase. BAAC-rapport , Waarnemingen binnen het onderzoeksgebied In ARCHIS staan alle bekende archeologische waarnemingen geregistreerd. Binnen het plangebied zijn geen waarnemingen geregistreerd. Ook binnen het onderzoeksgebied staan, buiten de hierboven beschreven waarnemingen in onderzoeksmelding 5.615, geen waarnemingen geregistreerd (zie figuur 8). Het ontbreken van andere waarnemingen zal deels veroorzaakt worden door het beperkt aantal onderzoeken dat in het onderzoeksgebied zijn uitgevoerd. Vondstmeldingen binnen het onderzoeksgebied In ARCHIS staan vondstmeldingen geregistreerd. Nadat deze zijn gecontroleerd worden het waarnemingen. Tot die tijd staan ze als vondstmeldingen geregistreerd. Binnen het plangebied zijn geen vondstmeldingen geregistreerd. Ook binnen het onderzoeksgebied staan geen vondstmeldingen geregistreerd (zie figuur 8) WOE.C5S.ARC Pagina 12 van 19

101 NUMIS NUMIS, oftewel het NUMismatisch InformatieSysteem, is een database waarin beschrijvingen zijn te vinden van in Nederland gevonden munten, penningen en andere numismatische voorwerpen. In NUMIS zijn alle bij het Geldmuseum bekende schatvondsten beschreven. Van de losse vondsten is met name materiaal van vóór het jaar 1600 na Christus opgenomen. 12 Aangezien de accuratesse van de gegevens in NUMIS niet toereikend is voor dit onderzoek, is NUMIS niet geraadpleegd. 3.8 Aanvullende informatie Voor aanvullende informatie is contact gezocht met de plaatselijke Archeologische Werkgemeenschap Nederland, afdeling West Brabant, (d.d. maart 2014, contactpersoon mevrouw A.M. Visser), maar dit heeft binnen het tijdsbestek van de uitvoering van dit onderzoek geen aanvullende informatie opgeleverd. 3.9 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel Op grond van het bureauonderzoek is de volgende gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld: Tabel V. Gespecificeerde archeologische verwachting Archeologische periode Gespecificeerde verwachting Te verwachten resten en/of sporen Relatieve diepte t.o.v. het maaiveld (Laat-)Paleolithicum Hoog Vuursteenstrooiïngen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen Onder het esdek en in de top van de dekzandafzettingen Mesolithicum Hoog Vuursteenstrooiïngen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen Onder het esdek en in de top van de dekzandafzettingen Neolithicum Hoog Akkerlaag en/of nederzettingssporen, grafvelden, rituele plaatsen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen, houtskool en gebruiksvoorwerpen Onder het esdek en in de top van de dekzandafzettingen Bronstijd Oostelijke deel: hoog Westelijke deel: Middelhoog Akkerlaag en/of nederzettingssporen, grafvelden, rituele plaatsen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen, metaalresten, houtskool, botresten en gebruiksvoorwerpen Onder het esdek en in de top van de dekzandafzettingen IJzertijd Oostelijke deel: hoog Westelijke deel: Middelhoog Akkerlaag en/of nederzettingssporen, grafvelden, rituele plaatsen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, metaalresten, glasresten, houtskool, botresten en gebruiksvoorwerpen Onder het esdek en in de top van de dekzandafzettingen Romeinse tijd Oostelijke deel: hoog Westelijke deel: Middelhoog Akkerlaag en/of nederzettingssporen, grafvelden, rituele plaatsen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, metaalresten, glasresten, houtskool, botresten en gebruiksvoorwerpen Onder het esdek en in de top van de dekzandafzettingen Middeleeuwen Hoog Bewoningssporen van een (boeren)erf: kleine fragmenten aardewerk, metaalresten, glasresten, houtskool, botresten, organische resten en gebruiksvoorwerpen Nieuwe tijd Hoog Bewoningssporen van een (boeren)erf: kleine fragmenten aardewerk, metaalresten, glasresten, houtskool, botresten, organische resten en gebruiksvoorwerpen Onder en in het esdek In het esdek WOE.C5S.ARC Pagina 13 van 19

102 Het plangebied is gelegen binnen de kampontginning van de Koude Heide. Bovendien ligt het plangebied aan de historische verbindingsweg naar Antwerpen, van waaruit bovendien de ontginning van de Koude Heide heeft plaatsgevonden. Op basis van deze ligging geldt een hoge verwachting voor archeologische resten uit de periode Middeleeuwen - Nieuwe tijd. Tijdens deze periode is een dik esdek ontstaan. Onder het esdek ligt een dunne laag dekzanden van de Formatie van Boxtel, met daaronder kleien van de Formatie van Waalre. Onder het esdek, in de top van het dekzand, kunnen archeologische resten worden verwacht vanaf het Laat-Paleolithicum. De kans op aanwezigheid van deze resten wordt op basis van in de omgeving bekende archeologische waarden hoog geacht voor de periode Mesolithicum - Neolithicum. Voor het oostelijke deel van het plangebied geldt tevens een hoge verwachting voor de periode Bronstijd - Romeinse tijd, vanwege de relatief hoge ligging. Voor het westelijke deel geldt een middelhoge verwachting vanwege de lagere ligging. Verder kunnen in de top van de afzettingen van de Formatie van Waalre archeologische resten aanwezig zijn uit het Paleolithicum. Hoewel in de omgeving van het plangebied archeologische vondsten uit deze periode bekend zijn, wordt de kans op aanwezigheid van Paleolithische resten klein geacht, op basis van de aard van de afzettingen. Binnen het plangebied wordt verwacht dat de top van de Formatie van Waalre bestaat uit klei, zonder aanzienlijk reliëf. Binnen het plangebied wordt dan ook geen specifieke aandachtslocatie verwacht voor resten uit het Paleolithicum. Resten daterend van voor het Laat-Paleolithicum worden verwacht in de top van de Formatie van Waalre (op een diepte van 40 tot 120 cm -mv). Archeologische resten daterend uit de periode Laat- Paleolithicum - Middeleeuwen worden in de top van de dekzanden verwacht. Resten daterend vanaf de Late Middeleeuwen worden in het plaggendek verwacht. Bodemverstoring Dat een gebied een middelhoge of hoge archeologische verwachting heeft, hoeft niet te betekenen dat de eventueel aanwezige archeologische resten ook behoudenswaardig zijn. Als gevolg van bodemingrepen kunnen vindplaatsen geheel of gedeeltelijk verstoord zijn. De waarde van archeologische vindplaatsen wordt grotendeels bepaald door de mate waarin vondsten in situ bewaard zijn gebleven in de bodem en/of grondsporen intact zijn. Het plangebied is deels bebouwd. Ter plaatse van de bestaande bebouwing zal het bodemprofiel deels verstoord zijn geraakt. Verder bestaat de mogelijkheid dat in het verleden sprake is geweest van (kleinschalige) klei- of zandwinning. Hiervoor zijn echter geen aanwijzingen. Andere verstoringen worden op basis van het bureauonderzoek niet verwacht. Bovendien zal het aanwezige dikke eerddek een beschermende werking hebben op eventueel daaronder aanwezige archeologische resten Beantwoording onderzoeksvragen bureauonderzoek Voor het bureauonderzoek is een drietal onderzoeksvragen opgesteld. Hieronder worden deze vragen beantwoord voor zover het bureauonderzoek de daarvoor benodigde gegevens hebben opgeleverd. Wat is er bekend over bodemverstorende ingrepen binnen het plangebied uit het verleden? Is er bijvoorbeeld informatie bekend over vroegere ontgrondingen, bodemsaneringen, egalisaties, diepploegen of landinrichting? Het plangebied is deels bebouwd. Ter plaatse van de bestaande bebouwing zal het bodemprofiel deels verstoord zijn geraakt. Verder bestaat de mogelijkheid dat in het verleden sprake is geweest van (kleinschalige) klei- of zandwinning. Hiervoor zijn echter geen aanwijzingen. Andere verstoringen worden op basis van het bureauonderzoek niet verwacht. Bovendien zal het aanwezige dikke eerddek een beschermende werking hebben op eventueel daaronder aanwezige archeologische resten WOE.C5S.ARC Pagina 14 van 19

103 Ligt het plangebied binnen een landschappelijke eenheid, welke vanuit archeologisch oogpunt een specifieke aandachtslocatie kan betreffen (zoals een relatief hoge dekzandkop of - rug, nabij een veengebied, een beekdal)? Het plangebied is gelegen binnen de kampontginning van de Koude Heide, daterend van voor Op basis daarvan geldt een hoge verwachting voor archeologische resten vanaf de Middeleeuwen. Wat is de gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied? Het plangebied is gelegen binnen de kampontginning van de Koude Heide. Bovendien ligt het plangebied aan de historische verbindingsweg naar Antwerpen, van waaruit bovendien de ontginning van de Koude Heide heeft plaatsgevonden. Op basis van deze ligging geldt een hoge verwachting voor archeologische resten uit de periode Middeleeuwen - Nieuwe tijd. Tijdens deze periode is een dik esdek ontstaan. Onder het esdek ligt een dunne laag dekzanden van de Formatie van Boxtel, met daaronder kleien van de Formatie van Waalre. Onder het esdek, in de top van het dekzand, kunnen archeologische resten worden verwacht vanaf het Laat-Paleolithicum. De kans op aanwezigheid van deze resten wordt op basis van in de omgeving bekende archeologische waarden hoog geacht voor de periode Mesolithicum - Neolithicum. Voor het oostelijke deel van het plangebied geldt tevens een hoge verwachting voor de periode Bronstijd - Romeinse tijd, vanwege de relatief hoge ligging. Voor het westelijke deel geldt een middelhoge verwachting vanwege de lagere ligging. Verder kunnen in de top van de afzettingen van de Formatie van Waalre archeologische resten aanwezig zijn uit het Paleolithicum. Hoewel in de omgeving van het plangebied archeologische vondsten uit deze periode bekend zijn, wordt de kans op aanwezigheid van Paleolithische resten klein geacht, op basis van de aard van de afzettingen. Binnen het plangebied wordt verwacht dat de top van de Formatie van Waalre bestaat uit klei, zonder aanzienlijk reliëf. Binnen het plangebied wordt dan ook geen specifieke aandachtlocatie verwacht voor resten uit het Paleolithicum. Resten daterend van voor het Laat-Paleolithicum worden verwacht in de top van de Formatie van Waalre (op een diepte van 40 tot 120 cm -mv). Archeologische resten daterend uit de periode Laat-Paleolithicum - Middeleeuwen worden in de top van de dekzanden verwacht. Resten daterend vanaf de Late Middeleeuwen worden in het plaggendek verwacht. 4 INVENTARISEREND VELDONDERZOEK 4.1 Methoden Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd in de vorm van een verkennend booronderzoek, conform de eisen van de KNA, versie 3.3, specificatie VS03. In totaal zijn elf boringen gezet (zie figuur 9). Er is geboord tot een diepte van maximaal 2 m -mv met een Edelmanboor met een diameter van 7 cm. De boringen zijn verspreid binnen het plangebied gezet. Bij het zetten van de boringen is rekening gehouden met de aanwezige verhardingen en gebouwen en tevens met een aanwezig zanddepot (zie figuur 11). De boringen zijn lithologisch conform de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode beschreven. 13 De boringen zijn met meetlinten ingemeten (x- en y-waarden). Van alle boringen is de maaiveldhoogte afgeleid van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN). 13 J.H.A. Bosch, WOE.C5S.ARC Pagina 15 van 19

104 Aan de hand van het opgeboorde materiaal is beoordeeld of er wel, niet of deels sprake is van een gaaf bodemprofiel. Tevens is gekeken naar de aanwezigheid van mogelijke vegetatie- en/of cultuurlagen, die zichtbaar zijn als bodemverkleuringen. Het opgeboorde materiaal is in het veld door middel van versnijden/verkruimelen geïnspecteerd op het voorkomen van archeologische indicatoren, zoals fragmenten vuursteen, aardewerk, houtskool, verbrande leem en bot. 4.2 Resultaten Geologie en bodem De resultaten van de boringen zijn opgenomen in de vorm van boorprofielen en worden in bijlage 7 weergegeven. De bodemopbouw is sterk wisselend. Op basis van het opgeboorde materiaal kan een tweedeling gemaakt worden in de bodemopbouw (zie onderstaande tabellen). Tabel VI. Hoofdlijn bodemopbouw boringen 1-5 Diepte Samenstelling Interpretatie 0-80 Opgebracht/geroerd. Wisselende samenstelling. Geroerd door gebruik als bedrijfsterrein Zwak tot sterk zandige klei. Grijsgeel. Zwakke gleyverschijnselen. C-horizont (Formatie van Waalre) Tabel VII. Hoofdlijn bodemopbouw boringen 6-11 Diepte Samenstelling Interpretatie 0-80 Uiterst siltig, humeus zand tot zwak zandige humeuze klei. Geroerd. Aa-horizont of geroerd Zeer fijn tot matig grof, zwak silthoudend tot matig siltig zand. C-horizont (Formatie van Waalre) De bodemopbouw binnen het plangebied is sterk wisselend. Bovenstaande tweedeling is sterk vereenvoudigd. In de boringen 1-3 is sprake van een geroerde toplaag met diktes van respectievelijk 100, 90 en 60 cm. Hierbij is de minst diepe verstoring aangetroffen ter plaatse van het woonperceel (boring 3), en de diepste verstoringen op het bedrijfsterrein. De aard van deze toplaag wisselt sterk, van matig fijn, sterk siltig, zwak humeus zand tot sterk zandige klei. Het zand is vermoedelijk opgebracht. Onder de opgebrachte/geroerde lagen ligt direct zandige klei van de Formatie van Waalre. Ter plaatse van de boringen 4 en 5 is sprake van een dunne (25 cm) geroerde/opgebrachte toplaag, die eveneens varieert van uiterst siltig zand tot zandige klei. Deze toplaag betreft de bouwvoor. In de boringen 6 en 7 is een respectievelijk 85 en 50 cm dikke laag geroerde klei aangetroffen aan het maaiveld, met daaronder matig grof en sterk silthoudend tot zeer fijn, matig silthoudend zand van de Foramtie van Waalre. Ter plaatse van de boringen 8-11 is sprake van een 70 tot 90 cm dik antropogeen eerddek, bestaande uit matig fijn, zawk siltig, zwak humeus zand. Onder het eerddek ligt in de boringen 8, 9 en 11 direct de C-horizont, bestaande uit matig grof, zwak siltig zand van de Formatie van Waalre (boringen 8 en 9) of klei op zand (boring 11). Ter plaatse van boring 10 bleek onder het eerddek nog een podzolprofiel aanwezig te zijn. Aangezien het podzolprofiel alleen in deze boring is aangetroffen, is deze ter plaatse van de overige boringen vermoedelijk afgegraven of opgenomen in het eerddek. Mogelijk is boring 10 gelegen in een depressie in het oorspronkelijke reliëf. Op basis van deze gegevens is een overzichtskaart gemaakt van de bodemopbouw WOE.C5S.ARC Pagina 16 van 19

105 Het aangetroffen bodemprofiel in het westelijke deel van het plangebied komt overeen met het bodemtype zoals weergegeven op de Bodemkaart van Nederland (zie 0). Archeologie In geen van de boringen zijn archeologische indicatoren waargenomen. Het gaat hier echter om een verkennend bodemonderzoek, dat zich richt op de bodemopbouw en mogelijke bodemverstoringen die de archeologische trefkans kunnen beïnvloeden en niet zo zeer op het onderzoeken op de aanwezigheid van archeologische vondsten en/of sporen. 4.3 Beantwoording onderzoeksvragen veldonderzoek Voor het veldonderzoek is een aantal onderzoeksvragen opgesteld. Hieronder worden deze vragen beantwoord voor zover het veldonderzoek de daarvoor benodigde gegevens heeft opgeleverd; Wat is de bodemopbouw binnen het plangebied? De bodemopbouw wisselt sterk. De natuurlijke afzettingen bestaan uit zand en klei van de Formatie van Waalre. In de noordelijke en oostelijke delen van het plangebied bestaat de top van deze afzettingen uit klei, in de centrale en zuidwestelijke delen uit zand. Op de natuurlijke afzettingen is in het oostelijke deel van het plangebied sprake van een dik antropogeen eerddek, waardoor hier sprake is van hoge enkeerdgronden. In de oostelijke delen is sprake van diepe bodemverstoringen tot in de C-horizont. In de noordoostelijke hoek zijn deze verstoringen beperkt tot de bouwvoor. Slechts in één boring is een restant van een podzolprofiel aangetroffen. Mogelijk is ook ter plaatse van de overige zandige top van de Formatie van Waalre sprake geweest van podzolen, maar zijn deze opgenomen in het eerddek. Dekzand van de Formatie van Boxtel is in het plangebied niet aangetroffen. Is het bodemprofiel binnen het plangebied intact of (geheel of gedeeltelijk) verstoord en indien verstoord, tot welke diepte gaat deze verstoring? Ter plaatse van de bebouwde percelen is sprake van grootschalige, diepe bodemverstoringen tot in de C-horizont. Met name tussen de bedrijfspanden en de weg zijn diepe bodemverstoringen aangetroffen, tot respectievelijk 90 en 100 cm -mv. In de noordoostelijke hoek is daarentegen slechts sprake van zeer beperkte bodemverstoringen, die zich beperken tot de bouwvoor (25 cm -mv). Ter plaatse van het westelijke deel van het plangebied zijn de bodemverstoringen beperkt tot het dikke antropogene eerddek. Vermoedelijk is het oorspronkelijke bodemprofiel hierin opgenomen WOE.C5S.ARC Pagina 17 van 19

106 Wat zijn de gevolgen van het in het plangebied aangetroffen bodemprofiel voor de gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied. Op basis van het bureauonderzoek werd een laag dekzand verwacht op de Formatie van Waalre. Tijdens het booronderzoek zijn geen dekzanden aangetroffen. Archeologische resten uit de periode Paleolithicum - Middeleeuwen worden daarom in de top van de Formatie van Waalre verwacht. Resten uit de Nieuwe tijd in het antropogeen eerddek. De top van de Formatie van Waalre bestaat binnen de noordelijke en oostelijke delen van het plangebied uit klei. De kans op de aanwezigheid van archeologische resten wordt hier klein geacht. In de delen waar de top van de Formatie van Waalre bestaat uit zand, blijft de hoge verwachting behouden. Hier is echter slechts in één boring een restant van een natuurlijk bodemprofiel aangetroffen. In de overige boringen zal dit profiel zijn opgenomen in het antropogeen eerddek. Dit betekent dat zeker de bovenste halve meter vanaf het oorspronkelijke maaiveld ontbreekt. Eventueel aanwezige archeologische resten zullen hierbij grotendeels verloren zijn gegaan. Alleen archeologische resten uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd, die zich in het eerddek bevinden, kunnen nog in situ worden verwacht. De kans op de aanwezigheid van in situ archeologische resten wordt hier dan ook klein geacht. Ook ter plaatse van de bebouwde percelen, waar diepe bodemverstoringen zijn aangetroffen, zullen eventueel aanwezige archeologische resten grotendeels verloren zijn gegaan. 5 CONCLUSIE EN SELECTIEADVIES 5.1 Conclusie Het bureauonderzoek toonde aan dat er zich mogelijk archeologische waarden in het plangebied zouden kunnen bevinden. In het bijzonder de ligging binnen de kampontginning van de Koude Heide verhoogde de kans daarop. Daarom is aansluitend een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek uitgevoerd. De aangetroffen bodemopbouw bestaat uit zand en klei van de Formatie van Waalre, met daarop in het westelijke deel van het plangebied een dik antropogeen eerddek en ter plaatse van de bebouwde percelen een dikke verstoorde toplaag. Voor de oostelijke en noordelijke delen van het plangebied geldt op basis van de aard van de afzettingen van de Formatie van Waalre een lage archeologische verwachting. Bovendien zullen archeologische resten ter plaatse van de bebouwde percelen grotendeels verloren zijn gegaan als gevolg van de aangetroffen bodemverstoringen. Ter plaatse van de centrale en zuidwestelijke delen van het plangebied is een dik antropogeen eerddek aangetroffen op zanden van de Formatie van Waalre. Slechts in één boring is in de top van de zanden een restant van een natuurlijk bodemprofiel aangetroffen. In de overige delen van het plangebied zal het bodemprofiel vermoedelijk zijn opgenomen in het eerddek. Gezien de dikte van het aangetroffen podzolprofiel, worden daar waar sprake is van een Aa-C profiel geen archeologische resten ouder dan het eerddek meer in situ verwacht. Alleen voor de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd blijft de hoge verwachting hierdoor behouden WOE.C5S.ARC Pagina 18 van 19

107 5.2 Selectieadvies De geplande renovatie en nieuwbouw is gelegen ter plaatse van en direct grenzend aan de huidige bebouwing. Op dit perceel zijn tijdens het archeologisch booronderzoek grootschalige diepe bodemverstoringen aangetroffen. Bovendien geldt op basis van de aard van de aangetroffen afzettingen voor een groot deel van dit perceel een lage verwachting. In het kader van de voorgenomen bouwwerkzaamheden wordt dan ook geadviseerd om hier geen vervolgonderzoek uit te voeren. Ook voor de overige delen van het plangebied, waar de top van de Formatie van Waalre bestaat uit klei, wordt geadviseerd om bij bodemingrepen geen vervolgonderzoek uit te voeren. Alleen indien ter plaatse van de aangetroffen dikke eerddekken, met daaronder zand van de Formatie van Waalre (centrale en zuidwestelijke delen van het plangebied), bodemingrepen dieper dan 50 cm -mv plaats gaan vinden, wordt geadviseerd om hier een vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van een proefsleuvenonderzoek. Dit geldt met name voor de geplande waterpartij ten westen van de bebouwing. Indien hier dieper dan 50 cm gegraven gaat worden, wordt geadviseerd om ter plaatse een karterend booronderzoek uit te voeren. Bovenstaand advies vormt een selectieadvies. De resultaten van dit onderzoek zullen eerst moeten worden beoordeeld door het bevoegd gezag (gemeente Woensdrecht), die vervolgens een selectiebesluit neemt. Er is geprobeerd een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethode. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in de oostelijke en noordelijke delen van het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Econsultancy wil de opdrachtgever er daarom ook op wijzen dat, mochten tijdens de geplande werkzaamheden daar toch archeologische waarden worden aangetroffen, er conform artikel 53 van de Monumentenwet uit 1988 een meldingsplicht geldt bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: Infodesk of tel: ), de gemeente Woensdrecht of de ProvincieNoord-Brabant. Econsultancy Doetinchem, 14 maart WOE.C5S.ARC Pagina 19 van 19

108 Figuur 1. Situering van het plangebied binnen Nederland Hof van Putte te Putte Situering van het plangebied binnen Nederland (bron : Legend a Plangebied WOE.C5S.ARC

109 Figuur 2. Detailkaart van het plangebied Hof van Putte te Putte Detailkaart van het plangebied binnen Nederland Legend a Plangebied WOE.C5S.ARC

110 Figuur 3. Luchtfoto van het plangebied Hof van Putte te Putte Luchtfoto van het plangebied Legenda Plangebied WOE.C5S.ARC

111 Figuur 4. Situering van het plangebied binnen de historische kaarten Situatie 1826 (bron: Situatie (bron: Situatie 1910 (bron: Situatie 1938 (bron: Situatie 1961 (bron: Hof van Putte te Putte Situering van het plangebied binnen de historische kaarten Situatie 1968 (bron: Legenda Plangebied WOE.C5S.ARC

112 Figuur 5. Situering van het plangebied binnen de Geomorfologische kaart Hof van Putte te Putte Situering van het plangebied binnen de Geomorfologische kaart Plangebied WOE.C5S.ARC

113 Figuur 6. Situering van het plangebied binnen het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) Hof van Putte te Putte Situering van het plangebied binnen Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) Legenda Plangebied WOE.C5S.ARC

114 Figuur 7. Situering van het plangebied binnen de Bodemkaart Hof van Putte te Putte Situering van het plangebied binnen de bodemkaart Legenda Plangebied WOE.C5S.ARC

115 Figuur 8. Archeologische Gegevenskaart van het onderzoeksgebied Hof van Putte te Putte Archeologische Gegevenskaart van het onderzoeksgebied (bron: Archeologisch informatiesysteem Archis2, AHN) WOE.C5S.ARC

116 Figuur 9. Boorpuntenkaart Hof van Putte te Putte Boorpuntenkaart Legenda Plangebied Storthoop WOE.C5S.ARC

117 Figuur 10. Resultaten van het booronderzoek WOE.C5S.ARC

118 Bijlage 1 Literatuur Alterra, 2003: Digitale Geomorfologische kaart van Nederland, schaal 1: Berendsen, H.J.A., 2005: Fysische Geografie van Nederland, deel 4: Landschappelijk Nederland. De fysisch-geografische regio's. Van Gorcum, Assen. Berendsen, H.J.A., 2008: Fysische Geografie van Nederland, deel 1: De vorming van het land. Inleiding in de geologie en de geomorfologie. Van Gorcum, Assen. Bosch, J.H.A., 2005: Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode, Versie 5.2. Utrecht (TNOrapport, NITG A). Doesburg, J. van (red.), et al., 2007: Essen in zicht. Essen en plaggendekken in Nederland: onderzoek en beleid. Amersfoort Locher, W.P. & H. de Bakker, 1990: Bodemkunde van Nederland. Deel 1: Algemene bodemkunde. Malmberg, Den Bosch. Mulder, E.F.J. de, M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff, T.E. Wong, 2003: De ondergrond van Nederland. Wolters-Noordhoff, Groningen. Stichting voor Bodemkartering, 1982: Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000, 49 Oost WOE.C5S.ARC

119 Bijlage 2 Bronnen AHN; internetsite, maart Archeologisch informatiesysteem Archis2, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), Amersfoort, maart Cultuurhistorische Waardenkaart van de Provincie Noord-Brabant, internetsite, maart Dinoloket, internetsite, maart SIKB; internetsite, maart Wat Was Waar; internetsite, maart WOE.C5S.ARC

120 Bijlage 3 Overzicht geologische en archeologische tijdvakken Ouderdom in jaren Chronostratigrafie MIS Lithostratigrafie Formaties: Naaldwijk Holoceen 1 (marien), Nieuwkoop (veen), Echteld (fluviatiel) Late Dryas (koud) Laat- Allerød Weichselien (warm) (Laat- Vroege Dryas Glaciaal) (koud) 2 Bølling (warm) Midden- Weichselien (Pleniglaciaal) Vroeg- W eichselien (Vroeg- Glaciaal) Eemien (warme periode) Laat- Pleniglaciaal Midden- Pleniglaciaal Vroeg- Pleniglaciaal 3 4 5a 5b 5c 5d 5e Saalien (ijstijd) 6 Formatie van Kreftenheye Eem Formatie Formatie van Drente Formatie van Boxtel Formatie van Beegden Holsteinien (warme periode) Elsterien (ijstijd) Cromerien (warme periode) Pre-Cromerien Formatie van Urk Formatie van Sterksel Formatie van Peelo WOE.C5S.ARC

121 Cal. jaren v/n Chr C jaren Chronostratigrafie Pollen zones Vegetatie Archeologische perioden Vb2 Loofbos Nieuwe tijd eik en hazelaar Subatlanticum overheersen Middeleeuwen koeler Vb1 haagbeuk vochtiger veel cultuurplanten Romeinse tijd Va rogge, boekweit, korenbloem IJzertijd Subboreaal koeler droger IVb IVa Loofbos eik en hazelaar overheersen beuk>1% invloed landbouw (granen) Bronstijd Neolithicum Atlanticum warm vochtig III Loofbos eik, els en hazelaar overheersen in zuiden speelt linde een grote rol Laat- Weichselien (Laat- Glaciaal) Boreaal warmer Preboreaal warmer Late Dryas Allerød Vroege Dryas Bølling II I LW III LW II LW I den overheerst hazelaar, eik, iep, linde, es eerst berk en later den overheersend parklandschap dennen- en berkenbossen open parklandschap open vegetatie met kruiden en berkenbomen Mesolithicum Laat-Paleolithicum Midden- Weichselien (Pleniglaciaal) perioden met een poolwoestijn en perioden met een toendra Vroeg- Weichselien (Vroeg- Glaciaal) Eemien (warme periode) perioden met bos en perioden met een subarctisch open landschap loofbos Midden-Paleolithicum Saalien (ijstijd) Vroeg-Paleolithicum Chronostratigrafie voor Noordwest-Europa volgens Zagwijn (1974), Vandenberghe (1985) en De Mulder et al. (2003). Lithostratigrafie volgens De Mulder et al. (2003). Mariene isotoop stadium (MIS) volgens Bassinot et al. (1994). Atmosferische data volgens Stuiver et al. (1998). Zuurstofisotoop calibratie (OxCal) versie 3.9 Bronk Ramsey (2003), toegepast op het Laat-Weichselien en het Holoceen. Archeologische periode-indeling en ouderdom volgens de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). Vegetatie bewerkt volgens Berendsen (2000). Pollenzones volgens P. Vos & P. Kiden (2005) WOE.C5S.ARC

122 Bijlage 4 Bewoningsgeschiedenis van Nederland Als aanvullende informatie wordt hieronder een algemene ontwikkeling van de bewoningsgeschiedenis van Nederland weergegeven. Paleolithicum (tot ca voor Chr.) De vroegste bewoningssporen in Nederland uit deze periode dateren uit de voorlaatste ijstijd, ca jaar geleden. Waarschijnlijk hebben in de koudste fasen van de ijstijden in Nederland geen mensen geleefd. Daarentegen was bewoning in de warmere perioden wel mogelijk. De mensen die hier toen leefden trokken als jagers/vissers/verzamelaars rond in kleine groepen en maakten gebruik van tijdelijke kampementen. Veranderingen in het klimaat zorgden voor een veranderende flora en fauna. Tijdens de koude perioden bestond het groot wild onder meer uit rendieren, mammoeten, paarden en steppewisenten. Vooral op paarden en rendieren werd in het Laat- Paleolithicum intensief jacht gemaakt. Tijdens de warmere perioden werd er onder andere op herten, wilde zwijnen en oerossen gejaagd. Mesolithicum (ca voor Chr.) Rond de overgang van het Pleistoceen naar het Holoceen (ca voor Chr.) verbeterde het klimaat voor een langdurige periode. De gemiddelde temperatuur steeg, waardoor de variatie in flora en fauna (o.a. bosontwikkeling) toenam. De mens kreeg nu de mogelijkheid om meer gevarieerd te eten: vruchten en andere eetbare gewassen stonden nu vaker op het menu. Doordat de temperatuur steeg, trok het groot wild (met name rendieren) naar het noorden, en maakte plaats voor meer territoriumgebonden klein wild, vogels en vissen. Door deze veranderende leefomstandigheden werd de jachttechniek aangepast. De vuursteen bewerkingstechniek hield met deze ontwikkeling gelijke tred. Er werden kleine vuursteenspitsen vervaardigd die als pijl- en harpoenpunt werden gebruikt. Met de stijging van de temperatuur begon het landijs te smelten en de zeespiegel te stijgen. Het tot dan toe droge Noordzee-Bekken kwam onder water te staan. De groepen jagers/vissers/verzamelaars wisselden nog wel van locatie maar exploiteerden kleinere gebieden. In het voorjaar viste men in de rivieren, tijdens de zomer leefde men voornamelijk langs de kust, waar naast vis en schaaldieren ook zeehonden als voedselbron dienden. In de herfst verzamelde men noten en vruchten, terwijl in de winter op onder meer pelsdieren werd gejaagd. Neolithicum (ca voor Chr.) Aan het begin van deze periode gingen het jagen, vissen en verzamelen een steeds minder belangrijke rol spelen. Men ging nu zelf cultuurgewassen telen en dieren houden bij het kamp. Uit vondsten valt af te leiden dat het om twee groepen mensen gaat, enerzijds kolonisten met een vrijwel agrarische levenswijze, anderzijds om de autochtone mesolitische bevolking die een halfagrarische levensstijl erop na gaat houden. Deze verandering ging gepaard met enkele technologische en sociale vernieuwingen zoals: het wonen op een vaste plek in een huis, het gebruik van vaatwerk van (gebakken) klei en de introductie van geslepen stenen dissels en bijlen. De bevolking groeide nu gestaag, mede door de productie van overschotten. Uit het Neolithicum zijn verschillende nu nog zichtbare grafmonumenten bekend, te weten grafkelders, hunebedden en grafheuvels. Bronstijd (ca voor Chr.) Het begin van dit tijdvak valt samen met het eerste gebruik van bronzen voorwerpen zoals bijlen. Vuurstenen werktuigen bleven, zij het minder, in gebruik. Het aardewerk uit deze periode is over het algemeen tamelijk zeldzaam. Vuursteenmateriaal uit de Bronstijd is meestal niet goed te onderscheiden van dat uit andere perioden. Lange tijd bleven bronzen voorwerpen zeer schaars binnen Nederlands grondgebied. Door het van nature ontbreken van de benodigde grondstoffen moest het brons worden geïmporteerd en ontstonden er handelscontacten over langere afstanden. Eén en ander had wel tot gevolg dat er binnen de bevolking grotere verschillen ontstonden door verschillen op basis van bezit. De grafheuveltraditie, die tijdens het Neolithicum haar intrede deed, werd in eerste voortgezet, maar rond 1200 voor Chr. vervangen door begravingen in urnenvelden. Het gaat hier om ingegraven urnen met crematieresten waar overheen kleine heuveltjes werden opgeworpen, omgeven door een WOE.C5S.ARC

123 greppel. Een Kopertijd voorafgaand aan de Bronstijd wordt in Noordwest-Europa niet onderscheiden, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Middellandse Zeegebied. Wel zijn uit het Laat-Neolithicum koperen voorwerpen bekend. IJzertijd (ca voor Chr.) In deze periode werden voor het eerst ijzeren voorwerpen vervaardigd. Voor de productie van werktuigen en wapens werd brons vervangen door ijzer. Er ontstond een inheemse ijzerproductie. Het gebruik van vuursteen voor het vervaardigen van werktuigen duurde nog in beperkte mate voort. Ten opzichte van de Bronstijd traden er in de aardewerktraditie geen radicale veranderingen op. Evenals in het Neolithicum en de Bronstijd woonden de mensen in verspreid liggende hoeven ('Einzelhöfe') of in nederzettingen bestaande uit maar enkele huizen; deze werden in een beperkt gebied nogal eens verplaatst. Op de hogere zandgronden ontstonden uitgebreide omwalde akkercomplexen ('Celtic fields'). Opvallend zijn de verschillen in materiële welstand (bezit van metalen voorwerpen), die mogelijk op sociale ongelijkheid duiden. In de zogenaamde vorstengraven uit Zuid Nederland, met daarin luxe, geïmporteerde bijgaven, zijn vermoedelijk lokale of regionale autoriteiten begraven. De meeste begravingen vonden nog immer plaats in urnenvelden. Tijdens de IJzertijd werd het Friese kustgebied gekoloniseerd en ontstonden de eerste terpen. Romeinse Tijd (ca. 12 voor Chr na Chr.) Met de komst van de Romeinen eindigt de prehistorie en begint de geschreven geschiedenis. Aangezien de schriftelijke bronnen slechts een zeer fragmentarisch beeld schetsen, is men toch nog in belangrijke mate aangewezen op de archeologie als informatiebron. Een tijd lang diende het Nederlandse rivierengebied als uitvalsbasis voor veldtochten in het noorden van Germanië. In 47 na Chr. werd de Rijn definitief als Romeinse rijksgrens ingesteld. Ter controle en verdediging van deze zogenaamde 'limes' werden langs de Rijn, tot diep in Duitsland, 'castella' (militaire forten) gebouwd. De inheemse manier van leven handhaafde zich nog lange tijd. Wel werd, vooral na de opstand van de Bataven tegen de Romeinse overheersers in na Chr., de Romeinse invloed steeds duidelijker. In veel inheems-romeinse nederzettingen was bijvoorbeeld, naast het eigen handgevormde aardewerk, Romeins importaardewerk in gebruik, dat op de draaischijf was vervaardigd. Er werden, vooral in Limburg, grootse villa's (Romeinse herenboerderijen) gebouwd, hetzij nieuw gesticht, hetzij ontwikkeld vanuit een bestaande inheemse nederzetting. De Romeinen legden een voor die tijd al uitgebreide infrastructuur aan, waardoor het gebied steeds beter werd ontsloten. Op verschillende plaatsen ontstonden aanzienlijke nederzettingen, waarvan er enkele met een stedelijk karakter (zoals Nijmegen). De inheemse bevolking, ten noorden van de Limes, werd niet zo sterk beïnvloed door de Romeinse aanwezigheid. Er was wel sprake van handelscontacten en het uitwisselen van geschenken. In de tweede helft van de derde eeuw ontstond, onder meer door invallen van Germaanse stammen, een instabiele situatie die met korte onderbrekingen voortduurde tot in de vijfde eeuw. Uiteindelijk leidde dit in het jaar 406 tot de definitieve ineenstorting van de grensverdediging langs de Rijn. Middeleeuwen (ca na Chr.) Over de Vroege Middeleeuwen, vooral over het tijdvak na Chr., is relatief weinig bekend. Zowel historische bronnen als archeologische overblijfselen zijn schaars. De bevolkingsomvang was ten opzichte van de voorafgaande periode sterk afgenomen. De marktgerichte economie verdween en de mensen vielen terug op zelfvoorziening. De politieke macht was na het wegvallen van de Romeinse staatsorganisatie in handen gekomen van regionale en lokale hoofdlieden. Een gezaghebbende status was nu vooral gebaseerd op militair succes en materiële welstand. Deze instabiele periode wordt ook wel aangeduid als de 'tijd van de volksverhuizingen'. Vanaf de 10 e 11 e eeuw wordt een overheersende positie van de al dan niet adellijke grootgrondbezitters waargenomen. Dit vertaalt zich in nieuwe nederzettingsvormen als mottes, kastelen en versterkte hoeven. In verband met de aanhoudende bevolkingsgroei, en mede dankzij gunstige klimatologische omstandigheden, werd een begin gemaakt met het ontginnen van woeste gronden als bos, WOE.C5S.ARC

124 heide en veen. Veel van de huidige dorpen en steden dateren uit deze periode. Door de aanleg van dijken en kaden werden laaggelegen gebieden beschermd tegen wateroverlast. De heersende rivaliteit tussen de vorsten leidde, in combinatie met een zwak centraal gezag, veelvuldig tot lokaal geweld, waarvan de bevolking vaak het slachtoffer werd. Door het aanleggen van burgen, schansen, landweren en wallen trachtte men zich te beveiligen. Nieuwe tijd (1500-heden) De Nieuwe tijd kenmerkt zich door een groot aantal veranderingen vooral op het gebied van mens- en wereldbeeld. Er is sprake van een Europese overzeese expansie wat leidt tot handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie. Er ontstaat een nieuwe wetenschappelijke belangstelling die resulteert in vele uitvindingen. Deze uitvindingen vormen de motor van de industriële revolutie. Er ontstaat een nationale staat die centraal bestuurd wordt. Als gevolg van deze ontwikkelingen neemt het belang en de omvang van steden toe en neemt de macht van adel af. Het grootste deel van de bevolking is niet meer werkzaam en woonachtig op het platteland maar in de steden. In verband met de aanhoudende bevolkingsgroei worden aan het eind van de 19 e tot het begin van de 20 e eeuw op grote schaal woeste gronden gecultiveerd. Door de industriële revolutie komen steeds meer producten beschikbaar voor steeds meer mensen waardoor de welvaart stijgt. In de Nieuwe tijd vindt er eveneens een hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke Oudheid plaats, wat zich tot in het begin van de 20 e eeuw uit in de kunsten WOE.C5S.ARC

125 Bijlage 5 AMZ-cyclus Het AMZ-proces Archeologisch onderzoek in Nederland wordt in het algemeen uitgevoerd binnen het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Het gehele traject van de AMZ omvat een aantal stappen die elkaar kunnen opvolgen, afhankelijk van het resultaat van de voorgaande stappen. Om inhoudelijke, prijs- en planningstechnische redenen kan er soms voor gekozen worden om bepaalde stappen gelijktijdig uit te voeren. Bovendien kan, indien reeds voldoende gegevens bekend zijn, een stap worden overgeslagen. Elke stap eindigt met een rapport met daarin een advies voor de vervolgstappen. Na elke stap wordt er een selectiebesluit genomen door de bevoegde overheid, gemeente, provincie of de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek. Indien na een bepaalde stap blijkt dat geen nader vervolgonderzoek nodig is, wordt het archeologisch onderzoek afgesloten. Ook kan het bevoegd gezag besluiten dat een vindplaats van zo groot belang is, dat deze in situ behouden moet worden. Dan dienen de archeologische resten in de grond beschermd te worden door planaanpassing of planinpassing. Het begint met het bepalen van de onderzoeksplicht. Gemeentelijke, provinciale en landelijke archeologische waardenkaarten geven aan of het plangebied in een gebied ligt met een archeologische verwachting. Indien dit het geval is, dan zal er in het kader van de planprocedure onderzoek verricht moeten worden om te bepalen of er archeologische waarden binnen het plangebied aanwezig zijn. Hiermee start de zogenaamde AMZ-cyclus (zie schema). De eerste fase: Bureauonderzoek Elk archeologisch onderzoek begint met een bureauonderzoek. Dit heeft tot doel het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende of verwachte archeologische waarden, binnen het plangebied om tot een gespecificeerd verwachtingsmodel te komen, op basis waarvan een beslissing genomen kan worden ten aanzien van een eventuele vervolgstap. De tweede fase: Inventariserend VeldOnderzoek (IVO) Het doel van een IVO is het aanvullen en toetsen van het gespecificeerde verwachtingsmodel. Het IVO moet informatie geven over de aan- of afwezigheid, de aard, het karakter, de omvang, de datering, de gaafheid, de conservering en de inhoudelijke kwaliteit van de archeologische waarden. Inventariserend Veldonderzoek; Booronderzoek en Veldkartering Door een booronderzoek kan er een goede inschatting gemaakt worden van de kans op archeologische waarden (grondsporen en daarmee samenhangende voorwerpen). Bij het booronderzoek is een onderscheid aangebracht in een verkennende, karterende en waarderende fase. De verkennende fase heeft tot doel inzicht te krijgen in de vormeenheden van het landschap, voor zover deze van invloed zijn op de locatiekeuze. Op deze manier worden kansarme zones uitgesloten en kansrijke zones geselecteerd voor de volgende fasen. Tijdens de karterende fase wordt het onderzoeksgebied systematisch onderzocht op de aanwezigheid van archeologische vondsten of sporen. De waarderende fase sluit aan op de karterende fase. Het waarnemingsnet kan verdicht worden om de horizontale begrenzing, ligging en omvang van archeologische vindplaatsen vast te stellen. Een veldkartering wordt uitgevoerd wanneer vondsten of sporen aan de oppervlakte worden verwacht en zichtbaar zijn op het moment dat het onderzoek uitgevoerd wordt. Dit type onderzoek bestaat uit het systematisch belopen van het maaiveld van het plangebied WOE.C5S.ARC

126 Inventariserend Veldonderzoek; Proefsleuven Als uit vooronderzoek blijkt dat binnen het plangebied archeologische resten aangetroffen kunnen worden kan het bevoegd gezag beslissen tot een proefsleuvenonderzoek. Proefsleuven zijn lange sleuven van minimaal twee tot vijf meter breed die worden aangelegd in de zones waar in de voorgaande onderzoeksfase aanwijzingen voor vindplaatsen zijn aangetroffen. De KNA schrijft voor dat bij een dergelijk onderzoek minimaal 5% van het te verstoren gebied onderzocht dient te worden. De derde fase: Archeologische Begeleiding (AB) of Opgraven (AAO) Archeologische Begeleiding Als het vooronderzoek niet voldoende informatie heeft opgeleverd om de archeologische waarde van de archeologische resten te bepalen, kan besloten worden tot archeologische begeleiding van de sloop- of graafwerkzaamheden. Dit betekent dat archeologen bij het graafwerk aanwezig zijn om het werk te volgen en eventuele resten te documenteren. Wanneer tijdens de werkzaamheden vondsten (van hoge archeologische waarde) naar boven komen, die aanleiding geven tot nader onderzoek, kan alsnog besloten worden om tot een opgraving over te gaan. Opgraven Indien de archeologische resten niet in situ bewaard kunnen blijven, maar wel van belang zijn voor de wetenschap, kan het bevoegd gezag besluiten over te gaan tot een Algehele Archeologische Opgraving (AAO). Het doel hiervan is volgens de KNA het documenteren van gegevens en het veiligstellen van materiaal van vindplaatsen om daarmee informatie te behouden, die van belang is voor kennisvorming over het verleden WOE.C5S.ARC

127 Schema van de Archeologische Monumenten Zorg Vergunningaanvraag/ruimtelijke ontwikkeling Toetsing aan archeologisch beleid (Gemeente, Provincie, Rijk) Bureauonderzoek* (verzamelen gegevens en opstellen verwachtingsmodel) Selectiebesluit (door bevoegd gezag op basis van resultaten) Inventariserend veldonderzoek* Verkennend veldonderzoek **** Karterend veldonderzoek Door middel van: Door middel van: - terreininspectie - oppervlaktekartering - booronderzoek** - booronderzoek** - proefsleuven*** ***** Selectiebesluit (door bevoegd gezag op basis van resultaten) Bewezen of hoge kans op de aanwezigheid van archeologie ****** Waarderend veldonderzoek door middel van proefsleuven*** Selectiebesluit (door bevoegd gezag op basis van resultaten) Opgraven*** Begeleiding*** Beschermen Verwijderen Begeleiding Bescherming van de van de van de archeologie werkzaamheden archeologie door door door archeologen archeologen planaanpassing Vergunningverlening indien geen onderzoek noodzakelijk wordt geacht. Bij geen of geringe kans op aanwezigheid van archeologie. Einde onderzoek, vrijgeven voor functie (eventueel met bouwkundige voorwaarden). Ook kan besloten worden over te gaan op het begeleiden van de graafwerkzaamheden door archeologen.*** Bij geen of geringe kans op aanwezigheid van archeologie. Einde onderzoek, vrijgeven voor functie (eventueel met bouwkundige voorwaarden). Ook kan besloten worden over te gaan op het begeleiden van de graafwerkzaamheden door archeologen.*** Bij geen of geringe kans op aanwezigheid van archeologie, wel archeologische waarden aanwezig maar geen vervolgonderzoek noodzakelijk op grond van waardering. Einde onderzoek, vrijgeven voor functie (eventueel met bouwkundige voorwaarden). * Combinatie bureauonderzoek en IVO verkennende of karterende fase mogelijk, indien een PvA aanwezig is. ** Voorafgaand aan het booronderzoek dient een PvA worden opgesteld, toetsing door bevoegd gezag *** Voorafgaand aan het onderzoek dient een PvE en PvA te worden opgesteld, toetsing door bevoegd gezag. **** Na een verkennend booronderzoek kan het bevoegd gezag besluiten dat een aanvullend karterend booronderzoek moet worden uitgevoerd. ***** Een combinatie van bureauonderzoek en IVO karterende en waarderende fase door middel van proefsleuven is mogelijk, indien een PvA en een goedgekeurd PvE aanwezig is en met instemming van het bevoegd gezag. ****** Een combinatie van bureauonderzoek en IVO karterende en waarderende fase door middel van proefsleuven of een IVO karterende en waarderende fase door middel van proefsleuven is mogelijk, indien een PvA en een goedgekeurd PvE aanwezig is en met instemming van het bevoegd gezag WOE.C5S.ARC

128 Bijlage 6 Planontwerp WOE.C5S.ARC

129 WOE.C5S.ARC

130 WOE.C5S.ARC

131 Bijlage 7 Boorprofielen WOE.C5S.ARC

132 01 X: Y: X: Y: ,9 m +NAP 0 akker Zand, matig fijn, sterk siltig, zw ak humeus, baksteen, bruingrijs, Aa-horizont 0 13,3 m +NAP 0 akker Klei, sterk zandig, donker grijsbruin, gevlekt; verstoord Zand, matig fijn, sterk siltig, donker grijsbruin, gevlekt; verstoord Zand, matig fijn, sterk siltig, zw ak humeus, zw ak baksteenhoudend, bruingrijs, Aa-horizont Klei, sterk zandig, grijsgeel, C-horizont; Formatie van Waalre Klei, sterk zandig, zw ak gleyhoudend, grijsgeel, C-horizont; Formatie van Waalre 03 X: Y: X: Y: m +NAP akker Zand, matig fijn, sterk siltig, zw ak humeus, baksteen, bruingrijs, Aa-horizont Klei, zw ak zandig, zw ak gleyhoudend, donker grijsbruin, gevlekt; verstoord Klei, zw ak zandig, zw ak gleyhoudend, grijs, C-horizont; Formatie van Waalre ,1 m +NAP akker Klei, zw ak zandig, zw ak humeus, donker bruingrijs, Aap-horizont Klei, matig siltig, zw ak gleyhoudend, grijsgeel, Cg-horizont; Formatie van Waalre 05 X: Y: X: Y: ,5 m +NAP 0 25 akker Zand, matig fijn, uiterst siltig, zw ak humeus, donker bruingrijs, Aap-horizont 0 13,1 m +NAP 0 akker Klei, sterk zandig, zw ak humeus, bruingrijs, Aa-horizont Klei, zw ak zandig, zw ak gleyhoudend, grijsgeel, Cg-horizont; Formatie van Waalre Klei, sterk zandig, zw ak baksteenhoudend, donker grijsbruin, gevlekt; verstoord Zand, matig grof, sterk siltig, zw ak gleyhoudend, grijsgeel, Cg-horizont; Formatie van Waalre WOE.C5S.ARC

133 07 X: Y: X: Y: m +NAP 0 akker Klei, sterk zandig, matig gleyhoudend, donker grijsbruin, gevlekt; verstoord 0 12,3 m +NAP 0 akker Zand, matig fijn, zw ak siltig, zw ak humeus, donker grijsbruin, Aap-horizont Zand, zeer fijn, matig siltig, zw ak gleyhoudend, grijsgeel, C-horizont; Formatie van Waalre Zand, matig grof, zw ak siltig, grijsgeel, C-horizont; Formatie van Waalre 09 X: Y: X: Y: ,4 m +NAP 0 akker Zand, matig fijn, zw ak siltig, zw ak humeus, donker grijsbruin, Aap-horizont 0 12,8 m +NAP 0 akker Zand, matig fijn, zw ak siltig, zw ak humeus, donker bruingrijs, Aap-horizont Zand, matig grof, zw ak siltig, zw ak gleyhoudend, geel, Cg-horizont; Formatie van Waalre 100 Zand, matig fijn, zw ak siltig, bruinbeige, E-horizont? apart afgerond Zand, matig fijn, zw ak siltig, donkerbruin, B-horizont? apart afgerond Zand, matig fijn, zw ak siltig, matig gleyhoudend, geel, Cg-horizont 11 X: Y: ,7 m +NAP 0 akker Zand, matig fijn, zw ak siltig, zw ak humeus, donker bruingrijs, Aap-horizont Klei, sterk zandig, beigegeel, C-horizont; Formatie van Waalre Zand, matig fijn, matig siltig, beigegeel, C-horizont; Formatie van Waalre WOE.C5S.ARC

134 WOE.C5S.ARC

135 Over Econsultancy.. Econsultancy is een onafhankelijk adviesbureau. Wij bieden realistisch advies en concrete oplossingen voor milieuvraagstukken en willen daarmee een bijdrage leveren aan een duurzaam en verantwoord gebruik van onze leefomgeving. Diensten Wij kunnen u van dienst zijn met een uitgebreid scala aan onderzoeken op het gebied van bodem, waterbodem, water, archeologie, ecologie en milieu. Op vindt u uitgebreide informatie over de verschillende onderzoeken. Werkwijze Inzet en professionele betrokkenheid kenmerkt onze diensten. De verantwoordelijke projectleider is het eenduidige aanspreekpunt voor de klant en draagt zorg voor alle aspecten van het project: kwaliteit, tijd, geld, communicatie en organisatie. De kernwaarden deskundig, vertrouwd, betrokken, flexibel, zorgvuldig en vernieuwend zijn een belangrijke leidraad in ons handelen. Kennis Het deskundig begeleiden van onze opdrachtgevers vraagt om betrokkenheid bij en kennis van de bedoelingen van de opdrachtgever. Het vereist ook gedegen en actuele vakinhoudelijke kennis. Alle beschikbare kennis wordt snel en effectief ingezet. De medewerkers vormen ons belangrijkste kapitaal. Persoonlijke en inhoudelijke ontwikkeling staat centraal want het werk vraagt steeds om nieuwe kennis en nieuwe verantwoordelijkheden. Creativiteit Onze medewerkers zijn in staat om buiten de geijkte kaders een oplossing te zoeken met in achtneming van de geldende wet- en regelgeving. Oplossingen die bedoeld zijn om snel en efficiënt het doel van de opdrachtgever te bereiken. Kwaliteit Er wordt continue gestreefd naar het verhogen van de professionaliteit van de dienstverlening. Het leveren van diensten wordt intern op een dusdanige wijze georganiseerd dat het gevraagde resultaat daadwerkelijk op een zo effectief en efficiënt mogelijke wijze wordt voortgebracht. Hierbij staat de klanttevredenheid centraal. Het kwaliteitssysteem van Econsultancy voldoet aan de NEN-EN-ISO 9001: Tevens is Econsultancy gecertificeerd voor diverse protocollen en beoordelingsrichtlijnen. Opdrachtgevers Econsultancy heeft sinds haar oprichting in 1996 al meer dan tienduizend projecten uitgevoerd. Projecten in opdracht van particulier tot de Rijksoverheid, van het bedrijfsleven tot non-profit organisaties. De projecten kennen een grote diversiteit en hebben in sommige gevallen uitsluitend een onderzoekend karakter en zijn in andere gevallen meer adviserend. Steeds vaker wordt onderzoek binnen meerdere disciplines door onze opdrachtgevers verlangt. Onze medewerkers zijn in staat dit voor de opdrachtgever te coördineren en zelf (deel)onderzoeken uit te voeren. Ter illustratie van de veelvoud en veelzijdigheid van de projecten in de werkvelden bodem, waterbodem, ecologie, archeologie, water en milieu kunnen uitgebreide referentielijsten worden verschaft. Vestiging Limburg Vestiging Gelderland Vestiging Brabant Rijksweg Noord 39 Fabriekstraat 19c Rapenstraat KS Swalmen 7005 AP Doetinchem 5831 GJ Boxmeer Tel Tel Tel Swalmen@econsultancy.nl Doetinchem@econsultancy.nl Boxmeer@econsultancy.nl

136

137 Bijlage 9

138

139 Wematech Milieu Adviseurs B.V. STIKSTOFDEPOSITIE BEREKENING Hof van Putte Putseweg 13 te Woensdrecht Opdrachtgever : Aannemersbedrijf B. de Nijs-Soffers B.V. Postbus AD HOOGERHEIDE Projectnummer : LUC Kenmerk rapport: MT Status rapport: Definitief Datum : 06 september 2013 Projectleider ing. M.J. Tomas par: (mede)auteur ing. F.P.J. van Gils par: Wematech Advies Groep B.V. is gecertificeerd door Lloyd s volgens de gestelde criteria conform ISO-9001:2008 onder nummer RQA Postbus 1817, 4700 BV Roosendaal. Windmolen 23, 4751 VM Oud Gastel Tel. +31 (0) Fax +31 (0) milieuadviseurs@wematech.nl. KvK BTW nr. NL B01. Rabobank Roosendaal Algemene leveringsvoorwaarden gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te Breda onder nummer 4936

140 Wematech Milieu Adviseurs B.V. Kenmerk : Projectnummer : MT LUC INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding /achtergrond Korte beschrijving bedrijfsactiviteiten Wettelijk kader Brongegevens beoogde situatie Emissiegegevens NO x bronnen Berekening stikstofdepositie beoogde situatie Rekenmodel Nabij gelegen te beschermen gebieden Rekenresultaten gridberekening Rekenresultaten receptorpunten...7 Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Schets met resultaten gridberekening en situering receptorpunten Invoergegevens en rekenresultaten gridberekening Ouputbestand OPS Pro 4.3 berekening receptorpunten beoogde situatie Datum 06 september 2013 Pagina 2 / 7

141 Wematech Milieu Adviseurs B.V. Kenmerk : Projectnummer : MT LUC Inleiding /achtergrond 1.1. Korte beschrijving bedrijfsactiviteiten Aannemersbedrijf B. de Nijs-Soffers B.V. is voornemens om aan de Putseweg 13 te Putte een amusementscentrum te realiseren met onder andere een bowling, brasserie, kinderspeeltuin en casino. Vanwege dit plan kunnen emissies van componenten plaatsvinden welke kunnen leiden tot stikstofdepositie in de omgeving van het project Wettelijk kader Op grond van artikel 19d, lid 1 van de Natuurbeschermingswet 1998 is het verboden om zonder vergunning projecten of andere handelingen uit te voeren die, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Sinds de inwerkingtreding van de Crisis- en Herstelwet op 31 maart 2010, geldt er een referentiedatum voor stikstofdepositie, namelijk 7 december 2004 (artikel 19kd Natuurbeschermingswet). Iedere wijziging na deze datum geldt wel als vergunningplichtig voor wat betreft de Habitatrichtlijngebieden. Voor Vogelrichtlijngebieden geldt de datum van aanwijzing van het Vogelrichtlijngebied als referentiedatum. Hierbij geldt als voorwaarde dat de aanwijzing na 10 juni 1994 gedaan is, in overige gevallen geldt 10 juni 1994 als referentiedatum. Thans wordt de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) ontwikkeld, welke een landelijke integrale benadering van de stikstofproblematiek dient te bewerkstelligen. De PAS zal naar verwachting begin 2014 gereed zijn, tot die tijd zijn nog geen vastomlijnde toetsingskaders aanwezig, anders dan welke voorvloeien uit de Natuurbeschermingswet en jurisprudentie. Door de provincie Noord Brabant is derhalve een eigen beleid ontwikkeld voor wat betreft de interpretatie en beoordeling van de noodzaak tot een vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet. Als uitgangspunt geldt dat, indien voor het project in de beoogde situatie een bijdrage wordt berekend van 0,051 mol N/ha/jaar of meer op een Natura 2000 gebied of een Beschermd Natuurmonument ten opzichte van de referentiedatum, er een mogelijke significante negatieve invloed kan zijn op dit gebied. Hierdoor dient een vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 te worden aangevraagd. In voorliggend rapport wordt de bijdrage berekend vanwege het project. Voor dit project is voor zover bekend nog niet eerder een vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 verleend. Datum 06 september 2013 Pagina 3 / 7

142 Wematech Milieu Adviseurs B.V. Kenmerk : Projectnummer : MT LUC Brongegevens beoogde situatie In de navolgende paragrafen zijn de emissiegegevens van de relevante bronnen welke NO x kunnen emitteren uitgewerkt. Gezien de aard van het project wordt gesteld dat uitsluitend de verkeersbewegingen als relevante bronnen dienen te worden aangemerkt. Aangezien de jaargemiddelde stikstofdepositie berekend dient te worden is per verschillende bron de jaargemiddelde emissie in [g/s] bepaald. De jaargemiddelde emissie wordt gelijk gesteld aan de daggemiddelde emissie in [g/s] op een gemiddelde dag Emissiegegevens NO x bronnen Door Aannemersbedrijf B. de Nijs-Soffers B.V. is aangegeven dat van de navolgende bezoekersgegevens dient te worden uitgegaan: bezoekers per jaar; 5% van de bezoekers zal per fiets de locatie bezoeken; er dient uitgegaan de worden van een gemiddelde van 2 bezoekers per personenwagen. Op basis van bovenstaande uitgangspunten kan bepaald worden dat.95 * /2 = personenwagens per jaar de locatie zullen bezoeken. Of te wel jaargemiddeld zullen / 365 = 130,1 personenwagens per dag de locatie bezoeken. Voor voorliggend onderzoeks is uitgegaan van een jaargemiddelde van 135 bezoekende personenwagens per dag. Voor vrachtwagens ten behoeve van bevoorrading is gemiddeld 1 vrachtwagen per dag aangenomen. Op basis van de inrichtingsschets voor het Hof van Putte, waarop eveneens de situering van de parkeerplaatsen is aangegeven, is een 4 tal bronlocaties vastgesteld ten behoeve van de verkeersbewegingen op het terrein. Opgemerkt wordt dat in het rekenmodel geen rijroutes kunnen worden gemodelleerd. De rijroutes worden derhalve als puntbronnen gemodelleerd welke representatief worden geacht voor de afgelegde rijroute. De lengte van de rijroute voor de verschillende terreindelen zijn bepaald op basis van de inrichtingsschets. Tabel 2.1. Rijroutes en bronnen welke NOx kunnen emitteren Bron Omschrijving X-coördinaat Y-coördinaat Aandeel personenwagens Weglengte [m] Inrit (t.b.v. parkeren zuid en 1 vrachtwagen) % 70 Inrit (t.b.v. overig parkeren) 70% Parkeren ten zuiden van inrit en vrachtwagen bevoorrading % Parkeren ten noorden van inrit % Parkeren ten westen van inrit % 200 Datum 06 september 2013 Pagina 4 / 7

143 Wematech Milieu Adviseurs B.V. Kenmerk : Projectnummer : MT LUC Met behulp van de in bovenstaande tabel opgenomen gegevens en de door het ministerie van I&M beschikbaar gestelde emissiefactoren 1 kan per bron de NO x-emissie per dag worden bepaald. Voor de verkeersbewegingen op het terrein is uitgegaan van stagnerend stadsverkeer, waardoor manoeuvreren en parkeren reeds in de emissiefactor zijn verdisconteerd. Voor personenwagens is uitgegaan van verkeerstype licht wegverkeer en voor vrachtwagens van verkeerstype middelzwaar wegverkeer.. Tabel 2.2. Bepaling NOx-emissies Nr. Omschrijving Aantal Weglengte route [m] Totale afstand [km/dag] Emissiefactor [gnox/km] NOxemissie [g/dag] NOxemissie [g/dag] Inrit (PW zuid) 40,5 70 2,84 0,60 1,70 1 Inrit (VW zuid) ,07 13,0 0,91 10,55 Inrit (PW overig) 94, ,23 0,60 7,94 2 PW zuid 40, ,29 0,60 4,37 VW zuid ,18 13,0 2,34 6,71 3 PW noord 40, ,67 0,60 3,40 3,40 4 PW west ,80 0,60 6,48 6,48 Bovenstaande resulteert in de navolgende invoergegevens voor het rekenmodel: Tabel 2.3. Resumé te modelleren NOx-emissies Nr. X-coördinaat Y-coördinaat NOx-emissie Warmteinhoud Hoogte [g/s] [MW] [m] , , , , , , , ,00 1 Naast bovengenoemde parameters zijn de navolgende invoergegevens aangehouden: voor alle bronnen is de variatie van de hoogte op 0 meter gesteld; voor de brondiameter is 0 meter aangehouden, aangezien de afmetingen van de bron niet relevant worden geacht; voor de diurnal variation is average industrial activity aangehouden. 1 Datum 06 september 2013 Pagina 5 / 7

144 Wematech Milieu Adviseurs B.V. Kenmerk : Projectnummer : MT LUC Berekening stikstofdepositie beoogde situatie 3.1. Rekenmodel De berekening van de stikstofdepositie wordt uitgevoerd met het Operationele Prioritaire Stoffen model versie 4.3 (OPS Pro 4.3). Met behulp van dit model is een gridberekening uitgevoerd om de stikstofdepositie te bepalen. De gridbrekening is uitgevoerd op een grid van 100 * 100 cellen, met een celafmeting van 100* 100 meter. Het centrum van dit grid is gelegen in het centrum van het project op RD coördinaat (X,Y) 85190; Daarbij worden de volgende algemene modelgegevens gehanteerd voor de berekeningen: Rekenjaar : 2013 Meteorologie : Standaard meteorologie, variërend tussen receptoren Meteorologische periode : Lange termijn gemiddelde Nederland 3.2. Nabij gelegen te beschermen gebieden In de omgeving van het project zijn de in onderstaande tabel opgenomen te beschermen gebieden gesitueerd. De situering van deze gebieden is eveneens aangegeven op de tekening in bijlage 1. Tabel 3.1. Nabij gelegen te beschermen gebieden Naam gebied Afstand Referentiedatum Vogelrichtlijn Referentiedatum Habitatrichtlijn Referentiedatum Beschermd natuurmonument Brabantse Wal ± 180m 24 maart december 2004 n.v.t. Westerschelde ±9,4 km 24 maart december 2004 n.v.t. Markiezaat ± 10,2 km 10 juni 1994 n.v.t. n.v.t. Zoommeer ± 14,1 km 24 maart 2000 n.v.t. n.v.t Rekenresultaten gridberekening De rekenresultaten van de gridberekening voor NO x zijn weergegeven op de tekening in bijlage 1. In bijlage 2 zijn de invoergegevens en rekenresultaten van de OPS Pro 4.3 gridberekening opgenomen. Op basis van deze gridberekening kan worden geconcludeerd dat vanwege het project op het nabij gelegen te beschermen gebied Brabantse Wal mogelijk een bijdrage van 0,051 mol N/ha/jaar of meer berekend wordt vanwege de NO x emissie. Ter plaatse van de overige in bovenstaande tabel opgenomen gebieden wordt zeker geen bijdrage van 0,051 mol N/ha/jaar of meer berekend. Om de stikstofdepositie ter plaatse van het te beschermen gebied Brabantse Wal gedetailleerder inzichtelijk te maken is ter plaatse van dit gebied een aantal receptorpunten weggelegd waar de stikstofdepositie is berekend. Datum 06 september 2013 Pagina 6 / 7

145 Wematech Milieu Adviseurs B.V. Kenmerk : Projectnummer : MT LUC Rekenresultaten receptorpunten Om de stikstofdepositie ter plaatse van het te beschermen gebied Brabantse Wal gedetailleerder inzichtelijk te maken is ter plaatse van dit gebied een aantal receptorpunten weggelegd waar de stikstofdepositie vanwege NO x berekend wordt. De situering van de receptorpunten is aangegeven op de tekening in bijlage 1. In bijlage 3 zijn de output bestanden van OPS Pro 4.3 opgenomen. In onderstaande tabel zijn de rekenresultaten van de depositieberekening op de receptorpunten opgenomen. Tabel 3.2. Rekenresultaten stikstofdepositie per receptorpunt Nr. X-coördinaat Y-coördinaat Aanwijzing gebied Depositie vanwege NOx [mol N/ha/jaar] BW Vogelrichtlijn 0,007 BW Vogelrichtlijn 0,014 BW Vogelrichtlijn 0,022 BW Vogelrichtlijn 0,006 BW Vogelrichtlijn 0,007 BW Vogel- en habitatrichtlijn 0,008 BW Vogel- en habitatrichtlijn 0,007 BW Vogel- en habitatrichtlijn 0,014 Uit de rekenresultaten in bovenstaande tabel kan worden geconcludeerd dat ter plaatse van het nabij gelegen te beschermen gebied geen bijdrage van 0,051 mol N/ha/jaar of meer berekend wordt. Hierdoor kan gesteld worden dat geen significante negatieve invloed vanwege stikstofdepositie verwacht mag worden ter plaatse van nabij gelegen te beschermen gebieden. Voor het project geldt op basis van voorliggend onderzoek en het toetsingskader van de provincie Noord Brabant dan ook geen vergunningplicht ingevolge de Natuurbeschermingswet Datum 06 september 2013 Pagina 7 / 7

146 BIJLAGE 1 Schets met resultaten gridberekening en situering receptorpunten

147

148 BIJLAGE 2 Invoergegevens en rekenresultaat gridberekening

149 Kenmerk : Projectnummer : MT LUC Invoergegevens en rekenresultaat gridberekening BIJLAGE 2

150 Totale depositie Hof van Putte NOy (mol/ha/y)

151 Bijlage 3 Ouputbestand OPS Pro 4.3 berekening receptorpunten beoogde situatie

152 Project : Hof van Putte Substance: NOx Date/time: ; 10:50:13 =========================== OPS dec 2011 =========================== Concentrations for NOx and NO3+HNO3 and NO3 and depositions as NO3+HNO3 Calculated for specific locations nr name x-coord y-coord pri.con dry.dep wet.dep tot.dep sec.con sec.cor vdpri vdsec z0 lu precip NOx NOy NOy NOy NO3 NO3 (m) (m)ug/m3 NO2 mol/ha/y mol/ha/y mol/ha/y ug/m3 ug/m3 cm/s cm/s m - x x x x x x x x x 1.E-05 1.E-04 1.E-04 1.E-04 1.E-08 1.E-08 1.E-03 1.E E-03 1 BW BW BW BW BW BW BW BW

153 Project : Hof van Putte Substance: NOx Date/time: ; 10:50:13 =========================== OPS dec 2011 =========================== Summary statistics for NOx NOx considered as gaseous Dispersion and deposition of secundary component NO3+HNO3 included average NOx concentration : 0.184E-02ug/m3 average NO3+HNO3 concentration : 0.596E-05 ug/m3 eff. NOx > NO3+HNO3 chem. conv. rate : %/h average NO3 concentration : 0.437E-05 ug/m3 average dry NOy deposition (as NO3+HNO3) : 0.177E-01 mol/ha/y average dry NOx deposition (as NO3+HNO3) : 0.176E-01 mol/ha/y average dry NO3+HNO3 deposition (as NO3+HNO3) : 0.825E-04 mol/ha/y effective dry deposition velocity NOx : cm/s effective dry deposition velocity NO3+HNO3 : cm/s average wet NOy deposition (as NO3+HNO3) : 0.425E-05 mol/ha/y average wet NOx deposition (as NO3+HNO3) : 0.579E-06 mol/ha/y average wet NO3+HNO3 deposition (as NO3+HNO3) : 0.368E-05 mol/ha/y effective wet deposition rate NOx : %/h effective wet deposition rate NO3+HNO3 : %/h annual precipitation amount : 811 mm average NOy deposition (as NO3+HNO3) : 0.177E-01 mol/ha/y

154 Project : Hof van Putte Substance: NOx Date/time: ; 10:50:13 =========================== OPS dec 2011 =========================== Meteorological statistics used: climatological area : The Netherlands (interpolated meteo) type of statistics : normal statistics climatological period: long term period Surface roughness (z0) data used: Regionally differentiated z0 values determined by OPS Files used by OPS: Control parameter file : C:\Applics\OPS-Pro \output\HofvanPutteREC ctr Emission data file : C:\Applics\OPS-Pro \emis\HofvanPutte brn Diurnal variation file(s) - pre-defined : C:\Applics\OPS-Pro \data\dvepre.ops Receptor data file : C:\Applics\OPS-Pro \recep\HofvanPutte rcp Climatological data files : C:\Applics\OPS-Pro \meteo\m095104c Surface roughness file : C:\Applics\OPS-Pro \data\z0_jr_250_lgn6.ops Landuse file : C:\Applics\OPS-Pro \data\lu_250_lgn6.ops Files produced by OPS: Plotter output file : C:\Applics\OPS-Pro \output\HofvanPutteREC tab Printer output file (this file): C:\Applics\OPS-Pro \output\HofvanPutteREC lpt

155 Project : Hof van Putte Substance: NOx Date/time: ; 10:50:13 =========================== OPS dec 2011 =========================== Emission source data: Applied correction factor: ssn x(m) y(m) q (g/s) hc(mw) h(m) d(m) s(m) tb dgr cat area subst E NOx E NOx E NOx E NOx

156

157 Bijlage 10

158

159 QUICKSCAN FLORA EN FAUNA HOF VAN PUTTE TE PUTTE GEMEENTE WOENSDRECHT

160 Quickscan flora en fauna Hof van Putte te Putte in de gemeente Woensdrecht Opdrachtgever Aannemersbedrijf B. de Nijs - Soffers b.v. Dhr. B. de Nijs Postbus AD Hoogerheide Project WOE.C5S.ECO Rapportnummer Status Eindrapportage Datum 4 september 2013 Vestiging Opsteller Boxmeer Drs. B.G.W. Aarts Paraaf Kwaliteitscontrole Ing. A.A. van Grinsven Paraaf Kwaliteitszorg Econsultancy is lid van het Netwerk Groene Bureaus (NGB). Het NGB is een vereniging van ecologische advies- en onderzoeksbureaus die werkt aan de kwaliteit van advisering gericht op natuur, landschap, water, milieu en ruimte en die de belangen behartigt van groene adviesbureaus. Het Netwerk hanteert een gedragscode die opdrachtgevers en andere belanghebbenden een basis biedt om de leden aan te spreken op de kwaliteit van hun werk. Betrouwbaarheid Dit onderzoek is op zorgvuldige wijze uitgevoerd conform de toepasselijke en van kracht zijnde regelgeving ten aanzien van natuurwetgeving. Het onderzoek betreft een momentopname en geeft een inschatting van de geschiktheid van de onderzoekslocatie voor beschermde soorten. Het incidenteel voorkomen van beschermde soorten is echter nooit met zekerheid te voorspellen. Econsultancy accepteert derhalve op voorhand geen aansprakelijkheid ten aanzien van mogelijke beslissingen die de opdrachtgever naar aanleiding van het door Econsultancy uitgevoerde onderzoek neemt. In het algemeen kan gesteld worden dat een quickscan geldig is voor een periode van 2 tot 3 jaar, tenzij in deze periode de ecologische omstandigheden wezenlijk zijn veranderd en/of de Flora- en Faunawet dan wel inzichten hieromtrent zijn gewijzigd. Bij uitstel van de uitvoering van een project met meer dan 3 jaar verdient het de aanbeveling de resultaten van de quickscan opnieuw te toetsen.

161 INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING Gebiedsbeschrijving Huidig gebruik onderzoekslocatie en omgeving Ligging ten opzichte van beschermde gebieden Toekomstig gebruik van de onderzoekslocatie en voorgenomen ingrepen Onderzoeksmethodiek Toepassing van de Nationale natuurwetgeving Inleiding Flora- en faunawet Gebiedbescherming Onderzoeksresultaten Vogels Vleermuizen Overige zoogdieren Reptielen, amfibieën en vissen Ongewervelden Vaatplanten TOETSING AAN WET- EN REGELGEVING Inleiding Flora- en faunawet Gebiedsbescherming SAMENVATTING en CONCLUSIES WOE.C5S.ECO

162 1 INLEIDING Econsultancy heeft van de heer B. de Nijs (Aannemersbedrijf B. de Nijs - Soffers b.v.) opdracht gekregen voor het uitvoeren van een quickscan flora en fauna aan de Hof van Putte te Putte in de gemeente Woensdrecht. De quickscan flora en fauna is uitgevoerd in het kader van een bestemmingsplanwijziging. De quickscan flora en fauna heeft als doel in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten aanwezig of te verwachten zijn die volgens de Flora- en faunawet een beschermde status hebben en die mogelijk verstoring kunnen ondervinden door de voorgenomen ingreep. Tevens wordt beoordeeld of de voorgenomen ingreep invloed kan hebben op gebieden die volgens de Natuurbeschermingswet 1998 zijn beschermd, of deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het onderzoek is uitgevoerd middels het verrichten van een veldbezoek en een bureauonderzoek. Op deze wijze is inzicht verkregen in de aanwezigheid van geschikt habitat en de daarbij te verwachten beschermde soorten, gesitueerd op of nabij de onderzoekslocatie. De quickscan flora en fauna is een toets van de ecologische potenties van de onderzoekslocatie en betreft geen volwaardig soort(en) specifiek onderzoek. Er zijn in het onderhavige onderzoek geen inventarisaties uitgevoerd van soorten en soortgroepen. Een ecologische inventarisatie beslaat meerdere veldbezoeken gedurende de voor de soortgroep meest gunstige periode van het jaar. Econsultancy is lid van de branchevereniging "Netwerk Groene Bureaus" en werkt volgens de door het Netwerk opgestelde gedragscode en protocollen. In dat kader verklaart Econsultancy ten behoeve van de onderzoekslocatie niet eerder betrokken te zijn geweest voor ecologische advisering of ecologisch onderzoek. Voor zover bij de opdrachtgever bekend, is er niet eerder ecologisch onderzoek op de onderzoekslocatie uitgevoerd WOE.C5S.ECO Pagina 1 van 21

163 2 GEBIEDSBESCHRIJVING 2.1 Huidig gebruik onderzoekslocatie en omgeving De onderzoekslocatie (± m²) betreft het plangebied Hof van Putte aan de Putseweg, circa 1 kilometer ten noorden van de kern van Putte in de gemeente Woensdrecht (zie figuur 1). Het perceel, waar de onderzoekslocatie deel van uitmaakt, is kadastraal bekend gemeente Putte, sectie G, nummers 1189, 1661, 1087, 1090, 1144 en Volgens de topografische kaart van Nederland, kaartblad 49 G (schaal 1:25.000), zijn de coördinaten van het midden van de onderzoekslocatie X = , Y = Figuur 1. Topografische ligging onderzoekslocatie. Het plangebied ligt in het landelijke gebied van de gemeente Woensdrecht. Het plan betreft de ontwikkeling van een amusementscentrum in het buitengebied van de gemeente Woensdrecht ten noorden van de kern Putte. Hier is momenteel oude (vervallen) bebouwing aanwezig van de voormalige steenhouwerij Glatt. De bedrijfsbebouwing bestaat uit drie grote aaneengeschakelde hallen. Twee daarvan zijn op korte afstand van de Putseweg gesitueerd. Deze hebben een goothoogte van circa 5 meter en zijn voorzien van een flauwe kap. De gevels zijn tot een hoogte van circa 2 meter opgetrokken in baksteen en daarboven zijn glas en plaatmateriaal aangebracht. De beide hallen tezamen hebben een oppervlakte van circa m 2. De derde hal is circa m 2 groot en is uit meerdere bouwdelen samengesteld. Ook deze hal is opgebouwd uit baksteen, glas en plaatmateriaal. De buitenruimte op het terrein is deels verhard en deels voorzien van opgaande beplanting. Daardoor is de achterste hal nauwelijks zichtbaar vanaf de Putseweg. Ook aan de zuidwestzijde van het perceel zijn diverse bomen geclusterd. Deze zijn in het bestemmingsplan als waardevol aangeduid. Ten noorden van het bedrijfsperceel is een woning gesitueerd die eveneens deel uitmaakt van het plangebied (Putseweg 13). Het woonperceel is circa m 2 groot met aan de zijde van de Putseweg een kleine vrijstaande woning. De woning is opgebouwd in één bouwlaag met een langskap en heeft diverse aan- en uit-bouwen. Achter de woning is een groot vrijstaand bijgebouw gesitueerd. Naast deze twee bebouwde percelen worden ook enkele agrarische percelen bij het plangebied betrokken. Er is geen bebouwing aanwezig. Op enkele plaatsen staat een solitaire boom en er liggen verspreid enkele slootjes WOE.C5S.ECO Pagina 2 van 21

164 Ten noorden van de onderzoekslocatie is een maïsakker gelegen. Ten oosten van ze onderzoekslocatie loopt een provinciale weg, de Putseweg, met daarachter een grote Joodse begraafplaats. Tenzuiden en oosten van de onderzoekslocatie is grootschalig bouwland gelegen. In figuur 2 is een luchtfoto van de onderzoekslocatie en de directe omgeving weergegeven. De figuren 3 t/m 8 geven een impressie van de onderzoekslocatie middels foto s die zijn genomen tijdens het veldbezoek. Figuur 2. Luchtfoto onderzoekslocatie en directe omgeving WOE.C5S.ECO Pagina 3 van 21

165 Figuur 3. Voorzijde Figuur 4. Achterzijde Figuur 5. Binnenplaats Figuur 6. Interieur steenhouwerij Figuur 7. Kantoorgebouw Figuur 8. Achterzijde woonhuis 2.2 Ligging ten opzichte van beschermde gebieden Natura 2000 De onderzoekslocatie is niet gelegen binnen de grenzen van een gebied dat aangewezen is als Natura Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied, de Brabantse Wal, bevindt zich op circa 185 meter afstand ten noorden en westen van de onderzoekslocatie (zie figuur 9). Ecologische Hoofdstructuur De onderzoekslocatie maakt geen deel uit van de EHS. De onderzoekslocatie ligt echter wel in de nabijheid van een gebied behorend tot de EHS. Het meest nabijgelegen EHS-onderdeel bevindt zich circa 85 meter ten noorden van de onderzoekslocatie. Het betreft een bosgebied langs de Putseweg ten noorden van de Joodse begraafplaats (zie figuur 10). De onderzoekslocatie zelf is gelegen in de Groenblauwe Mantel WOE.C5S.ECO Pagina 4 van 21

166 Figuur 9. Ligging onderzoekslocatie ten opzichte van Natura 2000-gebied Brabantse Wal (blauw: Vogelrichtlijngebied, groen: Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijngebied). Figuur 10. Ligging onderzoekslocatie ten opzichte van EHS (ondoorzichtig lichtblauw) en Groenblauwe Mantel (doorzichtig lichtblauw) WOE.C5S.ECO Pagina 5 van 21

167 2.3 Toekomstig gebruik van de onderzoekslocatie en voorgenomen ingrepen De initiatiefnemer is voornemens de onderzoekslocatie te herontwikkelen tot een amusementscentrum, bestaande uit: Japans wokrestaurant; Kinderspeelformule indoor; Brasserie/restaurant/zaalverhuur; Casino; Bowling; Horeca; Parkeerterreinen (26 en 100 plaatsen). Ten behoeve van de realisatie van het amusementscentrum zal de bestaande bebouwing ingrijpend gerenoveerd worden. Er zullen ook hallen bijgebouwd worden. Het struweel zal worden verwijderd. Figuren 11 en 12 geven de huidige situatie en de nieuwe situatie weer. Figuur 11. Luchtfoto bestaande situatie. Bron: B. de Nijs - Soffers b.v WOE.C5S.ECO Pagina 6 van 21

168 Figuur 12. Impressie amusementscentrum Hof van Putte. Bron: B. de Nijs - Soffers b.v. 3 ONDERZOEKSMETHODIEK Het veldbezoek is afgelegd op 22 mei Tijdens dit veldbezoek is de gehele onderzoekslocatie, alsmede de directe omgeving onderzocht. Gedurende het veldbezoek is gelet op de mogelijke aanwezigheid van beschermde en bedreigde soorten op basis van het aanwezige habitat. Vanwege de aanwezigheid van ondergrondse ruimten en / zolders is er met behulp van onder andere een zaklantaarn gezocht naar de aanwezigheid van vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen, overige zoogdieren en vogels. Verder is aan de hand van verspreidingsatlassen, andere standaardwerken en op basis van expert judgement nagegaan welke bijzondere planten- en diersoorten er voor kunnen komen op de onderzoekslocatie en zijn gegevens van de provincie Noord-Brabant geraadpleegd. Verspreidingsgegevens van soorten zijn veelal weergegeven op kilometerhokniveau (1 x 1 kilometer) of op uurhokniveau (5 x 5 kilometer). Aangezien met de schaal van kilometerhokken of uurhokken een groter gebied wordt beschouwd dan alleen de onderzoekslocatie, betekent dit niet dat de kritische soorten ook daadwerkelijk voorkomen binnen de begrenzing van de onderzoekslocatie. Verder zijn sommige verspreidingsgegevens niet erg actueel. Dit betekent dat de meest recente verspreidingsgegevens reeds verouderd kunnen zijn. De meeste te gebruiken gegevens vormen daarom geen uitsluitsel over het aantal soorten en type waarneming van een soort in het betreffende gebied, maar enkel een indicatie over het voorkomen WOE.C5S.ECO Pagina 7 van 21

169 4 TOEPASSING VAN DE NATIONALE NATUURWETGEVING 4.1 Inleiding Dit hoofdstuk geeft achtergrondinformatie over de natuurwetgeving waaraan de voorgenomen ingreep op de onderzoekslocatie wordt getoetst. Er wordt een globale toelichting gegeven ten aanzien van potentiële overtredingen van de Flora- en faunawet bij de meest voorkomende soorten en soortgroepen. Dit hoofdstuk is niet toegespitst op de situatie op de onderzoekslocatie, maar geeft enkel een beschrijving van de vigerende wetgeving. 4.2 Flora- en faunawet De Europese natuurwetgeving is in Nederland, op het gebied van de soortbescherming, uitgewerkt in de Flora- en faunawet. Deze wet heeft tot doel alle in Nederland in het wild voorkomende planten- en diersoorten te beschermen en in stand te houden. Om dit doel te bereiken, bevat de wet een aantal verbodsbepalingen (zie tabel I). Hierbij wordt het zogenaamde nee, tenzij principe gehanteerd. Dit wil zeggen dat activiteiten met een (potentieel) schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn ( nee ). Van dit verbod kan echter onder voorwaarden ( tenzij ) afgeweken worden door ontheffingen of vrijstellingen. Tabel I. Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Verbodsbepalingen Flora- en faunawet Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen. Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten. Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfsplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Voor de Flora- en faunawet geldt dat vaste rust- en verblijfplaatsen van bepaalde soorten zijn beschermd. De Flora- en faunawet maakt onderscheid in drie beschermingscategorieën. Iedere categorie heeft zijn eigen ontheffingsmogelijkheden en toetsingscriteria. Hierbij vallen vogels onder een aparte categorie. Tabel II. Tabel 1 Soortbeschermingscategorieën Flora- en faunawet algemeen beschermde soorten Voor de soorten in Tabel 1 van de Flora- en faunawet geldt, bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, bestendig beheer en onderhoud en bestendig gebruik, een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Voor deze activiteiten hoeft geen ontheffing in het kader van artikel 75 aangevraagd te worden. Voorbeelden zijn: ree, haas konijn, egel, bruine kikker, gewone pad, wijngaardslak, brede wespenorchis, grote kaardenbol Tabel 2 overige beschermde soorten Voor de soorten in Tabel 2 van de Flora- en faunawet dient bij overtreding van de verbodsbepalingen een ontheffing aangevraagd te worden. Echter indien er volgens een door het Ministerie van EZ goedgekeurde gedragscode gewerkt wordt, geldt er bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, bestendig beheer en onderhoud en bestendig gebruik, een vrijstelling van de verbodsbepalingen en hoeft er geen ontheffing aangevraagd te worden. De ontheffingaanvraag wordt getoetst aan het criterium doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort ( lichte toets ). Voorbeelden zijn: eekhoorn, steenmarter, kleine modderkruiper, gele helmbloem, steenbreekvaren, tongvaren, maretak WOE.C5S.ECO Pagina 8 van 21

170 Tabel 3 strikt beschermde soorten Voor de soorten van Tabel 3 van de Flora- en faunawet dient bij overtreding van de verbodsbepalingen bij alle activiteiten (waaronder ruimtelijke ontwikkeling en inrichting) een ontheffing aangevraagd te worden. In een zeer beperkt aantal gevallen kan er op basis van een door het Ministerie van EZ goedgekeurde gedragscode een vrijstelling verleend worden voor de ontheffingsverplichting bij een zeer beperkt aantal activiteiten. De ontheffingaanvraag wordt getoetst aan een drietal criteria (uitgebreide toets). Bij de uitgebreide toets dient aan alle afzonderlijke criteria te worden voldaan. De criteria zijn als volgt: de activiteiten of werkzaamheden doen geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort, er is geen andere bevredigende oplossing (alternatief) voor de geplande activiteiten of werkzaamheden, die minder schade oplevert voor de betreffende soort en er moet sprake zijn van een bij de wet genoemd belang. Voorbeelden zijn: das, waterspitsmuis, alle vleermuissoorten, rugstreeppad, boomkikker, kamsalamander Vogels Voor vogels geldt dat er altijd een ontheffing aangevraagd dient te worden. Indien activiteiten plaatsvinden waarbij verbodsbepalingen worden overtreden ten aanzien van (broed)vogels dient er een uitgebreide toets, zoals beschreven bij Tabel 3 Flora- en faunawet toegepast te worden. Indien er gewerkt wordt volgens een door het Ministerie van EZ goedgekeurde gedragscode is het mogelijk dat er geen ontheffing aangevraagd hoeft te worden bij bestendig gebruik en onderhoud, bestendig beheer en ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Bij broedvogels kan een overtreding in de meeste gevallen gemakkelijk voorkomen worden door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Bij een quickscan flora en fauna wordt in beeld gebracht of er (potentiële) vaste rust- of verblijfplaatsen aanwezig zijn van de soorten uit de verschillende beschermingscategorieën. Vervolgens wordt beoordeeld of de voorgenomen ingreep verstorend kan zijn en of nader onderzoek noodzakelijk wordt geacht. Broedvogels en vleermuizen zijn soortgroepen uit de strengste beschermingscategorie. Voor de overige soortgroepen is de beschermingsstatus afhankelijk van de soort. Broedvogels Alle broedende inheemse vogels en hun nesten zijn wettelijk beschermd en vallen onder de strikt beschermde klasse (soorten tabel 3). De Flora- en faunawet regelt onder meer de bescherming van vogels in het broedseizoen: het verstoren van broedende vogels en jongen, of het vernielen van nesten en eieren is verboden. Nesten van huismus, steenuil, sperwer, ransuil, kerkuil, boomvalk, buizerd, gierzwaluw, grote gele kwikstaart, havik, ooievaar, oehoe, roek, slechtvalk, wespendief en zwarte wouw zijn het gehele jaar beschermd. Het betreffen soorten uit de beschermingscategorieën 1 t/m 4 van de aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen (bron: Dienst Regelingen, 25 augustus 2009). De nestplaats, bomengroep of boomholte van een deel van deze soorten worden ook buiten het broedseizoen gebruikt. Een ander deel van deze soorten maken enkel gebruik van door andere vogelsoorten gemaakte nestgelegenheid, of maken ieder jaar gebruik van hetzelfde nest (of dezelfde nestlocatie). Daarnaast is er een aantal soorten waarvan de nesten niet jaarrond beschermd zijn, ondanks dat de soort ieder jaar op dezelfde plek terugkeert om te broeden (beschermingscategorie 5). Van deze soorten wordt verondersteld dat ze over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. Voorwaarde hierbij is dat er in de directe omgeving wel geschikt habitat aanwezig is. Voorbeelden hiervan zijn spechtensoorten, huiszwaluw, boerenzwaluw, ekster, bosuil, torenvalk en holenbroeders als boomkruiper, koolmees en bonte vliegenvanger. Nestlocaties van soorten uit de beschermingscategorie 5 zijn in uitzonderlijke gevallen ook buiten het broedseizoen beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen WOE.C5S.ECO Pagina 9 van 21

171 Vleermuizen Alle in Nederland voorkomende vleermuissoorten genieten zowel binnen de Flora- en faunawet als binnen de Natuurbeschermingswet een strikte bescherming. Alle vleermuissoorten staan vermeld in bijlage IV van de Europese Habitatrichtlijn. Dit betekent dat ze beschermd zijn tegen verstoring van vaste rust- en verblijfplaatsen. Onder deze vaste rust- en verblijfplaatsen wordt verstaan: "het gehele systeem waarvan een populatie gebruik maakt tijdens de jaarcyclus van de soort". Dit houdt in dat niet alleen alle verblijfplaatsen maar ook de verbindingen hiertussen (vliegroutes) en de foerageergebieden bescherming genieten. Vleermuizen zijn streng beschermd omdat ze erg kwetsbaar zijn. De afgelopen vijftig jaar zijn sommige soorten erg zeldzaam geworden of geheel verdwenen. Wanneer overwinterende dieren worden verstoord, is de kans groot dat ze sterven omdat ze dan teveel van hun vetreserve gebruiken. Maar al te vaak worden bomen gekapt en oude gebouwen gerenoveerd of gesloopt. Als zich hierin een vleermuiskolonie bevindt, heeft dat negatieve gevolgen voor de vleermuisstand op lokaal niveau. Omdat ze meestal maar één jong per jaar krijgen, kan herstel erg lang duren. Vleermuizen kunnen zelf geen verblijfplaatsen maken en zijn dus afhankelijk van bestaande verblijfplaatsen. Daarnaast hebben ingrepen in het landschap ook negatieve gevolgen doordat foerageergebieden en vliegroutes, waar vleermuizen jaren achtereen gebruik van maken, verdwijnen. De impact die een ingreep kan hebben verschilt sterk per situatie en per soort waardoor meestal gedetailleerde gegevens nodig zijn om een passend advies te geven. Algemene Zorgplicht De algemene zorgplicht houdt in dat een ieder die redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen nadelige gevolgen voor de flora en fauna kunnen ontstaan, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten of maatregelen te nemen om de nadelige gevolgen te voorkomen. Zo kan er bijvoorbeeld rekening worden gehouden met amfibieën en kleine zoogdieren worden wanneer materialen en houtstapels, waaronder de dieren verblijven, worden verwijderd. Tabel III. Algemene Zorgplicht Algemene Zorgplicht (artikel 2) Een belangrijk uitgangspunt binnen de Flora- en faunawet is dat op elke burger de plicht rust om voldoende zorg in acht te nemen voor alle in het wild levende planten en dieren en hun directe leefomgeving. Dit houdt in dat iedereen zich dient in te spannen om de nadelige gevolgen voor een soort te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken. De zorgplicht is te allen tijde van toepassing, ook al vindt er geen overtreding van een verbodsbepaling plaats. De algemene zorgplicht is in de meeste gevallen voornamelijk van toepassing op beschermde soorten die staan vermeld in Tabel 1 van de Flora- en faunawet. Dit betreffen algemeen voorkomende soorten, waarvoor bij ruimtelijke ontwikkeling een vrijstelling geldt. Indien er aanleiding is maatregelen te nemen ten aanzien van de zorgplicht, zal dat voor de betreffende soortgroep worden aangegeven WOE.C5S.ECO Pagina 10 van 21

172 4.3 Gebiedbescherming De quickscan flora en fauna toetst voornamelijk aan de Flora- en faunawet. Indien een plangebied in of nabij een gebied is gelegen dat tot de EHS behoort of onder de Natuurbeschermingswet valt, dient te worden bepaald of er een effect valt te verwachten. Bij een toetsing aan de Natuurbeschermingswet spelen vaak andere facetten mee, zoals de aanwezige doelsoorten en kernwaarden van het betreffende beschermde gebied. Natura 2000 De Natuurbeschermingswet 1998 heeft tot doel bijzondere natuurgebieden in Nederland te beschermen en in stand te houden. De wet omvat onder andere de richtlijnen van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn ten aanzien van gebiedsbescherming. Doordat de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn beide zijn opgenomen in de Natura 2000-wetgeving, zijn de termen Habitatrichtlijngebied en Vogelrichtlijngebied komen te vervallen. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de Europese Unie. Handelingen die een negatieve invloed hebben op gebieden die binnen dit netwerk vallen, worden slechts onder strikte voorwaarden toegestaan. Een vergunning is vereist. Door middel van het Nederlandse vergunningsstelsel wordt een zorgvuldige afweging gewaarborgd. De vergunningen zullen beoordeeld en afgegeven worden door het Ministerie van Economische Zaken (via Dienst Regelingen) of door de Provincie. Ecologische hoofdstructuur (EHS) De Nederlandse Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van gebieden dat planten- en diersoorten in staat stelt zich door en tussen verschillende natuurgebieden te verplaatsen. Het netwerk moet voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat gebieden hun ecologische waarde verliezen. De EHS is onderdeel van een Europees ecologisch netwerk en bestaat uit kerngebieden (in Nederland de Natura-2000 gebieden, Beschermde Natuurmonumenten en de Wetlands) of verweven gebieden (gericht op de verweving van landbouw, wonen en natuur) die onderling verbonden worden door ecologische verbindingszones. Ecologische verbindingszones zijn stroken en stukjes natuur die de verspreid liggende natuurgebieden met elkaar verbinden. Op deze manier kunnen dieren en planten zich van het ene naar het andere leefgebied verplaatsen. Met name de kleine populaties die met uitsterven worden bedreigd, blijven hierdoor levensvatbaar. Negatieve invloed op de werking van een verbinding of aantasting van een verbinding dient vermeden en gecompenseerd te worden zodat het netwerk niet verslechtert WOE.C5S.ECO Pagina 11 van 21

173 5 ONDERZOEKSRESULTATEN 5.1 Vogels Broedvogels (nest jaarrond beschermd, volgens beschermingscategorie 1 t/m 4) Tijdens het veldbezoek zijn geen huismussen op of rond de bebouwing waargenomen. De weersomstandigheden voor het waarnemen van huismus waren gunstig. Deze soort is, zeker tijdens het broedseizoen, in de directe omgeving van de nestplaats te vinden. Gelet op het ontbreken van waarnemingen van huismus en sporen van nestresten is het niet te verwachten dat deze soort gebruik maakt van de onderzoekslocatie. Op de onderzoekslocatie staan enkele gebouwen met pannendaken die geschikt zijn als broedlocatie voor gierzwaluwen. In de fabriekshallen zijn tijdens het veldbezoek oude braakballen van kerkuilen aangetroffen. In het verleden was hier waarschijnlijk een broedgeval of roestplek aanwezig. Door het ontbreken van verse sporen kan geconcludeerd worden dat de onderzoekslocatie op dit moment geen functie heeft voor de kerkuil. Nader onderzoek naar deze soort wordt dan ook niet noodzakelijk geacht. Indien de ingreep na 2013 plaatsvindt, is een nieuwe inspectie op de aanwezigheid van kerkuilen op z n plaats. De aanwezige bomen op de onderzoekslocatie zijn gecontroleerd op jaarrond beschermde nesten van broedvogels als sperwer en ransuil; deze zijn niet aangetroffen. Daarnaast zijn geen aanwijzingen gevonden die er op duiden dat de onderzoekslocatie een (belangrijke) functie heeft of kan hebben voor andere vogelsoorten waarvan het nest jaarrond beschermd is, zoals steenuil. Broedvogels (nest in bepaalde gevallen jaarrond beschermd, volgens beschermingscategorie 5) Op de onderzoekslocatie zijn enkele soorten uit de beschermingscategorie 5 te verwachten of waargenomen, namelijk zwarte roodstaart, spreeuw, koolmees en pimpelmees. Het gaat hierbij om algemeen voorkomende soorten, die ook in de directe omgeving voldoende broedgelegenheid hebben. Er zijn derhalve geen bijzondere ecologische omstandigheden die rechtvaardigen dat de nesten van genoemde soorten op de onderzoekslocatie een jaarrond beschermde status zouden moeten hebben. Broedvogels (nest niet jaarrond beschermd, bescherming alleen gedurende broedseizoen) Door de aanwezigheid van bebouwing en struiken zijn er op de onderzoekslocatie geschikte nestlocaties aanwezig voor algemene vogels als merel, heggenmus, winterkoning, roodborst en holenduif. Voor dergelijke algemene soorten geldt dat, indien het groen op de onderzoekslocatie, buiten het broedseizoen wordt verwijderd, er geen overtredingen plaats zullen vinden met betrekking tot broedvogels. In de Flora- en faunawet wordt geen vaste periode gehanteerd voor het broedseizoen. Globaal kan voor het broedseizoen de periode maart tot half augustus worden aangehouden. Geldend is echter de aanwezigheid van een broedgeval op het moment van ingrijpen. Met betrekking tot het verwijderen van de aanwezige beplanting buiten het broedseizoen wordt geadviseerd om ook het snoeiafval buiten het broedseizoen te verwijderen. Een grote stapel snoeiafval vormt namelijk een ideale broedlocatie voor kleine vogelsoorten als de winterkoning. Indien onverhoopt een dergelijke soort hierin tot broeden komt, mag het snoeiafval niet eerder worden verwijderd dan wanneer de jongen definitief zijn uitgevlogen WOE.C5S.ECO Pagina 12 van 21

174 Slaapplaatsen Sommige vogelsoorten zoals houtduif, kauw en huismus, maar ook ransuilen, maken vooral buiten het broedseizoen gebruik van gemeenschappelijke slaapplaatsen. Meestal wordt hierbij beschutting gezocht in de vorm van dichte begroeiing, hoge bomen, of de veiligheid van open water. Er zijn geen indicaties dat op de onderzoekslocatie een gemeenschappelijke slaapplaats aanwezig is. 5.2 Vleermuizen Volgens het cursusdictaat "Vleermuizen en Planologie" (Limpens et al., 2010) is de onderzoekslocatie gelegen in een deel van Nederland waar de volgende vleermuissoorten kunnen voorkomen: gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis, laatvlieger, tweekleurige vleermuis, gewone grootoorvleermuis, grijze grootoorvleermuis, franjestaart, meervleermuis, baardvleermuis en watervleermuis. Verblijfplaatsen op de onderzoekslocatie De bebouwing op de onderzoekslocatie is geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen, vanwege de aanwezigheid van geschikte openingen die toegang verlenen tot de spouwmuren. De ruimte langs de dakranden geeft toegang tot ruimte onder de dakpannen. Verder zijn er op verscheidene plekken ruimtes achter betimmeringen waargenomen waar vleermuizen gebruik van kunnen maken. De bebouwing is geschikt als verblijfplaats voor gewone dwergvleermuis, laatvlieger en gewone grootoorvleermuis. Deze soorten kunnen de bebouwing in principe gebruiken als zomerverblijf, kraamverblijf, paar- en winterverblijf. Verblijfplaatsen buiten de onderzoekslocatie Het is door de onderlinge afstand tot de bebouwing in de omgeving niet aannemelijk dat er in de directe invloedssfeer van de onderzoekslocatie potentiële verblijfplaatsen aanwezig zijn die negatieve invloed kunnen ondervinden van de werkzaamheden. Foeragerende vleermuizen De onderzoekslocatie zal, gelet op het aanwezige habitat gebruikt kunnen worden door in de omgeving verblijvende vleermuizen als gewone dwergvleermuis, laatvlieger en gewone grootoorvleermuis om te foerageren. De plannen zullen echter geen aantasting van belangrijk foerageerhabitat vormen. Door de voorgenomen ingreep zal het aanbod van foerageermogelijkheden niet in het geding komen, in de directe omgeving is meer geschikt foerageerhabitat voor vleermuizen aanwezig. Het betreft met name de bossen in de directe omgeving. Vliegroutes Vleermuizen maken veelal gebruik van lijnvormige (donkere) landschapselementen als houtsingels, beken en lanen om zich te verplaatsen tussen verblijfplaatsen en foerageergebieden. De eikenbomen langs de Putseweg zouden kunnen fungeren als vliegroute voor vleermuizen. 5.3 Overige zoogdieren Licht beschermde soorten De onderzoekslocatie vormt geschikt habitat voor een aantal soorten grondgebonden zoogdieren. Het gaat daarbij om algemene soorten als egel, mol en konijn. Streng beschermde soorten De onderzoekslocatie vormt geschikt habitat voor de steenmarter. Deze soort komt in de omgeving nauwelijks voor. Steenmarters gebruiken hooizolders, loze ruimtes onder het dak, schuurtjes en dergelijke, als verblijfplaats. Een steenmarter heeft binnen zijn territorium verscheidene verblijfplaatsen. Voor deze soort geldt geen vrijstelling van de Flora- en faunawet; de verblijfplaatsen zijn het gehele WOE.C5S.ECO Pagina 13 van 21

175 jaar beschermd. Tijdens het veldbezoek zijn geen sporen, zoals uitwerpselen of prooiresten, aangetroffen die duiden op het gebruik van de onderzoekslocatie als vaste rust- of verblijfplaats door deze soort. Bij intensief gebruik van een locatie door deze soort zijn dergelijke sporen vrij eenvoudig aan te treffen. Gelet op het ontbreken ervan kan worden gesteld dat de onderzoekslocatie niet in gebruik is door de steenmarter. De das komt volgens de verspreidingsgegevens niet voor in de omgeving van Putte. Voor de das geldt geen vrijstelling van de Flora- en faunawet; de verblijfplaatsen zijn het gehele jaar beschermd. De onderzoekslocatie is door het ontbreken van reliëf en/of schuilmogelijkheden ongeschikt als vaste rust- en verblijfplaats door dassen. Tijdens het veldbezoek zijn op de onderzoekslocatie en de directe omgeving eveneens geen loop- of eetsporen, latrines en/of wissels aangetroffen die duiden op de aanwezigheid en/of het gebruik van de onderzoekslocatie door de das. Verstoring ten aanzien van de das is als gevolg van de voorgenomen ingreep is niet aan de orde. Het voorkomen van overige grondgebonden zoogdieren waarvoor geen vrijstelling geldt, is tijdens het veldbezoek niet vastgesteld. Vanwege het ontbreken van geschikt habitat kan het voorkomen ervan redelijkerwijs worden uitgesloten. 5.4 Reptielen, amfibieën en vissen Reptielen Reptielen stellen specifieke eisen aan het habitat die betrekking hebben op verschillende factoren. Op de onderzoekslocatie is geen geschikt habitat voor de reptielen aanwezig. Amfibieën Doordat wateroppervlakten als poelen, sloten en plassen op de onderzoekslocatie ontbreken zijn voortplantingsmogelijkheden voor amfibieën en het voorkomen van vissen op de onderzoekslocatie uitgesloten. De onderzoekslocatie vormt geschikt landhabitat voor algemene amfibieënsoorten als bruine kikker en gewone pad. Op de onderzoekslocatie kunnen deze soorten beschutting vinden tussen de ruigte en onder de takkenhopen. 5.5 Ongewervelden Libellen Voor libellen geldt dat water nodig is ter voortplanting. Gezien het ontbreken hiervan kan gesteld worden dat deze soortgroep niet in staat is zich in de huidige situatie te vestigen. Dagvlinders Beschermde dagvlinders stellen specifieke eisen aan het voortplantingshabitat. Bij het habitat is het belangrijk dat aan de eisen van alle stadia van de vlindersoort wordt voldaan. Dit betekent dat zowel de rupsen, poppen als vlinders moeten kunnen overleven. Voor de vlinders geld dat er een geschikte temperatuur en luchtvochtigheid aanwezig moet zijn, dat wordt beïnvloed door aanwezigheid van vegetatie. Als voedsel dienen waardplanten voor de rupsen en nectarplanten voor de vlinders aanwezig te zijn. Voor de beschermde soorten in Nederland geldt dat deze veelal gebonden zijn aan zeldzame waardplanten, die vaak alleen in natuurterreinen zijn te vinden. Het is uitgesloten dat er binnen de onderzoekslocatie geschikt habitat aanwezig is voor een (deel)populatie van een beschermde vlindersoort WOE.C5S.ECO Pagina 14 van 21

176 Overige ongewervelden Overige beschermde ongewervelde soorten, zoals vliegend hert, Europese rivierkreeft en platte schijfhoorn, zijn niet op de onderzoekslocatie te verwachten. Er is geen geschikt habitat voor dergelijke beschermde soorten op de onderzoekslocatie aanwezig en er zijn geen waarnemingen bekend in de directe omgeving van de onderzoekslocatie. 5.6 Vaatplanten Tijdens het veldonderzoek zijn twee soorten beschermde vaatplanten aangetroffen op de onderzoekslocatie. In twee fabriekshallen en op enkele buitenmuren zijn tongvarens en steenbreekvarens aangetroffen. Andere soorten beschermde planten zijn niet aangetroffen en ook niet op de onderzoekslocatie te verwachten. Uit het bronnenonderzoek zijn geen waarnemingen van beschermde planten bekend van de onderzoekslocatie en de directe omgeving WOE.C5S.ECO Pagina 15 van 21

177 6 TOETSING AAN WET- EN REGELGEVING 6.1 Inleiding Als gevolg van de voorgenomen ingreep op de onderzoekslocatie kunnen er overtredingen van verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet optreden of kan er sprake zijn van negatieve gevolgen voor door de wetgever vanuit natuurwetgeving beschermde gebieden. In dit hoofdstuk wordt beschreven voor welke soorten er sprake is van dreigende overtreding van de Flora- en faunawet en overige natuurwetgeving en of met eenvoudige maatregelen overtreding is te voorkomen. Verder wordt beschreven voor welke soorten een vervolgtraject noodzakelijk is, bijvoorbeeld omdat toetsing van de ingreep aan de Flora- en faunawet op basis van de huidige onderzoeksinspanning niet mogelijk is, en wat de eventuele consequenties zijn ten aanzien van vergunningen en ontheffingen. 6.2 Flora- en faunawet Broedvogels Op de onderzoekslocatie staan enkele gebouwen met pannendaken die geschikt zijn als broedlocaties voor gierzwaluwen. Om inzichtelijk te krijgen in hoeverre en op welke manier de gierzwaluw van de onderzoekslocatie gebruik maakt, is nader onderzoek noodzakelijk. Aan de hand van de resultaten van het aanvullende onderzoek kan worden bepaald of ontheffing noodzakelijk is en welke mitigerende en compenserende maatregelen getroffen kunnen worden. Op dit moment zijn hiervoor onvoldoende gegevens aanwezig. De beplanting en bebouwing op de onderzoekslocatie biedt onderkomen aan algemene broedvogels zoals merel, holenduif en zwarte roodstaart. Voor de algemene broedvogelsoorten die op de onderzoekslocatie zijn te verwachten geldt dat, indien het groen en de bebouwing buiten het broedseizoen wordt verwijderd, er geen overtredingen plaats zullen vinden met betrekking tot deze soorten. In de Flora- en faunawet wordt geen vaste periode gehanteerd voor het broedseizoen. Globaal kan voor het broedseizoen de periode maart tot half augustus worden aangehouden. Geldend is echter de aanwezigheid van een broedgeval op het moment van ingrijpen. Met betrekking tot het verwijderen van de aanwezige beplanting buiten het broedseizoen wordt geadviseerd om ook het snoeiafval buiten het broedseizoen te verwijderen. Een grote stapel snoeiafval vormt namelijk een ideale broedlocatie voor kleine vogelsoorten als de winterkoning. Indien onverhoopt een dergelijke soort hierin tot broeden komt, mag het snoeiafval niet eerder worden verwijderd dan wanneer de jongen definitief zijn uitgevlogen. Vleermuizen De bebouwing op de onderzoekslocatie is geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. De eikenbomen langs de Putseweg kunnen fungeren als vliegroute voor vleermuizen. Door de herinrichting van de onderzoekslocatie worden geen vliegroutes verstoord, vooropgesteld dat de eikenbomen langs de Putseweg gehandhaafd blijven bij de herbestemming van de onderzoekslocatie. Gelet op de geschiktheid van een aantal panden op de onderzoekslocatie voor vleermuizen, zal aanvullend onderzoek noodzakelijk zijn om de functie van het gebied voor vleermuizen te kunnen vaststellen. Deze informatie is nodig om mitigerende maatregelen te kunnen treffen waardoor overtredingen van de Flora- en faunawet kunnen worden voorkomen. Bij het aanvullende onderzoek wordt geadviseerd om het gehele plangebied te onderzoeken en zich te concentreren op de voor vleermuizen meest geschikte plaatsen. De vleermuissoorten die onderzocht dienen te worden zijn gewone dwergvleermuis en laatvlieger. Een dergelijk aanvullend onderzoek dient te worden uitgevoerd conform het protocol voor vleermuisonderzoek (Netwerk Groene Bureaus, 2013). Dit houdt in dat afhankelijk van de potentiële functies er in de periode april tot en met september een aantal veldbezoeken uitgevoerd WOE.C5S.ECO Pagina 16 van 21

178 dienen te worden. Vervolgens kan aan de hand van de onderzoeksresultaten worden vastgesteld of er overtredingen plaats zullen vinden bij de uitvoering van het project. Vaatplanten Op de onderzoekslocatie zijn tongvarens en steenbreekvarens aangetroffen. Beide soorten staan op Tabel 2 bij de Flora- en faunawet. Door de voorgenomen renovatie van de fabriekshallen zullen de groeiplaatsen van deze vaatplanten verdwijnen. Voor het vernietigen van de varens is een ontheffing van het Ministerie van EZ noodzakelijk. Omdat het hier gaat om vrij algemene soorten, is de verwachting dat een dergelijke ontheffing verkregen kan worden. Een ontheffingsprocedure neemt echter enkele maanden in beslag. In dit geval is een betere optie om door het verplaatsen van de varens naar een nieuwe, geschikt gemaakte locatie de varens te behouden. Door het treffen van deze mitigerende maatregelen is het aanvragen van een ontheffing niet noodzakelijk. Het plan biedt goede mogelijkheden om een geschikte groeilocatie voor de varens te creëren. Overige soortgroepen Voor beschermde soorten uit de overige soortgroepen vormt de onderzoekslocatie geen geschikt habitat of zijn deze op grond van bekende verspreidingsgegevens of het ontbreken van verblijfsindicaties niet te verwachten. Algemene zorgplicht Voor algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren en amfibieën geldt de algemene zorgplicht, die er ondermeer in voorziet dat al het redelijkerwijs mogelijke dient te worden gedaan om het doden van individuen te voorkomen. Er zijn in het kader van de algemene zorgplicht geen speciale maatregelen nodig. Noodzaak tot nader onderzoek Het gebruik van de gebouwen door vleermuizen en gierzwaluwen kan niet op voorhand worden uitgesloten. Nader onderzoek binnen het geschikte seizoen dient hierover uitsluitsel te geven. Noodzaak aanvraag ontheffing Flora- en faunawet artikel 75c Ontheffingsaanvraag voor overtreding van verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet ten aanzien van het verstoren van vaste rust- en verblijfplaatsen is niet aan de orde. Indien er geen maatregelen mogelijk zijn om de varens te sparen, is het aanvragen van een ontheffing wel aan de orde. Vleermuizen Indien uit aanvullend onderzoek blijkt dat zich op de onderzoekslocatie een vaste rust- of verblijfplaats van vleermuizen of gierzwaluwen bevindt, treden er door de voorgenomen sloop en renovatie mogelijk overtredingen op ten aanzien van de Flora- en faunawet. Ontheffingen van verbodsbepalingen ten aanzien van vleermuizen en gierzwaluwen worden alleen nog verleend op basis van een wettelijk belang uit de Habitatrichtlijn c.q. Vogelrichtlijn. Ruimtelijke ontwikkeling valt niet onder een dergelijk belang. Door het treffen van maatregelen zal de functionaliteit van een rust- of verblijfplaats behouden moeten blijven. De maatregelen, vastgelegd in een activiteitenplan kunnen vooraf bij Dienst Regelingen ter goedkeuring worden voorgelegd, middels een ontheffingsaanvraag. 6.3 Gebiedsbescherming De kortste afstand van de onderzoekslocatie tot het Natura 2000-gebied Brabantse Wal is 185 meter. Tussen beide gebieden liggen houtwallen, akkers en weilanden en verspreide bebouwing. De steenhouwerij kende een grote geluidsproductie en uitstoot van stoffen naar de lucht (machines, vrachtverkeer) WOE.C5S.ECO Pagina 17 van 21

179 De meeste activiteiten in het amusementscentrum Hof van Putte zullen indoor plaatsvinden. Door de afstand tot het Natura 2000-gebied en de buffer van houtwallen zullen de factoren licht, geluid, trilling en optische verstoring niet leiden tot negatieve effecten op het Natura 2000-gebied. De verkeersaantrekkende werking van het plan zal leiden tot een lokale uitstoot naar de lucht van verzurende, vermestende en verontreinigende stoffen. Naar verwachting is deze uitstoot van de auto s van bezoekers dusdanig gering, dat geen negatieve effecten op het Natura 2000-gebied veroorzaakt zullen worden. Geadviseerd wordt in overleg te treden met het bevoegd gezag om te bepalen of een nadere onderbouwing van bovenstaande conclusie ( geen effecten ) gewenst is. De kortste afstand van de onderzoekslocatie tot de Ecologische Hoofdstructuur is 85 meter. Ten aanzien van de effecten van het plan op de EHS gelden dezelfde conclusies en argumenten als hierboven beschreven voor het Natura 2000-gebied Brabantse Wal. Het plan zal geen negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS. Geadviseerd wordt in overleg te treden met het bevoegd gezag om te bepalen of een nadere onderbouwing van deze conclusie gewenst is. Door de ligging van de onderzoekslocatie in de Groenblauwe Mantel, zal er in het plan extra aandacht besteed moeten worden aan de landschappelijke inpassing. Hier wordt reeds in voorzien. Door een goede landschappelijke inpassing zal de kwaliteit van natuur en landschap niet aangetast worden. Geadviseerd wordt in overleg te treden met het bevoegd gezag omtrent het landschappelijke inpassingsplan en de ligging van het plan in de Groenblauwe Mantel WOE.C5S.ECO Pagina 18 van 21

180 7 SAMENVATTING EN CONCLUSIES Econsultancy heeft in opdracht van Aannemersbedrijf B. de Nijs - Soffers b.v. een quickscan flora en fauna uitgevoerd voor het plangebied de Hof van Putte te Putte in de gemeente Woensdrecht. De quickscan flora en fauna is uitgevoerd in het kader van een bestemmingsplanwijziging. De initiatiefnemer is voornemens de onderzoekslocatie te herontwikkelen tot een amusementscentrum. Ten behoeve van de realisatie van het amusementscentrum zal de bestaande bebouwing ingrijpend gerenoveerd worden. De aanwezigheid van geschikt habitat op de onderzoekslocatie voor de verschillende soorten en soortgroepen is weergegeven in tabel IV. In de tabel is samengevat of de voorgenomen ingreep mogelijk verstorend kan werken en wat de consequenties zijn voor eventuele vervolgstappen, zoals soortgericht nader onderzoek of vergunningtrajecten. In de tabel is verkort weergegeven welke maatregelen te treffen zijn om overtreding van de Flora- en faunawet voor bepaalde soortgroepen te voorkomen. Tabel IV. Overzicht geschiktheid onderzoekslocatie voor soortgroepen en te nemen vervolgstappen Soortgroep Geschikt habitat Ingreep verstorend Nader onderzoek Ontheffingsaanvraag (*) Bijzonderheden / opmerkingen Broedvogels algemeen ja ja nee nee het verwijderen van nestgelegenheden buiten het broedseizoen uitvoeren jaarrond beschermd ja mogelijk ja afhankelijk van nader onderzoek nader onderzoek gierzwaluw Vleermuizen verblijfplaatsen ja mogelijk ja nee nader onderzoek foerageergebied ja nee nee nee - vliegroutes ja nee nee nee - Grondgebonden zoogdieren ja mogelijk nee nee aandacht voor zorgplicht Amfibieën minimaal mogelijk nee nee aandacht voor zorgplicht Reptielen nee nee nee nee - Vissen nee nee nee nee - Libellen en dagvlinders nee nee nee nee - Ongewervelden nee nee nee nee Vaatplanten ja ja nee nee varens verplaatsen Gebiedsbescherming Gebied aanwezig Ingreep verstorend Nader onderzoek Vergunningplicht Natura 2000 op 185 m nee nee nee overleggen met bevoegd gezag EHS op 85 m nee nee nee overleggen met bevoegd gezag Groenblauwe Mantel ja mogelijk nee nee landschappelijk inpassingsplan opstellen, overleggen met bevoegd gezag * Ontheffingen van verbodsbepalingen ten aanzien van vleermuizen of broedvogels worden alleen nog verleend op basis van een wettelijk belang uit de Habitatrichtlijn of Vogelrichtlijn. Ruimtelijke ontwikkeling valt niet onder een dergelijk belang. Door het treffen van maatregelen zal de functionaliteit van een rust- of verblijfplaats behouden moeten blijven. De maatregelen, vastgelegd in een activiteitenplan kunnen vooraf door Dienst Regelingen ter goedkeuring worden voorgelegd, middels een ontheffingsaanvraag. Deze aanvraag wordt alleen in behandeling genomen als er een volledig onderzoek is uitgevoerd. Conclusies Om de effecten van het plan volledig te kunnen toetsen aan de Flora- en faunawet is nader onderzoek benodigd naar gierzwaluwen en vleermuizen. Op de onderzoekslocatie zijn beschermde varens aanwezig; hiervoor dienen passende mitigerende maatregelen getroffen te worden, zoals verplaatsen WOE.C5S.ECO Pagina 19 van 21

181 naar een geschikte locatie. Ten aanzien van de ligging van de onderzoekslocatie ten opzichte van het Natura 2000-gebied Brabantse Wal, de EHS en de Groenblauwe Mantel wordt geadviseerd in overleg te treden met het bevoegd gezag. Vrijblijvende aanbeveling Vogelbescherming Nederland heeft samen met BAM Utiliteitsbouw een checklist ontwikkeld, waarmee een bouwonderneming zijn projecten en de directe omgeving natuurvriendelijker kan maken. Door middel van het beantwoorden van enkele ja/nee vragen, kunnen eenvoudige maatregelen worden toegepast die goed zijn voor de stadsnatuur en speciaal voor vogels. U vindt deze checklist op de site van de vogelbescherming ( Econsultancy Boxmeer, 4 september WOE.C5S.ECO Pagina 20 van 21

182 LITERATUUR Brouwer,T., M. Dorenbosch, R. van Eekelen & J. Spier, Vissenatlas Noord-Brabant. Uitgeverij Profiel, Bedum Creemers, R.C.M. & J.J.C.W. van Delft (RAVON)(redactie) De amfibieën en reptielen van Nederland. - Nederlandse Fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden. Dienst Regelingen, aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen Flora- en faunawet, augustus Delft, Van J.J.C.W. en Schuitema W. (2005) Werkatlas amfibieën en reptielen in Noord-Brabant. Stichting RAVON. Herder, J.E., A. van Diepenbeek, R.C.M. Creemers, Verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën Stichting RAVON, Nijmegen. Rapport Heusden, W.R.M. van & Vreugdenhil, S.J., Handreiking Flora- en faunawet. Dienst Landelijk Gebied. Limpens, H., Regelink, J. & Koelman, R. (2010). Vleermuizen en planologie. Zoogdiervereniging, Nijmegen. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, 1990, Handleiding voor de bescherming van bedreigde muurplanten. Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie De Nederlandse libellen (Odonata). Nederlandse fauna 4. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden. Nie, H.W., de Atlas van de Nederlandse zoetwatervissen. Stichting Atlas verspreiding Nederlandse zoetwatervissen. Media Publishing Int., Doetinchem. SOVON Broedvogelonderzoek Nederland Atlas van de Nederlandse broedvogels Nederlandse fauna 5. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden. Twisk, P. en Limpens. H. (2006). Een thuis voor een vleermuis. Beschermingsplan voor vleermuizen in Noord-Brabant. Zoogdiervereniging VZZ. INTERNET (EHS en beschermde gebieden in Noord-Brabant) (natuurwetgeving) (soortgegevens amfibieën, reptielen en vissen) (soortgegevens vlinders en libellen) WOE.C5S.ECO Pagina 21 van 21

183 Over Econsultancy.. Econsultancy is een onafhankelijk adviesbureau. Wij bieden realistisch advies en concrete oplossingen voor milieuvraagstukken en willen daarmee een bijdrage leveren aan een duurzaam en verantwoord gebruik van onze leefomgeving. Diensten Wij kunnen u van dienst zijn met een uitgebreid scala aan onderzoeken op het gebied van bodem, waterbodem, water, archeologie, ecologie en milieu. Op vindt u uitgebreide informatie over de verschillende onderzoeken. Werkwijze Inzet en professionele betrokkenheid kenmerkt onze diensten. De verantwoordelijke projectleider is het eenduidige aanspreekpunt voor de klant en draagt zorg voor alle aspecten van het project: kwaliteit, tijd, geld, communicatie en organisatie. De kernwaarden deskundig, vertrouwd, betrokken, flexibel, zorgvuldig en vernieuwend zijn een belangrijke leidraad in ons handelen. Kennis Het deskundig begeleiden van onze opdrachtgevers vraagt om betrokkenheid bij en kennis van de bedoelingen van de opdrachtgever. Het vereist ook gedegen en actuele vakinhoudelijke kennis. Alle beschikbare kennis wordt snel en effectief ingezet. De medewerkers vormen ons belangrijkste kapitaal. Persoonlijke en inhoudelijke ontwikkeling staat centraal want het werk vraagt steeds om nieuwe kennis en nieuwe verantwoordelijkheden. Creativiteit Onze medewerkers zijn in staat om buiten de geijkte kaders een oplossing te zoeken met in achtneming van de geldende wet- en regelgeving. Oplossingen die bedoeld zijn om snel en efficiënt het doel van de opdrachtgever te bereiken. Kwaliteit Er wordt continue gestreefd naar het verhogen van de professionaliteit van de dienstverlening. Het leveren van diensten wordt intern op een dusdanige wijze georganiseerd dat het gevraagde resultaat daadwerkelijk op een zo effectief en efficiënt mogelijke wijze wordt voortgebracht. Hierbij staat de klanttevredenheid centraal. Het kwaliteitssysteem van Econsultancy voldoet aan de NEN-EN-ISO 9001: Tevens is Econsultancy gecertificeerd voor diverse protocollen en beoordelingsrichtlijnen. Opdrachtgevers Econsultancy heeft sinds haar oprichting in 1996 al meer dan tienduizend projecten uitgevoerd. Projecten in opdracht van particulier tot de Rijksoverheid, van het bedrijfsleven tot non-profit organisaties. De projecten kennen een grote diversiteit en hebben in sommige gevallen uitsluitend een onderzoekend karakter en zijn in andere gevallen meer adviserend. Steeds vaker wordt onderzoek binnen meerdere disciplines door onze opdrachtgevers verlangt. Onze medewerkers zijn in staat dit voor de opdrachtgever te coördineren en zelf (deel)onderzoeken uit te voeren. Ter illustratie van de veelvoud en veelzijdigheid van de projecten in de werkvelden bodem, waterbodem, ecologie, archeologie, water en milieu kunnen uitgebreide referentielijsten worden verschaft. Vestiging Limburg Vestiging Gelderland Vestiging Brabant Rijksweg Noord 39 Fabriekstraat 19c Rapenstraat KS Swalmen 7005 AP Doetinchem 5831 GJ Boxmeer Tel Tel Tel Swalmen@econsultancy.nl Doetinchem@econsultancy.nl Boxmeer@econsultancy.nl

184

185 Bijlage 11

186

187 AANVULLEND ECOLOGISCH ONDERZOEK HOF VAN PUTTE TE PUTTE GEMEENTE WOENSDRECHT

188 Aanvullend ecologisch onderzoek Hof van Putte te Putte in de gemeente Woensdrecht Opdrachtgever Aannemersbedrijf B. de Nijs - Soffers b.v. Postbus AD Hoogerheide Project WOE.C5S.ECO2 Rapportnummer Versienummer Status D2 Eindrapportage Datum 24 maart 2014 Vestiging Opsteller Boxmeer Drs. B.G.W. Aarts Paraaf Kwaliteitscontrole Ing. M. Koen Paraaf Kwaliteitszorg Econsultancy is lid van het Netwerk Groene Bureaus (NGB). Het NGB is een vereniging van ecologische advies- en - onderzoeksbureaus en werkt aan de kwaliteit van advisering gericht op natuur, landschap, water, milieu en ruimte en behartigt de belangen van groene adviesbureaus. Het Netwerk hanteert een gedragscode die opdrachtgevers en andere belanghebbenden een basis biedt om de leden aan te spreken op de kwaliteit van hun werk. Betrouwbaarheid Dit onderzoek is op zorgvuldige wijze uitgevoerd conform de toepasselijke en van kracht zijnde regelgeving ten aanzien van natuurwetgeving. Econsultancy accepteert op voorhand geen aansprakelijkheid ten aanzien van mogelijke beslissingen die de opdrachtgever naar aanleiding van het door Econsultancy uitgevoerde onderzoek neemt.

189 INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING GEBIEDSBESCHRIJVING Huidig gebruik onderzoekslocatie en omgeving Toekomstig gebruik van de onderzoekslocatie en voorgenomen ingrepen ONDERZOEKSMETHODIEK ONDERZOEKSRESULTATEN Gierzwaluwen Vleermuizen Kerkuil Steenuil Overige soorten TOETSING AAN WET- EN REGELGEVING Vleermuizen Kerkuil Steenuil CONCLUSIES EN SAMENVATTING Voorgenomen ingreep Conclusies Samenvatting WOE.C5S.ECO2

190 1 INLEIDING Econsultancy heeft van Aannemersbedrijf B. de Nijs - Soffers b.v. opdracht gekregen voor het uitvoeren van een aanvullend ecologisch onderzoek ten behoeve van het plangebied voor de Hof van Putte aan de Putseweg te Putte in de gemeente Woensdrecht. Het aanvullend ecologisch onderzoek is uitgevoerd in het kader van een bestemmingsplanwijziging. Het aanvullend ecologisch onderzoek is uitgevoerd naar aanleiding van de resultaten van de quickscan flora en fauna die Econsultancy in 2013 op de onderzoekslocatie heeft uitgevoerd (rapport WOE.C5S.ECO). Om de effecten van het plan volledig te kunnen toetsen aan de Flora- en faunawet is in de quickscan nader onderzoek benodigd naar gierzwaluwen en vleermuizen geadviseerd. Econsultancy is lid van de branchevereniging "Netwerk Groene Bureaus" en werkt volgens de door het Netwerk opgestelde gedragscode en protocollen. 2 GEBIEDSBESCHRIJVING 2.1 Huidig gebruik onderzoekslocatie en omgeving De onderzoekslocatie (± m²) betreft het plangebied Hof van Putte aan de Putseweg, circa 1 kilometer ten noorden van de kern van Putte in de gemeente Woensdrecht (zie figuur 1). Het perceel, waar de onderzoekslocatie deel van uitmaakt, is kadastraal bekend gemeente Putte, sectie G, nummers 1189, 1661, 1087, 1090, 1144 en Volgens de topografische kaart van Nederland, kaartblad 49 G (schaal 1:25.000), zijn de coördinaten van het midden van de onderzoekslocatie X = , Y = Figuur 1. Topografische ligging onderzoekslocatie WOE.C5S.ECO2 Pagina 1 van 14

191 Het plangebied ligt in het landelijke gebied van de gemeente Woensdrecht. Het plan betreft de ontwikkeling van een amusementscentrum in het buitengebied van de gemeente Woensdrecht ten noorden van de kern Putte. Hier is momenteel oude (vervallen) bebouwing aanwezig van de voormalige steenhouwerij Glatt. De bedrijfsbebouwing bestaat uit drie grote aaneengeschakelde hallen. Twee daarvan zijn op korte afstand van de Putseweg gesitueerd. Deze hebben een goothoogte van circa 5 meter en zijn voorzien van een flauwe kap. De gevels zijn tot een hoogte van circa 2 meter opgetrokken in baksteen en daarboven zijn glas en plaatmateriaal aangebracht. De beide hallen tezamen hebben een oppervlakte van circa m 2. De derde hal is circa m 2 groot en is uit meerdere bouwdelen samengesteld. Ook deze hal is opgebouwd uit baksteen, glas en plaatmateriaal. De buitenruimte op het terrein is deels verhard en deels voorzien van opgaande beplanting. Daardoor is de achterste hal nauwelijks zichtbaar vanaf de Putseweg. Ook aan de zuidwestzijde van het perceel zijn diverse bomen geclusterd. Deze zijn in het bestemmingsplan als waardevol aangeduid. Ten noorden van het bedrijfsperceel is een woning gesitueerd die eveneens deel uitmaakt van het plangebied (Putseweg 13). Het woonperceel is circa m 2 groot met aan de zijde van de Putseweg een kleine vrijstaande woning. De woning is opgebouwd in één bouwlaag met een langskap en heeft diverse aan- en uitbouwen. Achter de woning is een groot vrijstaand bijgebouw gesitueerd. Naast deze twee bebouwde percelen worden ook enkele agrarische percelen bij het plangebied betrokken. Er is geen bebouwing aanwezig. Op enkele plaatsen staat een solitaire boom en er liggen verspreid enkele slootjes. Ten noorden van de onderzoekslocatie is een maïsakker gelegen. Ten oosten van de onderzoekslocatie loopt een provinciale weg, de Putseweg, met daarachter een grote Joodse begraafplaats. Ten zuiden en oosten van de onderzoekslocatie is grootschalig bouwland gelegen. In figuur 2 en 3 is een luchtfoto van de onderzoekslocatie en de directe omgeving weergegeven. De figuren 4 t/m 9 geven een impressie van de onderzoekslocatie middels foto s die zijn genomen tijdens veldbezoeken. Figuur 2. Luchtfoto onderzoekslocatie en directe omgeving WOE.C5S.ECO2 Pagina 2 van 14

192 Figuur 3. Nummering van de hallen en overige gebouwen. Het terrein is omgeven door een hek (rode lijn). Figuur 4. Voorzijde Figuur 5. Achterzijde Figuur 6. Binnenplaats Figuur 7. Interieur steenhouwerij Figuur 8. Kantoorgebouw Figuur 9. Achterzijde woonhuis WOE.C5S.ECO2 Pagina 3 van 14

193 2.2 Toekomstig gebruik van de onderzoekslocatie en voorgenomen ingrepen De initiatiefnemer is voornemens de onderzoekslocatie te herontwikkelen tot een amusementscentrum, bestaande uit: Japans wokrestaurant; Kinderspeelformule indoor; Brasserie/restaurant/zaalverhuur; Casino; Bowling; Horeca; Parkeerterreinen (26 en 100 plaatsen). Ten behoeve van de realisatie van het amusementscentrum zal de bestaande bebouwing ingrijpend gerenoveerd worden. Er zullen ook hallen bijgebouwd worden. Het struweel zal worden verwijderd. 3 ONDERZOEKSMETHODIEK Voor gierzwaluw zijn tussen begin juni en half juli met tien dagen tussentijd drie veldbezoeken uitgevoerd gedurende de avondschemering (conform de Soortenstandaard Gierzwaluw van het Ministerie van Economische Zaken). In de betreffende periode scheren groepen gierzwaluwen langs gevels van panden waarin zich nesten bevinden. De vrouwtjes die zich op het nest bevonden beantwoorden vervolgens het gieren van langs vliegende groepen soortgenoten. Bovendien zijn tijdens de avondschemering vaak invliegende vogels waar te nemen. Vanwege het waarneemtijdstip is het veldwerk veelal goed te combineren met het veldwerk van het vleermuisonderzoek. Deze combinatie is echter alleen mogelijke tijdens de avondschemering. Voor vleermuizen zijn in de periode juni tot eind oktober 2013 vijf veldbezoeken uitgevoerd. De veldbezoeken zijn in de avonduren en/of ochtenduren uitgevoerd. De inventarisatiemethode is conform het protocol voor vleermuisonderzoek (versie 27 maart 2013), dat is opgesteld door het vleermuisvakberaad van het Netwerk Groene Bureau's en de Zoogdiervereniging, in overleg met Dienst Landelijk Gebied en de Gegevensautoriteit Natuur. De onderzoeksinspanning is gebaseerd op de functies zomerverblijfplaats, kraamverblijf en paarverblijf/zwermplaats voor de gewone dwergvleermuis, laatvlieger en gewone grootoorvleermuis. Op 27 februari 2014 is een visuele inspectie uitgevoerd van de kelders onder hal 1. Door twee vleermuisdeskundigen is met behulp van zaklampen, spiegels en endoscopen gezocht naar overwinterende vleermuizen. Het protocol heeft tot doel het belang van de functies van onderzoekslocaties voor soorten vleermuizen effectief en efficiënt vast te stellen dan wel uit te sluiten. Doordat het protocol is gevolgd, bestaat grote mate van juridische zekerheid, dat is voldaan aan een wettelijke en maatschappelijk verantwoorde inspanning, om na te gaan of soorten en functies van gebieden in het geding zijn. Het kan nooit worden uitgesloten dat verblijfsfuncties tijdens het onderzoek worden gemist, maar er is wel aan de onderzoeksinspanning voldaan. In het bijzonder wanneer de aanwezigheid van gebiedsfuncties of soorten wordt uitgesloten, zou een onderzoek volgens het protocol als juridisch voldoende moeten worden aangemerkt. Het vleermuizenonderzoek is uitgevoerd binnen de meest gunstige periode van het jaar waarin vleermuizen aantoonbaar van de onderzoekslocatie gebruik kunnen maken (juni - oktober). Geduren WOE.C5S.ECO2 Pagina 4 van 14

194 de de periode mei tot en met half juli hebben de meeste soorten hun zomer- en kraamverblijfplaatsen bezet en zijn druk bezig met het grootbrengen van jonge dieren. In de maanden augustus en september maken vleermuizen gebruik van paarverblijfplaatsen en zijn veel soorten in de omgeving van hun winterverblijf te vinden. Naast kraam- en paarverblijfplaatsen is het aanvullende onderzoek ook gericht op de functie zomerverblijfplaats en winterverblijfplaats. Tijdens de veldbezoeken is voornamelijk gelet op uitvliegende, invliegende of zwermende vleermuizen. Daarnaast is er ook gelet op foeragerende en passerende vleermuizen. Tijdens de twee laatste veldbezoeken is voornamelijk gelet op sociale geluiden. In de periode augustus - september produceren mannetjes vleermuizen sociale geluiden vanuit of vliegend rondom bebouwing om vrouwtjes te lokken. Tabel I bevat een overzicht van de uitgevoerde veldbezoeken. Tabel I. Onderzoeksinspanning per soortgroep februari maart april mei juni juli augustus september oktober gierzwaluw tijdstip 3 x avond datum 20 juni, 5 & 15 juli functie territorium vleermuizen tijdstip 2 x avond 1 x ochtend, 2 x avond datum 20 juni, 15 juli 20 augustus (ochtend), 27 september (avond), 19 oktober (avond) functie kraamverblijf paar/baltsverblijf Tijdens de veldbezoeken waren de weersomstandigheden voor het waarnemen van gierzwaluwen en vleermuizen gunstig. Tijdens geen van de veldbezoeken was de temperatuur lager dan 12ºC. De windsnelheid lag beneden de 3 Bft en er was geen sprake van neerslag. Tijdens de winterinspectie van de kelders onder hal 1 op 27 februari 2014 was de dagtemperatuur 6ºC en regende het. Alle veldbezoeken zijn uitgevoerd met behulp van een batdetector (Pettersson D 240x) met opnamemogelijkheid. Een batdetector zet het voor het menselijk gehoor niet hoorbare ultrasone geluid van vleermuizen om naar frequenties die wel hoorbaar zijn. Op basis van de geluidsfrequenties en ritmes kunnen verschillende soorten vleermuizen worden onderscheiden. De opnamemogelijkheid is belangrijk omdat de geluidsopnames kunnen worden gebruikt voor het determineren van soorten die op basis van hun geluid moeilijk zijn te onderscheiden (met name Myotis-soort) en waarbij het sonogram uitsluitsel kan geven. Hierbij wordt gebruik gemaakt van analyseprogramma Batsound WOE.C5S.ECO2 Pagina 5 van 14

195 4 ONDERZOEKSRESULTATEN 4.1 Gierzwaluwen Gierzwaluwen nestelen meestal in ruimtes onder dakpannen en openingen onder boeidelen. Gierzwaluwen vliegen gegroepeerd met hoge snelheden tussen de gebouwen door en vliegen daarbij plotseling ergens binnen. Tijdens de betreffende avondrondes zijn er geen gierzwaluwen op de onderzoekslocatie waargenomen. Op de onderzoekslocatie zijn gedurende de veldbezoeken welke plaatsvonden tijdens het broedseizoen geen in- of uitvliegende gierzwaluwen waargenomen. Op basis van de huidige onderzoeksinspanning kan worden uitgesloten dat de te slopen bebouwing een vaste rust- en verblijfplaats vormt voor gierzwaluw. 4.2 Vleermuizen Veldbezoeken 20 juni 2013 Op het terrein waren maximaal vier gewone dwergvleermuizen aan het foerageren. 15 juli 2013 Op het terrein waren maximaal vier gewone dwergvleermuizen aan het foerageren. Aangrenzend ten noorden van het terrein vliegen gedurende de gehele inventarisatie twee laatvliegers langs de bosrand. 20 augustus 2013 Er waren drie gewone dwergvleermuizen aanwezig op het buitenterrein. Ook werd er in hal 1 gevlogen door vijf gewone dwergvleermuizen. Daarvan werden er iets later drie vliegend waargenomen in de kelder van hal 1. Een precieze locatie was niet aan te duiden vanwege het water en het puin in de kelder (zie figuur 10). In de overgang van hal 1 naar hal 2 had een gewone dwergvleermuis een verblijfplaats, het dier zwermde enige tijd en vloog vervolgens in in holte in de muur. 27 september 2013 In hal 1 werd gevlogen door drie gewone dwergvleermuizen. Rond middernacht werden er twee vliegende gewone dwergvleermuizen gezien in de kelder van hal 1. Daarnaast waren er grootoren actief. Naarmate de nacht vorderde zwermden deze in hal 4 en 5. Het betrof in ieder geval vier dieren. Ze zijn een half uur zwermend waargenomen waarna ze in de hal verdwenen. Naast de zwermende grootoren zijn er andere aanwijzingen gevonden voor het gebruik van de hallen door deze soort. Op twee verschillende plaatsen zijn vleugels van nachtvlinders en keutels gevonden: op de verdieping in hal 5 en op de begane grond bij de toiletten in hal oktober 2013 De inventarisatie is op 19 oktober afgelegd omdat het in de dagen daarvoor koud en regenachtig was. Het was deze avond warm en droog en zeer geschikt. Er waren enkele gewone dwergvleermuizen aanwezig boven de groenstructuren op het terrein. In de hal waren wederom grootoorvleermuizen actief. Deze vlogen uit vanachter de houten plafond betimmering in hal 5 (zie figuur 11) alsmede de houten plafond betimmering in hal 4. Het ging in hal 5 om minimaal zes exemplaren en in hal 4 om minstens drie exemplaren WOE.C5S.ECO2 Pagina 6 van 14

196 Figuur 10. Onder water staande kelder in hal 1. Figuur 11. Verdieping in hal 5. Bij de muur onder de daknok en onder de houten plafondbetimmering liggen keutels van grootoorvleermuizen en afgebeten vleugels van nachtvlinders. Tevens de plek waar zwermende grootoorvleermuizen werden waargenomen WOE.C5S.ECO2 Pagina 7 van 14

197 27 februari 2014 De kelders onder hal 1 zijn nauwkeurig geïnspecteerd op de aanwezigheid van overwinterende vleermuizen. Er zijn geen vleermuizen aangetroffen. De kelders konden goed geïnspecteerd worden, alle holtes en spleten zijn met een endoscoop of spiegel onderzocht. In de kelders was meer tocht aanwezig dan tevoren verwacht werd, dit werd onder andere veroorzaakt doordat aan het begin en aan het einde van de kelders openingen naar de buitenlucht aanwezig waren. Verblijfplaatsen binnen de onderzoekslocatie Grootoorvleermuizen maken gebruik van twee locaties binnen de onderzoekslocatie: hal 4 en hal 5. Ze gebruiken het plafond achter de houten betimmering in beide hallen en in hal 5 zitten ze daarnaast in de gevelnok. Het betreft hier paarverblijfplaatsen van deze soort. In de overgang van hal 1 naar hal 2 heeft een gewone dwergvleermuis een zomerverblijfplaats. De bebouwing is niet vorstvrij, en daardoor niet geschikt als winterverblijfplaats voor vleermuizen. Uit een inspectie van de kelders onder hal 1 tijdens de winter is gebleken dat deze kelders geen functie hebben als winterverblijfplaats. Verblijfplaatsen buiten de onderzoekslocatie Er zijn geen waarnemingen van vleermuizen gedaan die wijzen op de mogelijke aanwezigheid van een verblijfplaats binnen de invloedssfeer van de geplande ingreep. Foeragerende / passerende vleermuizen Ongeveer vier gewone dwergvleermuizen maken gebruik van de groenstructuren op het terrein als foerageergebied. Tijdens één onderzoeksronde zijn twee laatvliegers waargenomen die foerageerden langs de bosrand aan de noordkant van de onderzoekslocatie. Tijdens de overige onderzoeksrondes zijn geen laatvliegers op de onderzoekslocatie waargenomen. Van essentieel foerageergebied op de onderzoekslocatie is gezien de lage getallen vleermuizen en het alternatief aan groenstructuren in de directe omgeving geen sprake. Vliegroutes Vleermuizen maken veelal gebruik van lijnvormige (donkere) landschapselementen als houtsingels, beken en lanen om zich te verplaatsen tussen verblijfplaatsen en foerageergebieden. Tijdens de veldbezoeken zijn geen eenduidig vliegpatronen aangetroffen die door meerdere individuen werden gevolgd. Waargenomen vleermuizen betreffen exemplaren die uit verschillende richtingen afkomstig zijn. Door de herstructurering van de onderzoekslocatie worden geen vliegroutes verstoord. Overtreding ten aanzien van vliegroutes is niet aan de orde WOE.C5S.ECO2 Pagina 8 van 14

198 4.3 Kerkuil Tijdens de eerste inventarisatieronde werden in hal 3 al sporen van een kerkuil gevonden in de vorm van braakballen. Deze lagen onder een afgesloten daknok. Op de grond en op een loshangende dakplaat zaten tevens uitwerpselen (zie afbeelding 12). De braakballen zijn verwijderd en de grond is aangeveegd om te kijken of bij het volgende bezoek weer nieuwe sporen te vinden zouden zijn. Dit was bij het tweede bezoek het geval. Ook werd de kerkuil gezien tijdens het uitvliegen in de schemer. Ook tijdens alle andere bezoeken werd de kerkuil gezien en werden er steeds weer nieuwe sporen gevonden. Middels het gebruik van een endoscoop kon worden uitgesloten dat het hier een nestplaats betrof. Het gaat hier om een roestplaats van een solitaire kerkuil. Figuur 12. Hal 3 met dak met beplating. Uitwerpselen van kerkuil zichtbaar op platen en grond. Hier werden tevens braakballen gevonden WOE.C5S.ECO2 Pagina 9 van 14

199 4.4 Steenuil Tijdens de tweede inventarisatieronde werden enkele braakballen van een steenuil aangetroffen in de schuur naast het huis (zie figuur 13). Deze werden net als bij de kerkuil verwijderd om bij de volgende ronde te controleren of er nieuwe braakballen zouden liggen en dus of het gebruik van de schuur recent is. Dat was bij alle volgende bezoeken het geval. De steenuil zelf is niet waargenomen, waarschijnlijk maakt hij niet permanent gebruik van de schuur. Er is geen nest aangetroffen van de steenuil en bij aanvang van het onderzoek waren er slechts een gering aantal braakballen aanwezig, hetgeen ook niet wijst op een broedgeval op die locatie. De conclusie is dat het hier gaat om een incidentele roestplaats van een solitaire steenuil. Figuur 13. Het woonhuis met rechts de open schuur. In de schuur werden braakballen van een steenuil gevonden. 4.5 Overige soorten Tijdens de quickscan en tijdens de vijf onderzoeksrondes van het aanvullende onderzoek zijn er nooit huismussen, steenmarters, dassen of andere beschermde diersoorten op de onderzoekslocatie waargenomen WOE.C5S.ECO2 Pagina 10 van 14

200 5 TOETSING AAN WET- EN REGELGEVING 5.1 Vleermuizen Beschermingsregime Alle in Nederland voorkomende vleermuissoorten genieten krachtens de Flora- en faunawet een strikte bescherming. Alle vleermuissoorten staan vermeld in bijlage IV van de Europese Habitatrichtlijn. Dit betekent dat ze beschermd zijn tegen verstoring van vaste rust- en verblijfplaatsen. Onder deze vaste rust- en verblijfplaatsen wordt verstaan: "het gehele systeem waarvan een populatie gebruik maakt tijdens de jaarcyclus van de soort". Dit houdt in dat niet alleen de zomer- en winterverblijfplaatsen maar ook de verbindingen hiertussen (vliegroutes) en de foerageergebieden bescherming genieten. Functie van de onderzoekslocatie voor vleermuizen In hal 4 en 5 op de onderzoekslocatie zijn twee paarverblijfplaatsen van drie respectievelijk zes grootoorvleermuizen aanwezig. Op basis van de geluidswaarnemingen is het niet mogelijk om vast te stellen om welke soort grootoorvleermuis het hier gaat, de gewone grootoorvleermuis of de grijze grootoorvleermuis. In de overgang van hal 1 naar hal 2 heeft een gewone dwergvleermuis een zomerverblijfplaats. Het groen rond de bebouwing op de onderzoekslocatie fungeert als foerageergebied voor circa vier gewone dwergvleermuizen. Het betreft hier echter geen essentieel foerageergebied. Toetsing aan de Flora- en faunawet De bebouwing op de onderzoekslocatie wordt grondig gerenoveerd en deels gesloopt. Hierdoor zullen de verblijfplaatsen van vleermuizen vernietigd worden. Dit betekent een overtreding van de Floraen faunawet. Een ontheffingsaanvraag is aan de orde. Mitigerende maatregelen Door het treffen van mitigerende maatregelen dient de functionaliteit van de onderzoekslocatie voor vleermuizen behouden te blijven. De maatregelen dienen te worden vastgelegd in een activiteitenplan, dat als bijlage bij de ontheffingsaanvraag gevoegd wordt. Dit activiteitenplan wordt door Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken beoordeeld. De te nemen maatregelen zijn in te delen in de volgende stappen: 1. alternatieve verblijfplaatsen garanderen voor de periode tussen de sloop en de realisatie van de nieuwe situatie; 2. bebouwing voor de ingreep ongeschikt maken voor vleermuizen; 3. controleronde(s) om afwezigheid van vleermuizen op moment van ingreep aan te tonen; 4. slopen in de minst kwetsbare periode; 5. in de nieuwe situatie duurzame verblijfsmogelijkheden voor vleermuizen creëren. 5.2 Kerkuil In hal 3 is een roestplaats van een solitaire kerkuil aangetroffen. De aanwezigheid van een nest is uitgesloten. Een roestplaats van een kerkuil is krachtens de Flora- en faunawet alleen beschermd als hij van essentieel belang is voor de functionaliteit van een nest. Dat is in dit geval niet aan de orde. Ten eerste is er geen paartje kerkuilen aangetroffen en geen nest. Ten tweede zijn er in de directe omgeving van de onderzoekslocatie voldoende alternatieve roestmogelijkheden voor kerkuilen aanwezig. Aan met name de Putseweg en de Krommeweg zijn diverse oude, vrij rommelige boerenerven met (open) WOE.C5S.ECO2 Pagina 11 van 14

201 schuren gelegen, die geschikt zijn als roestplek voor een kerkuil. Er is dus geen sprake van overtreding van de Flora- en faunawet ten aanzien van de kerkuil. De kans bestaat natuurlijk dat de kerkuil volgend broedseizoen een partner vindt en op de onderzoekslocatie gaat nestelen. Dit dient volgend jaar gecontroleerd te worden. 5.3 Steenuil In de open schuur naast het woonhuis op de onderzoekslocatie is een roestplaats van een solitaire steenuil aangetroffen. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor een nest of broedgeval. Een roestplaats van een steenuil is krachtens de Flora- en faunawet alleen beschermd als hij van essentieel belang is voor de functionaliteit van een nest. Dat is in dit geval niet aan de orde. Ten eerste zijn er geen aanwijzingen voor een nest aangetroffen. Ten tweede zijn er in de directe omgeving van de onderzoekslocatie voldoende alternatieve roestmogelijkheden voor steenuilen aanwezig. Aan met name de Putseweg en de Krommeweg zijn diverse oude, vrij rommelige boerenerven met (open) schuren gelegen, die geschikt zijn als roestplek voor een steenuil. Deze alternatieve locaties liggen op minder dan 300 meter afstand van de onderzoekslocatie. Er is dus geen sprake van overtreding van de Flora- en faunawet ten aanzien van de steenuil. Ook hier bestaat de kans dat de steenuil volgend broedseizoen een partner vindt en op de onderzoekslocatie gaat nestelen. Dit dient volgend jaar gecontroleerd te worden WOE.C5S.ECO2 Pagina 12 van 14

202 6 CONCLUSIES EN SAMENVATTING Econsultancy heeft van Aannemersbedrijf B. de Nijs - Soffers b.v. opdracht gekregen voor het uitvoeren van een aanvullend ecologisch onderzoek ten behoeve van de Hof van Putte te Putte in de gemeente Woensdrecht. Het aanvullend ecologisch onderzoek is uitgevoerd in het kader van een bestemmingsplanwijziging. 6.1 Voorgenomen ingreep De initiatiefnemer is voornemens de onderzoekslocatie te herontwikkelen tot een amusementscentrum. Ten behoeve van de realisatie van het amusementscentrum zal de bestaande bebouwing ingrijpend gerenoveerd worden. Er zullen ook hallen bijgebouwd worden. Het struweel zal worden verwijderd. 6.2 Conclusies Gierzwaluwen Op de onderzoekslocatie zijn geen gierzwaluwen waargenomen. Overtreding van de Flora- en faunawet ten aanzien van deze soort is niet aan de orde. Vleermuizen Op de onderzoekslocatie zijn twee paarverblijfplaatsen van drie respectievelijk zes grootoorvleermuizen aanwezig. In de overgang van hal 1 naar hal 2 heeft een gewone dwergvleermuis een zomerverblijfplaats. Het groen rond de bebouwing op de onderzoekslocatie fungeert als foerageergebied voor circa vier gewone dwergvleermuizen. Het betreft hier echter geen essentieel foerageergebied. De bebouwing op de onderzoekslocatie wordt grondig gerenoveerd en deels gesloopt. Hierdoor zullen de verblijfplaatsen van de vleermuizen vernietigd worden. Dit betekent een overtreding van de Flora- en faunawet. Een ontheffingsaanvraag is aan de orde. Door het treffen van mitigerende maatregelen dient overtreding van de Flora- en faunawet voorkomen te worden. De maatregelen dienen te worden vastgelegd in een activiteitenplan, dat als bijlage bij de ontheffingsaanvraag gevoegd wordt. Kerkuil In hal 3 is een roestplaats van een solitaire kerkuil aangetroffen. De aanwezigheid van een nest is uitgesloten. Een roestplaats van een kerkuil is krachtens de Flora- en faunawet alleen beschermd als hij van essentieel belang is voor de functionaliteit van een nest. Dat is in dit geval niet aan de orde. Er is dus geen sprake van overtreding van de Flora- en faunawet ten aanzien van de kerkuil. Steenuil In de open schuur naast het woonhuis op de onderzoekslocatie is een roestplaats van een solitaire steenuil aangetroffen. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor een nest of broedgeval. Een roestplaats van een steenuil is krachtens de Flora- en faunawet alleen beschermd als hij van essentieel belang is voor de functionaliteit van een nest. Dat is in dit geval niet aan de orde. Er is dus geen sprake van overtreding van de Flora- en faunawet ten aanzien van de steenuil WOE.C5S.ECO2 Pagina 13 van 14

203 6.3 Samenvatting In tabel II zijn de conclusies van de quickscan en het aanvullende onderzoek samengevat. Tabel II. Overzicht geschiktheid onderzoekslocatie voor soortgroepen en te nemen vervolgstappen Soortgroep Geschikt habitat Ingreep verstorend Nader onderzoek Ontheffingsaanvraag (*) Bijzonderheden / opmerkingen Broedvogels algemeen ja ja nee nee het verwijderen van nestgelegenheden buiten het broedseizoen uitvoeren jaarrond beschermd ja ja uitgevoerd nee Geen gierzwaluwen aangetroffen. Roestplaatsen aangetroffen van solitaire kerkuil en steenuil. Eventueel in 2014 opnieuw controle op broedgevallen. Vleermuizen verblijfplaatsen ja ja uitgevoerd ja Verblijfplaatsen aangetroffen; ontheffing Flora- en faunawet aanvragen. foerageergebied ja nee uitgevoerd nee - vliegroutes ja nee uitgevoerd nee - Grondgebonden zoogdieren ja mogelijk nee nee aandacht voor zorgplicht Amfibieën minimaal mogelijk nee nee aandacht voor zorgplicht Reptielen nee nee nee nee - Vissen nee nee nee nee - Libellen en dagvlinders nee nee nee nee - Ongewervelden nee nee nee nee - Vaatplanten ja ja nee nee Tongvarens en steenbreekvarens aanwezig; deze zorgvuldig verplaatsen. Gebiedsbescherming Gebied aanwezig Ingreep verstorend Nader onderzoek Vergunningplicht Natura 2000 op 185 m nee nee nee overleggen met bevoegd gezag EHS op 85 m nee nee nee overleggen met bevoegd gezag Groenblauwe Mantel ja mogelijk nee nee landschappelijk inpassingsplan opstellen, overleggen met bevoegd gezag * Door het treffen van mitigerende maatregelen zal de functionaliteit van een rust- of verblijfplaats behouden moeten blijven. De maatregelen, vastgelegd in een activiteitenplan, dienen vooraf aan Dienst Regelingen ter goedkeuring te worden voorgelegd, middels een ontheffingsaanvraag. Deze aanvraag wordt alleen in behandeling genomen als er een volledig onderzoek is uitgevoerd. Econsultancy Boxmeer, 24 maart WOE.C5S.ECO2 Pagina 14 van 14

204 Over Econsultancy.. Econsultancy is een onafhankelijk adviesbureau. Wij bieden realistisch advies en concrete oplossingen voor milieuvraagstukken en willen daarmee een bijdrage leveren aan een duurzaam en verantwoord gebruik van onze leefomgeving. Diensten Wij kunnen u van dienst zijn met een uitgebreid scala aan onderzoeken op het gebied van bodem, waterbodem, water, archeologie, ecologie en milieu. Op vindt u uitgebreide informatie over de verschillende onderzoeken. Werkwijze Inzet en professionele betrokkenheid kenmerkt onze diensten. De verantwoordelijke projectleider is het eenduidige aanspreekpunt voor de klant en draagt zorg voor alle aspecten van het project: kwaliteit, tijd, geld, communicatie en organisatie. De kernwaarden deskundig, vertrouwd, betrokken, flexibel, zorgvuldig en vernieuwend zijn een belangrijke leidraad in ons handelen. Kennis Het deskundig begeleiden van onze opdrachtgevers vraagt om betrokkenheid bij en kennis van de bedoelingen van de opdrachtgever. Het vereist ook gedegen en actuele vakinhoudelijke kennis. Alle beschikbare kennis wordt snel en effectief ingezet. De medewerkers vormen ons belangrijkste kapitaal. Persoonlijke en inhoudelijke ontwikkeling staat centraal want het werk vraagt steeds om nieuwe kennis en nieuwe verantwoordelijkheden. Creativiteit Onze medewerkers zijn in staat om buiten de geijkte kaders een oplossing te zoeken met in achtneming van de geldende wet- en regelgeving. Oplossingen die bedoeld zijn om snel en efficiënt het doel van de opdrachtgever te bereiken. Kwaliteit Er wordt continue gestreefd naar het verhogen van de professionaliteit van de dienstverlening. Het leveren van diensten wordt intern op een dusdanige wijze georganiseerd dat het gevraagde resultaat daadwerkelijk op een zo effectief en efficiënt mogelijke wijze wordt voortgebracht. Hierbij staat de klanttevredenheid centraal. Het kwaliteitssysteem van Econsultancy voldoet aan de NEN-EN-ISO 9001: Tevens is Econsultancy gecertificeerd voor diverse protocollen en beoordelingsrichtlijnen. Opdrachtgevers Econsultancy heeft sinds haar oprichting in 1996 al meer dan tienduizend projecten uitgevoerd. Projecten in opdracht van particulier tot de Rijksoverheid, van het bedrijfsleven tot non-profit organisaties. De projecten kennen een grote diversiteit en hebben in sommige gevallen uitsluitend een onderzoekend karakter en zijn in andere gevallen meer adviserend. Steeds vaker wordt onderzoek binnen meerdere disciplines door onze opdrachtgevers verlangt. Onze medewerkers zijn in staat dit voor de opdrachtgever te coördineren en zelf (deel)onderzoeken uit te voeren. Ter illustratie van de veelvoud en veelzijdigheid van de projecten in de werkvelden bodem, waterbodem, ecologie, archeologie, water en milieu kunnen uitgebreide referentielijsten worden verschaft. Vestiging Limburg Vestiging Gelderland Vestiging Brabant Rijksweg Noord 39 Fabriekstraat 19c Rapenstraat KS Swalmen 7005 AP Doetinchem 5831 GJ Boxmeer Tel Tel Tel Swalmen@econsultancy.nl Doetinchem@econsultancy.nl Boxmeer@econsultancy.nl

205 Bijlage 12

206

207 Wematech Milieu Adviseurs B.V. AKOESTISCH ONDERZOEK Hof van Putte Putseweg 13 te Woensdrecht Opdrachtgever : Aannemersbedrijf B. de Nijs-Soffers B.V. Postbus AD Hoogerheide Projectnummer : AKO Kenmerk rapport: FG Status rapport: Definitief Datum : 28 juli 2014 Projectleider Ing. R. Voorbraak par: (mede)auteur Ing. F.P.J. van Gils par: Wematech Advies Groep B.V. is gecertificeerd door Lloyd s volgens de gestelde criteria conform ISO-9001:2008 onder nummer RQA Postbus 1817, 4700 BV Roosendaal. Windmolen 23, 4751 VM Oud Gastel Tel. +31 (0) Fax +31 (0) milieuadviseurs@wematech.nl. KvK BTW nr. NL B01. Rabobank IBAN NL60 RABO Algemene voorwaarden zijn gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel

208 Wematech Milieu Adviseurs B.V. Kenmerk : Projectnummer : FG AKO INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING SITUATIE EN BEDRIJFSBESCHRIJVING Situering Bedrijfsbeschrijving Opbouw bedrijfspanden WETTELIJK KADER Handreiking industrielawaai en vergunningverlening Indirecte hinder Woon- en leefklimaat MODELLERING Modelgegevens Gehanteerd rekenmodel Bodemfactor Keuze rekenpunten Bronsterkten Bepaling bronvermogens stemgeluid REPRESENTATIEVE BEDRIJFSSITUATIE Langtijdgemiddeld beoordelingsniveaus (puntbronnen /mobiele bronnen) Maximale geluidniveaus (puntbronnen) BEREKENINGSRESULTATEN Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau Maximale geluidniveaus Indirecte hinder CONCLUSIE FIGUREN: Figuur 1 : Situatieschets Figuur 2 : Invoergegevens rekenmodel Figuur 3 : Invoergegevens rekenpunten Figuur 4 : Inrichting terrein BIJLAGEN: Bijlage 1 : Invoergegevens gebouwen / bodemgebieden Bijlage 2 : Invoergegevens puntbronnen / mobiele bronnen (directe hinder) Bijlage 3 : Invoergegevens mobiele bronnen (indirecte hinder) Bijlage 4 : Invoergegevens rekenpunten Bijlage 5 : Invoergegevens rekenmodel Bijlage 6 : Rekenresultaten langtijdgemiddeld beoordelingsniveau Bijlage 7 : Rekenresultaten maximale geluidniveaus Bijlage 8 : Rekenresultaten indirecte hinder Bijlage 9 : Rekenresultaten wegverkeer Putseweg (t.b.v. bepaling referentieniveau) Datum 28 juli 2014 Pagina 2 / 14

209 Wematech Milieu Adviseurs B.V. Kenmerk : Projectnummer : FG AKO INLEIDING In opdracht van Aannemersbedrijf B. de Nijs-Soffers is een akoestisch onderzoek verricht om de geluidsbelasting te bepalen die optreedt op de omgeving ten gevolge van de te realiseren horeca gelegenheid Hof van Putte aan de Putseweg 13 te Woensdrecht. Het doel van het onderzoek is het bepalen van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (L Ar;LT), het maximaal geluiddrukniveau (L A;max) en indirecte hinder ter hoogte van geluidgevoelige objecten en het Natura 2000 gebied. Het onderzoek dient derhalve ter beoordeling of een bestemmingsplanherziening mogelijk is. De volgende werkzaamheden zijn verricht: inventarisatie van bedrijfsactiviteiten voor zover van belang voor de geluidsuitstraling naar de omgeving; het bepalen en verzamelen van akoestische bronvermogens op basis van kengetallen van bestaande vergelijkbare geluidsbronnen, conform de Handleiding meten en rekenen industrielawaai, HMRI 1999; het invoeren van objecten, bronnen en rekenpunten in een akoestische rekenmodel; het bepalen van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau, de maximale geluidsniveaus en de indirecte hinder ter hoogte van de geluidgevoelige objecten en Natura 2000 gebied; toetsen van de berekende waarden aan de geldende richtwaarden uit de Handreiking Industrielawaai en vergunningverlening. Datum 28 juli 2014 Pagina 3 / 14

210 Wematech Milieu Adviseurs B.V. Kenmerk : Projectnummer : FG AKO SITUATIE EN BEDRIJFSBESCHRIJVING 2.1. Situering De onderzoekslocatie is gesitueerd aan de Putseweg 13 te Woensdrecht. Het terrein zal worden herontwikkeld tot een amusementscentrum. De directe omgeving bestaat voornamelijk uit weiland met verspreid liggende woningen. Een situatieschets is opgenomen in figuur Bedrijfsbeschrijving Ter plaatse van de Putseweg 13 te Woensdrecht wordt het amusementscentrum Hof van Putte gerealiseerd. Binnen het amusementscentrum worden een ruimte ten behoeve van een bowling/ biljart kermisbehendigheid, een ruimte t.b.v. een brasserie/ restaurant/ zaalverhuur (t.b.v. feesten/partijen), een ruimte t.b.v. een kinderspeeltuin (binnen) en een ruimte t.b.v. een casino geprojecteerd. Tevens zullen binnen het amusementscentrum diverse sanitaire voorzieningen en een rookruimte gerealiseerd worden. Op het buitenterrein worden een terrass, een kinderspeeltuin en parkeerplaatsen ten behoeve van de bezoekers gerealiseerd. Omdat het akoestisch onderzoek betrekking heeft op een bestemmingsplanherziening is de invulling van het terrein en de bedrijfsruimten nog niet definitief vastgesteld. Als uitgangspunt voor het akoestisch onderzoek is de indeling van de onderzoekslocatie aangehouden zoals weergegeven in figuur 4. Representatieve bedrijfssituatie Voor de maximale openingstijden 1 wordt in onderhavige situatie uitgegaan van maandag t/m zondag van uur. De installaties op het dakvlak (luchtbehandelingskasten en afzuigingen) zullen gedurende de openingstijden in werking zijn. Voor het aantal personenwagens als gevolg van de bezoekers wordt uitgegaan van een topdrukke dag (die meer dan 12 keer per jaar voor kan komen), waarbij maximaal 496 voertuigen de bedrijfsvoering bezoeken. Daarbij kunnen per dag 2 vrachtwagens de inrichting aandoen. Als uitgangspunt voor de openingstijden van de kinderspeeltuin wordt 8.00 uur uur aangehouden. De openingtijden van het terras zijn van 8.00 uur uur. In onderstaande tabel zijn de uitgangspunten van de representatieve bedrijfssituatie (continue bezetting) vermeld. Tabel 2.1: Uitgangspunten representatieve bedrijfssituatie Activiteit Aantal personen Percentage stemgeluid (%) Dag-, avondperiode Kinderspeeltuin 50 25% Dag-, avond- en nachtperiode Terras brasserie/ restaurant % 1 APV gemeente Woensdrecht, en wijziging , artikel 2.29 lid 1: openbare inrichtingen zijn gesloten op maandag t/m zondag van uur. Op basis van lid 3 kan de burgemeester ontheffing verlenen van de sluitingstijd. Datum 28 juli 2014 Pagina 4 / 14

211 Wematech Milieu Adviseurs B.V. Kenmerk : Projectnummer : FG AKO Bij het percentage stemgeluid van de kinderen in de speeltuin wordt uitgegaan dat 50 kinderen, ongeacht het feit of zij aanwezig zijn, maximaal 25% van de tijd gedurende 11 uur in de dagperiode en 4 uur in de avondperiode stemgeluid zullen voortbrengen. Het betreft hier een worst case benadering, omdat de kinderen nimmer gedurende 11 uur en 4 uur per periode met het maximaal aantal kinderen in de speeltuin aanwezig zullen zijn. Voor het terras is eveneens uitgegaan van percentage stemgeluid van 25 % en een continue bezetting (worstcase benadering) Opbouw bedrijfspanden Voor het bepalen van de relevante bronvermogens van de geveldelen is mede bepalend de bouwkundige samenstelling van de geveldelen van het amusementscentrum. In het amusementscentrum zijn diverse ruimten te onderscheiden welke in verschillende zones zijn gelegen (zie figuur 4). In onderstaande tabel is per zone het binnenniveau weergegeven gebaseerd op ervaringscijfers. Tabel 2.2 Overzicht binnenniveaus aanwezige ruimten Zone Omschrijving Binnenniveau db(a) 1 Bowling/ biljart <75 2 Casino (incl toiletten, rookruimte, bar, en serverruimte <75 3 Brasserie/ restaurant/ zaalverhuur Kinderspeelformule <80 6 Hoofdentree <60 Ter plaatse van de ruimte welke geschikt is voor zaalverhuur kunnen (trouw)feesten/partijen plaatsvinden waarbij levende muziek (band) gespeeld kan worden. Het binnenniveau van een ruimte waar live muziek gespeeld bedraagt ca. 100 db(a) 2. De ruimte ten behoeve van de zaalverhuur wordt aan zowel noord-, oost en zuidzijde begrensd door overige bedrijfsruimten (zie figuur 4), waardoor geen sprake is van een relevante geluiduitstraling van deze geveldelen naar de omgeving. De hoofdentree zal tevens fungeren als sluisconstructie. De westgevel van de ruimte is aan de buitenruimte gesitueerd, maar heeft gezien de situering geen directe geluiduitstraling in de richting van omliggende geluidgevoelige objecten. Uitgangspunt is dat de ruimte ten behoeve van zaalverhuur voorzien wordt van een akoestisch verlaagd plafond, waarmee voorkomen wordt dat het dakvlak een relevante geluiduitstraling zal hebben naar de woningen in de omgeving. Gezien het bovenstaande heeft geen bronvermogenbepaling aan de geveldelen en het dakvlak van de ruimte ten behoeve van de zaalverhuur plaatsgevonden. Het binnenniveau ter plaatse van de overige ruimten bedraagt minder dan 80 db(a) zoals blijkt uit tabel 2.2. Gezien de maatgevende geluidbronnen (installaties op dakvlak, stemgeluid bezoekers, voertuigbewegingen) op het buitenterrein gesitueerd zijn en het binnenniveau ter plaatse van de overige bedrijfsruimten minder zal bedragen dan 80 db(a) heeft geen bronvermogenbepaling aan de geveldelen van de overige bedrijfsruimten plaatsgevonden. 2 Horecalawaai de baas, bouwkundige adviezen aan horecaondernemers voor gezelligheid in alle rust, SBR, december 2004 Datum 28 juli 2014 Pagina 5 / 14

212 Wematech Milieu Adviseurs B.V. Kenmerk : Projectnummer : FG AKO WETTELIJK KADER 3.1. Handreiking industrielawaai en vergunningverlening De gemeente Woensdrecht heeft geen vastgestelde gemeentelijke nota industrielawaai. Hierdoor kunnen de richtwaarden en de beleidsuitgangspunten met betrekking tot het geluid in de omgeving van het Hof van Putte worden gebaseerd op de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (hierna te noemen Handreiking) welke 21 oktober 1998 in werking is getreden. Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau In de handreiking zijn richtwaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau opgenomen. Voor nieuwe inrichtingen dient als volgt gehandeld te worden: bij de eerste toetsing worden de waarden van tabel 4 uit de Handreiking gehanteerd; overschrijding van deze richtwaarden kan toelaatbaar zijn op grond van een bestuurlijk afwegingsproces; een belangrijke rol daarbij speelt het bestaande referentieniveau van het omgevingsgeluid; als maximum geldt de etmaalwaarde van 50 db(a) op de gevel van de dichtstbijzijnde woningen of het referentieniveau van het omgevingsluid; Tabel 3.1: richtwaarden voor woonomgevingen Omschrijving gebied Aanbevolen richtwaarden in de woonomgeving in db(a) Dag Avond Nacht Landelijke omgeving Rustige woonwijk, weinig verkeer Woonwijk in de stad Gelet op het karakter van de omgeving zou het referentieniveau van het omgevingsgeluid moeten aansluiten bij de richtwaarde van een 'landelijke omgeving'. De inrichting is echter gelegen aan de Putseweg welke een verkeersintensiteit van ca motorvoertuigen 3 per etmaal heeft. In bijlage 9 zijn de rekenresultaten weergegeven als gevolg van het wegverkeer ter plaatse van de Putseweg. Het referentieniveau wordt bepaald door het optredende geluidniveau te verminderen met 10 db(a). Voor de woningen gelegen aan de Putseweg 7, 15 en 22 wordt derhalve een richtwaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van 45 db(a) etmaalwaarde op basis van bovenstaande tabel en de bepaling van het referentieniveau (bijlage 9) acceptabel geacht. Voor de woning aan de Krommeweg 1a, welke op ca. 45 meter van de Putseweg is gesitueerd, wordt een richtwaarde van 40 db(a) etmaalwaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau acceptabel geacht. Indien op een beoordelingspunt binnen het totaal aanwezige geluidniveau, vanwege de betreffende inrichting een geluid met een duidelijk tonaal, impulsachtig of muziekkarakter kan worden waargenomen, dient op het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (L Ar.LT) van de betreffende periode tijdens welke dit specifieke karakter optreedt, een toeslag van K in rekening worden gebracht: - tonaal K 1 = 5 db; - impuls K 2 = 5 db - muziek K 3 = 10 db Per periode wordt maximaal één toeslag K in rekening gebracht. 3 Bron: DTV Consultants, Hof van Putte, onderzoek parkeren en verkeer, kenmerk TBO-VK/130126, d.d. 6 september 2013 Datum 28 juli 2014 Pagina 6 / 14

213 Wematech Milieu Adviseurs B.V. Kenmerk : Projectnummer : FG AKO Maximale geluidniveaus Met betrekking tot de maximale geluidniveaus dient er naar te worden gestreefd om maximale geluidniveaus die meer dan 10 db boven het aanwezige equivalente geluidniveau uitkomen te voorkomen. Als grenswaarden gelden derhalve de in de tabel 3.1 genoemde grenswaarden vermeerderd met 10 db. In dat geval is er sprake van een acceptabele situatie. Wanneer niet aan deze grenswaarden kan worden voldaan, kunnen hogere maximale geluidniveaus worden vergund, waarbij de volgende algemene grenswaarden gelden: 70 db(a) in de dagperiode (07.00 uur uur) 65 db(a) in de avondperiode (19.00 uur uur) 60 db(a) in de nachtperiode (23.00 uur uur) De eerst- en laatstgenoemde waarden mogen in bepaalde gevallen met 5 db(a) worden overschreden. Conform paragraaf 3.2 uit de Handreiking kan na bestuurlijke afweging het laden en lossen van goederen en de daarbij behorende activiteiten op het terrein van de inrichting gedurende de dagperiode worden uitgezonderd van voorschriften zolang deze activiteit niet in hoge frequentie voorkomt en het niet de hoofdactiviteit behelst. Stemgeluid In tegenstelling tot hetgeen vermeld staat in de Handreiking dient in het kader van een planologische procedure stemgeluid van bezoekers binnen de te realiseren bedrijfsvoering van Hof van Putte te worden meegenomen in het afwegingsproces. De mogelijke hinder dan wel het te verwachten leefklimaat dient derhalve in kaart te worden gebracht Indirecte hinder Op 29 februari 1996 is door het ministerie van VROM een Circulaire ( de schrikkelcirculaire ) uitgebracht in verband met toetsing van voertuigbewegingen van- en naar de inrichting ( indirecte hinder ). Ter plaatse van geluidgevoelige bestemmingen mag de geluidsbelasting ten gevolge van indirecte hinder de voorkeursgrenswaarde van 50 db(a) niet overschrijden. Er geldt een maximale grenswaarde van 65 db(a). Indien de geluidsbelasting zich tussen de voorkeursgrenswaarde en maximale grenswaarde bevindt, dient een binnenniveau in de betrokken woningen van 35 db(a) te worden gegarandeerd Woon- en leefklimaat De beoordeling van het woon- en leefklimaat is niet nader uitgewerkt in de wet maar is een algemeen begrip. Om te bepalen of sprake is van een goed woon- en leefklimaat wordt aansluiting gezocht bij de categorie indeling zoals deze gehanteerd wordt door het RIVM 4. In tabel 3.2 is de kwalificatie van het woon- en leefklimaat weergegeven. Tabel 3.2: Beoordeling akoestische kwaliteit in woon- en leefklimaat Geluidbelasting in db Indicatie geluidkwaliteit in de leefomgeving < 45 zeer goed goed redelijk matig slecht > 65 zeer slecht 4 Datum 28 juli 2014 Pagina 7 / 14

214 Wematech Milieu Adviseurs B.V. Kenmerk : Projectnummer : FG AKO MODELLERING 4.1. Modelgegevens Alle relevante bronnen, objecten en immissiepunten zijn ingevoerd in een akoestische ondergrond van de onderzoekslocatie conform de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai (VROM, 1999). In figuur 2 en 3 wordt een overzicht gegeven van het rekenmodel met de ingevoerde parameters Gehanteerd rekenmodel Bij het opstellen van het model is gebruik gemaakt van het door DGMR ontworpen rekenmodel Industrielawaai, versie Geomilieu V Bodemfactor Bij de berekeningen is uitgegaan van een zachte bodemfactor van 1,0. De harde bodemgebieden zijn separaat ingevoerd Keuze rekenpunten De beoordelingspunten ter plaatse van de nabij gelegen geluidgevoelige objecten (exclusief reflectie tegen de achterliggende gevel) zijn gelegen op 1,5 m in de dagperiode en 5,0 m voor de avond- en nachtperiode boven lokaal maaiveld. Voor de Natura 2000 punten is een beoordelingshoogte van 5,0 meter aangehouden Deze hoogten zijn aangehouden conform de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening. Figuur 2 en 3 en bijlage 1-5 geven informatie over de invoergegevens Bronsterkten De geluiduitstraling vanuit de te realiseren bedrijfsvoering wordt veroorzaakt door het stemgeluid van de bezoekers, de voertuigbewegingen en de aanwezige dakbronnen binnen de inrichting. Voor het stemgeluid van de bezoekers van het terras is uitgegaan van een gemiddeld zeer luid stemgeluid van 75 db(a). Voor de kinderen in de kinderspeeltuin wordt uitgegaan van gemiddeld schreeuwen voor het stemgeluid van 80 db(a). Dit is gebaseerd op een publicatie van het Nederlands Akoestisch Genootschap (NAG-journaal 123, mei 1994). Uit deze publicatie blijkt dat het gemiddeld stemgeluid varieert tussen de 60 en 80 db(a). In tabel 4.1 is een overzicht gegeven van bronvermogens voor menselijk stemgeluid. Voor piekgeluiden ter plaatse van het terras is uitgegaan van maximaal schreeuwen, ofwel een bronvermogen van 95 db(a) en voor de piekgeluiden ter plaatse van de kinderspeeltuin is uitgegaan van een bronvermogen van 105 db(a) gebaseerd op het maximaal volume van personen. Datum 28 juli 2014 Pagina 8 / 14

215 Wematech Milieu Adviseurs B.V. Kenmerk : Projectnummer : FG AKO Tabel 4.1: Geluidproductie menselijke stem (NAG-journaal 123, mei 1994) Stemvolume Bronvermogen Lw in db(a) Minimaal Gemiddeld Maximaal Rustig Normaal Verheven Zeer luid Schreeuwen Gillen 1) Max. volume 1) Noot 1) : deze volumes kunnen alleen kortstondig voorkomen 4.6. Bepaling bronvermogens stemgeluid De aangehouden bronvermogens voor stemgeluid (terras en spelende kinderen) in het geluidmodel zijn afhankelijk van een viertal factoren. Als basis is uitgegaan van het bronvermogen voor een gemiddeld zeer luid niveau van één persoon van 75 db(a) en hierna vermeerderd met het aantal aanwezige personen (p) per periode. Op dit totale bronvermogen is vervolgens in mindering gebracht de verdeling over het aantal bronnen (b) en een correctie voor het percentage stemgeluid (t). In onderstaande tabel wordt het bronvermogen per geluidbron berekend middels navolgende formule: Bronvermogen per persoon + 10log (p) 10log (b) -10 log(t). Tabel 4.2: Bepaling bronvermogens stemgeluid representatieve bedrijfssituatie(lw) in db(a) Activiteit Bronvermogen persoon db(a) Aantal personen (10*log p) Aantal bronnen (10*log b) Percentage stemgeluid (10*log t) Totaal bronvermogen db(a) Kinderspeeltuin % 83,2 Terras brasserie/ restaurant 75 (10*log 50) 200 (10*log 200) (10*log 6) 8 (10*log 8) (10*log 0,25) 25% (10*log 0,25) ( ,8-6) 78 ( ) Datum 28 juli 2014 Pagina 9 / 14

216 Wematech Milieu Adviseurs B.V. Kenmerk : Projectnummer : FG AKO REPRESENTATIEVE BEDRIJFSSITUATIE 5.1. Langtijdgemiddeld beoordelingsniveaus (puntbronnen /mobiele bronnen) In onderstaande tabel zijn de puntbronnen (stationaire bronnen) en mobiele bronnen (aantal voertuigen) weergeven, welke de representatieve bedrijfssituatie voor Hof van Putte voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau representeren. Tevens is de bronvermogenbepaling aangegeven. Voor de voertuigen is een onderlinge afstand van 25 meter tussen de bronnen en een snelheid van 25 km per uur aangehouden. Tabel 5.1: Overzicht puntbronnen/ mobiele bronnen Id. Omschrijving Lwr db(a) Bronvermogen Bepaling (geluidmeting, leverancier, kengetal) Hoogte (m+ mv) Bedrijfsduur (uren) Avond (19-23) Dag (07-19) Nacht (23-07) Puntbronnen 1-6 Stemgeluid kinderspeeltuin 83 kengetal 5 1,0 11,0 4,0 -- Stemgeluid terras brasserie/ 7-14 restaurant 78 kengetal 4 1,2 11,0 4,0 3,0 15 Legen afvalcontainer 106 kengetal 6 1,5 0, Afzuiging 82 Kengetal 5 10,5 11,0 4,0 3, Luchtbehandelingskast 85 Kengetal 5 10,5 11,0 4,0 3,0 Id. Omschrijving Lwr db(a) Bronvermogen Bepaling (geluidmeting, leverancier, kengetal) Hoogte (m) Dag (07-19) Aantal voertuigen Avond (19-23) Nacht (23-07) Mobiele bronnen MO1 Personenwagens 90 Kengetal 5 0, MO2 Personenwagens 90 Kengetal 5 0, MO3 Personenwagens 90 Kengetal 5 0, MO4 Vrachtwagens 105 Kengetal 5 1,0 4* *) Betreft het aantal voertuigbewegingen De bedrijfsduren van de bedrijfsactiviteiten zijn gebaseerd op basis van informatie uit de ruimtelijke onderbouwing (Compositie 5 Stedenbouw) en de volgende uitgangspunten: Per dag doet 1 vrachtwagen de inrichting aan t.b.v. het legen van een afvalcontainer. Het legen van een afvalcontainer duurt 3 minuten in de dagperiode; Voor de bedrijfsduren van de afzuigingen en de luchtbehandelingskasten wordt uitgegaan van een worstcase situatie, waarbij de installaties gedurende de openingstijden in werking kunnen zijn ( uur); Voor stemgeluid ter plaatse van de kinderspeeltuin en het terras wordt eveneens uitgegaan van een worstcase situatie, waarbij de kinderspeeltuin en het terras gedurende de openingstijden met het maximaal aantal personen bezet zijn (openingstijden kinderspeeltuin uur/ terras uur); Voor de aantallen personenwagens is uitgegaan van een topdrukke dag (496 voertuigen) die meer dan 12 keer per jaar voor kan komen, dat eveneens een worstcase situatie beschrijft. 5 Gebaseerd op de publicatie van het Nederlands Akoestisch Genootschap (NAG-journaal 123, mei 1994), zie ook tabel toepassen correctiefactor (tabel 4.2) 6 Kengetal gebaseerd op metingen bij soortgelijke projecten Datum 28 juli 2014 Pagina 10 / 14

217 Wematech Milieu Adviseurs B.V. Kenmerk : Projectnummer : FG AKO Maximale geluidniveaus (puntbronnen) In onderstaande tabel staan de maatgevende optredende maximale geluidniveaus voor de representatieve bedrijfssituatie weergegeven. Tabel 5.2: Overzicht puntbronnen Id. Omschrijving LAmax db(a) Bronvermogen Bepaling (geluidmeting, leverancier, kengetal) Bronhoogte (m) Dag (07-19) Bedrijfsduur (uren) Avond (19-23) Nacht (23-07) P1 - P5 Dichtslaan portier 97 kengetal 1,0 X X X P6 Legen afvalcontainer 114 kengetal 1,5 X P7 Rijden/optrekken vrachtwagen 108 kengetal 1,0 X P8 P9 Stemgeluid terras (piek) 95 kengetal 3 1,2 X X X P10 - P11 Stemgeluid kinderspeeltuin (piek) 105 kengetal 3 1,0 X X -- X geeft aan dat de pieken optreden in de betreffende periode Bijlagen 1-5 geven een overzicht van de opgenomen geluidsbronnen met bronnaam, coördinaten, hoogten, octaafbandspectra en bedrijfsduurcorrecties C b in db, alsmede alle overige relevante invoergegevens. Datum 28 juli 2014 Pagina 11 / 14

218 Wematech Milieu Adviseurs B.V. Kenmerk : Projectnummer : FG AKO BEREKENINGSRESULTATEN 6.1. Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau Tabel 6.1: Berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus Id. Omschrijving Dagperiode ( uur) LAr,LT in db(a) Avondperiode ( uur) Nachtperiode ( uur) Etmaalwaarde db(a) Richtwaarde db(a) N01 Natura 2000 Brabantse wal N02 Natura 2000 Brabantse wal N03 Natura 2000 Brabantse wal W01 Woning Putseweg W02 Woning Putseweg W03 Woning Putseweg W04 Woning Putseweg W05 Woning Putseweg W06 Woning Putseweg W07 Woning Krommeweg 1a W08 Woning Krommeweg 1a W09 Woning Krommeweg 1a W10 Woning Putseweg W11 Woning Putseweg W12 Woning Putseweg W13 Woning Putseweg W14 Woning Putseweg Gezien de toelichting op de opbouw van de panden en de binnenniveaus in de bedrijfsruimten in paragraaf 2.3, kan derhalve worden opgemaakt dat een geluid met een duidelijk muziekkarakter ter plaatse van de geluidgevoelige objecten niet waarneembaar zal zijn en een toeslag derhalve niet hoeft te worden toegepast. Uit bovenstaande tabel blijkt dat ten hoogste 44 db(a) etmaalwaarde wordt berekend ter hoogte van de gevoelige objecten aan de Putseweg. Hiermee wordt voldaan aan de voorgestelde richtwaarde van 45 db(a) etmaalwaarde die wordt afgeleid uit de Handreiking. Ter plaatse van de woning aan de Krommeweg 1a en het Natura 2000 gebied wordt ten hoogste 37 db(a) etmaalwaarde berekend. Hiermee wordt voldaan aan de richtwaarde van 40 db(a) etmaalwaarde die wordt afgeleid uit de Handreiking. Tevens kan uit de berekende geluidniveaus worden opgemaakt dat ter plaatse van de bestaande woningen van derden en het Natura 2000 gebied als gevolg van de te realiseren bedrijfsvoering het woon- en leefklimaat niet significant wordt aangetast. Datum 28 juli 2014 Pagina 12 / 14

219 Wematech Milieu Adviseurs B.V. Kenmerk : Projectnummer : FG AKO Maximale geluidniveaus De relevante maximale geluidsniveaus treden op tijdens het dichtslaan van portieren van personenwagens (P1-P5), het legen van een afvalcontainer (P6) en het rijden / optrekken van een vrachtwagen (P7), het stemgeluid van het terras (P8-P9) en het stemgeluid van de kinderspeeltuin (P10- P11). Een overzicht van de berekende maximale geluidsniveaus ter plaatse van de gevoelige objecten en het Natura 2000 gebied is weergegeven in onderstaande tabel. Tabel 6.2: Berekende maximale geluidsniveaus in db(a) ter plaatse van de gevoelige objecten LAr,LT in db(a) Id. Omschrijving Dagperiode ( uur) Avondperiode ( uur) Nachtperiode ( uur) N01 Natura 2000 Brabantse wal N02 Natura 2000 Brabantse wal N03 Natura 2000 Brabantse wal W01 Woning Putseweg W02 Woning Putseweg W03 Woning Putseweg W04 Woning Putseweg W05 Woning Putseweg W06 Woning Putseweg W07 Woning Krommeweg 1a W08 Woning Krommeweg 1a W09 Woning Krommeweg 1a W10 Woning Putseweg W11 Woning Putseweg W12 Woning Putseweg W13 Woning Putseweg W14 Woning Putseweg Uit bovenstaande tabel blijkt dat ten hoogste 63 db(a) in de dag- en 57 db(a) in de avond- en nachtperiode wordt berekend ter hoogte van de gevoelige objecten en de Natura 2000 gebieden. Hiermee wordt voldaan aan de grenswaarde van 70/65/60 db(a) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode uit de Handreiking Indirecte hinder Ten gevolge van de voertuigen welke de inrichting aandoen en verlaten wordt ter hoogte van de geluidgevoelige objecten en de Natura 2000 gebieden ten hoogste 48 db(a) etmaalwaarde berekend. Dit wordt ter hoogte van de woning aan de Putseweg 22 berekend welke op circa 8 m uit het hart van de weg is gesitueerd. Hierbij is er van uitgegaan dat 47 % van alle voertuigen komen uit of vertrekken richting Ossendrecht en 53 % van alle voertuigen 7 komen uit of vertrekken richting Putte. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 50 db(a) etmaalwaarde uit de schrikkelcirculaire. 7 Bron: DTV Consultants, Hof van Putte, onderzoek parkeren en verkeer, kenmerk TBO-VK/130126, d.d. 6 september 2013 Datum 28 juli 2014 Pagina 13 / 14

220 Wematech Milieu Adviseurs B.V. Kenmerk : Projectnummer : FG AKO CONCLUSIE Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau Gezien de toelichting op de opbouw van de panden en de binnenniveaus in de bedrijfsruimten in paragraaf 2.3, kan derhalve worden opgemaakt dat een geluid met een duidelijk muziekkarakter ter plaatse van de geluidgevoelige objecten niet waarneembaar zal zijn en een toeslag derhalve niet hoeft te worden toegepast. Uit de rekenresultaten blijkt dat ten hoogste 44 db(a) etmaalwaarde wordt berekend ter hoogte van de gevoelige objecten aan de Putseweg. Hiermee wordt voldaan aan de voorgestelde richtwaarde van 45 db(a) etmaalwaarde die wordt afgeleid uit de Handreiking. Ter plaatse van de woning aan de Krommeweg 1a en het Natura 2000 gebied wordt ten hoogste 37 db(a) etmaalwaarde berekend. Hiermee wordt voldaan aan de richtwaarde van 40 db(a) etmaalwaarde die wordt afgeleid uit de Handreiking. Tevens kan uit de berekende geluidniveaus worden opgemaakt dat ter plaatse van de bestaande woningen van derden en het Natura 2000 gebied als gevolg van de te realiseren bedrijfsvoering het woon- en leefklimaat niet significant wordt aangetast. Maximale geluidniveaus Uit bovenstaande tabel blijkt dat ten hoogste 63 db(a) in de dag- en 57 db(a) in de avond- en nachtperiode wordt berekend ter hoogte van de gevoelige objecten en de Natura 2000 gebieden. Hiermee wordt voldaan aan de grenswaarde van 70/65/60 db(a) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode uit de Handreiking. Indirecte hinder Ten gevolge van de voertuigen welke de inrichting aandoen en verlaten wordt ter hoogte van de geluidgevoelige objecten en de Natura 2000 gebieden ten hoogste 48 db(a) etmaalwaarde berekend. Dit wordt ter hoogte van de woning aan de Putseweg 22 berekend welke op circa 8 m uit het hart van de weg is gesitueerd. Hierbij is er van uitgegaan dat 47 % van alle voertuigen komen uit of vertrekken richting Ossendrecht en 53 % van alle voertuigen komen uit of vertrekken richting Putte. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 50 db(a) etmaalwaarde uit de schrikkelcirculaire. Resumé Geconcludeerd kan worden dat er op grond van de geluidemissie van de te realiseren bedrijfsvoering van het Hof van Putte op akoestische gronden geen problemen c.q. hinder te verwachten is. Een wijziging op grond van het vigerende bestemmingsplan wordt geluidtechnisch gezien mogelijk geacht. Datum 28 juli 2014 Pagina 14 / 14

221 FIGUUR 1 Situatieschets

222

223 FIGUUR 2 Invoergegevens rekenmodel

224 P5 MO2 P P6 15 W14 W13 W01 P P9 8 MO4 9 P Industrielawaai - IL, [versie van Hof van Putte - Representatief (wijziging plan )], Geomilieu V P IN1 IN2 IN3 IN P10 MO3 17 P P2 MO1 16 P1 1 Detail puntbron Mobiele bron Puntbron Toetspunt Bodemgebied Gebouw 0 m 30 m schaal = 1 : 847 W04 W06 W02 W03 12 W05 Invoergegevens rekenmodel Wematech Milieu Adviseurs B.V. Figuur 2:

225 FIGUUR 3 Invoergegevens rekenpunten

226 Wematech Milieu Adviseurs B.V. Figuur 3: Invoergegevens rekenpunten Detail puntbron Mobiele bron Puntbron Toetspunt Bodemgebied Gebouw 89 MO W04 W06 W02 W03 12 W05 7 IN3 IN4 IN1 IN W14 W13 W01 MO4 MO2 MO P5 P4 P6 15 P P9 8 6 P P P10 17 P7 20 P2 16 P1 W08 W09 W m 50 m schaal = 1 : 1146 W10 W11 W Industrielawaai - IL, [versie van Hof van Putte - Representatief (wijziging plan )], Geomilieu V2.40

227 FIGUUR 4 Inrichting terrein

228 ` Kenmerk : FG Projectnummer : AKO FIGUUR 4: INRICHTING TERREIN

INFILTRATIE ONDERZOEK HELMONDSEWEG/ GERRIT VAN BAKELSTRAAT TE DEURNE GEMEENTE DEURNE

INFILTRATIE ONDERZOEK HELMONDSEWEG/ GERRIT VAN BAKELSTRAAT TE DEURNE GEMEENTE DEURNE INFILTRATIE ONDERZOEK HELMONDSEWEG/ GERRIT VAN BAKELSTRAAT TE DEURNE GEMEENTE DEURNE Infiltratie onderzoek Helmondseweg/Gerrit van Bakelstraat te Deurne in de gemeente Deurne Opdrachtgever BRO Postbus

Nadere informatie

DOORLATENDHEIDSONDERZOEK WOUTERIJ 55 TE KOEWACHT

DOORLATENDHEIDSONDERZOEK WOUTERIJ 55 TE KOEWACHT DOORLATENDHEIDSONDERZOEK WOUTERIJ 55 TE KOEWACHT Rapportage doorlatendheidsonderzoek Wouterij 55 te Koewacht Opdrachtgever Rho Adviseurs voor leefruimte Nieuwstraat 27 4331 JK Middelburg Rapportnummer

Nadere informatie

WATERTOETS KEIZERSBAAN 7B TE KESSEL GEMEENTE PEEL & MAAS

WATERTOETS KEIZERSBAAN 7B TE KESSEL GEMEENTE PEEL & MAAS WATERTOETS KEIZERSBAAN 7B TE KESSEL GEMEENTE PEEL & MAAS Watertoets Keizersbaan 7b te Kessel in de gemeente Peel & Maas Opdrachtgever BRO Tegelen Industriestraat 94 593 PK Tegelen Project P&M.BRO.WTO Rapportnummer

Nadere informatie

INFILTRATIE ONDERZOEK STEEG/HOOGSTRAAT TE NEER GEMEENTE LEUDAL

INFILTRATIE ONDERZOEK STEEG/HOOGSTRAAT TE NEER GEMEENTE LEUDAL INFILTRATIE ONDERZOEK STEEG/HOOGSTRAAT TE NEER GEMEENTE LEUDAL Doorlatendheidsonderzoek Steegstraat/Hoogstraat te Neer in de gemeente Leudal Opdrachtgever Adviesbureau Brouwers bv Postbus 245 7037 AB Roermond

Nadere informatie

GEOHYDROLOGISCH ONDERZOEK STEGELENHOF (ONG.) TE OIRSBEEK GEMEENTE SCHINNEN

GEOHYDROLOGISCH ONDERZOEK STEGELENHOF (ONG.) TE OIRSBEEK GEMEENTE SCHINNEN GEOHYDROLOGISCH ONDERZOEK STEGELENHOF (ONG.) TE OIRSBEEK GEMEENTE SCHINNEN Geohydrologisch onderzoek Stegelenhof (ong.) te Oirsbeek in de gemeente Schinnen Opdrachtgever Plangroep Heggen bv Postbus 44

Nadere informatie

DOORLATENDSHEIDONDERZOEK PLANGEBIED N277-N275-N562 TE KONINGSLUST GEMEENTE PEEL EN MAAS

DOORLATENDSHEIDONDERZOEK PLANGEBIED N277-N275-N562 TE KONINGSLUST GEMEENTE PEEL EN MAAS DOORLATENDSHEIDONDERZOEK PLANGEBIED N277-N275-N562 TE KONINGSLUST GEMEENTE PEEL EN MAAS Doorlatendsheidonderzoek plangebied N277-N275-N562 te Koningslust in de gemeente Peel en Maas Opdrachtgever Plangroep

Nadere informatie

GEOHYDROLOGISCH ONDERZOEK HEINSEWEG TE SITTARD GEMEENTE SITTARD-GELEEN

GEOHYDROLOGISCH ONDERZOEK HEINSEWEG TE SITTARD GEMEENTE SITTARD-GELEEN GEOHYDROLOGISCH ONDERZOEK HEINSEWEG TE SITTARD GEMEENTE SITTARD-GELEEN Geohydrologisch onderzoek Heinseweg te Sittard in de gemeente Sittard-Geleen Opdrachtgever Plangroep Heggen Postbus 44 6120 AA Born

Nadere informatie

WATERTOETS EMMAUSPLEIN E.O. TE ST. WILLEBRORD GEMEENTE RUCPHEN

WATERTOETS EMMAUSPLEIN E.O. TE ST. WILLEBRORD GEMEENTE RUCPHEN WATERTOETS EMMAUSPLEIN E.O. TE ST. WILLEBRORD GEMEENTE RUCPHEN Watertoets Emmausplein e.o. te St. Willebrord in de gemeente Rucphen Opdrachtgever Compositie 5 stedenbouw bv Boschstraat 35-37 48 GB Breda

Nadere informatie

DOORLATENDHEIDSONDERZOEK WETHOUDER PAULSSENLAAN TE VALKENBURG GEMEENTE VALKENBURG AAN DE GEUL

DOORLATENDHEIDSONDERZOEK WETHOUDER PAULSSENLAAN TE VALKENBURG GEMEENTE VALKENBURG AAN DE GEUL DOORLATENDHEIDSONDERZOEK WETHOUDER PAULSSENLAAN TE VALKENBURG GEMEENTE VALKENBURG AAN DE GEUL Doorlatendheidsonderzoek Wethouder Paulssenlaan te Valkenburg in de gemeente Valkenburg aan de Geul Opdrachtgever

Nadere informatie

GEOHYDROLOGISCH ONDERZOEK EUROPLEIN TE MAASBRACHT GEMEENTE MAASGOUW

GEOHYDROLOGISCH ONDERZOEK EUROPLEIN TE MAASBRACHT GEMEENTE MAASGOUW GEOHYDROLOGISCH ONDERZOEK EUROPLEIN TE MAASBRACHT GEMEENTE MAASGOUW Geohydrologisch onderzoek Europlein te Maasbracht in de gemeente Maasgouw Opdrachtgever Plangroep Heggen Postbus 44 62 AA Born Project

Nadere informatie

WATERTOETS PLANGEBIED KERKSTRAAT-KERKSINGEL- HEUVELSTRAAT TE DIESSEN GEMEENTE HILVARENBEEK

WATERTOETS PLANGEBIED KERKSTRAAT-KERKSINGEL- HEUVELSTRAAT TE DIESSEN GEMEENTE HILVARENBEEK WATERTOETS PLANGEBIED KERKSTRAAT-KERKSINGEL- HEUVELSTRAAT TE DIESSEN GEMEENTE HILVARENBEEK Watertoets plangebied Kerkstraat-Kerksingel-Heuvelstraat te Diessen in de gemeente Hilvarenbeek Opdrachtgever(s)

Nadere informatie

WATERTOETS RANDWEG NOORD-OM TE GEMERT GEMEENTE GEMERT-BAKEL

WATERTOETS RANDWEG NOORD-OM TE GEMERT GEMEENTE GEMERT-BAKEL WATERTOETS RANDWEG NOORD-OM TE GEMERT GEMEENTE GEMERT-BAKEL Watertoets Randweg Noord-Om te Gemert gemeente Gemert-Bakel Opdrachtgever Gemeente Gemert-Bakel Ridderplein 1 5421 CV Gemert Project GBA.GEM.WTO

Nadere informatie

BJZ.nu T.a.v. de heer N. Broekhuis Twentepoort Oost 16a 7609 RG ALMELO. Boxmeer, 11 september Oplegnotitie waterparagraaf Kerkstraat te Bergeijk

BJZ.nu T.a.v. de heer N. Broekhuis Twentepoort Oost 16a 7609 RG ALMELO. Boxmeer, 11 september Oplegnotitie waterparagraaf Kerkstraat te Bergeijk BJZ.nu T.a.v. de heer N. Broekhuis Twentepoort Oost 16a 7609 RG ALMELO Boxmeer, 11 september 2014 Betreft: Project: Auteur: Oplegnotitie waterparagraaf Kerkstraat te Bergeijk 14093776 BER.BJZ.WTO] Ing.

Nadere informatie

INFILTRATIE ONDERZOEK HAZELAARSTRAAT TE SINT WILLEBRORD GEMEENTE RUCPHEN

INFILTRATIE ONDERZOEK HAZELAARSTRAAT TE SINT WILLEBRORD GEMEENTE RUCPHEN INFILTRATIE ONDERZOEK HAZELAARSTRAAT TE SINT WILLEBRORD GEMEENTE RUCPHEN Infiltratie onderzoek Hazelaarstraat te Sint Willebrord in de gemeente Rucphen Opdrachtgever West-Brabantse Investeringsmaatschappij

Nadere informatie

INFILTRATIE ONDERZOEK ACHTER KERKVELD 2 TE SWOLGEN GEMEENTE HORST AAN DE MAAS

INFILTRATIE ONDERZOEK ACHTER KERKVELD 2 TE SWOLGEN GEMEENTE HORST AAN DE MAAS INFILTRATIE ONDERZOEK ACHTER KERKVELD 2 TE SWOLGEN GEMEENTE HORST AAN DE MAAS Infiltratie onderzoek Achter Kerkveld 2 te Melderslo in de gemeente Horst aan de Maas Opdrachtgever BRO Industriestraat 94

Nadere informatie

WATERTOETS ZORGCLUSTER OERLE TE VELDHOVEN GEMEENTE VELDHOVEN

WATERTOETS ZORGCLUSTER OERLE TE VELDHOVEN GEMEENTE VELDHOVEN WATERTOETS ZORGCLUSTER OERLE TE VELDHOVEN GEMEENTE VELDHOVEN Watertoets Zorgcluster Oerle te Veldhoven in de gemeente Veldhoven Opdrachtgever Gemeente Veldhoven Postbus10101 5500 GA Veldhoven Project VEL.C5S.WTO

Nadere informatie

HISTORISCH BODEMONDERZOEK WISSELSTRAAT 6 TE VOLKEL

HISTORISCH BODEMONDERZOEK WISSELSTRAAT 6 TE VOLKEL HISTORISCH BODEMONDERZOEK WISSELSTRAAT 6 TE VOLKEL historisch bodemonderzoek Wisselstraat 6 te Volkel Opdrachtgever Dhr. W. Vloet Eeuwsels 39 5408 AJ Volkel Rapportnummer 3724.001 Versienummer Status D1

Nadere informatie

DOORLATENDHEIDSONDERZOEK EN WATERADVIES WATERLOSEWEG 3A TE BEESEL GEMEENTE BEESEL

DOORLATENDHEIDSONDERZOEK EN WATERADVIES WATERLOSEWEG 3A TE BEESEL GEMEENTE BEESEL DOORLATENDHEIDSONDERZOEK EN WATERADVIES WATERLOSEWEG 3A TE BEESEL GEMEENTE BEESEL Doorlatendheidsonderzoek en wateradvies Waterloseweg 3a te Beesel in de gemeente Beesel Opdrachtgever BRO Industriestraat

Nadere informatie

DOORLATENDHEIDSONDERZOEK PLANTSOENSINGEL NOORD EN TE 'S-HEERENBERG GEMEENTE MONTFERLAND

DOORLATENDHEIDSONDERZOEK PLANTSOENSINGEL NOORD EN TE 'S-HEERENBERG GEMEENTE MONTFERLAND DOORLATENDHEIDSONDERZOEK PLANTSOENSINGEL NOORD 17-25 EN 36-62 TE 'S-HEERENBERG GEMEENTE MONTFERLAND INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING... 1 2. LOCATIEGEGEVENS... 1 2.1 Huidig en toekomstig gebruik... 1 2.2 Regionale

Nadere informatie

NOTITIE LUCHTKWALITEIT GREVENHOUT 21 (LANDAL RABBIT HILL) TE NIEUW-MILLIGEN (UDDEL) GEMEENTE APELDOORN

NOTITIE LUCHTKWALITEIT GREVENHOUT 21 (LANDAL RABBIT HILL) TE NIEUW-MILLIGEN (UDDEL) GEMEENTE APELDOORN NOTITIE LUCHTKWALITEIT GREVENHOUT 21 (LANDAL RABBIT HILL) TE NIEUW-MILLIGEN (UDDEL) GEMEENTE APELDOORN Notitie luchtkwaliteit Grevenhout 21 (Landal Rabbit Hill) te Nieuw-Milligen (Uddel) in de gemeente

Nadere informatie

BODEMINTACTHEIDSONDERZOEK ZWARTE PLAKWEG TE AMERICA GEMEENTE HORST AAN DE MAAS

BODEMINTACTHEIDSONDERZOEK ZWARTE PLAKWEG TE AMERICA GEMEENTE HORST AAN DE MAAS BODEMINTACTHEIDSONDERZOEK ZWARTE PLAKWEG 59-61 TE AMERICA GEMEENTE HORST AAN DE MAAS Bodemintactheidsonderzoek Zwarte Plakweg 59-61 te America in de gemeente Horst aan de Maas Opdrachtgever Pijnenburg

Nadere informatie

DOORLATENDHEIDSONDERZOEK PLANGEBIED DE MALVERTRING TE NIJMEGEN GEMEENTE NIJMEGEN

DOORLATENDHEIDSONDERZOEK PLANGEBIED DE MALVERTRING TE NIJMEGEN GEMEENTE NIJMEGEN DOORLATENDHEIDSONDERZOEK PLANGEBIED DE MALVERTRING TE NIJMEGEN GEMEENTE NIJMEGEN INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING... 1 2. LOCATIEGEGEVENS... 1 2.1 Huidig en toekomstig gebruik... 1 2.2 Regionale bodemopbouw...

Nadere informatie

NOTITIE BEDRIJVEN EN MILIEUZONERING VINKELSESTRAAT 99/101 TE HEESCH GEMEENTE BERNHEZE

NOTITIE BEDRIJVEN EN MILIEUZONERING VINKELSESTRAAT 99/101 TE HEESCH GEMEENTE BERNHEZE NOTITIE BEDRIJVEN EN MILIEUZONERING VINKELSESTRAAT 99/101 TE HEESCH GEMEENTE BERNHEZE Notitie bedrijven en milieuzonering Vinkelsestraat 99/101 te Heesch in de gemeente Bernheze Opdrachtgever Dhr. F. van

Nadere informatie

MEMO DHV B.V. Logo. : SAB Arnhem : Michiel Krutwagen. : St Elisabethgaarde Winterswijk : Watertoetsnotitie. Datum : 13 januari 2012

MEMO DHV B.V. Logo. : SAB Arnhem : Michiel Krutwagen. : St Elisabethgaarde Winterswijk : Watertoetsnotitie. Datum : 13 januari 2012 DHV B.V. Logo MEMO Aan Van Dossier Project Betreft : SAB Arnhem : Michiel Krutwagen : BA94-5- : St Elisabethgaarde Winterswijk : Watertoetsnotitie Ons kenmerk : LW-DE227 Datum : 3 januari 22 Classificatie

Nadere informatie

WATERTOETS SPORTPARK "DE ROODLOOP" TE HILVARENBEEK GEMEENTE HILVARENBEEK

WATERTOETS SPORTPARK DE ROODLOOP TE HILVARENBEEK GEMEENTE HILVARENBEEK WATERTOETS SPORTPARK "DE ROODLOOP" TE HILVARENBEEK GEMEENTE HILVARENBEEK Watertoets sportpark "De Roodloop" te Hilvarenbeek in de gemeente Hilvarenbeek Opdrachtgever Gemeente Hilvarenbeek Postbus 3 5080

Nadere informatie

: SAB Prinses Margrietlaan Best Betreft : Watertoets ontwikkeling Prinses Margrietlaan nabij nr. 24

: SAB Prinses Margrietlaan Best Betreft : Watertoets ontwikkeling Prinses Margrietlaan nabij nr. 24 Logo MEMO Aan : Henrike Francken Van : Michiel Krutwagen Kopie : Dossier : BA1914-112-100 Project : SAB Prinses Margrietlaan Best Betreft : Watertoets ontwikkeling Prinses Margrietlaan nabij nr. 24 Ons

Nadere informatie

BEDRIJVEN EN MILIEUZONERING HOOFDSTRAAT 110 TE HEESWIJK-DINTHER

BEDRIJVEN EN MILIEUZONERING HOOFDSTRAAT 110 TE HEESWIJK-DINTHER BEDRIJVEN EN MILIEUZONERING HOOFDSTRAAT 110 TE HEESWIJK-DINTHER Bedrijven en milieuzonering Hoofdstraat 110 te Heeswijk-Dinther Opdrachtgever RO Connect Graafsebaan 31 5384 RS HEESCH Rapportnummer 2544.002

Nadere informatie

Concept-Waterparagraaf 7 Woningen Molenberglaan, Heerlen Janssen de Jong Projectontwikkeling BV

Concept-Waterparagraaf 7 Woningen Molenberglaan, Heerlen Janssen de Jong Projectontwikkeling BV Concept-Waterparagraaf 7 Woningen Molenberglaan, Heerlen Janssen de Jong Projectontwikkeling BV 02-05-2011 1 Beschrijving plangebied... 3 1.1 Algemeen... 3 1.2 Ligging locatie Molenberglaan, Heerlen...

Nadere informatie

Infiltratieonderzoek autobedrijf Van den Brink Rosendaalsestraat 437-441

Infiltratieonderzoek autobedrijf Van den Brink Rosendaalsestraat 437-441 Notitie Contactpersoon Wietske Terpstra Datum 25 oktober 2011 Kenmerk N001-4817394TER-mfv-V01-NL Infiltratieonderzoek autobedrijf Van den Brink Rosendaalsestraat 437-441 1 Inleiding Autobedrijf Van den

Nadere informatie

1. INLEIDING 1.1 ALGEMEEN. 1.2 DE WATERTOETS. NOTITIE

1. INLEIDING 1.1 ALGEMEEN. 1.2 DE WATERTOETS. NOTITIE NOTITIE Onderwerp : Waterparagraaf Opdrachtgever : A.E.C. Vestjens Projectnummer : BIM-079-01 Projectomschrijving : Gezondheidscentrum te Neer Opgesteld door : ing. R. Peeters Paraaf: Datum : 18 oktober

Nadere informatie

WATERPARAGRAAF PLAKSTRAAT 25 TE WINSSEN GEMEENTE BEUNINGEN

WATERPARAGRAAF PLAKSTRAAT 25 TE WINSSEN GEMEENTE BEUNINGEN WATERPARAGRAAF PLAKSTRAAT 25 TE WINSSEN GEMEENTE BEUNINGEN Waterparagraaf Plakstraat 25 te Winssen in de gemeente Beuningen Opdrachtgever Buro Waalbrug Postbus 165 6640 AD Beuningen Project BEU.WAA.WPA

Nadere informatie

NOTITIE LUCHTKWALITEIT BARON VAN NAGELLSTRAAT 2 TE VOORTHUIZEN GEMEENTE BARNEVELD

NOTITIE LUCHTKWALITEIT BARON VAN NAGELLSTRAAT 2 TE VOORTHUIZEN GEMEENTE BARNEVELD NOTITIE LUCHTKWALITEIT BARON VAN NAGELLSTRAAT 2 TE VOORTHUIZEN GEMEENTE BARNEVELD Notitie luchtkwaliteit Baron van Nagellstraat 2 te Voorthuizen in de gemeente Barneveld Opdrachtgever Bouwbedrijf van de

Nadere informatie

Memo. Inleiding. Huidige situatie

Memo. Inleiding. Huidige situatie Memo nummer Water-01 aan BAM Woningbouw Martijn Stabel Oranjewoud van Arjan van Beek Oranjewoud datum 24 mei 2011 project Valkenswaard, opstellen bestemmingsplan en uitvoeren onderzoeken locatie Geenhovensedreef

Nadere informatie

Geohydrologisch onderzoek Centrumplan Oldebroek

Geohydrologisch onderzoek Centrumplan Oldebroek Notitie Contactpersoon Wietske Terpstra Datum 2 februari 2006 Kenmerk N001-4425137TER-pla-V01-NL 1.1 Bodemopbouw De regionale bodemopbouw is afgeleid uit de Grondwaterkaart van Nederland 1 en boorgegevens

Nadere informatie

Het waterbeleid van de provincie Limburg is beschreven in het Provinciaal Waterplan Limburg, dd. 20 november 2009.

Het waterbeleid van de provincie Limburg is beschreven in het Provinciaal Waterplan Limburg, dd. 20 november 2009. Memo Ter attentie van Project management Den Dekker B.V. Datum 03 januari 2013 Distributie Projectnummer 111850-01 Onderwerp Parkeerterrein Jumbo Heythuysen Geachte heer Bosman, 1 WATERBELEID Het streven

Nadere informatie

HISTORISCH BODEMONDERZOEK VLASROOTSINGEL TE HEYTHUYSEN

HISTORISCH BODEMONDERZOEK VLASROOTSINGEL TE HEYTHUYSEN HISTORISCH BODEMONDERZOEK VLASROOTSINGEL TE HEYTHUYSEN Historisch bodemonderzoek Vlasrootsingel te Heythuysen Opdrachtgever BRO Tegelen Industriestraat 94 5931 PK Tegelen Rapportnummer 3664.001 Versienummer

Nadere informatie

HISTORISCH BODEMONDERZOEK FICARYSTRAAT (ONG.) TE BEUNINGEN

HISTORISCH BODEMONDERZOEK FICARYSTRAAT (ONG.) TE BEUNINGEN HISTORISCH BODEMONDERZOEK FICARYSTRAAT (ONG.) TE BEUNINGEN Historisch bodemonderzoek Ficarystraat (ong.) te Beuningen Opdrachtgever Fam. Derks Ficarystraat 2 6641 KP Beuningen Rapportnummer 283.1 Versienummer

Nadere informatie

HISTORISCH BODEMONDERZOEK (NEN 5725) ARENBOS 9 TE HEYTHUYSEN GEMEENTE LEUDAL

HISTORISCH BODEMONDERZOEK (NEN 5725) ARENBOS 9 TE HEYTHUYSEN GEMEENTE LEUDAL HISTORISCH BODEMONDERZOEK (NEN 5725) ARENBOS 9 TE HEYTHUYSEN GEMEENTE LEUDAL Historisch bodemonderzoek (NEN 5725) Arenbos 9 te Heythuysen in de gemeente Leudal Opdrachtgever BRO Industriestraat 94 5931

Nadere informatie

Waterparagraaf Heistraat Zoom

Waterparagraaf Heistraat Zoom Waterparagraaf Heistraat Zoom In Zeelst aan de Heistraat is een ontwikkeling gepland. Voor deze ontwikkeling dient een omgevingsvergunning te worden opgesteld waarvan deze waterparagraaf onderdeel uit

Nadere informatie

Watertoets Klaproosstraat 13, Varsseveld

Watertoets Klaproosstraat 13, Varsseveld Notitie Contactpersoon Inkie Goijer Datum 1 augustus 2008 Kenmerk N002-4579913IGO-evp-V03-NL 1.1 Inleiding De watertoets De watertoets is een instrument dat ruimtelijke plannen toetst op de mate waarin

Nadere informatie

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N001-4524746BTM-V01 06-12-2007

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N001-4524746BTM-V01 06-12-2007 14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw 06-12-2007 Notitie Concept Contactpersoon Maaike Bevaart Datum 6 december 2007 Geohydrologie Zuidbuurt Eemnes 1 Inleiding Ter voorbereiding op de ontwikkeling van

Nadere informatie

WATERTOETS HOEK EIKENLAAN-ONDER DE MAST TE ZUNDERT GEMEENTE ZUNDERT

WATERTOETS HOEK EIKENLAAN-ONDER DE MAST TE ZUNDERT GEMEENTE ZUNDERT WATERTOETS HOEK EIKENLAAN-ONDER DE MAST TE ZUNDERT GEMEENTE ZUNDERT Watertoets Hoek Eikenlaan-Onder de Mast te Zundert in de gemeente Zundert Opdrachtgever Thuisvester t.a.v. de heer B. Hartman Postbus

Nadere informatie

HISTORISCH BODEMONDERZOEK STRAATSVEN 4 TE ZEELAND GEMEENTE LANDERD

HISTORISCH BODEMONDERZOEK STRAATSVEN 4 TE ZEELAND GEMEENTE LANDERD HISTORISCH BODEMONDERZOEK STRAATSVEN 4 TE ZEELAND GEMEENTE LANDERD Historisch bodemonderzoek Straatsven 4 te Zeeland in de gemeente Landerd Opdrachtgever Camping De Heische Tip Straatsven 4 5411 RS Zeeland

Nadere informatie

Startpunt Wonen. Caspar Cluitmans Bert Hage (verificatie) Peter Geerts (validatie)

Startpunt Wonen. Caspar Cluitmans Bert Hage (verificatie) Peter Geerts (validatie) Memo Aan Startpunt Wonen Van Caspar Cluitmans Bert Hage (verificatie) Peter Geerts (validatie) Betreft Herontwikkeling Viteliaterrein te Neer Onderdeel: Watertoets Projectnummer: LEU139-0002 Datum 23-06-2016

Nadere informatie

Geohydrologisch onderzoek

Geohydrologisch onderzoek Geohydrologisch onderzoek Hogenkampseweg te Renkum Gemeente Renkum Projectnummer: P2232. Datum: 2 februari 25 Versie: definitief Geohydrologisch onderzoek Hogenkampseweg te Renkum Gemeente Renkum Opdrachtgever:

Nadere informatie

Behoort bij ontwerpbesluit van B&W

Behoort bij ontwerpbesluit van B&W Geohydrologisch onderzoek T.b.v. Zorgcentrum Campagne Aan de Medoclaan te Maastricht Opdrachtnummer: GC150500 Rapportnummer: R01 Versie: v1.0 Datum rapport: 23 maart 2016 Opdrachtgever: Van Wijnen Sittard

Nadere informatie

DE EGYPTISCHE POORT TE BLADEL

DE EGYPTISCHE POORT TE BLADEL FUGRO INGENIEURSBUREAU B.V. Regio Oost Briefrapport betreffende DE EGYPTISCHE POORT TE BLADEL Opdrachtnummer: 6010-0391-000 Kermisland 110, Postbus 5251, 6802 EG, Arnhem, Tel: 026-3698444., Fax: 026-3629961

Nadere informatie

Bijlage 4 Geraadpleegde bronnen Informatiebron Geraadpleegd (ja/nee) Toelichting Informatie uit kaartmateriaal etc. Datum kaartmateriaal Opmerkingen Historische topografische kaart ja divers www.watwaswaar.nl

Nadere informatie

2 november 2009 C M.J.C. Kerkhof Jonkman. Team stedelijk water

2 november 2009 C M.J.C. Kerkhof Jonkman. Team stedelijk water WATERPARAGRAAF Onderwerp: Rentray Rekken Apeldoorn, Projectnummer: 2 november 2009 C01031.200803 Opgesteld door: M.J.C. Kerkhof Jonkman Gecontroleerd door: M. Swenne ARCADIS NEDERLAND BV Het Rietveld 59a

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE BIJLAGEN:

INHOUDSOPGAVE BIJLAGEN: INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING... 1 2. GERAADPLEEGDE BRONNEN... 1 3. AFBAKENING ONDERZOEKSLOCATIE VOORONDERZOEK... 1 4. GEBRUIK ONDERZOEKSLOCATIE... 2 4.1 Historisch en huidig gebruik onderzoekslocatie...

Nadere informatie

Bijlage B: Waterparagraaf Burgemeester Moonshof te Raamsdonk 8 december 2016

Bijlage B: Waterparagraaf Burgemeester Moonshof te Raamsdonk 8 december 2016 Bijlage B: Waterparagraaf Burgemeester Moonshof te Raamsdonk 8 december 2016 M E M O Onderwerp : Waterparagraaf Locatie : Burgemeester Moonshof te Raamsdonk Opdrachtgever : Bolton Bouw Datum : 8 december

Nadere informatie

GEURONDERZOEK REALISATIE NIEUWBOUW FICARYSTRAAT TE BEUNINGEN

GEURONDERZOEK REALISATIE NIEUWBOUW FICARYSTRAAT TE BEUNINGEN GEURONDERZOEK REALISATIE NIEUWBOUW FICARYSTRAAT TE BEUNINGEN Geuronderzoek realisatie nieuwbouw Ficarystraat te Beuningen Opdrachtgever Fam. Derks Ficarystraat 2 6641 KP Beuningen Rapportnummer 2083.004

Nadere informatie

Kloosterstraat. Loon op Zand. Geohydrologisch onderzoek en waterparagraaf SAB. juli 2009 concept

Kloosterstraat. Loon op Zand. Geohydrologisch onderzoek en waterparagraaf SAB. juli 2009 concept Kloosterstraat Loon op Zand Geohydrologisch onderzoek en waterparagraaf SAB juli 2009 concept Kloosterstraat Loon op Zand Geohydrologisch onderzoek en waterparagraaf dossier : C6592.01.001 registratienummer

Nadere informatie

WATERTOETS VELMOLEN OOST FASE 3 TE UDEN GEMEENTE UDEN

WATERTOETS VELMOLEN OOST FASE 3 TE UDEN GEMEENTE UDEN WATERTOETS VELMOLEN OOST FASE 3 TE UDEN GEMEENTE UDEN Watertoets Velmolen Oost fase 3 te Uden in de gemeente Uden Opdrachtgever Tonnaer adviseurs in omgevingsrecht Vonderweg 14 5616 RM Eindhoven Project

Nadere informatie

Bepaling Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand Natuurbegraafplaats te Rooth (Maasbree)

Bepaling Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand Natuurbegraafplaats te Rooth (Maasbree) Bepaling Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand Natuurbegraafplaats te Rooth (Maasbree) Gegevens opdrachtgever: Kellerberg Bosgoed B.V. Helenaveenseweg 45 5985 NL Grashoek 0493-536068 Contactpersoon: De heer

Nadere informatie

Gemeente Rucphen Postbus ZG RUCPHEN. Voorontwerp-bestemmingsplan MSA Binnentuin Rucphen. Geacht college,

Gemeente Rucphen Postbus ZG RUCPHEN. Voorontwerp-bestemmingsplan MSA Binnentuin Rucphen. Geacht college, Brabantlaan 1 Postbus 90151 5200 MC s-hertogenbosch Gemeente Rucphen Postbus 9 4715 ZG RUCPHEN Telefoon (073) 681 28 12 Fax (073) 614 11 15 www.brabant.nl IBAN NL86INGB0674560043 Bereikbaarheid openbaar

Nadere informatie

Rapport Watertoets. Zandvoort 23 te Gendt. Uitvoeren watertoets tbv opstellen waterparagraaf R-MVV/83. De heer Huisman BD Doornenburg

Rapport Watertoets. Zandvoort 23 te Gendt. Uitvoeren watertoets tbv opstellen waterparagraaf R-MVV/83. De heer Huisman BD Doornenburg Rapport Watertoets Aveco de Bondt bezoekadres Reggesingel 2 postbus 202 Zandvoort 23 te Gendt postcode 7460 AE Rijssen telefoon (+31) (0)548 51 52 00 telefax (+31) (0)548 51 85 65 e-mail info@avecodebondt.nl

Nadere informatie

ACTUALISEREND VOORONDERZOEK HOEK ROTVENWEG - MELATENWEG TE HORST

ACTUALISEREND VOORONDERZOEK HOEK ROTVENWEG - MELATENWEG TE HORST ACTUALISEREND VOORONDERZOEK HOEK ROTVENWEG - MELATENWEG TE HORST Rapportage actualiserend vooronderzoek hoek Rotvenweg - Melatenweg te Horst Opdrachtgever Dhr. G.E.M. Zanders Leopold Haffmansstraat 38

Nadere informatie

WATERTOETS BIESTSESTRAAT-VOSSENHOL TE BIEST-HOUTAKKER GEMEENTE HILVARENBEEK

WATERTOETS BIESTSESTRAAT-VOSSENHOL TE BIEST-HOUTAKKER GEMEENTE HILVARENBEEK WATERTOETS BIESTSESTRAAT-VOSSENHOL TE BIEST-HOUTAKKER GEMEENTE HILVARENBEEK Watertoets Biestsestraat-Vossenhol te Biest-Houtakker in de gemeente Hilvarenbeek Opdrachtgever Dhr. J. van Dijck Biestsestraat

Nadere informatie

WATERPARAGRAAF VORDINGSTRAAT 36 TE EWIJK GEMEENTE BEUNINGEN

WATERPARAGRAAF VORDINGSTRAAT 36 TE EWIJK GEMEENTE BEUNINGEN WATERPARAGRAAF VORDINGSTRAAT 36 TE EWIJK GEMEENTE BEUNINGEN Waterparagraaf Vordingstraat 36 te Ewijk in de gemeente Beuningen Opdrachtgever Atelier cas Oranjeplein 88 6224 KS Maastricht Project BEU.WAA.WAT

Nadere informatie

Bijlage 1: Kwaliteitsaspecten van het onderzoek, de toegepaste methoden en strategieën en betrouwbaarheid/ garanties

Bijlage 1: Kwaliteitsaspecten van het onderzoek, de toegepaste methoden en strategieën en betrouwbaarheid/ garanties Bijlage 1: Kwaliteitsaspecten van het onderzoek, de toegepaste methoden en strategieën en betrouwbaarheid/ garanties Kwaliteitsaspecten van het onderzoek, de toegepaste methoden en strategieën en betrouwbaarheid/garanties

Nadere informatie

Waterparagraaf. Opdrachtgever. Groenstraat 2, Sprundel. De heer C.J.M. Lazeroms Groenstraat 2 4714 SK Sprundel

Waterparagraaf. Opdrachtgever. Groenstraat 2, Sprundel. De heer C.J.M. Lazeroms Groenstraat 2 4714 SK Sprundel Waterparagraaf Groenstraat 2, Sprundel projectnr. 166718 revisie 00 20 oktober 2006 Opdrachtgever De heer C.J.M. Lazeroms Groenstraat 2 4714 SK Sprundel datum vrijgave beschrijving revisie 00 goedkeuring

Nadere informatie

WATERTOETS REIGERLAAN TE BAARLE-NASSAU GEMEENTE BAARLE-NASSAU

WATERTOETS REIGERLAAN TE BAARLE-NASSAU GEMEENTE BAARLE-NASSAU WATERTOETS REIGERLAAN TE BAARLE-NASSAU GEMEENTE BAARLE-NASSAU INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING... 1 2. LOCATIEGEGEVENS... 2 2.1 Geraadpleegde bronnen... 2 2.2 Huidige en toekomstige situatie plangebied... 2

Nadere informatie

Daalhuizerweg. Velp. Geohydrologisch advies en waterparagraaf. SAB Arnhem. december 2009 definitief

Daalhuizerweg. Velp. Geohydrologisch advies en waterparagraaf. SAB Arnhem. december 2009 definitief Daalhuizerweg Velp Geohydrologisch advies en waterparagraaf SAB Arnhem december 2009 definitief Daalhuizerweg Velp Geohydrologisch advies en waterparagraaf dossier : C4866.01.001 registratienummer : ON-D20090543

Nadere informatie

Waterparagraaf Rietdijk te Vorstenbosch

Waterparagraaf Rietdijk te Vorstenbosch Waterparagraaf Rietdijk te Vorstenbosch Globaal waterhuishoudingsplan Definitief Ruimte voor Ruimte cv Grontmij Nederland B.V. Eindhoven, 16 november 2009 Pagina 2 van 10 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 4

Nadere informatie

VOORONDERZOEK BECKERSWEG (ONG.) TE VENLO GEMEENTE VENLO

VOORONDERZOEK BECKERSWEG (ONG.) TE VENLO GEMEENTE VENLO VOORONDERZOEK BECKERSWEG (ONG.) TE VENLO GEMEENTE VENLO Vooronderzoek Beckersweg (ong.) te Venlo in de gemeente Venlo Opdrachtgever Tonnaer Vonderweg 14 5616 RM Eindhoven Project Rapportnummer Versienummer

Nadere informatie

VOORONDERZOEK PLANGEBIED "TERRA NOVA" TE LOOSDRECHT GEMEENTE WIJDEMEREN

VOORONDERZOEK PLANGEBIED TERRA NOVA TE LOOSDRECHT GEMEENTE WIJDEMEREN VOORONDERZOEK PLANGEBIED "TERRA NOVA" TE LOOSDRECHT GEMEENTE WIJDEMEREN Vooronderzoek plangebied "Terra Nova" te Loosdrecht in de gemeente Wijdemeren Opdrachtgever Dhr. M.L.M. de Weerd mail@maartendeweerd.nl

Nadere informatie

Ontwikkeling stadsvilla s op terrein Cellarius/de Hullu te Deventer-Colmschate

Ontwikkeling stadsvilla s op terrein Cellarius/de Hullu te Deventer-Colmschate Ontwikkeling stadsvilla s op terrein Cellarius/de Hullu te Deventer-Colmschate Watertoetsdocument Cellarius/de Hullu juni 2 Ontwikkeling stadsvilla s op terrein Cellarius/de Hullu te Deventer-Colmschate

Nadere informatie

Watertoets De Cuyp, Enkhuizen

Watertoets De Cuyp, Enkhuizen Watertoets De Cuyp, Enkhuizen Definitief Bouwfonds Ontwikkeling Grontmij Nederland B.V. Alkmaar, 6 april 2009 Verantwoording Titel : Watertoets De Cuyp, Enkhuizen Subtitel : Projectnummer : 275039 Referentienummer

Nadere informatie

Waterparagraaf. Bouw woning Hollevoort, Bakel. Waterparagraaf. Woning Hollevoort, Bakel

Waterparagraaf. Bouw woning Hollevoort, Bakel. Waterparagraaf. Woning Hollevoort, Bakel Waterparagraaf Bouw woning Hollevoort, Bakel Waterparagraaf Projectlocatie Hollevoort ongenummerd, Bakel Omschrijving project Waterparagraaf ten behoeve van de bouw woning buitengebied gemeente Gemert-Bakel

Nadere informatie

BEREKENING T.B.V. NATUURBESCHERMINGSWET DRIESTAPELENSTOEL TE KAATSHEUVEL GEMEENTE LOON OP ZAND

BEREKENING T.B.V. NATUURBESCHERMINGSWET DRIESTAPELENSTOEL TE KAATSHEUVEL GEMEENTE LOON OP ZAND BEREKENING T.B.V. NATUURBESCHERMINGSWET DRIESTAPELENSTOEL TE KAATSHEUVEL GEMEENTE LOON OP ZAND Berekening t.b.v. natuurbeschermingswet Driestapelenstoel te Kaatsheuvel in de gemeente Loon op Zand Opdrachtgever

Nadere informatie

Rapport. Venderstraat 5 te Haler B1416. Bergs Advies BV Leveroyseweg 9A 6093 NE Heythuysen dhr. N. Maes. Definitief

Rapport. Venderstraat 5 te Haler B1416. Bergs Advies BV Leveroyseweg 9A 6093 NE Heythuysen dhr. N. Maes. Definitief Rapport vooronderzoek Venderstraat 5 te Haler Bezoekadres Jekschotstraat 12 Postcode en plaats 5465 PG Veghel Telefoon 0413 287068 e-mail info@bodem-inzicht.nl internet www.bodem-inzicht.nl Projectnaam

Nadere informatie

Hierbij doen wij u de resultaten toekomen van het nader bodemonderzoek op het sportpark De Koepel te Vught.

Hierbij doen wij u de resultaten toekomen van het nader bodemonderzoek op het sportpark De Koepel te Vught. Gemeente Vught T.a.v. heer R. Agterdenbos Postbus 10100 5260 GA VUGHT Heeswijk, 15 juni 2009 Behandeld door : BER Onze ref. : 54161/256445.2 Betreft : Nader bodemonderzoek sportpark De Koepel te Vught

Nadere informatie

NOT a 12 september 2013 Water Bij elke ruimtelijke ontwikkeling is het opstellen van een waterparagraaf verplicht gesteld, mede in relatie

NOT a 12 september 2013 Water Bij elke ruimtelijke ontwikkeling is het opstellen van een waterparagraaf verplicht gesteld, mede in relatie NOT01-0252596-01a 12 september 2013 Water Bij elke ruimtelijke ontwikkeling is het opstellen van een waterparagraaf verplicht gesteld, mede in relatie tot de watertoets. In deze notitie wordt verwoord

Nadere informatie

WATERPARAGRAAF JOOST VAN VONDELSTRAAT TE HEERLEN GEMEENTE HEERLEN

WATERPARAGRAAF JOOST VAN VONDELSTRAAT TE HEERLEN GEMEENTE HEERLEN WATERPARAGRAAF JOOST VAN VONDELSTRAAT TE HEERLEN GEMEENTE HEERLEN Waterparagraaf Joost van Vondelstraat te Heerlen in de gemeente Heerlen Opdrachtgever Tonnaer Vonderweg 14 5616 RM Eindhoven Project HEE.TON.GEO

Nadere informatie

De heer J.M.J.M. van Abeelen Koestraat 13 5298 AR LIEMPDE

De heer J.M.J.M. van Abeelen Koestraat 13 5298 AR LIEMPDE De heer J.M.J.M. van Abeelen Koestraat 13 5298 AR LIEMPDE Schijndel, 23 januari 212 Betreft: watertoets aan de Koolhof te Liempde Projectnummer: 2111845 Bijlagen: 1. topografische kaart; 2. situatietekening

Nadere informatie

WATERTOETS TRADE PORT OOST TE VENLO GEMEENTE VENLO

WATERTOETS TRADE PORT OOST TE VENLO GEMEENTE VENLO WATERTOETS TRADE PORT OOST TE VENLO GEMEENTE VENLO Watertoets Trade Port Oost te Venlo in de gemeente Venlo Opdrachtgever Tonnaer Vonderweg 14 5616 RM Eindhoven Project VEN.TON.WAT Rapportnummer 15041356

Nadere informatie

DOORLATENDHEID BARTOK TE ARNHEM

DOORLATENDHEID BARTOK TE ARNHEM FUGRO GEOSERVICES B.V. Geo-Advies Oost-Nederland Briefrapport betreffende DOORLATENDHEID BARTOK TE ARNHEM Opdrachtnummer: 6014-0266-000 Opgesteld door : M. van Dijk adviseur Projectleider : drs. O. Duizendstra

Nadere informatie

HISTORISCH BODEMONDERZOEK DRIE LOCATIES TE BERGEN GEMEENTE BERGEN

HISTORISCH BODEMONDERZOEK DRIE LOCATIES TE BERGEN GEMEENTE BERGEN HISTORISCH BODEMONDERZOEK DRIE LOCATIES TE BERGEN GEMEENTE BERGEN Historisch bodemonderzoek drie locaties te Bergen in de gemeente Bergen Opdrachtgever BRO Industriestraat 94 5931 PK Tegelen Project BER.BRO.HIS

Nadere informatie

HISTORISCH ONDERZOEK ONKELWEG 16 TE MELDERSLO

HISTORISCH ONDERZOEK ONKELWEG 16 TE MELDERSLO HISTORISCH ONDERZOEK ONKELWEG 16 TE MELDERSLO Rapportage historisch onderzoek Onkelweg 16 te Melderslo Opdrachtgever Arvalis Venlo St. Jansweg 20D 5928 RC Venlo Rapportnummer 3603.001 Versienummer Status

Nadere informatie

De locatie Het ontwerp van het winkelcentrum en directe omgeving is opgenomen in figuur 1.

De locatie Het ontwerp van het winkelcentrum en directe omgeving is opgenomen in figuur 1. Notitie Datum: 17 juni 2015 Betreft: Afkoppelen nieuwbouw Handelstraat, Apeldoorn Kenmerk: BP30, NOT20150617 Bestemd voor: Bun Projectontwikkeling BV Ter attentie van: de heer J. Spriensma Opgesteld door:

Nadere informatie

Het nieuw te realiseren plan Aan de Kasteeltuinen is ongeveer 1,75 hectare groot en biedt plek aan 34 woningen.

Het nieuw te realiseren plan Aan de Kasteeltuinen is ongeveer 1,75 hectare groot en biedt plek aan 34 woningen. NOTITIE Onderwerp : Waterparagraaf Opdrachtgever : Dibema Montfort B.V. Projectnummer : RDL-007-01 Projectomschrijving : Wonen Aan de Kasteeltuinen Opgesteld door : ing. R. Peeters Paraaf: Datum

Nadere informatie

HISTORISCH BODEMONDERZOEK (VOORONDERZOEK) MEIDOORNSTRAAT ONG. TE GRATHEM GEMEENTE LEUDAL

HISTORISCH BODEMONDERZOEK (VOORONDERZOEK) MEIDOORNSTRAAT ONG. TE GRATHEM GEMEENTE LEUDAL HISTORISCH BODEMONDERZOEK (VOORONDERZOEK) MEIDOORNSTRAAT ONG. TE GRATHEM GEMEENTE LEUDAL Historisch bodemonderzoek (vooronderzoek) Meidoornstraat ong. te Grathem in de gemeente Leudal Opdrachtgever BRO

Nadere informatie

Betreft Herbouw Lidl te Hoensbroek. Ons kenmerk HEE141.0001. Datum 19 november 2013. Behandeld door Bert Hage

Betreft Herbouw Lidl te Hoensbroek. Ons kenmerk HEE141.0001. Datum 19 november 2013. Behandeld door Bert Hage Toelichting Betreft Herbouw Lidl te Hoensbroek Ons kenmerk HEE141.0001 Datum 19 november 2013 Behandeld door Bert Hage Inleiding en doel In opdracht van Lidl Nederland GmbH heeft Kragten opdracht gekregen

Nadere informatie

Waterparagraaf. Perron 073 Den Bosch. ing. J.A. Wemekamp. Definitief. Auteur

Waterparagraaf. Perron 073 Den Bosch. ing. J.A. Wemekamp. Definitief. Auteur Waterparagraaf Perron 073 Den Bosch Auteur ing. J.A. Wemekamp Verificatie ing. L. Dielen Autorisatie ing. L. Dielen Datum 27 februari 2014 Versie 1.0 Status Definitief Heijmans Integrale Projecten B.V.

Nadere informatie

1 Inleiding en projectinformatie

1 Inleiding en projectinformatie Project: Groenhorst College te Velp Onderwerp: hemelwater infiltratieonderzoek Datum: 9 november 2011 Referentie: 25.515/61341/LH 1 Inleiding en projectinformatie Het Groenhorst College, gelegen aan de

Nadere informatie

Mts. Slingerland-Van Beijnum Middenpolderweg LB Streefkerk

Mts. Slingerland-Van Beijnum Middenpolderweg LB Streefkerk Mts. Slingerland-Van Beijnum Middenpolderweg 29 2959 LB Streefkerk Oirschot, 2 mei 217 Betreft: Briefrapportage aanvullende boringen Middenpolderweg 29 te Streefkerk (17267A) Geachte heer, mevrouw, In

Nadere informatie

Geohydrologisch onderzoek Aldenhofpark. Te Hoensbroek In de gemeente Heerlen. Projectnr.: Datum rapport: 17 december 2012. Postbus 1 6400 AA Heerlen

Geohydrologisch onderzoek Aldenhofpark. Te Hoensbroek In de gemeente Heerlen. Projectnr.: Datum rapport: 17 december 2012. Postbus 1 6400 AA Heerlen Geohydrologisch onderzoek Aldenhofpark Te Hoensbroek In de gemeente Heerlen Opdrachtnummer: Versie: Uw referentie: Projectnr.: GA-120338-2 V01 Definitief HL091704901 79A Datum rapport: 17 december 2012

Nadere informatie

Bijlage II. Geohydrologisch grondonderzoek woningen en huisartsenpraktijk Van Voorst tot Voorststraat te Vught Bijlage II van X

Bijlage II. Geohydrologisch grondonderzoek woningen en huisartsenpraktijk Van Voorst tot Voorststraat te Vught Bijlage II van X Bijlage II Geohydrologisch grondonderzoek 1017 10 woningen en huisartsenpraktijk Van Voorst tot Voorststraat te Vught 11-6-2013 Bijlage II van X Opdracht : 12P000091-adv-02 Project : Locatie aan de Voorst

Nadere informatie

VOORONDERZOEK ROODWEG - EPERWEG TE EPEN GEMEENTE GULPEN-WITTEM

VOORONDERZOEK ROODWEG - EPERWEG TE EPEN GEMEENTE GULPEN-WITTEM VOORONDERZOEK ROODWEG - EPERWEG TE EPEN GEMEENTE GULPEN-WITTEM Vooronderzoek Roodweg - Eperweg te Epen in de gemeente Gulpen-Wittem Opdrachtgever Plangroep Heggen Postbus 44 6120 AA Born Project GUL.HEG.HIS

Nadere informatie

WATERTOETS DENNENWEG TE BLOEMENDAAL

WATERTOETS DENNENWEG TE BLOEMENDAAL WATERTOETS DENNENWEG TE BLOEMENDAAL Rapportage watertoets Dennenweg te Bloemendaal Opdrachtgever PartnersRO Julianaplein 8 5211 BC 's-hertogenbosch Rapportnummer 5085.003 Versienummer Status D1 Conceptrapportage

Nadere informatie

WATERTOETS VOORSTRAAT 40A TE ASPEREN GEMEENTE LINGEWAAL

WATERTOETS VOORSTRAAT 40A TE ASPEREN GEMEENTE LINGEWAAL WATERTOETS VOORSTRAAT 40A TE ASPEREN GEMEENTE LINGEWAAL Watertoets Voorstraat 40A te Asperen in de gemeente Lingewaal Opdrachtgever VABO Vastgoed bv Anthony van Diemenstraat 36 4104 AE Culemborg Project

Nadere informatie

WATERTOETS HAZELAARSTRAAT TE SINT WILLEBRORD GEMEENTE RUCPHEN

WATERTOETS HAZELAARSTRAAT TE SINT WILLEBRORD GEMEENTE RUCPHEN WATERTOETS HAZELAARSTRAAT TE SINT WILLEBRORD GEMEENTE RUCPHEN Watertoets Hazelaarstraat te Sint Willebrord in de gemeente Rucphen Opdrachtgever West-Brabantse Investeringsmaatschappij bv (WBIM) Dhr. D.A.D.

Nadere informatie

Formatie Samenstelling Geohydrologische betekenis mv. tot 5 Nuenen Groep fijn en matig fijn zand,

Formatie Samenstelling Geohydrologische betekenis mv. tot 5 Nuenen Groep fijn en matig fijn zand, Memo memonummer 1 datum 4 mei 2016 aan K. Willemsen Bureau Verkuylen van A. Schuphof Antea Group kopie M. Booijink Antea Group project Infiltratieonderzoek te Dorst projectnr. 409915 betreft Resultaten

Nadere informatie

Opdracht : Plaats : Maasbree Project : Bepaling doorlaatfactor aan de Rozendaal. Bepaling doorlaatfactor aan de Rozendaal te MAASBREE

Opdracht : Plaats : Maasbree Project : Bepaling doorlaatfactor aan de Rozendaal. Bepaling doorlaatfactor aan de Rozendaal te MAASBREE Betreft : Bepaling doorlaatfactor aan de Rozendaal te MAASBREE Opdrachtgever : MAH B.V. T.a.v. Dhr. M.A.J. de Vaan Postbus 5049 6097 ZG HEEL NL Behandeld door : ing. D.J.H. Beijers (0492-535455) Kenmerk

Nadere informatie

Apeldoornsestraat te Voorthuizen

Apeldoornsestraat te Voorthuizen Apeldoornsestraat te Voorthuizen Geohydrologisch onderzoek en waterparagraaf Woningstichting Barneveld januari 2013 Wijziging t.o.v. versie 29-10-2010: inrichtingsplan, verhard oppervlakte en wateropgave

Nadere informatie

HISTORISCH ONDERZOEK. conform de NEN 5725:2009 STEEG 13 TE SEVENUM

HISTORISCH ONDERZOEK. conform de NEN 5725:2009 STEEG 13 TE SEVENUM HISTORISCH ONDERZOEK conform de NEN 5725:2009 STEEG 13 TE SEVENUM 20 februari 2017 Colofon Rapport: Historisch bodemonderzoek Steeg 13 te Sevenum Projectnummer: 5348bo0117 Status: definitief Datum: 20

Nadere informatie

WATERTOETS PATRIJSLAAN TE BEUNINGEN

WATERTOETS PATRIJSLAAN TE BEUNINGEN WATERTOETS PATRIJSLAAN 25-27 TE BEUNINGEN watertoets Patrijslaan 25-27 te Beuningen Opdrachtgever Buro Waalbrug Postbus 165 6640 AD Beuningen GL Rapportnummer 2037.004 Versienummer Status D2 Eindrapportage

Nadere informatie

Projectnummer: Datum: Velperweg MB Arnhem Postbus CA Arnhem.

Projectnummer: Datum: Velperweg MB Arnhem Postbus CA Arnhem. Gemeente Projectnummer: P. Datum: 2015 Gemeente Opdrachtgever: Projectnummer: Datum: Projectleider: P. 2015 ir. J.P.M van der Valk Opdrachtnemer: Buro Ontwerp & Omgeving Velperweg 157 6824 MB Arnhem Postbus

Nadere informatie