Bedrijventerrein Vredemaker, fase IV

Transcriptie

1 Bedrijventerrein Vredemaker, fase IV Watertoets Definitief De Peyler Projektontwikkeling bv Grontmij Nederland B.V. Alkmaar, 4 maart 2009

2 Verantwoording Titel : Bedrijventerrein Vredemaker, fase IV Subtitel : Watertoets Projectnummer : Referentienummer : Revisie : 03 Datum : 4 maart 2009 Auteur(s) : Ing. M. Verzijde adres : martin.verzijde@grontmij.nl Gecontroleerd door : Ir. J. Haanstra Paraaf gecontroleerd : Goedgekeurd door : Ir. J. Haanstra Paraaf goedgekeurd : Contact : Robijnstraat RB Alkmaar Postbus AE Alkmaar T F noordwest@grontmij.nl Pagina 2 van 15

3 Inhoudsopgave Inleiding... 4 Aanleiding Doel Leeswijzer Huidige situatie... 5 Locatie plangebied Waterhuishouding... 5 Beheer en onderhoud Grondwater... 6 Freatische grondwaterstand Kwel/wegzijging... 7 Hoogteligging Riolering Toekomstige situatie Voorgenomen ontwikkeling Waterhuishouding Waterbeheer Compensatie toename verharding en dempingen Inrichting watergangen Beheer en onderhoud Grondwater Riolering Stelselkeuze Toekomstige afvalwaterproductie Regenwater Conclusies Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Watercompensatie plangebied Watercompensatie gronddam Brieven HHNK Pagina 3 van 15

4 1 Inleiding 1.1 Aanleiding De Peyler Projectontwikkeling bv heeft met de gemeente Wester-Koggenland overeenstemming bereikt over de uitbreiding van het bedrijventerrein Vredemaker met fase IV. De fasen I t/m III van het bedrijventerrein zijn reeds aangelegd. Nu er een overeenkomst met de gemeente is afgesloten, wil men overgaan tot het opstellen van een ontwerp bestemmingsplan, teneinde over te kunnen gaan tot uitgifte van bedrijfskavels. Onderdeel van het opstellen van een bestemmingsplan is het uitvoeren van de watertoets. Grontmij is in het verleden betrokken bij de voorbereiding van het bouw- en woonrijpmaken van fase I t/m III. Hiervoor zijn onder andere bestekken opgesteld. De gegevens van de werkzaamheden uit het verleden zijn gedeeltelijk gebruikt om aannames te doen voor de ontwikkeling van fase Doel Het uitvoeren van de watertoets heeft als doel om het van meet af aan meenemen van water bij ruimtelijke plannen en besluiten. Daarvoor is overleg nodig met de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium. Het gaat dus niet om een toets achteraf maar om vroegtijdige en actieve inbreng van de waterbeheerder en maatwerk voor elk plan. Met de Watertoets wordt er naar gestreefd om het reeds bestaande waterhuishoudkundig en ruimtelijke beleid goed toe te passen en uit te voeren. 1.3 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie beschreven. In hoofdstuk 3 wordt de toekomstige situatie beschreven. In hoofdstuk 4 worden de conclusies en de aanbevelingen opgenomen. Pagina 4 van 15

5 2 Huidige situatie 2.1 Locatie plangebied Het plangebied ligt in de gemeente Koggenland. De gemeente Koggenland is sinds 1 januari 2007 ontstaan door het samengaan van de gemeenten Wester-Koggenland en Obdam. Ten zuidoosten van de kern De Goorn ligt het bedrijventerrein Vredemaker-Oost. Dit bedrijventerrein wordt nu uitgebreid met een vierde fase. Fase IV ligt ten oosten van fase III, ten zuiden van de Vredemakersweg en wordt verder begrensd door de Braken en de provinciale weg N243 (Avenhorn Hoorn). In figuur 2.1 is de ligging van het plangebied weergegeven. Figuur 2.1 Ligging plangebied Het plangebied heeft in de huidige situatie een agrarische functie. Er bevinden zich geen woningen/boerderijen binnen het plangebied. 2.2 Waterhuishouding Het plangebied ligt in de Westerkoggepolder, in peilgebied met een vast streefpeil van NAP -4,00 m. Voor deze polder geldt dat Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HH- NK) oppervlaktewaterbeheerder is voor de waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen en de zuivering van afvalwater. De watergangen ten westen en ten zuiden van het plangebied zijn hoofdwatergangen. De watergangen ten oosten en noorden zijn schouwsloten (secundaire watergangen). In de noordelijke schouwsloot liggen enkele dammen met duikers. In figuur 2.2 is de waterhuishoudkundige situatie weergegeven. Pagina 5 van 15

6 Braken N243 Figuur 2.2 Waterhuishoudkundige situatie 2.3 Beheer en onderhoud De hoofdwaterlopen (ten zuiden en westen van het plangebied) worden door HHNK onderhouden. Dit wordt varend uitgevoerd. De schouwsloten worden door de aanliggende perceeleigenaren onderhouden. 2.4 Grondwater Freatische grondwaterstand Bij het bepalen van de vochtigheid van de bodem wordt gewerkt met grondwatertrappen (Gwt s). Deze trappen geven een klassenindeling weer van ten eerste de verschillende grondwaterstanden naar diepte en ten tweede de seizoensvariatie in de grondwaterstanden. De trappen worden vastgesteld op een schaal van I tot VII, van respectievelijk extreem nat tot extreem droog, zie tabel 2.1. Tabel 2.1 grondwatertrappenindeling Grondwatertrap I II III IV V VI VII GHG in cm mv (<20) (<40) <40 >40 < >80 GLG in cm mv < >120 >120 (>160) GHG gemiddeld hoogste grondwaterstand / GLG gemiddeld laagste grondwaterstand Het plangebied heeft een Gwt III. De gronden met deze grondwatertrap hebben een gemiddeld hoogste grondwaterstand van minder dan 40 cm -mv. De gemiddeld laagste grondwaterstand ligt tussen de 80 en de 120 cm -mv. Op basis van de gegevens van het bouw- en woonrijpmaken van fase 3 kan geconcludeerd worden dat onder de wegen drainage is aangelegd op circa 1 m mv. Pagina 6 van 15

7 2.4.2 Kwel/wegzijging Ter plaatse van het plangebied is sprake van een nagenoeg kwelneutrale situatie: de stijghoogte van het grondwater in het eerste watervoerende pakket is gelijk aan de freatische grondwaterstand. In figuur 2.3 is een afbeelding opgenomen met de kwelsituatie. Legenda Kwel (zomer, mm/d) <VALUE> < -1-1,0 - -0,5-0,5 - -0,25-0, ,25 0,25-0,5 0,5-0,75 0,75-1 <-1,5 Figuur 2.3 Kwelsituatie (zomer) [bron: kwel- en infiltratiekaart Noord-Holland 2.5 Hoogteligging In figuur 2.3 is de hoogteligging van het plangebied weergegeven. Deze figuur is gebaseerd op gegevens van de AHN (Actueel Hoogtebestand Nederland). Figuur 2.3 Hoogteligging (AHN) Pagina 7 van 15

8 Huidige situatie Op basis van figuur 2.3 kan geconcludeerd worden dat de hoogteligging van het gebied circa NAP -3,00 m en NAP -2,50 m bedraagt. Hiermee ligt de drooglegging tussen de 1,0 en 1,5 m. Op basis van de gegevens van het bouw- en woonrijpmaken van fase 3 kan worden geconcludeerd dat de wegashoogte van het bestaande bedrijventerrein Vredemaker-Oost op circa NAP - 2,45 m ligt. De omliggende wegen (Braken, N243 en de Vredemakersweg) liggen hier ruim boven. 2.6 Riolering Bij de realisatie van Vredemaker fase I en II is reeds rekening gehouden met de aanleg van fase III. Dit blijkt ook uit het rioleringsplan dat destijds zijn opgesteld. Voor fase I t/m III geldt dat er een verbeterd gescheiden stelsel is aangelegd. De uitlaten van de overstorten van het regenwaterstelsel bevinden zich in de noordwest hoek van fase I (nabij de rotonde), bij de zuidelijke grens van fase II en fase III en aan in zuidoost hoek van fase III. Pagina 8 van 15

9 3 Toekomstige situatie 3.1 Voorgenomen ontwikkeling Het bedrijventerrein Vredemaker-Oost wordt uitgebreid met een vierde fase. Het plangebied is circa 6,75 ha groot. De bestaande structuur van watergangen blijft gehandhaafd en wordt opgewaardeerd door de verruiming van enkele watergangen. In figuur 3.1 is de verkaveling opgenomen. Figuur 3.1 Verkaveling De plangrens ligt deels over de bestaande oevers. In het gepresenteerde ontwerp vindt voornamelijk een opwaardering van de waterstructuur plaats aan de noordelijke zijde van het plangebied. Ook de watergang aan de zuidkant wordt uitgebreid. 3.2 Waterhuishouding Waterbeheer De toekomstige ontwikkeling voorziet geen wijziging in het peilbeheer. In de toekomst blijft het plangebied deel uitmaken van de Westerkoggepolder, peilgebied met een vast streefpeil van NAP -4,00 m Compensatie toename verharding en dempingen Door de uitbreiding van het bedrijventerrein vindt een toename van verhard oppervlak plaats. Hierdoor stroom regenwater sneller af. Om de werking van het watersysteem niet te verslechteren moet de toename van verharding gecompenseerd worden door het graven van oppervlaktewater. In tabel 3.1 is de toekomstige voorgenomen inrichting met de daarbij behorende verharding opgenomen. Pagina 9 van 15

10 Tabel 3.1 Toekomstige oppervlakteverdeling Type oppervlak Oppervlakte Verhard oppervlak [m 2 ] [%] [m 2 ] Wegen en inritten ,5% Uitgeefbaar ,7% * Groen ,3% 0 Water ,5% 0 Extra water gronddam Bruto plangebied (zonder gronddam) % * Gebaseerd op 90% verharding van uitgeefbaar terrein Uit tabel 3.1 blijkt dat het verhard oppervlak toeneemt met m 2. HHNK hanteert een programma waarmee de benodigde watercompensatie per project kan worden berekend door het invoeren van locatiegebonden eigenschappen. Op basis van dit programma is de benodigde watercompensatie voor onderhavig project 9% van de toegenomen verharding. Hieruit kan geconcludeerd worden dat m 2 nieuw oppervlaktewater gegraven moet worden. Aangezien er m 2 nieuw water is opgenomen in het ontwerp is er een tekort van 838 m 2 aan water. Om dit op te lossen wordt een gronddam ten westen van de Braken verwijderd. Hiermee wordt 885 m 2 water gegraven. In totaal resteert dus een overschot van 47 m 2 aan waterberging Inrichting watergangen Bij het graven of uitbreiden van bestaande watergangen moet rekening worden gehouden met een aantal inrichtingseisen. De waterdiepte moet aansluiten op de bestaande waterdiepte, met een minimum van 0,40 m. Aangezien de uitbreidingen van de bestaande waterlopen vrij groot zijn, wordt geadviseerd een minimale waterdiepte van 1,0 1,2 m te realiseren. De taludhelling moet minimaal 1:2 zijn. 3.3 Beheer en onderhoud In de toekomst zullen de hoofdwatergangen in onderhoud blijven bij HHNK. De geplande kruisingen voor de ontsluiting van het bedrijventerrein kunnen een knelpunt opleveren. Deze kruisingen moeten doorvaarbaar zijn voor het uitvoeren van het onderhoud in de toekomst. Om deze reden moeten de kruisingen worden uitgevoerd als bruggen of als dammen met een doorvaarbare duiker. Voor bruggen en doorvaarbare duikers hanteert HHNK de volgende eisen betreffende het minimale doorvaartprofiel: een breedte van 2,50 meter; een hoogte van minimaal 1,10 meter ten opzichte van het plaatselijk geldende streefpeil; een minimale waterdiepte van 1,00 meter ten opzichte van het laagst geldende streefpeil. 3.4 Grondwater Het bestaande bedrijventerrein is aangelegd op een hoogte van NAP -2,45 m. Er is drainage aangelegd onder de wegen op een diepte van 1 m -mv. Er wordt vanuit gegaan dat dit voor fase 4 kan worden doorgezet. De drooglegging bedraagt dan 1,55 m. Wanneer dit noodzakelijk wordt geacht kan het definitieve bouwpeil en de noodzaak voor eventueel aanvullende ontwateringsmiddelen worden bepaald in het drainageplan. 3.5 Riolering Stelselkeuze Er wordt vanuit gegaan dat voor fase IV hetzelfde type stelsel gekozen wordt dat is toegepast op het bestaande bedrijventerrein. In de huidige situatie ligt er een VGS. In het rioleringsplan voor fase 3 (d.d. 7 november 2002, doc. nr ) wordt voor fase 4 aanbevolen om dit gebied apart te bemalen. Aansluiting op het gemaal Vredemaker is qua capaciteit alsmede uit oogpunt van dekking en verhang van de stelsels niet mogelijk. HHNK heeft een gescheiden stelsel voorgeschreven. Pagina 10 van 15

11 Toekomstige situatie Toekomstige afvalwaterproductie De toekomstige afvalwaterproductie neemt door de uitbreiding van het bedrijventerrein toe. Voor een schatting van de afvalwaterproductie wordt gebruik gemaakt van de ontwerpgrondslagen uit de Tweede Rioleringsnota (WrW, 2002). Als maatstaf wordt een afvalwaterproductie aangehouden van 0,5 m³/h/bruto ha terreinoppervlak. In dit geval moet gerekend worden op een toename van de afvalwaterproductie met 2,25 m³/h (4,5 ha * 0,5 m³/h/ha) Regenwater Voor de behandeling van regenwater hanteert HHNK de Beslisboom aan- en afkoppelen van de Werkgroep Riolering West-Nederland (WRW). Hierin wordt een onderverdeling gemaakt in typen verhard oppervlak, het gebruik daarvan en de hierbij te verwachten vervuiling in het afstromende regenwater. Voor bedrijventerreinen geldt dat daken rechtstreeks mogen worden aangesloten op het oppervlaktewater. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat er geen uitlogende materialen (koper, lood, zink) worden gebruikt in de bouw. Het regenwater dat via wegen, parkeervakken en verhard terreinoppervlak tot afstroming komt, wordt opgevangen in het rwa-stelsel. Voor bedrijventerreinen wordt wat betreft de behandeling van afstromend regenwater een VGS toegestaan. Pagina 11 van 15

12 4 Conclusies Door de uitbreiding van het bedrijventerrein Vredemaker-Oost met fase IV neemt het verhard oppervlak toe met m 2. HHNK heeft compensatie-eis afgegeven van 9%. In het ontwerp is een tekort aan water van 838 m 2. Met het verwijderen van een gronddam ten westen van de Braken wordt 885 m 2 gecompenseerd. In totaal resteert een overschot van 47 m 2 waterberging. In de toekomst blijft het plangebied deel uitmaken van de Westerkoggepolder, peilgebied met een vast streefpeil van NAP -4,00 m. De kruisingen van de wegen met de hoofdwaterloop aan de westkant van het plangebied moeten doorvaarbaar zijn voor de uitvoering van het onderhoud. Er wordt vanuit gegaan dat het bouwpeil van het bestaande bedrijventerrein voor fase 4 kan worden doorgezet. Het bestaande bedrijventerrein is aangelegd op een hoogte van NAP - 2,45 m. De drooglegging bedraagt dan 1,55 m. In het rioleringsplan voor fase 3 (d.d. 7 november 2002, doc. nr ) wordt voor fase 4 aanbevolen om dit gebied apart te bemalen, aansluiting op het gemaal Vredemaker is qua capaciteit alsmede uit oogpunt van dekking en verhang van de stelsels niet mogelijk. Als maatstaf wordt een afvalwaterproductie aangehouden van 0,5 m³/h/bruto ha terreinoppervlak. In dit geval moet gerekend worden op een toename van de afvalwaterproductie met 2,25 m³/h (4,5 ha * 0,5 m³/h/ha). Voor bedrijventerreinen geldt dat daken rechtstreeks mogen worden aangesloten op het oppervlaktewater. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat er geen uitlogende materialen (koper, lood, zink) worden gebruikt in de bouw. Het regenwater dat via wegen, parkeervakken en verhard terreinoppervlak tot afstroming komt, wordt opgevangen in het rwa-stelsel. Voor het bedrijventerrein sschrijft HHNK wat betreft de behandeling van afstromend regenwater een gescheiden stelsel voor. Met inachtneming van bovenstaande conclusies kan worden gesteld dat de ontwikkeling van fase IV van bedrijventerrein Vredemaker-Oost geen negatieve effecten heeft op de waterhuishoudkundige situatie. Pagina 12 van 15

13 Bijlage 1 Watercompensatie plangebied

14

15 Bijlage 2 Watercompensatie gronddam

16

17 Bijlage 3 Brieven HHNK

18

19

20

21

22

23