DE TOEPASSING VAN HET INTERNATIONAAL VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND IN DE NEDERLANDSE RECHTSPRAAK

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "DE TOEPASSING VAN HET INTERNATIONAAL VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND IN DE NEDERLANDSE RECHTSPRAAK"

Transcriptie

1 DE TOEPASSING VAN HET INTERNATIONAAL VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND IN DE NEDERLANDSE RECHTSPRAAK

2

3 DE TOEPASSING VAN HET INTERNATIONAAL VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND IN DE NEDERLANDSE RECHTSPRAAK 1 JANUARI SEPTEMBER 2011 J.H. de Graaf M.M.C. Limbeek N.N. Bahadur N. van der Meij Ars Aequi Libri Nijmegen, 2012

4 ISBN NUR 828 Omslag ontwerp: Manon Heinsman Hoewel bij deze uitgave de uiterste zorg is nagestreefd, kan voor de afwezigheid van eventuele (druk)fouten en onvolledigheden niet worden ingestaan en aanvaarden auteur(s), redacteur(en) en uitgever(s) deswege geen aansprakelijkheid Ars Aequi Libri, Nijmegen. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever(s). Voorzover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 j het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever(s) te wenden.

5 INHOUDSOPGAVE Ten geleide XI Afkortingenlijst XIII Inleiding bij het onderzoek en verantwoording van de opbouw J.H. de Graaf Hoofdstuk 1 De toepassing van het IVRK in personen-, familie- en civiele jeugdzaken N.N. Bahadur Inleiding Artikel 1 (Definitie van het kind) Artikel 2 (Non-discriminatie) Artikel 3 (Belang van het kind) Artikel 4 (Realiseren van kinderrechten) Artikel 5 (De rol van de ouders) Artikel 6 (Recht op leven en ontwikkeling) Artikel 7 (Recht op naam en nationaliteit) Artikel 8 (Recht op eerbiediging identiteit) Artikel 9 (Scheiding kind van de ouders en recht op omgang) Artikel 10 (Gezinshereniging) Artikel 11 (Internationale kinderontvoering) Artikel 12 (Recht op participatie en om gehoord te worden) Artikel 16 (Recht op privacy) Artikel 18 (Verantwoordelijkheid van ouders) Artikel 19 (Bescherming tegen kindermishandeling) Artikel 20 (Bescherming van kinderen die niet in het eigen gezin kunnen opgroeien) Artikel 21 (Adoptie) Artikel 22 (Vluchtelingen) Artikel 23 (Kinderen met een handicap) Artikel 24 (Recht op gezondheid en gezondheidszorg) Artikel 25 (Uit huis geplaatste kinderen) Artikel 27 (Recht op een toereikende levensstandaard) Artikel 28 (Recht op onderwijs) Artikel 37 (Folteringsverbod en waarborgen bij vrijheidsberoving) Artikel 40 (Kinderen die in aanraking komen met politie en justitie) Artikel 54 (Officiële teksten van het Verdrag) Algemeen (Geen specifieke bepaling) Samenvatting en conclusie

6 VI DE TOEPASSING VAN HET IVRK IN DE NEDERLANDSE RECHTSPRAAK Hoofdstuk 2 De toepassing van het IVRK in overige civiele zaken N.N. Bahadur Inleiding Artikel 3 (Belang van het kind) Artikel 7 (Recht op naam en nationaliteit) Artikel 9 (Scheiding kind van de ouders en recht op omgang) Artikel 16 (Recht op privacy) Artikel 19 (Bescherming tegen kindermishandeling) Artikel 23 (Kinderen met een handicap) Artikel 24 (Recht op gezondheid en gezondheidszorg) Artikel 27 (Recht op een toereikende levensstandaard) Artikel 39 (Hulp aan slachtoffers) Algemeen (Geen specifieke bepaling) Samenvatting en conclusie Hoofdstuk 3 De toepassing van het IVRK in vreemdelingenzaken M.M.C. Limbeek Inleiding Artikel 1 (Definitie van het kind) Artikel 2 (Non-discriminatie) Artikel 3 (Belang van het kind) Artikel 4 (Realiseren van kinderrechten) Artikel 5 (De rol van de ouders) Artikel 6 (Recht op leven en ontwikkeling) Artikel 7 (Recht op naam en nationaliteit) Artikel 8 (Recht op eerbiediging identiteit) Artikel 9 (Scheiding kind van de ouders en recht op omgang) Artikel 10 (Gezinshereniging) Artikel 12 (Recht op participatie en om gehoord te worden) Artikel 14 (Vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst) Artikel 16 (Recht op privacy) Artikel 18 (Verantwoordelijkheid van ouders) Artikel 19 (Bescherming tegen kindermishandeling) Artikel 20 (Bescherming van kinderen die niet in het eigen gezin kunnen opgroeien) Artikel 22 (Vluchtelingen) Artikel 23 (Kinderen met een handicap) Artikel 24 (Recht op gezondheid en gezondheidszorg) Artikel 26 (Recht op sociale zekerheid) Artikel 27 (Recht op een toereikende levensstandaard) Artikel 28 (Recht op onderwijs) Artikel 29 (Onderwijsdoelstellingen) Artikel 31 (Recht op rust, vrije tijd, recreatie en cultuur) Artikel 32 (Bescherming tegen economische exploitatie en schadelijk werk).155

7 INHOUDSOPGAVE VII Artikel 34 (Bescherming tegen seksuele exploitatie en seksueel misbruik) Artikel 35 (Maatregelen tegen ontvoering, verkoop van kinderen en handel in kinderen) Artikel 36 (Bescherming tegen alle andere vormen van exploitatie) Artikel 37 (Folteringsverbod en waarborgen bij vrijheidsberoving) Artikel 39 (Hulp aan slachtoffers) Algemeen (Geen specifieke bepaling) Samenvatting en conclusie Hoofdstuk 4 De toepassing van het IVRK in socialezekerheidszaken M.M.C. Limbeek Inleiding Artikel 1 (Definitie van het kind) Artikel 2 (Non-discriminatie) Artikel 3 (Belang van het kind) Artikel 4 (Realiseren van kinderrechten) Artikel 5 (De rol van de ouders) Artikel 6 (Recht op leven en ontwikkeling) Artikel 7 (Recht op naam en nationaliteit) Artikel 9 (Scheiding kind van de ouders en recht op omgang) Artikel 18 (Verantwoordelijkheid van ouders) Artikel 19 (Bescherming tegen kindermishandeling) Artikel 23 (Kinderen met een handicap) Artikel 24 (Recht op gezondheid en gezondheidszorg) Artikel 26 (Recht op sociale zekerheid) Artikel 27 (Recht op een toereikende levensstandaard) Artikel 28 (Recht op onderwijs) Artikel 29 (Onderwijsdoelstellingen) Artikel 31 (Recht op rust, vrije tijd, recreatie en cultuur) Artikel 33 (Bescherming tegen drugs) Algemeen (Geen specifieke bepaling) Samenvatting en conclusie Hoofdstuk 5 De toepassing van het IVRK in overige bestuurszaken M.M.C. Limbeek Inleiding Artikel 3 (Belang van het kind) Artikel 4 (Realiseren van kinderrechten) Artikel 5 (De rol van de ouders) Artikel 7 (Recht op naam en nationaliteit) Artikel 9 (Scheiding kind van de ouders en recht op omgang) Artikel 16 (Recht op privacy) Artikel 19 (Bescherming tegen kindermishandeling) Artikel 28 (Recht op onderwijs)

8 VIII DE TOEPASSING VAN HET IVRK IN DE NEDERLANDSE RECHTSPRAAK Artikel 31 (Recht op rust, vrije tijd, recreatie en cultuur) Artikel 40 (Kinderen die in aanraking komen met politie en justitie) Algemeen (Geen specifieke bepaling) Samenvatting en conclusie Hoofdstuk 6 De toepassing van het IVRK in strafzaken N. van der Meij Inleiding Bezwaarschriftprocedure Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden Redelijke termijn Artikel 1 (Definitie van het kind) Artikel 2 (Non-discriminatie) Artikel 3 (Belang van het kind) Artikel 7 (Recht op naam en nationaliteit) Artikel 8 (Recht op eerbiediging identiteit) Artikel 9 (Scheiding kind van de ouders en recht op omgang) Artikel 12 (Recht op participatie en om gehoord te worden) Artikel 16 (Recht op privacy) Artikel 18 (Verantwoordelijkheid van ouders) Artikel 19 (Bescherming tegen kindermishandeling) Artikel 20 (Bescherming van kinderen die niet in het eigen gezin kunnen opgroeien) Artikel 29 (Onderwijsdoelstellingen) Artikel 34 (Bescherming tegen seksuele exploitatie en seksueel misbruik) Artikel 37 (Folteringsverbod en waarborgen bij vrijheidsberoving) Artikel 40 (Kinderen die in aanraking komen met politie en justitie) Facultatief Protocol inzake de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie Algemeen (Geen specifieke bepaling) Samenvatting en conclusie Eindbeschouwing J.H. de Graaf Bijlage I. Jurisprudentieoverzicht personen-, familie- en civiele jeugdzaken Bijlage II. Jurisprudentieoverzicht overige civiele zaken Bijlage III. Jurisprudentieoverzicht vreemdelingenzaken Bijlage IV. Jurisprudentieoverzicht socialezekerheidszaken

9 INHOUDSOPGAVE IX Bijlage V. Jurisprudentieoverzicht overige bestuurszaken Bijlage VI. Jurisprudentieoverzicht strafzaken Auteurs

10

11 TEN GELEIDE Hoe een bescheiden inventarisatie van de doorwerking van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) in het familierecht heeft kunnen leiden tot een omvangrijk onderzoek als het onderhavige, laat de publicatie zoals deze thans voorligt duidelijk zien. Deze eerste inventarisatie v an uitspraken op dit rechtsgebied werd uitgevoerd door Nusrut Bahadur in het kader van het mastervak European Family Law. De inventarisatie vormde vervolgens de directe impuls om het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport te benaderen met de vraag of het bereid zou zijn om te investeren in een volledig onderzoek naar de toepassing van het IVRK in de Nederlandse rechtspraak. Dit verzoek werd onderbouwd met een verwijzing naar het laatste uitvoerige jurisprudentieoverzicht, dat dateerde uit Een overzicht van jurisprudentie sindsdien leek alleszins wenselijk geacht, zeker gezien de toezegging van de regering in de derde landenrapportage aan het VN-Kinderrechtencomité dat het onderzoek uit 2003 geregeld zou worden aangevuld en geactualiseerd. De opdrachtomschrijving van het onderzoek, waarmee het ministerie akkoord ging, luidde als volgt: Het Centre for Children s Rights Amsterdam (hierna: CCRA) zal in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een jurisprudentieonderzoek naar de toepassing van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) in de Nederlandse rechtspraak uitvoeren. Dit heeft geresulteerd in een onderzoek over de periode van 1 januari 2002 tot 1 september 2011, waar in totaal 1028 uitspraken zijn geanalyseerd. Het betreft een onderzoek op de rechtsgebieden personen-, familie- en civiel jeugdrecht, vreemdelingenrecht, socialezekerheidsrecht en strafrecht. Doel van het onderzoek was om te achterhalen welke effecten het Verdrag heeft gehad op de Nederlandse rechtspraak. Wat is de meerwaarde van het Verdrag voor Nederland is geweest? Was het aan Nusrut Bahadur te danken dat het onderzoek van start heeft kunnen gaan, het staat op het conto van Manuela Limbeek dat het onderzoek ook op een zo zorgvuldige wijze is afgerond. Niet alleen heeft zij de hoofdstukken over het vreemdelingenrecht en het socialezekerheidsrecht voor haar rekening genomen, zij heeft ook gedurende de onderzoeksperiode aan het onderzoek voortreffelijk leiding gegeven. Nusrut Bahadur heeft haar onderzoek naar de toepassing van het Verdrag in het personen-, familie- en civiele jeugdrecht verder kunnen vervolgen. Dat betekent dat ook zij een aanzienlijk deel van de uitspraken op haar naam heeft staan. Nienke van der Meij had in zekere zin de ondankbare taak het strafrecht voor haar rekening te nemen. In het strafrecht is het Verdrag minder toegepast dan op de andere rechtsgebieden en heeft het ook een minder positieve invloed kunnen uitoefenen. Wat zij allen gemeen hebben is dat zij aanzienlijk meer tijd en energie aan het onderzoek hebben besteed dan op basis van hun aanstelling viel te verwachten. Maar het resultaat is er dan ook naar. Gezegd kan worden dat de studenten inmiddels allen meesters met dit onderzoek monnikenwerk hebben verricht. Een kring van meelezers heeft bij de totstandkoming van de onderzoekspublicatie om de redactie heen gestaan. Dat zijn Michiel van Emmerik en Coby van der Kooi (DCI)

12 XII DE TOEPASSING VAN HET IVRK IN DE NEDERLANDSE RECHTSPRAAK voor wat betreft het onderzoek als geheel, Livia Schäperkötter voor het personen-, familie- en jeugdrechtelijk deel, Ben Olivier en Fleur van Wijk gezamenlijk en Paul Minderhoud respectievelijk voor het gedeelte over vreemdelingenzaken en socialezekerheidszaken en Jeanette Bruins, Harmen van der Wilt en Merlijn Ramondt voor het strafrechtelijk deel. De redactie dankt hen voor hun inzet daarbij. Zonder de aanmoediging, mede in de vorm van een financiële ondersteuning, zowel van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport als van Schlicher Advocaten zou dit onderzoek niet tot stand hebben kunnen worden gebracht. Het CCRA is hen daarvoor zeer erkentelijk. Moge dit onderzoek naar de toepassing van het IVRK in de Nederlandse rechtspraak een bijdrage leveren aan een beter inzicht in de toepassingsmogelijkheden van het Verdrag en daartoe de nodige aanknopingspunten bieden. Coby de Graaf (CCRA)

13 AFKORTINGENLIJST ABRvS/Afdeling Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State A-G Advocaat-Generaal AKW Algemene Kinderbijslagwet ama alleenstaande minderjarige asielzoekers amv alleenstaande minderjarige vreemdeling Awb Algemene wet bestuursrecht AWBZ Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten AZC Asielzoekerscentrum Bebr Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand Beroepscommissie van de RSJ Beroepscommissie van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming Bjj Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen blz. bladzijde BMA Bureau Medische Advisering BW Burgerlijk Wetboek COA Centraal Orgaan opvang asielzoekers College van B en W College van burgemeester en wethouders concl. conclusie COVOG Centraal Orgaan Verklaring omtrent het Gedrag COW Centrale Opvang Woning CRvB/Centrale Raad Centrale Raad van Beroep c.s. cum suis DRC Democratische Republiek Congo ECSR Europees Comité voor Sociale Rechten EHRM Europees Hof voor de Rechten van de Mens ESH Europees Sociaal Handvest EVRM Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden Facultatief Protocol Facultatief Protocol inzake de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie Gw Grondwet HKOV Haags Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen HR Hoge Raad HvJ EU Hof van Justitie van de Europese Unie ILO-verdrag inzake kinderarbeid ILO-verdrag betreffende het verbod op en de onmiddellijke actie voor uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid IND Immigratie- en Naturalisatiedienst IVBPR Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke rechten IVRK Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind

14 XIV DE TOEPASSING VAN HET IVRK IN DE NEDERLANDSE RECHTSPRAAK jrg. jaargang LJN Landelijk Jurisprudentie Nummer m.nt. met noot mvv machtiging voorlopig verblijf nr. nummer OC Opvangcentrum o.p. opgeëiste persoon OTS Ondertoezichtstelling P-G Procureur-Generaal PIJ-maatregel Plaatsing in een inrichting voor jeugdigen Rb. Rechtbank red. redactie REK Rechtseenheidskamer r.o./rov rechtsoverweging Rv Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering Rva Regeling verstrekkingen asielzoekers Rvb Regeling verstrekkingen bepaalde categorieën vreemdelingen RWN Rijkswet op het Nederlanderschap Sr Wetboek van Strafrecht Stb. Staatsblad Sv Wetboek van Strafvordering SVB Sociale verzekeringsbank SZW Sociale Zaken en Werkgelegenheid Vb 2000 Vreemdelingenbesluit 2000 vbl vrijheidsbeperkende locatie Vc 2000 Vreemdelingencirculaire 2000 vgl. vergelijk VN-Kinderrechtencomité VN-Comité voor de Rechten van het Kind VN-Mensenrechtencomité VN-Comité voor de Rechten van de Mens VOG Verklaring omtrent het Gedrag Vw 2000 Vreemdelingenwet 2000 vzr. voorzieningenrechter WAO Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering Wet DNA Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden Wet RO Wet op de rechterlijke organisatie Wjz Wet op de Jeugdzorg Wmo Wet maatschappelijke ondersteuning Wobka Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie Wwb Wet werk en bijstand zaaknr. zaaknummer zp. zittingsplaats

15 INLEIDING BIJ HET ONDERZOEK EN VERANTWOORDING VAN DE OPBOUW J.H. de Graaf De centrale vraag bij dit onderzoek luidt als volgt: Op welke wijze past de Nederlandse rechter het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) toe in de Nederlandse rechtspraak in de periode 1 januari 2002 tot 1 september 2011? In het Nederlandse rechtssysteem hoeft een verdrag voor het hebben van bindende werking niet te worden omgezet in nationale wetgeving. Nederland kent een zogenoemd monistisch stelsel, wat betekent dat een verdrag als zodanig gelding heeft in de nationale wet- en regelgeving. Anders gezegd na ratificatie maakt een verdrag onderdeel uit van de Nederlandse rechtsorde. 1 Het al dan niet hebben van rechtstreekse werking van een bepaling is hiervoor niet van belang. Dit speelt wel een doorslaggevende rol bij de vraag of de burger zich op een bepaling uit het verdrag bij de rechter kan beroepen. 2 In beginsel heeft een verdrag in Nederland dus bindende werking, is het geldig. In Nederland is het evenwel gebruikelijk dat voordat een verdrag wordt bekrachtigd, eerst wordt onderzocht of de nationale wetgeving wel in overeenstemming is met het verdrag en of mogelijk aanpassingen noodzakelijk zijn. 3 Met betrekking tot het IVRK heeft dit onderzoek uitvoerig plaatsgevonden en heeft dit geresulteerd in de Goedkeuringswet bij het op 20 november 1989 tot stand gekomen Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). De Goedkeuringswet werd op 2 oktober 1992 bij de Tweede Kamer ingediend en werd op 2 november 1994 aangenomen. Het Verdrag trad voor Nederland in werking op 8 maart Bij de beraadslagingen in Tweede en Eerste Kamer over de Goedkeuringswet is over de werking van de bepalingen uit het IVRK uitvoerig van gedachten gewisseld. Het valt hier op dat in de toelichting bij de Goedkeuringswet niet wordt gerept over de relevantie van het Verdrag als zodanig. Het geheel dat betreft ook de daarna van regeringszijde gewisselde stukken ademt een betrekkelijk defensieve sfeer uit. Zelfs wordt gesteld: Zoals in de artikelsgewijze toelichting in de memorie van toelichting blijkt, zijn wij van mening dat het Nederlandse recht voldoet aan de vereisten die het Verdrag inzake de Rechten van het kind stelt, mede ook reeds ingediende wetsvoorstellen in aanmerking genomen A. Nollkaemper, Kern van het internationaal publiekrecht, Den Haag: Boom Juridisch uitgevers 2011, p J.H. Jans, S. Prechal & R.J.G.M. Widdershoven, Inleiding tot het Europees Bestuursrecht, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2011, p A. Nollkaemper, Kern van het internationaal publiekrecht, Den Haag: Boom Juridisch uitgevers 2011, p Trb. 1995, Kamerstukken II 1993/94, (R1451), nr. 6, p. 7.

16 2 DE TOEPASSING VAN HET IVRK IN DE NEDERLANDSE RECHTSPRAAK Zijn de destijds bij de Goedkeuringswet betrokken ministers met deze stellingname niet te terughoudend geweest? Ook vanuit de Tweede Kamer werden onder verwijzing naar de grote invloed die het EVRM op het Nederlandse familierecht heeft gehad destijds al kritische vragen gesteld naar aanleiding van deze stellingname. 6 Met het onderhavige onderzoek naar de toepassing van het IVRK in de Nederlandse rechtspraak wordt deze vraag nader onder de loep genomen. Ook Van Emmerik en Mijnarends benadrukken het belang van de geldigheid van het IVRK als zodanig. Zo stelt Van Emmerik dat ongeacht de rechtstreekse werking niet alleen de rechter maar ook het bestuur en de wetgever gebonden zijn aan de bepalingen uit het IVRK. 7 Mijnarends, die de betekenis van het IVRK voor het jeugdstrafrecht heeft onderzocht formuleert het zo: Ratificatie impliceert juridische en morele betrokkenheid tot acceptatie van de controlebevoegdheid van het Comité, conform artikel 43 e.v. IVRK, waarop elke staat mag worden aangesproken. 8 Wel wordt in de toelichting bij de Goedkeuringswet een vrij uitvoerige passage gewijd aan de rechtstreekse werking van het IVRK. Rechtstreekse werking hebben die bepalingen die zich daarvoor, gelet op de aard, inhoud en strekking van die bepaling lenen, de gebruikelijk formule, zoals die ook in de toelichting bij de Goedkeuringswet wordt gebruikt. Artikel 93 van de Grondwet spreekt hier over bepalingen die naar haar inhoud een ieder kunnen verbinden. Of een ieder verbindende bepaling rechtstreekse werking heeft, staat ter beoordeling van de rechter. De wetgever kan de rechter hierbij natuurlijk wel de helpende hand bieden, zoals het in de toelichting bij de Goedkeuringswet wordt uitgedrukt. 9 In dat kader wordt in de toelichting een opsomming gegeven van de artikelen uit het Verdrag die al zijn vervat in bepalingen van andere mensenrechtenverdragen het IVBPR en het EVRM waarvan op die basis al rechtstreekse werking mogelijk moet worden geacht of reeds is vastgesteld. Dit zijn artikel 7 lid 1, eerste zinsnede, artikel 9 lid 2, 3 en 4, artikel 10 lid 1, tweede volzin, artikel 12 lid 2, artikel 13, artikel 14, artikel 15, artikel 16, artikel 30, artikel 37 en artikel 40 lid 2. Van een aantal artikelen moet, zo wordt gesteld, niet uitgesloten worden geacht dat zij rechtstreeks werkend zijn en dat is bijvoorbeeld zeker zo bij artikel 5, artikel 8 lid 1, en artikel 12 lid Hoe is men hiermee in de rechtspraktijk sindsdien omgegaan? Laat deze wellicht een ander beeld zien en is daarin wellicht te zien dat ook aan andere artikelen dan de hier genoemde rechtstreekse werking is toegekend? Een belangrijke vraag ligt hier bijvoorbeeld naar de rechtstreekse werking van artikel 3 IVRK, het belang van het kind als eerste overweging, een artikel dat in de toelichting niet als rechtstreeks werkend wordt aangemerkt. Pulles concludeert hier dat door dezelfde rechtbank de vraag of dit artikel rechtstreeks werkt niet eenduidig wordt beantwoord en bepleit daarom de hantering van een meer vaste lijn in de jurisprudentie Handelingen II 1993/94, 81, p M. van Emmerik, Toepassing van het Internationale Kinderrechtenverdrag in de Nederlandse rechtspraak, NJCM-Bulletin 2005, jrg. 30, nr. 6, p E.M. Mijnarends, De betekenis van het Internationale Kinderrechtenverdrag in de Nederlandse rechtspraak, Ars Aequi 2000, nr. 2, p Kamerstukken II, (R1451), nr. 3, p Kamerstukken II, (R1451), nr. 3, p G.J. Pulles, Onduidelijkheid over de rechtstreekse werking van de kernbepalingen van het VN-kinderrechtenverdrag, NJB 2011, nr. 4, p

17 INLEIDING BIJ HET ONDERZOEK EN VERANTWOORDING VAN DE OPBOUW 3 Het onderzoek is een vervolg op het door Ruitenberg samengestelde overzicht van de relevante rechtspraak van 1995 tot De onderzochte periode in dit onderzoek begint om die reden te lopen op 1 januari De einddatum is bepaald op 1 september Ter verantwoording van de gevolgde zoekmethode volgen hier eerst een aantal meer technische opmerkingen. Ter voorbereiding van het onderzoek heeft een brede selectie van de uitspraken plaatsgevonden. Een aanzet daartoe vormde de lijst die Defence for Children International in de afgelopen jaren heeft bijgehouden van uitspraken waarin het IVRK wordt genoemd. Deze lijsten zijn gecontroleerd en gecompleteerd. Hierbij is gebruikgemaakt van de databanken rechtspraak.nl, rechtsorde.nl, vluchtweb.nl, rsj. nl, Opmaat, Kluwer Navigator, JPF en FJR. De voor het grote publiek toegankelijke databank rechtspraak.nl. vormde hierbij het centrale punt. Het blijkt dat in de uitspraken het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind vaak op verschillende wijzen wordt aangeduid. Daarom is ervoor gekozen om binnen de verschillende databanken verschillende zoekcriteria te hanteren. Zo is gezocht op IVRK, VRK, IRVK, Kinderrechtenverdrag, Kinderverdrag, (Internationaal) Verdrag inzake de Rechten van het Kind en (Internationaal) Verdrag voor de Rechten van het Kind. Hieruit zijn in totaal 1115 uitspraken naar voren gekomen. De volgende stap was het selecteren van de relevante uitspraken, wat resulteerde in een totaal van 1028 te behandelen uitspraken. De uitspraken waarin het IVRK toch niet genoemd blijkt te zijn of waarbij de rol minimaal is, zijn buiten beschouwing gelaten. De te onderzoeken rechtspraak is onderverdeeld in een drietal te bespreken categorieen: rechtstreekse werking, verdragsconforme uitleg en toepassing en als laatste de rol die het IVRK anderszins speelt in de rechtspraak, aangeduid met het kopje Overig. Als eerste worden de uitspraken besproken, waarin op enigerlei wijze de rechtstreekse werking van het Verdrag aan de orde komt. In sommige gevallen laat de rechter zich hier expliciet uit over de rechtstreekse werking, in andere gevallen valt dit uit de uitspraak af te leiden. Onder deze categorie valt dus een vrij brede range van uitspraken. Oordeelt de rechter dat rechtstreekse werking moet worden aangenomen, dan dient hij het nationale recht buiten toepassing te laten. Bij de verdragsconforme uitleg en toepassing, de tweede categorie, gaat het om uitspraken, waarin zichtbaar wordt dat de rechter de doorwerking van het Verdrag in acht neemt en daarmee bijdraagt aan de doorwerking ervan. Het Verdrag wordt bijvoorbeeld in ondersteunende zin gebruikt om een nationale bepaling zodanig uit te leggen dat deze in overeenstemming is met het Verdrag. Ook vallen hier de uitspraken onder waarin de rechter open begrippen invult onder verwijzing naar het Verdrag, de zogenoemde reflexwerking, evenals de uitspraken waarin de rechter slechts rekening houdt met het Verdrag. De verdragsconforme uitleg en toepassing zal vaak de voorkeur hebben boven het toepassen van de rechtstreekse werking, omdat de rechter hiermee niet het primaat van de wetgever zou aantasten. Bij de laatste categorie overig valt bijvoorbeeld te denken aan uitspraken, waarbij de rechter niet toekomt aan het beroep op het IVRK of waarbij de rechter daar geheel ongemotiveerd aan voorbij gaat. 12 G.C.A.M. Ruitenberg, Het Internationaal Kinderrechtenverdrag in de Nederlandse rechtspraak, Amsterdam: Uitgeverij SWP 2003.

18 4 DE TOEPASSING VAN HET IVRK IN DE NEDERLANDSE RECHTSPRAAK Bij de bespreking van de uitspraken is een indeling naar rechtsterreinen gehanteerd. Als eerste komen de personen-, familie- en civiele jeugdzaken aan bod. Deze komen na het vreemdelingenrecht met 324 uitspraken op een goede tweede plek. In een daaropvolgend hoofdstuk zal de toepassing van het IVRK in de overige civiele zaken worden besproken. Dit houdt de uitspraken in die geen betrekking hebben op het personen-, familie- en civiele jeugdrecht, zoals huurzaken, die hier de grootste groep vormen. Daarna komt het vreemdelingenrecht aan de orde. Daarin is het IVRK zoals ook reeds duidelijk werd uit de onderzoeken van Ruitenberg en Van Emmerik het meest toegepast. Voorts zullen de andere bestuursrechtelijke onderdelen, zoals het socialezekerheidsrecht en het overige bestuursrecht worden besproken. Ten slotte wordt de toepassing van het IVRK in strafzaken besproken. Al in eerdere onderzoeken is naar voren gekomen dat de rol van het IVRK in het strafrecht achterblijft bij de rechtspraak met betrekking tot het vreemdelingenrecht en het personen-, familie- en civiele jeugdrecht. Ook in dit onderzoek blijkt dat het IVRK in het strafrecht relatief weinig wordt toegepast. Het onderzoek sluit af met een eindbeschouwing waarin de vraag naar de meerwaarde van het Verdrag nader wordt uitgewerkt. Daarin wordt tevens ingegaan op het verschil in toepassing van het IVRK op de verschillende rechtsgebieden. Een verklaring daarvoor wordt gezocht in het verschil in waardering bij een afweging van belangen. Het algemeen belang in zijn verschillende uitingsvormen lijkt in de vreemdelingenzaken, socialezekerheidszaken en strafzaken vaker te prevaleren boven de individuele rechten van kinderen dan bijvoorbeeld in personen-, familie- en civiele jeugdzaken. De toepassing van het Verdrag valt daar overwegend positiever uit dan in de andere rechtsgebieden.

19 Hoofdstuk 1 DE TOEPASSING VAN HET IVRK IN PERSONEN-, FAMILIE- EN CIVIELE JEUGDZAKEN N.N. Bahadur Inleiding In dit hoofdstuk wordt de toepassing van het IVRK in 324 personen-, familie- en civiele jeugdzaken onderzocht. 1 De onderzochte rechtspraak concentreert zich voornamelijk op kinderbeschermingsmaatregelen zoals de ondertoezichtstelling, de machtiging uithuisplaatsing en de ontheffing van het ouderlijk gezag. Verder komt het IVRK ook aan bod in zaken die betrekking hebben op het afstammingsrecht en het ouderlijk gezag. De toepassing van het IVRK in personen-, familie- en civiele jeugdzaken vindt doorgaans plaats door de lagere rechter. Naast de uitspraken van rechterlijke instanties wordt tevens aandacht besteed aan de conclusies van de Advocaat-Generaal, waarin het IVRK aan de orde komt. De onderzochte zaken bevatten één uitspraak van de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming, omdat het raakvlakken heeft met dit rechtsgebied. Deze zaak betreft een minderjarige die in het kader van een uithuisplaatsing in afwachting van een plaatsing in een behandelinrichting in een instelling is geplaatst. Uit het deelonderzoek komt naar voren dat de rechtspraak de artikelen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 16, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 27, 28, 37, 40 en 54 IVRK omvat. De toepassing van het IVRK zal artikelsgewijs in dit hoofdstuk worden behandeld. De rechtspraak bevat voorts zaken waarin naar het IVRK in het algemeen wordt verwezen. Doorgaans valt hier niet uit af te leiden welke specifieke bepaling van het IVRK het betreft. Deze zaken worden als laatste besproken in de paragraaf Algemeen (Geen specifieke bepaling). Het hoofdstuk besluit met een samenvatting en een conclusie. Artikel 1 (Definitie van het kind) Voor de toepassing van dit Verdrag wordt onder een kind verstaan ieder mens jonger dan achttien jaar, tenzij volgens het op het kind van toepassing zijnde recht de meerderjarigheid eerder wordt bereikt. 1 Zie bijlage I. Jurisprudentieoverzicht personen-, familie- en civiele jeugdzaken.

20 6 DE TOEPASSING VAN HET IVRK IN DE NEDERLANDSE RECHTSPRAAK De definitiebepaling van het IVRK komt in de rechtspraak zevenmaal voor. In zes van de zeven zaken staat de vrijheidsbeneming van meerderjarigen in het kader van gesloten jeugdzorg centraal. Op grond van artikel 29a lid 1 van de Wet op de Jeugdzorg (hierna: Wjz) kan een meerderjarige, die de leeftijd van 21 jaren niet heeft bereikt, gesloten worden geplaatst. Dit lijkt op gespannen voet te staan met het recht op vrijheid of anders gezegd: het verbod op vrijheidsbeneming zoals neergelegd in artikel 5 EVRM. Voor de toepassing van de regels met betrekking tot gesloten jeugdzorg worden meerderjarigen overeenkomstig de Wjz als minderjarigen behandeld. Artikel 5 lid 1 sub d EVRM staat detentie van een minderjarige toe mits de vrijheidsbeneming toeziet op zijn opvoeding. 2 De vraag die bij de toepassing van artikel 29a lid 1 Wjz zich voordeed, is of deze toepassing zich verdraagt met bedoeld verbod op vrijheidsbeneming. Immers op basis van artikel 29b Wjz kan de kinderrechter, op verzoek, een machtiging tot plaatsing in gesloten jeugdzorg verlenen ongeacht of de jeugdige hiermee instemt. In de onderzochte rechtspraak is deze vraag consequent ontkennend beantwoord: artikel 29a Wjz wordt buiten toepassing gelaten voor zover het ziet op meerderjarigen. Artikel 1 IVRK wordt hier door de rechter in vier zaken toegepast teneinde te bepalen wie minderjarig is, nu het EVRM zelf het begrip minderjarige niet definieert. In één uitspraak komt de rechter niet toe aan de bespreking van het beroep op artikel 1 IVRK en in twee gevallen wordt het artikel gebruikt om het beroep op andere bepalingen van het IVRK af te wijzen. Overig De rechter betrekt in vier uitspraken artikel 1 IVRK bij de beoordeling van de vraag of de meerderjarige gesloten geplaatst kan worden ingevolge de Wjz. 3 Zo overweegt de rechtbank Den Bosch dat de Staat op grond van het IVRK de plicht heeft om erop toe te zien dat het recht op bescherming, verzorging en opvoeding van kinderen wordt geëffectueerd. 4 Volgens de rechtbank dient de Staat, indien nodig, handelend op te treden. De rechtbank overweegt als volgt: De Toelichting op artikel 1 van het IVRK geeft daarbij aan dat de nationale wetgever de meerderjarigheidsgrens wel naar beneden, maar niet naar boven mag bijstellen. Anders gezegd volgt uit het IVRK dat de nationale wetgever een kind wèl vóór het bereiken van de 18-jarige leeftijd als meerderjarig mag beschouwen, maar niet nà het bereiken van de 18 jarige leeftijd nog als minderjarige mag behandelen. De legitimatie die artikel 5 EVRM aan de overheid biedt om in te grijpen in de privésfeer van de jeugdige waar dat uit het oogpunt van kinderbescherming is geboden, strekt dus niet verder dan tot het bereiken van de leeftijd waarop de jeugdige meerderjarig wordt. Is na het meerderjarig 2 Artikel 5 EVRM: 1. Een ieder heeft recht op vrijheid en veiligheid van zijn persoon. Niemand mag zijn vrijheid worden ontnomen,behalve in de navolgende gevallen en overeenkomstig een wettelijk voorgeschreven procedure: (...) d. in het geval van rechtmatige detentie van een minderjarige met het doel toe te zien op zijn opvoeding of in het geval van zijn rechtmatige detentie, teneinde hem voor de bevoegde instantie te geleiden; (...). 3 Rb. Rotterdam 19 februari 2009, LJN BH5398; Rb. s-hertogenbosch 27 februari 2009, LJN BH4397; Rb. Roermond 8 april 2009, LJN BI0864; Hof 8 oktober 2009, LJN BK Rb. s-hertogenbosch 27 februari 2009, LJN BH4397. Vgl. Rb. Roermond 8 april 2009, LJN BI0864; Hof 8 oktober 2009, LJN BK2806 (de jong meerderjarige doet in deze zaak een beroep op artikel 1 IVRK).

21 DE TOEPASSING VAN HET IVRK IN PERSONEN-, FAMILIE- EN CIVIELE JEUGDZAKEN 7 worden voortzetting van beschermende maatregelen, inclusief vrijheidsbeperking nog geboden, dan kan dat alleen binnen de grenzen die artikel 5 EVRM aan vrijheidsberoving voor meerderjarigen stelt. Bovengenoemde bepalingen van het EVRM en het IVRK, in hun onderlinge samenhang beschouwd, brengen de rechtbank tot het oordeel dat artikel 29a van de Wjz, voor zover dit artikel ziet op jeugdigen die de leeftijd van 18 jaar maar nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, in strijd is met artikel 5 EVRM en mitsdien buiten toepassing moet worden gelaten. De rechtbank Rotterdam past artikel 1 IVRK in meer ondersteunende zin toe. 5 In deze uitspraak wordt de verwijzing naar het IVRK niet nader gespecificeerd, maar gezien het argument dat de rechtbank aan het IVRK ontleent, kan men aannemen dat op artikel 1 IVRK wordt gedoeld. De rechtbank neemt het advies van de Raad van State, met betrekking tot de Wijziging van de Wjz, en de bedoeling van de wetgever met de opname van artikel 29a lid 1 Wjz in overweging en constateert dat jeugdigen in de leeftijd van 18 tot 21 jaar meerderjarig in de zin van de wet blijven. Als een aanvullende reden om het verzoek af te wijzen, wordt het IVRK door de rechtbank bij de beoordeling betrokken: Het is zelfs de vraag of jeugdigen van 18 jaar of ouder wel als minderjarigen mogen worden behandeld. Uit het IVRK lijkt immers te volgen dat de nationale wetgever een kind wel vóór het bereiken van de 18-jarige leeftijd als meerderjarig mag beschouwen, maar niet ook ná het bereiken van de 18-jarige leeftijd nog als minderjarige mag behandelen. In één beschikking concludeert de rechter dat de bespreking van het beroep op artikel 1 IVRK achterwege kan blijven. 6 Volgens de rechtbank Amsterdam is er geen belang bij de bespreking van het beroep, omdat de rechtbank op andere gronden tot het oordeel komt dat artikel 29a lid 1 Wjz onverbindend verklaard dient te worden. Ten slotte is artikel 1 IVRK door het hof Den Haag een keer toegepast om het beroep van verzoekster op de artikelen 3, 7 en 8 IVRK af te wijzen. 7 In casu wenst verzoekster de erkenning door de man te vernietigen, omdat hij niet haar biologische vader is. Dit middel kan ingezet worden binnen drie jaar nadat het kind meerderjarig is geworden. Verzoekster is echter al meer dan tien jaar meerderjarig. Hierbij neemt het hof het bepaalde in artikel 1 IVRK in overweging en beslist dat het beroep op het IVRK verzoekster niet kan baten. 5 Rb. Rotterdam 19 februari 2009, LJN BH Rb. Amsterdam 23 januari 2009, LJN BH Hof 30 augustus 2006, LJN AY7454. Vgl. Hof 26 maart 2009, LJN BH9207. Het hof stelt dat het beroep op artikel 3 IVRK faalt, omdat het Verdrag niet strekt tot bescherming van de rechten van meerderjarigen. Artikel 1 IVRK wordt in deze beschikking echter niet expliciet genoemd.

22 8 DE TOEPASSING VAN HET IVRK IN DE NEDERLANDSE RECHTSPRAAK Artikel 2 (Non-discriminatie) 1. De Staten die partij zijn bij dit Verdrag, eerbiedigen en waarborgen de in het Verdrag beschreven rechten voor ieder kind onder hun rechtsbevoegdheid zonder discriminatie van welke aard ook, ongeacht ras, huidskleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale, etnische of maatschappelijke afkomst, welstand, handicap, geboorte of andere omstandigheid van het kind of van zijn of haar ouder of wettige voogd. 2. De Staten die partij zijn, nemen alle passende maatregelen om te waarborgen dat het kind wordt beschermd tegen alle vormen van discriminatie of bestraffing op grond van de omstandigheden of de activiteiten van, de meningen geuit door of de overtuigingen van de ouders, wettige voogden of familieleden van het kind. Het discriminatieverbod van artikel 2 IVRK komt aan bod in procedures die betrekking hebben op het afstammingsrecht. In negen van de in totaal elf zaken, waarin artikel 2 IVRK wordt genoemd, speelt de vraag of gerechtelijke vaststelling van het vaderschap mogelijk is indien het kind reeds door de man is erkend. Op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: RWN) hebben erkenning en gerechtelijke vaststelling van het vaderschap verschillende nationaliteitsrechtelijke gevolgen. Anders dan de erkenning vóór de geboorte van het kind en bij de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap leidt de erkenning ná de geboorte van het kind ertoe dat het kind pas na verloop van enkele jaren de Nederlandse nationaliteit verkrijgt. 8 Aangevoerd wordt dat deze laatste groep kinderen gediscrimineerd wordt ten aanzien van de eerste groep kinderen. In de onderzochte rechtspraak is hier verschillend over geoordeeld. Zo bepaalt de rechter in drie zaken dat dit onderscheid in strijd is met de artikelen 2 en 3 IVRK, terwijl in twee andere zaken de rechter oordeelt dat er geen sprake is van strijdigheid. Ook in vier andere uitspraken faalt het beroep op deze bepaling. Tot slot bespreekt de rechter in een tweetal uitspraken het beroep op het artikel niet. Rechtstreekse werking De rechtstreekse werking van artikel 2 IVRK is alleen uit drie beschikkingen van het hof Arnhem en het hof Leeuwarden af te leiden. 9 Het hiervoor weergegeven onderscheid, tussen enerzijds kinderen die vóór hun geboorte zijn erkend dan wel van wie de afstammingsband met de vader door gerechtelijke vaststelling is ontstaan en anderzijds kinderen die ná hun geboorte worden erkend, stond hier ter discussie. Beide hoven achten dit onderscheid in strijd met de artikelen 2 en 3 IVRK. Hiertoe overweegt het Arnhemse hof in één zaak als volgt: 4.5 De rechtbank heeft voorts overwogen dat de wetgever bij de totstandkoming van artikel 1:207 BW in 1998 geen rekening heeft kunnen houden met het verschil in nationaliteitsrechtelijke gevolgen van de erkenning en de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap, nu wijzigingen in artikel 4 en 6 RWN pas op 1 april 2003 in werking zijn 8 Hof Arnhem 13 juni 2006, LJN AY Hof Arnhem 13 juni 2006, LJN AY5575; Hof Arnhem 8 mei 2007, LJN BA4885; Hof Leeuwarden 2 juli 2008, LJN BD6294.

23 DE TOEPASSING VAN HET IVRK IN PERSONEN-, FAMILIE- EN CIVIELE JEUGDZAKEN 9 getreden en zijn opgenomen om misbruik van de erkenning bij het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit tegen te gaan. Het hof volgt de rechtbank niet in deze overweging. Als gevolg van het wijzigen van artikel 6 RWN heeft de wetgever onderscheid gemaakt tussen erkenning vóór en na de geboorte. Het maken van dit onderscheid acht het hof ongeoorloofd nu dit in strijd komt met het bepaalde in de artikelen 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, 8 en 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de mens en de fundamentele vrijheden (verder te noemen EVRM ) en 2 en 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (zie ook HR 26 januari 2007, RvdW 2007, 127). Het hof volgt de rechtbank evenmin in haar overweging dat een positieve beantwoording van de vraag of het verschil in erkenning vóór of na de geboorte in strijd is met artikel 8 jo 14 EVRM slechts zou moeten leiden tot wijziging van de wettelijke nationaliteitsregeling en geen gevolgen heeft voor de uitkomst van deze zaak. Bedoelde verdragen verbieden de Nederlandse staat en daarmee iedere Nederlandse rechter om een dergelijk onderscheid te maken. De Nederlandse rechter moet daarom waarborgen dat een dergelijk onderscheid niet wordt gemaakt. Een wetswijziging kan daarom niet worden afgewacht. 10 Overig Het beroep op artikel 2 IVRK slaagt in vijf uitspraken niet. In drie zaken, die dateren van vóór de hiervoor genoemde beschikkingen van de hoven, faalt het beroep op het IVRK, omdat geschillen over de Nederlandse nationaliteit van personen, en meer specifiek de veronderstelde strijdigheid met artikel 2 IVRK, in een andere procedure aangevoerd dienen te worden. 11 Zo bepaalt de rechtbank Amsterdam dat de veronderstelde strijdigheid met artikel 2 IVRK aangebracht dient te worden in een procedure die het Nederlanderschap tot inzet heeft, terwijl de rechtbank Utrecht expliciet oordeelt dat geschillen over de Nederlandse nationaliteit aan de rechtbank Den Haag voorgelegd behoren te worden. Na de uitspraken van het hof Arnhem en het hof Leeuwarden heeft de Haagse rechtbank overwogen dat het voornoemde onderscheid niet discriminatoir is. Zo overweegt de rechtbank in 2008 als volgt: 2.3 (...) Sinds 1 april 2003 bepaalt de RWN dat er een onderscheid gemaakt dient te worden tussen enerzijds minderjarigen die ten tijde van de geboorte in een familierechtelijke betrekking staan tot de man die als hun vader geldt, en anderzijds minderjarigen bij wie dat niet het geval is. De rechtbank acht dit niet discriminatoir. Deze bepaling is in de wet opgenomen om schijnerkenning tegen te gaan. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank geen strijd op met de artikelen 26 IVBPR en 2 IVRK. De heer [A] had immers alle vrijheid om vóór de geboorte van [verzoeker] over te gaan tot zijn erkenning. Het feit dat hij dit heeft nagelaten en pas ruim 16 jaar ná de geboorte van [verzoeker] 10 Hof Arnhem 8 mei 2007, LJN BA Rb. Amsterdam 14 september 2005, LJN AU4369; Rb. Amsterdam 14 september 2005, LJN AU4370. Vgl. Rb. Utrecht 15 maart 2006, LJN AW2071. Het is niet geheel duidelijk of er een beroep is gedaan op artikel 2 IVRK door een procespartij. De manier waarop de rechtbank het IVRK bespreekt, lijkt er op te wijzen dat een procespartij artikel 2 IVRK inroept.

24 10 DE TOEPASSING VAN HET IVRK IN DE NEDERLANDSE RECHTSPRAAK is overgegaan tot erkenning levert geen discriminatie en/of strijd op met één van genoemde verdragen. 12 Ook in een eerdere uitspraak van de Haagse rechtbank achtte de rechtbank het onderscheid niet discriminatoir. 13 In deze zaak wordt weliswaar een beroep gedaan op artikel 2 IVRK, maar deze bepaling wordt in de verdere beoordeling als zodanig niet meer genoemd. Het hiervoor aangeduide onderscheid wordt wel besproken. De rechtbank stelt: 2.14 Bovendien zijn de rechten geformuleerd in het IVRK niet absoluut en is moeilijk voor te stellen dat de opstellers van dit Verdrag met die bepaling [lees: artikel 7 IVRK, red.] zouden hebben beoogd een dergelijk onderscheid ter beteugeling van oneigenlijke erkenningen veelal gedaan teneinde een verblijfsmogelijkheid in zo n staat te creëren onmogelijk te maken. Het beroep op artikel 2 IVRK wordt ook in een andere zaak niet expliciet in behandeling genomen. In deze uitspraak van het Bossche hof wordt eveneens gerechtelijke vaststelling van het vaderschap verzocht. 14 Hier staat echter de verwijzingsregel van artikel 6 Wet Conflictenrecht Afstamming centraal. 15 Het hof noemt het IVRK niet in zijn beslissing, maar behandelt wel het beroep op artikel 8 EVRM en bespreekt hierbij het verschil in behandeling tussen kinderen binnen en buiten huwelijk geboren en het verschil tussen buiten huwelijk geboren kinderen die erkend zijn en die niet erkend zijn. Wegens strijdigheid met artikel 8 EVRM wordt Nederlands recht toegepast en wordt het verzoek met toepassing van artikel 1:207 BW toegewezen. Van andere orde is de beschikking van het hof Den Haag waarin de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap wordt verzocht ten aanzien van een in het buitenland wonend kind dat niet reeds is erkend door de Nederlandse vader. 16 Het hof oordeelt dat het beroep op de artikelen 2 en 3 IVRK niet kan slagen, omdat een concreet en toetsbaar belang van de minderjarige om het beroep op het IVRK te rechtvaardigen in onvoldoende mate aanwezig is. 12 Rb. 7 februari 2008, LJN BG Rb. 26 juli 2007, JN 2007/31. Deze uitspraak wordt bij artikel 54 IVRK nader uitgewerkt. 14 Hof s-hertogenbosch 27 november 2008, LJN BG In casu wenst de vrouw de vaststelling van het vaderschap omdat de minderjarigen staatloos zijn, maar de rechtbank wijst dit verzoek in eerste aanleg af. Op grond van de Wet Conflictenrecht Afstamming is Marokkaans recht van toepassing. De moeder stelt in hoger beroep dat het recht op gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM en het bepaalde in de artikelen 2 en 3 IVRK zich verzetten tegen toepassing van de verwijzingsregel in artikel 6 van de Wet, dat Marokkaans recht aanwijst. 16 Hof 3 oktober 2007, LJN BB8333. Opgemerkt dient te worden dat uit de beschikking van het hof niet geheel duidelijk naar voren komt dat procespartijen een beroep hebben gedaan op de artikelen 2 en 3 IVRK, maar de overweging van het hof wijst wel in die richting. Vgl. HR 22 januari 2010, LJN BK4935 (concl. A-G L. Strikwerda, sub 11). Volgens de Advocaat-Generaal voldoet de klacht, inhoudende het beroep op artikel 2 IVRK, niet aan de aan een cassatieklacht te stellen eisen. De Hoge Raad verwerpt, onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO, het cassatieberoep, omdat de aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden.

25 DE TOEPASSING VAN HET IVRK IN PERSONEN-, FAMILIE- EN CIVIELE JEUGDZAKEN 11 Artikel 3 (Belang van het kind) 1. Bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen, vormen de belangen van het kind de eerste overweging. 2. De Staten die partij zijn, verbinden zich ertoe het kind te verzekeren van de bescherming en de zorg die nodig zijn voor zijn of haar welzijn, rekening houdend met de rechten en plichten van zijn of haar ouders, wettige voogden of anderen die wettelijk verantwoordelijk voor het kind zijn, en nemen hiertoe alle passende wettelijke en bestuurlijke maatregelen. 3. De Staten die partij zijn, waarborgen dat de instellingen, diensten en voorzieningen die verantwoordelijk zijn voor de zorg of de bescherming van kinderen voldoen aan de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde normen, met name ten aanzien van de veiligheid, de gezondheid, het aantal personeelsleden en hun geschiktheid, alsmede bevoegd toezicht. Artikel 3 IVRK speelt een belangrijke rol in de rechtspraak. Met 176 zaken is dit artikel de meest genoemde bepaling van het IVRK in de onderzochte rechtspraak. Vaak wordt het artikel in combinatie met andere bepalingen van het IVRK aangehaald. In tachtig zaken wordt louter verwezen naar artikel 3, terwijl in 96 zaken naast artikel 3 ook andere bepalingen van het IVRK worden genoemd. De rechtstreekse werking van dit artikel is zowel uitdrukkelijk als niet uitdrukkelijk in de rechtspraak besproken. De uitspraken betreffende artikel 3 IVRK kunnen veelal onder verdragsconforme uitleg en toepassing worden geschaard. Rechtstreekse werking De vraag of artikel 3 IVRK rechtstreekse werking heeft, komt veelvuldig in de rechtspraak aan de orde. Deze kwestie is in negen uitspraken expliciet overwogen, waarvan in drie gevallen de rechter de rechtstreekse werking van deze bepaling aanneemt. 17 Zo laat de rechtbank Alkmaar zich alleen uit over de rechtstreekse werking van en kent deze ook toe aan artikel 3 lid 1 IVRK: Gelijk de bijzondere curator heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat, nu het gaat om minderjarigen, artikel 3 lid 1 van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) vanwege haar rechtstreekse werking de mogelijkheid biedt om bij confl icterende belangen tot een afweging tussen die belangen over te gaan. 18 Meer recent kwam de rechtbank Utrecht tot de conclusie dat artikel 3 IVRK rechtstreeks toepasbaar is: Artikel 3 van het IVRK is de kernbepaling van het verdrag; andere bepalingen uit het verdrag, die naar algemeen wordt aangenomen rechtstreekse werking hebben, vloeien 17 Rb. Groningen 23 oktober 2006, LJN AZ0759; Rb. Alkmaar 21 oktober 2009, LJN BK8473; Rb. Utrecht 27 september 2010, LJN BP Rb. Alkmaar 21 oktober 2009, LJN BK8473.

DE TOEPASSING VAN HET INTERNATIONAAL VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND IN DE NEDERLANDSE RECHTSPRAAK

DE TOEPASSING VAN HET INTERNATIONAAL VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND IN DE NEDERLANDSE RECHTSPRAAK DE TOEPASSING VAN HET INTERNATIONAAL VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND IN DE NEDERLANDSE RECHTSPRAAK 1 JANUARI 2002-1 SEPTEMBER J.H. de Graaf N.N. Bahadur N. van der Meij Ars Aequi Libri Nijmegen,

Nadere informatie

DE TOEPASSING VAN HET INTERNATIONAAL VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND IN DE NEDERLANDSE RECHTSPRAAK DEEL II

DE TOEPASSING VAN HET INTERNATIONAAL VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND IN DE NEDERLANDSE RECHTSPRAAK DEEL II DE TOEPASSING VAN HET INTERNATIONAAL VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND IN DE NEDERLANDSE RECHTSPRAAK DEEL II DE TOEPASSING VAN HET INTERNATIONAAL VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND IN DE NEDERLANDSE

Nadere informatie

Personen-, Familie- en Erfrecht 2016/2017. Onder redactie van Prof. mr. Wendy Schrama & Mr. Yasemin Yildiz

Personen-, Familie- en Erfrecht 2016/2017. Onder redactie van Prof. mr. Wendy Schrama & Mr. Yasemin Yildiz Personen-, Familie- en Erfrecht 2016/2017 Onder redactie van Prof. mr. Wendy Schrama & Mr. Yasemin Yildiz Ars Aequi Libri Nijmegen 2016 ISBN: 978-90-6916-863-0 NUR 822 2016 Ars Aequi Libri, Nijmegen. Alle

Nadere informatie

Personen-, Familie- en Erfrecht 2017/2018. Onder redactie van Prof. mr. Wendy Schrama & Mr. Yasemin Yildiz

Personen-, Familie- en Erfrecht 2017/2018. Onder redactie van Prof. mr. Wendy Schrama & Mr. Yasemin Yildiz Personen-, Familie- en Erfrecht 2017/2018 Onder redactie van Prof. mr. Wendy Schrama & Mr. Yasemin Yildiz Ars Aequi Libri Nijmegen 2017 ISBN: 978-94-9276-601-4 NUR 822 2017 Ars Aequi Libri, Nijmegen. Alle

Nadere informatie

VERZOEKSCHRIFT TOT VRIJLATING (Artikels 71 e.v. van de Wet van 15 december 1980)

VERZOEKSCHRIFT TOT VRIJLATING (Artikels 71 e.v. van de Wet van 15 december 1980) VERZOEKSCHRIFT TOT VRIJLATING (Artikels 71 e.v. van de Wet van 15 december 1980) Aan Mevrouw/Mijnheer de Voorzitter van de Raadkamer van de Correctionele Rechtbank te Brussel Justitiepaleis Poelaertplein

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1318

ECLI:NL:RVS:2017:1318 ECLI:NL:RVS:2017:1318 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-05-2017 Datum publicatie 17-05-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201607764/1/A2 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

Het Internationaal Kinderrechtenverdrag in de Nederlandse rechtspraak

Het Internationaal Kinderrechtenverdrag in de Nederlandse rechtspraak Het Internationaal Kinderrechtenverdrag in de Nederlandse rechtspraak Mr. G.C.A.M. Ruitenberg SWP Inhoudsopgave Voorwoord 5 Afkortingenlijst 7 Samenvatting 13 Summary 17 Inleiding 21 Hoofdstuk 1 Het Internationaal

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstatc 201106725/1/V1. Datum uitspraak: 3 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder, gemachtigden: mrs. C.J. Telting en B.A. Veenendaal.

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder, gemachtigden: mrs. C.J. Telting en B.A. Veenendaal. Uitspraak RECHTBANK AMSTERDAM Sector bestuursrecht zaaknummer: AWB 11/2308 WWB uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen [eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres, gemachtigde mr. W.G. Fischer,

Nadere informatie

Bezwaar en beroep Jeugdwet Betekenis voor gemeenten

Bezwaar en beroep Jeugdwet Betekenis voor gemeenten Bezwaar en beroep Jeugdwet Betekenis voor gemeenten versie 1.0 K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd Jos Janssen, Mei 2014 1 Bezwaar en Beroep Jeugdwet Van recht op zorg naar jeugdhulpplicht In het wetsvoorstel

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 Instantie Datum uitspraak 28-05-2009 Datum publicatie 22-06-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-4976 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201203791/1/V1. Datum uitspraak: 24 januari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel )

JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel ) JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel ) [De minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], Frankrijk, wonende

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 19 637 Vreemdelingenbeleid Nr. 1389 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 Instantie Datum uitspraak 05-09-2006 Datum publicatie 06-10-2006 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 05/37675 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

De Arubaanse en de Curaçaose verwekker en de nationaliteit van het door hen postnataal erkende kind

De Arubaanse en de Curaçaose verwekker en de nationaliteit van het door hen postnataal erkende kind De Arubaanse en de Curaçaose verwekker en de nationaliteit van het door hen postnataal erkende kind Prof. mr. A.J.M. Nuytinck HR 26 januari 2007, LJN: AZ1624, NJ 2007, 73, Arubaanse zaak, alsmede HR 26

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:5150

ECLI:NL:RBDHA:2017:5150 ECLI:NL:RBDHA:2017:5150 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 11052017 Datum publicatie 24052017 Zaaknummer C/09/501371 / HA RK 15544 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2005:AS6703

ECLI:NL:RBUTR:2005:AS6703 ECLI:NL:RBUTR:2005:AS6703 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 26-01-2005 Datum publicatie 14-03-2005 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 184276/FA RK04-5055 Personen-

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2017:449

ECLI:NL:RBMNE:2017:449 ECLI:NL:RBMNE:2017:449 Instantie Datum uitspraak 02-02-2017 Datum publicatie 06-02-2017 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer C/16/418623 / FA RK 16-4448 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201107998/1/V2. Datum uitspraak: 29 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

BEGINSELEN VAN EUROPEES FAMILIERECHT BETREFFENDE OUDERLIJKE VERANTWOORDELIJKHEID

BEGINSELEN VAN EUROPEES FAMILIERECHT BETREFFENDE OUDERLIJKE VERANTWOORDELIJKHEID BEGINSELEN VAN EUROPEES FAMILIERECHT BETREFFENDE OUDERLIJKE VERANTWOORDELIJKHEID PREAMBULE Erkennende dat ondanks de bestaande verschillen in de nationale familierechten er evenwel een toenemende convergentie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 353 Wijziging van enige bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het geregistreerd partnerschap, de geslachtsnaam

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2013:16806

ECLI:NL:RBDHA:2013:16806 ECLI:NL:RBDHA:2013:16806 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 10-10-2013 Datum publicatie 10-12-2013 Zaaknummer SGR 13/5417 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Over de grens van de vrijheid van meningsuiting

Over de grens van de vrijheid van meningsuiting Over de grens van de vrijheid van meningsuiting Theorie, rechtsvergelijking, discriminatie, pornografie vierde druk Aernout J. Nieuwenhuis Ars Aequi Libri Nijmegen 2015 ISBN 978-90-6916-600-1 NUR 822 2015

Nadere informatie

Arbeidsovereenkomst 2016/2017

Arbeidsovereenkomst 2016/2017 Arbeidsovereenkomst en aanverwante regelgeving 2016/2017 Redactie: Ars Aequi Libri Ars Aequi Libri Nijmegen 2016 ISBN: 978-90-6916-839-5 NUR 825 2016 Ars Aequi Libri, Nijmegen. Alle rechten voorbehouden.

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2004:AR2782

ECLI:NL:HR:2004:AR2782 ECLI:NL:HR:2004:AR2782 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 03-12-2004 Datum publicatie 03-12-2004 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie R03/145HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AR2782

Nadere informatie

1 Inleiding recht. 1.1 Inleiding. 1.2 Omschrijving en doel

1 Inleiding recht. 1.1 Inleiding. 1.2 Omschrijving en doel 1 Inleiding recht 1.1 Inleiding Wie het jeugdrecht wil leren kennen, moet iets weten over het recht in het algemeen. Daarom in dit hoofdstuk een korte introductie in het recht met een definitie van recht,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2010 242 Rijkswet van 17 juni 2010, houdende wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot meervoudige nationaliteit en andere

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2004:AR8882

ECLI:NL:GHARN:2004:AR8882 ECLI:NL:GHARN:2004:AR8882 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 21-12-2004 Datum publicatie 13-01-2005 Zaaknummer B04/635 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Cassatie:

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2014 131 Wet van 12 maart 2014 tot aanpassing van wetgeving en vaststelling van overgangsrecht in verband met de herziening van de maatregelen van

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van: Raad vanstatc 201105933/1/V2. Datum uitspraak: 6 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:8005

ECLI:NL:RBDHA:2017:8005 ECLI:NL:RBDHA:2017:8005 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 17072017 Datum publicatie 03082017 Zaaknummer C/09/522456 / FA RK 168986 Rechtsgebieden Personen en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 813 (R 1873) Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot meervoudige nationaliteit en andere nationaliteitsrechtelijke

Nadere informatie

Aanpassing van wetgeving en vaststelling van overgangsrecht in verband met de herziening van de maatregelen van kinderbescherming

Aanpassing van wetgeving en vaststelling van overgangsrecht in verband met de herziening van de maatregelen van kinderbescherming anpassing van wetgeving en vaststelling van overgangsrecht in verband met de herziening van de maatregelen van kinderbescherming VOORSTEL VN WET Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

» Samenvatting. » Uitspraak. 1. Verloop van de procedure. 2. Verdere beoordeling

» Samenvatting. » Uitspraak. 1. Verloop van de procedure. 2. Verdere beoordeling JPF 2010/82 Rechtbank Haarlem 13 april 2010, 150107/FA RK 08-3358; LJN BM5937. ( Mr. Otter Mr. Van Andel Mr. Ayal ) [Namen verzoekers], beiden te [plaats], hierna mede te noemen: verzoekers, advocaat:

Nadere informatie

Opmerkingen over Hoofdstuk 1. Wijziging van wetten Artikel 1.8, wijziging van het Bw

Opmerkingen over Hoofdstuk 1. Wijziging van wetten Artikel 1.8, wijziging van het Bw Parkstraat 83 Den Haag Correspondentie: Postbus 30137 2500 GC Den Haag Telefoon (070) 361 93 00 Fax algemeen (070) 361 93 10 Fax rechtspraak (070) 361 93 15 Aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2004 239 Besluit van 25 mei 2004 tot wijziging van het Besluit geslachtsnaamswijziging Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2017:386

ECLI:NL:RBMNE:2017:386 ECLI:NL:RBMNE:2017:386 Instantie Rechtbank Midden-Nederland Datum uitspraak 02-02-2017 Datum publicatie 16-02-2017 Zaaknummer C16/420604/FO RK 16-141 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere

Nadere informatie

Rapport (verkort) Naar aanleiding van de feitelijke uithuisplaatsing van een zesjarige jongen.

Rapport (verkort) Naar aanleiding van de feitelijke uithuisplaatsing van een zesjarige jongen. Rapport (verkort) Naar aanleiding van de feitelijke uithuisplaatsing van een zesjarige jongen. Oordeel De Kinderombudsman is van mening dat Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant vestiging Oss en de politie Oost-Brabant

Nadere informatie

Actiepunten voor de versterking van het Kinderrechtenverdrag Geformuleerd op de juridische deelconferentie van de Kinderrechtentop 2009

Actiepunten voor de versterking van het Kinderrechtenverdrag Geformuleerd op de juridische deelconferentie van de Kinderrechtentop 2009 Actiepunten voor de versterking van het Kinderrechtenverdrag Geformuleerd op de juridische deelconferentie van de Kinderrechtentop 2009 Actiepunten algemeen 1. Rechters moeten in iedere uitspraak waarbij

Nadere informatie

» Samenvatting. » Uitspraak. Procedure. JPF 2010/63 Rechtbank 's-gravenhage 3 november 2008, 305989 FA RK 08-1672; LJN BG8815. ( Mr.

» Samenvatting. » Uitspraak. Procedure. JPF 2010/63 Rechtbank 's-gravenhage 3 november 2008, 305989 FA RK 08-1672; LJN BG8815. ( Mr. JPF 2010/63 Rechtbank 's-gravenhage 3 november 2008, 305989 FA RK 08-1672; LJN BG8815. ( Mr. Verbeek ) [De moeder] te [plaats] (Marokko), hierna te noemen: de moeder, advocaat: mr. M. Kaouass. Als belanghebbenden

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:5046 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:5046 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2014:5046 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 04-11-2014 Datum publicatie 16-12-2014 Zaaknummer 200.148.742-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 222 Rijkswet van 18 april 2002 tot aanpassing van enige onderdelen van de Rijkswet op het Nederlanderschap en van de Rijkswet van 21 december

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855 ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855 Instantie Datum uitspraak 02-03-2007 Datum publicatie 05-09-2007 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 06/30391, 06/30389 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1997 38 Wet van 23 januari 1997 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten in verband met de herziening van de voorlopige maatregelen

Nadere informatie

Tussen feit en fictie

Tussen feit en fictie Tussen feit en fictie Corjo Jansen & Joost Sillen (red.) Bjorn Eggen Matthijs van Essen Tara Kok Anne Lansink Enrique Madereel Lidy Nabbe Dilara Öcalan Stijn Reinders Marleen Steintjes Irene Theunisse

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid van de behandeling van zaken betreffende personen- en familierecht MEMORIE VAN

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:3181

ECLI:NL:CRVB:2016:3181 ECLI:NL:CRVB:2016:3181 Instantie Datum uitspraak 22-08-2016 Datum publicatie 29-08-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/3877 PW-VV Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

INTERNATIONAAL VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND. Artikel 1 Definitie van het kind Ieder mens jonger dan achttien jaar is een kind.

INTERNATIONAAL VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND. Artikel 1 Definitie van het kind Ieder mens jonger dan achttien jaar is een kind. INTERNATIONAAL VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND Artikel 1 Definitie van het kind Ieder mens jonger dan achttien jaar is een kind. Artikel 2 Non-discriminatie Alle rechten gelden voor alle kinderen,

Nadere informatie

[Appellant 1] en [Appellant 2], beiden wonende te [woonplaats], (hierna: appellanten)

[Appellant 1] en [Appellant 2], beiden wonende te [woonplaats], (hierna: appellanten) LJN: BI3542, Centrale Raad van Beroep, 08/3709 WJZ + 08/3713 WJZ Datum uitspraak: 15-04-2009 Datum publicatie: 12-05-2009 Rechtsgebied: Sociale zekerheid Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie:

Nadere informatie

JPF 2012/161 Rechtbank Dordrecht 30 mei 2012, 96504/FA RK ; 96507/FA RK ; LJN BW7709. ( mr. Haerkens-Wouters )

JPF 2012/161 Rechtbank Dordrecht 30 mei 2012, 96504/FA RK ; 96507/FA RK ; LJN BW7709. ( mr. Haerkens-Wouters ) JPF 2012/161 Rechtbank Dordrecht 30 mei 2012, 96504/FA RK 12-7108; 96507/FA RK 12-71111; LJN BW7709. ( mr. Haerkens-Wouters ) [Verzoekster] te [adres verzoekster], verzoekster, advocaat: mr. M. Huisman

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 12 van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 12 van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers; STAATSCOURANT Nr. Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. 111 19 juni 2009 Besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 15 mei 2009, nr. 5600380/09, houdende wijziging van

Nadere informatie

Reacties en antwoorden op gestelde vragen Einde onderzoek De feiten

Reacties en antwoorden op gestelde vragen Einde onderzoek De feiten Geachte heer ( ), Bij brief van 16 mei 2013 heeft u bij ons een klacht voorgelegd van mevrouw ( ) over de Dienst Terugkeer en Vertrek (de DT&V). Op 2 juli 2015 heb ik u laten weten dat wij een onderzoek

Nadere informatie

Internetrecht 2015/2016

Internetrecht 2015/2016 Internetrecht 2015/2016 Internetrecht 2015/2016 onder redactie van: Mr. Dr. M.H. Paapst en Prof. Mr. A.R. Lodder Ars Aequi Libri Nijmegen 2015 ISBN: 978-90-6916-638-4 NUR 822 2015 Ars Aequi Libri, Nijmegen.

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:3478

ECLI:NL:CRVB:2014:3478 ECLI:NL:CRVB:2014:3478 Uitspraak 14/5824 WWB-VV 27 oktober 2014 Centrale Raad van Beroep Voorzieningenrechter Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening Partijen: [Verzoekster]te [woonplaats] (verzoekster)

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:357 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2017:357 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2017:357 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 07-02-2017 Datum publicatie 23-02-2017 Zaaknummer 200.199.846/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2003:AN9458

ECLI:NL:RBSGR:2003:AN9458 ECLI:NL:RBSGR:2003:AN9458 Instantie Datum uitspraak 24-11-2003 Datum publicatie 07-01-2004 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 03/59677 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

1.3.4 Recente wetswijzigingen... 9 1.3.5 De organisatie van de jeugdhulpverlening... 14 1.3.6 Samenwerkingsvormen... 17

1.3.4 Recente wetswijzigingen... 9 1.3.5 De organisatie van de jeugdhulpverlening... 14 1.3.6 Samenwerkingsvormen... 17 IX 1 Ter oriëntering..................................................................... 1 1.1 Inleiding............................................................................. 2 1.2 Begripsaanduidingen................................................................

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:4181

ECLI:NL:CRVB:2014:4181 pagina 1 van 5 ECLI:NL:CRVB:2014:4181 Instantie Datum uitspraak 12-12-2014 Datum publicatie Zaaknummer Rechtsgebieden Centrale Raad van Beroep 14-1024 AKW Socialezekerheidsrecht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ9770

ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ9770 ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ9770 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 09-01-2013 Datum publicatie 14-05-2013 Zaaknummer 200.114.823/01 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:16922

ECLI:NL:RBDHA:2016:16922 ECLI:NL:RBDHA:2016:16922 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 05-08-2016 Datum publicatie 17-03-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB 16/15687 en AWB 16/5690(vovo)

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2015:16050

ECLI:NL:RBDHA:2015:16050 ECLI:NL:RBDHA:2015:16050 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 17-02-2015 Datum publicatie 19-05-2016 Zaaknummer AWB 15/15988 en AWB 15/15989 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Gew. bij S.B. 1983 no. 104.

Gew. bij S.B. 1983 no. 104. WET van 24 november 1975, tot regeling van het Surinamerschap en het Ingezetenschap (S.B.1975 no.4), gelijk zij luidt na de daarin aangebrachte wijzigingen bij S.B. 1983 no. 104, S.B. 1984 no. 55, S.B.

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201201003/1/V4. Datum uitspraak: 3 oktober 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak rnet toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1998 309 Besluit van 14 mei 1998 tot wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1989 Wij Beatrix, bij

Nadere informatie

VOORZIENINGENRECHTER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

VOORZIENINGENRECHTER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG uitspraak VOORZIENINGENRECHTER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG Bestuursrecht zaaknummer: AWB 13/19825 en 13/19823 (gemachtigde: mr. drs. T. Neijzen), en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

Nadere informatie

Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER. BESCHIKKING van 20 december 2011 in de zaak met zaaknummer

Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER. BESCHIKKING van 20 december 2011 in de zaak met zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2011:BV6082 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 20-12-2011 Datum publicatie 16-02-2012 Zaaknummer 200.089.788-01 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECHTSCHEIDINGS PROCESRECHT SPREKER MR. H.A. GERRITSE 9 APRIL 2015 09:00-11:15 WWW.AVDRWEBINARS.NL

ECHTSCHEIDINGS PROCESRECHT SPREKER MR. H.A. GERRITSE 9 APRIL 2015 09:00-11:15 WWW.AVDRWEBINARS.NL ECHTSCHEIDINGS PROCESRECHT SPREKER MR. H.A. GERRITSE 9 APRIL 2015 09:00-11:15 WWW.AVDRWEBINARS.NL Inhoudsopgave Mr. H.A. Gerritse Jurisprudentie Hoge Raad 4 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP1402, met betrekking

Nadere informatie

Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming ~ 2500 GC Den Haag

Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming ~ 2500 GC Den Haag Parkstraat 83 Den Haag Correspondentie: Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming ~ 2500 GC Den Haag ~ Telefoon Fax algemeen (070) (070) 361 93361 009310 Fax rechtspraak (070) 361 9315 Aan de

Nadere informatie

Het conceptwetsvoorstel lesbisch ouderschap onder de loep

Het conceptwetsvoorstel lesbisch ouderschap onder de loep Het conceptwetsvoorstel lesbisch ouderschap onder de loep Machteld Vonk Inleiding Eindelijk is het zover: de regering is gekomen met een conceptwetsvoorstel om het ouderschap van lesbische paren te regelen.

Nadere informatie

VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND (IRVK)

VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND (IRVK) VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND (IRVK) Artikel 3 IRVK 1. Bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk

Nadere informatie

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I Besluit van, houdende wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de implementatie van de richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad ter bestrijding

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1856

ECLI:NL:RVS:2017:1856 ECLI:NL:RVS:2017:1856 Instantie Raad van State Datum uitspraak 12-07-2017 Datum publicatie 12-07-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201608063/1/A2 Eerste

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 153 Wet van 14 maart 2002, houdende regeling van het conflictenrecht inzake de familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming (Wet

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2015:6424

ECLI:NL:RBROT:2015:6424 ECLI:NL:RBROT:2015:6424 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 02-09-2015 Datum publicatie 09-09-2015 Zaaknummer C/10/476228 / FA RK 15-3821 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2018 190 esluit van 15 juni 2018, houdende wijziging van diverse algemene maatregelen van bestuur op het terrein van de volksgezondheid in verband

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstatc 201101639/1/V1. Datum uitspraak: 20 juni 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op de

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2016:10882

ECLI:NL:RBNHO:2016:10882 ECLI:NL:RBNHO:2016:10882 Instantie Datum uitspraak 28-12-2016 Datum publicatie 17-01-2017 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer C/15/245613 / FA RK 16-4085 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Adviescommissie voor. Vreemdelingenzaken. 1. Inhoud van het voorstel. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Adviescommissie voor. Vreemdelingenzaken. 1. Inhoud van het voorstel. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. bezoekadres Postadres 2500 EA Den Haag aan Postbus 20018 De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van het associatierecht EEG-Turkije ACVZ/ADV/20 16/010 datum 7juni 2016 06-4684 0910 Mr. D.J.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2012:BX7336

ECLI:NL:GHSHE:2012:BX7336 ECLI:NL:GHSHE:2012:BX7336 Instantie Datum uitspraak 11-09-2012 Datum publicatie 14-09-2012 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer HV 200.099.711 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen-

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL 2 Vergaderjaar 2010-2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

Aanbestedingsrecht 2016/2018

Aanbestedingsrecht 2016/2018 Aanbestedingsrecht 2016/2018 Aanbestedingsrecht 2016/2018 onder redactie van: Prof. mr. G.W.A. van de Meent en Mr. A. Stellingwerff Beintema Ars Aequi Libri Nijmegen 2016 ISBN: 978-90-6916-767-1 NUR 823

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2003:AL9057

ECLI:NL:GHSGR:2003:AL9057 ECLI:NL:GHSGR:2003:AL9057 Instantie Datum uitspraak 15-10-2003 Datum publicatie 20-01-2004 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage 027-D-03 Personen- en

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:10326

ECLI:NL:RBDHA:2014:10326 ECLI:NL:RBDHA:2014:10326 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 01-07-2014 Datum publicatie 20-08-2014 Zaaknummer 14/6302 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 24-01-2013 Datum publicatie 05-02-2013 Zaaknummer 200.113.026 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2015:6706

ECLI:NL:RBDHA:2015:6706 ECLI:NL:RBDHA:2015:6706 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 11062015 Datum publicatie 21072015 Zaaknummer C09488927 FA RK 153785 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen en

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2012:BY4474

ECLI:NL:GHARN:2012:BY4474 ECLI:NL:GHARN:2012:BY4474 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 25-10-2012 Datum publicatie 28-11-2012 Zaaknummer 200.111.854 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl www.mijnprivacy.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 29 980 Uitvoering van het op 19 oktober 1996 te s-gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning,

Nadere informatie

Gelet op artikel 21b, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van

Gelet op artikel 21b, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van Besluit van houdende aanwijzing van zittingsplaatsen van rechtbanken en gerechtshoven (Besluit zittingsplaatsen gerechten) Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 2012, nr., Gelet

Nadere informatie

INTERNATIONALE KINDERONTVOERING STAND VAN ZAKEN, VERZET VAN HET KIND?

INTERNATIONALE KINDERONTVOERING STAND VAN ZAKEN, VERZET VAN HET KIND? INTERNATIONALE KINDERONTVOERING STAND VAN ZAKEN, VERZET VAN HET KIND? Ius Commune Conference Amsterdam Workshop Family Law 29 november 2012 Geeske Ruitenberg Opbouw > Toepasselijk recht > Cijfers: wie

Nadere informatie

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht ECLI:NL:GHSHE:2016:416 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 11-02-2016 Datum publicatie 12-02-2016 Zaaknummer 200 180 361_01 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Prejudiciële beslissing op vraag van: ECLI:NL:RBDHA:2016:14425

Prejudiciële beslissing op vraag van: ECLI:NL:RBDHA:2016:14425 ECLI:NL:HR:2017:942 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 19-05-2017 Datum publicatie 19-05-2017 Zaaknummer 16/05572 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:104

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:2650

ECLI:NL:RBDHA:2017:2650 ECLI:NL:RBDHA:2017:2650 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 09-03-2017 Datum publicatie 20-03-2017 Zaaknummer 17/1303 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8147

ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8147 ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8147 Instantie Datum uitspraak 02-03-1999 Datum publicatie 11-09-2001 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 98/6295 ABW Bestuursrecht

Nadere informatie

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192 Rapport Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie haar klacht van 16 april 2004 over de lange duur van de behandeling

Nadere informatie

~uropees Sociaal Handvest (herzien)

~uropees Sociaal Handvest (herzien) ~uropees Sociaal Handvest (herzien) prof. mr. GJJ. Heerma van Voss Hoogleraar sociaal recht aan de Universiteit Leiden mr. A. ](eizer }\dvocaat Allen & Overy Amsterdam M. van der Sluis Student -assistent

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2003:AF3863

ECLI:NL:CRVB:2003:AF3863 ECLI:NL:CRVB:2003:AF3863 Instantie Datum uitspraak 07-01-2003 Datum publicatie 04-02-2003 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 01/2345 WAO Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2012:BY6590

ECLI:NL:RBHAA:2012:BY6590 ECLI:NL:RBHAA:2012:BY6590 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 16-10-2012 Datum publicatie 18-12-2012 Zaaknummer 193036 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en familierecht

Nadere informatie