2 3

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "2 3"

Transcriptie

1 1

2 2 3

3 4 5

4 6 7

5 8 9

6 10 11

7 12 13

8 14 15

9 16 17

10 Ingeborg de Roode en Marjan Groot Ontwerpen voor het interieur Met bijdragen van Frans van Burkom Radboud van Beekum Jan de Bruijn Marthe Kes Hans Ibelings Coert Peter Krabbe Azinta Plantenga Pao Lien Djie Beatrix Ruf Fotografie Erik en Petra Hesmerg Uitgeverij THOTH Bussum Stedelijk Museum Amsterdam 18 19

11 Voorwoord 22 Beatrix Ruf Inleiding 26 Ontstaan, betekenis en receptie van de Amsterdamse School Marjan Groot en Ingeborg de Roode Het onderzoek en de resultaten 38 Ingeborg de Roode en Marjan Groot Een nieuwe zeer fantastische richting 42 Ontwikkeling en verspreiding van de Amsterdamse Schoolstijl Ingeborg de Roode Visuele representatie door foto s 82 Het gemis der kleur en het ideale interieur Ingeborg de Roode en Marjan Groot Michel de Klerk scheppend meubelkunstenaar 86 Frans van Burkom De Amsterdamse School in een commerciële context 96 Marjan Groot Kleuring en filtering van licht 116 Gebrandschilderd glas en glas-in-lood in interieurs Jan de Bruijn, Radboud van Beekum, Marthe Kes Janus schaatst Michel de Klerk ontwerpt een tafelklok 136 Frans van Burkom De Amsterdamse School in internationaal perspectief 140 Marjan Groot Blijvend goed? 150 Behoud en beheer van twee Amsterdamse Schoolinterieurs Coert Peter Krabbe De Amsterdamse School en de hedendaagse architectuur 158 Hans Ibelings Beeldkatern 168 Ingeborg de Roode Biografieën 234 Noten 260 Bibliografie 272 Index 286 Over de auteurs 295 Colofon 296

12 De meeste bezoekers van Amsterdam associëren de stad vooral met de zeventiende-eeuwse grachtengordel. Dat deel van de stad heeft behalve die grachten echter ook veel bruggen met expressieve sculpturen en smeedwerk uit de periode van de Amsterdamse School ( ). In wijken die iets buiten dat oude centrum liggen staat bovendien opvallende baksteenarchitectuur voor woningbouw uit deze stroming. 23 De uitbundige vormentaal van de Amsterdamse School kan zich de afgelopen decennia in een opmerkelijke populariteit verheugen. Veel gebouwen en de enkele interieurs die er nog uit de jaren 1910 en 1920 waren, zijn gerestaureerd. Sculpturale baksteenwanden hebben opnieuw een plaats in de recente Nederlandse architectuur gekregen. Studenten meubelvormgeving op het Hout- en Meubilerings College in Amsterdam laten zich inspireren door voorbeelden uit die periode en sommige ontwerpers werken in vergelijkbare plastische en decoratieve vormen. Het Stedelijk Museum organiseerde in 1975 de eerste museale tentoonstelling over de stroming en sluit nu met het project over de Amsterdamse School bij deze hernieuwde interesse aan. De Amsterdamse School kwam voort uit een groep bevriende architecten, maar breidde zich al snel uit tot andere disciplines. In dit boek staan naast de architectuur nu ook ontwerpen voor het interieur centraal. Een samenwerking tussen het Stedelijk Museum en kunsthistoricus Marjan Groot, destijds docent Design en Wooncultuur aan de Universiteit Leiden, heeft geleid tot een inventariserend onderzoek waarin onder meer de objecten en ontwerpen voor meubelen, lampen en klokken werden onderzocht. Er werd met meer dan honderd particuliere verzamelaars, liefhebbers en nazaten van architecten, sierkunstenaars en beeldhouwers contact gelegd om een completer beeld te vormen van Amsterdamse Schoolvormgeving in relatie tot het interieur. De resultaten van dat onderzoek zijn verwerkt in een tentoonstelling en in deze publicatie.

13 Beide willen de hele breedte van de Amsterdamse Schoolvormgeving laten zien, variërend van meubelen tot boekomslagen en van vloerkleden tot glas-in-loodlampen. We zijn iedereen die aan de totstandkoming hiervan heeft meegewerkt zeer dankbaar; zonder de vele bruikleengevers, personen die ons informatie hebben gegeven en degenen bij wie foto s gemaakt zijn, zou dit project niet mogelijk zijn geweest. Het doel van tentoonstelling en publicatie is allereerst de vormgeving van de Amsterdamse School de bekendheid te geven die het vanwege de specifieke kwaliteiten in het beste geval uitbundig, anti-rationalistisch, fascinerend in zeggingskracht en soms van een overrompelende schoonheid verdient. Bovendien is er een nadruk op subjectiviteit door het ervaren van vormen, wat in onze tijd opnieuw in de belangstelling staat. Voor een internationaal opererend museum als het Stedelijk is het een goede gelegenheid om deze met Amsterdam verbonden vormgeving meer exposure te geven. Het tijdstip waarop dat gebeurt kon niet beter: dit jaar is het honderd jaar geleden dat Het Scheepvaarthuis (nu Grand Hotel Amrâth Amsterdam) opende, het gebouw dat leidde tot de naam Amsterdamse School. Samen met andere organisaties in Amsterdam naast Hotel Amrâth ook Museum Het Schip, ARCAM en Bureau Monumenten en Archeologie zal dat worden gevierd met een Amsterdamse Schooljaar. Door de samenwerking met deze organisaties, de Universiteit in Leiden en de vele musea en particulieren, is dit een project waarin het Stedelijk streeft naar een bundeling van kennis en expertise die ook voor de toekomst kansen zal bieden er naast exclusieve ontwerpen ook commerciële vertalingen voor een grote groep gebruikers werden gemaakt. Daarnaast zal ook een precisering van de term en de stijl plaatsvinden. In het Stedelijk Museum Amsterdam, waar een grote collectie vormgeving aanwezig is naast de beeldende kunst, is het onderzoeken van de relatie tussen deze disciplines een uitdagend en verrijkend aspect van de dagelijkse praktijk. Er was bijvoorbeeld in de periode van de Amsterdamse School invloed van de expressionistische schilderkunst op het kleurgebruik en van de beeldhouwkunst op de sculpturaliteit. Hoewel de tentoonstelling en publicatie ook veel objecten uit andere museale en particuliere collecties tonen, zijn uit de eigen collectie zowel erkende topstukken gekozen als objecten waaraan men in relatie tot het museum niet snel denkt. Het Amsterdamse ontwerpbureau Kossmann.dejong tekende voor de vormgeving van de tentoonstelling en dit boek, op een manier die aansluit bij en rechtdoet aan de rijkdom van deze opmerkelijke periode in de geschiedenis van de vormgeving. In het project van het Stedelijk krijgt het begrip Amsterdamse School een herpositionering door een verbreding van het beeld in tijd, plaats en verspreiding. Er wordt aandacht besteed aan de hedendaagse interesse, aan het feit dat het niet alleen ging om architecten, ontwerpers en bedrijven uit Amsterdam en dat Beatrix Ruf directeur Stedelijk Museum

14 1 Ontstaan, betekenis en receptie van de Amsterdamse School Hendrik van den Eijnde i.s.m. Hildo Krop, beeldhouwwerk met Indische Oceaan bij entree van Het Scheepvaarthuis, , porfier en bouwaardewerk.

15 Marjan Groot en Ingeborg de Roode 1.2 Gebroeders Van Gendt, constructie van Het Scheepvaarthuis; Joan Melchior van der Mey m.m.v. Michel de Klerk en Pieter Lodewijk Kramer, exterieur van Het Scheepvaarthuis met links de toren waarin zich de belangrijkste directiekamers bevinden, Het begin van een School Op 1 mei 1916 werd op de Prins Hendrikkade in Amsterdam Het Scheepvaarthuis in gebruik genomen (afb. 1.2). Het gebouw, waarin zes scheepvaartmaatschappijen kantoor hielden, had een voor Nederland opvallende, nieuwe stijl. Deze was ontstaan door samenwerking van de architecten Joan van der Mey, Michel de Klerk en Piet Kramer. 1 De stijl werd omschreven als de moderne Amsterdamsche School met zijn expressionisme, met zijn moderne romantiek, met zijn fantasie. 2 De architect Jan Gratama, die het gebouw kort na de opening besprak, introduceerde de term Amsterdamse School. Hij was zelf opgeleid in Delft en werkte sinds 1908 in Amsterdam. Later zou hij ook opdrachten krijgen voor woningcomplexen die in het idioom van de Amsterdamse School werden gebouwd De architectuur van de Amsterdamse School heeft sculpturale baksteenfaçades. Bovendien hebben de façades overvloedige decoratie van expressief bouwbeeldhouwwerk in terracotta of natuursteen en grafische accenten van donker gekleurde hekwerken van smeedijzer (afb. 1.1). Verticale, torenachtige elementen contrasteren met horizontale lijnen van ramen of balkons (afb. 1.3 en 1.6). In de interieurs van de stroming is eenzelfde rijkdom aan vormen en materialen zichtbaar: lambriseringen en meubelen zijn vaak gemaakt van exotische houtsoorten, smeedwerk komt terug in hang- en sluitwerk of lampen, interieurtextiel en behang tonen verzadigde, veelal secundaire kleuren groen, oranje, paars die vaak een sterk contrast met elkaar of met zwart tonen (afb. 3.61, 3.66, 10.4, 10.5, 10.6). Ook hier spelen sculpturale totaalvormen en expressieve decoratie, net als bij het exterieur, een prominente rol. Als gebouw bevestigde Het Scheepvaarthuis de handel en het vervoer over de wereldzeeën met verwijzingen naar onder meer de historische zeehelden van de Republiek en wereldkaarten in het decoratieprogramma van het ex- en het interieur. Als we monumentale gebouwen opvatten als ijkpunten in een collectieve geschiedenis van een stad, dan completeert Het Scheepvaarthuis op haar moment van ontstaan een reeks gebouwen die allemaal verwijzen naar vervoer en handelsmacht van de stad Amsterdam en dicht bij het alleroudste deel van het stadscentrum liggen. Er zijn twee historische monumenten uit de Nederlandse Gouden zeventiende eeuw: s Lands Zeemagazijn met munitie ter verdediging van de handelspositie van de Republiek op zee en het stadhuis door Jacob van Campen dat wereldkaarten toont op de marmeren vloer van de publieke hal. Voor de eigentijdse bevestiging van Amsterdam als handelsstad staan de Beurs ( ) door H.P. Berlage, een gebouw dat als symbool van de stad ook figureert in een glas-in-loodraam in Het Scheepvaarthuis samen met Venetië en Batavia, en het laatnegentiende-eeuwse Centraal Station door P.J.H. Cuypers dat het nieuwe transport over het spoor introduceert. Het station en Het Scheepvaarthuis liggen nabij het IJ, het water dat de stad verbindt met de zee, waardoor de handelsstad groot kon worden. Waarom is Het Scheepvaarthuis gezien als het begin van deze Amsterdamse School? Iets aanduiden met het woord school impliceert altijd een vorm van nationale, lokale of persoonlijke profilering. De Amsterdamse School is in dit opzicht niet anders dan de L École de Nancy, de Wiener Secession of andere Nederlandse scholen in de architectuur, zoals de Delftse School. 4 Het lijkt erop dat het gebouw door zijn omvang en allure de stad bevestigde als onderscheidend toen na 1910 de Nieuwe Kunst van rond de eeuwwisseling

16 geen actualiteit meer bezat. Bovendien impliceert de geografische aanduiding Amsterdamse School hier ook de late consolidering van economische macht door handelsbelangen die de rijkdom waarborgden van de elite, niet alleen van Amsterdam, maar van heel Nederland. De maatschappijen die Het Scheepvaarthuis lieten bouwen waren van groot belang voor de koloniale goederenhandel en veel Nederlandse families hadden in een van de koloniën familieleden wonen die op dit terrein werkzaam waren. Het etiket school in kunst en vormgeving is ook een vorm van retoriek. Deze school had echter geen programma of manifest en Pieter Endt, die eveneens betrokken was bij de bouw van Het Scheepvaarthuis, ontkende het bestaan van een school zelfs na raadpleging van verschillende architecten. 5 Het waren anderen die het etiket gaven. En, zoals zo vaak het geval is, had dit etiket niet louter een positieve lading. Ofschoon architect Gratama het gebouw in 1922 dynamisch noemde in tegenstelling tot het statische karakter van het werk van Nieuwe Kunst-architect H.P. Berlage, gaf hij als kritiek in 1915 ook dat de noodige rust en eenheid in de gevels van Het Scheepvaarthuis ontbraken. 6 Maar architecten en ontwerpers namen de nieuwe vormgeving wel over, ook buiten Amsterdam. Al in liet W.M. Dudok inspiratie door de vormgeving zien in een kantoorgebouw voor het Leidsch Dagblad (afb. 1.5). 1.3 Margaret Kropholler, woningbouw in Holendrechtstraat, Rivierenbuurt, Amsterdam, voor Amstels Bouwvereeniging, George Martens, detail beschildering van het plafondbeschot in de gereformeerde kerk (Oosterkerk) van Kollum, van Egbert Reitsma, Daarna kwamen er navolgingen in onder meer Groningen (afb. 1.4), Utrecht en Roosendaal. 7 Toen al, en nu nog steeds, werd het ongeschreven manifest van de Amsterdamse School gesymboliseerd door één persoon: Michel de Klerk. De term verklerkt die de Delftse constructieprofessor ir. J.G. Wattjes in 1925 gebruikte is terecht, omdat het vooral De Klerk was die de School in haar extremiteit vorm heeft gegeven. 8 De Klerk en zijn collega-architecten en ontwerpers hadden zonder meer invloed in Nederland in de jaren vóór het functionalisme. Maar tien jaar na de bouw van Het Scheepvaarthuis en kort nadat Wattjes zijn uitspraak deed, was de reputatie van de Amsterdamse School in feite al tanende. Voorman De Klerk stierf in 1923, de economische crisis vanaf 1921 bemoeilijkte de financiering van woningbouwprojecten die heel erg belangrijk waren voor de Amsterdamse Schoolstijl, en de opkomst van De Stijl, het Bauhaus en van functionalistische architecten zoals Le Corbusier werd zichtbaar in tentoonstellingen, publicaties en in architectuur- en productvormgeving. Mentaliteit Ofschoon het begrip stijl voor het duiden van kenmerken in een discussie over vormgeving vrijwel onvervangbaar lijkt te zijn, is het voor de karakterisering van die vormgeving interessant om de School in de eerste plaats als een mentaliteit en pas in de tweede plaats als een stijl te beschouwen. 1.5 Willem Dudok, gebouw voor het Leidsch Dagblad, Witte Singel 1, Leiden, Het is de mentaliteit die aan de vooravond van het modernistisch functionalisme een late vorm van symbolisme in ere houdt, en die mensen aanzet tot interpretatie en projectie. Dit zijn zeer menselijke eigenschappen en misschien is het juist door die uitnodiging tot inleving dat het begrip Amsterdamse School het tussen de andere kleine Nederlandse architectuurscholen zo krachtig heeft overleefd. Voor ontwerpers lijkt de inlevende mentaliteit vanzelfsprekend te zijn door het lezen van vormen. De Klerk zelf wees op de mogelijkheid dat architectuur en vormgeving als talen kunnen spelen met vormen. 9 In Wendingen, het tijdschrift dat als spreekbuis voor de Amsterdamse School fungeerde, reikten ook anderen er zo n kader voor aan. De architect K.P.C. de Bazel bijvoorbeeld, besprak de eigenschap tot activeren van de beschouwer door vormgeving van De Klerk. Hij plaatste De Klerk in het veld van twee krachten die volgens hem de vormgeving in verschillende kunstperioden afwisselend domineerden: structurale wil en vormwil. De Bazel behoorde als theosofisch begeesterd architect tot de Nieuwe Kunstgeneratie van 1900 en hij ontwierp tussen 1919 en 1923 een ander groot handelsgebouw, dat van de Nederlandsche Handel-Maatschappij (nu Stadsarchief Amsterdam). In nogal pompeuze formuleringen had De Bazel het over ageren en gebruikte de woorden teeken, symbool en karakter. Hij schreef dat de ware kunstenaar als een antenne (een uiterst gevoelig instrument ) het rhythme van de tijd weergeeft: Zijn [De Klerks] werk toont, welk karakter de geestelijke onderstroom beheerscht en stuwt voort wat in het z.g. onderbewustzijn der wereld en menschenziel zich naar buiten werkt. (...) Daarom is het ware werk der kunst nimmer willekeurige, individueele, virtuose frats of modegril te achten, maar teeken en symbool, waaraan het in den geest groeiende te onderkennen is; waarin ook weder de tijdgeest zich zelf erkent. 10 De Bazel noemde ook het onderbewustzijn van de wereld en de ziel van de mens. Hij leek zonder problemen van het effect en affect van het werk uit te gaan toen hij schreef dat het geheel van de vorm van De Klerk ageert: Soms en in de beste gevallen geschiedt dat ageeren, door de vanzelfsprekend daartoe aangewezen organen, de zintuigen van het werk, die tot leven, en tot spreken van dit leven, fijn bewerktuigd zijn. 11 De Bazel beschreef het werk zelfs als een (plaatsvervangend) levend organisme. Hij kende hiermee levenloze niet-mimetische bouwwerken, sprekend leven toe. De werkende vorm stimuleert een reflectie die niet alleen hoeft te liggen in het zoeken naar de juiste betekenis en de intentie van de kunstenaar. Ageren kan leiden tot een proces van associatie en verklaring van de beschouwer en niet uitsluitend tot een bepaalde uitkomst van die associatie zoals de betekenis van een motief of symbool. 12 Dat dit ageren werkt, blijkt uit de teksten in Wendingen en uit de manieren waarop enkele auteurs over de Amsterdamse School hebben geschreven. 13 In de eerste kleine monografie over de architectuur van Piet Kramer verwees beeldhouwer Willem Retera bovendien naar de zeer populaire Franse filosoof Henri Bergson door dynamiek en beweging te zien als de kernwaarden van Kramers werk. In een kort overzichtsartikel over Moderne meubelkunst in Nederland gaf ook A. van der Boom in 1926 de kwalificatie beweging. Hij was vol lof over De Klerk en Kramer en vond het werk van beiden heerlijk onlogisch in vorm. Hun werk gaf aan dat ontwerpen niet alleen nut en functionaliteit hoefden te laten zien zoals bij de generatie voor hen. 14 Receptie Vanaf midden jaren twintig waren meubelen en andere gebruiksvoorwerpen van de Amsterdamse School ook aanwezig in de eerste overzichten die verschenen over nieuwe Nederlandse vormgeving. In het boekje over meubelen uit de serie De toegepaste kunsten in Nederland werden De Klerk, Kramer, Hildo Krop en anderen genoemd, soms met afbeeldingen van werk, en zowel in de eerste als de tweede editie (respectievelijk 1924 en 1928). De auteur, criticus Just Havelaar, typeerde De Klerk weliswaar als een genialen wager (gokker) maar meende tevens dat zijn meubelen hem van zijn zwakste kant toonden. 15 In het eerste overzicht van vormgeving door ontwerpster Jo de Jong, De nieuwe richting in de kunstnijverheid in Nederland uit 1929, dat werd geschreven in opdracht van de Nederlandsche Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst, waren ook Amsterdamse Schoolmeubelen opgenomen. 16 Daarnaast werden de architectuur en vormgeving in buitenlandse publicaties beschreven. 17 Zo was de Roemeense architectuurcriticus Jean Badovici ermee bekend omdat Wendingen in 1924 een heel nummer besteedde aan de meubelen en interieurs van de ontwerpster en zijn partner Eileen Gray. 18 Na 1945 kreeg het functionalistisch georiënteerde modernisme in de receptie van de vooroorlogse vormgeving vooralsnog de overhand en werd de canon van de geschiedenis van de vormgeving volgende pagina: 1.6 Michel de Klerk, Het Schip, woningen en toren aan de Hembrugstraat, Spaarndammerbuurt, Amsterdam,

17 32 33

18 bepaald door het rationele en functionele denken van dit modernisme. Deze canon had weinig op met de expressie, kleurigheid, verwijzingen naar andere culturen en volkskunst en de voortzetting van traditionele meubeltypen die we vinden bij de Amsterdamse School. Maar een canon is meestal een keurslijf. Ofschoon het functionalisme rebelleerde tegen de gevestigde orde bij het ontwerpen van arbeiderswoningen en als ideologie de maatschappelijke vooruitgang propageerde door technologie, heeft het niet als enige het predicaat op deze eigentijdse kwaliteiten. Ook de Amsterdamse School bouwde voor arbeiders al eerder en wilde het volk opvoeden door goede vormgeving van gebouwen, boekomslagen en prenten, een streven dat in de Nederlandse vormgeving al sinds het eind van de negentiende eeuw bestond. 19 De functionalistische canon verplaatst veel andere vormgeving naar de marge: de internationale reikwijdte van het modernisme, waarin het functionalisme leidend was, ontkent lokale verschillen. De eigenheid van kleine landen en kleine culturen waartoe ook Nederland behoort verdwijnt onder een internationale stijl. De modernistische architectuur werd niet voor niets International Style genoemd. 20 Door bij dit modernisme aan te sluiten werd Nederland ook als een op cultureel terrein progressief land gepromoot, in feite een vorm van contemporaine country branding waarvan later steeds weer gebruik is gemaakt. Volkskunst, decoratie, ambacht, ornament: de modernistische abstractie van de late jaren twintig na de Amsterdamse School maakte dit alles irrelevant. Dit internationale en globale is vanaf de late jaren zeventig langzaamaan door het postkolonialisme en postmodernisme gecorrigeerd tot lokale niveaus en door globalisering en internet tot het gelijktijdig bestaan van globaal en lokaal: beide hebben hun eigen waardevolle en ook problematische kwaliteiten. 21 Een pluraliteit aan opvattingen en stijlen werd opnieuw gewaardeerd omwille van eigenheid en persoonlijkheid die dreigde te verdwijnen. Omdat Amsterdam door de overmacht van haar architectonische geschiedenis veel minder als uitsluitend modernistisch naar voren komt, hoort dit pluralisme bij de stad. Maar ondanks die herwaardering van andere vormgeving blijkt de aanzuigende kracht van de modernistische canon uit de grote belangstelling die nog altijd voor De Stijl en het Bauhaus bestaat. In vergelijking hiermee geldt de Amsterdamse Schoolvormgeving als een lokale beweging die soms als onderdeel van een brede, internationale anti-rationalistische art decostroming wordt gezien. 22 Ook veel specialisten in Nederland zelf lijken in wezen te vinden dat die School niet past bij de landsaard: Nederland zou clichématig modern-functionalistisch zijn, praktisch maakbaar tot in de puntjes. Het moet echter worden gezegd dat er ook in de jaren zestig al internationale bewegingen waren die de status van het modernisme ondermijnden. Hiervan getuigen bijvoorbeeld de opgespoten fauteuils van Gunnar Aagaard Andersen, Verner Pantons Phantasy landscapes en het oranje-paars-zwart-witte interieur van de psychedelische kantine voor het personeel van weekblad Der Spiegel een van de weinige bewaard gebleven sixtiesinterieurs, zoals ook de oorspronkelijke interieurs van de Amsterdamse School zeldzaam zijn. 23 Voor velen was in de jaren zestig de hippiecultuur en de daarop volgende cultus rond flowerpower, zitzakken en op-artbehang, maar ook ready-made sinaasappelkistjesmeubelen, alom bepalend voor de bevrijding uit normen van stand, klasse en vooral leeftijd. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Amsterdamse School in die tijd een eerste herwaardering kreeg als contramentaliteit. Expressionisme, kleur, vernacular, een mix van hoge en lage cultuur en van verschillende culturen uit Europa en uit andere delen van de wereld: al deze eigenschappen van de stroming sloten aan bij de tijdgeest van de sixties. Buitenlandse onderzoekers en publicisten erkenden als eersten het belang van de stroming. Guido Canella, werkzaam in Milaan, architect van expressionistisch aandoende gebouwen en auteur van boeken zoals L Utopia della realtà (1965) en Il sistema teatrale a Milano (1966) schreef al in de jaren vijftig over de Amsterdamse School en noemde de stroming groots en smartelijk, zoals de jaren waaraan het perfect uitdrukking gaf. 24 De architectuurhistorici Nikolaus Pevsner, Henry-Russell Hitchcock en Reyner Banham noemden de stijl in belangrijke overzichtswerken. 25 De Amerikaanse Helen Searing en Susan Frank schreven in de jaren zestig hun dissertaties over een architectuuraspect van de Amsterdamse School. 26 Iets later herleefde ook in Nederland de interesse. In 1970 schreef J.J. Vriend een boekje over de Amsterdamse School. 27 Twee jaar later kregen de eerste gebouwen een monumentenstatus Het Scheepvaarthuis, woningbouwcomplexen De Dageraad en Het Schip rechts: 1.7 Wim Crouwel (Total Design Amsterdam), affiche voor de tentoonstelling Nederlandse architectuur Amsterdamse School in het Stedelijk Museum Amsterdam, 1975, offset, drukker Steendrukkerij de Jong & Co., Hilversum.

19 en de toiletgebouwtjes op het Valeriusplein en onderzocht de vakgroep kunstgeschiedenis van de Universiteit van Amsterdam de Amsterdamse School. 28 In dezelfde periode stimuleerden de eerste kunsthandelaren met interesse in vormgeving uit het begin van de twintigste eeuw Frans Leidelmeijer en Daan van der Cingel, en Ingrid Vos een herwaardering van de objecten als verzamelobjecten om hun esthetiek. Recent is dit gedaan door Willemien Thijssen in de brede context van art decovormgeving in Nederland. 29 De eerste grote museale tentoonstelling vond in 1975 plaats in het Stedelijk Museum Amsterdam (afb.1.7 ). 30 Er volgden monografieën en tentoonstellingen over architecten en beeldhouwers zoals Margaret Kropholler (1991, de enige vrouwelijke architect die helaas zeer weinig meubelen ontwierp), Hildo Krop (1992), Piet Kramer (1994), Michel de Klerk (1997), en H.Th. Wijdeveld (2006). 31 Toch kwam het interieur er in deze monografieën steeds bekaaid vanaf. Een uitzondering hierop zijn de publicaties van de hand van Frans van Burkom die in 1975 had meegewerkt aan de tentoonstelling in het Stedelijk Museum en die bleef publiceren over het onderwerp, onder meer met Michel de Klerk. Bouw- en meubelkunstenaar uit Vanaf de jaren negentig kwam er, mede als gevolg van het feit dat interieurgeschiedenis in deze tijd een serieus onderzoeksveld werd, wel aandacht voor de vormgeving en interieurs van de Amsterdamse School in breed opgezette overzichtsboeken. 33 Tegenwoordig wordt dergelijk onderzoek door verschillende instellingen gedaan, waaronder de Rijksdienst Cultureel Erfgoed en de Stichting Historische Interieurs, wat aanvullende informatie oplevert over originele elementen in particuliere woonhuizen en villa s. De Amsterdamse School in het Stedelijk In de jaren tien en twintig waren vormgevers en architecten van de Amsterdamse School regelmatig op tentoonstellingen in het Stedelijk Museum vertegenwoordigd, bijvoorbeeld op de lustrumtentoonstelling van Architectura et Amicitia in 1915 en op de Amsterdamsche Tentoonstelling van Woninginrichting (1921) waar meubelen ontworpen voor arbeiders centraal stonden (afb. 3.57). Maar na 1945 waaide in het Stedelijk Museum een krachtige functionalistisch-modernistische wind onder directeur Willem Sandberg ( ) en onder zijn opvolger Edy De Wilde ( ). De eerste grote tentoonstelling over De Stijl in 1951, die ook naar het MoMA in New York reisde, tentoonstellingen over Gerrit Rietveld (onder meer in 1959 en 1972) en het Bauhaus ( ) waren hiervan een bewijs. Tijdens het directoraat van Sandberg waren er wel solotentoonstellingen van enkele kunstenaars die met de Amsterdamse School geassocieerd worden H.Th. Wijdeveld, Hildo Krop, John Rädecker en Erich Wichman maar de meubelvormgeving kwam niet aan bod. 34 Onder zijn opvolger verdween het onderwerp vrijwel uit het tentoonstellings- en publicatieprogramma van het Stedelijk Museum met uitzondering van een presentatie over beeldhouwwerk van Hildo Krop en merkwaardigerwijs dus juist de grote overzichtstentoonstelling in Ondanks de schijnbare desinteresse voor Amsterdamse Schoolmeubelen, blijken er in de jaren zestig en zeventig wel meubelen aangekocht te zijn. 36 Aan het eind van het directeurschap van Edy de Wilde lag dit weer een stuk moeilijker. Reyer Kras, de toenmalige conservator en hoofd van de afdeling Toegepaste Kunst en Vormgeving, moest in 1985 een ameublement voor de zangeres Jo Immink uit de jaren dertig in een gematigde Amsterdamse Schoolstijl naar ontwerp van Piet Kramer zo ongeveer het depot in smokkelen (afb ). 37 En dat, terwijl het geen aankoop was maar een overdracht van de Gerrit Rietveld Academie aan wie Immink het had nagelaten. De tentoonstelling over de Amsterdamse School in 1975 werkte naar buiten toe in ieder geval als een trendbreuk; het modernistische imago werd er enigszins door genuanceerd. Al werden de expressieve meubelen en andere voorwerpen nog wel als vreemde eenden in klinische, witte ruimten gepresenteerd (afb. 1.8). 38 In de meubelcatalogus van het Stedelijk Museum uit 2004 werd gesuggereerd dat deze knieval wellicht te maken had met kritiek op het elitaire programma van het museum, maar ook met een hernieuwde interesse voor historische stadswijken. 39 onderzoek. Eind jaren negentig onderzochten we de Amsterdamse Schooltextielvormgeving al voor een tentoonstelling in het Textielmuseum in Tilburg. Dit onderzoek leverde destijds veel nieuwe informatie op. Dat verwachtten we ook van een nieuw omvangrijk onderzoek naar meubelen en andere interieuronderdelen. Zo konden niet eerder bestudeerde ontwerpen, zoals die van Hildo Krop die zich sinds enkele jaren in het Stadsarchief Amsterdam bevinden (afb. 1.9), en de ontwerpen voor lampen van Atelier Willem Bogtman uit Haarlem in het onderzoek worden meegenomen (zie hoofdstuk 7). Ook werden meubelstukken gevonden waarvan de verblijfplaats of het bestaan onbekend was. Daarnaast is gezocht naar bedrijfsgeschiedenissen en marketingstrategieën aan de hand van advertenties. In de volgende hoofdstukken worden de resultaten van dit onderzoek gepresenteerd, ruim veertig jaar na de tentoonstelling uit Sinds die tijd is de Amsterdamse School geleidelijk weer een geoorloofd onderwerp in het museum geworden, hoewel er tot na het jaar 2000 relatief weinig werd aangekocht en tentoongesteld. 40 In het algemeen gold overigens eveneens dat het museum meer aandacht ging besteden aan niet-modernistische vormgeving, zoals organische vormgeving uit de jaren zestig van Günter Beltzig en Luigi Colani, en de Italiaanse postmodernistische Memphisgroep. Ook Memphis verkondigde de herwaardering van decoratie, niet-functionalistische vormen en dreef de spot met de scheiding tussen hoge en lage cultuur. 1.8 Michel de Klerk, salonameublement voor t Woonhuys, ontwerp , op de tentoonstelling Amsterdamse School, Hildo Krop, ontwerptekening voor fauteuil, circa 1925, kleurpotlood op papier. Collectie Stadsarchief Amsterdam. Zoals eerder opgemerkt, leidde de hernieuwde interesse in de Amsterdamse Schoolarchitectuur sinds de jaren zeventig in Nederland niet onmiddellijk tot een uitgebreide bestudering van de vormgeving van meubelen en andere objecten voor het interieur. Daarom startten wij in 2006 een groot inventariserend

20 2 Ingeborg de Roode en Marjan Groot Begin 2016 hebben we een databank met bijna vijfduizend records. Tijdens het onderzoek naar meubelen en andere interieuronderdelen uit de Amsterdamse Schoolperiode hebben wij contact gehad met honderden verzamelaars, conservatoren, kunsthandelaren, onderzoekers en nabestaanden van ontwerpers en architecten (afb ). Het project Amsterdamse Schoolmeubelen wordt afgerond met een tentoonstelling en dit boek. Wij willen hier een kort verslag van het onderzoek geven. Het onderzoek In 2006 startten wij met het onderzoek. Er werd begonnen met de inventarisatie van beeldmateriaal van meubelen (inclusief lampen, klokken, haarden en spiegels) in de stijl van de Amsterdamse School. Het doel was een overzicht te krijgen van de productie in die periode en van de ontwerpers en producenten die daarbij betrokken waren. Daarnaast wilden we een beter begrip van de Amsterdamse Schoolvormgeving krijgen. Behalve naar foto s van uitgevoerde stukken in publicaties, archieven en op internet, zochten we ook naar ontwerpen en naar stukken waarvan nog geen foto s bestonden. Daarom werden werkfoto s gemaakt in archieven, in depots van musea, bij kunsthandelaren en bij particulieren. We besloten voor de databank waarin al het beeldmateriaal zou worden opgenomen Adlib Museum Lite te gebruiken, de gratis en eenvoudiger versie van Adlib dat door veel musea voor registratie van hun collectie wordt gebruikt. Door het plaatsen van een oproep via verschillende media (in 2011 in Art Deco magazine, in 2014 in Het Parool en vanaf 2015 op ons eigen weblog amsterdamseschool.tumblr.com (afb. 2.1)) kwamen we met veel particuliere verzamelaars in contact en werd ons onderzoek bij steeds meer mensen bekend. 1 Samen met stagiaires werd de databank gevuld. Na de eerste, Nicole Sentis van de Universiteit Leiden die de databank opzette en de eerste instructies opstelde, volgden Merielle Soeters (UL), Jamie Tergau (VU), Azinta Plantenga (UL), Tessel Vleeskens (UvA), Elise Warmenhoven (UL), Marleen Windhorst (UL), Tanuja Kraaijeveld (UL), Catherine Regout (UvA), Jan de Bruijn (UL), Marthe Kes (UL), Jara Apeldoorn (UL), Emma Järvenpäa (RUN), Lise-Milou Lagerwerf (UL), Susanna Huigen (UL) en Lisette van den Berg (UL). Zonder hen was deze arbeidsintensieve inventarisatie niet mogelijk geweest. Verwarring over de Amsterdamse School Tijdens het onderzoek bleek dat voor veel mensen de term Amsterdamse School niet alleen met de expressionistische of strakkere variant zoals wij die hanteren wordt geassocieerd, maar ook met de Nieuwe Kunst (Berlage, Van den Bosch) en met de Haagse Stijl (Wouda, Spanjaard). Aangezien t Binnenhuis van Berlage en Van den Bosch ook in Amsterdam gevestigd was en de productie die van de Amsterdamse School in tijd overlapt, is die verwarring begrijpelijk. De ontwerpen zijn echter veel minder uitbundig gedecoreerd en strenger van opbouw (afb. 3.3). En de strakkere variant van de Amsterdamse School, die met de typografie van het tijdschrift Wendingen verwantschap heeft, lijkt op het eerste gezicht inderdaad op de Haagse Stijl (zie p en afb. 2.2). De Amsterdamse variant maakte echter gebruik van meer samengestelde lineaire vormen en decoratie zoals ook in het tijdschrift terwijl in Den Haag meer enkelvoudige vormen voorkwamen. De combinatie van verschillende houtsoorten met (ge)zwarte onderdelen is wel vergelijkbaar. Daarnaast is er ook vaak onduidelijkheid met betrekking tot de invloed van de Franse art deco. De Amsterdamse School wordt internationaal vaak gezien als de Nederlandse variant van die internationale stroming, maar in Nederland kwam ook invloed van de Franse variant voor (zie p ) 2. Er zijn stukken die kenmerken van verschillende stromingen tonen. Ontwerpers houden zich natuurlijk niet aan onze, later geformuleerde, indelingen en ook vaak niet aan de contemporaine etiketten (zie ook hoofdstuk 9). De resultaten Uit de inventarisatie bleek dat er nog behoorlijk veel meubelen zijn en dat er veel verschillende ontwerpers en fabrikanten bij de verspreiding van de Amsterdamse School betrokken waren. Er zijn ook veel klokken en lampen bewaard gebleven, maar veel minder haarden en spiegels. Men had minder spiegels in huis dan bijvoorbeeld lampen, en haarden zijn moeilijk te handhaven als de techniek verandert, maar meer spiegels hadden we aanvankelijk wel verwacht. Het aantal Amsterdamse Schoolkasten was relatief hoog: meer dan vierhonderd, ongeveer evenveel als stoelen, wat de aandacht voor dit type meubel illustreert. Het blijkt dat aardig wat particulieren nog tussen de Amsterdamse Schoolmeubelen leven. In Nederland zijn enkele tientallen verzamelaars die veel stukken bezitten en in ieder geval hun woonkamer voor een groot deel hiermee hebben ingericht. Daar is enigszins te zien wat voor sfeer interieurs in die tijd hadden (afb. 2.3). Er zijn immers nog weinig oorspronkelijke interieurs intact. We zijn iedereen die ons heeft ontvangen om de objecten te documenteren of ons zelf foto s heeft opgestuurd heel dankbaar hiervoor. Zonder de medewerking van honderden personen zou deze inventarisatie niet mogelijk zijn geweest. We hopen met dit project veel materiaal te hebben verzameld op basis waarvan in de toekomst verder onderzoek gedaan kan worden naar individuele ontwerpers en fabrikanten. De databank is voor onderzoekers raadpleegbaar. Voor de tentoonstelling en het boek hebben we besloten om de Amsterdamse Schoolvormgeving voor het interieur in de volle breedte te laten zien, inclusief keramiek, glas, textiel en metalen objecten. Ook aan de grafische vormgeving wordt aandacht besteed, zodat de breedte van de stroming voor iedereen duidelijk wordt. 2.1 Screenshot van weblog amsterdamseschool.tumblr.com. 2.2 Henk Wouda, bureau/toilettafel, 1928, eiken en coromandel, uitv. H. Pander & Zn., Den Haag.

21 2.3 Verzamelaar Richard Hopman in zijn woonkamer H. Jonkman tussen zijn verzameling keramiek van de ESKAF. 2.4 Guido (neef van Louis Bogtman) en Ansje van den Muyzenberg, met gebatikte kast van Louis Bogtman. 2.6 Jan Westenberg in zijn interieur.

22 3 Ontwikkeling en verspreiding van de Amsterdamse Schoolstijl Joan Melchior van der Mey en Willem Bogtman, ontwerp van de kap, en Van der Mey i.s.m. Michel de Klerk en Pieter Lodewijk Kramer (toegeschreven), ontwerp lampen in het trappenhuis van Het Scheepvaarthuis, , gebrandschilderd glas-in-lood, uitv. Willem Bogtman, Haarlem, en smeedijzeren lampen vermoedelijk Winkelman & Van der Bijl, Amsterdam.

23 Ingeborg de Roode Het Scheepvaarthuis: totaalontwerp van de Amsterdamse School? In 1911 werd Joan van der Mey benaderd voor het ontwerpen van de gevels van een nieuw kantoorgebouw voor zes scheepvaartmaatschappijen op de Prins Hendrikkade. 1 Hij was toen net freelance aesthetisch adviseur van de afdeling Publieke Werken van de gemeente Amsterdam geworden. Het architectenbureau van de ervaren gebroeders Van Gendt tekende voor de betonnen constructie van het nieuwe gebouw. Vanwege de omvang van de opdracht haalde Van der Mey al snel de architecten Michel de Klerk en Piet Kramer als assistenten erbij. 45 Zij werkten de ontwerpen uit voor het exterieur en de gemeenschappelijke ruimten van het interieur (afb. 3.1). Bij de uitvoering waren ook betrokken: de beeldhouwers Willem Brouwer (tot 1913), Hildo Krop en H.A. van den Eijnde, voor het smeedwerk de firma s Spaan uit Delft en Winkelman & Van der Bijl uit Amsterdam, en voor het glas-in-lood het atelier van Willem Bogtman uit Haarlem. Hoewel het kantoorgebouw niet het eerste opgeleverde gebouw van de architecten was waarvoor ze ex- en interieur hadden ontworpen het gebouw van de Bond voor Minder Marinepersoneel van Kramer in Den Helder was al in 1914 klaar en het IJ-paviljoen waaraan hij samen met Van der Mey werkte in 1915 werd het wel het boegbeeld van de nieuwe richting en de daaraan verbonden idealen. 2 Het ideaal was een totaalontwerp dat in samenwerking met andere kunstenaars en ambachtslieden vanuit één gedachte was ontworpen en uitgevoerd: beeldhouwers, smeden, houtsnijders, textielontwerpers en fabrikanten van glas-in-lood, lampen en meubelen konden erbij betrokken zijn. Er werd gestreefd naar een gemeenschapskunst waarin ruimte was voor persoonlijke expressie. Van der Mey noemde een meubel zelfs een gevoelsding en iets dat ontroering zou kunnen opwekken. 3 Helaas bleek dat ideaal slechts sporadisch realiseerbaar te zijn, omdat de architecten een heel ander type opdrachten kregen. Na implementatie van de Woningwet uit 1901, waardoor de financiering van sociale woningbouw voor een groot deel in handen van de overheid kwam, en het wegvallen van veel particuliere opdrachten door de Eerste Wereldoorlog, kregen architecten die tot de Amsterdamse School werden gerekend vooral veel opdrachten voor arbeiderswoningen. In veel gevallen behelsde die opdracht alleen de façades, niet de plattegronden, laat staan interieurs. Hoewel ze daarom vaak bekritiseerd zijn, waren ze ook zelf daarover gefrustreerd. 4 In een periode dat Europa geteisterd werd door de Eerste Wereldoorlog was de oplevering van Het Scheepvaarthuis in 1916 natuurlijk een bijzondere gebeurtenis. Nederland was in die oorlog neutraal en het gebouw dat voor het grootste deel voordat de oorlog begon werd ontworpen vertoont geen spoor van wat er gaande was in de landen rondom. Maar kunstenaars waren wel op de hoogte en probeerden beroepsgenoten te steunen. Hildo Krop uitte zijn weerzin tegen de oorlog in de reliëfs die hij in 1917 belangeloos voor het Belgenmonument van architect Huib Hoste in Amersfoort ontwierp. 5 Bij de opdracht voor Het Scheepvaarthuis werden in elk geval kosten noch moeite gespaard. 6 Toch kan er ook bij dit gebouw eigenlijk niet van een totaalontwerp of Gesamtkunstwerk worden gesproken, want de inrichting van de kantoren en directiekamers werd door elke scheepvaartmaatschappij afzonderlijk bepaald. Dit zorgde ervoor dat naast de jonge garde zoals De Klerk en Kramer ook Theo Nieuwenhuis enkele interieuropdrachten kreeg (afb. 3.2). Nieuwenhuis behoorde als ontwerper van onder meer meubelen en textiel tot de Nieuwe Kunststroming. 7 Deze Nederlandse variant van de internationale art nouveau die tussen 1890 en 1900 in verschillende landen in Europa ontstond, werd in Amsterdam gekenmerkt door een rationalistische ontwerpopvatting waarbij met behulp van een geometrisch stramien werd ontworpen; dit heette systematisch ontwerpen. 8 De ontwerpers die bij verkooplokaal t Binnenhuis waren betrokken (onder meer architect H.P. Berlage en adjunct-directeur Jac. van den Bosch) waren daarvan belangrijke vertegenwoordigers (afb. 3.3). 9 Nieuwenhuis was in die rationalistische richting een van de ontwerpers die kostbare materialen en geabstraheerd ornament toepaste; hun meubelen en andere objecten voor het interieur werden door kunsthandelaren zoals Van Wisselingh & Co ook betrokken bij uitvoering van Nieuwenhuis meubelen voor Het Scheepvaarthuis aan een bemiddelde clientèle verkocht. 10 Terwijl Berlage als (deels zelf benoemde) voorman van de rationalistische richting door sommige Amsterdamse Schoolaanhangers werd bekritiseerd De Klerk sprak over hem als iemand die taal en spel der vormen niet verstaat en daardoor niet de eigenlijke schoonheid heeft kunnen voortbrengen, gold Nieuwenhuis voor velen als een onomstreden collega-ontwerper. 11 Als bewijs daarvan kunnen bijvoorbeeld vroege zitmeubelen gelden van De Klerk en Kramer met stoffen van Nieuwenhuis (afb. 12.7). Interieurtextiel dat beter aansloot bij zijn eigen vormentaal expressiever was en een vrijere decoratie toonde was er tot ongeveer 1920 nauwelijks. 12 Het interieur van de grote vergaderruimte in Het Scheepvaarthuis, de Beraadzaal, dat door Nieuwenhuis was ontworpen heeft een zeventiendeeeuws voorkomen en doet naast de interieurs van De Klerk en Kramer voor kenners gedateerd aan. 13 Hun ontwerpen, zoals die voor de directiekamers van de Stoomvaart-Maatschappij Nederland (SMN) en de Koninklijke Paketvaart Maatschappij (KPM) op de tweede respectievelijk derde verdieping in de toren, sluiten naadloos aan bij de gemeenschappelijke ruimten van het gebouw, waardoor de indruk van

24 Theo Nieuwenhuis, interieur van de grote gemeenschappelijke vergaderruimte in Het Scheepvaarthuis, de Beraadzaal, Uit: Hirsch [ca. 1928], z.p. een totaalontwerp toch kon postvatten (afb. 10.7, 10.9). Door het ontbreken van gesigneerde ontwerptekeningen voor het interieur is het moeilijk te achterhalen wie voor welk onderdeel verantwoordelijk was. Van der Meys naam wordt meestal geassocieerd met de grote lampen in de entreehal van Het Scheepvaarthuis (afb. 3.5), maar of dat ook voor alle andere (21 verschillende) lampontwerpen in de hal en gangen geldt en of zijn naam niet vanzelfsprekend vanwege zijn rol als hoofdarchitect werd genoemd blijft onduidelijk. 14 Hij zou in ieder geval wel, samen met Willem Bogtman, verantwoordelijk zijn voor het ontwerp van de glas-in-loodoverkapping in de traphal (3.1, 7.4). Voor die glaskap zijn vijf ontwerptekeningen bewaard gebleven. 15 Er zijn verder kopieën van drie extravagante lampontwerpen voor directiekamers van De Klerk bekend (12.10, 12.12, 12.13). Omdat deze ontwerpen sterke verwant-schap tonen met lampen in de gemeenschappelijke ruimten is het aannemelijk dat De Klerk zich ook met het ontwerp van die armaturen bemoeid heeft. Hoewel Kramer als mede-ontwerper van de SMN-directiekamer te boek staat, lijkt het op basis van zeer recent in het Stadsarchief Amsterdam teruggevonden ontwerpschetsen dat De Klerk de meubelen voor die en andere ruimten ontwierp (p ). 16 Uit de tekst op een kaartje van Van der Mey uit december 1914 blijkt overigens dat Van der Mey in die periode ook aan meubelontwerpen werkte. rechts: 3.3 Theo Colenbrander, vloerkleed Artisjok, ca. 1901, geknoopte wol, uitv. Amersfoortsche Tapijtfabriek, Amersfoort, of Koninklijke Deventer Tapijtfabriek, Deventer; H.P. Berlage, schrijftafel, 1898, eiken, naaldhout, laken; Jac. van den Bosch, klok, 1912, eikenhout en messing, uitv. t Binnenhuis, Amsterdam; C.A. Lion Cachet affiche voor de lustrumtentoonstelling van Architectura et Amicitia in het Stedelijk Museum, 1915, kleurenlitho op papier, drukker v/h Roelofzzen-Hübner & Van Santen, Amsterdam; C.A. Lion Cachet, boekband voor Kleinoodiën uit Luther s nalatenschap van Dr. H.A. van Bakel, 1917, gemarmerd en met goud en zilver gestempeld linnen, uitgever S.L. van Looy, Amsterdam, drukker Joh. Enschedé & Zonen, Haarlem. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam (vloerkleed schenking Vereniging Quellinus Amsterdam, klok schenking Martin Visser, boekband schenking M.B.B. Nijkerk, Amsterdam).

25 links: 3.4 Joseph Crouwel, hal van het hoofdpostkantoor in Utrecht, Van der Mey schreef: Beste Menschen, Kramer en De Klerk werken nog aan meubels Scheepvaarthuis. Ben ook bezig, haast, meubilair teekeningen en schetsen Zaterdag klaar. Kr. en Kl. nog steeds geen inzicht. Beterschap met allen, Jo. Het is helaas niet duidelijk om welke meubelen het gaat en voor welke ruimte ze bestemd waren. 17 Het lijkt erop dat we daar ook niet meer achter zullen komen. In de meubelen in de directiekamers zijn verschillende aspecten aanwezig die een belangrijke rol in de Amsterdamse Schoolvormgeving zouden spelen: de parabool (of de meer puntige versie, de spitsboog), sculpturale totaalvormen en gebeeldhouwde, soms bijna sensuele decoratie (afb. 3.6, 12.16). Hiermee sluiten de meubelen naadloos aan bij de architectuur van de Amsterdamse School, waarin deze zelfde aspecten voorkomen (afb. 3.4). De Klerk ontkende zelf overigens de overeenkomsten tussen het ontwerpen van een gebouw en een meubel. Voor hem was een meubel een geheel bijzonder weezen. 18 Vrijwel alle hoofdrolspelers die bij Het Scheepvaarthuis betrokken waren Van der Mey, De Klerk (12.6, 12.7), Kramer (afb. 12.8) en de beeldhouwer Krop (12.5) ontwierpen in deze periode ook meubelen. In het ontwerp van Van der Mey voor fauteuils in de ontvangstruimte van Garage Fongers uit 1913 (afb. 3.7, 3.8) is een vormelement te zien dat in alle vormgevingsdisciplines en de architectuur veel voorkwam: de diagonaal golvende of getrapte vorm. 19 Het lijkt een dynamiek in de vormgeving te brengen waarmee de ontwerpers zich distantiëren van de strenge geometrie van de meer rationalistische ontwerpen Joan Melchior van der Mey (en/of mogelijk Michel de Klerk), lamp in de entreehal van Het Scheepvaarthuis, , smeedijzer en geblazen glas, uitv. vermoedelijk Winkelman & Van der Bijl, Amsterdam. Collectie Grand Hotel Amrâth Amsterdam.

26 3.6 Michel de Klerk mogelijk samen met Pieter Lodewijk Kramer (toegeschreven), vergaderstoel uit de directiekamer van de Scheepvaart-Maatschappij Nederland (SMN) op de tweede verdieping van Het Scheepvaarthuis, , palissander, beuken, leer, metaal. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), Rijswijk, in langdurig bruikleen bij Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam. 3.7 Joan Melchior van der Mey, ontvangstruimte in Garage Fongers, Contemporaine foto van Bernard Eilers. Collectie Nederlands Fotomuseum, Rotterdam Inspiratiebronnen De Amsterdamse School heeft een vormentaal die visuele inspiratie vond bij kunst en architectuur van verschillende culturen uit de hele wereld. De voedingsbodem voor de diverse inspiratiebronnen was het architectenbureau van Eduard Cuypers in Amsterdam. Bij Cuypers, neef van P.J.H. Cuypers die onder meer het Rijksmuseum en het Centraal Station in de hoofdstad ontwierp, werkte voor kortere of langere tijd een groot aantal architecten en ontwerpers die later een rol in de stroming zou spelen (afb. 3.10). Allereerst Van der Mey, De Klerk en Kramer, maar ook Guillaume la Croix, Evert Kuipers, Adolf Eibink, Jan Antoine Snellebrand, B.T. Boeyinga, Jan Boterenbrood, Dick Greiner, J.M. Luthmann, Nicolas Lansdorp en André Vlaanderen. 20 In tegenstelling tot zijn oom, die verankerd was in katholieke kringen en zich tot de neo-renaissancistische en neo-gotische bouwkunst beperkte, creëerde Ed. Cuypers een open sfeer op zijn bureau, waarin indrukken die via reizen, tijdschriften, boeken en dergelijke waren opgedaan in eclectische ontwerpen konden worden verwerkt (afb. 3.9). 21 Hoewel Cuypers zelf geen actief aanhanger van de theosofie is geweest, was hij deel van een cultureel klimaat, dat er vanaf het begin van de twintigste eeuw door beïnvloed was, en kunnen verschillende eigenschappen van zijn werkwijze daarmee in verband worden gebracht. 22 De kerngedachte van de theosofie, waarvan de oorsprong in het oosten ligt, is dat alle wezens in essentie één zijn. Er was onder meer een bijzondere belangstelling voor oosterse culturen, voor het toekennen van een cruciale rol aan de kunstenaar als opvoeder van het volk en voor het samengaan van verschillende onderdelen en disciplines in een Gesamtkunstwerk. Door het accepteren van een harmoniemodel waarin eenheid in verscheidenheid wordt gezien, kunnen eclectische ontwerpen en zelfs opeenvolgende stijlen naast elkaar bestaan. Met name via de architecten Mathieu Lauweriks en K.P.C. de Bazel was de theosofie in Amsterdamse culturele kringen geïntroduceerd. Aanvankelijk was het ontwerpen op systeem in deze kringen van groot belang; het gebruik van een geometrisch systeem werd in verband gebracht met een religieuze en metafysische wereldorde. De behoefte aan een vrijere, intuïtievere vormgeving was mede oorzaak van het verdwijnen van deze methode en van de introductie van een meer persoonlijke, expressionistische werkwijze. Uit de kringen van de Amsterdamse Schoolarchitecten waren in ieder geval C.J. Blaauw, 3.8 Joan Melchior van der Mey, fauteuil, 1913, gebeitst mahonie en triplex, nieuwe katoenen bekleding, oorspronkelijk was er een los kussen, uitv. Meubelfabriek Nederland J.A. Huizinga, Groningen. Collectie M. Kreulen-Herweijer, Neerijnen. 3.9 Eduard Cuypers, wandlamp waarschijnlijk afkomstig uit zijn eigen woning, circa 1910, metaal, zijden kap (zijde gereconstrueerd). Collectie Milko Prinsze, Amsterdam Medewerkers van het architectenbureau van Eduard Cuypers (in stoel) in Amsterdam, o. a. Michel de Klerk (met gevouwen handen rechts van het midden op de achtste rij), Joan van der Mey (derde van links), Pieter Lodewijk Kramer (geheel rechts), Guillaume la Croix (links naast De Klerk) en André Vlaanderen (met arm op rugleuning stoel van Cuypers), Collectie Het Nieuwe Instituut, Rotterdam.

27 Jan de Meijer, J.F. Staal en Herman Baanders bij de theosofie betrokken. Uit de vormgevers daaromheen waren ook zilversmeden Frans Zwollo sr. en jr., grafisch ontwerper Anton Kurvers en schilder en publicist Just Havelaar lid van de Theosophische Vereniging. 23 De interesse voor oosterse culturen binnen de Amsterdamse School, die door de theosofie werd gestimuleerd, gaat verder op ontwikkelingen uit het einde van de negentiende eeuw. De Bazel en Lauweriks hadden toen al Egyptisch en Assyrisch aandoende decoratie in hun werk toegepast. 24 Andere buitenlandse invloeden die vaak genoemd werden zijn die uit Groot-Brittannië (Charles Rennie Mackintosh en Baillie Scott), Duitsland/Oostenrijk (daar kom ik later op terug), Scandinavië (vooral wat De Klerk en Van der Mey betreft die daar gereisd hadden) en die van primitieve volkeren (zoals de Noord-Amerikaanse indianen). 25 De invloeden zijn meestal niet meer zonder meer te herkennen, maar verwerkt in de smeltkroes waaruit veel ontwerpen tevoorschijn kwamen. Een inspiratiebron die soms nog wel te herkennen is, zijn de platen uit de publicatie Kunstformen der Natur uit 1904 van Ernst Haeckel (afb ). De microscopisch kleine organismen en dieren uit de oceanen werden voor het eerst in aantrekkelijke kleurenplaten gepubliceerd, waarmee Haeckel zich ook tot architecten en ontwerpers richtte. 26 De Haeckelpublicatie werd opvallend populair. In Nederland werden al in 1905 platen gepubliceerd. 27 Het Scheepvaarthuis heeft op verschillende plaatsen ornamenten en decoraties die beïnvloed zijn door deze voorbeelden (afb ). Voor een kantoorgebouw van scheepvaartmaatschappijen zijn vormen die refereren aan de maritieme wereld een toepasselijk motief. Ik kan mij echter niet aan de indruk onttrekken dat dergelijke motieven vanaf dat moment veel vaker dan daarvoor werden gebruikt. Dat kan met de populariteit van de publicatie van Haeckel te maken hebben, maar wellicht ook met de overrompelende uitstraling van Het Scheepvaarthuis. Al snel werden er in Nederlandse publicaties over bouwen en architectuur artikelen aan het gebouw gewijd. 28 Octopussen, vissen, zeemonsters en golven lenen zich goed voor de expressieve uitstraling die de ontwerpers nastreefden. Hoewel symmetrie nog wel voorkwam in de ontwerpen, had het niets meer te maken met de strenge, geabstraheerde natuurvormen uit de Nieuwe Kunstperiode. Ontwerpers konden zich veel vrijer uitdrukken. In dit verband werd vaak verwezen naar C.A. Lion Cachet en Th. Colenbrander, twee kunstnijveraars uit de vorige generatie, die een dergelijke vrijheid al eerder in hun werk hadden bereikt, daardoor een aparte positie hadden ingenomen in de Nieuwe Kunstperiode en als voorbeeld voor de Amsterdamse Schoolvertegenwoordigers konden dienen (afb. 3.3). Ook later behielden zij overigens die aparte positie als bijzondere eenlingen in het artistieke veld. Amsterdamse Schoolarchitect J.F. Staal noemde Lion Cachet als de geheel eenige verschijning met zijn ongebreidelde vrije schoonheidsuitingen. 29 Meubelen van De Klerk, Kramer en Krop De meeste vroege meubelontwerpen in het idioom van de Amsterdamse School werden voor eigen gebruik gemaakt, voor familie of vrienden. Krop ontwierp vooral veel voor familie. In het Gemeentemuseum Den Haag bevindt zich een groot ameublement dat hij voor zijn zus Willy en zwager Alfred Polak in 1917 ontwierp (afb. 3.13). Het bestaat uit meubelen, een klok, piano, kapstok, spiegel en vloerkleden. Een paar jaar eerder had hij al een studeerkamerameublement voor hen ontworpen. Krop is een van de weinigen uit de kerngroep van de Amsterdamse School die niet alleen volledige interieurs, inclusief vloerkleden, ontwierp, maar ze ook daadwerkelijk liet uitvoeren. Van De Klerk zijn wel wat textielontwerpen bekend, maar behalve een vloerkleed voor t Woonhuys en misschien het tapijt in Het Scheepvaarthuis (afb. 10.6) is voor zover bekend niets uitgevoerd, en sowieso is er niets bewaard gebleven. 30 Van Kramer bestaan alleen twee ontwerpen voor een vloerkleed in een studentenkamer. 31 Alleen van de architecten Eibink & Snellebrand is ook een aantal vloerkleden bewaard gebleven. 32 Krop kon via een andere zwager, Adriaan van Wijngaarden, die in Rhenen tapijtfabriek Tapijtfabriek De Volharding bezat, zijn tapijtontwerpen gemakkelijk laten uitvoeren. Het ging bij Krop daarom vaak om machinaal geweven kleden, dus niet handgeknoopt wat bij de meeste andere prestigieuze vloerkleden in deze periode gebruikelijk was. Voor de Van Wijngaardens ontwierp Krop in 1921 ex- en interieur van Huize de Geer (afb , 12.45). Het was een van de weinige totaalontwerpen, inclusief vloerkleden, die gerealiseerd zijn. De zeer succesvolle beeldhouwer zou zich in de loop der tijd ontpoppen als de veelzijdigste kunstenaarontwerper van de Amsterdamse School, hoewel ook architect, decorontwerper, typograaf en grafisch ontwerper Wijdeveld misschien aanspraak op dit predikaat zou kunnen maken. Behalve autonome Michel de Klerk, tafel, ontwerp , mahonie en gebeitst hout, uitv. t Woonhuys, Amsterdam; Hildo Krop, sieradendoos, , coromandel en gebeitst hout; Fons Reggers, broches, , gehamerd zilver, verschillende stenen, uitv. Gebr. Reggers, Amsterdam. Collectie Meentwijck (sieraden) en particuliere collectie Pieter Lodewijk Kramer, buffet voor P. Kofman, woonachtig op de Admiraal de Ruyterweg in Amsterdam-West, , gebeitst eiken, essentriplex, smeedijzer, gesneden decoraties, hardsteen, uitv. Firma Jansen en Nusink/Nusink en Zoon, Amsterdam. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam Hildo Krop, ameublement voor familie Polak-Krop, 1917, gebeitst eikenhout, metaal, machinaal geweven wollen kleden. Collectie Gemeentemuseum, Den Haag Pieter Lodewijk Kramer, onderdelen van een woninginrichting voor P. Kofman, woonachtig op de Admiraal de Ruyterweg in Amsterdam-West, , gebeitst eiken, essentriplex, smeedijzer, gesneden decoraties, gebeitst iepen en vuren (fauteuil), bekleed met wol (nieuwe bekleding), uitv. Firma Jansen en Nusink/Nusink en Zoon, Amsterdam. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam Presentatietekening van salonameublement en interieurontwerp van Michel de Klerk ontworpen in , gebruikt voor opname in catalogus van t Woonhuys uit 1919, waterverf, potlood en inkt op papier. Collectie Centraal Museum, Utrecht.

28 54 55 sculpturen, bouwbeeldhouwwerk, een huis, meubelen, klokken en vloerkleden ontwierp Krop ook (bouw)- keramiek, een huisstijl, penningen, een haardscherm, houten sieradendozen en theatermaskers (afb. 3.11, , ). 33 Door zijn achtergrond als beeldhouwer en de manier waarop hij figuratieve decoratie in zijn werk opnam, is het vrijwel altijd direct te herkennen. Bij de ontwerpen van De Klerk en Kramer is dat een stuk lastiger. Wat hier ook meespeelt, is dat er over Kramer door het ontbreken van veel ontwerptekeningen voor meubelen minder bekend is. Vermoedelijk onder invloed van zijn opdrachtgevers zijn sommige van Kramers ontwerpen overigens minder uitgesproken dan die van De Klerk (afb. 3.14). Een van de vroegste opdrachtgevers buiten de familiekring was advocaat mr. J.H. Polenaar, die voor zijn woning en kantoor bij De Klerk respectievelijk Kramer vanaf 1912 meubelen bestelde (afb. 12.6, 12.7). Bij de kast van Kramer is al de zwaarte te herkennen die veel van zijn latere meubelen karakteriseerde. De vroege opdracht van Polenaar zou voor De Klerk van groot belang blijken te zijn, want nadat de eigenaar van t Woonhuys, F.J. Zeegers, die had gezien, gaf hij hem in 1915 een opdracht voor het ontwerpen van een salon- en een eetkamerameublement. t Woonhuys maakte meubelen in allerlei verschillende stijlen en bood deze aan zijn klanten aan via modelkamers en brochures (afb ). Hoewel De Klerk er niet erg voor was om zonder de context te kennen meubelen te ontwerpen, kwam de opdracht door de slapte in de bouw ten gevolge van de Eerste Wereldoorlog op een goed moment. 34 De Klerk zou zijn meest karakteristieke en populaire ontwerpen maken (afb. 3.15, 3.16). In het salonameublement vallen onder meer de op ijzers van een slede lijkende glijders van de zitmeubelen op, een vorm die hij voor het eerst bij zijn klok uit 1914 had gebruikt (afb. 8.4). In ontwerpen voor kasten paste De Klerk soms agressief ogend hang- en sluitwerk van smeedijzer toe (afb. 3.18). Hij had eerder met het materiaal gewerkt voor hekwerken aan of bij gebouwen en natuurlijk voor de lampen in Het Scheepvaarthuis. Latere ontwerpen van De Klerk lijken overigens iets minder agressief en uitgesproken te zijn (afb , 12.55). Er zijn weinig andere ontwerpers die smeedwerk op met De Klerk vergelijkbare wijze toepasten. Op een gebatikte kast van Louis Bogtman zijn echter scharnieren gebruikt die wel door De Klerk moeten zijn beïnvloed (afb. 3.17, 3.18). Bogtman werkte voordat hij in Hilversum in het door zijn vader Cornelis opgerichte atelier voor gebruiksvoorwerpen ging werken in enige tijd bij zijn oom, glazenier Willem Bogtman, en zal via hem goed op de hoogte zijn geweest van Amsterdamse Schoolontwerpen. 35 Verspreiding in eigen kring: architecten en beeldhouwers Door persoonlijke en professionele contacten, beïnvloeding via opleidingen en verenigingen, breidde de groep architecten en beeldhouwers waarvan het werk veel overeenkomsten vertoonde met de makers van Het Scheepvaarthuis zich steeds verder uit. 36 Velen kregen van lokale en landelijke overheden, waar ambtenaren en bestuurders werkten die hen goed gezind waren, opdrachten voor gebouwen. Ondanks de geringe mogelijkheden die er waren om totaalontwerpen te realiseren, ontwierpen ze vrijwel allemaal meubelen, in veel gevallen andere interieurobjecten (bijvoorbeeld klokken en lampen) en soms ook boekbanden, affiches en andere grafische vormgeving. Dit zal overigens niet altijd vanuit een bewuste keuze voor een brede ontwerppraktijk zijn gebeurd, maar ook wel om financiële redenen in tijden dat er weinig gebouwd werd. Behalve de al eerder genoemden ontwierpen de volgende architecten naast gebouwen ook andere zaken: Blaauw (afb. 3.20), La Croix, G.J. Rutgers, Boterenbrood, Gustaaf Adolf Roobol (afb ), Greiner (afb. 3.21), Joseph Crouwel (afb , 12.59), Wijdeveld (afb ), Jan de Meijer, Theodoor Lammers (afb ), Vorkink & Wormser (afb. 3.61), Eibink & Snellebrand (afb , 12.65). Soms ging het om hele interieurs, ook al was het dan niet voor een gebouw van henzelf. Meestal ging het om unieke ontwerpen voor particuliere opdrachtgevers, in enkele gevallen om serieproductie. Er was bij sommigen in deze tijd wel een streven naar het schoon industrieel uitgevoerde meubel en er waren verschillende initiatieven om goedkope meubelen voor arbeiders te ontwerpen, maar in de praktijk vergden de meeste meubelen teveel handwerk en waren zelfs de zeer eenvoudige ontwerpen nog te duur. 37 Men zou wellicht verwachten dat vanwege het artistieke succes van Het Scheepvaarthuis er ook opdrachten voor scheepsinterieurs naar de betreffende vertegenwoordigers van de Amsterdamse School zouden zijn gaan, maar dat is niet het geval. Voor scheepsinrichtingen was Lion Cachet links: 3.16 Michel de Klerk, dressoir, ontwerp , mahonie, coromandel en andere (deels gezwarte) houtsoorten, smeedijzer, uitv. t Woonhuys, Amsterdam; Michel de Klerk, klok, 1914, deels gezwart esdoorn, ijzer en messing, uitv. vermoedelijk Willem Rädecker; Lambertus Zwiers, ontwerp voor behang (rapport gekopieerd), , gouache op papier. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam (ontwerp schenking de heer en mevrouw J.C. Snoeck Henkemans, Amstelveen).

29 56 57

30 vorige pagina: 3.17 Louis Bogtman, scharnieren van buffetkast, circa 1925, smeedijzer, uitv. Atelier Bogtman, Hilversum. Particuliere collectie. de belangrijkste ontwerper. 38 Het is mogelijk dat de rederijen vanwege commerciële redenen toch liever enigszins op safe speelden dan hun klanten een zeer eigenzinnige, ongewone inrichting voor te schotelen. Zelfs een collega-ontwerper en publicist als Paul Bromberg vond de meubelen van de Amsterdamse Schoolarchitecten begin 1926 nog een nieuwe zeer fantastische richting. 39 Vooral de meubelen van Eibink & Snellebrand kunnen zich wat betreft uitbundigheid meten met die van De Klerk. Ook de plattegronden van hun gebouwen hebben zeer expressieve contouren en vormen (afb.3.22). Helaas zijn veel van die plannen niet uitgevoerd. 40 Het is opmerkelijk dat ook veel beeldhouwers zich op het ontwerpen van meubelen, lampen en dergelijke richtten: naast Krop bijvoorbeeld Van den Eijnde (afb ), Cris Agterberg (afb. 3.53) en Bernhard Richters (afb. 3.24). Het belang van sculpturale elementen in architectuur en gebruiksvoorwerpen van de Amsterdamse School maakte de weg vrij voor een belangrijke rol van deze beroepsgroep. Een van de belangrijksten was John Rädecker (afb. 3.23). Hij leerde Hildo Krop beeldhouwen, werkte met architecten samen, onder wie De Klerk en Kramer, maar ontwierp zelf geen meubelen of andere gebruiksvoorwerpen. Ook waren er veel contacten via zijn broers Willem, een meubelmaker, en Toon, die beeldhouwer was. 41 Terwijl de nieuwe vormgeving door architecten en beeldhouwers werd toegepast, waren zij geen georganiseerde groep met een gezamenlijk manifest. Maar velen schreven artikelen die ervoor zorgden dat hun ideeën toch bekend werden. 42 De meesten van hen waren lid van het architectengenootschap Architectura et Amicitia (A et A) en droegen op enigerlei wijze bij aan het tijdschrift Wendingen, dat vanaf 1918 onder de bezielende leiding van architect H.Th. Wijdeveld door A et A werd uitgegeven. Wendingen werd een manifest van de brede belangstelling die de Amsterdamse Schoolaanhangers hadden door zowel de vormgeving van de omslagen, die steeds door een andere kunstenaar of architect werden ontworpen, als door de inhoud (afb. 3.23). 43 Er werd zowel over westerse kunst als oosterse kunst geschreven, zowel over Amsterdamse School en het Duitse expressionisme als over een meer functionalistisch georiënteerde art deco-ontwerper zoals Eileen Gray. Naast uitgesproken expressionistische omslagen werden er ook ontwerpen gemaakt door constructivistische kunstenaars, met name Vilmos Huszár en El Lissitzky. 44 Het eerste omslag, dat de invloed toonde van Chinese wolkenbanden, werd ontworpen door Mathieu Lauweriks (afb.12.68). Dit was toepasselijk, omdat hij veel invloed had op de typografie van het binnenwerk met het tijdschrift Ring dat hij tijdens zijn verblijf in Duitsland ( ) had gemaakt. Het tijdschrift was een voorbeeld voor Wendingen. 45 Daarna had hij een geometrische typografische Louis Bogtman, kast, circa 1925, gebatikt hout, smeedijzer, uitv. Atelier Bogtman, Hilversum. Particuliere collectie Dick Greiner, ontwerptekening voor lamp, ca. 1920, kleurpotlood op papier. Collectie Het Nieuwe Instituut, Rotterdam Michel de Klerk, scharnier van dressoir voor t Woonhuys (afb. 3.14), ontwerp , smeedijzer. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam Cornelis Jouke Blaauw, voorzittersstoel en vergaderstoel voor School voor Kunstnijverheid in Haarlem, waar hij docent Bouwkunde was, , gebeitst eiken en trijp (vernieuwd), uitv. Nusink en Zoon. Collectie Frans Leidelmeijer, Amsterdam Eibink & Snellebrand, plattegrond van Landhuis in de duinen, 1917, potlood op papier. Collectie Het Nieuwe Instituut, Rotterdam John Rädecker, Mannetje met vleugels, 1922, gegoten beton. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam. Dit is mogelijk het exemplaar dat in 1925 op de internationale tentoonstelling in Parijs werd geëxposeerd; er werd toen een nieuw afgietsel gemaakt.

31 links: 3.24 Bernard Richters, lamp, circa 1920, brons met gebatikte zijden kap (reconstructie), uitv. Winkelman & Van der Bijl, Amsterdam. Collectie The Wolfsonian Foundation, Miami. stijl ontwikkeld waarin de letters zelf decoratie werden, vergelijkbaar met de latere ontwerpen van Wijdeveld voor Wendingen (afb ). De Wendingen-stijl van typografie beïnvloedde niet alleen de grafische vormgeving, maar ook de architectuur en andere vormgevingsdisciplines (afb. 3.26, 12.74). Naast de meer expressieve, sculpturale richting van de Amsterdamse School ontstond een strakkere variant waarin samengestelde geometrische vormen, met veel aandacht voor lineaire elementen, de boventoon voerden. De stijl onderscheidde zich van de kubistische richting die vooral in de jaren twintig opkwam onder invloed van De Stijl, het daarmee verwante constructivisme en ook van de Haagse Omslagen van het tijdschrift Wendingen, maandblad voor bouwen en sieren, van Genootschap Architectura et Amicitia, ontworpen door diverse ontwerpers: linksboven Michel de Klerk, 1 (1918) 2, bedrukt papier, ingenaaid met raffia, uitgever De Hooge Brug, Amsterdam, drukker N.V. Electrische drukkerij Volharding, Amsterdam; rechtsboven Hildo Krop, 1 (1918) 3, bedrukt papier, ingenaaid met raffia, uitgever De Hooge Brug, Amsterdam, drukker N.V. Electrische drukkerij Volharding, Amsterdam; linksonder Hildo Krop, 15 (1932) 5/6, bedrukt papier, ingenaaid met raffia, uitgever C.A. Mees, Santpoort, drukker Ipenbuur & Van Seldam, Amsterdam; rechtsonder Tine Baanders, 12 (1929) 7, bedrukt papier, ingenaaid met raffia, uitgever De Hooge Brug, Amsterdam, drukker N.V. Electrische drukkerij Volharding, Amsterdam. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam.

32 Stijl van ontwerpers als Hendrik Wouda, Cor Alons en Frits Spanjaard door die meer samengestelde vormen en nadruk op lineaire elementen. 46 De Wendingen-stijl en symbolistischexpressionistische grafische vormgeving Wijdeveld had met zijn Wendingen-stijl grote invloed op de grafische vormgeving. Ontwerpers zoals Fré Cohen en Anton Kurvers namen in de jaren twintig de vormentaal met schreefloze letters en zetbakelementen als decoratieve onderdelen over (afb. 3.27, 12.75, 12.77). 47 Bij goede ontwerpers zoals zij leverde dat interessante vormgeving op. Net zoals bij de expressieve architectuur van de Amsterdamse School waren er vurige aanhangers en felle tegenstanders. Grafisch ontwerper en publicist W.F. Gouwe vond vooral voor affiches gelden dat op geen andere wijze zulk een sterke impressie van eenheid en decoratieve structuur te verkrijgen is, maar tekende ook aan dat imitaties ervan door de schijnbare eenvoud al snel mislukten en de typografie belachelijk maakten. 48 S.H. de Roos, die zelf een behoorlijk rationalistisch typograaf was, classificeerde het echter als slecht zetwerk omgeven door [ ] artistieke lijnenwirwar. 49 Naast de Wendingen-stijl, bestond er een meer expressionistische grafische vormgeving. Deze haalde zijn inspiratie voor vormen onder meer uit de expressionistische architectuur en vormgeving, zijn kleurgebruik uit de expressionistische schilderkunst (zie hierover ook p. 69) en zijn sfeer soms uit de symbolistische kunst (afb , 12.80). De invloed van het negentiendeeeuwse symbolisme werkte lang in Nederland door. Dit is bijvoorbeeld te zien in affiches van Wijdeveld en Agnes Canta (afb ). De expressionistische richting had geen invloed op andere disciplines, maar onderging juist invloeden van andere disciplines. Deze richting sloot meer aan bij eerdere stromingen en was daarmee dan ook van minder groot belang dan de meer vernieuwende Wendingen-stijl. Het is overigens opmerkelijk dat zowel Wijdeveld als Lauweriks, Jac. Jongert en Anton Kurvers in beide stijlen werkten, deels gelijktijdig. Hoewel de vormgeving van letters en cijfers van groot belang was binnen beide Amsterdamse School-richtingen is er nooit één lettertype geweest dat op grote schaal gebruikt kon worden. Misschien ook wel omdat de ontwerpers juist de vrijheid en individualiteit wilden behouden. De expressieve vormgeving van cijfers speelde een grote rol bij huisnummers en wijzerplaten van klokken, van letters onder meer bij tijdschrift- en boekomslagen, belettering van gebouwen en op bruggen (afb ). De Amsterdamse brugletter, die vanaf 1930 op alle bruggen werd gebruikt en misschien ontworpen is door Anton Kurvers die bij Publieke Werken in dienst was, komt het dichtst bij zo n lettertype (afb. 3.29). 50 Aangezien er vanaf toen tot 1952 ruim 150 bruggen zijn gebouwd, vrijwel allemaal ontworpen door Piet Kramer, is deze letter veel gebruikt. 51 Verspreiding buiten de eigen kring De Amsterdamse School ontstond in de hoofdstad, maar verspreidde zich al snel over Nederland. Amsterdamse School-architecten kregen opdrachten in bijvoorbeeld Bergen, Oostvoorne en Utrecht. Daarnaast werden collega s in andere delen van het land door hun voorbeelden beïnvloed. Ook de ontwerpen voor interieurs en gebruiksvoorwerpen kregen veel respons; ze hadden grote invloed op vrijwel alle vormgevingsdisciplines: van keramiek en glas, tot sieraden en lampen. Door tijdschriften (niet alleen Wendingen, maar ook het meer populaire De vrouw en haar huis) en bijvoorbeeld de tussen 1919 en 1932 uitgegeven jaarboeken van de Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst (VANK) kregen de expressief vormgegeven voorbeelden een grote verspreiding. Sommige ontwerpers die eerder tot de Nieuwe Kunststroming werden gerekend, zoals Jac. van den Bosch, lieten zich verleiden tot het toepassen van J.F. Staal en G.J. Langhout, gebouw voor De Telegraaf, , Nieuwezijds Voorburgwal, Amsterdam Fré Cohen, omslag voor blocnote met briefpapier voor de Arbeiders Jeugd Centrale, 1925, bedrukt karton, drukker Drukkerij Vooruitgang, Amsterdam. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam Pieter Lodewijk Kramer en Hildo Krop (beeldhouwwerk), brug nr. 106 met smeedijzeren hekwerk over de Keizersgracht bij de Westermarkt, Amsterdam, Anton Kurvers (toegeschreven), brugletter op de Molenslootbrug (nr. 359) van Piet Kramer bij de Jan Evertsenstraat over de Admiralengracht,

33 3.30 S.J. Bouma, gebouw voor Gemeentewerken aan het Zuiderdiep in Groningen, Jac. van den Bosch, damesstudeerkamerameublement opus 2150, 1924, mahonie, leer, uitv. t Binnenhuis, Amsterdam. Collectie Grand Hotel Amrâth Amsterdam Erich Wichman, doos, 1917/1919, gedreven zilver, uitv. Firma C.J. Begeer, Utrecht. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam Hendrik Methorst, tafelbel, circa 1920, gehamerd metaal. Collectie Milko Prinsze, Amsterdam Chris van der Hoef, servies, 1927, geglazuurd aardewerk, uitv. Zuid-Holland, Gouda. Collectie Museum of Fine Arts Boston gebogen, meer sculpturale vormen en details (afb. 3.31). Een van de opmerkelijkste voorbeelden daarvan is een kast die Willem Penaat, ook ontwerper van strenge sobere meubelen op basis van archetypen, voor Metz & Co ontwierp (afb ). Meubelbedrijven als t Woonhuys, Jansen, Reens, Dijst en Zijfers, die vaak in allerlei stijlen werkten, maakten ook ontwerpen in de Amsterdamse Schoolstijl (afb ). Soms ging het uitsluitend om details (afb ). De sculpturale details, getrapte elementen, golvende of vloeiende expressieve vormen van de Amsterdamse School kregen hun vertaling in vrijwel alle disciplines. Zilveren gebruiksvoorwerpen vertonen sensuele vormen, die bijna doen denken aan de zeventiendeeeuwse kwabstijl (afb. 3.32); sieraden zijn meestal voorzien van asymmetrische gedreven decoratie waarbij een (half) edelsteen of sterk gekleurd materiaal als koraal een contrasterend element inbrengt (afb. 3.11). Verschillende metaal bewerkende bedrijven werkten met smeedijzer, zoals Winkelman & Van der Bijl in Amsterdam dat vooral actief was in de productie van lampen, haarden, klokken en dergelijke (afb ). Ook waren er bedrijven die zich voornamelijk richtten op het vervaardigen van kleinere gebruiksvoorwerpen van zilver, tin, koper, messing of andere metaallegeringen. Conrad Fehn uit Haarlem en Hendrik Methorst uit Utrecht waren hiervan bekende vertegenwoordigers. 52 In hun ontwerpen komen gegolfde randen vaak terug als motief (afb.3.33). In de keramiek sluiten de vormen van stukken naar ontwerp van Hildo Krop voor producent ESKAF (afb ) en van Chris van der Hoef voor Zuid-Holland (afb. 3.34) aan bij de Amsterdamse School, terwijl andere keramiek veel meer nadruk legt op decoratie (afb ). Juist op het gebied van de tweedimensionale patronen voor vlakversieringen zijn veel ontwerpen te vinden in een Amsterdamse Schoolvormgeving. Sierkunstenaar Jaap Gidding uit Rotterdam was mede door een verblijf in Duitsland op een stijl uitgekomen met grillige, maar toch vaak symmetrische dessins in felle kleurencombinaties die naadloos aansloot bij die vormentaal. Hij werd op het gebied van textiel de bekendste vertegenwoordiger van de stroming en werkte samen met verschillende architecten aan interieurontwerpen (afb ). 53 Naast ontwerpen voor onder meer behang, bekledingsstoffen, glaswerk, glasin-lood, keramiek, eternietpanelen en een omslag voor Wendingen ontwierp hij ook zelf complete interieurs, vooral voor horeca-gelegenheden en (film)theaters. Het enige nog bestaande oorspronkelijke interieur is de entreehal van filmtheater Tuschinski in Amsterdam (afb. 10.1, ). Het is nog steeds een sprookjesachtige wereld waarin men terecht komt met veel kleur en theatrale effecten. De opening van Tuschinski was in Eigenlijk kwam pas rond die tijd een productie in Nederland op gang van textiel, behang en dergelijke die aansloot bij het expressionisme van de Amsterdamse School. 54 Het was niet voor niets dat De Klerk aanvankelijk was aangewezen op meubelbekleding in de stijl van Nieuwenhuis en daarna voornamelijk effen trijp gebruikte. Voor deze effen bekleding koos hij het mohair poolweefsel vaak in paars of donkergroen, de diepe secundaire kleuren waarmee hij tevreden was (afb. 3.35). In de literatuur werd overigens tot ver in de jaren twintig geklaagd over het gebrek aan een textiel- en behangselproductie in Nederland met een goede vormgeving. 55 Een uitzonderlijk vroeg voorbeeld van expressionistische ontwerpen voor textiel en andere vlakversieringen is het werk van architect Lambertus Zwiers, dat in 1917 in het Stedelijk Museum werd getoond. Hij presenteerde er wegens gebrek aan architectuuropdrachten in oorlogstijd ontwerpen voor moquettes (wollen poolweefsels), behangsels, inpakpapier, bedrukte zijden stoffen en ook enkele uitgevoerde behangsels. 56 De grillige decoraties doen denken aan de zeedierachtige motieven uit Het Scheepvaarthuis (afb. 3.39, 12.90). Jan Gratama beschreef het sterke effect van kleuren als fel-rood, hevig oranje, lichtend groen, stralend-geel, in hun combinatie met zwart, diep-paars, wit enz (afb ). 57 Zwiers had enige tijd in Nederlands- Indië gewerkt, wat hem zeker beïnvloed heeft, maar zijn kleuren lijken meer te zijn bepaald door het expressionisme in de schilderkunst. Hoe ongewoon zijn ontwerpen waren blijkt uit een recensie in Elsevier s Geïllustreerd Maandschrift waar ze vanwege hun weelderigheid (...) on-hollandsch werden genoemd. 58 Invloeden uit het oosten: Nederlands-Indië Voordat de Amsterdamse School ontstond werden in de Nederlandse kunstnijverheid al op veel manieren motieven uit het Midden en Verre Oosten verwerkt. Mienke Simon Thomas noemde in haar studie De Leer van het Ornament onder meer de vloerkleden van T.A.C. Colenbrander (islamitische invloed), keramiek van Rozenburg uit Den Haag (Japans) en bedrukte katoenen doeken van Michel Duco Crop (Indisch). Ook noemde ze oosterse invloed op de architectuur van Willem Kromhout, een tijdgenoot van Berlage die voor de Amsterdamse Schoolarchitecten van belang was. 59 In het kader van de Amsterdamse School lijkt in de eerste plaats Nederlands-Indië van belang te zijn. De ontwerpers en architecten waren er zelden zelf geweest, maar konden door

34 3.35 Michel de Klerk, monsterkoppen boven de asbakjes aan de uiteinden van de armleuningen van de fauteuils uit het salonameublement, ontwerp , mahonie, koper en originele bekleding van trijp (weefsel met mohair pool), uitv. t Woonhuys, Amsterdam. Collectie The Wolfsonian Foundation, Miami Liem Bwan Tjie, fauteuil en salontafel, circa 1930, gebeitst en gelakt teak, glas en katoenen, niet originele bekleding (oorspronkelijk een rode jacquardstof met ingeweven bloemen). Collectie I.S.Rombout-Liem, Overveen Lambertus Zwiers, ontwerp voor zijden stof, 1916, potlood op papier. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam, schenking dhr. en mevr. Snoeck Henkemans, Amstelveen Ontwerper onbekend, salontafel jaren twintig, verschillende houtsoorten. Collectie Hotel Tugu, Malang (IND) Toiletkast, circa 1925, teak, uitv. voor vestiging in Nederlands-Indië van warenhuis Toko van de Pol, Amsterdam. Collectie Galerie Frans Leidelmeijer, Amsterdam Guillaume la Croix, kantoor van J.G. Koppe s Scheepsagenturen N.V. bij de De Ruyterkade, Amsterdam, Contemporaine foto Bernard Eilers, collectie Nederlands Fotomuseum, Rotterdam. rechts: 3.41 Liem Bwan Tjie, detail salontafel, circa 1930, gebeitst en gelakt teak, glas. Collectie I.S.Rombout-Liem, Overveen.

35 68 69 middel van geïmporteerde producten, publicaties, verzamelingen, lezingen en tentoonstellingen er kennis van nemen. 60 Ed. Cuypers was er wel zelf geweest, had er zijn tweede architectuurbureau opgericht en publiceerde veel over Nederlands-Indië in zijn tijdschrift, waardoor hij voor velen een belangrijke bron van informatie was. 61 In de architectuur is invloed bijvoorbeeld aan te wijzen in het gebouw voor Rederij Koppe van Guillaume la Croix aan het IJ in Amsterdam en in het paviljoen van Nederland op de tentoonstelling in 1925 in Parijs (afb. 3.65, ). Een klok van Napoleon le Grand vertoont deze architecturale invloed in een kleiner formaat (afb. 3.42). Frans van Burkom en Hanneke Olyslager hebben bij verschillende ontwerpen van De Klerk invloed uit Indië aangetoond. 62 In de jaren 1890 was al de specifieke techniek van het batikken overgenomen; volgens de directeur van het Kunstnijverheidsmuseum in Haarlem, Otto van Tussenbroek, tot begin jaren dertig een ware rage. 63 De stof Zeemeermin van Lion Cachet verwees naar de vorm van wajangpoppen. 64 Dit zijn maar enkele voorbeelden, en natuurlijk gebruikten ze allemaal exotische materialen. In interieurs van de architecten en ontwerpers zien we bovendien ook oosterse textielproducten, zoals kelims, gebatikte wanddoeken en ikats. Er was ook in omgekeerde richting invloed: van de Amsterdamse School naar Nederlands-Indië (afb. 3.36, 3.37). Liem Bwan Tjie, afkomstig uit een Chinese familie uit Semarang op Java, kreeg zijn opleiding in Nederland. Voordat hij bouwkunde ging studeren, liep hij stage bij onder meer de architectenbureaus van Ed. Cuypers, De Klerk en Kramer. 65 Vooral van De Klerk was hij onder de indruk. Zijn vroege ontwerpen tonen dan ook typisch Amsterdamse Schoolkenmerken (afb.12.97). Al snel zou hij zich als architect echter ontwikkelen tot een aanhanger van de Nieuwe Zakelijkheid met soms wat art deco-kenmerken (afb , 12.98). Hij kreeg vaak de kans om zijn ideeën voor in- en exterieur van een gebouw in samenhang uit te voeren (afb. 7.24). In zijn meubelen verwerkte hij soms nog wel Amsterdamse Schoolinvloed, maar dan ging het meestal om een combinatie van expressieve details met de wat strakkere variant (afb. 3.36). Secundaire kleuren Secundaire kleuren (vooral oranje en paars) waren in de Amsterdamse Schoolperiode in vrijwel alle disciplines populair. Deze kleuren werden vaak gecombineerd met bijvoorbeeld zwart, bruin en rood. Voor de grafische vormgeving lag het overigens iets anders: daar was rood meer een favoriet. De felle kleurencombinaties werden beïnvloed door de expressionistische beeldende kunst die met name vanuit Duitsland invloed op ontwerpers had, deels direct en deels via Nederlandse kunstenaars. 66 Er werd ook gereisd door kunstenaars, bijvoorbeeld door Krop, Van der Mey, John Rädecker en binnenhuisarchitect Van der Sluys die allen een of meerdere keren in Duitsland verbleven. Anderen werkten er enige tijd behalve voor de al genoemde Lauweriks, geldt dat voor Jaap Gidding, metaalkunstenaar F. Zwollo sr., beeldend en sierkunstenaar Johan Thorn Prikker en J.B. Smits (later verbonden aan de Quellinusschool en zijn opvolger het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs). Batikkunstenares Ragnhild d Ailly werkte zelfs permanent in München (afb ). Het werk van bijvoorbeeld Wassily Kandinsky werd al in 1912 in Oldenzeel bij Rotterdam geëxposeerd en een jaar later in Amsterdam; Karl Schmidt-Rottluff van de kunstenaarsgroep Die Brücke exposeerde in 1912 in Amsterdam. 67 Daarnaast kwam het expressionistische kleurenpalet ook indirect al vanaf circa 1911 naar Nederland via kunstenaars als Jacoba van Heemskerck, Jan Sluijters en Charley Toorop (afb ). 68 Van Charley Toorop is bekend dat ze contact had met kunstenaars uit de kringen van de Amsterdamse School; ze kende John Rädecker vanaf de periode toen ze in Amsterdam woonde en ze liet Piet Kramer in 1921 een atelierwoning voor haar ontwerpen in Bergen. 69 Van Heemskerck had contact met Duitse kunstenaars en verkeerde in theosofische (en later antroposofische) kringen, waar ze vertegenwoordigers van de Amsterdamse School kan hebben ontmoet. 70 Sluijters en Toorop exposeerden sinds 1907 respectievelijk 1916 hun werk regelmatig in het Stedelijk Museum, waardoor hun werk in culturele kringen in Amsterdam bekend verondersteld mag worden. Naast zijn vrije werk ontwierp Sluijters affiches, onder meer voor Van Son Offset in Hilversum en voor het Concertgebouwsextet, waardoor zijn werk ook voor niet-museumgangers zichtbaar was (afb.3.46). Verschillende auteurs schreven in het begin van de jaren twintig over het belang van kleur voor de bouwkunst en het interieur. 71 Ontwerper en publicist Willem Retera bracht de behoefte aan fellere kleurencombinaties in verband met de schokkende en hevige acties in de samenleving (WO I en (grote) armoede in de jaren twintig). 72 Meestal werden ze links: 3.42 Napoleon le Grand (toegeschreven), klok, circa 1920, gesneden coromandelhout, geëmailleerd koper, uitv. t Modelhuis, Amsterdam. Collectie Galerie Frans Leidelmeijer, Amsterdam.

36 echter gezien als goed passend bij het streven naar een vrij, ongebonden ornament. De invloed van de kleurentheorie door de Duitse theoreticus Wilhelm Ostwald uit 1916 kwam daarbij verschillende keren ter sprake (afb. 3.48). 73 Door zijn kleurencirkel en de grijzenreeks op verschillende manieren met elkaar te combineren kon men tot nieuwe kleurtoepassingen komen. Ook de kleurenleer van Goethe werd overigens nog door verschillende auteurs ter sprake gebracht. 74 Deze zou bruikbaar zijn voor kunstenaars, omdat Goethe een relatie legt tussen expressie, emotie en bepaalde kleuren iets wat in deze periode zeer in de belangstelling stond. Zo zou geel in verband worden gebracht met het denken en oranje/rood een activerende kleur zijn die heftige bewogenheid kan symboliseren. Juist vanwege het streven naar ongebondenheid en individuele expressie, werden dergelijke kleurentheorieën soms echter ook weer als te beperkend beschouwd. 75 We zien kleur overigens niet alleen in de disciplines waarin vlakornament van belang is (interieurtextiel, behangsels, gebrandschilderd glas, grafische vormgeving). Ook de meubelen zelf waren soms behoorlijk opvallend gekleurd: groen (Kramer), oranje (Kramer, Eibink & Snellebrand), rood (Kramer, Van der Weij), paars (Kramer) (afb. 3.47). Donkerbruin en zwart kwamen ook veel voor, bijvoorbeeld bij Krop. 76 Vooral Kramer werkte dus met verschillende kleuren; al in een artikel over zijn inrichting voor het gebouw van de Bond voor Minder Marine Personeel ( ) in Den Helder beschreef hij de zorgvuldig op elkaar afgestemde kleuren van meubelen, bekleding, lambrisering en vloer: er was houtwerk in paars, rood en groen, gecombineerd met brons, terracotta en bruin. 77 Het probleem van de aniline beitsen die in deze tijd hiervoor werden gebruikt dekkende verf kwam bij de Amsterdamse Schoolontwerpers zelden voor is dat ze door blootstelling aan licht, luchtvochtigheid en temperatuurschommelingen degradeerden. Daardoor ziet vrijwel geen van die meubelen er nu nog zo spannend uit als door de ontwerper bedoeld; de kleur is op zichtbare gedeelten meestal geheel verdwenen. Zelfs onder gecontroleerde museale condities zou dat al binnen twintig jaar gebeuren en ook zonder blootstelling aan licht ontkleuren dergelijke beitsen. 78 Bepaalde houtsoorten werden overigens ook wel toegepast vanwege de kleur; bijvoorbeeld mahonie dat een rode gloed heeft, die met behulp van een rode beits nog kon worden versterkt. 79 De toepassing van kleur in andere disciplines kreeg in deze periode een impuls door het op de markt verschijnen van Indanthreenverfstoffen die een betere kleurechtheid garandeerden. 80 Daarnaast bracht gebrandschilderd glas-in-lood in interieurs sterke kleureffecten teweeg. Gebrandschilderde bovenlichten werden aangeraden om het licht te temperen. 81 In hedendaagse interieurs van verzamelaars is nog goed te zien wat lampen van dit materiaal doen: het geeft een vrij donker, kleurrijk effect (afb. 4.3). Lampen en klokken Tijdens het inventariserende onderzoek waarin naast meubelen ook haarden, spiegels, klokken en lampen werden meegenomen, bleek dat er relatief weinig haarden en spiegels werden gevonden, maar des te meer klokken en lampen. Bij de lampen komen we al dan niet gebatikte houten of, vaker, smeedijzeren armaturen met katoenen of zijden kappen tegen en zeer vaak glas-in-lood (afb. 3.49, , ). Hoewel dit laatste type vrijwel nooit op foto s van Amsterdamse Schoolinterieurs is te zien, moeten er veel van zijn geweest, want we hebben er honderden kunnen traceren. De lampen van gebatikt hout zijn meestal van Louis Bogtman of van zijn concurrent, Steinpatz, beiden gevestigd in Hilversum Pieter Lodewijk Kramer, onderdelen van slaapkamerameublement voor P. Kofman, , groen gebeitst eiken, vuren, beuken en triplex, uitv. NV v/h A.M. Randoe en Zonen, Haarlem. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam Jacoba van Heemskerck, Compositie, 1917, houtsnede op Japans papier. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam, schenking Ir.J.W.E. Buijs, Den Haag Jacoba van Heemskerck, Boom, 1920, steenmozaïek. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam, schenking Fr.J.W.E. Buijs, Den Haag Charley Toorop, driedelig kamerscherm, 1918, hout en olieverf op doek. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam Jan Sluijters, affiche voor Van Son offset Hilversum (met afbeelding van schilderij Lezende vrouw van Sluijters dat zich nu in het Van Abbemuseum in Eindhoven bevindt), 1911, offsetdruk op papier; drukker L. van Leer & Co., Hilversum. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam Wilhelm Ostwald, Farbtonnormen (kleurencirkel en grijzenreeks). Uit: Ostwald 1923, Tafel I z.p F.A. Warners, hanglamp voor eigen woning in het door hem ontworpen etagehuis De Steenhoek, De Lairessestraat 132 in Amsterdam, circa 1920, hout en zijde. Collectie L. Citroen-Warners.

37 3.50 Ontwerper onbekend, klokken, circa 1925, mahonie, esdoorn, coromandel, messing; gehamerd messing, kunststof. Collectie M. Straatman-Hendricks en collectie E. J. Wagenaar Fons Reggers, klok, , brons en geëmailleerd metaal, uitv. Atelier Firma Gebr. Reggers, Amsterdam. Collectie T. Kroon. Het grote aantal klokken in de stijl van de Amsterdamse School is een interessant fenomeen. We hebben er circa 200 op internet en in openbare en particuliere verzamelingen aangetroffen. De verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat het een ideaal type object is om een expressieve sculpturaliteit in te verwerken. Behalve het aanbrengen van een wijzerplaat, wijzers en een holle kast voor het uurwerk, is de ontwerper geheel vrij in de vormgeving, aangezien het object niet gehanteerd hoeft te worden en er dus verder weinig praktische eisen zijn. Het uurwerk moet opgewonden kunnen worden en de tijd moet afgelezen kunnen worden dat is het. Beeldhouwers, meubelontwerpers, architecten, metaal- en hout-bewerkers, batikkers: allemaal ontwierpen ze klokken. Soms monumentale kostbare unica, maar ook serieproducten (afb. 3.50). Door een klok in de stijl van de Amsterdamse School aan te schaffen was het mogelijk om onderdeel te worden van die bijzondere wereld zonder een vermogen voor een meubel of een tapijt te hoeven uitgeven. En het was natuurlijk ook heel geschikt als relatiegeschenk (afb ). Het populairste klokontwerp was van Hildo Krop: een metalen klok met twee wierookbranders (afb. 3.52). Bovenop de klok heeft Krop een faun uitgebeeld, een geliefd motief in zijn werk. De wierook-branders zijn in feite kleine sculpturen, waarvan eigenlijk nauwelijks duidelijk is dat ze een functie hebben (zie ook noot 4 in hoofdstuk 8). Ze zijn een moderne en oriëntalistische variant op de achttiende-eeuwse potpourris (geurhouders) die klokken vergezelden. Onlangs dook een houten klok op die mogelijk aan Krop toegeschreven kan worden (afb ). Vooralsnog gaan we ervan uit dat dit in tegenstelling tot de metalen klok een uniek stuk is. Naast dergelijke kostbare sculpturale stukken van beeldhouwers, waren er ook stukken van architecten, onder wie Th. Lammers en F.A. Warners, en metaalbewerkers zoals H.J. Winkelman, Fons Reggers, J. Kriege, Methorst en Fehn (afb , 3.51). De vormen die we steeds zien terugkomen zijn (spits)bogen, parabolen, golfrandjes en bij de beeldhouwers menselijke figuren. Een klok van Toon Rädecker heeft een zeer eigenzinnige vorm: het stelt een asymmetrische (zee)ster met details van dieren voor (afb ). Een vroeg ontwerp van Willem Gispen, die de tweede helft van de jaren twintig bekend werd met zijn functionalistische stalen buismeubelen en lampen van glas en staal, is ook in het idioom van de Amsterdamse School gemaakt (afb ). Hij was een van de vele voorbeelden van ontwerpers die in de jaren twintig de overstap maakten van een expressionistische naar een meer geometrische of functionalistische vormgeving. Jaap Gidding en Jac. Jongert zijn enkele andere voorbeelden. Terwijl in veel disciplines, zoals de architectuur, schilderkunst en de fotografie vanaf eind jaren twintig, begin jaren dertig een tendens was richting traditionalisme, kregen in de vormgeving juist het functionalisme en constructivisme de overhand. Theatraliteit en symbolisme Een aantal van de menselijke figuren die als decoratie op klokken zijn gebruikt tonen verwantschap met het symbolisme. Dat geldt onder meer voor verschillende ontwerpen van de beeldhouwers Cris Agterberg (afb. 3.53) en Bernard Richters. De geregeld omhoog starende meisjes of vrouwen kunnen worden gezien rechts: 3.52 Hildo Krop, klok met twee wierookbranders, ca. 1920, gepatineerd brons en , uitv. Winkelman & Van der Bijl, Amsterdam.

38 3.54 H. Th. Wijdeveld, ontwerp voor Centrale boulevard met Groot Volkstheater in het Vondelpark, 1918, potlood op transparant. Collectie Het Nieuwe Instituut, Rotterdam H. Th. Wijdeveld, decorontwerp voor toneelstuk Gijsbreght van Aemstel van Joost van den Vondel o.l.v. Eduard Verkade, 1919, gekleurd Conté op papier. Collectie Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, Amsterdam als representaties van de reine maagd uit het symbolisme. Zoals reeds gemeld is die invloed in de grafische vormgeving bij onder meer H.Th. Wijdeveld zichtbaar en dat geldt ook voor zijn ontwerpen voor de theaterwereld (afb. 3.55, ). Uit zijn tekeningen voor een volkstheater in het Vondelpark spreekt een hang naar een bijna megalomane utopische wereld (afb. 3.54). 82 Veel ontwerpers hielden zich op een of andere manier met het theater bezig. Behalve om het ontwerpen van gebouwen en decors ging het om toneel- of dansmaskers (Krop, Wichman en Agterberg, (afb )), kostuums (Wijdeveld), theaterinterieurs (Gidding) en programmaboekjes (Joan Collette, Mommie Schwarz, Jeanne Bieruma Oosting (afb. 3.58)). 83 Grafisch vomgever Tine Baanders, de zus van architect Herman en Jan Baanders, die onder meer met De Klerk samenwerkten, kwam regelmatig met haar vrienden in het theater en was nauw bevriend met de Duitse Gertrud Leistikow, die in Nederland bekend werd met haar zogenoemde Ausdruckstanz (afb.3.56). 84 Ook ontmoetten vertegenwoordigers van de twee werelden elkaar informeel in het Jopiehol van Jopie Breemer: Krop, Van der Mey, Kramer, De Klerk, John Rädecker en toneelspelers zoals Jo Sternheim van het gezelschap van Van Dalsum kwamen er. 85 Hoewel de doelgroep voor de Amsterdamse Schoolmeubelen niet duidelijk omschreven is, verwachtten bedrijven blijkbaar klanten hiervoor in het theater te vinden, want er zijn veel programmaboekjes waarin speciaal voor dat doel ontworpen advertenties zijn opgenomen (afb ). Er liepen vele verbindingslijntjes. De interesse voor theater werd al in het eerste nummer van Wendingen duidelijk, toen Wijdeveld schreef dat de Bouwkunst en Tooneel elkander [zullen] ontdekken. 86 Er zouden acht nummers volgen die volledig aan een onderwerp uit de dans- en theaterwereld waren gewijd. Zowel in het symbolisme als in het theater spelen contrasten van licht en donker een belangrijke rol. Dat theatrale effect is in allerlei aspecten van de Amsterdamse School terug te vinden: bij de glas-in-loodontwerpen, de schaduwwerking door de sculpturale baksteenwanden en de felle kleurcontrasten in interieurtextiel. Het totaalontwerp en het ideale interieur Nu allerlei aspecten van de Amsterdamse Schoolvormgeving aan de orde zijn geweest, kom ik terug op het ideaal van het totaalontwerp, waarin van oudsher de totaalbeleving centraal staat. Zoals eerder geschreven kreeg een architect of een groep van architect(en), ontwerpers en kunstenaars slechts sporadisch de kans om zowel ex- als interieur van een gebouw te ontwerpen. In de jaren twintig werden verschillende theaters gebouwd, maar geen een was geheel in de stijl van de Amsterdamse School. De opdracht die J.F. Staal in 1916 van tegelfabrikant Arnold M.A. Heystee kreeg om in het Noord- Hollandse plaatsje Bergen, in Park Meerwijk, zestien villa s te bouwen, leek een uitgelezen kans voor een aantal mooie Gesamtkunstwerke. 87 Samen met Blaauw, Kramer, La Croix en Margaret Kropholler links: 3.53 Cris Agterberg, klok, 1926, gegoten brons, wijzerplaat deels gelakt, uitv. onbekend. Collectie Meentwijck.

39 3.56 Gasten op de afscheidsreceptie van Gertrud Leistikow (met bloemen) voor haar vertrek naar Nederlands-Indië in de Stadsschouwburg, Amsterdam, 10 juli Aanwezig waren onder anderen Tine Baanders (staand op tweede rij in het midden met bloemetjes-blouse) en Piet Kramer (met baard, staand links tegen de muur). Collectie Jacobien de Boer, Utrecht Joan Collette, omslag programmaboekje Stadsschouwburg Amsterdam met advertentie van t Woonhuys, 1922, lithografie op papier. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam ontwierp hij een groep intrigerende woningen (afb. 3.57, 3.59). Onderdeel van de opdracht was de toepassing van tegels van Heystee, maar verder werden de architecten zeer vrij gelaten. Een deel van de interieurs bevat nog de oorspronkelijke betegeling en nagelvaste elementen (afb. 3.66). Hoe de interieurs met losse onderdelen eruit zagen is vreemd genoeg onbekend. Er bestaat geen enkele foto van. Het lijkt erop dat er onenigheid is ontstaan tussen architecten en opdrachtgever. Het enige min of meer substantiële totaalontwerp dat voor een particulier is ontworpen en nog intact is, is vakantiehuis t Reigersnest in Oostvoorne in de provincie Zuid-Holland. Vorkink & Wormser ontwierpen het in 1926 voor de familie Hudig, waarvan de nazaten het nog steeds in bezit hebben (afb. 3.60). Huis, interieur en tuin inmiddels tot monument verklaard zijn nog in gebruik. Daar zien we hoe meubelen en plattegrond nauw bij elkaar aansluiten: het grote buffet in de eetkamer is nagel-vast en volgt de curve van de ruimte (afb. 3.61). 88 De wandbekleding was zwart-paars gestreept. Een van de laatste grote commerciële opdrachten voor een Amsterdamse Schoolarchitect was de Haagse Bijenkorf (afb. 3.63). Piet Kramer kreeg de opdracht en maakte er samen met tal van beeldhouwers en sierkunstenaars een waar paleis van, dat in 1926 werd geopend (afb ). Hoewel er niet veel complete Amsterdamse Schoolinterieurs meer zijn (afb. 3.64), kunnen we aan de hand van ontwerpen en vooral foto s toch een beeld krijgen van het ideaal dat de architecten en ontwerpers voorstonden. De presentatie-aquarel van het saloninterieur dat Michel de Klerk voor t Woonhuys ontwierp schotelt ons een sprookjesachtige wereld voor gehuld in fel paars textiel (meubelbekleding, vloerkleed, wandbekleding, een groot wandkleed en een smal wandkleed (afb. 3.15)). Het is onbekend of De Klerk invloed had op de door de aquarellist gehanteerde kleur, maar de textiele onderdelen had hij wel degelijk in zijn ontwerpen opgenomen. Er moet niet vergeten worden dat de gefotografeerde Amsterdamse Schoolinterieurs zeer kostbaar waren en meestal alleen in de hogere sociale lagen te vinden waren. Een poging om in 1921 meubelen voor arbeiders te ontwerpen, die vervolgens in het Stedelijk Museum werden tentoongesteld, mislukte eigenlijk (afb. 3.57). Tenminste, de tentoonstelling was wel een succes en de meeste meubelen soms net zoals de meer kostbare Amsterdamse Schoolmeubelen ook in rood of groen gebeitst werden verkocht, maar waarschijnlijk niet aan arbeiders, omdat de ameublementen toch nog te duur waren. 89 Iets vergelijkbaars gold overigens voor de sociale woningbouw; ongeschoolde arbeiders konden de woningen vaak niet betalen. 90 Hierin stonden de Amsterdamse School-architecten overigens niet 3.59 J.F. Staal, villa De Bark in Park Meerwijk in Bergen, ca Tine Baanders, affiche voor Amsterdamsche tentoonstelling van woninginrichting in het Stedelijk Museum, 1921, lithografie op papier, drukker Senefelder drukker, Amsterdam. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam, schenking Anton Kurvers Pieter Vorkink & Jac. Ph. Wormser, villa t Reigersnest, Oostvoorne, Pieter Vorkink & Jac. Ph. Wormser, villa t Reigersnest, eetkamer, Pieter Vorkink & Jac. Ph. Wormser, openhaard in villa t Reigersnest, 1926.

40 alleen; ook de rationalisten van t Binnenhuis en de functionalisten van het Bauhaus lukte het niet om daadwerkelijk voor arbeiders bereikbare producten te maken. 91 Wat de meubelen betreft, was dat voor de Amsterdamse Schoolvertegenwoordigers overigens ook niet per se een doel. Hoogtepunt en einde De Bijenkorf werd tien jaar na de oplevering van Het Scheepvaarthuis geopend; het was een hoogtepunt van de stroming, maar tevens de zwanenzang. Een jaar eerder was er gelegenheid geweest om zich uitgebreid internationaal op de kaart te zetten. Tijdens de Exposition internationale des arts décoratifs et industriels modernes in Parijs, die in de jaren zestig de term art deco zou opleveren, was veel Amsterdamse School te zien. Het paviljoen was door J.F. Staal ontworpen en bevatte beeldhouwwerk van Krop en John Rädecker (afb. 3.65, ). Een commissie waarin veel vertegenwoordigers van A et A zaten, had een selectie gemaakt van Nederlandse architectuur en kunstnijverheid van de afgelopen 25 jaar. 92 De Stijl ontbrak, omdat 3.64 F.M. Kramer (architect) en B.J. Meilink (timmerman), interieur patisserie Holtkamp op de Vijzelgracht in Amsterdam, Volgens Mevrouw Hioolen (dochter van de opdrachtgevers George van Nie en Marie van Nie-Prent) maakte Piet Kramer het basisontwerp Pieter Lodewijk Kramer, exterieur van de Bijenkorf, Foto collectie Het Nieuwe Instituut, Rotterdam J.F. Staal, entreezijde Nederlands paviljoen op de Exposition internationale des arts décoratifs et industriels modernes in Parijs, Collectie Het Nieuwe Instituut, Rotterdam.

41 80 81 Van Doesburg zich niet als individu, maar als Stijlgroep voor de presentatie wilde inschrijven. Hij haalde later vernietigend uit naar de Nederlandse vertegenwoordiging en noemde het paviljoen een afgrijselijke baksteenmassa ( ) met de arrogante allure van monumentale, nationale, orchestrale tempelarchitectuur. 93 Voor de tweede keer had hij samenwerking geweigerd. Toen Wijdeveld hem in 1917 had gepolst over medewerking aan het nieuwe tijdschrift Wendingen had Van Doesburg zijn eigen plannen versneld en was het eerste nummer van De Stijl een paar maanden eerder dan Wendingen uitgekomen. 94 In Parijs bleek dat, vergeleken met het constructivistische Russische paviljoen en dat van Le Corbusier, in ieder geval vanuit het perspectief van Van Doesburg kan worden geconstateerd dat Nederland niet leek mee te gaan met de internationale avant-garde. Die richtte zich vooral op een utopische wereld voor de Nieuwe Mens, vol universele waarden en gestoeld op socialistische of marxistische idealen. Luxe en persoonlijke expressie waren daarbij niet gewenst. 95 Veel Nederlanders kregen overigens wel een medaille of diploma van de organisatie (onder anderen Bogtman, Dreesen), maar het is de vraag wat dat betekende in de wetenschap dat er zevenduizend prijzen werden uitgedeeld (afb ). 96 De Amsterdamse Schoolstijl bleef nog tot circa 1930 bestaan in verschillende disciplines, maar daarna waren er steeds minder voorbeelden. Zelden doofde een stijl zo snel en volledig uit en kozen alle ontwerpers eieren voor hun geld door een nieuwe, meer geometrische en sobere vormentaal te omarmen. Het zou lang duren voordat hun expressionistische werk weer de waardering kreeg die het verdient. links: 3.66 C.J. Blaauw, tegels van opdrachtgever Arnold M.A Heystee in entreehal van villa Boschkant in Park Meerwijk in Bergen, ca

42 4 Ingeborg de Roode en Marjan Groot Visuele representatie door foto s Het gemis der kleur en het ideale interieur We krijgen alleen een indruk van de meubelen en hun plaats in interieurs in de tijd van de Amsterdamse School door foto s en tekeningen. Maar deze visuele media hebben problematische aspecten: ze vertekenen het eigenlijke gebruik van de interieurs en ze laten geen kleur en textuur zien. Dit besefte men in de tijd zelf eveneens. Paul Bromberg schreef in zijn boekje Het Hollandsche interieur uit 1931: Foto s kunnen ten eenen male geen goed beeld geven van hetgeen een interieur eigenlijk is, nog afgezien van de ontbrekende kleuren en de dikwijls voor de opname noodzakelijke andere rangschikking van het meubilair. 1 In de inleiding van het boek Imagined Interiors (2006), dat gaat over verschillende media die interieurs door de eeuwen heen representeerden schilderkunst, fotografie, film, televisie, wijzen Jeremy Aynsley en Charlotte Grant er bovendien op dat visuele representatie een zeer selectief proces is en dat de maker van die representatie (in woord of beeld) altijd volgens bepaalde maatschappelijke en culturele conventies werkt. 2 Welke meubelstukken er worden afgebeeld, wat er wordt weggelaten, wie de personen zijn die bij de interieurs horen, welke maatschappelijke waarden de afbeelding representeert: dit alles is van betekenis achter het beeld. Foto s met interieurs van de Amsterdamse School werden meestal gemaakt in opdracht van de meubelontwerper, architect of de meubelfabrikant. Het gebeurde kort na de oplevering om het werk in een ideale situatie vast te leggen. Een tafelkleed bijvoorbeeld, werd wel eens verwijderd om het gehele meubel beter in beeld te krijgen. Op de meeste presentatiefoto s van interieurs komt dan ook weinig textiel voor; er ligt een enkel vloerkleed, de meubelbekleding is zichtbaar, er hangt soms een wandkleed, er is behang op de muur en er zijn soms gordijnen. Uit de officiële presentatiefoto s blijkt niet dat er tussen 1910 en 1940 grote hoeveelheden tafelkleden, divankleden, kapstokkleden en schoorsteenkleden te koop waren van bedrukte trijp, kleurig en met een expressionistische of geometrische vormgeving. 3 Ook gebrandschilderde lampen ontbreken vrijwel in huiselijke interieurs; we zien deze wel in horecaruimten, maar veel foto s zijn er niet van (afb. 7.20). De lege interieurs op officiële foto s tonen weinig sporen van bewoners en hun dagelijkse spullen (afb. 4.1). Zulke foto s geven een steriel beeld. Er zijn vrijwel nooit personen afgebeeld; de enkele spontane foto met een familielid valt daardoor direct op (afb. 12.3). Om de onpersoonlijke indruk van onbewoonde toonkamers weg te nemen, schreef Paul Bromberg dan ook dat de afbeeldingen in zijn publicatie uit 1931 werkelijk bewoonde interieurs waren: Een interieur, voor bestaande bewoners, dat opgebouwd is volgens doordachte ideeën van een kunstenaar, dat intiem is geworden door tallooze kleine details, een interieur, waar de liefdevolle sfeer van een gezin bloeit, is een geheel ander ding dan een modelkamer in een meubelmagazijn. 4 Wellicht nog meer vertekenend voor onze indruk van de wooncultuur is het ontbreken van kleur. Interieurfoto s uit de jaren twintig zijn zwart-wit, terwijl de meubelstoffering, vloerkleden, behangsels, gordijnen en ook het hout van meubelen felle kleuren en sterke contrasten konden hebben. Zelfs de grijstinten van foto s geven geen indruk van de mate van contrastwerking, want verschillende typen negatieven gaven voor dezelfde kleur verschillende grijswaarden. 5 Aquarellen konden kleuren daarom beter weergeven en werden vaak naast fotografie gebruikt, want ook de ontwerpers zelf en potentiële klanten wilden kleur kunnen zien. Het verschil in effect blijkt direct uit de aquarel van het ontwerp voor een saloninterieur van De Klerk voor t Woonhuys (afb. 3.15) en de zwart-witfoto van een van de modelkamers in Wendingen (afb 4.2). Tijdgenoten beseften het belang van kleur zonder meer. Interieurontwerper en publicist Cornelis van der Sluys schreef in 1925 over een afbeelding van een vloerkleed van Hildo Krop: Ook bij deze reproductie wordt het gemis der kleur sterk gevoeld, omdat bij soortgelijk werk op de kleuren zoo veel aankomt. 6 Behalve textiel droegen ook verlichtingsarmaturen met gebrandschilderd glas bij aan kleurwerking (zie hoofdstuk 7). Op foto s zijn de meeste lampen echter met kappen van textiel. Dezelfde zwart-witfoto s werden bovendien vaak gebruikt in verschillende publicaties. Zo zijn de foto s uit het archief van het Instituut voor Sier- en Nijverheidskunst (ISN), die vaak voor de jaarboeken van de Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst (VANK) waren gebruikt, regelmatig gereproduceerd. 7 Opnamen van fotograaf Bernard Eilers, die na zijn fotografie van Het Scheepvaarthuis veel meer opdrachten kreeg en zelf ook met zijn fotostudio adverteerde in Wendingen, waren zeer gewild. Zulke foto s gingen een visueel geheugen vormen zonder de interieurs te hebben gezien, niet anders dan bij functionalisten zoals Le Corbusier: foto s van zijn Pavillion de L Esprit Nouveau op de Exposition internationale des arts décoratifs et industriels modernes in Parijs in 1925 vestigden zijn reputatie, terwijl weinigen het paviljoen daadwerkelijk hadden bezocht. Ofschoon foto s van zijn interieurs ook werden ingekleurd, zijn vooral de zwart-witfoto s later standaardbeelden geworden in de geschiedenis van het modernisme, om vervolgens te worden gecorrigeerd toen kleurenreproducties gangbaar werden. 8 Functionalistische interieurs bleken toen veel kleurrijker te zijn dan men had gedacht en restauraties wezen uit hoe bepalend de kleuren waren. 9 Desondanks bleef de mythe van de strenge witte modernistische ruimte bestaan, en Le Corbusier gaf ook aan dat er een verschil was tussen functionalisten en expressionisten terwijl hij de werking van verschillende kleuren op de stemming besefte: Decoratie is net als kleur van een zintuiglijke en primaire orde en behoort bij eenvoudige volken, bij boeren en wilden. 10 Van de Amsterdamse School was altijd al bekend dat de interieurs kleurrijk waren; chromophobia is hier niet bepaald een issue. 11 De interieurs worden vaak met zinnelijkheid en kleureffect in verband gebracht. Zo stelde Jan Gratama naar aanleiding van de kleuren in de behangontwerpen van L. Zwiers in het Stedelijk Museum: Heeft iedere kleur niet zijn eigen menschelijke stemming, is de kleur niet vol-op zinnelijk en daardoor een direct-werkend kunstmiddel? Spreekt onze taal niet van een vroolijk rood, een schaterend geel, een onschuldig blauw, een oudeerwaardig grijs, een somber zwart? Het is de taak van den modernen bouw- en sierkunstenaar de groote waarde van de kleur in al hare verscheidenheid in onze interieurs toe te passen. 12 Door het verdwijnen van die interieurs en van de kleur op de bewaard gebleven meubelen kon dit echter niet altijd meer worden beleefd. Zowel beitsen als bekleding voor zover deze nog origineel was waren in de loop der tijd verbleekt. Daarom is het belangrijk dat interieurs van nog bestaande panden de werking van kleuren laten zien: de entreehal van bioscooptheater Tuschinski, Het Scheepvaarthuis, enkele particuliere interieurs en zelfs een aantal kerken met hele kleurige plafonddecoraties (afb. 1.4). Verder moeten we het doen met de foto s en onze fantasie. Als we echter de oorspronkelijke context loslaten en meubelen en objecten combineren in nieuwe opnamen wordt de fotografie een krachtig instrument om de expressie en rijkdom aan vormen met kleuren te ondersteunen (afb. 3.16). Kleurenfoto s kunnen dan ook de vormen, eigenzinnige details en visuele tastbaarheid van materialen beter weergeven en alle visuele eigenschappen van de Amsterdamse School sterk laten spreken.

43 Pieter Vorkink & Jac. Ph. Wormser, buffet in de eetkamer van villa t Reigersnest, Oostvoorne, Contemporaine foto van Bernard Eilers; de eettafel en stoelen zijn voor de foto opzij gezet. Foto collectie Nederlands Fotomuseum, Rotterdam. 4.2 Modelkamer van t Woonhuys met onderdelen van het salonameublement van Michel de Klerk. UIt: Blaauw 1919, p Interieur van verzamelaar R. van Leeuwen met Amsterdamse Schoolmeubelen en verschillende glas-in-loodlampen.

44 5 Frans van Burkom Michel de Klerk 87 In het laatste kwart van 1915 kon F.J. Zeegers Michel ( Sam ) de Klerk overreden om meubelen voor zijn Amsterdamse firma N.V. Meubileeringsinrichting t Woonhuys te ontwerpen. De Klerk deed dat nolens volens. Eigenlijk bouwde hij liever, maar door de oorlog lag de bouwnijverheid vrijwel stil. Voor hem was het ontwerpen van meubelen zoiets als veefokken, zoals hij zich in 1917 in Architectura zou laten ontvallen over zijn samenwerking met Zeegers, dat althans vergeleken met bouwen. 1 Het waren totaal andere takken van sport; beide beheerste hij echter uitmuntend.

45 Dit artikel is gewijd aan één stoel die Sam de Klerk in 1916 voor Zeegers ontwierp als onderdeel van het bekende eetkamerameublement: de rugstoel en de armstoelvariant daarvan. Hier zal voorbij worden gegaan aan alle andere interessante meubelen die De Klerk tussen 1915 en circa 1920 voor Zeegers ontwierp en waarmee hij hem groot artistiek en commercieel succes bezorgde. 2 Eén stoel dus, maar dan wel in zijn totale wording, met het hele veld van invloeden eromheen. En dat alles gezet in zijn totale ontwerppraktijk met de bedoeling aan te tonen dat er veel meer en vooral meer samenhangends in zijn ontwerpen zit dan nog steeds algemeen wordt onderkend. 3 Dat hij nooit naar symbolen in zijn werk gezocht zou hebben is apert onjuist, maar strookt met wat zijn vriend Wijdeveld ook al elders had beweerd: hij greep, waar anderen niets zagen, hij deed waar anderen dachten. 4 Wervelkolommen, ribbenkasten, slangen en hemelbomen Het gaat natuurlijk niet om één eetkamerstoel maar om een reeks stoelmodellen, ontworpen vanaf eind 1915, grotendeels nooit uitgevoerd maar als schetsen en tekeningen bewaard gebleven. Tekeningen die als directe fantasma s van de hem door Wijdeveld toegeschreven onderbewuste woelingen zijner kunstenaarsziel kunnen gelden. 5 In die zin wordt dit essay dus een oefening in ideekunst en heuristiek; een case history van zijn uitbundig eclecticisme. Het op het eerste gezicht nogal sombere skeletmotief van de graat, de wervelkolom of de ribbenkast duikt overal in zijn werk ongeveer gelijktijdig op. In september 1915 is het als graat aanwezig in een ontwerp voor straatverlichting, zoals aan het toegangshek van het Vondelpark aan de Amstelveenseweg; het duikt als graat en als ribbenkast op in twee bladen met schetsjes van rugstoelen en voorts wat later in 1916, en daarmee zeer verwant, weer als graat in twee baksteenreliëfs, opgenomen in het golvende metselwerk aan het tweede blok van het Spaarndammerplantsoen (afb. 5.1). Het ontwikkelt zich in 1916, explodeert qua toepassing in 1917 om na spoorloos te verdwijnen. Als totaal blijkt de visuele compositie van de juist genoemde portiekgevelpartijen aan het Spaarndammerplantsoen direct gebaseerd op het hindoe-javaanse hemelboom-, hemelberg- of wereldasmotief. Feitelijk gaat het om vlakontwerp en de directe inspiratiebronnen ervoor liggen dan ook in een gunungan (berg of boom), een platte, Javaanse wajang kulit-speelpop en het diagram van een stoepa. De stoepa, een monumentale boeddhistische reliekhouder parabolisch, bol- of klokvormig had De Klerk ook in de gevels van het eerste blok Spaarndammerplantsoen ( ) al gebruikt. Vergelijkbare Indische elementen zijn niet alleen in het werk van De Klerk te vinden, maar ook in dat van zijn vrienden en kennissen. 6 De bedoelingen ervan en dat is het belangrijkste om te weten zijn echter steeds typerend voor de Nederlandse neutraliteitsjaren tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het motiefgebruik maakt deel uit van een pacifistische anti-oorlogsiconografie die betrekking heeft op afweer van onheil, bevrijding van angst, vrede, hoger zelfinzicht, verlichting en eeuwige gelukzaligheid. De Klerk zal in het laatste kwart van 1915 zijn eerste ideeën over eetkamerstoelen voor t Woonhuys op papier de net genoemde twee losse bladen gezet hebben (afb. 5.2, 5.3). Dit althans te oordelen naar het feit dat er voorlopers op staan van de grote buffetkast en van het bordenrek, die beide tot het eetkamerinterieur behoren. De bladen laten een twintigtal schetsen zien, bijna zonder uitzondering van driestallen, ogenschijnlijk een typisch expressionistische, want primitivistische, keuze voor een zeer oud type driepotige krukstoel. 7 Soms bezitten de geschetste driestallen rondbeëindigde sleevoeten zoals Josef Hoffmann die in Wenen populariseerde, of hoge trapeziumvormige ruggen die Joseph Olbrich in Darmstadt als raamvormen gebruikte, soms zijn ze voorzien van schaatsjes of slofjes met kralen zoals die voorkomen aan De Klerks esdoornhouten klok uit 1914/1915 (afb. 8.4). Vrijwel zonder uitzondering laten ze in de rugleuningen bewerkingen zien van het wervelkolom/ruggengraatmotief. De meeste ontwerpjes zijn genummerd. Nummer 16 is gemerkt met een kruisje en geeft een bovenaanzicht van de gematte zitting: een ¾ cirkel met daarboven een liggende 8 als doorsnede van de achterstal. Hoe men zich de kaarsrechte, hoge rugleuning met het correcte aantal van tien ribben precies moet voorstellen bekleed of niet is niet duidelijk. Het variant stoelontwerp op slofjes met kralen, dat een halfgeopende, ovale rugleuning met ribben heeft meer een anatomisch juiste thorax dus toont slangen ter weerszijden daarvan; zelfs de gespleten tong van de slang is zichtbaar. In een nader uitgewerkt detail op het andere blad (rechts van nr. 17) zijn de slangen nog duidelijker getekend rechts: 5.1 Michel de Klerk, portiekgevel tweede blok Spaarndammerplantsoen, Contemporaine foto van Bernard Eilers. Uit: Wendingen 7 (1924) 9/10, p. 14.

46 5.2 Michel de Klerk, schetsblad (totaal) met genummerde ontwerpen 1-6 en voor eetkamerstoelen voor t Woonhuys, potlood op papier, laatste kwart Collectie Het Nieuwe Instituut, Rotterdam De graatvorm aan het buffet, naast het decoratieve fries van glas-in-loodruitjes in de kap, herhaalt direct de smeedijzeren graat zoals die zich zo ongeveer gelijktijdig (september 1915) in het ontwerp voor de heklantaarn voor het Vondelpark voordoet (afb. 5.4). Als ontwerp voor een glas-in-loodbeglazing is ze in mei 1916 ingetekend in de deuren van zijn monumentale boekenkast, waaraan het, getuige de bewaard gebleven foto s ervan, echter niet werd aangebracht (afb. 5.5). Het verschijnt in januari 1916 in de wandopstand en plattegrond van de uiteindelijk niet gerealiseerde modeleetkamer van de nieuwbouw van t Woonhuys aan de Vijzelstraat/Herengracht. 8 Vervolgens nog op uitgedetailleerde tekeningen van het hele eetkamerameublement (afb. 5.6). De Klerks Ontwerp Eindwedstrijd Rijksacademie motto Groot Amsterdam (1917) explodeert vervolgens letterlijk van deze ruggengraten, zowel in de vorm van heklantaarns of beglazingen als aan de deurhekken van de hoofdingang bijvoorbeeld, en dan gecombineerd met opgerolde slangen (afb. 5.7). In 1917 gebruikte De Klerk het motief ook nog elders, al dan niet in combinatie met slangen en steeds voor of aan toegangen/doorgangen of te openen/te sluiten zaken. De Klerk moet om de een of andere reden zeer gehecht zijn geweest aan dit motief en dit stoelontwerp. Iedereen zijn eigen hemelboom: de symboliek van yoga De Klerk ontwierp zijn stoel in eerste instantie niet als modieus-primitivistische oerstoel, maar als een antropomorfie: als een bepaalde, betekenisvolle wijze van menselijk zitten. De keuze voor juist de boerse driestal lijkt dan ook niet à priori door esthetische motieven ingegeven, maar door inhoudelijke. En dat het hier in ieder geval níet in eerste instantie om een hemelberg/hemelboom/wereldas ging (zoals in de gevelreliëfs), maar echt om een wervelkolom met ribben, maakt het definitieve ontwerp van de stoel duidelijk (afb. 5.6). Het zijn daar nu twaalf ribben: tien + de twee zwevende. De driestal representeert aldus een zittende figuur, de gebogen benen iets uiteen, kaarsrechte rug. De vorm van de biezen matting accentueert de driehoekigheid van de driestal, die in de rondbeëindigde slee wat verdoezeld raakte, maar ook op de grond, achter de stoel op de grond, is een driehoekig schegje te zien, zowel op schets 16 als op het dunne potloodschetsje van de achterkant, rechtsonder daarvan. Op de uitgewerkte tekening staat dat driekante schegje opnieuw getekend. De combinatie van driehoek(en) en rechte wervelkolom ondersteunt de zojuist geopperde interpretatie van een ander zitten. Want de betekenisdimensies van de hindoe-boeddhistische hemelberg/hemelboom/ 5.3 Michel de Klerk, schetsblad (totaal) met genummerde ontwerpen 7, 8, 14, 16, 17, 19 voor eetkamerstoelen, buffet en spiegelopstand eetkamerameublement voor t Woonhuys, potlood op papier, laatste kwart Collectie Het Nieuwe Instituut, Rotterdam. 5.4 Michel de Klerk, perspectiefschets (fragment groter blad, rechterdeel), heklantaarn aan de westelijke toegang van het Vondelpark/ Amstelveenseweg, potlood en kleurpotlood op papier, gedateerd september Collectie Het Nieuwe Instituut Rotterdam. 5.5 Michel de Klerk, ontwerptekening (fragment groter blad, links boven) van boekenkast met ingetekend glas-in-loodontwerp voor het studeerkamerameublement voor t Woonhuys, potlood en aquarelverf op papier, gesigneerd, gedateerd mei Collectie Het Nieuwe Instituut, Rotterdam.

47 5.6 Michel de Klerk, werktekening eerste versie eetkamerstoel (fragment groter blad, links onder) van links en van achteren, potlood en aquarelverf op tekenkarton, gesigneerd, gedateerd januari Collectie Het Nieuwe Instituut, Rotterdam. 5.7 Michel de Klerk, schetsblad (fragment groter blad, linker deel), ontwerp hek met heklantaarn voor Eindwedstrijd Rijksacademiegebouw Groot Amsterdam, potlood en groene schrijfinkt op papier, niet gedateerd, Collectie Het Nieuwe Instituut, Rotterdam. wereldas en van de menselijke wervelkolom overlappen elkaar intussen grotendeels: de wervelkolom wordt gelijkgesteld aan de universele wereldas of hemelboom die een ieder in zich draagt. Wat De Klerk hier blijkbaar beoogde, was dezelfde bewustzijns- en geluksthematiek die hij in zijn gevelontwerp aan de orde liet komen, van toepassing te maken op het gezellig binnenhuis. Het middel dat hij daartoe inzette was een in die tijd in Europa en de Verenigde Staten zeer populaire publicatie over yoga: Raja Yoga met de yoga aforismen van Pantajali van Swami Vivekananda ( ) die in 1896 voor het eerst in het Engels was verschenen. 9 Ook in yoga wordt zich openen het openen van de rug of de borst en opstijging tot transcendent begrip en bevrijding van angst, woede en wrok beoefend en nagestreefd, uiteindelijk met de bedoeling tot hoger bewustzijn of zelfs verlichting te komen. De weg waarlangs dit fysiek gebeurt is de wervelkolom, die in het yoga ervaringsdiagram wordt voorgesteld als een stapeling van liggende lemniscaten: gestapelde achtvormen met het ruggenmerg als statische, holle buis op de kruisende lijnen daarvan. Dit holle deel wordt sushumna genoemd. In de vleugels van de lemniscaat lopen twee zenuwstromen die om sushumna heen draaien, omhoog en naar beneden en die als yogadiagram de vorm hebben aangenomen van twee slangen: Ida en Pingali. Het beeld is ongeveer dat van de Hermesstaf of caduceus de slangen spiralen daar echter allebei naar boven. Er liggen zeven knooppunten op deze as, die door het hoofd loopt en tot iets boven de kruin reikt. Op de onderste lotus of chakra, de lotus van kundalini aan de basis van de wervelkolom, die driehoekig is als het menselijk heiligbeen, rust de man/vrouwelijke kosmische energie (prana) in de vorm van een opgerolde slang (kundalini). Als deze kosmische energie door contemplatie, concentratie en meditatie wakker wordt gemaakt stijgt ze door het ruggenmerg omhoog, waarbij ze, als Ida en Pingali, door ademhalingstechnieken gekanaliseerd wordt en langs de verschillende chakra s stijgend en dalend de geest zuivert. In en uit, naar beneden en weer naar boven. In het boek van Swami Vivekananda wordt het kortweg zo beschreven en De Klerk tekende ze ook zo: de liggende lemniscaat (stoel nr. 16), de kruipende Ida en Pingali langs de rugleuningen, de onderste lotus van kundalini (het zwarte driehoekje achter stoel nr. 15 en 16 en in het diagram onder stoel nr. 6). In de vorm van de neksteun van stoel nr. 16 is de zesde lotus, die van het derde oog te ontwaren. Deze ligt op het voorhoofd als een gevleugelde urma, een ronde verhevenheid tussen de wenkbrauwen. De achterstal schiet boven de neksteun door. De bovenkant daarvan is op de werktekening voorzien van fijne tandjes: de schedelkruin met de zevende chakra of de duizendbladige lotus van verlichting. Het gegeven is niet meer verder uitgewerkt, maar de combinatie van ribbenkast met snijwerk van lotusblaadjes erboven zou dan een direct equivalent zijn van de extreem letterlijke metaforiek in zijn ontwerpen van heklantaarnarmaturen: verlichting Michel de Klerk, ontwerptekening (totaal) van beglazing tochtdeur voor eerste ontwerp halinterieur Teniersstraat/Van Miereveldstraat, Amsterdam, potlood, inkt en aquarelverf op tekenpapier, niet gedateerd, januari Collectie Het Nieuwe Instituut, Rotterdam. 5.9 Michel de Klerk, schetskrabbel van de oerversie van het definitief ontwerp van de eetkamer rugstoel (fragment van groter blad, links onder), potlood op papier, niet gesigneerd, niet gedateerd, Collectie Het Nieuwe Instituut, Rotterdam Michel de Klerk, presentatieschets tafel eetkamer, kruis en stoel, met opschrift: vervalt, (totaal) potlood op calque, gesigneerd, gedateerd 16. Collectie Het Nieuwe Instituut, Rotterdam Michel de Klerk, presentatieschets Woonkamer in eikenhout, (totaal) potlood op calque, gesigneerd, gedateerd juni Collectie Het Nieuwe Instituut, Rotterdam.

48 (...) geheel vrij in vorm en materiaalbepaling en met ruime speling der prijslimiet (...) 10 In oktober 1917 prees De Klerk Zeegers om de vrijheid van handelen die hij hem als ontwerper had gegeven. Ruim een half jaar eerder, omstreeks mei 1916, had hij zelf echter op een presentatietekening van zijn yogastoel genoteerd: vervalt (afb. 5.10). Daartoe zal hij dan toch onder druk van Zeegers besloten hebben, want dat diens bezwaren daarvan de oorzaak waren laat zich raden; een kaarsrechte, skeletvormige eetkamerstoel zal niet voldoende commercieel zijn geacht. Het blijft opmerkelijk dat De Klerk dat zelf al niet eerder had ingezien. Maar afgezien daarvan, hij kon of wilde van dit model rugstoel kennelijk ook geen armstoelvariant maken nergens schouders immers wat naar de sociale maatstaven van die tijd vrijwel ongehoord moet zijn geweest. Ook binnenshuis was het leven hiërarchisch georganiseerd. In juni 1916 verscheen er dus een tafel met arm en rugstoel (afb. 5.11). Niet meer als een driestal, maar als een geciviliseerde stoel met vier poten. De rugstoel kan een open rugbord hebben gehad met een driehoekig bovenbord en een ribloze, enkelvoudige wervelkolom als middenspijl. De armstoelvariant met ribbenkast was nu breder gedacht en lijkt, hoewel er nog steeds geen spoor van bekleding of stoffering is, zelfs comfortabeler want het heeft een val in de rugleuning en nadert kennelijk teruggrijpend op de onderlinge uitwisselbaarheid van wervelkolom en hemelboom meer de bredere boomvorm. Vergelijk het baksteenreliëf boven aan de zijgevel van het tweede blok van het Spaarndammerplantsoen (afb. 5.12). De baksteenplastiek zou overigens in zijn zevendelige geleding en zijn vele blaadjes ook weer de zevende lotus kunnen zijn. De Klerks getemde ontwerpen hebben het tot een gedetailleerde werktekening gebracht (gedateerd juni 1916, in een particuliere collectie), maar verder toch ook weer niet. In de loop van 1916 verkregen de eetkamerstoelen hun uiteindelijke voorkomen op de kleurige aquarel met het perspectief van de eetkamer, zoals die zelf weer niet werd (afb. 5.13). Het blijkt een ontwerp te zijn dat voor het eerst in de context van het slaapkamerameublement uit maart 1916 was verschenen (afb. 5.9). Helemaal gewoon werden de eetkamerstoelen naar het laatste model echter nog steeds niet en het is zelfs de vraag of de yogasymboliek wel helemaal verdween. De stoelen zijn, hoewel nog steeds kaarsrecht, nu gestoffeerd en de onderkant van de rugleuning laat boven de zitting een driehoekige opening zien, met twee puntjes erboven: de laatste sporen van kundalini en Ida en Pingali? Aan de bovenkant piepen twee gladde knopjes door de bekleding naar buiten; de bovenkanten van hun slangenkopjes (afb. 5.14)? De armstoelen kregen elleboogsteunen van vrijhangend tuigleer en het mogelijk gewenste, hiërarchische onderscheid tussen rug- en armstoelen werd dan nu wel heel fallisch autoritair uitgewerkt in de vorm van afschroefbare, paddenstoelvormige knoppen op de doorschietende voorpoten, als knotsen of scepters. Als dat zo bedoeld is geweest, dan laat zich dat mijns inziens slecht rijmen met het pacifistische wereldbeeld van yoga. De sleutel op dit ontwerp is dus nog steeds niet helemaal pas, zo er inderdaad nog sprake is van versleuteling bij dit ontwerp. Wat kon De Klerk weten? De vraag óf hij iets van yoga wist lijkt afdoende beantwoord. De vraag hoe hij aan die kennis kwam, of hij het boek van Vivekananda al in vertaling kon lezen of dat hij een Engelse uitgave gebruikte (en of hij wel Engels lás eigenlijk) echter niet. Of hijzelf yoga beoefende al evenmin. Er is zoals gewoonlijk bij hem, niets dat als cross reference of verder bronmateriaal kan dienen. Wat dan overblijft is alleen speculatie en plausibiliteit op basis van circumstantial evidence. In februari 1915 kwam architect Mathieu Lauweriks, niet alleen theosoof maar ook beoefenaar van raja yoga, voor het eerst weer vanuit Hagen terug naar Amsterdam om een lezing te geven over Harmonische organisatie in de bouwkunst. 11 De Klerk bezocht de lezing op 17 februari 1915, want hij tekende samen met Piet Kramer het presentieregister. In die lezing kwam, naar het verslag dat Wijdeveld maakte, als Tintenfisch- of Bandwurm-motief, een lineair organisatieprincipe ter sprake, waarin men het prana of de slangenenergie van kundalini zou kunnen herkennen. 12 In september/oktober 1915 bezocht De Klerk, zoals af te leiden is uit het gebruik van bepaalde Balinese motieven in zijn ontwerpen uit 1917 voor het derde blok Spaarndammerplantsoen, in het Stedelijk Museum de tentoonstelling Eerste bijzondere Tentoonstelling Oud-Javaansch en hedendaagsch Balisch Hindoeïsme. 13 Deze ging direct vooraf aan de lustrumtentoonstelling van het Genootschap A et A (afb. 3.3). T. van Eerde, directeur van de Afdeling Volkenkunde van het Koloniaal Instituut te Amsterdam, gaf speciaal voor leden van A et A op 15 oktober 1915 een rondleiding over de Hindoeïsmetentoonstelling waarvan Willem van der Pluym, docent kunstgeschiedenis aan de vhbo (voortgezet en hooger bouwkunst onderricht), verslag deed in Architectura. 14 Eerder had de oude sierkunstenaar Carel Lion Cachet er voor de Ledenvergadering al een lezing over gehouden. 15 De Klerk zou Van der Pluym in 1917 opvolgen als bestuurslid/bibliothecaris en archivaris van A et A. In die hoedanigheid kon hij ook zelf boeken bestellen. Als archivaris had hij direct toegang tot het hele (theosofisch-anarchistische) verleden van het genootschap, waarin Lauweriks, De Bazel, De Groot en Walenkamp een grote rol hadden gespeeld. De Klerk moet welhaast contact hebben gehad met Lauweriks, die na zijn definitieve terugkomst in 1916 binnen de gelederen van A et A onmiddellijk een zeer invloedrijke éminence grise werd. In 1917 werd Lauweriks directeur van de Kunstnijverheidsschool Quellinus, die binnen een jaar zou uitgroeien tot een brandhaard van neo-esoterisch Amsterdamse Schoolexpressionisme. Zo iemand kan hem dus de publicatie van Vivekananda geleend of gegeven hebben, dan wel Mathieu Lauweriks. Maar het hóéft natuurlijk niet Michel de Klerk, baksteenreliëf aan de hoekgevel van het tweede blok Spaarndammerplantsoen/hoek Zaanstraat, Hij was ook goed bevriend met Henri Verkruysen, die volgeling was van de neo-hegeliaanse Leidse hoogleraar filosofie G.J.P.J Bolland en directeur was van de Haarlemse Kunstnijverheidsschool die een grote interesse had in boeddhisme, en met zijn theosofische collega-architect C.J. Blaauw. Tel je daarbij dan de kunstenaars/architecten waarvan bekend is dat ze zelf Aziatica verzamelden zoals bijvoorbeeld Herman Baanders of Ed. Cuypers 16 of een Bali-expert als de schilder/tekenaar Wijnand Nieuwenkamp, die hij allemaal persoonlijk kende of gekend kan hebben museummedewerkers, kunsthandelaren als Aaron Vecht in Amsterdam, de tijdschriften die erover verschenen, de openbaar toegankelijke verzamelingen die er toen van waren, dan is het eigenlijk veel meer de vraag hoe hij ooit aan de massale interesse voor de verschillende manifestaties van het nieuwe Licht uit het Oosten had kunnen ontsnappen. De Klerk blijkt er juist een verhulde representant van te zijn geweest Presentatietekening van eetkamerameublement en interieurontwerp van Michel de Klerk, ontworpen in , gebruikt voor opname in catalogus van t Woonhuys uit 1919, aquarel, potlood en inkt op papier. Collectie Centraal Museum, Utrecht Presentatiefoto van t Woonhuys van de definitieve versie van de eetkamerstoelen.

49 96 6 De Amsterdamse School

50 Marjan Groot 6.1 Louis Deen, dressoir van mahonie en coromandelhout, circa Collectie fam. Wiersma-Kerkstra. 6.2 Firma Zijfers, eetkamerstoelen en tafel van eikenhout met gesneden mahonie details, z.j. Collectie Ole en Peggy van Luyn, Den Haag. De brede markt Michel de Klerk besefte maar al te goed dat directeur F. Zeegers van t Woonhuys een zeer voortvarend ondernemer was door zijn extravagante meubelen voor den handel te laten vervaardigen, want het doorsnee publiek was meestal niet geïnteresseerd in incourante modellen of artikelen. 1 De Klerks werk was voor het gewone publiek een brug te ver. Dit publiek werd bediend door bedrijven en ateliers die zich in de bredere commerciële markt bewogen. 2 Behalve de firma s die werk uitvoerden van bekende Amsterdamse Schoolontwerpers zijn er ten minste dertig andere bekend. Onder hen zijn bijvoorbeeld de bedrijven Coini, Deen, Dijst, Gescher & Kemper en J.J. Zijfers. Hun meubelen tonen paraboolcontouren en druppelvormige ornamenten, alsook contrasten tussen donkere en lichte houtsoorten (afb. 6.1 en 6.2). 99 De geschiedenis en aard van deze bedrijven is echter lastig te bestuderen omdat er meestal geen bedrijfsarchief is en het onderzoek moet worden gedaan op basis van losse advertenties, brochures, catalogi en contemporaine foto s met bijschriften. Meestal zijn toeschrijvingen aan een firma moeilijk te doen en biedt alleen een aankoopbon of bedrijfsmerk duidelijkheid, zoals bij een dressoir van Max Coini uit Amsterdam en een tafel van de Gebrs. Godschalk uit Rotterdam (afb. 9.12). Er zijn firma s die in Wendingen adverteerden in een grafische vormgeving gerelateerd aan de Amsterdamse School maar waarvan tot nu toe geen enkel meubelstuk bekend is, zoals Paerels Woninginrichting in Amsterdam en Breda (afb. 6.3). Er waren bedrijven met een relatief grote werkplaats, zoals de namen veronderstellen van Meubelfabriek De Hoop die in Wendingen adverteerde met een eersteklas uitvoering, en Stoommeubelfabriek Wed. A. Kraak, maar ook waren er bedrijven met hooguit enkele meubelmakers in dienst, zoals Deen. Sommige firma s werkten regelmatig met vaste freelance ontwerpers, zoals J.A. Boskamp in Overveen, en andere hadden ontwerpers in dienst of een eigenaar die zelf ontwierp, wat waarschijnlijk bij de firma Zijfers het geval was en wellicht bij Christiaan Teders Artistieke Meubileering. 3 Veel bedrijven werkten niet uitsluitend in de actuele Amsterdamse Schoolvormgeving, maar leverden ook werk met andere stijlkenmerken. Vrouwen als doelgroep en het tijdschrift als medium In het algemeen kan worden gesteld dat er geen grootschalige massafabricage en popularisering van de Amsterdamse Schoolvormgeving was, zelfs al zijn er behoorlijk wat anonieme meubelen bewaard gebleven. Ook zijn er niet erg veel advertenties die deze stijl laten zien. 4 Vermoedelijk was de stijl in de brede markt zichtbaar in het assortiment van gespecialiseerde meubelzaken, maar behield ze altijd een zekere exclusiviteit. Dit blijkt eveneens als bijvoorbeeld wordt vergeleken met het meubelaanbod van een middenklasse warenhuis zoals Vroom & Dreesmann, dat in de jaren twintig de Amsterdamse Schoolvormgeving nauwelijks volgde (afb. 6.6). Op interieurfoto s zijn bovendien dikwijls de gestoffeerde anonieme fauteuils te zien die gedurende de hele jaren twintig gangbaar waren (afb. 6.25). De meubeltypen die een bescheiden variant van de Amsterdamse School populariseerden zijn veelal eetkamerensembles en dressoirs (afb. 6.1 en 6.2). Ze combineren eikenhout als eenvoudige houtsoort met donkere accenten van mahonie, coromandel, (Java)teak, ebben of zwart gebeitste onderdelen; mahonie werd soms gebruikt voor het gehele meubel, wat het veel duurder maakte. Dressoirs waren pronkmeubelen voor in een huiskamer. Ze gaven een interieur een modern cachet en bleven vanwege de kostbaarheid ook veelal goed behouden. Veel bedrijven rondom de vernieuwende Amsterdamse School benutten tijdschriften als advertentiekanalen. Dijst s Meubelfabriek, de Wed. A. Kraak en Nusink en Zoon adverteerden soms tot laat in de jaren twintig in Wendingen, Het Huis Oud en Nieuw, of andere tijdschriften met een modern aanbod (afb. 6.5). Dergelijke meubelen konden waarschijnlijk gedurende een aantal jaren op bestelling worden geleverd. 5 Het aanbod op de bredere en commerciële markt voor wooninterieurs

51 6.3 Advertentie van N.V. Paerels Meubileeringmy Amsterdam. Uit: Wendingen 6 (1924) 11-12, binnenkant omslag. 6.4 Foto van een buffet van slavonisch eiken, ontworpen door Anthonie Lucas en vervaardigd door J.C. Kort uit Leiden, afgebeeld bij het artikel Huiskamermeubels door Elis. M. Rogge. Uit: De vrouw en haar huis 16 (november 1921) 7, p richtte zich ook op vrouwen als consumenten. Vrouwen waren doorgaans niet de kostwinners, maar wel degenen die het thuisfront informeerden over woninginrichting. In tegenstelling tot Wendingen, relateerden tijdschriften zoals De vrouw en haar huis de Amsterdamse School nadrukkelijk aan de context van het huis en de vrouw. Zo besprak Ita Kreunen- Mees in dit maandblad in 1918 de juist voltooide villa s in Park Meerwijk in Bergen van Margaret Kropholler, de enige vrouwelijke architect van de Amsterdamse School. Ze vond de interieurs somber en ongezellig door de tegels. 6 Die waren echter ingebracht door de opdrachtgever en financier van het park, de Amsterdamse tegelfabrikant Heystee (afb. 3.66). De vrouw en haar huis droeg uit dat de woning het domein was van de vrouw en de meeste artikelen gingen over mode, emancipatoir actieve vrouwen, opvoedkunde en handwerken om het huis gezellig te maken. Vanaf 1920 nam de aandacht voor meubilering van het interieur toe en in de loop van de jaren werd zelfs op de modetekeningen door Berhardina Midderigh-Bokhorst naar actuele interieurvormgeving verwezen (afb. 6.7), iets wat zij overnam van toonaangevende Parijse modebladen zoals Art, Goût, Beauté. Feuillets de L Élégance féminine. De vrouw en haar huis liet ook merken dat de kunstenaarsmeubelen bijzonder waren in vergelijking tot het bredere marktaanbod. In 1922 introduceerde Jan Voskuil in dit tijdschrift de stijl van t Woonhuys en de modelkamers van Michel de Klerk als zijnde nieuw, maar nog weinig populair. Voskuil beschouwde de interieurs van De Klerk als eenig in hun soort en de ontwerper als een ware kunstenaar. 7 Over de herenkamer die De Klerk had ontworpen schreef hij dat de lichteiken meubelen met heldergroene lederen bekleding de meest vreemde vormcombinaties hadden: een speeltafel met verankerde lamp en een bureaustoel leek te zijn geïnspireerd op een schip. In hetzelfde jaar besprak redactrice Elis. M. Rogge meubelen van ontwerper Anthonie Lucas en het ambachtelijke atelier J.C. Kort uit Leiden (afb. 6.4). 9 Lucas nam de Amsterdamse Schoolvormgeving zonder reserve over, maar zijn werk was gewoner dan dat van De Klerk. Verder beeldde De vrouw en haar huis regelmatig werk af van vrouwelijke ontwerpers die uit andere bronnen nauwelijks bekend zijn, zoals van Annie Kleber. Zij ontwierp onder meer behang dat werd gedrukt door de Amsterdamse firma L. Goudsmit in stalen donkerblauw en donkergroen met grijs en bruin, en gecombineerd met goud (afb. 6.8). 6.5 Advertentie van Dijst s Meubelfabriek Amsterdam. Uit: Wendingen 3 (1920) 6-7, p Vroom & Dreesmann Den Haag, voorkant van de reclameuitgave De Practische Huisvrouw 3 (april 1930) Berhardina Midderigh-Bokhorst, modetekening met kaptafel uit De vrouw en haar huis 21 (september 1926) 5, p Foto van behangpapier, ontworpen door Annie Kleber en gedrukt door L. Goudsmit & Co, Amsterdam, Uit: De vrouw en haar huis 20 (februari 1926) 10, p. 421.

52 Het werk was voor Elis. M. Rogge aanleiding om te stellen dat het ontwerpen van wandbekleding bij uitstek geschikt was voor vrouwelijke ontwerpers.10 Eduard Cuypers, de man achter het tijdschrift Het Huis, Maandelijksch prentenboek gewijd aan huisinrichting: bouw- en sierkunst, meubelen (later: Het Huis Oud en Nieuw), besefte het belang van de vrouw als doelgroep eveneens. Tot ongeveer 1915 had hij behalve een atelier voor architectuur ook een naaldwerkatelier voor kamerschermen en andere interieurstoffering. In zijn Amsterdamse toonzaal hield hij exposities die werden besproken in De vrouw en haar huis. Michel de Klerk, Piet Kramer en ook G.F. la Croix konden dergelijke ondernemende activiteiten van nabij volgen toen zij op Cuypers architectenbureau werkten en er zelfs hun echtgenotes leerden kennen.11 woninginrichting met illustraties van inrichtingen door architect August M.J. Sevenhuysen uit Overveen.12 De meubelen en betimmeringen van eiken met een paraboolsilhouet en golvende sierranden tonen een vlakke Amsterdamse Schoolvormgeving (afb. 6.10). Die variant paste waarschijnlijk goed bij kapitale villa-interieurs in de welvarende regio Haarlem, Overveen en het landelijke Bloemendaal. Zulke voorlichting over vormgeving door reportagehuizen gebeurde niet alleen voor de Amsterdamse School. Het tijdschrift De werkende vrouw in huis en maatschappij dat onder redactie stond van An Harrenstein-Schräder, besprak bijvoorbeeld interieurs en huizen van Gerrit Rietveld en Truus Schröder, de zuster van An.13 Maar dit tijdschrift bestond slechts van 1930 tot 1931, terwijl De vrouw en haar huis van 1906 tot 1981 bestond. Relatief laat, in 1924, kreeg De vrouw en haar huis een nieuw beeldvignet van een meubelensemble met hanglamp en landhuis in Amsterdamse Schoolvormgeving (afb. 6.9). Het was ontworpen door Nico Schrier, die bovendien een serie artikelen schreef over In De vrouw en haar huis waren doe-het-zelflampen eveneens een dankbaar onderwerp. Nico Schrier legde de doorsnee-abonnee uit hoe de vrouw lampen kon maken met kappen van stof en versierd met kralen.14 Zulke lampen zijn te zien op foto s van 6.12 Reclame van de firma N.V. v/h H.A. Kloosterhuis lampen. Uit: Wendingen 1 (1918) 5, p Nico Schrier, vignet in De Vrouw en haar huis 19 (1924) Foto van een slaapkamer met zitje door August M.J. Sevenhuysen in Overveen, afgebeeld bij het artikel Wenken over Wooninrichting door Nico Schrier. Uit: De vrouw en haar huis 19 (februari1925) 10, p Willem Bogtman, schetsje voor lampmodellen voor de Firma Kloosterhuis uit orderboek Firma Bogtman, Particuliere collectie.

53 Firma N.V. Hero de Groot, Bodegraven, bijzettafeltjes uit het werkboek voor de catalogus, circa Collectie Historische Kring Bodegraven W.H. Gispen, affiche van de firma Gispen lampen in ijzer en brons, 1921, lithografie op papier. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam. de modelkamers van t Woonhuys, van de eigen woningen van architecten zoals Piet Kramer (afb. 12.3), en ze behoorden tot de eerste producten van de firma Gispen. 15 Ook metalen lampen van de zaak N.V. v/h H.A. Kloosterhuis in Amsterdam, die als een van de eersten vóór 1900 elektrische verlichting verkocht, hadden kappen van textiel. 16 Maar Kloosterhuis verwerkte tussen circa 1918 en 1928 eveneens glazen onderdelen van W. Bogtman: een order uit 1922 toont drie ontwerpschetsjes van lampmodellen (afb. 6.11). Kloosterhuis adverteerde in Wendingen met een annonce waarop een urn stond met brandend vuur als zinnebeeld van warmte (afb. 6.12), ter aanbeveling van het assortiment moderne ornamenten voor gaslampen en elektrische lampen. Hij ontwierp zelf en gebruikte ontwerpen van architecten en kunstnijveraars zoals van Bogtman, maar de moderniteit van de plafonnières, cilinderlampen en glas-in-loodlampen was waarschijnlijk bescheiden. Anders was het voor de firma Gispen & Co. Het bedrijf volgde in de eerste jaren van zijn bestaan de toen actueel-moderne Amsterdamse Schoolvormgeving voordat het zich in de loop van de jaren twintig specialiseerde in functionalistische verlichting en stalen buismeubelen. 17 Gispen leverde kunstsmeedwerk, ook voor klokken en lamparmaturen. Hij gebruikte dit kunstsmeedijzer als inspiratie voor krullende belettering en vormgeving van zijn eerste affiches en advertenties (afb. 6.13). Ook voor reclame van andere firma s was vormgeving met een smeedijzeren silhouet populair. De firma Gispen was echter behoorlijk exclusief, en de meer commerciële markt voor sfeerbepalende verlichting werd vooral bepaald door de lampen met kappen van textiel, al of niet met kralen, en kappen van glas. Een firma zoals De Nieuwe Honsel, die was gespecialiseerd in beschilderde glazen lampen, toonde in catalogi een grote keuze aan modellen en adverteerde met reclamekaarten (afb ). Ofschoon ze kostbaar waren, konden zulke glazen lampen interieurs een modern accent geven zonder de noodzaak van een gehele nieuwe inrichting. Hier speelde de firma Hero de Groot uit Bodegraven op

54 in door bijzettafeltjes en rooktafeltjes te maken in Amsterdamse Schoolvormgeving voor tafellampen van De Nieuwe Honsel (afb. 6.14). Bijzettafeltjes was een algemeen populair meubeltype. 18 Galeries en kleine producten Er waren veel meer bewust vormgegeven producten die inspeelden op de vrouw als doelgroep. Een serie boekjes over het houden van planten als liefhebberij, verschenen tussen 1927 en 1935 bij de Rotterdamse uitgeverij W.L. & J. Brusse, zal dames in landelijk gelegen villa s hebben geïnteresseerd. De deeltjes kregen felgekleurde omslagen van planten en tuinen, zoals de clivia, cactus en rotstuin, in kaders en typografie die verwees naar de Amsterdamse School (afb. 6.15). In zijn correspondentie met ontwerpster Jo Daemen schreef Brusse over het omslag van een deel dat zou verschijnen in 1933 en dat al een meer zakelijke typografie zou krijgen: Kiest u zelf, wat u het meest geschikt vindt en wat een mooi sprekende kleurcombinatie geeft. Dit laatste is vooral van veel belang voor den verkoop. De letters maar weer iets strakker. Langzaamaan komen we tot de strakheid van de gezette letter. 19 Dergelijke opdrachten voor ontwerpers pasten bij het streven van de Nederlandsche Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst (VANK) waarvan Brusse lid-begunstiger was en Jo Daemen regulier lid. Ook sieraden waren typische geschenken voor vrouwen en de zilveren broches van de gebroeders Reggers typeren de Amsterdamse School op dit ambachtelijke vakgebied (afb. 3.11). Ze zullen ook zijn verkocht in galeries die ontwerpers en sierkunstenaars ondersteunden door verkoop van hun werk, zoals Kunstnijverheidshuis Andréa. Dit verkocht kunstaardewerk, batiks, weefwerk, lampen, glaswerk, sieraden en vertegenwoordigde de coöperatie Labor Omnia Vincit (LOV) uit Oosterbeek die in deze tijd de vormgeving van meubelen ook relateerde aan de Amsterdamse School (zie afb ). Advertenties van galeries zoals Andréa benutten de kracht van beeldvignet en typografie. Andréa was actief in Haarlem, een stad die vlakbij Amsterdam een geschikte regiofunctie lijkt te hebben gehad voor dergelijke galeries. Ook Kunstzaal Peddemors was er gevestigd. Deze galerie had onder meer de alleenverkoop van gebrandschilderde lampen van N.V. Crabeth, die werden geëxposeerd op een Tentoonstelling Nederlandsch Fabrikaat in In advertenties refereerde Peddemors aan een (ijzeren) uithangbord waarop een vrouw met gestrekte armen een vaas laat zien (afb. 6.16). Er waren ook galeries met een meer modernistische signatuur, zoals De Kerkuil, eveneens in Haarlem, of De Distel in Rotterdam dat ook adverteerde in De vrouw en haar huis. 21 De celluloid producten van Louis Bogtman en het Hollandse fabrikaat Coorin moeten eveneens zijn verkocht bij galeries. Met het merk Coorin waarvoor de ontwerpen vermoedelijk werden gemaakt door Bogtman werd tussen 1924 en 1926 geadverteerd rondom de feestdagen, met name door Jac. H. Holswilder in Leiden die in het Leidsch Dagblad stelde de alleenverkoop ervan te hebben. 22 De voorwerpen lijken oriëntaals: hun gebatikte zwartgroene, zwart-gouden en rode decors op glanzend celluloid refereren aan Japans en Chinees lakwerk. De schelpvormige motieven en krullende lijnen zijn echter westers (afb ). Andere producten die de galeries verkochten waren de gewelfde keramische vazen en potten naar ontwerpen van Hildo Krop voor aardewerkfabriek ESKAF (afb ). De galeries vormden niet zelden een sociaal circuit van liefhebbers en ontwerpers. Ze vulden nationale tentoonstellingen aan waarvan er direct na de oorlog enkele grote werden georganiseerd om het Hollandse product en de Hollandse sierkunstenaars onder de aandacht te brengen: de Tentoonstelling van kunstnijverheid en van volkskunst in Rotterdam (1918); de Tentoonstelling van Nederlandsche kunstnijverheid (1918) en de Jaarbeurs voor Kunstnijverheid (1919, in het Stedelijk Museum) in Amsterdam; en de Tentoonstelling van aesthetisch uitgevoerde gebruiksvoorwerpen in Haarlem (1919). 23 Zulke promotie-activiteiten organiseerde de brede markt voor meubelen nauwelijks. Uitgaan en commercie Het perspectief van commercie biedt ook de context van het stadsleven, waarin winkelen en uitgaan met veel meer productvormgeving was verweven. Voor programma s van bioscopen en theaters werden de spectaculairste meubelreclames ontworpen naast paginagrote advertenties voor corsetten, mode, tabak, cafés en restaurants. De firma t Woonhuys associeerde zich met een cultuurminnend publiek door publiciteit voor haar Amsterdamse Schoolmeubelen op programma s van de Stadsschouwburg en bioscooptheater Tuschinski, fraai gedrukt in verschillende kleuren en soms met goud (afb. 6.19). De ontwerpers van de advertenties, waarschijnlijk freelance werkend, waren Joan Collette, E. Gerdes, Elias Ott en Mommie Schwarz. De vormgeving verschilde per ontwerper. Zo vermengde Schwarz de representatie van Amsterdamse Schoolmeubelen met een grof geschetst expressionisme en Ott met Jo Daemen, drie omslagen van de serie Een reeks voor liefhebberijen: links J.M. van den Houten, Cactussen (1927); midden J.M. van den Houten, Kamerplanten (1929); rechts A.P. Smits, Rotsplanten (1930), bedrukt papier, uitgeverij W.L. & J. Brusse N.V. Rotterdam. Particuliere collectie Advertentie van Kunstzaal Peddemors. Uit: De vrouw en haar huis 23 (maart 1929) 11, p Advertentie van Kunstnijverheidshuis Andréa Haarlem en Arnhem. Uit: De vrouw en haar huis 23 (mei 1928) 1, p. 57.

55 6.18 Joan Collette, reclame voor de firma t Woonhuys op een programmaboekje voor de Stadsschouwburg Amsterdam, bedrukt papier, z.j. (circa 1921). Particuliere collectie Amsterdam Elias Ott, reclame met een huiskamerameublement voor de firma t Woonhuys op de achterzijde van een programmaboekje van bioscoop Tuschinski, bedrukt papier, Amsterdam, Particuliere collectie Amsterdam Interieur van La Gaité uit de brochure van bioscoop Tuschinski, bedrukt papier, waarschijnlijk getekend door John Meulkens, Brochure Particuliere collectie, Amsterdam een sierlijke art deco. Van Otts brochure (afb. 6.19) voor t Woonhuys is niet na te gaan van welke ontwerpers de meubelen waren en Joan Collette wisselde af: de meubelen van één advertentie zijn niet toe te schrijven (p. 96 en afb. 3.58), terwijl hij voor een andere die van De Klerk in geel-groen en oranjegroen tekende alsof dit de opdracht was (afb ). De opening van Tuschinski bood een uitgelezen kans om de theatrale vormgeving van meubelen te definiëren in de context van het theaterinterieur, dat de brochure in kleur-platen breeduit toonde (afb. 6.20). De Klerks meubelen appelleerden aan die theatrale fantasie en werden meer een publicitair uithangbord dan een werkelijk te overwegen aankoop voor het uitgaanspubliek; dit moest op de eerste plaats visueel worden verleid. Zoals de bioscoop Tuschinski in Amsterdam op de eerste verdieping het Cabaret La Gaité spectaculair inrichtte voor opvoeringen van liederen en voordrachtskunstenaars met orkest en dinergelegenheid voor matinée en souper (afb. 6.20), zo trokken ook andere restaurants en lunchrooms het uitgaande en winkelende publiek aan met hun interieurs. In verschillende steden getuigen gevelbetimmeringen met glas-in-loodbovenlichten nog van de aankleding van winkels en cafés in de jaren twintig. Een voorbeeld in Amsterdam was caférestaurant C. Dorrius, eerder de Paulanerbräuerei, dat bekend stond om zijn Hollandse kaart. Dorrius vernieuwde het interieur tussen 1921 en 1924 in een hybride combinatie van Amsterdamse Schoolbetimmering met Oudhollandse kasten en goudleerbehang. Tegenwoordig zijn enkele van de originele glas-in-loodbovenlichten en deurramen van glazenier Bogtman nog in situ. 24 Genotmiddelen zoals koffie, thee, tabak en sterke drank, die hoorden bij het uitgaansleven, bleven het immense belang bevestigen van de koloniën waar generaties Nederlanders plantages bezaten en/of leidden. 25 Voor de handelskantoren kreeg Bogtman eveneens opdrachten, zoals voor het nieuwe gebouw van de N.V. Deli-Batavia Maatschappij, voorheen de Deli-Batavia Tabak maatschappij; dit gebouw werd ontworpen in 1921 door A.D.N. van Gendt die eerder ook betrokken was geweest bij de constructie van Het Scheepvaarthuis. 26 De reclamevormgeving voor deze producten was een dankbaar werkterrein voor ontwerpers en al op de groepsfoto van het bureau van Ed. Cuypers uit 1906 is te zien dat er ook affiches werden gemaakt (afb. 3.9). Vlak na de oorlog ontwierp Jac. Jongert affiches voor tabak en sterke drank van de firma Wed. G. Oud Pz & Co (afb. 6.21). Hij gaf ze een bedwelmende vormgeving en ontwierp bovendien drankflessen in zware en golvende vormen van donkergekleurd glas, zodat het leek alsof de groene en bruine flessen een onzichtbare alcoholische inhoud bevatten met een geheimzinnige verruimende werking (afb. 6.22). Associaties met oosterse culturen die door de producten bestonden, werd door de vormgeving versterkt en tot stereotypen gemaakt. De firma Oud had dan ook een vertegenwoordiging in Soerabaja op Java. Het glazeniersbedrijf van Bogtman was eveneens actief in de reclame. In het bedrijfsarchief zijn ontwerp-tekeningen voor Schweppes Table Waters en voor Reuser & Smulders. Reuser & Smulders was een gerenommeerd merk uit Den Haag voor koffie, thee en tabak (afb. 6.23). 27 Bij de modernisering van de bekende American Lunchroom in 1928 in Amsterdam verving het glas-in-lood van Bogtman en Winkelman & Van der Bijl het kant en de vitrage dat eerder voor de vensters hing om het licht te temperen. De First class lunchroom met eigen bakkerij en keuken, waar, volgens de lokale krant De Gooi- en Eemlander, forensen lunchten en tal van dames van een winkelochtend of -middag (...) haar einddoel vinden, verbond sinds haar oprichting in 1898 de moderne tijd in Nederland met de eetcultuur van het verre en nieuwe Amerika. De Soda fountain getuigde hiervan. Ook Schweppes was een sodawater, en populair geworden in negentiende-eeuws koloniaal Engeland en later ook Amerika. De aanleiding voor de grote modernisering en uitbreiding van de lunchroom in 1928 waren de Olympische Spelen die in de zomer in Amsterdam werden gehouden. Er kwam een andere vormgeving naar ontwerp van architect J.W.F. Hartkamp. Nieuwe betimmeringen van de firma J.B. Hillen vervingen de oude grote spiegels en kristallen kroonluchters, en er kwamen nieuwe mollige vloerbedekking met artistiek dessin, warm getinte gordijnen en behaaglijke fauteuiltjes. 28 Registratie in Hillens opdrachtboeken noemt houtsoorten zoals mahonie, ebben en satijnhout naast marmer, koper en brons voor aanrechten, buffet en vitrines. 29 Van deze verbouwing zijn vermoedelijk enkele sfeerverhogende decoratieve wandpanelen en glas-in-loodlampen over (afb , ). Maar in tegenstelling tot de wandpanelen en lampen waren de betimmeringen volgens het krantenbericht sober artistiek. Zoals bij de restaurants en cafés konden ook winkelinterieurs Amsterdamse School gemakkelijk vermengen met andere vormgeving. Een Amsterdamse radiowinkel met luidsprekers, die vermoedelijk de mannelijke consument als belangrijkste doelgroep aantrok, had omstreeks 1930 stoelen en fauteuils met een bekledingsstof die paste bij de Amsterdamse

56 links: 6.21 Jac. Jongert, affiche voor Apricot Brandy van de Wed. G. Oud Pz & Co, Purmerend/Soerabaja, ca. 1920, lithografie op papier, drukker Corns. Immig, Rotterdam. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam Jac Jongert, flessen voor de firma Wed. G. Oud Pz & Co, Purmerend, onder andere voor port, Geproduceerd door Glasfabriek Leerdam Willem Bogtman, ontwerptekening voor een reclameraam van glas-in-lood voor Reuser & Smulders, ca. 1925, verf op papier. Particuliere collectie.

57 6.24 Willem Bogtman, Glas-in-lood kap en ramen in de entreehal bij het trappenhuis van de N.V. Deli-Batavia Maatschappij, voorheen de Deli-Batavia Tabak maatschappij, door architect A.D.N. van Gendt, Herengracht 286, Amsterdam, School, zoals de plafondlamp van metaal dit deed en de variaties in decoratie en vorm van de vele uitgestalde luidsprekers op de planken. Maar geknoopte tapijten uit Noordwest-Perzië als vloerkleden en tafeltjes maakten de rest van het interieur eclectisch (afb. 6.25). Het warenhuis in 1926; apotheose van het winkelen Het warenhuis overtrof natuurlijk alle kleine winkels. Dit was al zo in de negentiende eeuw in wereldsteden als Parijs en Londen. Relatief laat doorgedrongen in Nederland, werd de warenhuiservaring echter verlaat beleefd in de eerste decennia van de twintigste eeuw. Warenhuisconcern de Bijenkorf, opgericht in Amsterdam, liet het tweede nieuwe warenhuis uit 1926 van het filiaal in Den Haag ontwerpen door Piet Kramer. 30 De kleinere warenhuisgebouwen van Vroom & Dreesmann in Leeuwarden (1928), Den Haag ( ) en Haarlem (1933), alle ontworpen door de Amsterdamse architect Jan Kuyt, kregen elementen van Amsterdamse Schoolarchitectuur. Voor V&D Leiden was aanvankelijk een op de Haagse Bijenkorf geïnspireerd ontwerp gemaakt, maar dit werd uiteindelijk anders. 31 Ofschoon van de Haagse Bijenkorf het gehele oorspronkelijke interieur alleen van zwart-witfoto s bekend is, kunnen we ons door bewaard gebleven onderdelen gemakkelijk voorstellen dat het interieur overweldigde. De lichthal, met getande balustrades en bronzen kolomlampen van De Nieuwe Honsel, imponeerde en inrichtingen van afdelingen maakten indruk, zoals de afdeling oosterse tapijten met smeedijzeren lampen (afb ). Bogtman en Winkelman & Van der Bijl leverden weer decoratieve onderdelen en Wendingen besteedde er uitgebreid aandacht aan (afb ). Dit paleis der levensvreugde was de optimistisch-socialistische variant van het consumeren. Het verbeeldde op glas-in-loodramen in het trappenhuis de arbeider met het bewerken van grondstoffen en bedienen van machines (afb. 6.26). Hier lag de basis voor de goederen die het warenhuis verkocht. De Bijenkorf was het gebouw en het interieur. De warenhuiscultuur in Nederland was echter veel bescheidener dan in Parijs, Londen of Berlijn en ook de positie van vormgeving voor artikelen verschilde. Parijse warenhuizen richtten exclusieve ontwerpafdelingen in die werden geleid door topontwerpers en presenteerden zich met die ateliers op de jaarlijkse Salons en op de Exposition internationale des arts décoratifs et industriels modernes; ze verkochten er ook producten. 32 Dit gebeurde in Nederland nauwelijks alleen Metz & Co adverteerde met ontwerpers ter promotie van de modernistische avant-garde. De Bijenkorf verkocht wel kleine producten van ontwerpers op een kunstafdeling. 33 Tot besluit Voor de vele talentvolle ontwerpers en meubelmakers die Amsterdam en Nederland zonder meer had, was de markt voor luxe-artikelen en interieurs uiterst beperkt en bood het buitenland alleen kansen in de koloniën. Voor veel bedrijven moeten de inkomsten dan ook gering geweest zijn. Ook gingen er veel failliet als gevolg van de economische crisis aan het begin van de jaren twintig of die van een decennium later. Zoals bioscoopeigenaar Abraham Tuschinski schreef ter afsluiting van het jaar 1922: Het waren donkere dagen, die wij in 1922 op de film kregen. Wij gaan 1923 in, met nieuwe verlangens en frisschen levensmoed en hopen van het komende jaar een film te kunnen maken van eendrachtig samenwerkende menschen, wien ik allen een gelukkig nieuwjaar toewensch. 34 Tuschinski verschafte in elk geval veel Nederlandse bedrijven en kunstenaars werk met de inrichting van nieuwe filmtheaters. En met zijn theaters bood hij het publiek de nodige afleiding van de realiteit Interieur van een radiowinkel in Amsterdam, circa Collectie Spaarnestad Photo. volgende pagina: 6.26 P. Hofman, detail glas-in-loodraam in het trappenhuis van de Bijenkorf in Den Haag, 1926.

58

59 7 Jan de Bruijn, Radboud van Beekum, Marthe Kes 117 Gebrandschilderd glas en glas-in-lood in interieurs Veel meubelen en betimmeringen in de stijl van de Amsterdamse School zijn uitgevoerd in donkergekleurde houtsoorten. Dit geeft een zwaarte en stemmigheid aan binnenruimten. In dezelfde interieurs werd het daglicht en elektrisch lamplicht ook nog eens gefilterd door gekleurd glas-in-lood met gebrandschilderde voorstellingen en decors. De producten van twee zeer verschillende Nederlandse ateliers droegen bij aan de beslotenheid van deze binnenruimten: de ramen uit het atelier van glazenier Willem Bogtman en de beschilderde lampen van atelier De Nieuwe Honsel. 1

60 7.1 Willem Bogtman, raam ter begrenzing van de werkkamer in het woonhuis van architect Harry Elte, Stadionweg Amsterdam, gebrandschilderd en geëtst glas-in-lood, gehele wand b. 305 cm x h. 128 cm. 7.2 Guillaume la Croix, bedrijfspand met atelier en woonhuis voor de firma Willem Bogtman, 1917, Zuider Emmakade, Haarlem. 7.3 Guillaume la Croix, detail letters, bedrijfspand met atelier en woonhuis voor de firma Willem Bogtman, 1917, Zuider Emmakade, Haarlem. Hun glas-in-loodvensters en -lampen staan in groot contrast tot de grote doorzichtige vensters en kleurloze verlichting in interieurs van het functionalisme en de Nieuwe Zakelijkheid. Een voorbeeld is een scheidingswand van gebrandschilderd glas-in-lood uit 1928 die zich nog steeds bevindt in het voormalige Amsterdamse woonhuis van de architect Harry Elte. Ter afscheiding van de werkkamer van de architect op de eerste verdieping, verbeeldde het raam de muzen van de architectuur, de schilderkunst en de muziek (afb. 7.1). Het werd gemaakt in het atelier van Bogtman op persoonlijk verzoek van de architect en zijn echtgenote en is op haar naam genoteerd in de orderadministratie. 2 De vormgeving ervan past bij het einde van de Amsterdamse Schoolperiode als de decors door de art deco en het functionalisme geometrischer worden. Bogtman begon zijn werkplaats voor gebrandschilderd glas-in-lood echter in 1912, aan het begin van die periode. De Nieuwe Honsel werd kort na de Eerste Wereldoorlog opgericht, in 1919, en was actief in de regio Den Haag. Dit hoofdstuk beschrijft de geschiedenis van beide bedrijven en de verschillen in hun werkwijzen en de plaats van hun producten binnen de Amsterdamse School. Willem Bogtman: meesterglazenier en werkplaatsleider 3 Tegen het fin-de-siècle had de toepassing van decoratief (al dan niet gebrandschilderd) glas-in-lood buiten de religieuze sector bijna industriële proporties aangenomen. De mindere kwaliteit van dit glaswerk leidde tot veel kritiek van critici die vonden dat het kunstambacht was verworden tot smakeloze industriële productie. Zo schreef A.H. Loeff-Bokma nog in 1933 in een tijdschrift voor buitenhuizen: Wanneer een voorwerp, dat tot versiering moet dienen, als massaproduct wordt geleverd ( ) en kritiekloos aanvaard door den doorsnee-mensch, die nooit zijn smaak heeft ontwikkeld, dan ziekt het smaakbederf steeds verder door. ( ) Daarom is het een vreugde in aanraking te komen met werk van het atelier W. Bogtman te Haarlem, waar het kunstambacht van glas-in-lood ( ) in liefde bloeiende is. 4 De door mevrouw Loeff-Bokma bewonderde glazenier Willem Bogtman had in mei 1917 een nieuw atelier annex woonhuis betrokken in Haarlem. Het pand is bewaard gebleven en is vandaag de dag een monument (afb. 7.2). Het werd ontworpen door de architect Guillaume la Croix, die met Bogtman bevriend was, en gefinancierd door Bogtmans schoonvader Dirk Hendrik Wicherson, een gefortuneerde houthandelaar uit Steenwijk die hem hiervoor het destijds enorme bedrag van gulden leende. 5 De bedrijfsnaam in krullende Amsterdamse Schoolbelettering op de gevel laat er geen misverstand over bestaan: dit is een vooraanstaand bedrijf (afb. 7.3). Bogtman was toen al sinds 1912 actief als vervaardiger van ambachtelijk glas-in-lood en gebrandschilderd glas. 6 Er is geen bewijs dat hij een opleiding kreeg in een glasatelier en het lijkt erop dat hij het technische glazeniersvak als autodidact leerde. Uit de bewaard gebleven notaboeken van het bedrijf blijkt dat de glazenier in de beginperiode veel steun kreeg van zijn schoonvader, die hem waarschijnlijk ook Willem Bogtman, ontwerpschets westelijk halfrond voor gebrandschilderde glas-in-loodlichtkap van het Scheepvaarthuis, 1915, potlood en aquarel op papier. Particuliere collectie.

61 7.5 Guillaume la Croix, raam in het Vredeskerkje, Bergen aan Zee, 1918, gebrandschilderd glas-in-lood, uitvoering Willem Bogtman. 7.6 Willem Bogtman, bovenlicht met aan de onderwaterwereld ontleende motieven, Gebrandschilderd glas-in-lood. Collectie J. Westerberg. 7.7 Willem Bogtman, ontwerptekening voor gebrandschilderd glas-in-lood, , potlood en aquarel op papier. Particuliere collectie al had gestimuleerd tot een koersverandering richting de glasbewerking. 7 Naast opdrachten uit de omgeving van Haarlem en Amsterdam kwamen vrij veel commissies uit (de omgeving van) Steenwijk. Wicherson tevens voorzitter van de Steenwijkse Kamer van Koophandel en Fabrieken en president-commissaris van de Steenwijker bank wist verschillende particulieren en bedrijven te bewegen glas-in-lood bij Bogtman te bestellen. In 1915, nog geen drie jaar na de oprichting van zijn atelier, werd Bogtman door de architect Joan Melchior van der Meij benaderd voor een prestigieuze opdracht: de vervaardiging van de reusachtige glas-in-loodoverkapping in het trappenhuis van het in aanbouw zijnde Scheepvaarthuis. Daarnaast committeerde Van der Mey de Haarlemmer voor nog verschillende andere, kleinere glas-in-loodonderdelen in dit kantoorpand. 8 Aangezien zij elkaar al vrij goed kenden, is het aannemelijk dat Bogtman door hem zelf werd benaderd. Eerder dat jaar had Bogtman al een ontwerp van de architect uitgevoerd voor een gedenkraam voor het 25-jarig jubileum van directeur Eduard Jelsma van de Derde Ambachtsschool aan het Timorplein in Amsterdam- Oost. Tevens vervaardigde Bogtman in dezelfde tijd wat eenvoudig glas-in-lood voor het woonhuis van Van der Mey in Geulle in de provincie Limburg. 9 Bij de bouw van Het Scheepvaarthuis trad Bogtman als ontwerper meer naar voren. Ofschoon Van der Mey zelf de vorm ontwierp van de kap die hij inspireerde op een scheepslichthal, alsook de opbouw van de ruiten, werd Bogtman nu nauw betrokken bij het decoratieprogramma. Samen ontwierpen ze vermoedelijk Van der Mey aandragend en Bogtman tekenend de voorstellingen voor de overkapping (afb. 7.4). 10 Motieven zoals de decoratieve ovalen, de gebrandschilderde golfrandjes, spiralen en slingervormen komen vanaf dit moment voortdurend terug in vormgeving van de Amsterdamse School, waarin tweedimensionaliteit en (het ontwerpen van) vlakornament voorop staan. In Het Scheepvaarthuis vallen bovendien geabstraheerde motieven op die zijn ontleend aan zeedieren en waarschijnlijk zijn geïnspireerd op tekeningen van de Duitse zoöloog Ernst Haeckel. 11 De lichtkap voor Het Scheepvaarthuis vestigde Bogtmans naam bij rederijen en scheepvaartmaatschappijen en vele opdrachten voor beglazingen voor hun schepen en kantoren volgden. 12 Goed gedocumenteerd is het glas-in-lood voor het door de architect Willem Kromhout ontworpen interieur van het passagiersschip MS Dempo (1931), met motieven ontleend aan flora en fauna die verwijzen naar Nederlands-Indië. 13 Dat ook ondernemers, architecten en kunstenaars in Amsterdamse Schoolkringen het glasatelier wisten te vinden, blijkt uit Bogtmans opdrachtboeken. Naast Van der Mey komen vanaf dit moment alle belangrijke architecten voor die de Amsterdamse Schoolarchitectuur vertegenwoordigen, onder wie Herman Baanders, Guillaume la Croix (afb. 7.5), Joseph Crouwel, Michel de Klerk, Piet Kramer, Jan Gratama, Margaret Kropholler, Jan Frederik Staal en Hendrik Wijdeveld. 14 Hoewel er in deze periode zeer veel decoratief glas-in-lood is verwerkt, lijkt dit juist nauwelijks te zijn gebeurd in die gebouwen die nu algemeen als meest kenmerkend voor de Amsterdamse Schoolarchitectuur worden beschouwd. Zo werd wel door Bogtman vervaardigd glas opgenomen in de villa s in Park Meerwijk in het dorp Bergen door La Croix en Kramer (1918), het laboratorium in Wageningen door Cornelis Blaauw ( ), de villa t Reigersnest in Oostvoorne door Pieter Vorkink en Jacobus Wormser ( ), verschillende ontwerpen van Adolf Eibink en Jan Antonie Snellebrand, en de Bijenkorf in Den Haag ( ), maar dit vertoont nauwelijks een Amsterdamse Schoolvormentaal. 15 In de Amsterdamse bioscoop Tuschinski (1921) was het decoratieve glas-in-lood afkomstig van andere firma s. 16 Over het algemeen geldt dat glas-in-lood met een typerend Amsterdamse Schooldecor voornamelijk werd toegepast in (de verbouwing van) al bestaande oudere woningen en in meer behoudende nieuwbouw waarvan de architectuur een veel minder plastisch karakter heeft (afb. 7.6). Glas-inloodramen van Bogtman in Amsterdamse Schoolstijl die een samenhang realiseren tussen ex- en interieur komen na Het Scheepvaarthuis niet meer voor. Zelf legde Bogtman zich ook niet vast op één benadering of stijl. Zijn bedrijf leverde aan allerhande opdrachtgevers kleine bedrijven, scholen, rederijen, kerkgemeenten, restaurants, warenhuizen en zo meer en het is dan ook niet vreemd dat Bogtman door hen verschillende stijlsmaken in zijn werk opnam. Waar zijn ontwerpen aanvankelijk enige verwantschap tonen met een late internationale art nouveauvormgeving die aansluit bij het begin van de Amsterdamse School, wordt omstreeks 1920 de populariteit van Wijdevelds Wendingen-stijl zichtbaar en richting 1930 een strakkere art deco (afb. 7.7). Maar ook leverde Bogtmans atelier talloze gebrandschilderde figuratieve voorstellingen in een traditioneel realistische stijl en compositie veelal

62 voor gedenkramen. Na 1930 lag hier wat betreft opdrachten en ontwerpen zelfs sterk de nadruk op. Naast de vervaardiging van beglazingen naar eigen ontwerp voerde Bogtman vanaf circa 1920 ook voor anderen uit. Het bekendst is de samenwerking met Richard Roland Holst. Deze brandschilderde zelf waarna hij de glasstukjes in houten doosjes per post naar Bogtmans atelier stuurde. 17 De samenwerking leidde ook tot de opdracht voor twee glas-in-loodramen in het Nederlandse paviljoen op de Exposition internationale des arts décoratifs et industriels modernes in Parijs in De ramen werden bestempeld als het hoogtepunt van de ruimte en met een religieuze connotatie als een leeke altaar, en door de Franse tentoonstellingsorganisatie onderscheiden met een médaille d or (afb ). 18 Hoewel Bogtmans atelier toonaangevend was in gebrandschilderde glas-in-loodbeglazingen, geldt dit niet voor de vervaardiging van Amsterdamse Schoollampen. Er zijn weliswaar enkele imposante lampen overgeleverd (afb. 7.8), maar binnen het gehele oeuvre van het atelier is het aandeel van lampen en lampenglaasjes klein. In totaal zijn er naar schatting tussen de honderd en honderdvijftig lampen gemaakt. 19 Deze productie is ook bescheiden in vergelijking met ateliers die zich uitsluitend op beschilderde lampen toelegden, met name N.V. De (Nieuwe) Honsel. De artistieke en technische kwaliteit van Bogtmans lampen moet echter hoog zijn geweest. De eerste echte opdracht voor lampen is ook gerelateerd aan Het Scheepvaarthuis: op verzoek van Van der Mey maakte Bogtman de ruitjes voor de lantaarns in het gebouw. 20 Na deze opdracht leverde Bogtman enkele jaren al dan niet gebrandschilderd glas aan de Amsterdamse firma Winkelman & Van der Bijl die de gesmede lamparmaturen uitvoerde. 21 Deze samenwerking stokte om onbekende redenen in het voorjaar van 1920, met als gevolg dat Bogtman enkele jaren nauwelijks lampen maakte. 22 Uit de notaen commissieboeken blijkt voorts dat twee andere firma s vanaf 1924 regelmatig lampen bij Bogtman bestellen: J.A. Boskamp & Zn. Binnen-architectuur uit Overveen en de firma N.V. H.A. Kloosterhuis uit Amsterdam. 23 Zij namen tot en met 1930 samen ongeveer vijftig lampen af van enkele vaste modellen die Bogtman moet hebben gevoerd (afb. 6.11, ). In tegenstelling tot veel seriematig werkende glazeniers die modellenboeken met door hun leverbare, veelal geleende ontwerpen samenstelden, maakte Bogtman vanaf het begin van zijn glazeniersloopbaan unieke ontwerpen. Voorbeelden zijn een ontwerp voor een raam in de synagoge in Amsterdam met een religieuze iconografie en een ontwerptekening voor een bovenlicht. Bogtmans vindingrijkheid bij de ontwerpen zal deels te danken zijn geweest aan zijn ervaring als tekenleraar aan de ambachtsscholen in Steenwijk en Haarlem en aan zijn ornamentpublicaties. 24 Zijn opvatting en behandeling van glas-in-lood als kunstambacht leidde ertoe dat alle hoofdvormen zoals bij middeleeuws glas-in-lood in kleurglas dienden te worden gelegd. 25 In één ontwerpvoorstel toonde Bogtman vaak meerdere opties; het ontwerp van afbeelding 7.12 heeft bijvoorbeeld bij vergelijking van de linker- en rechterhelft vier varianten. Nadat met de klant overeenstemming was bereikt en een werktekening was gemaakt werden de glassoorten gekozen. Bogtmans atelier beschikte omstreeks 1930 over monsters van zo n zevenhonderdvijftig glassoorten. 26 Dit was ambachtelijk vervaardigd glas dat Bogtman zelf importeerde. In alle stappen van het vervaardigingsproces stond technische en artistieke kwaliteit centraal en wees Bogtman tijd- en kostenbesparende middelen af. Zo koos hij voor een bijzonder duurzame en kleurvaste samenstelling van de grisaille die door gespecialiseerde brandschilders werd aangebracht. 27 Journaliste Ro van Oven schreef in 1919 na haar bezoek aan het atelier in De Telegraaf: Zij, die dit doen (...) zijn zelf kunstenaars, met dezelfde kwaliteiten als de middeleeuwsche ambachtsman, die de liefde voor zijn werk stelde boven eigen eer. Toch houdt Bogtman zelf de leiding in handen, daar anders het werk aan zijn intenties ontsnapt. 28 Verder wees Bogtman snelovens af die kwaliteitsverlies in de hand werkten terwijl uit zijn beschrijvingen bij restauratieopdrachten blijkt dat hij zelf een meester was in de beheersing van de temperatuur bij het branden van het glas. Ook werd veel aandacht besteed aan het tochtvrij en waterdicht maken van het glas-in-lood en de duurzaamheid van het zetwerk. 29 Bovenstaande kwaliteiten worden bevestigd door hedendaagse glazeniers die stellen dat een Bogtmanraam zelden opnieuw gezet hoeft te worden en ook uit contemporaine bronnen blijkt dat het Haarlemse atelier bekend stond om haar hoge kwaliteit. 30 Ofschoon Bogtman geen exorbitante extra kosten rekende en vaste opdrachtgevers zelfs korting gaf, maakte zijn perfectionisme zijn werk toch duur. Bovendien nam de glazenier doorgaans rechts: 7.8 Willem Bogtman (gesigneerd), getrapte achthoekige hanglamp met slingermotieven, c. 1918, gebrandschilderd glas-in-lood in armatuur van gekruld smeedijzer, koord met houten bollen. Collectie Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, Rijswijk.

63 7.9 Willem Bogtman, ontwerptekening voor vier gebrandschilderde glas-in-loodlampen, , potlood en aquarel op papier. Particuliere collectie Willem Bogtman, ontwerptekening voor gebrandschilderde glas-in-loodwandlamp, , potlood en aquarel op papier. Particuliere collectie flink de tijd, iets wat in sommige gevallen tot klachten leidde. 31 Toch lijkt dit opdrachtgevers niet te hebben afgeschrikt. De hevige concurrentiestrijd tussen glazeniers lijkt niet alleen op prijs maar ook op kwaliteit te zijn uitgevochten, met als gevolg dat Amsterdamse Schoolarchitecten en vermogende particulieren die waarde hechtten aan decoratieve luxe graag Bogtman committeerden voor hun glas-in-lood. Glasatelier De Nieuwe Honsel De Nieuwe Honsel was een ambachtelijk atelier dat tussen 1919 en 1928 gebrandschilderde glas-inloodlampen vervaardigde voor wooninterieurs, horeca en theaters (afb. 7.13). Aan dit glasatelier is sinds de jaren 1980 aandacht besteed, maar verder onderzoek naar de productie en ontwerpers werd belemmerd door gebrek aan contemporaine bronnen. 32 Op basis van archiefmateriaal uit privébezit en uit openbare archieven kon er nieuwe informatie worden verkregen over de bedrijfsvoering van De Nieuwe Honsel. 33 Het glasatelier De Nieuwe Honsel richtte zich hoofdzakelijk op de productie van lampen en heeft relatief kort bestaan. Het werd in 1919 in het dorpje Honselersdijk opgericht als De Honsel door de heren H.C. Herens en P.G. van Cranenburgh, beiden afkomstig uit de nabije regio in Zuid-Holland. In 1923 verhuisde het atelier naar Den Haag. Het bedrijf ging failliet in 1924 en veranderde toen van naam in De Nieuwe Honsel. 34 Er volgde een overname in 1928 waarna de nieuwe eigenaar, Heybroek s Groothandel, het atelier naar Haarlem verhuisde. Hier zijn tot ongeveer 1935 lampen van De Nieuwe Honsel gemaakt. Het bedrijf werd enige jaren na het begin van de Amsterdamse School opgericht en was niet direct verbonden met ontwerpers en architecten die geassocieerd worden met de Amsterdamse School. Het atelier heeft evenmin ontwerpen uitgevoerd in opdracht van de belangrijkste vertegenwoordigers van de Amsterdamse School. Dat De Nieuwe Honsel wel bekend was met de stroming en decoratieve elementen overnam, is te zien aan de expressionistische lijnvoering van decors met kleurrijke vlakken en aan opdrachten voor lampen voor bioscooptheater Tuschinksi in Amsterdam en de Bijenkorf in Den Haag, twee gebouwen die met de Amsterdamse School worden verbonden. Niet al het werk van De Nieuwe Honsel valt dan ook te scharen onder de Amsterdamse School. In de beginjaren hebben de lampen nog naturalistische decors tegen een witte achtergrond; tegelijkertijd zijn er ook vroege lampen met fantasievolle decors van draakjes en duiveltjes die overeenkomsten vertonen met de Amsterdamse School (afb. 7.16). Begin jaren twintig komt de Amsterdamse invloed meer naar voren: de lampdecors worden dan minder figuratief en krijgen motieven met druppel-, krul- en siervormen in felle complementaire kleuren die soms doen denken aan ogen of pauwenveren (afb en 7.15) Willem Bogtman, ontwerptekening voor gebrandschilderd lampenglaasje, , aquarel op papier. Particuliere collectie Willem Bogtman, ontwerptekening voor gebrandschilderd glas-in-loodbovenlicht waarin vier opties voor de klant zijn gecombineerd, , potlood en aquarel op papier. Particuliere collectie Frits Woltjes, brochure Verlichtingsornamenten - ateliers De Nieuwe Honsel, Collectie Rachel Reijers, Antes Art, Den Haag De Nieuwe Honsel, hanglamp model L245 uit de vaste collectie, ontwerp circa 1926, gebrandschilderd glas-in-lood in koperen armatuur aan een kettingpendel. Particuliere collectie De Nieuwe Honsel, ontwerptekening voor hanglamp model L245 uit de vaste collectie, circa 1926, potlood en aquarel op papier. Collectie M.D. Herens-Breeman.

64

65 vorige pagina: 7.16 De Honsel, plafonnière met decor van dansers en draakjes, , gebrandschilderd-glas-in-lood in mahoniehouten armatuur. Particuliere collectie. Deze verandering kan komen door de inbreng van ontwerper Frits Woltjes, die omstreeks 1921 in dienst kwam van het bedrijf. 35 Woltjes was opgeleid aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag, evenals Wim Wagemans die omstreeks 1925 voor De Nieuwe Honsel ging ontwerpen (afb. 7.17). Door een opdracht van bioscooptheater Tuschinski en de gelijkenis met decoraties die Jaap Gidding ontwierp voor dit theater hebben de lampen van De Nieuwe Honsel veel weg van Giddings decoratieve werk; dit is te zien aan de lamp op afbeelding Ook zijn de lampen van de firma uit deze jaren (afb. 7.18), wel omschreven als Tuschinski-lampen, ofschoon lang niet alle lampen in het theater door De Nieuwe Honsel zijn gemaakt: tot nu toe is gedocumenteerd dat het bedrijf zestien wandlichten, veertien schaaltjes en twee glaspaneeltjes leverde en geen ramen. Eind jaren twintig gaan de ontwerpen van De Nieuwe Honsel verder van de Amsterdamse School afstaan en richting de internationale art deco: decors krijgen dan geometrische vormen in oranje, rood, bruin, grijs, wit en zwart. Vanaf 1928 werkte Herens verder in deze meer abstract-geometrische vormen in zijn nieuwe atelier Die Haghe, dat hij oprichtte nadat De Nieuwe Honsel was overgenomen (afb. 7.19). Naast de decors passen ook de vorm en detaillering van de houten, bronzen of koperen armaturen van de Nieuwe Honsel binnen het stijlidioom van de Amsterdamse School. In de armaturen overheersen taps toelopende en hoekige randen, golvende lijnen en paraboolvormen (afb. 7.19, 7.23). In de beginjaren maakte P.G. van Cranenburgh, die als timmerman was opgeleid, de houten armaturen. In 1920 en 1921 werkte De Nieuwe Honsel voor de armaturen van hout samen met de firma Hero de Groot uit Bodegraven (zie p. 105). Voor de armaturen van metaal werd langdurig samengewerkt met de firma P.G. Duchateau & Zn. te Rotterdam die was gespecialiseerd in koper- en kunstsmeedwerken. Deze firma maakte al in 1921 de armaturen voor het decoratieve glas van De Nieuwe Honsel voor bioscooptheater Tuschinski, alsook voor de lampen in Tuschinski naar ontwerp van Chris Bartels. De zoon van Duchateau, A.C.M. Duchateau, maakte bij het faillissement van De Nieuwe Honsel in 1924 een doorstart mogelijk en werd vennoot van De Nieuwe Honsel. Andere grote opdrachten met Duchateau waren Cabaret dansant La Gaîté in Rotterdam in 1924, eveneens voor opdrachtgever Abraham Tuschinksi, en het warenhuis de Bijenkorf in Den Haag. Naast deze grote opdrachten vervaardigde De Nieuwe Honsel lampen voor andere bioscopen, theaters, cafés, restaurants, Ansichtkaart van de entreehal van Hotel Pension Franssen in Valkenburg met een hanglamp van De Nieuwe Honsel, Collectie Galerie Frans Leidelmeijer, Amsterdam Wim Wagemans (links) en Frits Woltjes (rechts) in de tekenkamer van het atelier op de Groot Hertoginnelaan 220, Den Haag, Collectie Haags Gemeentearchief, Den Haag De Nieuwe Honsel, kaplamp en bovenlicht met een decoratief armatuur, circa 1926, gebrandschilderd glas-in-lood in koperen armatuur (franje ontbreekt). Particuliere collectie H. Herens, paraboolvormig tafellampje met strak decor, model T411 in catalogus Die Haghe- Lampen, , uitvoering Die Haghe, gebrandschilderd glas-in-lood in houten armatuur met koperen detail. Collectie Galerie Frans Leidelmeijer, Amsterdam De Nieuwe Honsel, ontwerptekening voor een ingebouwd verlichtingsornament, mogelijk in een gebouw van Jac. Hurks, met op de achterzijde geschreven Jac. Hurks arch. Roosendaal, circa 1926, potlood en aquarel op papier. Collectie M.D. Herens-Breeman De Nieuwe Honsel, plafonnière met geheel omgebogen glazen kap, circa 1927, gebrandschilderd glas-in-lood in houten armatuur. Particuliere collectie.

66 hotels en particulieren verspreid door heel Nederland. Deze lampen staan op contemporaine foto s van de interieurs, maar zulke foto s zijn schaars (afb. 7.20). Voor opdrachtgevers zoals Tuschinski en de Bijenkorf maakte De Nieuwe Honsel doorgaans speciale ontwerpen. Soms vervaardigde het bedrijf ook lampen naar ontwerp van een architect of kunstenaar en ontwierp het voor unieke opdrachten traplichten, balustradelampen, pilasterlampen en architectonische verlichtingsornamenten (afb. 7.21). Naast deze unieke opdrachten leverde De Nieuwe Honsel uit een vaste collectie. Dit deed de firma op veel grotere schaal dan de firma van Willem Bogtman en omstreeks 1925 had het bedrijf ongeveer dertig werknemers in dienst. De vaste collectie ontstond begin jaren twintig en werd in verschillende productcatalogi aangeboden (afb ). De klant had een ruime keuze uit in totaal ongeveer 130 modellen en decors: hanglampen, tafellampen, plafonnières, wandlampjes, kaplampen, schaalornamenten, ballonlampen, indirecte ornamenten, pianolampjes, ganglantaarns en vloerlampen. Deze verscheidenheid aan modellen geeft het commerciële karakter van De Nieuwe Honsel aan. Bij de overname van De Nieuwe Honsel in 1928 door Heybroek s Groothandel werd ook de vaste collectie overgenomen en in productie gehouden. Daarnaast werden er aan de collectie nieuwe ontwerpen toegevoegd die naar een art decovormgeving neigen (afb. 7.24). De Nieuwe Honsel richtte zich vooral op de Nederlandse markt en adverteerde met haar producten in zowel lokale als landelijke kranten. Daarnaast had het bedrijf vertegenwoordigers in verschillende steden en werden beurzen bezocht. In alle ateliers werden monsterkamers ingericht: eerst in Naaldwijk, daarna in Den Haag en later in de vestigingen van Heybroek s Groothandel. Vanaf 1928 werden zelfs lampen van De Nieuwe Honsel verkocht in Nederlands-Indië door twee vestigingen van Heybroek s Groothandel in deze kolonie (afb. 7.24). Ook verzamelden de eigenaren adressen van architecten en binnenhuisarchitecten om actief te zoeken naar opdrachtgevers. De Nieuwe Honsel onderscheidde zich van andere Nederlandse glasateliers door zich te specialiseren in lampen van gebogen en gebrandschilderd glas-in-lood. De mogelijkheden van het buigen van glas zijn goed te zien aan een plafondlamp van omstreeks 1927 (afb. 7.22). Toen Herens en Van Cranenburgh het atelier oprichtten vonden zij een nieuw procedé uit om glas tegelijk te buigen en te brandschilderen. Zij noemden dit pyrochrome glas. 36 Deze term verwees naar het productieproces en werd een handelsmerk van De Nieuwe Honsel. In advertenties in dagbladen profileerde De Nieuwe Honsel zich als uniek in Nederland door te stellen dat zij de eenige glasbranders [waren] die alle technische moeilijkheden overwonnen hadden. 37 Hoe ging het fabricageproces van pyrochrome glas? Allereerst werd door berekeningen bepaald waar de melkglazen platen moesten buigen om te passen in het ontwerp van armaturen. 38 Vervolgens werden de platen uitgesneden en beschilderd met transparante verf. Bij Herens eigen atelier Die Haghe werden de contouren van de decors met transparante tekeningen en een verlichtingsbak op de glazen platen aangebracht. Mogelijk werd dit proces ook gebruikt bij De Nieuwe Honsel, ofschoon dit niet geverifieerd kon worden. Het beschilderen gebeurde vaak door schilders met de hand, maar uit archiefmateriaal blijkt dat men ook werkte met verfspuiten. 39 De dochter van Herens herinnerde zich dat de beschilderde platen vervolgens op mallen van gips en kippengaas werden gelegd en in een speciale oven verhit zodat het glas kon buigen in de bestemde vorm en de verf op het glas werd gebrand. 40 Niet elke kleur had dezelfde brandtemperatuur en -tijd en dit bemoeilijkte het brandproces. Het productieproces leverde duurzame lampen op van een hoge kwaliteit, maar was tijdrovend en duur. Uit tijd- en kostenbesparende veranderingen omstreeks 1923 blijkt dat de firma de productiekosten probeerde te drukken. Het gebruik van verfspuiten bijvoorbeeld, versnelde het productieproces. Ook de overgang naar geheel abstracte en vereenvoudigde decors kan zijn ingegeven door snellere fabricage omdat deze decors gemakkelijker waren over te brengen op het glas. Daarnaast werd er verf gekocht in Parijs die bij een lagere temperatuur in het glas brandde en hierdoor de stookkosten verminderde. 41 Ten slotte droeg een vaste collectie bij aan lagere productiekosten door enige vorm van standaardisatie. Dit maakt het productieproces efficiënter en daarmee dikwijls goedkoper. Ondanks deze kostenbesparingen behoorden de lampen nog steeds tot het hogere segment van de markt. De kosten per lamp verschilden en werden rechts: 7.23 De Nieuwe Honsel, het Grootboek, een kasboek met ingeplakte ontwerptekeningen en foto s, met ontwerpen gemaakt tussen 1920 en De Nieuwe Honsel, tafellamp op houten voet model I 351 uit de vaste collectie, vóór 1929, gebrandschilderd glas-in-lood in houten armatuur met koperen detail. Collectie M.D. Herens-Breeman (boek) en Petra & Erik Hesmerg.

67 bepaald door het formaat van de lamp, het gebruikte materiaal voor het armatuur (hout of koper) en de werkwijze. Het vervaardigen van een lamp met een artistiek koperen armatuur was arbeidsintensiever dan een houten plaat en dit werd doorberekend in de prijs. Voor het gemiddelde publiek zal een lamp van De Nieuwe Honsel behoorlijk kostbaar zijn geweest. Het is daarom niet vreemd dat de lampen veel hingen in horecagelegenheden. Deze etablissementen investeerden in exclusieve elementen om klanten aan te spreken en gaven met de lampen van De Nieuwe Honsel hun zaak sfeer en een luxueuze uitstraling. De vaste collectie van lampen die in oplage geproduceerd moesten worden zorgde ervoor dat de samenwerking van De Nieuwe Honsel met P.G. Duchateau & Zn. van een andere orde is dan de artistieke synergie die ontwerpers Michel de Klerk en Willem Bogtman hadden met de firma Winkelman & Van der Bijl als uitvoerders van armaturen. De Nieuwe Honsel maakte ook glas-in-loodramen, maar deze productie was vermoedelijk niet groot en voor zover bekend heeft geen raam de tand des tijds doorstaan. 42 Bovendien had de regio Den Haag veel glasateliers die zich geheel richtten op het vervaardigen van glas-in-loodramen, iets wat voor dit product een sterk concurrerend veld betekende. Een Nederlands product In vergelijking met buitenlandse firma s lijkt zowel de vormgeving als de vervaardiging van lampen van De Nieuwe Honsel specifiek te zijn geweest voor Nederland. Het visuele effect van decorschilderingen op glas zonder reliëf lijkt nog het meest op eigentijdse productie uit Bohemen, bijvoorbeeld op glas dat omstreeks 1915 werd gemaakt aan de K.u.K. Glasfachschule Steinschönau. Dit werk had echter minder kleuren en werd toegepast op transparante vazen en schalen en niet op lampen van opaak glas, zoals bij De Nieuwe Honsel. Verder is er visuele verwantschap met glasdecors van werk van omstreeks 1925 door Bruno Mauder, de leider van de Fachschule Zwiesel in Beieren. 43 Dit werk lijkt eveneens op dat van Jaap Gidding. Een vergelijkbare vormgeving hebben ook decors van A.J. van Kooten uit Leerdam uit de late jaren twintig. De kleuren en abstractie van motieven van zowel de lampen van De Nieuwe Honsel als van het werk dat Bogtman maakte in de Amsterdamse Schoolstijl, doen denken aan het expressionisme in beeldende kunst. Ofschoon zowel Bogtman als De Nieuwe Honsel gebogen ruitjes maakten, ontwikkelde De Nieuwe Honsel het buigen van glas speciaal voor lampen in combinatie met schildering en brandschildering. De bolling van de lamp was een uitdaging en bovendien moesten de kleuren niet uitlopen en goed fixeren, want de firma deed niet aan koud schilderen. Het proces doet enigszins denken aan dertiende en veertiende-eeuwse islamitische moskeeolielampen die na beschildering opnieuw werden verhit. Deze werden echter geblazen en bleven grotendeels transparant onder de beschildering. 44 De verschillen met ambachtelijke firma s, die hun naam vestigden tijdens de art nouveau, liggen in zowel techniek als in vormgeving. De lampen die Louis Comfort Tiffany uit Amerika produceerde in diverse prijsklassen en in serievervaardiging, werden samengesteld uit talloze gekleurde stukjes glas-in-lood in een framewerk en hadden als decors herkenbare motieven van (vooral) bloemen. Ook de lampen die het gerenommeerde Franse atelier van Émile Gallé tussen 1900 en 1931 produceerde in verschillende kwaliteiten waren technisch anders; ze bestonden uit twee of drie glaslagen over elkaar waaruit decors werden weggeëtst. Gallés kleurige en naturalistische decors van flora en fauna in art nouveauvormgeving raakten vanaf 1915 bovendien langzaamaan uit de mode en waren omstreeks 1925 ouderwets. 45 Op de Nederlandse markt was de verkoop van lampen van Tiffany en Gallé nauwelijks zichtbaar en de lampen zullen daarom geen concurrentie zijn geweest voor Bogtman of De Nieuwe Honsel. Het glas van de Fransman René Lalique was bekender in Nederland en verkrijgbaar in verschillende warenhuizen. Enkele glazen lampen van Lalique met elektrische verlichting werden in 1927 tentoongesteld op een expositie van verlichtingsornamenten bij de firma Stokvis te Amsterdam. 46 Maar ook deze lampen waren niet van gebrandschilderd gebogen glas. Wel geldt voor alle firma s dat hun glazen kappen decoratieve armaturen konden hebben van bewerkt brons of ijzer of bij De Nieuwe Honsel hout (afb. 7.18, 7.19, 7.22). En alle bedrijven hechtten groot belang aan de werking van kleuren door de transparantie en semi-transparantie van het materiaal glas. Willem Vogelsang, de eerste hoogleraar kunstgeschiedenis in Nederland, meende in 1925 dat het genot der zinnelijke gewaarwording van de geheimzinnige kleur-ouverture elk verstandelijk begrip van Bogtmans techniek overtrof. Hij evoceerde een oriëntalistische spiritualiteit van het Verre Oosten en Nederlands- Indië door het benoemen van kleuren: Zware purperen en donkere karmozijnen, doffe indigo s en sproeiende saffierkleuren en daartusschen de enkele sprankels van hoog-oranje en fel turkoois, smaragdsplinters en pralerige randen. (...) t Is of het licht met moeite overwint en juist begint, met volle kracht door te breken. 47 De kleuren worden het best zichtbaar als de lampen branden en het licht door het glas valt. Het pyrochrome glas van de vele bewaard gebleven lampen van De Nieuwe Honsel en de gebrandschilderde glas-inloodramen van Bogtman maken die kleureffecten in interieurs van bedrijven, theaters, grand cafés en huiskamers nog steeds voorstelbaar. Tot besluit De firma s De Nieuwe Honsel en Bogtman verschilden in de bedrijfsstructuur en in de vormgeving van producten en inspiratiebronnen. Bogtman had een hoogwaardig ambachtelijk atelier met een brede orderportefeuille en concentreerde zich op ramen en minder op lampen. Geïnspireerd door de herwaardering van het ambacht uit het verleden, vooral de glas-in-loodramen uit de middeleeuwen, gebruikte Bogtman het brandschilderen in een eigentijdse vormgeving en toepassing en bemiddelde daardoor ook een eigentijdse zintuigelijke ervaring. De grote opdrachten tussen 1912 en 1930 lijken zijn atelier een solide basis te hebben verschaft voor een tamelijk constante bedrijfsvoering. Het werk is bovendien goed gedocumenteerd door een bedrijfsarchief Liem Bwan Tjie, interieur voor Han Tiauw Tjong en zijn familie, met een glas-in-loodlamp, mogelijk van De Nieuwe Honsel, Semarang, Collectie Stichting BONAS, Rotterdam. In tegenstelling tot het atelier van Bogtman werkte de Nieuwe Honsel meer bedrijfsmatig aan de hand van productcatalogi en collectieseries. Het was een ander type productie dan de lampen van Amsterdamse Schoolontwerpers die als unieke stukken of slechts in kleine oplage te koop waren in Amsterdam en omgeving. De Nieuwe Honsel wilde zowel lampen van hoogwaardige kwaliteit leveren als betaalbaar zijn, en unieke ontwerpen vervaardigen naast een standaardcollectie. De lampen in de vaste cataloguscollectie leenden zich goed voor serieproductie en konden een breder publiek aanspreken door modieuze decors in stijlkenmerken van de Amsterdamse School, ofschoon deze in afgezwakte vorm werden overgenomen. Maar de grotere lampen die De Nieuwe Honsel leverde voor vrije ontwerpen en unieke orders kwamen door hun expressievere vorm nog dichter bij de Amsterdamse Schoolstijl dan de vaste cataloguscollectie. Ofschoon De Nieuwe Honsel artistieke ambities had, was haar vrijheid beperkt. Als commercieel bedrijf moest de firma winst behalen om inkomen én bestaanstoekomst te garanderen. Het korte bestaan van het bedrijf kan een gevolg zijn van het feit dat het te weinig tijd had om haar naam te vestigen en een financiële buffer op te bouwen voor het uitbreken van de economische crisis begin jaren twintig. volgende pagina: 7.25 Willem Bogtman (staand midden) in zijn glas-in-loodatelier, Haarlem, jaren twintig, gefotografeerd door Bernard Eilers. Collectie Nederlands Fotomuseum, Rotterdam.

68

69 8 Frans van Burkom Janus schaatst Michel de Klerk ontwerpt een tafelklok Het tekeningenarchief van Michel de Klerk bij Het Nieuwe Instituut in Rotterdam bevat tientallen tekeningen die op klokken betrekking hebben. Drie klokken zijn uitgevoerd. 1 Twee daarvan zijn bewaard gebleven: een voor de Koninklijke Roeien Zeilvereeniging De Hoop (1923) en een bevindt zich nu in de collectie van het Stedelijk Museum. De eerste is nooit gepubliceerd geweest, er zijn zelfs geen tekeningen van en de laatste raakte weliswaar zoek, maar bleef altijd bekend van foto s (onder andere van Bernard Eilers in het tijdschrift Wendingen). Pas in 2003 werd ontdekt dat ze ook in Eilers bezit moest zijn geweest (afb. 8.1). 2 Om deze ontsluiering kracht bij te zetten dook de klok zeven jaar later ook zelf weer op tijdens een BBC-uitzending van The Antiques Roadshow. Pas drie jaar daarna konden de eigenaren ervan de kleindochter van Eilers en haar man in Norwich getraceerd worden. De Klerk moet de klok in 1914 hebben ontworpen, in directe relatie tot het villaatje dat hij voor mevr. Veerhoff-Kothe in Hilversum tekende (afb. 8.2). Van de opdracht is veel tekening- en schetsmateriaal bewaard. De Klerk ontwierp alles aan, in en om het huis, zelfs het tuinhek; meubelen echter niet. Deze houten pendule echter weer wel. De datering die op de klok is aangegeven 1914 maar ook de context van het schetsmateriaal maakt dat plausibel. 3 Een echte presentatie- of ware grootte tekening ervan ontbreekt, maar ook het krabbeltje Hilversum f in De Klerks handschrift, op een schets van de klok is overtuigend genoeg (afb. 8.3). De vormgeving van de klok sluit bovendien op een heel relevante manier aan bij andere voor het huisje ontworpen zaken. De klok zelf is extremistisch in haar expressionistische proto-surrealisme en veel meer object van beeldende kunst dan van decoratieve sierkunst (afb. 8.4). Er is niets wat hier op lijkt in het Nederland van Zelfs de serie schoorsteenpendules, geproduceerd door de Amsterdamse firma Winkelman & Van der Bijl, verscheen pas rond 1920 op de markt (afb , ). 4 De Klerk maakte een schaatsend stripfiguurtje van zijn klok. Het druppelvormige lichaam is uit massief esdoornhout gesneden en bezit een los opgezet voor- en achterplat. Langs de volle hoogte loopt een soort geribbeld aureool dat bovenaan een zeeg heeft met twee punten. Daarop zijn twee glanzende messing kralen gezet, als oogjes. Er richt zich iets óp en het kijkt je aan Direct daarvoor en aan het bolle lijf vast zit een grimmig kijkend kopje met een lange tong, voorzien van een Javaans aandoend, piekig hoofddeksel (afb. 8.5). Twee armpjes houden de cijfers 19 en 14 voor de dikke buik, terwijl het geheel via een houten broekje op geëboniseerde slofjes of schaatsjes is gezet. Ook die zijn voorzien van messing kralen. Die wonderlijke sleevoetjes zijn mogelijk terug te voeren op Scandinavische boerenvormgeving, waarvoor De Klerk een grote belangstelling had. 5 Een wijzerplaat ontbreekt. De uurcijfers, die eerder opgenomen waren in een spinnenwebvormige wijzerplaat, zijn los in ijzer op het hout gezet. De wijzers van messing vertonen een kronkelmotief dat op de interieurschetsen ook in ongeveer die vorm verschijnt, als smeedijzeren kandelabers aan de schoorsteenmantel voor mevr. Veerhoff-Kothe (afb.8.7). Het opmerkelijke profiel van de klok een druppelof uivorm met twee punten correspondeert zowel met de vormgeving van de opgelegde deurplatten in de huiskamerbetimmering als met die van het uitgevoerde tuinhek (afb. 8.2, 8.9). De relatie die De Klerk in zijn vormgebruik met deuren en hekken legde, is fascinerend en blijkt zeer relevant. Het grijnzende kopje liet zich het minst makkelijk detecteren. Uiteindelijk bleek een Klerkiaans vermomde hindoe-javaanse monsterkop de beste papieren te hebben: die van Kala. Een gebeeldhouwde kala- of monsterkop zit gemeenlijk als onheilwerend motief aan de bovendorpels van tempelpoorten, aan de rugleuningen van tronen, aan tempellampen meestal zonder, maar soms ook mét uitgestoken tong. In het oud-javaans betekent kala: zwart, dood of tijd. De kalakop in de laatste twee betekenissen bleek zodoende de trigger om De Klerks klokontwerp als een expressieve stapeling van betekenissen te kunnen begrijpen (afb. 8.5, 8.6). 6 Dat associatiebouwsel ziet er dan bijvoorbeeld zo uit: Verglijdende tijd (schaatsjes); Hek of Deur (overgang); Monsterkop, die Tijd en Dood is. Maar er is er nog een: Kruipende Tijd (slak) is óók een mogelijkheid, want het aureool met z n glimmende oogjes krijgt de gestalte van een zich oprichtende slak met loopplooien. Vergezocht is dat beeld niet: nog geen half jaar eerder had De Klerk voor een van de kantoorruimtes van de directiekamer van de KPM in Het Scheepvaarthuis tweemaal een veel realistischer uitvoering van precies zo n zich oprichtende slak ontworpen die door de houtbeeldhouwer Jan Christoffel Schultsz was uitgevoerd. (afb. 8.8). 7 Als geheel maakte De Klerk een Janus Bifrons van zijn klok, de Romeinse god van deuren en tijdsovergangen met de twee gezichten. Maar wel een bijzondere: met een naar voren kijkende kala-kop, de dood tegemoet en een naar achteren kijkende slak, het langzaam afgelegde levenspad beziend. Een slak hoeft zijn kop immers niet om te draaien, zijn ogen hebben 360-graden zicht. De klok demonstreert aldus op bijna exemplarische wijze De Klerks manier van beeldend denken en ontwerpen. Wie haar uitvoerde is niet bekend. De meubelmaker/ houtsnijder Willem Rädecker, broer van John, zou echter een goede kandidaat zijn. Diens naam en adres verschijnen in De Klerks handschrift op een ongedateerd schetsblad vol wiegontwerpen, met op de achterkant een reeks schetsen voor de klok. 8 Tijdens zijn werkzaamheden voor Veerhoff- Kothe, in augustus 1914, bleek De Klerks vrouw zwanger. Er moest dus een wieg komen en de klok kon dan mogelijk in één moeite mee. Wanneer dat klopt, kan Willem Rädecker ook het kopje hebben gesneden, want dat zal het allerlaatste onderdeel zijn geweest van het ontwerpproces; er is nergens in de schetsen een uitwerking van te vinden. De klok zal dan in 1915 zijn uitgevoerd. De weduwe Veerhoff-Kothe kocht de klok uiteindelijk niet. Bernard Eilers met wie De Klerk na 1914 goed bevriend raakte moet hem vervolgens van hem hebben overgenomen.

70 8.5 Twee koppen, kala en slak als de tweekoppige Janus, detail van klok op afb Michel de Klerk (ontw.), C. Schultsz (uitv.), slak op paddenstoel of taboeret, eikenhout, Het Scheepvaarthuis, directiekantoor KPM, Kala. bekroning van een tempellampmontuur midden-java, achtste eeuw, brons. Uit: Versunkene Königreiche Indonesiens. Mainz: Verlag Philipp von Zabern, Tent. cat. Roemer- und Pelizaeus Museum, Hildesheim, 327 (cat. 11). Collectie Museum Nasional, Jakarta. 8.3 Schets tafelklok met ingetekende karikatuur en datum 1915, niet gesigneerd, niet gedateerd; krijt en potlood op papier. Collectie Het Nieuwe Instituut, Rotterdam Bernard Eilers, foto eigen interieur met tafelklok van Michel de Klerk en Philips luidsprekerschaal model 2007, Collectie SDCF, Leiden. 8.2 Tuinhek van landhuis Bileken van mevr. Veerhoff-Kothe, Hilversum, Uit: Wendingen, 1924, 9/10, p Michel de Klerk, tafelklok, 1914/1915 deels gezwart esdoorn, ijzer en messing, na restauratie Collectie Stedelijk Museum, Amsterdam. 8.7 Schets schoorsteenmantel van woonkamer landhuis Bileken (fragment groter blad), zwart krijt en pastel op calque, niet gesigneerd, niet gedateerd (1914). Collectie HNI Rotterdam. 8.9 Werktekening, betimmeringen woonkamer, binnendeurkozijnen woonhuis Hilversum, blad 6 (fragment groter blad), inkt op papier, gesigneerd, gedateerd 29 juni Collectie HNI Rotterdam.

71 9 De Amsterdamse School 140 Joseph Crouwel, slaapkamerameublement (detail). Zie p. 188.

72 Marjan Groot Nationale en lokale varianten in meubelvormgeving bestonden al eeuwenlang in alle Europese landen en confrontaties tussen nationale culturen met een eigen vormgeving leidden ook tot culturele competitie tussen landen. Tegelijkertijd is internationale kruisbestuiving door tijdschriften en vaktentoonstellingen van belang zeker vanaf 1860 doordat ontwerpers in verschillende landen werden opgeleid en woonden, en doordat zij opdrachten kregen buiten hun eigen land. Zo voltooide Josef Hoffmann in Brussel het Palais Stocklet in 1911, wat de beweging van de Sezession en Werkstätte uit Wenen een betekenis gaf in België, die de art deco en het kubisme mede stimuleerde. 1 Ook werd weefkunst en meubelkunst uit Scandinavische landen gewaardeerd. 2 Kunstvormgeving was bovendien aanwezig op wereldtentoonstellingen: na Parijs in 1900 kwamen St. Louis, Luik, Milaan, Brussel in 1910 en Gent in Deze exposities toonden doorgaans ook afdelingen met producten uit de koloniën. 143 Ook Parijs had een tentoonstelling gepland voor 1913, deels als reactie op felgekleurde, eenvoudige meubelen van de Münchener Werkstätten die men had gezien. Deze expositie werd echter door oorlog uitgesteld. 3 Daarna kwam het pas in 1925 tot de Exposition internationale des arts décoratifs et industriels modernes. In de tussentijd vermengde late art nouveau zich met expressionisme, volkskunst en kubisme tot vormvariaties in meer landen. De Nieuwe Kunst die Nederland nog presenteerde in 1910 in Brussel leek met zijn rationalistische idealen te verouderen en het propageren van een Hollandse vormgeving verschoof naar een niet bewust nagestreefde Amsterdamse School. Tussen 1905 en 1925 waren er grofweg drie categorieën meubel- en interieurvormgeving: eenvoudige moderne meubelen die vanaf ongeveer 1905 een goede betaalbare inrichting moesten bieden voor arbeiders en middenklasse; eigentijdse luxueuze meubelvormgeving die het ambacht bleef uitdagen en kostbare stukken produceerde; en selecte avantgardegroepen die meubelkunst en architectuur als manifest gebruikten. Vaak verkondigden zij hun opvattingen in kunstenaarstijdschriften. 4 De luxueuze meubelkunst greep doorgaans terug op nationale vormgeving uit het verleden. In Duitsland en Oostenrijk was de geliefde nationale Biedermeierstijl van 1825 tot Tegelijkertijd propageerden anderen, bijvoorbeeld Richard Riemerschmid, vanaf 1905 een eenvoudige zakelijke richting met goedkope seriemeubelen uit hun Werkstätten. 5 In Parijs ontleende een topontwerper zoals Jacques-Émile Ruhlmann vormen aan het Franse late neoclassicisme en de empirestijl van omstreeks Tegelijkertijd stelde een groep kunstenaars en kunstenaressen, de Section d Or genoemd, rond André Mare, onder wie Raymond Duchamp-Villon, Roger de la Fresnaye en Marie Laurencin, in 1912 op de Salon d Automne de alternatieve inrichting van een werk- en eetkamer achter de gevel van een Maison cubiste als statement tegenover meubelen uit München. Dit kubistisch gerelateerde protest vond kort daarop weerklank in Praagse architectuur. In Londen, dat vanaf 1910 het postimpressionisme, futurisme en kubisme verwerkte, verenigden rebellerende vormgevers zich in de Bloomsburygroep met de Omega Workshops vanaf Vooral in de beginjaren van de oorlog daagden zij de gevestigde orde uit met het tijdschrift Blast. Meubelmakers zoals Ernest Gimson en de familie Barnsley hielden daarentegen de ambachtelijke meubelkunst in ere in een terughoudende classicistische vormgeving. 6 De Amsterdamse School in Nederland respecteerde het meubelambacht, maar betoonde zich expressief terwijl het elementen opnam van naburige landen. Gestileerde vrouwenfiguren en plant- en diermotieven, zo belangrijk voor het symbolisme, werkten door in vormen en decoraties. Zo heeft het botachtige van een art-nouveau- vlinderstoel van Gustave Serrurier- Bovy uit Luik, gemaakt voor een Chambre d artisan in 1895 en het begin van zijn studie naar l Idée artistique nouvelle, een vergelijkbare excentriciteit als eetkamerstoelen van Michel de Klerk (afb. 9.2). Maar De Klerk, die later met ontwerpen begon, werkte de expressie consistent uit terwijl Serrurier-Bovy een sterke arts-and-crafts-basis behield. 7 De veel gebruikte parabolen als vorm kwamen bijvoorbeeld ook voor in de Duitse jugendstil en Weense sezession. De vlakke variant van Amsterdamse Schoolmeubelvormgeving is te vergelijken met ontwerpen uit van de Tsjechische architect Josef Chochol, die op zijn beurt schatplichtig was aan de Weense sezession (afb. 9.5). Expressionisme en kubisme Het expressionisme dat de Amsterdamse School opnam was in andere landen eveneens actueel, zowel in architectuur als bij decoratiemotieven. Een floraal decor van een omslag van Wendingen door Jozef Cantré uit Gent, die vanwege de oorlog in België sinds 1916 in het Nederlandse kunstenaarsdorp Laren woonde en vooral als beeldhouwer bekend werd, 8 is expressionistisch en kenmerkt als decoratie de internationale art deco (afb. 9.1). In Duitse architectuur ontstond gelijktijdig met de Amsterdamse School een plastische geronde vormgeving met een sterk sculpturaal aanzien dat als expressionisme bekend is geworden. Gebouwen van Bruno Taut, Erich Mendelsohn en Hans Poelzig vertegenwoordigen deze vormgeving. Rudolf Steiner, die architectuur en meubelkunst motiveerde met een theosofische en later antroposofische levensfilosofie, ontwierp eveneens sculpturaal in verlate Jugendstil. De inrichting van een studeerkamer naar ontwerp van Wilhelm von Heydebrand in Steiners latere Haus de Jaager in Dornach had echter een kubisme dat veel eerder in Tsjechië voorkwam (afb. 9.3). 9 Dit Tsjechische kubisme, ontstaan tussen 1909 en 1914 en ook wel kubo-expressionisme genoemd, kwam voort uit een groep kunstenaars met hun eigen tijdschrift Umělecký měsíčník (het kunstmaandblad). Naar voorbeeld van de Wiener Werkstätte richtten enkelen in 1912 de Pražské umělecké dílny op (PUD; Praagse kunstwerkplaatsen). Het land was destijds deel van Oostenrijk-Hongarije. Ivan Margolius wees er al in 1979 op dat Van der Mey, De Klerk en Kramer met de

73 overdrijving in vorm en volume, en als een vorm van romantisch nationalisme, dezelfde niet-rationalistische vormgeving propageerden als dit kubisme. In Tsjechië betoogde de architect Pavel Janák dat er een nieuwe creativiteit moest komen met een minder functionele en meer plastische vorm waarin in navolging van Theodor Lipps en Wilhelm Worringer esthetisch subjectivisme en Einfühlung van belang was. 10 Evenals bij de Amsterdamse School, die iets later begint, domineren de Tsjechische kubistische meubelen de ruimte als kunststukken door hun expressiviteit. De excentrieke hoekigheid van ontwerpen voor een tafel en lamp uit 1916 door Antonin Procházka, heeft een vergelijkbare theatraliteit als werk van Michel de Klerk en Piet Kramer (afb. 9.4). Klokken hebben eveneens uitgesproken sculpturale vormen: hoekig, ovaal en zo meer (afb ). Het decoratieve rugprofiel van een sofa uit 1913 naar ontwerp van Josef Gočár kan worden vergeleken met een buffet naar ontwerp van Hildo Krop (afb. 9.7, 9.6). Het zwart beitsen van hout is eveneens verwant. 11 Een vlakke vorm van dit kubisme kwam in Nederland bovendien terug bij meubelen van Willem Retera en Joseph Crouwel (afb , detail p. 140). De plastische Amsterdamse Schoolmeubelen hadden echter meer kleur en decoratief houtsnijwerk en waren minder hoekig. Het avant-gardistische kubisme in Tsjechië maakte plaats voor een nationalistisch georiënteerde decoratieve vormgeving toen het land in 1918 een zelfstandige republiek werd Josef Chochol, fauteuil en tafeltje voor de Engelse Club in Praag, zwart gebeitst eiken, , uitgevoerd door PUD. Collectie Museum van Decoratieve Kunst (Uměleckoprůmyslové muzeum) Praag. 9.1 Jozef Cantré, voorzijde van Wendingen (mei 1920) 5, thema Hongaarse kunst. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam. 9.2 Gustave Serrurier- Bovy, vlinder stoel van eiken naar het model uit de Chambre d Artisan tentoongesteld bij La Libre Esthétique in Brussel, Particuliere collectie. 9.3 Wilhelm von Heydebrand, stoelen voor Haus de Jaager ontworpen door Rudolf Steiner, circa Antonin Procházka, ontwerp voor tafel en lamp, aquarel en inkt op papier, Collectie Moravská galerie Brno. 9.6 Hildo Krop, buffet, zwart gebeitst eikenhout, Collectie Stedelijk Museum Amsterdam.

74 9.10 Eileen Gray en Seizo Sugawara, zogenaamde Lotustafel voor kunstverzamelaar en couturier Jacques Doucet, 1913 (vóór 1917). Donkergroen lakwerk, ringen bij de kwasten van barnsteen en ivoor. Particuliere collectie. 9.7 Josef Gočár, sofa van zwart gebeitst eiken fineer, stof naar ontwerp van F. Kysela, 1913, uitgevoerd door PUD, 118,5 x 230 x 75 cm. Collectie Museum van Decoratieve Kunst (Uměleckoprůmyslové muzeum) Praag Art deco uit Frankrijk Ofschoon de Amsterdamse School internationaal wordt beschouwd als de Nederlandse art deco, heeft de art deco zoveel lokale en nationale varianten dat vergelijken moeilijk is. Zo is de Wiener Werkstättevormgeving van na 1910, bijvoorbeeld van Dagobert Peche, luxueus en zeer gedecoreerd. 12 Maar de Franse ambachtelijke decoratieve kunst van de art deco was ongeëvenaard door afwerking en materiaalgebruik. Vanaf omstreeks 1912 maakte de Franse art nouveau plaats voor een sterkere vormstilering, iets wat op de tentoonstelling in 1925 in Parijs voor een groot publiek zichtbaar was en later de verzamelnaam art deco kreeg. Het vroege werk van de Ierse Eileen Gray, die werkte in Parijs, is er een voorbeeld van (afb. 9.10). Nog zeer geïnspireerd op het Oosten met name Japan, en daarmee japonistisch is het buitengewoon kostbaar uitgevoerd door de laktechniek die Gray leerde van Seizo Sugawara. 13 De Salon des artistes décorateurs hield de eerste tentoonstelling in Parijs na de wapenstilstand in Het thema was Reconstructie. 14 In de jaren daarna werd de Franse meubelkunst een zaak van prestigeherstel. Kostbare en uitheemse materialen zoals ivoor, geprepareerde roggehuid (segrijn), schildpad en parelmoer, alsook bewerkingen door lakwerk, droegen bij aan de unieke kenmerken van Franse meubelen en verwezen tevens naar de ébénisterie uit de achttiende eeuw. Jacques-Émile Ruhlmann, André Groult, Pierre Legrain en Jean Dunand lieten dit ambacht herleven in eigentijdse vormgeving. Een ovaal gevormd haardscherm op zogenoemde art nègre -sokkel naar ontwerp van Legrain werd bijvoorbeeld belijmd met wit geverfde roggenhuid (afb. 9.8). De art nègre -inspiratie was belangrijk in Frankrijk en ook België, en kan in Parijs worden bewonderd in de nog bestaande interieurs van het Palais des Colonies (ook wel genoemd Palais de la Porte Dorée) dat werd gebouwd voor de Exposition Internationale van Ook bleef de luxueuze Franse art deco vasthouden aan decoratie door bloemornament, wat het werk van onder meer Paul Follot, Suë et Mare en Maurice Dufrène laat zien, ook voor hun kunstateliers La Maîtraise en Pomone in grote warenhuizen. Het dichtst bij Oceanisch- Afrikaans-Indisch geïnspireerde productversieringen en meubelen in Nederland komt Pieter van Gelder (9.11) Pierre Legrain, haardscherm belijmd met roggenhuid op sokkel, circa 1920, 100 x 50 cm. Particuliere collectie. 9.9 Firma Max Coini Amsterdam, dressoir van mahonie en coromandel, circa Particuliere collectie Foto van een vuurscherm en bak, gebatikt zink, kussen van rood fluweel met applicatie, alles door Pieter van Gelder. Uit: De vrouw en haar huis 20 (mei 1925) 1, p.7. Afgebeeld bij het artikel door H. van Reijn-de Kort Dressoir-kastsleutel van de firma Max Coini, circa 1930.

75 Nederlandse meubelmakers eigenden zich hooguit een vereenvoudigde Franse en Belgische art decovormgeving toe, bijvoorbeeld wanneer zij houtsoorten gebruikten met sterk vlammende nerven, zoals bij een dressoir van de architect d intérieur en meubelfabrikant Max Coini uit Amsterdam die zijn firmanaam in de kastsleutel zette (afb. 9.9, 9.12). Coini voerde voor het nieuwe motorjacht van koning Albert I van België ook een salon uit in Boebingamahonie en coromandelhout. 17 Franse en Belgische art deco-meubelfirma s gebruikten ook dikwijls blonde houtsoorten zoals esdoorn, iets wat in meubelen van de Amsterdamse School niet veel gebeurde. Wendingen Vanaf het verschijnen in 1918 opereerde de Amsterdamse Schoolpromotor Wendingen als tijdschrift in alle opzichten internationaal. Buitenlandse ontwerpers kregen volop aandacht, onder meer in speciale themanummers. Onder hen waren de Finse architect Eliel Saarinen in 1919, de Weense architect Josef Hoffmann en de in Berlijn werkzame expressionistische architect Erich Mendelsohn in 1920 en Eileen Gray die in 1922 in Amsterdam exposeerde in Geografische spreiding zorgde ook voor aandacht aan kunst en vormgeving uit perifere gebieden. Hendrik Wijdeveld wijdde in 1920 een nummer aan wat hij noemde Hongaarse kunst als eerbetoon aan het tien jaar eerder opgerichte avant-gardekunstnijverheidstijdschrift uit Budapest, Magyar-Iparmüvészet (Hongaarse Toegepaste Kunst) waarvan hij de typografie bewonderde. Hij zag Wendingen zelfs als een voortzetting van wat de Hongaren indertijd beoogden. 18 Dit nummer bevatte een Hongaarse en Nederlandse versie van het sprookje Koningin Réka en de raven, dat in tekst en illustraties een vorm van volkskunst introduceerde en dat Wijdevelds zetsel-typografie combineerde met het handgeschreven verhaal (afb. 9.13). Na 1917 haalden het constructivisme in Rusland, De Stijl in Nederland en het Bauhaus in Duitsland met hun modernistische zakelijkheid en functionaliteit de anti-rationalistische vormgeving geleidelijk in. Het modernisme als internationale stijl ging ook landen uit West- en Midden-Europa visueel verbinden. 19 De Exposition van 1925 in Parijs liet de grote verschillen al zien, zoals tussen de ambachtelijke Amsterdamse School van het Nederlandse paviljoen, dat in nationaal opzicht al een omstreden inzending was, en het Pavillon de l Esprit Nouveau van Le Corbusier en het Lokaal voor arbeiders van de Rus Alexander Rodtsjenko die na de Sovjetrevoluties het nieuwe regime steunde met vormgeving. De tweedeling gold echter niet alleen Nederland. Ook in Frankrijk groeiden industrieel georiënteerde vormgevers zoals Le Corbusier en traditioneel werkende ambachtskunstenaars uiteen. 20 De Salon des artistes décorateurs, die sinds 1901 jaarlijks een tentoonstelling hield van de nieuwste meubel- en interieurkunst, toonde de verschillen. Er volgde dan ook in 1929 een afsplitsing: de Union des Artistes Modernes. 21 Wendingen nam na 1926 meer functionalisme, techniek en Nieuwe Zakelijkheid op. Tegelijkertijd bleef het nummers besteden aan onderwerpen die van dit functionalisme afstonden: Javaanse hindoesculptuur, glas-in-loodramen, poppen en marionetten van de nagenoeg onbekende Grietje Kots, idyllische dorpjes zoals het middeleeuwse Rothenburg ob der Tauber in Beieren, en Russische iconen Hendrik Wijdeveld, pagina met het sprookje Koningin Réka en de Raven, uit Wendingen 3 (mei 1920) 5, Kunst der Hongaren.

76 10 Behoud en beheer van twee Amsterdamse Schoolinterieurs Coert Peter Krabbe 151 In de beginjaren van dit millennium zijn twee gebouwen gerestaureerd met interieurs die tot de belangrijkste voorbeelden van de Amsterdamse School behoren: Het Scheepvaarthuis en bioscooptheater Tuschinski in Amsterdam. Beide rijksmonumenten zijn nog volop in gebruik: Het Scheepvaarthuis, ontworpen als kantoorgebouw, is herbestemd als hotel en de bioscoop heeft nog de originele gebruiksfunctie.

77 10.3 Theo Nieuwenhuis, Beraadzaal, grote vergaderzaal in Het Scheepvaarthuis, H.L. de Jong, voorgevel bioscooptheater Tuschinski in Amsterdam, Voormalige directiekamer KPM op de derde verdieping van Het Scheepvaarthuis, nu onderdeel van een hotelsuite. Tuschinski Vanaf het moment dat het door Heyman Louis de Jong ontworpen bioscooptheater Tuschinski in 1921 zijn deuren opende, betoverde het de bezoekers (afb. 10.2). Vooral de bonte interieurs, waarvoor een beroep was gedaan op verscheidene kunstenaars, dragen bij tot dit zinnenprikkelende effect. In de jaren na de oplevering werden in opdracht van eigenaar Abraham Tuschinski de publieksruimten en vooral de grote theaterzaal met regelmaat van nieuwe decoraties voorzien. 1 Ondanks stilistische verschillen laten de tijdens zijn directoraat totstandgekomen interieurs een constante zien: ze zijn overdadig en kleurrijk gedecoreerd en weelderig ingericht met gebruikmaking van kostbare materialen. Na 1936, toen de bioscoop in andere handen was overgegaan, vonden slechts versoberingen plaats. Richtsnoer bij de restauratie van het theater in was de periode van Tuschinski s directoraat. Dit betekende echter niet dat de interieurs werden teruggebracht naar de toestand van Niet alleen omdat enkele ruimten bij oplevering onvoltooid waren, maar vooral vanwege de kwaliteit van later aangebrachte decoraties en de wens de historische gelaagdheid te laten zien. 2 In deze bijdrage wordt de zorgvuldigheid van de restauratie geïllustreerd aan de hand van het vertrek dat het meest aansluit bij de Amsterdamse School: de entreehal (afb. 10.1). 3 Voor deze ruimte ontwierp Jaap Gidding in 1921, in onderlinge 10.1 Jaap Gidding, entreehal van Tuschinski, 1921.

78 samenhang, het tapijt, de wandschilderingen en de lichtkoepel. 4 Kenmerkend voor de door hem ontworpen decoraties zijn de felle en warme kleuren en de toepassing van abstracte patronen, die grillig maar symmetrisch zijn, in combinatie met figuratieve vormen. In tegenstelling tot andere ruimten zijn hier naderhand weinig wijzigingen aangebracht. Tijdens de restauratie zijn de schilderingen schoongemaakt waarop zich een bruine laag nicotine en vuil had vastgezet. Dit bracht de oorspronkelijke, veel fellere kleuren tevoorschijn. In 2011 is in de hal een nieuw tapijt aangebracht, inmiddels de vierde replica op deze plek. Helaas is het oorspronkelijke ontwerp van Gidding verloren gegaan en ieder nieuw exemplaar gemaakt naar het voorbeeld van het tapijt dat op dat moment in de hal lag. Voor het huidige net als de voorgangers een handgeknoopt tapijt zijn enkele verbeteringen doorgevoerd met gebruik van historische foto s, onder andere in de lijnvoering. Het patroon van het oorspronkelijke ontwerp werd met digitale technieken gereconstrueerd. De kleuren van de voorganger werden als uitgangspunt voor die van het huidige exemplaar genomen, maar ze zijn meer in harmonie gebracht met de kleurstelling van wanden en plafond. 5 Het Scheepvaarthuis Van 2003 tot 2007 onderging Het Scheepvaarthuis een ingrijpende verbouwing, met als doel het geschikt te maken als hotel. Dit is gedaan met respect voor de verschijningsvorm en de historische interieurs die een restauratieve behandeling kregen. 6 In tegenstelling tot wat het exterieur van het gebouw doet vermoeden, zijn niet alle binnenruimten in de stijl van de Amsterdamse School. Zo komen interieurafwerkingen en meubelen in de toen ouderwetse Hollandse neorenaissancestijl voor. Verder bracht Theo Nieuwenhuis interieurs aan in een verfijnde interpretatie van de Nieuwe Kunst (afb. 10.3). Wat Het Scheepvaarthuis uitzonderlijk maakt, is dat het meubilair bevat dat speciaal voor het gebouw was ontworpen of aangeschaft. Hier is sprake van dezelfde heterogeniteit als in de afwerking van de ruimten. Tot de kunsthistorisch interessantste vertrekken behoren twee directievertrekken op de tweede en derde verdieping (afb ). In deze ruimten, waarvan de plafond- en wandafwerkingen geheel of gedeeltelijk de hand van Michel de Klerk verraden 7, springen vooral de meubelen en lampen in het oog die hij voor het gebouw ontwierp en nog steeds ter plaatse zijn te bewonderen een unicum in zijn nalatenschap. Aan de hand van deze vertrekken kan de lastige opgave van het behoud en beheer van interieurs met roerende goederen worden geïllustreerd. Het gaat hier om een beschermingsproblematiek die niet vrij is van paradoxen. Zo vormt de losse inrichting een wezenlijk onderdeel van de interieurs, zeker als deze deel uitmaakt van een totaalontwerp, maar valt formeel niet onder de wettelijke bescherming van het monument. Verder hebben meubelen in Het Scheepvaarthuis een museale kwaliteit, maar worden ze dagelijks gebruikt (afb. 10.5). Voor een beter begrip van de beschermingsproblematiek is het noodzakelijk in kort bestek in te gaan op de lotgevallen van Het Scheepvaarthuis dat was opgezet als bedrijfsverzamelgebouw van scheepvaartmaatschappijen. Na de Tweede Wereldoorlog verliet de één na de andere maatschappij het gebouw. In , een periode van vastgoedtransacties, leegstand en tijdelijk gebruik, zijn veel waardevolle meubelstukken meestal op illegale wijze verdwenen. Van 1983 tot 1998 was de gemeente Amsterdam eigenaar en bood het bouwwerk onderdak aan het Gemeentelijk Vervoerbedrijf. De overgebleven roerende zaken kregen helaas niet de aandacht die ze verdienden Michel de Klerk (toegeschreven), fauteuils (oorspronkelijk bureaustoelen) en salontafel in de voormalige directiekamer van de SMN op de tweede verdieping, met gereconstrueerd tapijt, Michel de Klerk (toegeschreven), originele werktekening van twee hoofdmotieven van het tapijt in de directiekamer van de SMN, , potlood en aquarel op papier. Collectie Stadsarchief Amsterdam. In potlood (rechtsonder op z n kop) A is wit, B is groengrijs, C=bruin, D groen Michel de Klerk en Pieter Lodewijk Kramer, directievertrek van SMN op de tweede verdieping van Het Scheepvaarthuis, Collectie Het Nieuwe Instituut Rotterdam (voorheen collectie Nedlloyd).

79 Michel de Klerk, directievertrek van KPM op de derde verdieping. Collectie Het Nieuwe Instituut Rotterdam (voorheen collectie Nedlloyd) Voormalige directiekamer van SMN op de tweede verdieping met eigentijds kantoormeubilair, tussen 1983 en Collectie Stadsarchief Amsterdam. Ze werden weliswaar geïnventariseerd door het Amsterdams Historisch Museum, maar er vonden geen periodieke controles plaats om te zien of ze waren verplaatst naar een andere ruimte of een restauratie behoefden. Beschadigde exemplaren verdwenen naar de kelder. Hetzelfde gold voor meubelen, lampen, hekwerken en andere onderdelen waarvoor klaarblijkelijk geen plaats in het gebouw was. Alleen de kwalitatief beste meubelen bleef dit lot bespaard, al stonden ze kriskras verspreid, veelal in een uit kunsthistorisch oogpunt niet passende omgeving (afb. 10.9). In 1998 verkocht de gemeente Amsterdam het monumentale gebouw aan de vastgoedondernemer en hotelier Giovanni van Eijl. Deze gaf opdracht tot de bovengenoemde verbouwing tot Grand Hotel Amrâth Amsterdam. Een belangrijk vraagstuk was de omgang met het historisch meubilair dat bij de verkoop van Het Scheepvaarthuis was inbegrepen. 8 In de voorwaarden voor de monumentenvergunning werd opgenomen dat alle meubelen en andere losse onderdelen gerestaureerd moesten worden. 9 Wat hierbij meespeelde was de wens om de heterogeniteit van de interieurs te ervaren. Het gemeenschappelijk streven van monumentenzorg en Van Eijl was om het gerestaureerde meubilair terug te plaatsen op de oorspronkelijke plek of als die niet bekend is te zoeken naar een passende context binnen het gebouw. Voor de herinrichting van de twee directievertrekken van De Klerk kon worden teruggegrepen op foto s van na de oplevering (afb en 10.8). Helaas is hierop niet de complete inrichting vastgelegd. Bovendien was een aantal stukken uit het gebouw verdwenen. Een complete reconstructie van die vertrekken was dus niet mogelijk en voor het hotel ook niet wenselijk. De kamers moeten immers voldoen aan hedendaagse eisen van comfort. Aangezien de meubelen van De Klerk eerder kunstwerken zijn dan gebruiksvoorwerpen, zijn ze ook als zodanig behandeld. Aanvullend meubilair moet zorgen voor het gerief van de hotelgasten. Intrigerend is op een historische foto van het directievertrek op de tweede verdieping de oorspronkelijke vloerbedekking (afb. 10.7). Op basis van deze zwart-witfoto is een reconstructie gemaakt zonder te pretenderen dat deze exact overeenkomt met het origineel. De oorspronkelijke kleurstelling was op dat moment niet bekend (afb. 10.5). 10 Dat zulke reconstructies op basis van zwart-wit foto s echter nooit zekerheid geven over de oorspronkelijke kleuren blijkt uit een zeer recent ontdekte werktekening van de twee motieven van het tapijt in het Stadsarchief Amsterdam: op deze tekening worden expliciet de kleuren wit, bruin, groen en grijsgroen voor de verschillende onderdelen van het tapijt aangegeven (afb. 10.6). De meer gedekte kleurstelling zou goed passen bij de over het algemeen donkere houten betimmeringen en meubelen van de kamer en bij de representatieve status die de kamer had als directiekamer. Het is goed denkbaar dat de roze en paarse kleuren van de reconstructie toch te frivool zouden zijn geweest voor de opdrachtgevers van deze kamer. 11 Nadat het hotel in gebruik was genomen besloot Van Eijl alle meubelen en lampen te inventariseren. Hij schakelde hiervoor een specialist in die na de afronding van de registratie de zorg heeft gekregen over de collectie. 12 Tot het takenpakket behoren de periodieke standplaatscontroles, het begeleiden van meubelrestauraties en het vinden van passende locaties voor nieuwe aanwinsten. Met deze initiatieven ging Van Eijl verder dan waartoe hij in het kader van de Monumentenwet verplicht was, wat ook geldt voor Pathé, de eigenaar van Tuschinski. Beide eigenaren beschouwen de historische interieurs niet als een beperking, maar als een meerwaarde. Tuschinski behoort inderdaad tot de schitterendste bioscopen ter wereld en de gerestaureerde binnenruimten van Het Scheepvaarthuis onderscheiden zich in positieve zin van de non-descripte suites in de meeste vijfsterrenhotels.

80 11 De Amsterdamse School 158 links: Architectenbureau Alberts en Van Huut, detail Woonhuis De Waal, Utrecht,

81 Hans Ibelings 11.1 DKV Architecten, woningbouw, Victorieplein, Amsterdam, Liesbeth van der Pol (Atelier Zeinstra Van der Pol), woningbouw, Meerhuizenplein, Amsterdam, Begin jaren 1990 ontwierp architectenbureau DKV een appartementengebouw aan de noordzijde van het Victorieplein in Amsterdam (afb. 11.1). Dit was voor DKV een uitzonderlijk project in vergelijking met het neo-moderne werk dat het bureau in de jaren tachtig en vroege jaren negentig maakte. Met de gemetselde gevel in twee kleuren baksteen, de betegelde borstweringen van de balkons en de relatief kleine raamopeningen voegde het zich naar de architectuur van de Amsterdamse School, die te vinden is in deze wijk waarvoor H.P. Berlage rond 1910 het stedenbouwkundig ontwerp maakte. Tegelijkertijd neemt het project afstand van diezelfde Amsterdamse School. Zijn de diepe balkons die DKV aan de straatzijde maakte al niet erg des Amsterdamse Schools, nog meer vallen de scheve lijn en de scherpe hoek ervan uit de toon. 161 Op een steenworp afstand, achter de woningen die Michel de Klerk ontwierp aan de Vrijheidslaan realiseerde Liesbeth van der Pol aan het begin van de eenentwintigste eeuw eveneens een woningbouwproject (afb. 11.2). Waar DKV ondanks de verwijzingen naar de Amsterdamse School een neo-modern project afleverde, is Van der Pols project empathischer. Ook zij toont een eigentijdse architectonische benadering, maar de parallellen gaan verder dan twee kleuren bakstenen zoals bij DKV. Van der Pols architectuur verhoudt zich tot de Amsterdamse School van de jaren 1920 zoals de huidige Fiat 500 zich verhoudt tot de oorspronkelijke Topolino: ze oogt zoals de Amsterdamse School eruit had kunnen zien als het niet omstreeks 1930 met stille trom uit de Nederlandse architectuur was vertrokken, maar zich organisch had doorontwikkeld. Zonder verregaande conclusies te willen verbinden aan de observatie dat van deze twee woningbouwprojecten het ene distantie behield en het andere de Amsterdamse School omarmde, laten de projecten een mentaliteitsverandering zien in de Nederlandse architectuur in minder dan tien jaar tijd. Tot voor kort leek de Amsterdamse School een afgesloten hoofdstuk in de architectuurgeschiedenis, maar nu blijkt dat hoofdstuk weer open te liggen. Hoewel architecten, architectuurcritici en -historici in veel opzichten deel uitmaken van hetzelfde universum, is er voor de Amsterdamse School een opmerkelijk onderscheid tussen een architectonisch en een architectuurhistorisch perspectief. De historische herwaardering van de Amsterdamse School begon al in de jaren zeventig. De tentoonstelling Nederlandse Architectuur Amsterdamse School in het Stedelijk Museum was in 1975 een vroege markering van deze nieuwe belangstelling. 1 Eind jaren zeventig waren er ook enkele architecten zoals Ton Alberts en Jan Verhoeven die kritiek op het modernisme uitten in een ontwerpbenadering die in sommige opzichten met de Amsterdamse School in verband zou kunnen worden gebracht. Alberts Woonhuis De Waal in Utrecht ( ) (afb. 11.3) zou zo gezien kunnen worden als een voortzetting van de Amsterdam Schoolvilla s in Park Meerwijk in Bergen (NH). Hun posities bleken echter te singulier te zijn om vaste grond onder de voeten te krijgen. Bovendien versluieren de uiterlijke gelijkenissen met het baksteenexpressionisme van de Amsterdamse School wezenlijke verschillen. Alberts zou samen met Max van Huut de voornaamste vertegenwoordiger worden van een neo-antroposofische architectuur die, puttend uit een totaal andere bron, tot een expressionisme leidde dat gemakkelijk kon worden misverstaan als een nieuwe Amsterdamse School. Hun kantoorgebouwen voor de Nederlandse Middenstands Bank (NMB) in Amsterdam Zuidoost en de N.V. de Gasunie in Groningen zijn hier voorbeelden van. Ook Verhoevens structuralistische exercities hebben slechts ogenschijnlijk een overeenkomst met de vormvrijheid van de Amsterdamse School (afb. 11.4). Uiteindelijk zijn ze gebaseerd op een geometrische orde die strenger is dan ooit in de Amsterdamse School te vinden was. Bovendien raakten binnen de vakwereld zowel Alberts, die zeer populair werd onder een algemeen publiek, als Verhoeven snel uit de mode, wat verhinderde dat een van beider ontwerpbenaderingen bredere navolging zou krijgen.

82 Pas omstreeks de eeuwwisseling zou de Amsterdamse School alsnog een serieuze resonantie krijgen in de Nederlandse architectuur. Dit door een postmoderne attitude die misschien ook al in het vroege, antimodernistische werk van Alberts en Verhoeven te bespeuren was, maar waarvoor destijds in Nederland niet zo veel aandacht was. Voorbeelden van die toegenomen belangstelling zijn naast Van der Pols project in Amsterdam-Zuid, onder meer te vinden in de oeuvres van Marlies Rohmer, Jeanne Dekkers, Sjoerd Soeters, Felix Claus, Geurst & Schulze en Joris Molenaar. Allen gebruiken in vorm en materiaal evidente verwijzingen naar de Amsterdamse School, die zich echter voornamelijk beperken tot het exterieur. De eenheid van architectuur, interieur, meubilair en ornament die kenmerkend is voor het ideaal van de Amsterdamse School, is er nu niet meer. Bovendien is er, ook als louter naar de buitenkant wordt gekeken, geen neo-amsterdamse School aan het ontstaan: er zijn slechts projecten die schatplichtig zijn aan de Amsterdamse School en deze projecten maken deel uit van oeuvres die formeel en stilistisch een breed spectrum beslaan. Neem het bureau van Felix Claus (eerst Claus en Kaan Architecten en sinds 2014 Felix Claus Dick van Wageningen Architecten). Het woongebouw annex zorgcentrum De Eekenhof ( ) in Enschede is onomwonden geïnspireerd op de Amsterdamse School en kan zich in dramatiek meten met de beroemde hoek van het woningbouwproject voor De Dageraad (1922) van De Klerk en Kramer (afb ). Eerder ontwierp Claus en Kaan al woningbouw aan de Hoogte Kadijk in Amsterdam, waar de dikke bovenlichten variëren op de kozijnen die Jordanus Roodenburgh in 1929 elders in de stad, aan de Minervalaan, heeft gebruikt (afb. 11.5). Ter vergelijking: net als Felix Claus Dick van Wageningen ontwierp het bureau in 2012 het Nationaal Militair Museum in Soest in een totaal ander, minimaal en rechthoekig idioom van staal en glas, ontleend aan Ludwig Mies van der Rohe voor wie minder altijd meer was. Deze verscheidenheid in het werk van Claus illustreert welke rol de Amsterdamse School speelt in de hedendaagse architectuur: het is een van de beschikbare opties uit een breed scala aan mogelijkheden van motieven, thema s, vormen en elementen die eerder zijn gebruikt. Zulk vrijzinnig hergebruik kan worden gezien als de doorwerking 11.4 Jan Verhoeven, woningbouw, Zwaluw, Nieuwegein, Architectenbureau Alberts en Van Huut, Woonhuis De Waal, Utrecht, FELIX CLAUS DICK VAN WAGENINGEN ARCHITECTEN (voorheen Claus en Kaan Architecten Amsterdam), woningbouw, Hoogte Kadijk, Amsterdam,

83 11.6 Jeanne Dekkers Architectuur, Opleidingsinstituut Zorg en Welzijn, Vrije Universiteit, Amsterdam, Jeanne Dekkers Architectuur, Opleidingsinstituut Zorg en Welzijn, Vrije Universiteit, interieur, Amsterdam, Geurst & Schulze Architecten, woningbouw, Bos en Lommerweg, Amsterdam, Architectenbureau Marlies Rohmer, Moskeeverzamelgebouw Fusion, van het postmodernisme dat als stijl grotendeels aan Nederland voorbij is gegaan, maar hier nu als een omvattend relativisme een grote invloed heeft en een verklaring biedt voor de verscheidenheid van menig hedendaags architectonisch oeuvre. Nederland is daarin niet uniek, want dergelijk relativisme is overal te vinden, in binnen- en buitenland. Dit relativisme kan worden bestempeld met een term die Peter Collins in Changing Ideals in Modern Architecture (1965) van toepassing achtte op de negentiendeeeuwse eclectische architectuur: indifferentisme, een term die hij overigens weer had ontleend aan negentiende-eeuwse rooms-katholieke theologie. 2 In het laconieke professionalisme dat veel hedendaagse architecten aan de dag leggen, is de keuze voor baksteenexpressionisme soms louter omdat het kan. Zoals in Enschede waar Claus en Kaan werkten voor een opdrachtgever die begeesterd was geraakt van de Amsterdamse School. Voordat een grote vuurwerkramp in 2000 de wijk Roombeek grotendeels verwoestte, had deze wijk niets van doen met de Amsterdamse School. Ook in de herbouwplannen was op zichzelf geen dringende aanleiding om een expressionistisch gebouw in baksteen te maken anders dan om tegemoet te komen aan de smaak van de opdrachtgever. Hetzelfde geldt voor het sculpturale gebouw dat Jeanne Dekkers in 2006 realiseerde voor het Opleidingsinstituut Zorg en Welzijn van de Vrije Universiteit in Amsterdam-Buitenveldert (afb. 11.6, 11.7). In andere gevallen zijn de referenties aan de Amsterdamse School eerst en vooral een teken van respect voor de gebouwde historische context. Dit geldt bijvoorbeeld voor het woongebouw van Geurst & Schulze Architecten op de hoek van de Bos en Lommerweg en de Hoofdweg in Amsterdam, precies op de overgang van de vooroorlogse stad van doorlopende straatwanden naar de naoorlogse stad van open strokenbouw in het groen, op de grens van de Amsterdamse School en het Nieuwe Bouwen (afb. 11.9). De architectuur van Geurst & Schulze zet hier de stad van straatwanden door, waarmee een gesloten front ontstaat voor het eerste vrijstaande gebouw: het GAK-kantoor van Merkelbach en Elling ( ). Ook het Moskeeverzamelgebouw van Marlies Rohmer en het woongebouw van Inbo aan de Witte de Withstraat, beide eveneens in Amsterdam, zijn op te vatten als projecten waarvan de aanleiding van de expressieve baksteenarchitectuur kan worden gezocht in de directe omgeving (afb.11.8). Deze nieuwe Amsterdamse School is in de meeste gevallen een aanpassing aan de oude Amsterdamse School eromheen en is daarmee wezenlijk anders dan de veel meer eigenwijze oude Amsterdamse School die overigens breder kan worden getrokken dan het werk van kopstukken als De Klerk. Hoe terecht alle aandacht ook is voor het exceptionele werk van deze kopstukken uit , de reductie van de Amsterdamse School tot enkele uitzonderlijke ontwerpers leidt

84 tot een vertekening van wat ook als een veel bredere beweging zou kunnen worden opgevat. In de geschiedschrijving van de Nederlandse architectuur wordt de Amsterdamse School, en daarbinnen vooral het werk van De Klerk, doorgaans gezien als een stroming die in splendid isolation heeft bestaan, een beeld dat misschien wel onbedoeld in stand wordt gehouden door elke gelegenheid waarbij de Amsterdamse School of De Klerks werk wordt gepresenteerd als een opzichzelfstaand fenomeen. In de conventionele geschiedschrijving is deze fantasierijke architectuur van de Amsterdamse School doorgaans een intermezzo, op zijn best een originele afwijking van de rechte weg van de moderne architectuur; op zijn slechtst symptomatisch voor ongeveer alles wat moderne ontwerpers tegenstond. Het idee dat de Amsterdamse School uniek was wordt versterkt door de benaming van deze beweging. Door het bijvoeglijk naamwoord van de stad is het lastig om verwante vormen van architectuur in bijvoorbeeld Maastricht, Groningen of Bergen op Zoom anders te zien dan als een afgeleide of een navolging van de Amsterdamse School. De geografische bepaling tot de hoofdstad van Nederland maakt het bovendien lastig om de stroming op te vatten als onderdeel van een internationaal verschijnsel. Wat het wel is, want in de jaren tien en twintig waren op verschillende plaatsen in Europa vergelijkbare tendensen in de architectuur te vinden. Het expressionisme in Duitsland en het kubisme in Tsjechië zijn daarvan de twee bekendste. Maar wanneer met nog meer afstand wordt gekeken naar de ontwikkelingen in het interbellum is er veel voor te zeggen, zoals gebeurde in de grote art decotentoonstelling uit 2003 in het Victoria and Albert Museum in Londen, om de Amsterdamse School (net als het Tsjechische kubisme) te situeren binnen de art deco, een beweging waarvan de naam achteraf is ontleend aan de Exposition internationale des arts décoratifs et industriels modernes van 1925 in Parijs. 3 Nederland was hier vertegenwoordigd met een op de Amsterdamse School georiënteerd paviljoen naar ontwerp van J.F. Staal. Met hun situering van de Amsterdamse School binnen een breed gedefinieerde art deco nemen de samenstellers van de art deco-tentoonstelling en -catalogus vooralsnog een minderheidsstandpunt in. In een kunsthistorische wereld waarin gewoonlijk meer waarde wordt gehecht aan verschillen dan aan overeenkomsten, meer oog is voor (nationale) specificiteit en minder voor generalisaties is het hoogst ongebruikelijk om de Amsterdamse School op deze manier te plaatsen. Maar door de architectuur en vormgeving van de Amsterdamse School los te koppelen van een geografisch determinisme en het niet ten koste van alles te zien als een school onder aanvoering van De Klerk, ontstaat de mogelijk om er met andere ogen naar te kijken, als onderdeel van een veel bredere beweging die reikte van streamline modern tot abstract classicisme en waarbinnen ook de decoratieve rijkdom van de Amsterdamse School moeiteloos past. Een dergelijke open benadering is misschien wel de architectuurhistorische evenknie van het postmoderne indifferentisme in de architectuur: de erkenning dat zowel de Nederlandse als de internationale architectuur veelzijdiger is en aanmerkelijk meer dwarsverbanden kent dan een nauwgezette chronologie van elkaar afwisselende, betwistende en uitsluitende stijlen, stromingen en bewegingen veronderstelt rechts: FELIX CLAUS DICK VAN WAGENINGEN ARCHITECTEN (voorheen Claus en Kaan Architecten Amsterdam), woningbouw en zorgcentrum De Eekenhof, Enschede,

85 12 Ingeborg de Roode 168

86 Vroege meubelen van De Klerk, Krop en Kramer voor eigen gebruik Meubelen van De Klerk en Kramer voor Polenaar en Harrenstein Van de grote hoeveelheid meubelen die De Klerk ontwierp voor zijn eigen interieur zijn alleen een linnenkast en spiegel met figuratieve gesneden decoratie bewaard gebleven. De hanenkoppen respectievelijk duiven kunnen zijn gesneden door Hildo Krop, Jan Christoffel Schultsz of Willem Rädecker, met wie hij in deze periode samenwerkte (zie ook p. 137). De kast zou volgens informatie van een van de voormalige bezitters ooit rood gebeitst zijn geweest, maar daarvan zijn op het meubel geen sporen meer te vinden. 1 Ook Krop ontwierp in circa 1913 voor zijn eigen woning een linnenkast. Deze toont de voor hem zo karakteristieke gesneden decoratie in massief houten uitstekende delen. In haar monografie schreef zijn nichtje Emmy Lagerweij-Polak dat de kast ooit groen-bruin geloogd was, maar ook daarvan is niets gebleken. 2 De hier afgebeelde bank van Kramer op de foto met zijn vrouw erop is een van zijn vroegste ontwerpen van een bank met hoge rugleuning. Hoewel bij Berlage ook al dit type banken voorkwam, werd het voor Kramer een soort handelsmerk, waarin hij later ook wel grote verlichtingselementen verwerkte. 3 De uitvoering van de meubelen werd altijd uitbesteed, maar in het geval van Krop waarschijnlijk in samenwerking met Willem Rädecker gedaan. 4 Rädecker was meubelmaker en werkte ook wel met De Klerk en Kramer samen Pieter Lodewijk Kramer, eigen interieur met zijn vrouw op de bank, Johannes Verhulststraat 117, Amsterdam, Contemporaine foto van Bernard Eilers, collectie Nederlands Fotomuseum, Rotterdam Pieter Lodewijk Kramer, bank met hoge rugleuning voor eigen woning, 1916, gebeitst eiken en iepenfineer op vurenhouten kern; Frits Woltjes (toegeschreven), hanglamp, , gebrandschilderd glas-in-lood, uitv. De Nieuwe Honsel. Particuliere collectie Advocaat Jo Polenaar was goed bevriend met Michel de Klerk, die tussen eind 1912 en april 1913 voor hem ter gelegenheid van zijn aanstaande huwelijk een salon- en slaapkamerameublement ontwierp. Op de tekening voor de salonmeubelen is de bekleding groen en paars ingekleurd. 5 Het lijkt er echter op dat bij de uitvoering is gekozen voor een gedessineerde moquette (een poolweefsel van schapenwol): zie de rugleuning op de foto uit Wendingen en de bekleding van de damesfauteuils in de collectie van het Stedelijk Museum. Deze bekleding is waarschijnlijk ooit vervangen, maar de moquette naar ontwerp van Theo Nieuwenhuis lijkt sterk op de originele bekleding op de foto s. De verblijfplaats van de meubelen op de foto is helaas onbekend. In liet Polenaar voor zijn advocatenkantoor aan de Prinsengracht in Amsterdam meubelen door Piet Kramer ontwerpen. Na de vroegste opdrachten uit de familiekring bleken het vooral leden van de intelligentsia te zijn, zoals advocaten en artsen, die in hun interieurs kozen voor meubelen van de Amsterdamse School. Zo liet de Amsterdamse kinderarts Rein Harrenstein in 1919 door Kramer de gevel van een negentiende-eeuws woonhuis verbouwen en kort daarna zijn werkkamer inrichten. Het feit dat dit interieur in 1971 gratis aan het Amsterdams Historisch Museum werd aangeboden en de Rietveld-slaapkamer uit het huis van Harrenstein voor 4000 gulden werd verkocht aan het Stedelijk Museum zegt veel over de naoorlogse receptie Michel de Klerk, damesfauteuils voor de salon in de woning van J.H. Polenaar, Frederiksplein 40 in Amsterdam, 1913, gebeitst eiken en mahonie, met bekleding naar ontwerp van Theo Nieuwenhuis, moquette (weefsel met wollen pool), vermoedelijk opnieuw gestoffeerd, uitv. bekleding Hengelosche Trijpweverij, Hengelo. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam (schenking dhr. J.H. Polenaar, Amsterdam) Michel de Klerk, meubelen Polenaar, 1913, gebeitst eiken, vermoedelijk met bekleding naar ontwerp van Theo Nieuwenhuis. Contemporaine foto collectie Stedelijk Museum Amsterdam (ISN-archief) Michel de Klerk, linnenkast, 1911/1914, populierenhout, gesneden. Collectie Museum Het Schip, Amsterdam Michel de Klerk, een van de gesneden hanen van de linnenkast Hildo Krop, linnenkast voor eigen gebruik, ca. 1913, gesneden en gebeitst grenen/iepen, uitv. samen met Willem Rädecker. Collectie Hildo Krop Museum, Rams Woerthe, Steenwijk Piet Kramer, werkkamer voor Rein Harrenstein, Weteringschans 141, Amsterdam, Foto collectie Amsterdam Museum.

87 Ontwerpen voor Het Scheepvaarthuis en de invloed van de platen van Haeckel De letters op de gevel van Het Scheepvaarthuis zijn waarschijnlijk speciaal voor het gebouw ontworpen. Vergelijkbare letters werden later ook op andere gebouwen toegepast, zoals op een vestiging van Albert Heijn in Hilversum (afb. 1.5, 7.3). De kopieën van drie ongesigneerde lampontwerpen zijn onderdeel van De Klerks archief dat zich in Het Nieuwe Instituut (HNI) bevindt en zeker van zijn hand. 7 De archieven van Van der Mey en Kramer zijn incompleet wat betreft interieurontwerpen, waardoor meubelen niet gemakkelijk aan hen toe te schrijven zijn, maar van De Klerk zijn zeer veel andere ontwerptekeningen bewaard gebleven. Door vergelijking met dergelijke tekeningen zijn enkele recent teruggevonden bladen aan De Klerk toe te schrijven (afb. p ). Vanaf de afronding van de publicatie in 1904 waren de 100 prenten van Kunstformen der Natur van Ernst Haeckel geliefd bij Nederlandse ontwerpers. H.P. Berlage maakte er al rond 1905 gebruik van voor het ontwerpen van onder meer behangpatronen; hij koos vormen van eencellige organismen die hij verder structureerde en abstraheerde tot geometrische patronen. Theo Nieuwenhuis blijkt in zijn ontwerp voor het houtsnijwerk van de lambrisering in de Beraadzaal van Het Scheepvaarthuis verschillende motieven juist zeer letterlijk te hebben overgenomen. 8 Van Piet Kramer is bekend dat hij een exemplaar van Kunstformen der Natur bezat, maar voor toepassing van motieven hieruit in zijn werk is geen aanwijzing. 9 Michel de Klerk gebruikte echter vormen die een vrije interpretatie van Haeckels voorbeelden zijn. Dit gaf ook aanleiding om het in de literatuur volstrekt genegeerde tapijt in de directiekamer van de Stoomvaart-Maatschappij Nederland (SMN) aan De Klerk toe te schrijven ook hier is een relatie met een Haeckel-plaat te leggen (afb. 10.6). 10 Omdat motieven in de ramen en het hekwerk van Het Scheepvaarthuis eveneens verwijzingen naar dergelijke voorbeelden tonen, lijken de platen van Haeckel voor de ontwerpers belangrijk te zijn geweest. Wellicht is Nieuwenhuis hierdoor op het spoor ervan gezet, want in eerder werk van hem komen we deze inspiratiebron niet tegen C. de Groot en J. van Laren, gebouw voor Albert Heijnvestiging, Kerkstraat 32, Hilversum, 1919, met vergelijkbare letters. Uit: Wendingen 2 (1919) 4, p Michel de Klerk, ontwerptekening voor hanglamp in de directiekamer van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij (KPM) op de derde verdieping van Het Scheepvaarthuis, , lichtdruk op papier. Collectie Het Nieuwe Instituut, Rotterdam Joan Melchior van der Mey, deel van de letters op de gevel van Het Scheepvaarthuis, Michel de Klerk, ontwerptekening voor plafondlamp in de directiekamer van de Stoomvaart Maatschappij Nederland (SMN) op de tweede verdieping van Het Scheepvaarthuis, , lichtdruk op papier. Collectie Het Nieuwe Instituut, Rotterdam Michel de Klerk, ontwerptekening voor plafondlamp in de directiekamer van de Stoomvaart Maatschappij Nederland (SMN) op de tweede verdieping van Het Scheepvaarthuis, , lichtdruk op papier. Collectie Het Nieuwe Instituut, Rotterdam.

88 12.14 Ernst Haeckel, plaat met onder meer een vijfhoekige slangster (rechtsboven) waarop de plafondplaat van de hanglamp in de directiekamer van de KPM is geïnspireerd, lithografie op papier Omslag van publicatie Ernst Haeckel, Kunstformen der Natur, Leipzig 1904, bedrukt papier en karton. Collectie Het Nieuwe Instituut, Rotterdam Ernst Haeckel, plaat waarop tapijt dat aan Michel de Klerk is toegeschreven mogelijk is geïnspireerd, lithografie op papier H.P. Berlage, Ciliata, ontwerp voor behang geïnspireerd op plaat van Ernst Haeckel (detail), 1905, bedrukt papier. Collectie Het Nieuwe Instituut, Rotterdam Michel de Klerk (toegeschreven), detail van de armleuning van een bureaustoel ontworpen voor de directiekamer van de SMN in Het Scheepvaarthuis, , gesneden palissander, uitv. onbekend. Collectie Grand Hotel Amrâth Amsterdam. Zie ook afb Joan van der Mey en Willem Bogtman, raam in Het Scheepvaarthuis met motief dat op een plaat van Haeckel is geïnspireerd, , gebrandschilderd glas-in-lood, uitv. Willem Bogtman, Haarlem.

89 Vroege ontwerpen van Willem Bogtman Willem Bogtman was vanaf 1915 betrokken bij Het Scheepvaarthuis. Daarvóór had hij al met Van der Mey samengewerkt (zie p. 121). In een vroeg ontwerp van hem uit 1913 zijn naast de figuratieve elementen in de omlijsting al golflijntjes te zien, die we later typisch Amsterdamse School zijn gaan noemen. Hoewel Bogtman voor verschillende opdrachtgevers in uiteenlopende stijlen werkte, leek zijn voorkeur toch bij de Amsterdamse School te liggen. Dit is te zien in de tweede druk van zijn publicatie over het ontwerpen van ornamenten: hij veranderde sommige voorbeelden zodanig dat ze expressiever oogden Theo Nieuwenhuis, detail houtsnijwerk Beraadzaal in Het Scheepvaarthuis, 1914/1916, gesneden mahonie Theo Nieuwenhuis, interieur van de Beraadzaal van Het Scheepvaarthuis met een stoel (de versie met deze bekleding stond oorspronkelijk elders in het gebouw), het tapijt en de lambrisering, , gesneden mahonie stoel met velours frisébekleding (weefsel met deels ongesneden mohair pool), uitv. waarschijnlijk Van Wisselingh & Co., Amsterdam, de bekleding door Hengelose Trijpweverij, Hengelo, geknoopt wollen tapijt, uitv. Koninklijke Deventer Tapijtfabriek, Deventer, en gesneden lambrisering, mahonie. Collectie Grand Hotel Amrâth Amsterdam Ernst Haeckel, plaat waarop houtsnijwerk van de lambrisering van Theo Nieuwenhuis is geïnspireerd, lithografie op papier Willem Bogtman, ontwerp voor glas-in-loodraam, 1913, aquarel op papier. Particuliere collectie Willem Bogtman, raam, 1913, gebrandschilderd glas-in-lood. Particuliere collectie.

90 Willem Rädecker Willem Rädecker ontwierp een zeer luxueus interieur voor het huis van de familie Van Marle-Vos aan de Waalsdorperweg in Den Haag. Behalve meubelen met figuratieve details in houtsnijwerk en een geknoopt vloerkleed, maakte hij voor hen ook allerlei kleinere objecten, zoals een aantal hangers en deze tafelobjecten in verschillende materialen Willem Bogtman, ontwerp van ornament, Uit: Bogtman 1913 [eerste druk], p. 58. Collectie Koninklijke Bibliotheek, Den Haag Willem Bogtman, ontwerp van ornament, Uit: Bogtman 1922 [tweede druk], p. 58. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam Willem Rädecker (gesigneerd), linnenkast, 1916, eiken, esdoorn. Jalousca-collectie Willem Bogtman, ontwerp voor glas-in-loodlamp, circa 1920, potlood en aquarel op papier. Anonieme collectie Willem Bogtman (gesigneerd), hanglamp (nu als wandlamp gemonteerd), circa 1920, smeedijzer en gebrandschilderd glas-in-lood. Particuliere collectie Willem Rädecker, theedoos, schaal met lepel en briefopeners voor de familie Van Marle-Vos, Den Haag, , gesneden mahonie, ebben, eiken en hoorn, uitv. Meubelatelier W. Rädecker, Blaricum. Collectie Gemeentemuseum, Den Haag.

91 Snijwerk van Hildo Krop Krop begon te werken in een meubelfabriek toen hij nog niet veel opdrachten kreeg. Vooral de mogelijkheid om decoraties zelf te kunnen snijden stimuleerde hem om ook eigen ontwerpen te maken. 12 Zijn meubelen zijn dan ook niet van een basishout zoals vuren en een laag triplex bekleed met een kostbaarder fineer, zoals die van De Klerk en Kramer, maar hij beeldhouwde direct in het massieve hout van het meubel. De decoraties bestaan vaak uit een mannelijke en een vrouwelijke figuur; ze laten een ontwikkeling zien van hoekige naar steeds meer vloeiende vormen. De stoel met nog vrij hoekig snijwerk en tafel die afkomstig zijn van de weduwe van Joseph de Leeuw, de directeur van Metz & Co., moeten daarom vrij vroeg zijn. 13 Van de twee boekenkasten die Krop als onderdeel van een inrichting in 1927 of eerder voor de familie Crena de Iongh uit Amsterdam ontwierp ontbrak lange tijd elk spoor. 14 Via de kunsthandel dook een van de kasten onlangs op en kon door het Stedelijk Museum worden aangekocht. Na publicatie van de aanwinst op een weblog van het museum meldde zich een verzamelaar die een vrijwel identieke kast met iets ander snijwerk bezit Hildo Krop, boekenkast voor C.A. Crena de Iongh, Amsterdam, 1927 of eerder, gebeitst en gesneden grenen, uitv. onbekend; Hildo Krop, klok, ontwerp circa 1920, gietijzer, le, uitv. Winkelman & Van der Bijl, Amsterdam. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam. De boekenkast maakte deel uit van een inrichting waarvan nu alleen nog twee kasten bekend zijn In 1916 ontwierp Krop een kast ter gelegenheid van het huwelijk van architect Pieter Endt die hij kende van de tijd dat ze beiden aan Het Scheepvaarthuis werkten met Margaretha Neumann. De P en de peer staan voor Pieter- Peetje-peertje en de G en de krekel voor Margarethe-Grethe-krekel. De kast is nog steeds in familiebezit bij een kleinzoon van Endt Hildo Krop, kast voor P.H. Endt, 1916, eiken, mahonie, uitv. onbekend. Collectie M.S. Endt en M.E. Neumann. Bovenop de kast een gebeeldhouwde meisjeskop, vermoedelijk ook door Krop gemaakt, circa Hildo Krop, gesneden mannenkop van de stoel die in 1914 ontworpen is. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam Hildo Krop, gesneden vrouwenkop van de stoel die in 1914 ontworpen is. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam Hildo Krop, stoel en eettafel, ontwerp stoel 1914, ontwerp tafel tussen 1914 en 1920, massief gebeitst eiken en gevlochten kokosvezel, oorspronkelijk blauw gekleurd (stoel), gebeitst eiken en multiplex blad, uitv. waarschijnlijk Firma Jansen en Nusink / Nusink en Zoon, Amsterdam, en tapijtfabriek De Volharding, Rhenen, circa Collectie Stedelijk Museum Amsterdam Hildo Krop, detail gesneden decoratie van de kast voor P.H. Endt en M.E. Neumann. Collectie M.S. Endt Hildo Krop, buffet, circa 1921, uitv. Monsieur, Steenwijk. Collectie T. Kroon. Snijwerk niet van Krop zelf.

92 Hildo Krops totaalontwerp voor Huize de Geer Voor zijn zus Lucine en zwager Lucas van Wijngaarden eigenaar van tapijtfabriek Tapijtfabriek De Volharding ontwierp Krop het ex- en interieur van Huize de Geer in Rhenen. Een aantal meubelen kwam later bij een particuliere verzamelaar terecht en een variant van de fauteuils uit de woonkamer is in de collectie van het Rijksmuseum. Deze fauteuils hebben aan de achterzijde gesneden decoratie van een mannenen vrouwenfiguur; door de iets minder hoekige stijl lijken ze later te zijn dan de fauteuils uit Huize de Geer. De vloerkleden voor deze woning werden in de tapijtfabriek vervaardigd. Veel vloerkleden naar ontwerp van Krop werden daar machinaal geweven. In dit geval gaat het om stukken die in de kleine handknoperij van het bedrijf zijn gemaakt Hildo Krop, Huize De Geer, Herenstraat 63, Rhenen, circa UIt: Lagerweij-Polak, 1992, p Hildo Krop, vloerkleed voor Huize De Geer, circa 1921, geknoopte wol, uitv. tapijtfabriek De Volharding, Rhenen, met eetkamerameublement uit Huize de Geer, gebeitst eiken. Collectie Hildo Krop Museum, Rams-Woerthe, Steenwijk Hildo Krop, detail snijwerk van een vrouw met kind in de boekenkast voor C.A. Crena de Iongh. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam Hildo Krop, detail snijwerk van een boekenkast voor C.A. Crena de Iongh, Amsterdam, 1927 of eerder, gebeitst en gesneden eikenhout, uitv. onbekend. Jalousca-collectie Hildo Krop, map met de huisstijl voor tapijtfabriek De Volharding, 1930, gelithografeerd papier, drukker Gebr. Reimeringer, Amsterdam. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam Hildo Krop, briefhoofd voor tapijtfabriek De Volharding, 1930, gelithografeerd papier, drukker Gebr. Reimeringer, Amsterdam. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam.

93 De Klerk en t Woonhuys Hildo Krop, fauteuil voor Huize De Geer, circa 1921, coromandel en gesneden eiken, nieuwe bekleding, uitv. Meubelfabriek Monsieur, Steenwijk. Collectie R. van Leeuwen. In 1919 ontwierp André Vlaanderen ter gelegenheid van de ingebruikname van het nieuwe pand van t Woonhuys aan de Prinsengracht de omslag en titelpagina van een catalogus voor het bedrijf. De meubelen van Michel de Klerk figureren in de catalogus tussen andere stijlen. Zoals de meeste meubelfirma s in die tijd beperkte het bedrijf zich niet tot één stijl. De aquarellen die in de catalogus als kleurheliotypie waren afgedrukt, waren niet door De Klerk zelf geschilderd. Ze tonen echter wel alle onderdelen van zijn ontwerp, zowel meubelen als textiel in de salon en de eetkamer (zie ook afb. 3.15, 5.13). Bij een particulier zijn onlangs twee enigszins vergelijkbare aquarellen gevonden die toegeschreven worden aan t Woonhuys. Ze tonen een interieur waarvan de ontwerper onbekend is. 18 De stijl van de meubelen is geïnspireerd op de Amsterdamse School. Mogelijk bestelde t Woonhuys ook bij andere ontwerpers dergelijke ontwerpen André Vlaanderen, omslag van catalogus van t Woonhuys, 1919, bedrukt papier. Collectie Milko Prinsze, Amsterdam Hildo Krop, detail snijwerk van een van de twee fauteuils voor Huize de Geer, uitv. Meubelfabriek Monsieur, Steenwijk. Collectie R. van Leeuwen Hildo Krop, snijwerk van fauteuil die op de exemplaren in Huize De Geer lijkt, circa 1925, gesneden eiken. Collectie Rijksmuseum, Amsterdam Van de salon- en eetkamermeubelen van De Klerk voor t Woonhuys zijn meer exemplaren bekend, maar de eettafel met stoelen lijkt het meest te zijn uitgevoerd. Er zijn in ieder geval zes ameublementen van bekend en er zullen er zeker meer zijn gemaakt. 19 De Klerk zelf zei dat zijn ontwerpen 6 à 7 maal zijn uitgevoerd. 20 Ondanks zijn aanvankelijke aarzeling om meubelen te ontwerpen zonder een toekomstige interieurcontext te kennen, was hij achteraf toch zo tevreden dat hij ze in 1920 nog wilde laten uitvoeren voor de salon van Villa Overbosch in Laren. 21 Voor het interieur van t Waerle, een villa in Arnhem waaraan De Klerk samen met het architectenbureau van de gebroeders Baanders werkte, ontwierp hij andere meubelen. 22 Een van de damesfauteuils voor de salon is onlangs bij een verzamelaar teruggevonden, nadat het stuk in 2004 bij Sotheby s was geveild. Het kan nu in de tentoonstelling in het Stedelijk Museum weer samen worden getoond met de kaartentafel met opklapbare zijstukken uit de collectie van het Rijksmuseum. Toen de stoel werd geveild had hij nog de oorspronkelijke bekleding: een donkergroene trijp (dat is een weefsel met een pool van mohairwol). 23 Van de meubelen die De Klerk voor t Waerle ontwierp zijn alleen deze twee teruggevonden André Vlaanderen, titelpagina van catalogus van t Woonhuys, 1919, bedrukt papier. Collectie Milko Prinsze, Amsterdam Presentatietekening van interieurontwerp in Louis XVI-stijl in catalogus van t Woonhuys, 1919, kleurheliotypie op papier. Collectie Milko Prinsze, Amsterdam.

94 Meubelen van Amsterdamse Schoolarchitecten Presentatietekening met salonameublement van Michel de Klerk, ontwerp , in catalogus van t Woonhuys, 1919, kleurheliotypie op papier. Collectie Milko Prinsze, Amsterdam Ontwerper onbekend, interieurontwerp mogelijk voor t Woonhuys, circa 1918, waterverf op papier, uitv. mogelijk dhr. Vermeulen. Collectie E. J. Wagenaar. Vrijwel al deze stukken tonen de contrasten in houtsoorten, golvende randen en/of de kleine sculpturale elementen die zo karakteristiek zijn voor meubelen van de Amsterdamse School. Het meest opmerkelijk is de afwerking van het slaapkamerameublement van Crouwel: het is wit geverfd (oorspronkelijk waarschijnlijk iets gebroken wit) met zwarte accenten. Het gebruik van dekkende verf op een geheel meubel was zeer ongebruikelijk voor de Amsterdamse School als er een kleur gewenst was, werd meestal transparante beits gebruikt, maar was voor slaapkamermeubelen in veel landen populair Michel de Klerk, eettafel en stoelen, ontwerp , mahonie, gezwart hout en nieuwe bekleding van trijp (weefsel met mohair pool, mogelijk zat dat er ook oorspronkelijk op). Het ameublement staat op een vloerkleed naar ontwerp van Theo Colenbrander. Particuliere collectie Michel de Klerk, interieurontwerp voor Villa Overbosch, Crailo-Laren, met meubelen die hij in voor t Woonhuys ontwierp, , potlood op papier. Collectie Het Nieuwe Instituut, Rotterdam Wie de ontwerper is van de tafel met de druppelvormen op de voet, is nog steeds niet zeker. De herkomst blijft duister en we zijn geen foto s of tekeningen ervan tegengekomen. De enige referenties wat betreft vormgeving zijn de elementjes op de voet van een bureaulamp van Eibink & Snellebrand die zijn echter wel wat hoekiger dan de bolle vormen hier en de druppelvormen op de voet van een vergadertafel in Het Scheepvaarthuis. Die tafel uit de directiekamer van de SMN is zeer waarschijnlijk door Michel de Klerk ontworpen. Hij lijkt dus toch de beste papieren te hebben als ontwerper van de tafel. Bij een salontafel die eveneens aan De Klerk is toegeschreven zien we ook een dubbel tafelblad (afb. 10.5) Gustaaf Roobol, bureau en stoel, 1931, gesneden mahonie, citroenhout, coromandel, leer, koperlegering, en lamp, uitv. firma Drilling, Amsterdam. Particuliere collectie Michel de Klerk, damesstoel voor villa t Waerle in Arnhem, 1920, mahonie, gebeitst eiken en nieuwe trijp bekleding (weefsel met mohair pool, oorspronkelijke bekleding was waarschijnlijk een groene trijp, die erop zat toen de huidige eigenaar de stoel kocht, er is een stukje van de trijp bewaard), uitv. t Woonhuys. Collectie R. van Leeuwen Michel de Klerk en Herman Baanders, saloninterieur in villa t Waerle, met de damesfauteuil van De Klerk die in een particuliere collectie is en de kaartentafel die in de collectie van het Rijksmuseum is, Contemporaine foto van Bernard Eilers, collectie Nederlands Fotomuseum, Rotterdam Joseph Crouwel, interieur postkantoor in Haarlem met de plafondlampen waarvan zich een exemplaar in de collectie van het Stedelijk Museum bevindt, Collectie Het Nieuwe Instituut, Rotterdam Theo Lammers, fauteuil, , gesneden mahonie en trijp (weefsel met mohair pool). Collectie Drents Museum, Assen (in langdurig bruikleen van de Stichting Schone Kunsten rond 1900).

95 12.59 Joseph Crouwel, slaapkamerameublement, circa 1918, geverfd vurenhout en marmer. Collectie Rijkdienst voor het Cultureel Erfgoed, Rijswijk Adolf Eibink & Jan Snellebrand, bureau en stoel, 1923, eiken, coromandel, gesneden. Collectie Rijkdienst voor het Cultureel Erfgoed, Rijswijk Michel de Klerk (toegeschreven), tafel, circa 1918, palissander, coromandel, uitv. mogelijk t Woonhuys, Amsterdam. Op de tafel een sculptuur van Hildo Krop van een faun met in het water twee vissen (circa , brons, uitv. Winkelman & Van der Bijl, Amsterdam) en de tafel staat op een vloerkleed van Theo Colenbrander. Particuliere collectie.

96 Sculpturaliteit In objecten die ontworpen zijn door beeldhouwers, zoals de lamp van Hendrik van den Eijnde, komen vaak vrouwenfiguren voor. Ze zien er symbolistisch uit door hun meditatieve en serene houding met een blik die regelmatig naar boven is gericht. Sommige meubelen tonen juist een sculpturale kwaliteit door hun gehele vorm. Dit is goed te zien bij de wandtafeltjes van meubelontwerper Adriaan van der Weij Herman Baanders (toegeschreven), stoel met trijp Arend naar ontwerp van Chris Lebeau, 1917 (ontwerp trijp 1920), hout, bedrukte trijp (weefsel met mohair pool), uitv. stoel mogelijk t Woonhuys, Amsterdam, bekleding Léo Schellens en Co, Eindhoven. Collectie TextielMuseum, Tilburg Herman Baanders (toegeschreven), interieur met het stoelontwerp waarvan zich een exemplaar in het TextielMuseum bevindt, Amsteldijk, Amsterdam, Contemporaine foto van Bernard Eilers, collectie Nederlands Fotomuseum, Rotterdam Michel de Klerk en Pieter Lodewijk Kramer (toegeschreven), detail vergadertafel voor de directiekamer van de Stoomvaart Maatschappij Nederland op de tweede verdieping in Het Scheepvaarthuis, , noten, mahonie, wengé en leer, uitv. onbekend. Collectie Grand Hotel Amrâth Amsterdam Adolf Eibink & Jan Snellebrand, interieur voor D.P. De Kup, Den Texstraat, Amsterdam, , meubelen eiken en coromandel, uitv. Meyer & Bauhuys, Amsterdam; meubelbekleding naar ontwerp van Jaap Gidding, ca. 1921, trijp, uitv. Léo Schellens en Co., Eindhoven. Contemporaine foto van Bernard Eilers, collectie Het Nieuwe Instituut, Rotterdam Adriaan Frederik van der Weij, wandtafeltjes, circa 1924, mahonie, uitv. onbekend. Collectie R. van Leeuwen H.A. van den Eijnde, lamp, circa 1918, ijzer, shantung zijde (kap vernieuwd), uitv. Winkelman & Van der Bijl, Amsterdam. Particuliere collectie.

97 Lauweriks, Wijdeveld en Wendingen Hendrik Wijdeveld ontwikkelde naar voorbeeld van het werk van Mathieu Lauweriks een typografie die bestaat uit een combinatie van letters en zetvormen zoals driehoekjes en balken. Deze vormgeving werd vanaf de tweede jaargang ook een typerend kenmerk van het logo van het tijdschrift Wendingen, waarvan Wijdeveld hoofdredacteur was. De complexe lineariteit lijkt de vorm van meubelen rechtstreeks te hebben beïnvloed toen in de jaren twintig ook in het algemeen een versobering in de architectuur en vormgeving van de Amsterdamse School intrad. Wendingen is als tijdschrift zeer luxueus uitgevoerd. Inhoudelijk valt de grote diversiteit van de onderwerpen op. Er werden geen stromingen en generaties uitgesloten. Zo was het laatste nummer van 1918 opgedragen aan de zestigjarige Jan Toorop, een bekende en succesvolle symbolistische schilder die was geboren in Nederlands-Indië. Het laatste (dubbel)nummer van 1920 was geheel aan het werk van Berlage gewijd. De afwijzing van Berlage door Michel de Klerk werd dus niet door iedereen in de kringen van de Amsterdamse School onderschreven (zie ook p. 45). Degenen die zijn werk wel afwezen, waren bovendien meestal meer anti-rationalisme dan anti-berlage. Na dit Berlage-nummer was elk nummer aan slechts één onderwerp gewijd Mathieu Lauweriks, omslag van eerste nummer Wendingen, maandblad voor bouwen en sieren, van Genootschap Architectura et Amicitia, 1918, bedrukt papier, ingenaaid met raffia, uitgever De Hooge Brug, Amsterdam, drukker N.V. Electrische drukkerij Volharding, Amsterdam. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam H.Th. Wijdeveld, logo in Wendingen 2 (1919) 1, p. 3, bedrukt papier, uitgever De Hooge Brug, Amsterdam, drukker N.V. Electrische drukkerij Volharding, Amsterdam. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam. Wijdeveld trad in 1925 af als hoofdredacteur en verliet in 1926, na de serie nummers over Frank Lloyd Wright, de redactie. Zijn ontwerp voor het binnenwerk werd tot de opheffing van het tijdschrift in 1932 gehandhaafd. Lauweriks was mogelijk niet alleen voor de typografie een inspiratiebron, maar ook voor de manier van binden. Hij was al veel eerder betrokken geweest bij de productie van publicaties waarin de Japanse bindwijze werd toegepast. Deze bindwijze heeft dubbelgevouwen bladzijden die slechts aan een zijde bedrukt zijn en met raffia of een draad bijeen gehouden worden of gebonden. Al in 1904 had Lauweriks een inleiding geschreven voor een publicatie over het Amsterdamse Versieringsatelier van Cécile van Grieken, die ook op deze manier gebonden is en zelfs typografisch vooruit loopt op Ring en Wendingen H. Th. Wijdeveld, titelpagina van eerste nummer Wendingen, 1918, bedrukt papier, uitgever De Hooge Brug, Amsterdam, drukker N.V. Electrische drukkerij Volharding, Amsterdam. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam H.Th. Wijdeveld, hulde aan Toorop 60 jaar in Wendingen 1 (1918) 12, p. 1, bedrukt papier, uitgever De Hooge Brug, Amsterdam, drukker N.V. Electrische drukkerij Volharding, Amsterdam. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam H.Th. Wijdeveld, inhoudsopgave in Wendingen 2 (1919) 1, p. 1, bedrukt papier, uitgever De Hooge Brug, Amsterdam, drukker N.V. Electrische drukkerij Volharding Amsterdam. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam.

98 12.73 Mathieu Lauweriks, uitnodiging voor tentoonstelling van Staatlichen Handfertigkeitskursus Hagen, Collectie Kunstmuseen, Krefeld Grafische vormgeving Het aantal vrouwen dat zich tussen 1910 en 1940 in Nederland met grafische vormgeving en boekverzorging bezig hield, was relatief groot (afb en 6.15). 26 Naast verschillende soorten textielvormgeving waren dit voor hen de populairste vakgebieden. Net als in andere landen was er in Nederland lang gestreden voor vrouwenrechten. In 1919 kregen vrouwen in ons land actief kiesrecht. In hetzelfde jaar werd door Tine Baanders een album vormgegeven dat werd aangeboden aan Aletta Jacobs, de voorzitter van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. 27 Zij was in Nederland de eerste vrouw die afgestudeerd was aan een universiteit in 1879 was ze zelfs gepromoveerd en had als huisarts gewerkt. Daardoor voldeed zij als eerste vrouw aan de inkomenseis officieel de enige eis die aan het kiesrecht verbonden was. In 1883 verloor ze echter toch bij de Hoge Raad het proces waarin ze voor het verkrijgen van het kiesrecht streed. 28 Baanders maakte ook een album voor Carrie Chapman Catt, de destijds bekende Amerikaanse suffragiste J. Roodenburgh, theekast, circa 1925, mahonie, coromandel, glas. Particuliere collectie Fré Cohen, twee giroboekjes, 1929, boekdruk op karton, uitgever Gemeente Girodienst. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam Agnes Canta, affiche voor Vereeniging opbouw Eeretentoonstelling W. Kromhout van de Rotterdamsche Kunstkring, 1930, lithografie op papier. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam.

99 12.77 Anton Kurvers, uitnodiging voor N.V. Kunsthandel De Spiegel Amsterdam, 1921, bedrukt karton. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam Tine Baanders, pagina in album voor Aletta Jacobs, 1919, gekalligrafeerd en bedrukt papier. Collectie Groninger Museum, Groningen Mathieu Lauweriks, uitnodigingen voor presentaties van Quellinus waarvan Lauweriks directeur was, 1919, linoleumsnede op papier. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam Lambertus Zwiers, omslag voor tijdschrift Bedrijfsreclame, 1918, lijncliché op papier, drukker Levisson, Den Haag, uitgever De Hooge Brug, Amsterdam. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam (ISN-archief).

100 In de geest van de Amsterdamse School Invloed op andere disciplines Het warenhuis Metz & Co. profileerde zich vooral met functionalistische vormgeving, maar het bracht af en toe ook producten in de Amsterdamse Schoolstijl op de markt. 29 Over veel ontwerpen van andere bedrijven die ook soms bij de Amsterdamse Schoolvormgeving aansloten blijkt weinig tot niets te vinden. Zo moet de stoel in de collectie van R. van Leeuwen tamelijk vaak zijn geproduceerd, want het model kwam in ons onderzoek vaak voor, maar er was geen informatie te vinden over een producent. Vooral in de jaren twintig bleek de vormentaal van de Amsterdamse School zich over vrijwel alle disciplines en typen objecten te hebben verspreid. Een lamp die oogt als een vleesetende plant kwamen we in verschillende varianten tegen. Een metalen plaat is gebogen in de vorm van een voet, poot en kap, soms uit één stuk, soms samengesteld uit verschillende stukken. In ieder geval maakten Conrad Fehn uit Haarlem en Hendrik Methorst uit Utrecht dergelijke lampen. 30 Een terugkerend ornamentdetail op zowel kasten als zitmeubelen is de druppelvorm. Meestal zorgt dit ornament voor een contrast in een donkere houtsoort, zoals coromandel of is het zwart geverfd om op ebbenhout te lijken (geëboniseerd). Andere details zijn sculpturale handgrepen en/of sleutelgatversieringen. Dit zijn onderdelen die ook op vrij strakke meubelen een versierend accent kunnen zijn. Binnen de Amsterdamse School vallen vooral de kasten op door hun expressiviteit. Ontwerpers konden hun fantasievolle en expressieve vormen daarin blijkbaar beter kwijt. Waarschijnlijk speelt ook het feit dat een kast meer dan een stoel een relatie met architectonische vormen heeft een rol. En er speelt juist minder een relatie met gebruikseisen. Vanaf het functionalisme kreeg de stoel een veel prominentere plaats in de ontwikkeling van de vormgeving. Een verklaring kan zijn dat de stoel een teken werd van het uitdrukken van een arbeidsethos, terwijl de kast (vaak een dressoir of een buffet) vooral met de huiselijke sfeer werd geassocieerd Willem Penaat, kast, 1923, eiken, multiplex en gezwart beuken, uitv. Metz & Co., Amsterdam. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam Ontwerper onbekend, buffet, circa 1922, mahonie, gesneden coromandel en marmer, uitv. DAS, Overveen. Particuliere collectie De textielproductie onderging in gebruik van decors en felle kleurencombinaties een sterke invloed van de expressionistische beeldende kunst. De ontwerper Jaap Gidding ontwierp voor verschillende architecten vloerkleden. Op de foto ligt een van zijn kleden in een interieur van Han van Loghem. Veel architecten gebruikten ook trijpen naar ontwerp van Gidding als bekleding op zitmeubelen (zie afb ). Vergelijkbare vormen en kleuren als in textiel waren zichtbaar in ontwerpen voor behangpapier. Vanaf midden jaren twintig namen verschillende bedrijven onder meer Rath & Doodeheefver en Leo Goudsmit initiatieven om vernieuwende collecties te drukken naar ontwerpen van kunstenaars. 31 Tot die tijd was er in Nederland nauwelijks sprake geweest van industriële productie en werd er veel uit Duitsland geïmporteerd. 32 De ontwerpen voor behangsels, textiel en verpakkingspapier die architect Lambertus Zwiers al in 1916 en 1917 maakte, waren zeer vroege voorbeelden van het Amsterdamse School-idioom. Hij maakte ze in een tijd dat er door de Eerste Wereldoorlog weinig bouwopdrachten waren. De kleurendruk is intens, soms met gouddruk, vergelijkbaar met latere behangsels van Marie Kuyken, waardoor klanten en vakgenoten een indruk konden krijgen van de technische mogelijkheden van de fabrikant. Zowel Zwiers als de uitvoerende firma wilden laten zien dat zij stonden voor goede vormgeving en een nieuwe tijd H.J. Winkelman, klok, 1920, gehamerd ijzer en , uitv. Winkelman & Van der Bijl, Amsterdam. Collectie Meentwijck Ontwerper onbekend, dressoir, ca. 1925, eiken, gesneden coromandel, uitv. onbekend. Collectie Museum Het Schip, Amsterdam Ontwerper onbekend, stoel, ca. 1920, mahonie, palissander, nieuwe bekleding, uitv. onbekend. Collectie R. van Leeuwen Willem van Norden, vaas model 100 met decor Sonja (links), circa 1921, en model 201, geglazuurd keramiek, uitv. ESKAF, Steenwijk. Collectie H. Jonkman.

101 12.87 Conrad Fehn (gesigneerd, links) en mogelijk Hendrik Methorst, lampen, ca. 1925, koperlegering, uitv. Fehn, Haarlem, en Hendrik Methorst, Utrecht. Collectie Milko Prinsze, Amsterdam Jac. Jongert, boekomslag voor Dr. H.W.Ph.E. van den Berg van Eysinga, Tot het eeuwig zelf, 1918, bedrukt papier, uitgever Ploegsma, Zeist, drukker N.V. W. Hillarius Wzn, Almelo. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam Lambertus Zwiers, ontwerp vermoedelijk voor behang, circa 1917, gouache op papier. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam, schenking dhr. en mevr. Snoeck Henkemans, Amstelveen Jaap Gidding, vloerkleed in een interieur van Han van Loghem, Contemporaine foto collectie Rijksdienst voor Kunsthistorische Documentatie, Den Haag Jac. Jongert, tafelkleed met dessin Vogels boven de golven, 1920, handbedrukte trijp (weefsel met mohair pool), uitv. Léo Schellens en Co., Eindhoven. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam.

102 12.94 Marie Kuyken, haardscherm, ca. 1920, gelakt brons, geschilderd gips in cloisonnétechniek, uitv. Winkelman & Van der Bijl, Amsterdam (brons) en Marie Kuyken. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam Lambertus Zwiers, behang, , hoogdruk op papier, uitv. N.V. Dieperink & Co., Amsterdam. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam Anton Hamaker, behang Lupinus, , hoogdruk op papier, uitv. Rath & Doodeheefver, Amsterdam. Collectie Petra & Erik Hesmerg Marie Kuyken, detail haardscherm. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam.

103 Tussen oost en west, Liem Bwan Tjie Kleurrijke meubelen De architect Liem Bwan Tjie werkte op Java onder meer voor een bemiddelde cliëntèle van Chinese families. In zijn interieurs zien we naast invloed van Chinese meubelen ook elementen met een streng functionalistische uitstraling, zoals de verlichtingsarmaturen in de hal van het Oei Tiong Ham Concern. Voor het woonhuis van Han Tiauw Tjong ontwierp hij armaturen in een vergelijkbare stijl. In de woonkamer hing echter een monumentale glas-in-lood lamp, die veel verwantschap heeft met die van De Nieuwe Honsel die bij Heybroek s Groothandel in Haarlem werden vervaardigd (afb. 7.24). Dit laatste bedrijf had twee vestigingen in Nederlands-Indië: vanaf 1928 in Weltevreden en vanaf 1930 in Soerabaja, beide op Java. In een catalogus gemaakt ten behoeve van deze vestigingen uit 1930 of later is een kleinere versie van de lamp afgebeeld. Het is niet duidelijk of het bedrijf een variant van het ontwerp van Liem in de collectie heeft opgenomen of dat de architect of de familie zelf een monumentale versie van een bestaand ontwerp heeft laten maken. Gezien de stijl van de verlichtingsarmaturen van Liem in die periode lijkt het laatste het meest waarschijnlijk. Na de Tweede Wereldoorlog raakte Liem bevriend met zijn jongere collega Kwee Hin Goan, met wie hij onder meer de Indonesische bond voor architecten Ikatan Arsitek Indonesia oprichtte. Kwee, die tegenwoordig in Nederland woont, vertelde een anekdote over de periode dat Liem bij Michel de Klerk stage liep als tekenaar. Liem had de opdracht om een wc-raampje te tekenen voor een van De Klerks gebouwen niet erg boeiend gevonden en er niet veel moeite voor gedaan. De Klerk had hem toen voorgehouden: zelfs een wc-raampje kun je met liefde ontwerpen. 33 Het tekent het perfectionisme van De Klerk, een eigenschap die Liem zich eveneens eigen maakte Liem Bwan Tjie, ontwerpen voor toilettafels (detail), circa 1930, potlood op papier. Collectie I.S. Rombout-Liem, Overveen Liem Bwan Tjie, ontwerp fauteuil en boekenlegger, circa 1920, (kleur)potlood op papier. Collectie I.S. Rombout-Liem, Overveen Behalve contrasten door de kleuren van verschillende houtsoorten, zochten ontwerpers ook contrasten door de toepassing van beitsen. Dit gebeurde meestal in combinatie met coromandel, ebbenhout of geëboniseerde houten details. De kleuren gaven de meubelen een bijzonder karakter. Maar gebeitst hout verbleekt snel en jaren later is niet meer voor te stellen hoe intens de oorspronkelijke kleur was. Omdat de kleur van meubelen als essentieel voor de beleving werd gezien, besloot het Stedelijk Museum in 2002 om een aantal meubelen van Kramer opnieuw te laten beitsen. Bij de slaapkamermeubelen voor de familie Kofman was de groene beits erg verbleekt en alleen nog te zien op plekken die niet aan lucht en licht blootgesteld zijn. Op basis van de daar aangetroffen kleur en onderzoek door het Centraal Laboratorium (nu RCE) werd de reconstructie uitgevoerd door meubelrestaurator Pol Bruys. 34 Ook werd de oranje kleur bijgewerkt van meubelen die Kramer in de jaren dertig voor de zangeres Jo Immink had ontworpen. Aan de binnenzijde van een theekastje naar ontwerp van Kramer, dat in verschillende exemplaren bekend is, zitten sporen van een paarskleurige beits. Omdat het kastje later met een bruine beits is overgeverfd, is er aan de buitenzijde niets meer van die kleur te zien. Federica van Adrichem doet momenteel onderzoek naar het terugbrengen van kleur op meubelen door middel van image mapping en digitale projectie, een moderne manier van restaureren. 35 Met behulp van een beamer en een computerprogramma projecteert ze afhankelijk van de mate van ontkleuring de juiste kleur licht op een bepaald deel van het meubel. Hierdoor krijgen we ten minste een indruk van de kleurigheid van vroeger Pieter Lodewijk Kramer, linnenkast van slaapkamerameublement voor P. Kofman, , gebeitst eiken, vuren, beuken en triplex; dressoir van ameublement voor Jo Immink, 1935, marmer, gebeitst eiken, vuren, coromandel, kunststof en messing; theekabinet, 1924, eiken en gesneden cormandel, uitv. NV v/h A.M. Randoe en Zonen, Haarlem, en vermoedelijk Firma Jansen en Nusink / Nusink en Zoon, Amsterdam (theekabinet). Collectie Stedelijk Museum Amsterdam, dressoir schenking Gerrit Rietveld Academie via legaat mevr. Jo Immink aan de Rietveld Academie Liem Bwan Tjie, hal hoofdkantoor Oei Tiong Ham concern, Semarang, Contemporaine foto, collectie Het Nieuwe Instituut, Rotterdam. De slaapkamertafel die Hildo Krop voor eigen gebruik ontwierp symboliseert een periode waarin de aandacht verschoof van de Amsterdamse School naar het constructivisme en functionalisme: de vorm is nog gematigd expressionistisch, maar de dekkende kleuren zijn die van De Stijl rood, blauw en zwart. Rietveld trad rond 1923 met meubelen in rood, geel, blauw en zwart naar buiten, dus het zou kunnen dat dit meubel van Krop later in de jaren twintig is ontstaan Pieter Lodewijk Kramer, linnenkast van slaapkamerameublement voor P. Kofman (detail binnenzijde vóór restauratie), , gebeitst en gefineerd eiken, vuren, triplex, beuken, uitv. NV v/h A.M. Randoe en Zonen, Haarlem. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam.

104 Batik en ikat Pieter Lodewijk Kramer, theekabinet, 1924, gebeits eiken en gesneden en gezwart eiken en beuken, uitv. vermoedelijk Firma Jansen en Nusink / Nusink en Zoon, Amsterdam. Particuliere collectie. Hoewel de Indische techniek van het batikken al sinds de jaren 1890 in Nederland werd toegepast voor westerse motieven, gaf Bogtman er vanaf circa 1920 een geheel nieuwe dimensie aan. Hij bewerkte niet alleen flexibele materialen zoals textiel en perkament met deze techniek, maar ook hout en celluloid. In het oppervlak van de houten objecten bracht hij ook soms reliëf aan. Voor zijn textielontwerpen gebruikte hij nog een andere oosterse techniek, namelijk ikat Pieter Lodewijk Kramer, theekabinet, detail binnenzijde met paarse beits. Particuliere collectie Hildo Krop, slaapkamertafel, circa 1925, geverfd vuren en marmer op geknoopt vloerkleedje van Krop. Collectie Hildo Krop Museum, Rams Woerthe, Steenwijk Louis Bogtman (gesigneerd), dienblad, dozen en servetring, jaren twintig, gebatikt berkentriplex (dienblad), gebatikt celluloid, uitv. Atelier Bogtman, Hilversum; Louis Bogtman (toegeschreven) of navolger, blauwgroene doos, jaren twintig, gebatikt celluloid, uitv. Coorin. Particuliere collectie Pieter Lodewijk Kramer, kast, circa , eiken, vuren, coromandel, kunststof, uitv. onbekend. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Rijswijk Pieter Lodewijk Kramer, kast met virtuele restauratie met behulp van image mapping, circa , eiken, vuren, coromandel, kunststof, uitv. onbekend. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Rijswijk Ragnhild d Ailly, interieurdoek met motieven als schelpen, inktvissen en bloemen, , batik op zijde. Collectie TextielMuseum, Tilburg Jac. Bot, eetkamerameublement, 1924, gefineerd en gedraaid eiken, grenen en coromandel; Louis Bogtman, tafelkleed, circa 1928, handgeweven wol met ikatdessin, uitv. Atelier Bogtman, Hilversum. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam, ameublement schenking mevr. M. Bot-Minnis, Amsterdam.

105 Ontwerpers van lampen en klokken De naam van J. Boerman is alleen bekend uit een boek over kunstsmeedwerk dat hij schreef. 37 Zijn ontwerpen lopen uiteen van middeleeuws aandoende voorwerpen tot expressionistische staaltjes van smeedwerk. Hoewel er rond 1900 al relatief veel klokken waren ontworpen, komt de populariteit van klokken in de Amsterdamse School-periode misschien omdat Nederland op 1 mei 1909 was overgegaan op een uniforme nationale tijd. Daarvóór bepaalde de kerkklok in elke stad hoe laat het daar was, maar vanaf die dag gold de Amsterdamse zonnetijd zoals aangegeven op de Westertoren als nationale tijd. 38 Misschien had dat de belangstelling voor het fenomeen tijd aangewakkerd. A. Van der Boom schreef in De vrouw en haar huis dat een klok met een tikje meer égards wordt behandeld dan eenig ander ding. 39 Een aantal van de meest spectaculaire klokontwerpen werd vanaf ca op de markt gebracht door de Amsterdamse firma Winkelman & Van der Bijl. Onder meer Theo Vos, Hildo Krop en Toon Rädecker ontwierpen een metalen klok. Vooral populair werd de set van Krop: een klok met twee bijbehorende wierookbranders. Omdat er meer klokken dan wierookbranders bewaard zijn, bestaat het vermoeden dat de klok ook los aangeschaft kon worden. Winkelman & Van der Bijl maakte verschillende varianten, in ieder geval van brons en gietijzer met verschillende patina s. 40 De grootste verschillen zitten echter in de wijzerplaat: er zijn zeker drie verschillende typen geweest met verschillende bewerkingen: glad en beschilderd (in bruin met witte cijfers); geëmailleerd in verschillende kleuren (in ieder geval oranje, groen, paars, steeds met hetzelfde type cijfers of gevlamd met een ander type cijfers); en met een spinnenwebpatroon en weer andere cijfers in reliëf, waarbij de verdiepte delen ook verschillende kleuren (onder meer donkerrood) kunnen hebben. De geëmailleerde en spinnenweb-wijzerplaten komen veel voor. Er zouden ook nog twee typen slingers zijn geweest maar daarvan is slechts één aangetroffen, namelijk de kronkelende slang. Het is niet duidelijk hoe de varianten tot stand kwamen: was het op bestelling? Of werd een aantal varianten gemaakt en op voorraad gehouden? Naast dit serieproduct zijn er nog zeker vier andere klokken van Krop bekend en één ontwerp in het Stadsarchief Amsterdam. Twee stukken een klok voor eigen gebruik en een kast zonder uurwerk zijn in het Hildo Krop Museum in Steenwijk. Een houten klok die onlangs boven water kwam, is op grond van het snijwerk aan Krop toegeschreven. En, ten slotte, een uniek stuk: de klok die de gemeente Amsterdam in 1921 ter gelegenheid van de opening van het stadhuis aan Rotterdam schonk. De basis vormt een marmeren sculptuur van 3000 kilo met rondom de ontwikkeling van de mens vanaf het stenen tijdperk tot de toekomst uitgehouwen waarop een klok in de vorm van een bol is geplaatst. Amsterdam heeft ervoor gezorgd dat Rotterdam zijn rivaal niet snel zal vergeten. De klok staat prominent in de hal van het Rotterdamse stadhuis en kan door zijn gewicht nauwelijks verplaatst worden. Het stuk staat afgebeeld in de catalogus van de Nederlandse inzending voor de grote tentoonstelling in Parijs in 1925, maar daar was slechts een gipsmodel aanwezig, zoals op foto s zichtbaar is (afb ). 41 De klok die Willem Gispen in 1919 ontwierp, was waarschijnlijk ook een uniek stuk en hoewel niet erg sculpturaal en ook niet van een heel duur materiaal gemaakt getuige een handgeschreven notitie toch behoorlijk prijzig Michel de Klerk, buitendeur van het clubhuis van Roeivereniging De Hoop, 1922, nu als binnendeur in gebruik in het nieuwe clubhuis, gesneden hout, glas. Collectie KARZV De Hoop, Amsterdam Michel de Klerk (toegeschreven), klok voor clubhuis van Roeivereniging De Hoop, gekregen van de Amsterdamsche IJsclub, Amsterdam, circa 1923, beschilderd hout, metaal. Collectie KARZV De Hoop, Amsterdam Michel de Klerk, ontwerp voor clubhuis van Roeivereniging De Hoop, Amsterdam, 1922, potlood op papier. Collectie Het Nieuwe Instituut, Rotterdam.

106 Hildo Krop, ontwerp klok, circa 1920, kleurpotlood op papier en gestempeld. Collectie Stadsarchief Amsterdam Theo Lammers, klok, , triplex, eiken en ebben. Collectie Drents Museum, Assen (in langdurig bruikleen van de Stichting Schone Kunsten rond 1900) J. Boerman, lamp, circa 1930, smeedijzer, textiel vernieuwd, uitv. onbekend. Jalousca-collectie J. Boerman, pagina met ontwerp voor onder meer twee theetafels. Uit: Boerman, Dongen [1944], z.p. Jalousca-collectie J.C. Slebos, ontwerp voor lamp. Uit: Slebos, 1939, p J. Boerman (toegeschreven), fotolijst, , smeedijzer, uitv. onbekend; Elias Ott, omslag van programmaboekje voor Tuschinski Theater, 1924, bedrukt papier. Jalousca-collectie J.C. Slebos, lamp en fauteuil, circa 1925, beuken, coromandel, avodiré, perkament (lamp) en mahonie, coromandel, geweven en geknoopte wol. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam Hildo Krop, klok, 1920, marmer, metaal. Collectie Gemeente Rotterdam.

107 Hildo Krop, klokken, ca. 1921, onder andere gepatineerd gegoten brons, gepatineerd gietijzer en le, uitv. Winkelman & Van der Bijl, Amsterdam. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam (schenking NN), Richard Hopman en andere particulieren Hildo Krop, detail klok, circa 1921, gepatineerd brons, deels gelakt. Collectie Meentwijck Toon Rädecker, klok, circa 1921, gepatineerd brons en geel koper, uitv. Winkelman & Van der Bijl, Amsterdam. Collectie Meentwijck Jan de Meijer, klok, 1924, smeedijzer, uitv. Becht & Dyserinck, Amsterdam. Contemporaine foto Hanna Elkan/MAI Hildo Krop (toegeschreven), klok, circa , gesneden en gebeits eiken, koper, was. Collectie Art Collectie, Beverwijk Ontwerper onbekend, klok, relatiegeschenk van de gezagvoerders van de New York West-Indiëlijn aan W.R. Menkman, 1926, brons. Collectie Meentwijck W.H. Gispen, klok, 1919, gehamerd koper en messing, deels geverfd, uitv. Gispen s Fabriek voor Metaalbewerking, Rotterdam. Particuliere collectie.

108 De Nieuwe Honsel In 1929 bracht Heybroek s Groothandel een losbladige catalogus met prijslijst uit, waarin modellen waren opgenomen van glas-in-loodbedrijf De Nieuwe Honsel. De 131 lampontwerpen in de catalogus variëren van een eenvoudig wandlampje op hout van 12 gulden tot een monumentale kaplamp in artistiek bronskoperen armatuur met verschillende lichtpunten van bijna 150 gulden. Voor de hanglampen werd meestal gekozen voor een metalen armatuur. De wand- en tafellampen waren in een korte periode ook vaak van een houten armatuur voorzien. Hiervoor werd in de periode samengewerkt met het bedrijf Hero de Groot Frits Woltjes, omslag van losbladige catalogus Pyrochromeglazen Verl. Ornamenten De Nieuwe Honsel, 1929, lijncliché en boekdruk op papier, uitgave van Heybroek s Groothandel, afdeling De Nieuwe Honsel, Haarlem. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam Frits Woltjes (toegeschreven), presentatietekeningen voor De Nieuwe Honsel, , pen en aquarel op papier. Collectie M.D. Herens-Breeman Frits Woltjes, blad 1 uit catalogus van De Nieuwe Honsel, 1929, lijncliché en boekdruk op papier. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam Frits Woltjes, blad 10 uit catalogus van De Nieuwe Honsel 1929, lijncliché en boekdruk op papier. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam Frits Woltjes, blad 12 uit catalogus van De Nieuwe Honsel 1929, lijncliché en boekdruk op papier. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam H. Herens, wandlamp, uitvoering de Nieuwe Honsel, Honselersdijk, met armatuur van Hero de Groot, Bodegraven, 1921, gebrandschilderd glas-in-lood, coromandel en mahonie. Collectie M.D. Herens-Breeman.

109 Theater en theatraliteit In het voor hem zo kenmerkende taalgebruik, plaatste Hendrik Wijdeveld in het openingsartikel van het eerste nummer van Wendingen in 1918 de dans van Gertrud Leistikow in het land van wonderbare wendingen. Hier is haar dans in aansluiting aan het modern streven naar individualisme ( ). Dalcrose of Berlage zijn bestemd om als groote figuren de lijnen aan te geven, die allen mogen volgen. Leistikow is in haar dans als De Klerk in zijn architectuur, voor de omgeving eêr een gevaar dan een steun, maar in hun individualisme groeit de verrukking der schoonheid ( ) en dan zwijgen de overwegingen en mogen wij alleen bewonderen. 43 In het zelfde artikel schreef hij over de sfeer die hij met het tijdschrift wilde aanroeren, namelijk die verstijfde-murenmassa s tot soepele architectonische-plastiek omzet, en vol beweging spelend volgt de cadans der ruimte-ontwikkeling. Individualisme, schoonheid, beweging het waren belangrijke begrippen. De interesse van Wijdeveld en zijn mede-redactieleden voor theater zou leiden tot vele themanummers. Het toont de grote interesse in deze kunstvorm als spiegel van het dagelijkse leven. Gertrud Leistikow was een van de bekendste vertegenwoordigers van de toenmalige expressieve moderne dans. 44 Er werd zelfs een geheel aan haar gewijde kalender uitgegeven. Veel aan de Amsterdamse School gelieerde ontwerpers waren op een of andere manier bij het theater betrokken. Zo ontwierp Hildo Krop maskers voor de dansen van Leistikow en voor verschillende toneelstukken. 45 Volgens Otto van Tussenbroek was de belangstelling voor maskers in 1925 sterk groeiend door het verlangen en het zoeken naar een middel om los te komen van een verouderd en te zeer welig tierend naturalisme van het tooneel. 46 Kunsthistoricus Ype Koopmans schreef in zijn monografie over beeldhouwer John Rädecker, die zoals veel van zijn tijdgenoten maskervormen toepaste in vrij en toegepast beeldhouwwerk, dat interesse hiervoor ook door ethnografica aangewakkerd zal zijn. 47 In Wendingen werden inderdaad ook maskers van veel culturen buiten Europa afgebeeld. 48 tegels en sluit aan bij een internationale art deco. Behalve voor de entreehal van Jaap Gidding geldt dit ook voor het interieur: de wat hoekige vormen en glamoureuze vrouwenfiguren, grotendeels naar ontwerpen van de Rotterdamse ontwerper Pieter den Besten, zijn meer art deco dan Amsterdamse School. De vormgeving van het tapijt en de schilderingen van Gidding in de entreehal werden zo populair dat de term Tuschinski-stijl voor vergelijkbaar werk in zwang kwam. De decoratieve schilderingen in het interieur van bioscooptheater Parisien op de Nieuwendijk in Amsterdam, nu ingebouwd in een van de bioscopen in het complex De Hallen in Amsterdam, hebben ook Amsterdamse School-kenmerken. Ze werden destijds aangebracht in een ouder gebouw Frits Woltjes (toegeschreven), plafondlamp, midden jaren twintig, hout en gebrandschilderd glas-in-lood, uitv. De Nieuwe Honsel, Den Haag. Collectie Richard Hopman. Het Tuschinski-theater in Amsterdam werd ontworpen door architect H.L. de Jong. De gevel heeft expressionistische smeedijzeren lampen en details, maar het geheel is bekleed met geglazuurde

110 Gertrud Leistikow met het Afrikaanse dansmasker naar ontwerp van Hildo Krop, Contemporaine foto Hanna Elkan/MAI, collectie Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam Mommie Schwarz, omslag van kalender Gertrud Leistikow, 1924, bedrukt karton en textiel. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam Mommie Schwarz, blad voor september-oktober met de Goldene Maske uit de kalender Gertrud Leistikow, 1924, bedrukt karton. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam H.Th. Wijdeveld, affiche voor toneelvoorstelling Hamlet, 1919, houtsnede op papier. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam Hildo Krop, toneelmasker voor Sidhevrouw in toneelstuk Vrouwe Emers groote strijd van W.B. Yeats door het toneelgezelschap van Albert van Dalsum, 1922, gips. Collectie Hildo Krop Museum, Rams Woerthe, Steenwijk Hildo Krop, dansmasker Fanatieke dans voor Gertrud Leistikow, 1922, papier-maché. Collectie Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam Joan Collette, omslag van programmaboekjes voor Stadsschouwburg Amsterdam met advertentie van t Woonhuys, 1922, bedrukt papier en lichtdruk op papier; ontwerper onbekend, programma van het Jubileum-Concert ter herdenking van het dertigjarig bestaan van het koor De stem des volk, 1928, bedrukt papier; Jeanne Bieruma Oosting, omslag van programmaboekje voor Koninklijke Schouwburg in Den Haag, 1932, lichtdruk op papier; H.Th. Wijdeveld, catalogus Internationale Theatertentoonstelling, 1922, bedrukt papier, drukker N.V. Electrische drukkerij Volharding, uitgever Vereeniging Kunst aan het Volk. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam en particuliere collectie.

111 Jaap Gidding, wandschildering in entreehal van Tuschinski, Pieter den Besten, wandschildering, en Christiaan Bartels, wandlamp in Tuschinski, 1921, brons, uitv. wandlamp P.G. Duchateau & Zn., Rotterdam Christiaan Bartels, handgrepen van entreedeuren Tuschinski, 1921, brons, uitv. P.G. Duchateau & Zn., Rotterdam Jaap Gidding (toegeschreven), vloerkleed, circa 1921, handgeknoopte wol, uitv. Koninklijke Vereenigde Tapijtfabrieken, Rotterdam. Particuliere collectie Christiaan Bartels, W. Kromhout en Pieter den Besten, plafond in de grote zaal van Tuschinski, 1921, metaal, gebrandschilderd glas-in-lood, plafondschildering, uitv. lamp P.G. Duchateau & Zn., Rotterdam Ontwerper onbekend, interieur Cinema Parisien, Nieuwendijk 69, Amsterdam (foto van oorspronkelijke situatie waar het tot 1987 in gebruik was, sinds enkele jaren geplaatst in een bioscoopzaal van de Filmhallen, Amsterdam), 1924.

112 De Bijenkorf De opdracht voor de gevels en het interieur van de Bijenkorf in Den Haag werd aan Piet Kramer verleend. 49 Ook hier net als bij Het Scheepvaarthuis maakte de betonskeletbouw geen deel daarvan uit. Onder Kramers leiding werkten onder meer acht beeldhouwers onder wie Hendrik van den Eijnde, Hildo Krop, Johan Polet en John Rädecker aan het gebouw en het interieur. Acht kunstenaars maakten ontwerpen voor het gebrandschilderde glas-in-lood in het trappenhuis onder wie Jaap Gidding, Joep Nicolas en Leo Visser. Het leek al met al een collectieve inspanning om de Amsterdamse School levend te houden. Kramer maakte zelf de ontwerpen voor het interieur van een aantal speciale afdelingen. Op de afdeling oosterse tapijten gaven smeedijzeren lampen als vruchten in een woud de indruk van een gewijde stilte als van een Oostersche moskee. 50 Het sprookjespaleis opende op 25 maart Pieter Lodewijk Kramer en H. A. van den Eijnde, trappenhuis in de Bijenkorf, Den Haag, Uit: Wendingen 7 (1925) In het begin van de jaren zestig en aan het eind van de jaren negentig werd het gebouw gerenoveerd. Bij de eerste renovatie werden veel interieurelementen verwijderd. Een deel ervan werd verkocht, kwam via de Verenigde Staten weer terug naar Nederland en is nu in bezit van een particuliere verzamelaar. Dat geldt bijvoorbeeld voor de trapbeëindigingen van H.A. van den Eijnde en een lamp van de afdeling oosterse tapijten. De zware trapbeëindigingen van padoekhout hebben een in reliëf gesneden voorstelling van onder andere beeldhouwers, ambachten en mensen met sportattributen. Op de andere paal werd verkoopwaar verbeeld, waaronder speelgoed. In het trappenhuis in situ bleef houtsnijwerk achter met voorstellingen van vogels, slangen en andere dieren Michel de Klerk, damesfauteuil uit salonameublement, ontwerp , mahonie, uitv. t Woonhuys; H.A. van den Eijnde, houten trapbeëindiging voor de Bijenkorf, Den Haag, 1926, padouk; Pieter Lodewijk Kramer, dressoir, circa 1920, mahonie en coromandel, uitv. onbekend.; Jaap Gidding (toegeschreven), vloerkleed, circa 1921, geknoopte wol, uitv. KVT, Rotterdam. Particuliere collectie H. A. van den Eijnde, detail decoratie in trappenhuis van de Bijenkorf, Den Haag, 1926, gesneden mahonie Pieter Lodewijk Kramer, hanglamp uit oosterse tapijtenafdeling van de Bijenkorf, Den Haag, 1926, smeedijzer en zijde (vernieuwd). Particuliere collectie. Het Centraal Museum in Utrecht kreeg in 1964 enkele interieur-onderdelen van het bedrijf geschonken: twee klokken, twee lampen en vitrines, vermoedelijk allemaal ontworpen door Piet Kramer H.A van den Eijnde, detail van trapbeëindiging met onder meer fluit spelende figuur, theatermaskers en ambachtslieden voor de Bijenkorf, Den Haag, 1926, gesneden padouk. Particuliere collectie H.A van den Eijnde, detail van trapbeëindiging met onder meer harp spelende figuur, voor de Bijenkorf, Den Haag, 1926, gesneden padouk. Particuliere collectie Pieter Lodewijk Kramer, interieur van oosterse tapijtenafdeling in de Bijenkorf Den Haag, Contemporaine foto, collectie Haags Gemeentearchief, Den Haag.

113 American Lunchroom De American Lunchroom in de Kalverstraat van eigenaar W.C. Sickesz was in september 1898 geopend, vlak voor de inhuldiging van koningin Wilhelmina. Het interieur van de eerste horecagelegenheid in de hoofdstad die zich lunchroom noemde, werd om aan de eisen van zijn klanten te kunnen blijven voldoen en met zijn tijd mee te gaan vele malen verbouwd. In 1928 was er een verbouwing naar ontwerp van de architect J.W.F. Hartkamp. 51 Waarschijnlijk is toen in een van de ruimten een interieur geïnstalleerd in een aan de Amsterdamse School verwante vormgeving. Decennia later kreeg het Stedelijk Museum enkele onderdelen hiervan geschonken door de toenmalige eigenaar van het etablissement: een aantal decoratieve beschilderde panelen, twee banken met bekledingsstof naar ontwerp van Jaap Gidding en verschillende glas-in-lood lampen. Enkele van de gestileerde motieven op de wandpanelen doen denken aan de verentooi van Noord-Amerikaanse indianen. Foto s van het betreffende interieur zijn nog niet gevonden. De verschillende uitbreidingen van de American Lunchroom en dinergelegenheid werden verbeeld op een tegeltableau van het 25-jarige jubileum in een kader met uitbundige Amsterdamse Schoolornamentiek. Het staat in het Gedenkboek uit 1923 en is bij het onderzoek helaas niet teruggevonden Willem Bogtman, lamp voor de American Lunchroom (er zijn twee verschillende dessins bekend), 1928, smeedijzer, gebrandschilderd glas-in-lood, uitv. Willem Bogtman, Haarlem. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam (schenking American Lunchroom) Willem Bogtman, hanglamp voor de American Lunchroom, 1928, smeedijzer, gebrandschilderd glas-in-lood, uitv. Willem Bogtman, Haarlem. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam Bank met bekledingsstof naar ontwerp van Jaap Gidding (1920), bedrukte trijp (poolweefsel met mohair pool), multiplex, mahonie, en wandpaneel, beschilderd en verguld hout, uit de American Lunchroom op de Kalverstraat 16, Amsterdam, delen van interieur waarschijnlijk uit Collectie Stedelijk Museum Amsterdam (schenking American Lunchroom).

114 De tentoonstelling in Parijs 1925 Het Nederlandse paviljoen op de Exposition internationale des arts décoratifs et industriels modernes deed vooral dienst als ontvangstruimte. Het paviljoen, met twee zeer verschillende gezichten door een strakke gevel aan de voorzijde (afb. 3.65) en een meer expressionistische aan de achterzijde, bevatte onder meer een groen gemetalliseerde betonnen bank van Erich Wichman bekleed met een stof van Jaap Gidding. In het midden van de bank was een gebeeldhouwde kop van John Rädecker aangebracht. In de wanden bevonden zich nog vier betonnen balkkoppen in de vorm van een hert, een roofvogel met lam in de klauwen, een bok en een paard. Ook waren twee in rood en zwart beschilderde houten sculpturen van een exotisch aandoende vrouwenen mannenkop met een soort vleugelvormen in de wand geplaatst, boven de lambrisering van Lion Cachet. Rädecker verbleef twee maanden in Parijs om toe te zien op het metalliseren, polychromeren en plaatsen van zijn werk. 52 In de eigenlijke tentoonstelling van de Nederlandse inzending die was verdeeld over drie ruimten in de Galerie des Esplanades des Invalides en het Grand Palais, was Rädecker met vrij werk vertegenwoordigd, waaronder een Mannetje met de vleugels. Ook zijn broers Willem en Toon toonden er werk. In deze presentatie en in het paviljoen waren twee generaties kunstenaars verenigd: de jongeren die veelal met de Amsterdamse School werden geassocieerd en de generatie uit de Nieuwe Kunst-periode, waartoe onder meer Lion Cachet, Eisenloeffel, Zijl en Mendes da Costa behoorden. Zij waren belangrijke inspiratiebronnen voor de jongere generatie. In de tentoonstelling was ook ouder werk te zien, zoals een gebatikt kamerscherm van Gerrit Willem Dijsselhof uit De tentoonstellingscommissie had gekozen voor een overzicht van 25 jaar Nederlandse architectuur, kunst en kunstnijverheid Interieur Nederlands paviljoen met bouwelementen van John Rädecker, glas-in-lood door Richard Roland Holst en Willem Bogtman en een bank van gemetalliseerd beton van Erich Wichman en bekleding van Jaap Gidding. Uit: Parijs 1925, p Hildo Krop, keramiek tentoongesteld op de tentoonstelling in Parijs, Uit: Parijs 1925, p Harry Dreesen, salontafel, circa 1925, mahonie en ebben, uitv. Harry Dreesen, Tilburg; Hildo Krop, dekselpot met springbok, model 102, circa 1920, geglazuurd keramiek, uitv. ESKAF, Steenwijk; catalogus Exposition internationale des arts décoratifs et industriels modernes, 1925, bedrukt papier en karton; H.Th. Wijdeveld, briefpapier en envelop voor de tentoonstelling, 1925, boekdruk op papier. Collectie Frans Leidelmeijer, Amsterdam (Dreesen), Bogtmanarchief (brief en envelop) en particuliere collecties. In de brief aan Willem Bogtman wordt medegedeeld dat hij een gouden medaille heeft gewonnen H. Th. Wijdeveld, inrichting tentoonstelling tijdens Exposition internationale des arts décoratifs et industriels modernes in het Grand Palais of de Galerie de l Esplanade des Invalides, Parijs, met ouder werk op de achtergrond, onder meer een gebatikt kamerscherm van Willem Dijsselhof uit , ook een gipsen model van de klok van Hildo Krop, die de gemeente Amsterdam aan de gemeente Rotterdam schonk, Uit: Parijs 1925, p Diploma Willem Bogtman voor gouden medaille voor inzendingen op de tentoonstelling in Parijs, Particuliere collectie.

115 Anton Kurvers, omslag catalogus Section des Pays-Bas à l exposition internationale des arts decoratifs et industriels modernes Paris 1925, met werk van kunstnijverheidsscholen, 1925, boekdruk op papier. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam J. F. Staal, Nederlands paviljoen achterzijde, Contemporaine foto, collectie Het Nieuwe Instituut, Rotterdam Hildo Krop, aan het werk in Parijs, 31 maart Foto: Ambrosius Baanders. Collectie A. Baanders, Den Haag.

116 John Rädecker, maskerkop uit Nederlandse paviljoen, , gegoten en gemetalliseerd beton. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam, schenking Uitvoeringscomité Wereldtentoonstelling Parijs John Rädecker, bouwelement roofvogel met lammetje, , gegoten en beschilderd beton. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam, schenking Uitvoeringscomité Wereldtentoonstelling Parijs John Rädecker, bouwelement bok, , gegoten en beschilderd beton. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam, schenking Uitvoeringscomité Wereldtentoonstelling Parijs John Rädecker, maskerkop vrouw, 1924, gesneden en beschilderd hout. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam, schenking Uitvoeringscomité Wereldtentoonstelling Parijs John Rädecker, bouwelement hert, , gegoten en beschilderd beton. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam, schenking Uitvoeringscomité Wereldtentoonstelling Parijs John Rädecker, bouwelement paard, , gegoten en beschilderd beton. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam, schenking Uitvoeringscomité Wereldtentoonstelling Parijs John Rädecker, maskerkop man, 1924, gesneden en beschilderd hout. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam, schenking Uitvoeringscomité Wereldtentoonstelling Parijs 1925.

117 Hedendaagse voorbeelden De expressieve en vloeiende vormen van de Amsterdamse School zijn de afgelopen decennia weer terug te zien in de architectuur en vormgeving. Zo toont Aldo Bakker in zijn kruk Tonus uit 2009 affiniteit met de zware sculpturale meubelvormen van bijvoorbeeld Piet Kramer. De vlakornamentiek van Jaap Gidding en Lambertus Zwiers lijkt opnieuw actueel te zijn in de textieldessins van Christie van der Haak. Hoewel door beide ontwerpers zo n Nachleben niet bewust is nagestreefd, erkennen zij wel dat hun werk er elementen van bevat. 54 De verwijzing naar de Amsterdamse School is door Our Polite Society wel bewust nagestreefd in het affiche voor het Wijdeveld Wachter Concert dat in een door Wijdeveld ontworpen villa uit de jaren twintig in Amersfoort werd georganiseerd. Ze bewerkten hiervoor een van zijn alfabetten met de computer Our Polite Society, affiche Wijdeveld Wachter Concert, 2012, zeefdruk op papier, drukker Harmen Liemburg, Amsterdam. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam Christie van der Haak, dessins voor interieurs en bekledingsstof op een Thonet stoel tijdens de tentoonstelling Sproken/Fairy tales, Gemeentemuseum Den Haag, Aldo Bakker, kruk Tonus, 2012, eiken, behandeld met ijzersulfaat, uitv. Rutger Graas in beheer van Particles Gallery, Amsterdam.

118 234

119 Toelichting bij de biografische notities In onderstaande alfabetische lijst met biografische gegevens staan bedrijven en ontwerpers waarvan een afbeelding is opgenomen in deze publicatie en die in de Amsterdamse School-vormgeving hebben gewerkt of er van groot belang voor zijn geweest. Als criterium is genomen dat hun werk relevant is voor meubel- en interieur kunst. Architecten waarvan geen meubelen bekend zijn, zijn niet opgenomen. Naar een opgenomen ontwerper of bedrijf wordt verwezen met een asterisk *. Initialen auteurs RvB Radboud van Beekum JdB Jan de Bruijn PLD Pao Lien Djie MG Marjan Groot MK Marthe Kes AP Azinta Plantenga Geraadpleegde kranten als bronnen Via de website Algemeen Handelsblad Bataviaasch nieuwsblad De Gooi en Eemlander: nieuws- en advertentieblad De Indische courant De Sumatra post De Telegraaf De Tijd: godsdienstig-staatkundig dagblad Het nieuws van den dag: kleine courant Het Vaderland: staat- en letterkundig nieuwsblad Het volk: dagblad voor de arbeiderspartij Leeuwarder courant Nieuw Israelietisch weekblad Nieuwe Rotterdamsche Courant Soerabaijasch handelsblad Voorwaarts: sociaal-democratisch dagblad Via de website Krantenviewer Noord-Hollands Archief Bloemendaalsch Weekblad Haarlem s Dagblad Via de website Digitale Studiezaal, Regionaal Archief Nijmegen De Gelderlander Via de website Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken Leidsch Dagblad Leidsche Courant Leydse Courant Gebruikte afkortingen voor organisaties en tentoonstellingen A et A Architectura et Amicitia. AKI Academie voor Kunst en Industrie. BKI Nederlandsche Bond van kunst in industrie. BKVK Bond van Kunstenaars ter Verdediging van de Kulturele Rechten. BNA Beroepsvereniging Nederlandse Architecten. CCWI Centrale Coöperatie voor Woninginrichting. DPW Dienst Publieke Werken Amsterdam. ISN Instituut voor Sier- en Nijverheidskunst. IvKNO Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs. Parijs 1925 L Exposition internationale des arts décoratifs et industriels modernes. VANK Nederlandsche Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst. VHBO Voortgezet en Hooger Bouwkunst Onderricht, Amsterdam. De opleidingen Amsterdam Rijksakademie van Beeldende Kunsten (1870). Industrieschool van de Maatschappij voor den Werkenden Stand ( ). Dagteeken en Kunstambachtschool voor Meisjes ( , daarna gefuseerd met Kunstnijverheidsschool Quellinus tot het IvKNO). Kunstnijverheid-Teekenschool Quellinus ( , na 1909 Kunstnijverheidsschool Quellinus. In 1924 gefuseerd met Dagteekenen Kunstambachtsschool voor Meisjes tot het IvKNO). Teekenschool voor Kunstambachten ( , avondopleiding, in 1924 opgegaan in het IvKNO). Rijksnormaalschool voor Teekenonderwijzers ( , daarna gereorganiseerd met de Rijksschool voor Kunstnijverheid tot het Rijksinstituut tot opleiding van teekenleeraren, dat in 1938 werd opgenomen in het IvKNO). Rijksschool voor Kunstnijverheid ( ). (Vereeniging van) Voortgezet en Hooger Bouwkunst-Onderricht (VHBO, , daarna voortgezet onder de naam Akademie voor Bouwkunst). Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs (IvKNO 1924, vanaf 1967 Gerrit Rietveld Academie). Vahâna-cursus ( ) Gegeven door J.L.M. Lauweriks en K.P.C. de Bazel in het American Hotel. Delft Polytechnische School ( , daarna Technische Hogeschool). Enschede AKI, Academie voor Kunst en Industrie (AKI, 1946-heden, vanaf 2002 onderdeel ArtEZ en heden bekend als AKI ArtEZ Art & Design). Den Haag Academie van Beeldende Kunsten (1682, ook wel genoemd Haagsche Teekenacademie). Haarlem School voor Kunstnijverheid ( ; van geheten Teekenschool voor Kunstnijverheid, en van School voor Bouwkunde, Versierende Kunsten en Ambachten). Rotterdam Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen (1851). Utrecht Het Kunstindustrieel Onderwijs der Vereeniging Het Utrechtsch Museum van Kunstnijverheid, na 1919 geheten Vereeniging ter bevordering van Nijverheidskunst (Teekenschool en Kunstnijverheidsschool , vanaf circa 1925 Gemeentelijke Avondschool voor Nijverheidsonderwijs) Cris Agterberg vervaardigt maskers in zijn atelier, Collectie Universiteitsmuseum Utrecht. Foto uit: Brouwer, Haffmans 2001, p Agterberg, Cris (Christoffel) (Amsterdam 1883-Utrecht 1948) Beeldhouwer, sierkunstenaar Leerde in 1907 aan de Kunstgewerbeschule in Elberfeld, Duitsland, pottenbakken, ciseleren, boekbinden en batikken. Opende in 1918 in Utrecht een galerie en werkplaats voor sierkunsten. Zag zichzelf voornamelijk als beeldhouwer, maar maakte naast kleinplastieken en bouwbeeldhouwwerk ook handgedreven sieraden, klokken, lampen en kunstnijverheidsproducten van metaal, aardewerk en leer. Leverde ook ontwerpen aan bedrijven. Vervaardigde enkele kleurige meubelen met golvende ornamenten. Hield zich ook bezig met grafische vormgeving evenals met het maken van maskers, decorstukken en kostuums voor studentenverenigingen en theater. Hij raakte geïnspireerd door het oude Egypte en symbolisme. Werkte vanaf circa 1918 in de stijl van de Amsterdamse School, maar vanaf midden jaren twintig in een strakkere stijl. Hij werd waarschijnlijk door een conflict met de VANK niet toegelaten in Parijs Vanaf circa 1932 was hij lid van de NSB, wat zijn succes als kunstenaar belemmerde. AP / Brouwer, Haffmans 2001; Eliëns, Groot, Leidelmeijer D Ailly, Ragnhild (Cornelia Helena) (Amsterdam 1897-Stuttgart 1951) Textielkunstenaar, batikker Was een van de belangrijkste Nederlandse batikkunstenaars; zou een oeuvre van meer dan duizend werken hebben gemaakt, waaronder voornamelijk zijden interieurdoeken en shawls. Leerde batikken in München. Volgde geen officiële kunstopleiding. Was in in München werkzaam, maar exposeerde voornamelijk in Nederland. Werkte oorspronkelijk met symmetrische composities en gedempte kleuren. In de jaren twintig met expressievere kleurencombinaties en levendige composities passend bij het exotisme van de art deco en de Amsterdamse School. Werkte zonder schetsen direct op het materiaal. Er zijn in haar werk veel Duitse invloeden en organische motieven te herkennen. Ook is te zien dat inspiratie uit het theater werd gehaald. Won in 1925 in Parijs een zilveren medaille. Was tot 1930 werkzaam, nam daarna afstand van het kunstenaarschap en was actief binnen de antroposofische christengemeente. AP / Groot 2007; Roode, Groot Baanders, H.A.J. (Herman Ambrosius Jan) (Amsterdam 1876-Amsterdam 1953) Architect, meubelontwerper, textielontwerper, batikker Volgde rond 1900 de Vahânacursus van De Bazel en *Lauweriks. Experimenteerde met de technische toepassing van batik in Haarlem. Werkte na een avondopleiding aan de Industrieschool vanaf 1903 op het architectenbureau van zijn vader, H.H. Baanders, in Amsterdam. Zette na zijn vaders overlijden in 1905 het bureau voort. Vanaf circa 1911 deed hij dat samen met zijn broer Jan. Het bureau groeide uit tot een van de grootste bureaus in Amsterdam. Ontwierp woningen, villa s en kantoren in de stijl van de Amsterdamse School, ook buiten Amsterdam. Hij ontwierp ook meubelen en interieurs in deze stijl, waarvan enkele vermoedelijk door * t Woonhuys zijn uitgevoerd. Was goed bevriend met *De Klerk, die in hetzelfde pand werkte. Vanaf 1908 was hij bestuurslid van A et A en van voorzitter. Had lange tijd de leiding over de VHBO. AP / Leidelmeijer, Spreen 1999; Eliëns, Groot, Leidelmeijer 1997; Stadsarchief Amsterdam, archief Architectenbureau Baanders. Tine Baanders (rechts) en Cateau Berlage (links) in de kamer van Tine in Zürich, Collectie A. Baanders, Den Haag. Baanders, Tine (Martina) (Amsterdam 1890-Maarssen 1971) Grafisch ontwerper, tekenaar, sierkunstenaar, boekbinder, textielkunstenaar Gaf van 1919 tot 1955 les in ontwerpen en kalligraferen aan de boekbindafdeling van de Dagteeken- en Kunstambachtsschool voor Meisjes in Amsterdam. Studeerde van aan de Kunstnijverheidsschool Quellinus en volgde daar lessen in decoratief tekenen, lithografie en natuurtekenen, en daarna boekbindlessen aan de Dagteeken-en Kunstambachtsschool. Deed in 1911 een cursus boekbinden en lithografie aan de Kunstgewerbeschule (Zürich). Werkte twee jaar als grafisch ontwerper in Zwitserland. Doorliep van de Rijksakademie. Nam deel aan de tentoonstelling De Vrouw Ontwierp boekbanden en gebruiksgrafiek voor verschillende uitgeverijen, alsmede voor of via het architectenbureau van haar broers *Herman en Jan. In de jaren twintig ontwierp ze vier omslagen voor het tijdschrift Wendingen, waarvan twee over *Michel de Klerk, bevriend architect. Met haar broers hoorde ze bij de Amsterdamse kring rondom dit tijdschrift. Haar schildering op de wanden en het plafond van het gemeenschapshuis van Tuindorp Heijplaat in Rotterdam uit 1919, vormt een van de weinige overgebleven voorbeelden van monumentale decoraties door een vrouwelijke ontwerper uit deze periode. Was van docent kalligrafie aan de AKI in Enschede en vanaf 1917 lid van de VANK en de GVN. PLD / Heijdra, Stolp 2014; Groot 2007.

120 Bartels, Christiaan (Amsterdam 1889-onbekend 1968/1969) Architect, meubelontwerper, schilder Studeerde aan de Amsterdamse Teekenschool voor Kunstambachten en de Rijksnormaalschool voor Teekenonderwijs. Was vanaf 1920 docent aan de ambachtsschool van IJmuiden. Ontwierp woningen, maar beschouwde zichzelf voornamelijk als schilder. Ontwierp van zijn projecten alle elementen zoals tuinbanken, hekken, meubelen en verlichting. Had een minder uitbundige stijl dan andere Amsterdamse Schoolarchitecten. Schilderde landschappen en portretten, maar is het bekendst geworden met zijn interieurschilderingen, meubel- en haardontwerpen. Ontwierp de tegels van de façade van bioscooptheater Tuschinski, alsook de lambrisering en enkele vloerkleden. Van zijn hand zijn ook enkele meubelen in Amsterdamse Schoolstijl bekend. AP / Website HNI, Bartels; Polman Berlage, Hendrik Petrus (Amsterdam 1856-Den Haag 1934) Architect, stedenbouwkundige, interieurontwerper, meubelontwerper, sierkunstenaar Volgde een jaar de Rijksakademie in Amsterdam en van de architectenopleiding aan de Polytechnische Schule in Zürich. Daar kwam hij in contact met de ideeën van Gottfried Semper. Hij vestigde zich in 1882 in Amsterdam en begon daar in 1889 een eigen architectenbureau. Was vanaf circa 1895 een zeer invloedrijke architect in Nederland. Zocht naar een nieuwe richting in de architectuur en vormgeving aan de hand van rationalistische ontwerpprincipes. Versiering op basis van zuivere constructie en eerlijk materiaal-gebruik. Ontwierp ook meubelen, textiel, behang, glas en serviesgoed. Was een van de oprichters en tot 1913 stijlbepalende ontwerpers van * t Binnenhuis. Invloeden van middeleeuwse bouw- en meubelkunst, Frank Lloyd Wright en de natuurplaten van Haeckel. Sommige architecten en vormgevers van de Amsterdamse School verzetten zich tegen zijn dogmatische opvattingen over vormgeving, materiaalgebruik en constructie. AP / Brentjens, Eliëns 2010; Eliëns, Groot, Leidelmeijer Bieruma Oosting, Jeanne (Adriana Johanna Wilhelmina) (Leeuwarden 1898-Almen 1994) Grafisch ontwerper, kunstenaar, illustrator Volgde van de School voor Kunstnijverheid in Haarlem. Kreeg daar les van Samuel Jessurun de Mesquita. Was in Den Haag leerling op het atelier van Willem Roelofs en bij Willem van Konijnenburg. Doorliep van circa de Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Was vanaf 1927 werkzaam op klein atelier in Den Haag. Verbleef van in Parijs. Daar leerde ze de techniek van de houtgravure en houtsnede van Hayter Buckland die ze ontmoette in het atelier van Stanley William Wright. Ze maakte ontwerpen voor glas-in-lood en grafisch toegepast werk als postzegels en ex-libri (onder andere voor criticus Albert Plasschaert). Was lid van Pulchri Studio, Den Haag, Arti, Amsterdam, en vanaf 1927 lid van de VANK. PLD / Groot 2007; Stoter t Binnenhuis (Amsterdam ) Coöperatieve firma voor het maken en verkopen van vernieuwende interieurkunst. Opgericht door *Berlage, Hoeker (directeuren), Henny en Gerlings. De dagelijkse leiding was in handen van *Van den Bosch. De firma had haar belangrijkste toonzalen aan het Rokin ( ) en de Raadhuisstraat ( ). Leverde producten in een sobere en rationalistische stijl volgens de opvattingen van Berlage, waarbij voornamelijk constructie en materiaal het sierend element vormden. Later ook enige invloeden van plastische Amsterdamse Schoolvormgeving. Producten werden voornamelijk met de hand vervaardigd in de eigen werkplaats. Zocht aanvankelijk samenwerking met prominente (sier) kunstenaars, onder wie *Baanders, De Bazel, Eisenloeffel, *Lauweriks, Lebeau, Mendes da Costa, *Penaat en *Zwiers. Na een zakelijk conflict vertrokken eind 1901 de meeste medewerkers; Berlage en Van den Bosch bleven ontwerpen. In 1916 werd het bedrijf overgenomen door Van den Bosch. AP / Brentjens 2011; Eliëns, Groot, Leidelmeijer Cornelis Jouke Blaauw, jaar onbekend. Collectie Stichting Bonas, Rotterdam. Blaauw, C.J. (Cornelis Jouke) (Amsterdam 1885-Haarlem 1947) Architect, meubelontwerper Doorliep de avondtekenschool in Amsterdam. Was in 1916 via J.F. Staal betrokken bij de Amsterdamse School. Van was hij architect bij de Rijksgebouwendienst, vanaf 1926 had hij zijn eigen bureau. Was sinds 1905 lid van A et A en bekleedde vanaf 1917 diverse bestuursfuncties, waaronder voorzitter ( , ). Werd in 1915 leraar bouwkunst aan de School voor Kunstnijverheid in Haarlem, waar hij samen met *Vorkink en Verkruysen het lesprogramma bepaalde. Schreef als redactielid van Architectura en Wendingen veel over de Amsterdamse School. Ontwierp in Park Meerwijk drie uitgesproken landhuizen in deze stijl. Daarnaast ontwierp hij veel woningbouwprojecten; deze werden vanaf eind jaren twintig soberder van stijl en eenvoudiger in decoratie en vorm. Ontwierp ook meubelen die in vorm soms lijken op de vroege meubelen van *De Klerk. AP, JdB / Eliëns, Groot, Leidelmeijer 1997; Website HNI, Blaauw Boerman, J. (onbekend) Tekenaar, leraar, metaalontwerper Was vermoedelijk een tekenaar uit Leeuwarden. Ene J. Boerman uit Leeuwarden volgde namelijk rond 1917 een tekenopleiding en werd in 1920 benoemd tot tekenleraar hand- en decoratief tekenen aan de ambachtsschool in Nijmegen. Schreef in 1940 een boek over kunstsmeedwerk samen met P.G. van Dongen, docent smeden aan dezelfde school, waardoor de identiteit aannemelijk is. Er zijn enkele metalen voorwerpen naar zijn ontwerp bekend die overeenkomsten vertonen met de vormgeving van de Amsterdamse School. Ontwierp ook oorkondes en een penning. AP / Fotocollectie Regionaal Archief Nijmegen; Algemeen Handelsblad ; De Gelderlander , , , , ; De Telegraaf ; Leeuwarder courant Bogtman, Atelier (Hilversum 1917-circa 1935) Atelier voor kunstnijverheidsproducten opgericht door Cornelis Bogtman, broer van glazenier *Willem Bogtman in Haarlem. Produceerde een gevarieerde collectie gebruiksvoorwerpen van gebatikte meubelen, kleden en lampenkappen tot kleinschalige artistieke toegepaste kunst en sieraden. De hele familie was hier werkzaam, onder wie moeder Grietje, dochters Catharina (Catrien), Nelli en zoon *Louis Bogtman, die de belangrijkste ontwerper was. Catrien gaf leiding aan de medewerksters, die ontwerpen van haar broer uitvoerden. Zij maakte ook batik, ikat en samen met haar vader edelsmeedwerk met het meesterteken CB. Met Louis ontwierp zij schalen en vazen met craqueléversiering van gebroken eierschaal. Het werk werd verkocht bij onder andere de Bijenkorf, * t Woonhuys en *Metz. Van 1925 tot in de jaren dertig was er een tweede werkplaats voor de uitvoering van lampen. AP / Groot 2007; Leidelmeijer Medewerkers kunstnijverheidsatelier Bogtman, Huygensdwarsstraat te Hilversum, staand v.l.n.r.: Louis Bogtman, Jansen, onbekend, Pien de Boer; zittend v.l.n.r.: Ai Goubitz, Bep Hinrichs, Mietse Wetlag (logé), Catrien Bogtman, Collectie O. v.d. Muyzenberg. Bogtman, Louis (Laurens Albertus) (Oudkarspel 1900-Frederiksberg, (DK) 1969) Sierkunstenaar Neef van glazenier *Willem Bogtman in Haarlem. Volgde een opleiding aan de handelsschool in Amersfoort. Werkte van bij zijn oom en daarna bij *Atelier Bogtman in Hilversum. Hier ontwierp hij samen met zijn familieleden meubelen, klokken, lampen, sieraden, textiel en andere kunstnijverheidsproducten, die onder andere bij *Metz werden verkocht. Introduceerde het batikken op hout en celluloid, waar midden jaren twintig grote belangstelling voor was. Werd hierin door *Steinpatz uit Hilversum geïmiteerd. Ontwierp mogelijk ook voor het label *Coorin producten van gebatikt celluloid of beïnvloedde sterk voor het bedrijf werkende ontwerpers. Rond 1925 ook geforceerde vazen en schalen. Naast werk in eigen beheer tevens ontwerpen voor de aardewerkfabriek Zuid-Holland in Gouda die verwantschap tonen met zijn batikwerk op hout. Rond 1931 koos hij voor een carrière als klassiek zanger, maar bleef daarnaast kunstnijverheidsproducten ontwerpen. AP / Coul 1994/2013; Groot 2007; Roode, Groot 1999; Leidelmeijer 1999; Leidelmeijer, Spreen 1999; Eliëns, Groot, Leidelmeijer Willem Bogtman, jaren dertig. Anonieme collectie. Bogtman, Willem (Bergen NH 1882-Haarlem 1955) Fabrikant gebrandschilderd glas en glas-in-lood, ontwerper, tekenleraar Volgde een opleiding aan de ambachtsschool in Alkmaar en van avondlessen aan de Rijksakademie in Amsterdam. Was docent schilderen en tekenen aan ambachtsscholen in Steenwijk ( ) en Haarlem ( ). Begon in 1912 een atelier voor gebrandschilderd glas-in-lood in Haarlem. Het atelier werkte in verschillende stijlen, maar toonde in expressieve, decoratieve stijl veel verwantschap met de Amsterdamse School. Bogtman kreeg in 1915 de opdracht voor het ontwerpen van ramen in Het Scheepvaarthuis. Hij had uiteenlopende opdrachtgevers, waaronder veel Amsterdamse Schoolontwerpers en beeldend kunstenaars maar voerde ook ontwerpen van anderen uit. Ontwierp veel lampen in samenwerking met *Winkelman, in sieraardewerk voor *ESKAF en rond 1930 behangontwerpen in eigen beheer. Publiceerde twee werken over ornamentontwerp (Bogtman 1905, 1913) die een belangrijke handleiding en inspiratiebron waren voor anderen. Na zijn overlijden werd het atelier voortgezet door zijn zoon A. Bogtman. AP, JdB / Bruijn 2015; Spreen 1999; Leidelmeijer, Spreen 1999; Eliëns, Groot, Leidelmeijer 1997; Hoogveld 1989.

121 Bosch, Jac. van den (Jacob Pieter) (Amsterdam 1868-Haarlem 1948) Architect, interieurontwerper, meubelontwerper, glasontwerper, decoratieschilder Volgde in de opleiding tot decoratieschilder aan de Quellinusschool, gevolgd door de Rijksschool in Amsterdam. Leerde het meubelambacht bij de firma Van Houtum. Vanaf 1893 maakte hij ontwerpen voor verschillende Amsterdamse meubelfirma s en decoratieve schilderingen voor *Berlage. Van ontwerpen voor tegels, serviezen en glaswerk voor aardewerkfabriek Holland. Was vanaf 1900 adjunct-directeur van * t Binnenhuis. Maakte voor deze firma meer dan 2300 ontwerpen voor meubelen, lampen, klokken, haarden, keramiek en tapijten. Maakte aanvankelijk werk naar opvattingen van P.J.H. Cuypers maar vanaf 1898 werd hij door rationele opvattingen van Berlage beïnvloed. Had een strenge constructieve stijl, na 1907 met meer verfijning en decoratie. Vanaf 1916 werden zijn ontwerpen beïnvloed door de Amsterdamse School, met plastische vormgeving en decoratieve details. Tapijtontwerpen tonen aanvankelijk geometrische patronen en oosterse motieven, maar later ook expressievere vormen. Was in 1904 betrokken bij de oprichting van VANK. AP / Brentjens 2011; Eliëns, Groot, Leidelmeijer 1997; Tibbe Bot, Jac. (Jacques) (Amsterdam 1892-Vlaardingen 1956) Architect, meubelontwerper Werkte in 1904 als timmermansleerling en volgde avondlessen bouwkunde in Amsterdam. Vestigde zich in 1921 als architect. Bouwde woningcomplexen in de stijl van de Amsterdamse School en art deco in Amsterdam, Amstelveen en Utrecht. Ontwierp in deze stijl ook enkele meubelen met veelal geribbelde en bolvormige details. Was actief in de politiek, aanvankelijk voor een sociaaldemocratische en later communistische partij. Maakte voor de laatste typografische ontwerpen. Was in 1925 medeoprichter en penningmeester van de Socialistische Kunstenaarskring. Na de oorlog medeoprichter en voorzitter van de Stichting Kunstenaarsverzet. Was tevens redacteur van De Kroniek van Kunst en Kultuur, lid van de Amsterdamse Kunstraad en van de Amsterdamse gemeenteraad voor de Communistische Partij Nederland. AP / Website HNI, Bot; Voorwaarts: sociaaldemocratisch dagblad Canta, Agnes Catharina (Rotterdam 1888-Rotterdam 1964) Grafisch ontwerper, schilder Opgeleid aan de Academie in Rotterdam. Ontwierp boekbanden voor de Wereldbibliotheek en Nijgh & Van Ditmar en vanaf eind jaren twintig affiches. Maakte in 1926 een decoratief schilderij voor het stadhuis in Amsterdam. Hielp Jaap *Gidding met het uitvoeren van het diorama voor het Nederlands Paviljoen op de wereldtentoonstelling in Antwerpen (1930). PLD / Groot 2007; Simon Thomas, Adriaansz, Dijk Fré Cohen, vervaardiging van maquettes in atelier samen met assistenten, ca Collectie Joods Historisch Museum, Amsterdam. Cohen, Fré (Fréderika Sophia) (Amsterdam 1903-Hengelo 1943) Grafisch ontwerper, drukker, sierkunstenaar, tekenaar Volgde vanaf circa 1923 lessen in het drukken aan de Amsterdamse Grafische School. Studeerde van aan het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs (IvKNO) in Amsterdam. Werd in 1929 grafisch ontwerpster bij de Stadsdrukkerij Amsterdam. Groeide op in Betondorp in een sociaaldemocratisch gezin en sloot zich op jonge leeftijd aan bij de Arbeiders Jeugd Centrale, waarvoor zij vanaf 1922 vrijwel al het drukwerk ontwierp. Vanaf 1933 ontwierp ze veel voor Joodse organisaties. Werkte voor verschillende afdelingen binnen de gemeente Amsterdam; in 1929 ontwierp ze de huisstijl en het stadswapen. Werkte aanvankelijk decoratief en later in een meer zakelijke stijl. Was lid van de Kunstenaarsvereniging De Onafhankelijken, De Socialistische Kunstkring, de BKVK en de VANK. Medewerkers van het bedrijf van Max Coini, Amsterdam, jaar onbekend. Collectie F. van Zelm. Coini, Max ( ) Meubelfabrikant, interieurarchitect Opende rond 1909 een winkel met modelkamers aan de Nieuwe Herengracht 11 in Amsterdam. Verzorgde interieurontwerpen, meubelen en volgens krantenberichten ook tapijten met invloeden van de internationale art deco en Amsterdamse School. Ontwierp in 1930 voor de Belgische koning het interieur van zijn motorjacht en in 1932 de toneelaankleding voor het Centraal Toneel. Opende in 1931 een tentoonstelling voor binnenhuiskunst aan de Stadionweg 82, Amsterdam, met meubelen en betimmeringen naar eigen ontwerp, smeedwerk van A.G. Mulder en kunstvoorwerpen van Nederlandse ontwerpers. Het is niet duidelijk of dit een tijdelijke tentoonstelling was of een permanente showroom. Na zijn overlijden in 1934 werd de firma geliquideerd en voortgezet door de heren Ketting en Vastenholt, voorheen werkzaam bij Max Coini, die een nieuwe meubelfabriek vestigden op de Ringdijk 10 in Amsterdam. AP / Algemeen Handelsblad ; Leeuwarder Courant ; Nieuw Israelietisch weekblad ; Het Nieuws van den Dag: kleine courant ; De Sumatra Post ; De Telegraaf Collette, Joan (Johannes Nicolaas Coenraad) (Delft 1889-Nijmegen 1958) Grafisch ontwerper, beeldend kunstenaar Studeerde van 1909 tot 1912 aan de Rijksnormaalschool voor Teekenonderwijzers en van aan de Rijksakademie en de Rijksschool voor Kunstnijverheid. Was een leerling van Jan Toorop met wie hij bevriend raakte. Van 1922 tot 1927 werkte hij voor de kunstwerkplaats van Jos en Pierre jr. Cuypers in Roermond en startte daarna als zelfstandig ontwerper in 1927 in Nijmegen. Hij maakte mozaïeken, wandschilderingen en gebrandschilderd glas voor meer dan vijftig kerken. Ontwierp in 1935 een herdenkingsraam in het mausoleum van de Oranjes in de Nieuwe Kerk te Delft. Ook schilderde en tekende hij, en ontwierp hij uiteenlopende vormen van gebruiksgrafiek. Was lid van (katholieke) kunstenaarsverenigingen en vervulde diverse bestuursfuncties. PLD / Nieuwsblad van het Noorden 1958; Nieuwe Tilburgsche Courant, 1936; Estourgie Coorin (onbekend, circa ) Producent van gebatikte celluloid producten zoals doosjes, dienbladen en servetringen, gesigneerd met Coorin, soms met de toevoeging Made in Holland. Voerde gezien de overeenkomsten in dessins vermoedelijk ontwerpen van *L. Bogtman of mogelijk *Steinpatz uit. De producten werden volgens advertenties in de jaren twintig verkocht door Jac. H. Holswilder in Leiden, maar zullen ook in andere galeries zijn verkocht. Celluloid was een glanzend synthetisch materiaal dat in die tijd vaak werd gebuikt. AP, MG / Leidsch Dagblad , , Portret G.F. la Croix, getekend door Michel de Klerk, 20 oktober Collectie Het Nieuwe Instituut. La Croix, G.F. (Guillaume Frédéric) (1877-Amsterdam 1923) Architect Werkte op het architectenbureau van *Ed. Cuypers, samen met *De Klerk, *Kramer en *Van der Mey, en van circa bij A. Jacot, waar hij *Blaauw leerde kennen. Was van werkzaam als nieuwbouw- en restauratiearchitect. Ontwierp vanaf 1913 meubelen, omstreeks 1919 mogelijk ook voor * t Woonhuys ofschoon hiervan geen voorbeelden bekend zijn. Kreeg als Amsterdamse Schoolarchitect bekendheid met zijn dubbele villa ( ) in Park Meerwijk te Bergen (NH) en zijn scheepskantoor voor Rederij Koppe te Amsterdam (1919). De stijl van de Amsterdamse School verwerkte La Croix op een vlakke en lineair-decoratieve wijze, minder plastisch dan De Klerk en Kramer, en verwant aan Blaauw. In de jaren werkte hij ook aan volkswoningbouw in Amsterdam. RvB / Beekum 2008; Eliëns, Groot, Leidelmeijer 1997; Burkom 1996; Fanelli 1978; Wit Joseph Crouwel, jaar onbekend. Collectie Het Nieuwe Instituut, Rotterdam. Crouwel, Joseph (Amsterdam 1885-Den Haag 1962) Architect, meubelontwerper Zoon van een meubelmaker. Opgeleid aan de Quellinusschool tussen 1899 en 1902, hierna op de VHBO in Amsterdam. Praktische werkervaring opgedaan bij onder anderen De Bazel en *Berlage. Vanaf 1917 tot aan zijn pensioen werkzaam als architect bij de Rijksgebouwendienst. Ontwierp openbare gebouwen, woningen, interieurs en meubelen. Beeldhouwwerk en ramen vaak door *Van den Eijnde en R.N. Roland Holst uitgevoerd. Geïnspireerd door de arts-andcraftsbeweging. Socialistische idealen blijken uit publieke werken en werkzaamheden voor *LOV waar hij van op freelancebasis meubelen ontwierp. Tot eind jaren twintig tonen zijn ontwerpen verwantschap met de Amsterdamse School, hierna meer met het functionalisme. Vanaf 1904 lid van A et A en deelname aan meerdere commissies en jury s. Van docent aan de academie in Den Haag. AP / Sentis 2009; Eliëns, Groot, Leidelmeijer PLD / Groot 2007; Dam, Praag 1993; Dooijes, Drukker, Stork, 1977.

122 Eduard Cuypers in atelier Jan Luykenstraat 2, Amsterdam, circa Collectie Stadsarchief Amsterdam. Cuypers, Eduard (Henricus Gerardus Hubertus) (Roermond 1859-Den Haag 1927) Architect Neef van architect P.J.H. Cuypers. Opgeleid in het decoratieatelier van zijn vader en de bouwpraktijk van het Rijksmuseum. Startte in 1881 een architectenbureau in Amsterdam waaraan hij in 1903 een atelier voor decoratieve kunst verbond: Het Huis. Gaf een gelijknamig tijdschrift uit waarin hij opvattingen over architectuur en vormgeving, internationale volkskunst alsmede eigen ontwerpen verspreidde. Eclectisch gebruik van verschillende historiserende stijlen en de internationale art nouveau. Het belang van Cuypers voor de Amsterdamse School lag voornamelijk in de rol die zijn architectenbureau speelde bij het vormen van enkele van de meest vooraanstaande en progressieve architecten van deze stroming, zoals *De Klerk, *Kramer, *La Croix en *Van der Mey. Zijn bureau was een vrije plek waar medewerkers werden aangemoedigd zich door uiteenlopende nationale en internationale spirituele, politieke en esthetische opvattingen te laten inspireren. AP / Groot 2007; Eliëns, Groot, Leidelmeijer Daemen, Jo (Johanna Maria Hendrika) (Haarlem 1891-De Bilt 1944) Grafisch ontwerper, illustrator Was vanaf 1907 leerling aan de School voor Kunst-nijverheid in Haarlem. In 1919 ontwierp zij haar eerste boekband voor de Rotterdamse uitgeverij W.L. en J. Brusse, haar belangrijkste opdrachtgever. Leverde illustraties en korte verhalen aan De vrouw en haar huis vanaf Beschilderde glazen medaillons en raampjes in het atelier van glazenier *Willem Bogtman in Haarlem. Deze werden in samenwerking met het atelier van Bogtman gemaakt (vanaf 1917). Na 1923 legde zij zich toe op het ontwerpen van boekbanden. Ze werkte zelfstandig. Was vanaf 1919 lid van de VANK. PLD / Groot Das, H.W.L. (onbekend) Meubelontwerper, eigenaar kunstzaal en woninginrichting winkel Nam in 1924 Kunstzaal en Woninginrichting Peddemors in Haarlem over. Deze zaak werd in 1927 uitgebreid met een tiental modelkamers en een afdeling voor oosterse kunst. Leverde ook naar eigen ontwerp moderne en tevens geriefelijke meubelen, hele ameublementen en in eigen atelier vervaardigde kleinere kunstvoorwerpen van leer en gedreven zilver en goud. Verkocht ook *Leerdam glas, vazen en schalen. Beweerde in advertenties met eigen ontwerpen het nieuwste te tonen van de moderne interieurkunst. De meubelen tonen ook Amsterdamse School-kenmerken. Werd in 1934 benoemd tot makelaar in meubilair, hypotheken en onroerende goederen. Was lid van de Nederlandsche Bond van Patroons in het Meubileeringsbedrijf. AP / Het Vaderland: staat- en letterkundig nieuwsblad ; Haarlem s Dagblad , , , Deen, Louis (Amsterdam 1890-onbekend 1971) Meubelontwerper, binnenhuisarchitect Werkte op twaalfjarige leeftijd in hetzelfde meubelbedrijf als zijn vader. Ging na enkele jaren in de leer bij andere meubelfabrieken. Kreeg in 1908 avondlessen aan de Quellinusschool. Had hierna zijn eigen werkplaats, waar hij aanvankelijk meubelen in neostijlen vervaardigde. Had grote bewondering voor de nieuwe vormgeving van Het Scheepvaarthuis en vervaardigde vanaf circa 1916 meubelen in de stijl van de Amsterdamse School. Maakte ook kleine houten voorwerpen, waaronder portretlijsten, tabakspotten en doosjes. Verhuisde in 1921 naar Loosdrecht, waar hij een huis met werkplaats bouwde en actief deelnam in de gemeenteraad voor de Sociaal Democratische Arbeiders Partij. In 1926 werd aan zijn bedrijf een stoffeerderij toegevoegd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog raakte hij door weinig opdrachten in geldproblemen. Hij verhuisde naar de Loosdrechtsedijk, waar hij een nieuwe meubelmakerij opzette. AP / Buehre-Andriessen; Jansen 1925; Het volk: dagblad voor de arbeiderspartij Dieperink & Co., N.V. Drukkerij v.h. (Amsterdam 1850-circa 1940) Lithografisch bedrijf en papierhandelaar, gevestigd aan de Spuistraat. Werd rond 1909 omgezet in N.V. Drukkerij v.h. Dieperink & Co. Eigenaar H.B. Dieperink Jzn. overleed in hetzelfde jaar en werd opgevolgd door zijn zoon Herman (H.B.) Dieperink Jzn. (Amsterdam ). Deze had een opleiding aan de Teekenschool voor den Werkenden Stand in Amsterdam gevolgd. Hij maakte en exposeerde ook grafiek en werkte samen met veel kunstenaars en ontwerpers. Drukte rond 1916 enkele gelithografeerde behangontwerpen van *Zwiers. Dieperink was lid van A et A en kunstenaarsvereniging St. Lucas. Adverteerde tot begin jaren veertig; toen was de drukkerij op het Prinseneiland gevestigd. AP / Website RKD, H.B. Dieperink; Roode, Groot 1999; Algemeen Handelsblad , ; De Tijd: godsdienstig-staatkundig dagblad Dijst s Meubelfabriek (Amsterdam ) Fabriek en winkel voor vervaardiging van en handel in meubelen, tapijten, gordijnen en alles wat behoort tot de meubelinrichting- en behangersbedrijven. Opgericht door Johannes Dijst ( ) samen met zijn zonen en dochter. Had een winkel op de Leidsestraat en fabrieken op de Bloemgracht. Dijst kwam uit een meubelmakersfamilie. Vader G.J.J. Dijst ( ) was al eigenaar van een meubelmakerij met dezelfde naam op de Bloemgracht, die Johannes voortzette in de vorm van verschillende kort bestaande meubelfabrieken in en rond Amsterdam en Haarlem. Adverteerde in onder andere Wendingen en Het Huis van *Cuypers. De meubelfabriek werd in 1935 opgeheven. AP / Online genealogie Familie Dijst; De Tijd: godsdienstig-staatkundig dagblad ; Het Huis, Oud & Nieuw 1928; Wendingen 1920; Algemeen Handelsblad , Harry Dreesen, jaar onbekend. Collectie Documentatiecentrum Harry Dreesen en C. Grouwet. Dreesen, Harry (Martin Henri Hubert Pierre) (Helmond ) Binnenhuisarchitect, meubelontwerper, textielkunstenaar Zoon van architect. Ontwierp meubelen, lampen en textieldessins. Had van een woning-inrichtingswinkel in Tilburg en van in Brussel, waar hij werk van zichzelf en anderen tentoonstelde en verkocht. Had vanaf 1912 een eigen meubelmakerij in Tilburg en Mechelen. Ontwierp karakteristieke meubelen met nadruk op goede technische uitvoering en schoonheid van de houtstructuur. Introduceerde ook technische vernieuwingen. Zijn meubelontwerpen gingen met de tijd mee. Zijn vroegste werk is historiserend, later werkte hij in de stijl van de Amsterdamse School en uiteindelijk in de strakke Haagse Schoolstijl en Belgische art deco. Vanaf 1915 lid van de VANK. Won een zilveren medaille in Parijs in Woonde tot 1940 in Tilburg, waarna hij zijn zaak ophief en naar Helmond terugverhuisde. Bleef wel betrokken bij de inrichting van particuliere woningen. J.Th. Drilling Jr. Meubelen (Amsterdam 1917-Amsterdam 1977) Meubelfabrikant Fabrikant van meubelen naar eigen ontwerp. Soms met inleg- en snijwerk. In 1917 gevestigd aan Rozengracht 113, vanaf 1921 ook op nr De fabrieken zaten in de Bloemstraat. Drilling breidde in 1925 het aantal modelkamers uit naar zestig en groeide in 1938 door naar honderd modelkamers in een expositieruimte van drieduizend vierkante meter. Nam in 1919 en 1920 deel aan de campagne ter promotie van verkoop van producten van Nederlands fabrikaat. Vanaf 1921 verkoop van salons, woonkamers en slaapkamers uit eigen werkplaats. Adverteerde in 1924 met 45 modelameublementen te zien op Rozengracht 114. Vestigde aandacht op zijn ontwerpen door in 1929 te adverteren dat alle meubels onder architectuur waren vervaardigd. Speelde in 1934 in op de crisis met smaakvolle, betaalbare ontwerpen geschikt voor klein behuisden. Was in 1917 lid van de Patroonsvereeniging van Meubelfabrikanten te Amsterdam. PLD / Algemeen Handelsblad , , , , ; De Telegraaf , , ; Het volk: dagblad voor de arbeiderspartij AP / Hage 2009; Roode, Groot 1999.

123 Adoph Eibink, jaar onbekend. Collectie Het Nieuwe Instituut, Rotterdam. Eibink, Adolph (Amsterdam 1893-Bergen 1975) Architect, interieur- en meubelontwerper Volgde in 1909 de opleiding bouwkundig tekenen aan de Quellinusschool. Na zijn afstuderen was hij werkzaam op het bureau van J.F. Staal. Hij was onder meer opzichter tijdens de bouw van park Meerwijk te Bergen. Richtte vanaf 1916 een architectenbureau op samen met schoolgenoot *Snellebrand. Zij ontwierpen gebouwen, interieurs en meubelen. Tot midden jaren twintig nog weinig uitgevoerde architectuurontwerpen, maar wel meubelen in de stijl van de Amsterdamse School. Van werden hun meubelen uitgevoerd door *Meijer en Bauhuys, Amsterdam. Werkte aanvankelijk in organische vormen, vanaf eind jaren twintig in strakkere stijl. Tijdens zijn opleiding trad hij toe tot A et A. Vanaf 1922 actief in redactie van het tijdschrift Architectura en vanaf 1934 in het bestuur. Hiernaast was hij ook actief in andere commissies, waaronder de Schoonheidscommissie van Amsterdam ( ) en de Tentoonstellingsraad ( ). Ging na de Tweede Wereldoorlog als zelfstandig architect verder. AP / Pijpekamp 2003; Eliëns, Groot, Leidelmeijer Werkplaats van Het Scheepvaarthuis, Amsterdam met v.l.n.r. H.A. van den Eijnde, Hildo Krop, Toon Rädecker, Michel de Klerk (zittend) en Joop van Lunteren, Collectie Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie, Den Haag. Eijnde, Hendrik Albertus van den (Haarlem 1869-Haarlem/Heemstede 1939) Beeldhouwer, meubelontwerper, sierkunstenaar Werd na de lagere school leerling bij een bedrijf voor lijsten en kunstnijverheidsproducten. Volgde daarnaast tekenlessen aan de avondschool. Vanwege zijn talent werd hem geadviseerd om beeldhouwer te worden. Aanvankelijk maakte hij voornamelijk kerkelijke beeldhouwwerken maar door het contact met verschillende kunstenaars groeiende zijn belangstelling voor profane kunst. Vanaf 1900 beïnvloed door de jugendstil en het symbolisme. Werd geïnspireerd door beeldhouwwerk aan Wijnhuis Rheingold in Berlijn (1907) en de Duits-Oostenrijkse kunstenaar Franz Metzner. Was van hoofd van de beeldhouwwerkplaats van Het Scheepvaarthuis. Won goud en zilver in Parijs in Ontwierp meubelen die door Ko Pollé en *Jansen & Zn zijn uitgevoerd. Hij ontwierp ook voor Van Kempen & Zonen en een lamp voor *Winkelman. Was van bouwbeeldhouwer bij de Rijksgebouwendienst en van docent aan het VHBO. AP / Eliëns, Groot, Leidelmeijer 1997; Koopmans ESKAF, Eerste Steenwijker Kunstaardewerkfabriek (Steenwijk , Huizen (NH) ) Aardewerkfabriek opgericht door H. Ras ( ) en Hein Krop ( ), vader van *Hildo Krop, om mooie, betaalbare producten te vervaardigen en tegelijk de heersende werkeloosheid te bedwingen. Produceerde expressief kunstaardewerk en op kleinere schaal tegels en bouwkeramiek. De eerste ontwerper, *Van Norden, maakte tot 1921 in vaste dienst ontwerpen in Amsterdamse Schoolstijl. Daarnaast voerden ze op freelancebasis ontwerpen uit van andere vormgevers onder wie *W. Bogtman, De Groot, *Jongert, Van der Sluys en *Krop. De fabriek werd in 1927 geliquideerd en de productie werd onder leiding van Hamming, Stam en Schrijver voortgezet in Huizen. Alle drie geloofden in een nieuwe sociale orde gestoeld op een theosofische levensvisie die zij doorvoerden in de opzet van hun bedrijf. AP / Spitzen, Verschuuren 2005; Spitzen, Verschuuren 2000; Eliëns, Groot, Leidelmeijer Fehn, Conrad (onbekend) Metaalkunstenaar Rond 1917 vermelding van eigen metaal- en kunstatelier op de Schoterweg in Haarlem. Werd in 1921 technisch directeur van de nieuw geopende kunst, brons- en metaalgieterij De Kroon in Haarlem. Hier werd onder andere kunstgietwerk in goud, zilver en brons vervaardigd voor monumenten, busten, plaquettes en medailles. Had vanaf 1929 een eigen brons- en siergieterij aan de Barteljorisstraat in Haarlem, waar eigen en ingestuurde ontwerpen werden uitgevoerd, veelal in de Amsterdamse Schoolstijl. Rond 1931 was er ook een vermelding van een tweede winkel in Haarlem, op de Gen. Cronjéstraat. Er werd geadverteerd met artistieke kunstvoorwerpen in goud, zilver en brons, sieraden en edelstenen. De winkels verkochten ook koralen colliers uit Parijs, damestassen en andere accessoires. Aan het einde van de jaren dertig was er alleen nog vermelding van een winkel aan de Barteljorisstraat (tot 1945 geregistreerd). AP / Bloemendaalsch Weekblad ; Haarlems Dagblad , , , , , , , Gidding, Jaap (Jacobus Wilhelmus) (Rotterdam ) Sierkunstenaar, decoratieschilder, interieurontwerper Werd in familiebedrijf tot decoratieschilder opgeleid. Volgde aan de Rotterdamse academie kunst- en decoratief schilderen. Verbleef tussen meerdere keren kort in München en Berlijn waar hij zich verder bekwaamde in mozaïek en decoratieve schilderkunst. Zette in het familiebedrijf voort en werd hierna zelfstandig. Ontwierp voor bedrijven in binnen- en buitenland decoratieve panelen, glas-in-lood, keramiek, mozaïek, behang, gebruiksglas, tapijten en ander interieurtextiel. Decoreerde twaalf bioscoopinterieurs, waaronder Tuschinski in Amsterdam ( ). Voerde opdrachten uit voor architecten, onder wie *Kramer, J.F. Staal en *Wijdeveld. Werd aanvankelijk beïnvloed door het vroege Duitse en Oostenrijkse expressionisme, Colenbrander en mogelijk Thorn Prikker. Werkte begin jaren twintig in een stijl die aansloot bij de Amsterdamse School. Eind jaren twintig volgden ontwerpen in een zakelijkere stijl. Was lid van VANK en kunstenaarsverenigingen in Rotterdam en Den Haag. Doceerde aan verschillende academies. AP / Simon Thomas, Adriaansz, Dijk 2006; Eliëns, Groot, Leidelmeijer 1997; Leidelmeijer, Cingel Gispen, Willem Frederik (Amsterdam 1890-Den Haag 1981) Architect, ontwerper, interieurontwerper, kunstcriticus, docent. Oprichter firma W.H. Gispen & Co., fabriek voor de vervaardiging van metalen sier- en gebruiksvoorwerpen (Rotterdam , Culemborg 1934-heden) Volgde van privélessen bouwkunde en studeerde bouwkunst aan Academie van Rotterdam. In 1916 richtte hij Gispen & Co op in Rotterdam, een atelier voor kunstsmeedwerk en koperbewerking. Produceerde sierhekwerk voor architectuur, naar eigen ontwerp of in opdracht, en gebruiksvoorwerpen als open haarden, lampen en klokken in koper en brons. Ontwierp tot 1922 ook houten meubelen die invloed van Willem Kromhout en de Amsterdamse School tonen. Verzorgde tevens het eigen reclamedrukwerk. Was in 1920 medeoprichter van de progressieve architectenkring Opbouw in Rotterdam. Werkte vanaf circa 1925 in zeer functionalistische stijl. In Het sierend metaal in de bouwkunst (1925) bepleitte hij de schoonheid van machinaal geproduceerde gebruiksvoorwerpen. Werd onderscheiden voor kunstsmeedwerk dat hij toonde op de tentoonstelling in Parijs in Startte de serieproductie van Gisolampen in Maakte in 1928 het omslagontwerp van het themanummer van Wendingen, Kunst en Techniek. Startte de serieproductie van stalen buismeubelen voor het woonhuis in Het succes van de firma was mede te danken aan de meubilering van de Van Nelle Fabriek in 1929 en het Raadhuis in Hilversum in Gispen was lid van BKI, VANK, Pulchri Studio, De 8 en de Haagse Kunstkring. PLD / Koch 1998; Eliëns, Groot, Leidelmeijer Le Grand, firma N. (Modelhuis N. le Grand) (Amsterdam ) Meubelfirma gestart door Napoleon (Nappie) le Grand ( ), ook bekend onder de naam het Modelhuis. Eigenaar Le Grand had rond 1880 samen met B. Vos in Amsterdam de meubelwinkel Vos & Le Grand opgericht, die uitgroeide tot een grote winkel met een eigen fabriek waar meubelen in traditionele stijlen werden vervaardigd. Le Grand verbrak de samenwerking met Vos en opende in 1901 het Modelhuis, waarmee hij naast traditionele meubelen ook ontwerpen uitvoerde die moderne ontwikkelingen volgden. Vanaf 1915 kregen deze meer verwantschap met de Amsterdamse School en vanaf begin jaren twintig met de Franse art deco. Le Grand ontwierp enkele klokken met Indonesische elementen en voerde ook ontwerpen van anderen uit. Dick Greiner, Foto: Internationaal Persfoto Bureau N.V. Collectie Stadsarchief Amsterdam. Greiner, Dick (Karel Jacobus) (Amsterdam Amsterdam) Architect, meubelontwerper Volgde lessen aan de Oefenschool voor Teekenonderricht en timmerlessen aan de avondambachtschool in Amsterdam. Was hierna werkzaam bij onder anderen *Cuypers ( ), *Warners ( ) en Gratama. Werkte in 1920 als zelfstandig architect en was lid van A et A ( , ). Behaalde in 1922 zijn VHBO-diploma (cum laude) en werd daar een paar jaar later secretaris van bestuur en docent. Was daarnaast bestuurslid van de BNA. Ontwierp ook meubelen, lampen, klokken, boekomslagen en glas-in-lood. Had veel bewondering voor de Amsterdamse School, maar vond de ontwerpen van prominentere architecten vaak onpraktisch. Voelde meer verwantschap met Van Loghem, Oud en Frank Lloyd Wright. Zijn vroege meubelontwerpen zijn meer in de geest van de Amsterdamse School dan zijn architectuur, hoewel ook hierin een zichtbare waardering is waar te nemen voor detail en ornament. In zijn latere meubelontwerpen werd functionaliteit belangrijker dan vorm. AP / Kruidenier AP / Laan, Koldeweij, Krabbe 2012; Eliëns, Groot, Leidelmeijer 1997; Algemeen Handelsblad , , , ,

124 Groot, Hero de (Bodegraven 1905-heden) Nam in 1905 de firma Spoor over die houten producten leverde voor de zuivelindustrie. Het bedrijf werd in 1908 omgezet tot een nv en begon houten meubelen en gebruiksvoorwerpen te produceren die aanvankelijk voortkwamen uit het restmateriaal van overige producties. Had vanaf 1916 een kunstnijverheidsafdeling met meer kunstzinnige vormgeving door ontwerpers zoals C. de Lorm. *Agterberg ontwierp hier rond 1926 enkele voorwerpen in de Amsterdamse Schoolstijl, waaronder inktpotten, doosjes en kandelaars. Hoofd kunstnijverheidsafdeling P. Izeren werkte eerder bij tekenafdeling Pander en *LOV. Vervaardigde in 1920 en 1921 houten armaturen voor glas-in-loodlampen van *De Honsel en in circa 1922 reclameverlichting. Ook bijzettafels en rooktafels in Amsterdamse Schoolstijl. Bestond tot in de jaren negentig als grootkeukenleverancier nog onder de naam Hero de Groot en tegenwoordig na enkele fusies als Metos. AP / Informatie van medewerkers Metos, d.d. 1 december 2015; Kes 2015; Brouwer, Haffmans 2001 Die Haghe, N.V. Koper- en Glasindustrie (Den Haag ) Atelier voor de vervaardiging van lampen en koperwerk, opgericht door *Herens van *De (Nieuwe) Honsel en koperslager T.J. Hoogenbosch. Bij de oprichting waren dertien medewerkers in dienst. Lampen werden door Herens ontworpen, de armaturen door Hoogenbosch. Het logo toonde de Haagse Ridderzaal. Lampen werden versierd met gebrandschilderde decoraties die met behulp van sjablonen werden aangebracht. Vaak voorkomende kleuren waren oranje, rood, grijs, zwart, beige en soms blauw. Sommige modellen werden in grote series geproduceerd. Herens was hier tot 1930 werkzaam, maar lampen in de stijl van de Amsterdamse School en art deco werden hier tot circa 1935 vervaardigd. AP / Kes 2015; Eliëns, Groot, Leidelmeijer 1997 Hamaker, Anton (Amsterdam 1889-Amsterdam 1980) Architect, textiel- en behangontwerper Legde zich na een opleiding tot kunstschilder toe op architectuur en kunstnijverheid. Werd in 1916 docent klassieke stijlen en interieur- en meubelkunst aan de Hendrick de Keyserschool, Amsterdam. Ontwierp bankgebouwen, villa s, woonhuizen, bioscopen, maar verwierf vooral bekendheid als architect van hotels en restaurants. Daarnaast ook ontwerpen voor vloerkleden (Amsterdamse Smyrna Tapijtfabriek, ASTA), trijpen (Schellens & Marto en Léo Schellens en Co, Eindhoven), meubelbekleding (Gebr. Van den Bergh, Oss) en papieren behang (Rath & Doodeheefver). PLD / Roode, Groot 1999; Japikse Herens, Hendrik Cornelis (Amsterdam 1893-Naaldwijk 1934) Decoratieschilder, ontwerper Volgde na de ambachtsschool in Tiel van een avondcursus tekenen aan de academie in Den Haag. Was assistent tijdens de restauratie van glas-in-loodramen van de St. Janskerk in Gouda. Opende in 1919 een atelier voor lampen van gebrandschilderd glas, *De Honsel in Honselaarsdijk, en na het faillissement daarvan in 1924 de Nieuwe Honsel in Den Haag. Verliet het bedrijf in 1928 en zette *Die Haghe op, waar hij in 1930 uittrad. Maakte van 1932 tot aan zijn dood in 1934 op kleine schaal gebrandschilderde lampen in Naaldwijk, waar hij ook woonde. AP / Kes 2015; Eliëns, Groot, Leidelmeijer Heybroek s Groothandel (1880-heden) In 1880 opgericht als magazijn voor glas- en lampenartikelen en uitgegroeid tot een technische groothandel. Had zijn hoofdkantoor in Amsterdam en vestigingen in Den Haag, Deventer, Haarlem en twee in Nederlands-Indië. Kocht in 1928, na uittreding van *Herens, *De Nieuwe Honsel. Maakte nieuwe ontwerpen, maar nam ook een groot deel van de bestaande lampontwerpen over en hield de specifieke productiewijze in stand. Leverde ook lampen naar ontwerp van anderen. Van Cranenburgh werd bedrijfsleider van Afdeeling De Nieuwe Honsel, die werd ondergebracht bij Heybroek s metaalwarenfabriek in Haarlem. Het bedrijf bestaat nog steeds onder de naam Technische Unie. Chris van der Hoef, circa Collectie Rijksmuseum het Koninklijk Penningkabinet, Leiden. Foto uit: Jintes, Pol-Tyszkiewicz 1994, p. 8. Hoef, Chris van der (Christiaan Johannes) (Amsterdam 1875-Den Haag 1933) Sierkunstenaar, keramist, beeldhouwer, grafisch ontwerper Leerde vanaf 1888 houtsnijden en steenhouwen bij een atelier voor beeldhouwkunst in Amsterdam. Volgde van avondcursussen beeldhouwen aan de Teekenschool voor Kunstambachten in Amsterdam. Was tot circa 1897 werkzaam voor Lambertus Zijl. Maakte na werk voor Amstelhoek (1898) ontwerpen voor sier- en gebruiksaardewerk voor Zuid-Holland, Haga, Amphora en Potterij Rembrandt. Vanaf 1910 ontwierp hij metalen penningen voor Begeer; hij werd gezien als dé vernieuwer van penningkunst in Nederland. Maakte in de jaren twintig ook ontwerpen voor affiches en van metalen gebruiksvoorwerpen voor Gero. Zijn ontwerpen tonen in de jaren twintig elementen uit zowel de Amsterdamse School als de nieuwe zakelijkheid en art deco. AP / Eliëns, Groot, Leidelmeijer 1997; Jintes, Pol-Tyszkiewicz Honsel, De (Nieuwe) (Honselersdijk 1919, Naaldwijk/Loosduinen 1920, Den Haag 1923, Haarlem als afdeling van Heybroek s Groothandel 1928-circa 1935) Glasatelier voor lampen en ramen van gebrandschilderd glas-in-lood. Vervaardigde kleurrijke Amsterdamse Schoollampen voor particulieren, maar ook voor gebouwen zoals bioscoop Tuschinski en de Bijenkorf in Den Haag. Werd in 1919 opgericht door *Herens en P.G. van Cranenburgh. Het bedrijf verhuisde in 1920 naar Naaldwijk en in hetzelfde jaar naar Loosduinen. Rond 1921 trad *Woltjes in dienst. De firma verhuisde in 1923 naar Den Haag, waarna het in 1924 failliet ging en een doorstart maakte onder de naam De Nieuwe Honsel. In 1925 kwam ontwerper W. Wagemans in dienst. Herens verliet in 1928 het bedrijf en richtte *Die Haghe op. De Nieuwe Honsel werd overgenomen door *Heybroek s Groothandel en verhuisde naar Haarlem met Van Cranenburgh als bedrijfsleider en Woltjes als ontwerper. Hier zijn tot circa 1935 lampen onder de merknaam De Nieuwe Honsel gemaakt. AP, MK / Kes 2015; Eliëns, Groot, Leidelmeijer 1997; Catalogi De Honsel z.j. Huizinga, J.A., Meubelfabriek Nederland (Groningen 1889-heden) Meubelfabriek en winkel opgericht door J.A. Huizinga ( ). Was opgeleid tot meubelmaker in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam met stages in Frankrijk en België. Vervaardigde voornamelijk handgemaakte meubelen, in traditionele Franse en Hollandse stijlen en in moderne stijlen verwant aan * t Binnenhuis en De Woning. Had vaste ontwerpers in dienst, onder wie architect A.J. Sanders en sierkunstenaar A.W. Kort. Voerde ook ontwerpen uit van *Penaat, Bromberg en het Amsterdamse Schoolstijlinterieur voor Fongers naar ontwerp van *Van der Mey. Verkocht daarnaast kunstnijverheidsproducten van onder andere Amstelhoek, de Distel, Eisenloeffel en *Van der Hoef. Na Huizinga s overlijden werd de meubelfabriek omgezet in een nv, die in 1955 fuseerde met de firma Rodenberg, waarna bekend als Huizinga & Rodenberg. Vanaf 1968 een winkel die via vele eigenaren nu alleen nog in naam bestaat. AP / Eliëns, Groot, Leidelmeijer Jansen, A.H. (Arnold Hendrik) (Amsterdam ) Interieur- en meubelontwerper, eigenaar meubelfabriek Maakte rond 1916 ontwerpen voor arbeidersmeubelen, waarin decoratieve details invloed tonen van de Amsterdamse School. In de jaren twintig ontwierp hij voornamelijk in dezelfde stijl, maar ook soberder meubelen die aansloten bij de collectie van *LOV, waarvoor hij tevens freelance werkte. Hij beschreef de relatie tussen meubelontwerpers en industrie evenals het verband tussen industriële massaproductie en goede vorm in Het industrieel uitgevoerde meubel dat verscheen in de reeks De toegepaste kunsten in Nederland. Hij vertegenwoordigde de VANK in de commissie voor een tentoonstelling van eenvoudige woninginrichting van de gemeentelijke Woningdienst. Werkte vermoedelijk ook onder de naam H.J. Arnoldini of Arnolds. Was tot eind 1916 mede-eigenaar van Jansen en *Nusink, die zijn ontwerpen ook uitvoerde. AP / Gaillard 1991; Jansen 1925; Algemeen Handelsblad ; Het volk: dagblad voor de arbeiderspartij , , Jansen en Nusink, Firma > zie Nusink en Zoon. Jansen & Zonen, Firma H.F. (Amsterdam 1845-Amsterdam1948) Familiebedrijf Jansen, stoffeerder-decorateur die rond 1900 uitgroeide tot een omvangrijke meubel- en timmerfabriek. De firma was vanaf circa 1905 ook een atelier voor kunstnaaldwerk. Het bedrijf vervaardigde en verkocht vooral betimmeringen en meubelen in historische stijlen van goede kwaliteit, maar voerde ook ontwerpen uit van architecten en sierkunstenaars, waaronder Het Huis van *Cuypers en *Van den Bosch. Voerde na 1918 ook meubelen uit in Amsterdamse Schoolstijl van onder anderen *Kramer en *Warners. Exposeerde met meubelen naar eigen ontwerp op de (wereld)tentoonstellingen in Brussel (1910) en Parijs (1925). Vervaardigde eind jaren twintig ook veel betimmeringen voor opdrachtgevers in Engeland. Was tevens hofleverancier en lid van de VANK. AP / Eliëns, Groot, Leidelmeijer 1997; Parijs Jongert, Jac. (Jacob) (Wormer 1883-Reeuwijk 1942) Grafisch ontwerper, schilder, sierkunstenaar Studeerde van in Amsterdam aan Quellinus, de Rijksschool voor Kunstnijverheid, en de Rijksakademie. Was leraar tekenen, en van hoofdleraar op de afdeling Decoratieve kunsten en Kunstnijverheid aan de Academie in Rotterdam. Ontwierp van etiketten voor drankflessen, en later flessen voor Wed. G. Oud Pzn & Co, Purmerend in Amsterdamse Schoolstijl. Ontwierp van een serie boekbanden voor uitgeverij J. Ploegsma in Zeist, met kenmerken van nieuwe kunst en Amsterdamse School. Vanaf 1919 ontwierp hij reclamedrukwerk voor De Erven van de Wed. J. van Nelle, Rotterdam en was van hoofd van de reclameafdeling. Ontwierp flessen en reclamedrukwerk voor Glasfabriek *Leerdam (vanaf 1917). Maakte tevens een enkel ontwerp voor een textieldessin voor *Léo Schellens en Co. Was (bestuurs)lid van VANK, de Opbouw en medeoprichter van de Rotterdamse kunstenaarsvereniging R 33. PLD / Simon Thomas 2009; Roode, Groot 1999; Eliëns, Groot, Leidelmeijer, AP / Kes 2015.

125 Michel de Klerk, jaar onbekend. Collectie Het Nieuwe Instituut, Rotterdam, archief (code): KLER inv.nr.: Klerk, Michel de (Amsterdam 1884-Amsterdam1923) Architect, meubel- en interieurontwerper Belangrijkste en invloedrijkste ontwerper van de Amsterdamse School. Werkte van 1898 tot 1910 bij *Cuypers, en deed vervolgens de avondopleiding bouwkundig tekenen aan de Industrieschool in Amsterdam. Werd sterk beïnvloed door de eclectische sfeer bij Cuypers, waar hij door verscheidene onderwerpen werd geïnspireerd. Ontmoette hier *Kramer, *La Croix en *Van der Mey. Huurde van als zelfstandig architect een kantoor bij *Baanders. Van voerde hij zijn eerste opdrachten en meubelschetsen uit. Zijn eerste bekende meubelen ontwierp hij voor zichzelf, voor enkele particulieren en Het Scheepvaarthuis. Vanaf 1915 ontwierp hij voor * t Woonhuys verschillende ameublementen. Hij ontwierp veel woningbouwcomplexen voor arbeiders, waarvan de voornaamste aan het Spaarndammerplantsoen ( ) in Amsterdam. Plastische architectuur met verassende vormen en grillige ornamenten. Zijn meubelen zijn in het verlengde van de architectuur vormgegeven, met plastische vormen en decoratieve details. Was vanaf 1916 lid van het bestuur van A et A. AP / Eliëns, Groot, Leidelmeijer 1997; Bock, Johannisse, Stissi 1997; Burkom Kloosterhuis, Lampenfabriek Hermanus Augustinus Albertus (Amsterdam 1840-circa 1934) Gerenommeerde lampenwinkel. Gevestigd vanaf 1840 als opvolger van A.P. Levry en actief met verkoop tot in de jaren dertig aan de Nieuwendijk en Kalverstraat. Het bedrijf vormde vanaf 1874 een vennootschap met Hermanus Kloosterhuis en Johannes A.T. Kloosterhuis, vermoedelijk zonen van een blikslager en lampenmaker in Groningen. De firma werd rond 1908 een nv. Het verwerkte tussen circa 1919 en 1928 glas van *W. Bogtman in moderne lampen. Adverteerde zeer vaak in kranten, landelijk en lokaal. Leverde plafonnières, cilinderlampen, glas-in-loodlampen, uit de vaste collectie en op aanvraag specifieke ontwerpen voor particulieren. Produceerde zelf gaslampen, onder meer voor Nederlands-Indië, liet lampen maken door kunstnijveraars en architecten en importeerde uit Frankrijk en Engeland (bronzen tafellampen in matglas, doorzichtig en geslepen glas, kristallen ballons en ganglantaarns) en Duitsland. MG, RvB / Algemeen Handelsblad , ; Collectie Stadsarchief Amsterdam. Kort, J.C. (Leiden ) Winkel voor meubelen, interieurinrichting, beddengoed, kleding en lingerie aan de Haarlemmerstraat in Leiden. Had in 1897 ook een filiaal in de Donkersteeg. Opende in 1920 een filiaal aan de Breestraat onder dezelfde naam en kondigde een samenwerking met C. Kort aan. Adverteerde met ontwerp en uitvoering van meubelen en interieurs. Vervaardigde meubelen in Amsterdamse Schoolstijl van *Lucas. Vermoedelijk splitsten ze rond 1925 hun werkzaamheden, waarna J.C. Kort en C. Kort apart adverteerden, de één als kleding- en textielwinkel op de Haarlemmerstraat en de ander als beddenmagazijn op de Breestraat. J.C. Kort sloot zijn deuren in C. Kort had uiteindelijk ook een filiaal in Den Haag, maar werd in 1930 geliquideerd, waarna het Haagse filiaal werd overgenomen door J. Mulder. AP / Het Vaderland: staat- en letterkundig nieuwsblad , , , ; Het Nieuws van den Dag: kleine courant ; Leidsch Dagblad , , , , , , Piet Kramer, jaar onbekend. Collectie Het Nieuwe Instituut, Rotterdam. Kramer, Piet (Amsterdam 1881-Santpoort 1961) Architect, bruggen- en meubelontwerper Na *De Klerk was Kramer de belangrijkste architect van de Amsterdamse School. Rond 1898 volgde hij de avondopleiding bouwkundig tekenen aan de industrieschool te Amsterdam. Was van tekenaar op het bureau van *Cuypers. Leerde hier De Klerk, *Van der Mey en *La Croix kennen. Hielp Van der Mey bij Het Scheepvaarthuis ( ). Ontwierp tussen 1917 en 1952 meer dan tweehonderd bruggen voor DPW Amsterdam, vaak met sculpturen van *Krop. Was vanaf 1915 lid van A et A en tevens lid van VANK. Was redactielid van Architectura ( ) en Wendingen ( ). Zijn belangrijkste ontwerpen zijn woningbouw voor De Dageraad te Amsterdam, in samenwerking met De Klerk ( ), en de Bijenkorf in Den Haag ( ). Vanaf 1914 maakte hij ook ontwerpen voor meubelen, aanvankelijk sober van vorm maar na 1917 meer organische en plastische vormen verwant aan De Klerk en Krop. De meeste meubelen werden vanaf 1914 door *Nusink vervaardigd. Glas-in-lood werd uitgevoerd door *W. Bogtman en enkele haarden door *Winkelman. AP / Eliëns, Groot, Leidelmeijer 1997; Kohlenbach Portret van de beeldhouwer Hildo Krop, beitelend aan het beeld De oude en de nieuwe wereld, circa Foto: Bernard Eilers. Collectie Nederlands Fotomuseum, Rotterdam. Krop, Hildo (Hildebrand Lucien) (Steenwijk 1884-Amsterdam 1970) Beeldhouwer, meubelontwerper, sierkunstenaar, grafisch ontwerper Volgde avondlessen in boetseren en schilderlessen in Londen en Parijs en van beeldhouwlessen aan de Rijksakademie van Amsterdam. Daarna volgde een leertijd in Berlijn en Parijs. Leerde in 1909 steenhakken bij *Joh. Rädecker en in 1912 houtsnijden bij meubelfabriek W. Gieben, die meubelen uitvoerde voor * t Binnenhuis. Via zijn goede vriend *Kramer was hij in de periode betrokken bij Het Scheepvaarthuis. Van was hij werkzaam bij DPW Amsterdam en de belangrijkste bouwbeeldhouwer in de stad. Leverde bouwbeeldhouwwerk voor veel Amsterdamse Schoolarchitecten en vooral voor *Kramers bruggen. Ontwierp in 1925 een beeldhouwwerk voor het Nederlandse paviljoen in Parijs in Socialistische symboliek, veel menselijke figuren en plant- en diermotieven. Ontwierp vanaf 1913 meubelen voorzien van snijwerk, aanvankelijk samen met *W. Rädecker en steeds meer in plastische vormen. Zijn meubelen werden voornamelijk vervaardigd door *Nusink, en enkele door *Monsieur. Ontwierp ook metalen gebruiksvoorwerpen, zilver, sieraardewerk en tegels voor *ESKAF, tapijten en behang. Ontwierp ook maskers voor danseres Leistikow en voor het theater. AP / Eliëns, Groot, Leidelmeijer 1997; Lagerweij-Polak Kurvers, Anton (Antonius) (Den Haag 1889-Amsterdam 1940) Ontwerper, kunstenaar Studeerde aan de Academie van Beeldende Kunsten. Gaf les aan de school voor hooger-bouwkunstonderwijs en aan het IvKNO tot Werkte van bij de DPW van de gemeente Amsterdam. In 1923 ontwierp hij het omslag van een nummer van Wendingen over de gebouwen van de dienst. Hij verzorgde hierna nog twee omslagen. Abstract geometrisch patroon linoleumvloer Nederlands Paviljoen, Parijs Ontwierp inrichting tentoonstelling Moderne Toegepaste kunst in het Stedelijk Museum, Voor de Gemeentegiro Amsterdam ontwierp hij in 1926 een girobus en voor de PTT in 1929 een hangende rode brievenbus, gevolgd door een blauwe postzegelautomaat in Hij ontwierp geometrische, decoratieve alfabetten die samenvallen met de Amsterdamse Schoolstijl. Was lid van de VANK, waarvan hij in 1934 bestuurslid was. PLD / Heijdra, Stolp Kuyken, Marie of Rie (Maria Cornelia) (Haarlem ) Dessinontwerper, illustrator, sierkunstenaar Volgde van de School voor Kunstnijverheid in Haarlem. Maakte decoratieve cloisonnépanelen voor meubelen, haardschermen en wandversiering; deze waren wat betreft de techniek geïnspireerd op de graveerderij voor het drukken van behangpapier van haar vader in Haarlem. Maakte in 1920 enkele illustraties voor het tijdschrift Eigen Huis en eerste ontwerpen voor behang, die verwantschap toonden met eerdere cloisonnétechniek en lovend werden ontvangen. Had van samen met haar echtgenoot een handdrukatelier voor behang in Haarlem. In werden enkele ontwerpen opgenomen in de collectie van behangfabrikant Rath & Doodeheefver en tentoongesteld in het Stedelijk Museum Amsterdam. Ontwierp van behang en gordijnen voor dit bedrijf. Haar ontwerpen zijn expressionistisch met heldere kleuren en dynamische opbouw die passen bij de Amsterdamse School. Was van in vaste dienst als ontwerpster bij handdrukatelier van Rath & Doodeheefver. AP / Bruijn 2014; Groot 2007; Roode, Groot 1999; Eliëns, Groot, Leidelmeijer KVT, Koninklijke Vereenigde Tapijtfabrieken (Rotterdam 1919, Moordrecht ) Ontstaan uit samengaan tussen de Koninklijke Deventer Tapijtfabriek (1797, gespecialiseerd in vloerkleden in smyrnatechniek) en de N.V. Amersfoortsche tapijtfabriek (in 1901), en de overname in 1919 van de KDT en de s-gravenhaagsche Smyrnatapijtfabriek (1900) door de Koninklijke Kralingsche Tapijtfabriek Werklust W. Stevens & Zonen (1865). Gevestigd in Rotterdam met fabrieken in Deventer en Moordrecht. T.A.C. Colenbrander was esthetisch adviseur en hoofdontwerper bij de Koninklijke Deventer Tapijtfabriek ( ). Voor en na ontstaan KVT samenwerking met K.P.C de Bazel, *Berlage, *Van den Bosch, *Gidding, Theo Nieuwenhuis, C.A. Lion Cachet, W. van Schalkwijk, Van der Sluys en *Penaat. De fabriek voerde ontwerpen uit in opdracht en initieerde zelf ontwerpen. Paradepaard was handgeknoopte zuiver wollen smyrna karpet in oosterse, historiserende en eigentijdse stijlpatronen, vanaf jaren dertig ook effen uitvoering. Grootste deel productie bestond uit machinaal geweven tapis belge, axminster, moquette, wilton, kokoskleden en koeharen karpetten. PLD / Roode, Groot, 1999; Roode 1997; Eliëns, Groot, Leidelmeijer Lammers, Th. J. (Theodorus Johannes) (Amsterdam ) Architect, meubelontwerper Doorliep de Quellinusschool, afdeling bouwkunde, en volgde daarna de opleiding (hoogbouw) architectuur, aan de Städtische Polytechnische Lehranstalt in Friedberg, Duitsland. Terug in Amsterdam ging hij werken bij het bureau van *Baanders, waar ook *De Klerk (als zelfstandig architect) en *Blaauw werkten, en later ook bij het bureau van *Warners. Ontwierp in en buiten Amsterdam veel woningen, kantoren, winkels en scholen. Maakte van veel ontwerptekeningen voor expressieve en fantasievolle meubelen en klokken in de Amsterdamse Schoolstijl, waarvan enkele uitgevoerde exemplaren bekend zijn. Door J.F. Staal in de BNA geïntroduceerd. AP / Heij 2004.

126 J. L. Mathieu Lauweriks, houtsnede door J.B. Heukelom, datum onbekend. Foto uit: Wendingen 10 (1929) 8, p. 2. Lauweriks, Mathieu (Johannes Ludovicus Mattheus) (Roermond 1864-Amsterdam 1932) Ontwerper, kunsttheoreticus, architect Van opgeleid in Amsterdam aan de Rijksnormaalschool voor Teekenonderwijzers en tijdens een avondcursus aan de Rijksakademie ( ). Werkte tussen 1887 en 1895 bij P.J.H. Cuypers en startte daarna met K.P.C. de Bazel het Atelier voor Architectuur, Kunstnijverheid en Decoratieve Kunst. Werd in 1894 lid van Theosophische Vereeniging. Zijn theosofische levensovertuiging vormde de grondslag van zijn oeuvre tot 1922 (maar werd daarna lid van Vrije Katholieke Kerk). Was van betrokken bij * t Binnenhuis. Doceerde aan de School voor Kunstnijverheid in Haarlem en aan Kunstgewerbeschule in Düsseldorf. Van directeur van het Staatlichen Handfertigkeitsseminar in Hagen. Huis Stein (Göttingen) en de kunstenaars-kolonie am Stirnband stammen uit deze periode. De vormgeving van tijdschrift Ring, dat wel als de voorloper van Wendingen wordt beschouwd, deed hij van Van was hij directeur van Kunstnijverheidsschool Quellinus (Amsterdam) en van redacteur van Wendingen. Hij ontwierp twee omslagen: het eerste nummer in 1918 en een in PLD / Oldewarris 2003, Coultre 2001; Eliëns, Groot, Leidelmeijer Leerdam, Glasfabriek (Leerdam 1878-heden) Glasfabriek. Ging vanaf 1912 onder directie van P.M. Cochius (sinds 1895 in dienst) produceren met technische vernieuwingen en eigentijdse vormgeving. Cochius hoopte de maatschappij te verbeteren met mooi vormgegeven massaproducten. Nam in 1915 het initiatief voor een kunstnijverheidscollectie naast het bestaande verpakkings- en gebruiksglas, en liet kunstenaars ontwerpen maken voor goed vormgegeven producten. Als eerste De Bazel, en hierna ook *Berlage, *Agterberg, *Gidding, Lanooij, Lebeau, en zelfs Frank Lloyd Wright. Vanaf 1924 werden ook unieke schalen en vazen gemaakt door Copier en Lebeau met technieken als iriseren en craqueleren. De fabriek werd in 1938 opgenomen in de N.V. Vereenigde Glasfabrieken Schiedam en bestaat nu onder de naam Royal Leerdam. AP / Kley-Blekxtoon 1999; Duits 1998; Eliëns, Groot, Leidelmeijer Liem Bwan Tjie, jaar onbekend. Collectie I. S. Rombout-Liem, Overveen. Liem Bwan Tjie (Semarang 1891-Rijswijk 1966) Architect, interieurontwerper Bezocht in Nederlands-Indië de middelbare school (1910) en daarna de hbs en mts in Nederland. Had door zijn werkzaamheden bij verschillende bureaus in Amsterdam vanaf 1916 contact met aanhangers van de Amsterdamse School waaronder *Cuypers, *De Klerk en *Kramer. Vanaf 1920 volgde hij de studie tot bouwkundig ingenieur in Delft en was lid van de Chinese studentenvereniging. Voltooide na een periode in Parijs (École des Beaux Arts, ) een architectenopleiding in Peking (1926) en werkte enkele jaren in Chinese overheidsdienst. Had vanaf 1929 in Semarang een eigen architectuurpraktijk en na de Tweede Wereldoorlog in Jakarta. Werkte toen ook als hoofd van het landelijke Projectbureau voor wederopbouw. Zijn ontwerpen zijn geïnspireerd door Frank Lloyd Wright, Le Corbusier, De Klerk, Dudok en De Stijl. Hij zocht naar harmonie tussen moderne westerse architectuuropvattingen en Chinese filosofie over bouwen en wonen. Verzorgde voor eigen projecten vaak ook het interieur en de meubilering, met invloeden van de Amsterdamse School, traditionele Chinese vormgeving en art deco. AP / Dikken 2002; Kwee 1997; Akihary 1990; Brief van Liem Bwan Tjie d.d. 26 maart 1964 (collectie I.S.Rombout-Liem) LOV, N.V. Oosterbeeksche Meubelfabriek Labor Omnia Vincit (Oosterbeek ) Meubelfabriek met idealistische doelstellingen, opgericht door Gerrit Pelt J. Jzn ( ) tevens mede-initiatiefnemer tot oprichting van de BKI. H.F. Mertens ( ) was technisch leider, mededirecteur en ontwerper. Wilde een hogere levensstandaard en een betere werkomgeving realiseren voor arbeiders. Werknemers werden hierdoor ook medeaandeelhouders. In vast of freelancedienstverband werkende ontwerpers volgden gematigd de ontwikkeling van vormgevingsstijlen. De eerste meubelen werden gemaakt in de rationalistische stijl van * t Binnenhuis. Rond verscheen meubilair in de gematigde Amsterdamse Schoolstijl van ontwerpers als *Crouwel, Van Loghem en *Van der Weij. In dezelfde periode ontstonden ook strak belijnde meubelen in Haagse Schoolstijl. Andere ontwerpers waren *A.H. Jansen, Alons, Muntendam en Spanjaard. Had toonkamers in Oosterbeek, richtte modelwoningen in en verkocht op beperkte schaal via gelijkgezinde winkels. De handvervaardigde meubelen bleken te kostbaar om een breed publiek te bereiken. AP / Eliëns, Groot, Leidelmeijer 1997; Gaillard 1991 Lucas, A. (Anthonie) (onbekend 1888-Leiden 1967) Meubelontwerper In 1912 in het Oosten werkzaam als docent, na opleiding in de praktijk. Verhuisde in 1917 naar Leiden voor een baan als docent meubelmaken aan de Leidse Ambachtsschool en gaf hier les tot Exposeerde in 1921 meubelen in de Leidse kunstenaarsclub De Sphinx; deze meubelen waren bij *Kort geproduceerd. Ontwierp meubelen in een expressieve stijl met Amsterdamse Schooldetails. Leverde in 1922 ontwerpen aan een winkel voor woninginrichting (Gebroeders Brüning) en maakte in dat jaar ook enkele grafische ontwerpen. Vervaardigde in 1928 in samenwerking met kunsthandel C.L. Korenhoff meubelen. In hetzelfde jaar was hij op de Witte Rozenstraat in Leiden gevestigd waar hij voor N.V. Meubelkunst werkte als adviseur en ontwerper. AP / Rogge 1921; Leidsch Dagblad , , , , , , , , , Meijer en Bauhuys (Amsterdam) Werden tussen 1921 en 1926 bekend door de uitvoering van diverse meubelen voor de architecten *Eibink & *Snellebrand: salonmeubelen zoals theetafels, een boekenkast, een bureau, bureaustoelen en lampen. De firma was gevestigd aan de Wilhelminastraat 141 in Amsterdam. Het was wellicht Th. Meijer die in 1926 een eikenhouten dressoir uitvoerde voor architect J.F. Staal. PLD / Pijpekamp 2003; Jaarboek Nederlandsche Ambachts- & Nijverheidskunst, 1928; De nijverheid Meijer, Jan de (Johan Bernard Adriaan de Meyer) (Amsterdam ) Architect, meubelontwerper Werkzaam in het timmer- en meubelvak, volgde daarnaast privélessen in bouwkundig tekenen en boetseerlessen bij J. Mendes da Costa. Was van werkzaam voor *Berlage en de jongste tekenaar bij de bouw van diens Beurs. Volgde in diezelfde tijd de Vahâna-cursus bij *Lauweriks en De Bazel. Was in 1900 even werkzaam bij P.J.H. Cuypers, waarna hij zich vestigde als zelfstandig architect in Amsterdam. Ontwierp onder andere landhuizen, winkels, interieurinrichtingen en verrichtte veel restauratiewerk. Was redactielid van Architectura en van voorzitter van A et A. Hij was van docent aan de kunstnijverheidsschool in Haarlem, in 1912 docent aan het VHBO in Amsterdam en van voorzitter. Ontwierp vanaf 1922 enkele toiletgebouwen en een bank voor DPW Amsterdam. Ook ontwerpen voor meubelen, glas-, smeed- en zilverwerk in de Amsterdamse Schoolstijl. AP / Website Stadsarchief Amsterdam, Jan de Meijer; Japikse Methorst, Hendrik (Utrecht 1896-Zeist 1969) Meubelontwerper, edelsmid, sierkunstenaar Vanaf 1910 in de leer bij zilverfabriek Begeer en vanaf 1914 werkzaam als ciseleur bij onder anderen *Winkelman en Bonebakker. In 1920 zelfstandig ciseleur in Utrecht; maakte gedreven metalen gebruiksvoorwerpen, waaronder klokken, theeserviezen en sieraden in een Amsterdamse Schoolstijl overeenkomstig met Zwollo sr. en *Reggers. Dit werk was te koop bij onder meer de Bijenkorf en *Metz. Maakte hiernaast werk voor derden, onder wie *Agterberg. Opende in 1924 een toonkamer die ook kunstnijverheidsproducten van anderen verkocht. Ontwikkelde zich verder tot woninginrichter die tevens lampen en meubelen ontwierp en maakte. Was vanaf 1925 in Zeist gevestigd. Werkte in de jaren dertig in een strakkere stijl. Opende in Zeist in 1932 kunstnijverheidswinkel De Klop die nog steeds bestaat als winkel voor Scandinavische vormgeving. AP / Driessen 2001; Eliens, Groot, Leidelmeijer Metz & Co. (Amsterdam ) Warenhuis en stoffengroothandel voor het hogere segment van de markt. Onder leiding van Joseph de Leeuw, die vanaf 1910 ook eigenaar was. Het warenhuis verkocht aanvankelijk luxe stoffen. Van voornamelijk producten van het Engelse warenhuis Liberty. In 1908 werd het warenhuis uitgebreid met een afdeling woninginrichting. Vanaf 1918 steeds meer in eigen beheer vervaardigde meubelen met details van de Amsterdamse School, naar ontwerp van Bromberg en vanaf 1924 van *Penaat. Beide meubelontwerpers volgden modieuze expressionistische tendensen in de vormgeving. Metz verkocht daarnaast ook internationale en Nederlandse kunstnijverheidsproducten. Was van gevestigd op de hoek van de Leidsestraat en de Keizersgracht en had vanaf 1913 eveneens een filiaal in Den Haag. Vooral bekend vanwege de samenwerking met vertegenwoordigers van De Stijl en het modernistische functionalisme, die ook ontwerpen leverden voor meubelen en stoffen. AP / Timmer 2000; Eliëns, Groot, Leidelmeijer 1997; Timmer 1995

127 Joan van der Mey, portret gemaakt voor de Prix de Rome Foto Alex Bratsch. Collectie P.J.M.J. Smeets. Mey, Joan van der (Johan Melchior van der Meij) (Delfshaven Rotterdam 1878-Geulle 1949) Architect, interieur- en meubelontwerper Was opgeleid aan de Ambachtsschool ( ) en Avond-Teekenschool voor Handwerkslieden ( ) in Amsterdam. Trad hierna in dienst bij *Warners en vanaf 1898 bij *Cuypers als opzichter en tekenaar. Raakte hier bevriend met *De Klerk, *Kramer, en *La Croix. Erfde in 1909 een boerderij in Geulle waarvoor hij het interieur ontwierp en meubelen maakte. Woonde tot zijn dood in Geulle, maar werkte in Amsterdam. Van zijn hand zijn enkele vroege meubelen bekend met Amsterdamse Schoolkenmerken. Het Scheepvaarthuis ( ) wordt gezien als zijn belangrijkste gebouw. Betrok bij de artistieke aankleding van het in- en exterieur hiervan onder anderen De Klerk, Kramer, *Van den Eijnde en *Krop. Ontwierp tevens veel woningbouwprojecten en voor DPW Amsterdam gebouwen, bruggen en straatmeubilair. AP / Kruidenier, Smeets 2014; Wit 1975 Monsieur (Steenwijk ) Meubelfabriek, opgericht door de gebroeders Monsieur in Werd eind negentiende eeuw uitgebreid met een nieuwe meubelfabriek: Stoommeubelfabriek Het Noorden. Mocht vanaf 1922 het koninklijke wapen voeren en werd in 1928 hofleverancier. Vervaardigde ook meubelen naar ontwerp van anderen; *Krop liet hier bijvoorbeeld enkele Amsterdamse Schoolmeubelen maken. In 1962 vond een overname plaats door J.H. Hoekstra en J. de Vos, die het bedrijf voortzetten onder de naam Stoommeubelfabriek Gebroeders Monsieur Nederlandse Electrische Meubelindustrie. Na nog een overname in 1975 door Boll & Sharp Castle Furniture B.V. te Wolvega, werd het bedrijf in 1982 definitief gesloten. AP / Website Stadsmuseum Steenwijk; Lagerweij-Polak Norden, W.H. van (Willem Hendrik) (Amsterdam 1883-Laren (NH) 1978) Keramist, kunstnijveraar, plateelschilder Begon op vijftienjarige leeftijd als leerlingschilder bij aardewerkfabriek De Distel. Was daar vanaf 1902 ontwerper en volgde in 1911 artistiek leider Nienhuis op. Werd in 1919 als eerste ontwerper in vaste dienst aangesteld bij *ESKAF. Ontwierp een basisassortiment, bestaande uit vazen, kannen en schalen die bestonden naast de door kunstenaars ontworpen modellen. Was tevens hoofd van de schilderafdeling waar hij kleurrijke decors in Amsterdamse Schoolstijl ontwierp. Woonde vanaf 1920 boven de fabriek en keerde in 1921 terug naar De Distel. AP / Spitzen, Verschuuren 2009; Spitzen, Verschuuren 2005; Spitzen, Verschuuren Jansen en Nusink, Firma / Nusink en Zoon (Amsterdam circa 1909-circa1969) Meubelwerkplaats van *A.H. Jansen en A.G. Nusink. Vanaf circa 1909 vermelding van woninginrichting onder de naam Jansen en Nusink aan de Looiersgracht 43, Amsterdam. Verkochten meubelen naar eigen ontwerp, waarvan enkele in Amsterdamse Schoolstijl van Jansen zelf. Vervaardigden tevens vele Amsterdamse Schoolmeubelen naar ontwerp van *Kramer en *Krop, evenals *Blaauw. Eind 1916 brandde de werkplaats uit. Kort hierna, maar mogelijk ongerelateerd, werd de samenwerking ontbonden en voortgezet aan de Looiersgracht 41 onder de naam Nusink en Zoon, met meubelen, betimmeringen, ameublementen en binnenhuisarchitectuur. Samen met meubelbedrijven *Dijst, Fenstra en *J. Th. Drilling was de firma lid van de Patroonsvereeniging van Meubelfabrikanten te Amsterdam. A.G. Nusink overleed in Tot in 1969 vermelding van Nusink en(&) Zoon of Nusink en(&) Zonen in kranten en advertenties. AP / Het volk: dagblad voor de arbeiderspartij , , , , , ; De Telegraaf , Penaat, Willem (Deventer 1875-Amsterdam 1957) Meubelontwerper Volgde van de tekenopleiding aan de Rijksnormaalschool voor Teekenonderwijzers. Leidde van de Amstelhoek meubelafdeling. Was van betrokken bij * t Binnenhuis. Richtte in 1902 met Eisenloeffel De Woning op. Werkte van bij *Metz als meubel- en interieurontwerper. Vervaardigde in de jaren twintig ook ontwerpen voor meubelbedrijven *Le Grand en Pander. Werkte eerst in een eenvoudige, rationalistische vormgeving met spaarzame versiering, maar gebruikte later duurdere houtsoorten en meer decoratie. Van werden herkenbare Amsterdamse Schoolelementen gevolgd door functionalistische ontwerpen en primaire kleuren. Streefde naar verbetering van het ontwerpend beroep, evenals goede, betaalbare producten voor consumenten door middel van machinale en seriële productie. Was medeoprichter en bestuurslid van Kunst aan het Volk (1903). Was initiatiefnemer van de oprichting van VANK (1904) en van tevens voorzitter. Was betrokken bij de oprichting Driebond (1914), voorzitter van het ISN, directeur van het Museum voor Kunstnijverheid Haarlem ( ) en voorzitter van de BKI ( ). AP / Eliëns, Groot, Leidelmeijer 1997; Timmer 1995; Adrichem John Rädecker, Foto: Bernard Eilers. Collectie Nederlands Fotomuseum, Rotterdam. Rädecker, John (Johannes Anton) (Amsterdam ) Beeldhouwer, schilder Geldt als één van de belangrijkste Nederlandse beeldhouwers uit begin twintigste eeuw. Was met broers *Toon en *Willem Rädecker afkomstig uit een Duitse familie van kunstnijveraars. Zijn vader was schrijnwerker. Ging samen met zijn broers in de leer bij steenhouwers en meubelmakers, waarbij John enige tijd voor Mendes da Costa werkte. Kreeg als enige een kunstopleiding. Volgde in 1905 lessen aan de academie in Rotterdam. Volgde van beeldhouwlessen en de avondopleiding tekenen aan de Rijksakademie in Amsterdam. In 1910 volgde hij lessen aan de academie in Antwerpen. Woonde vervolgens tot het begin van de Eerste Wereldoorlog in Parijs. Ontwikkelde zijn eigen stijl na te zijn beïnvloed door Egyptische, Afrikaanse en Aziatische beeldhouwkunst. Leerde *Krop in steen hakken. AP / Koopmans 2006; Eliëns, Groot, Leidelmeijer Rädecker, Toon (Anton) (Amsterdam 1887-Laren NH 1960) Beeldhouwer Broer van *John en *Willem Rädecker. Volgde eerst de ambachtsschool en werd daarna stukadoor. Maakte evenals John bouwbeeldhouwwerk, vaak in een vergelijkbare stijl. Werkte aan Het Scheepvaarthuis samen met *Krop en *Van den Eijnde. Maakte ook kleinere voorwerpen van hardhout en ontwierp in de jaren twintig een klok voor de firma *Winkelman. AP / Eliëns, Groot, Leidelmeijer Rädecker, Willem (Wilhelm Anton) (Amsterdam ) Meubelmaker, beeldhouwer Broer van *John en *Toon Rädecker. Autodidact, leerde meubelontwerpen in de praktijk bij verschillende meubelbedrijven. Woonde voor de Eerste Wereldoorlog enige tijd in Parijs. Maakte meubelen in de stijl van de Amsterdamse School. Vervaardigde samen met *Krop meubelen voor W. Gieben. Leidde samen met zijn broer Toon meubelfabriek Oud Holland. Had rond 1920 een eigen meubelatelier in Blaricum. Maakte daar ook kleine gebruiksvoorwerpen van hout. Hield zich vanaf 1927 voornamelijk bezig met beeldhouwen. Vertoonde in stijl veel overeenkomsten met zijn broer John. AP / Eliëns 2003; Eliëns, Groot, Leidelmeijer 1997; Koopmans Randoe, A.M. / N.V. Meubelfabriek (Haarlem eind negentiende eeuw-onbekend) A.M. Randoe (Leiden 1847-Haarlem 1916) opende omstreeks 1868 in Haarlem een meubelfabriek en -magazijn, vanaf 1879 op de Gierstraat. De firma werd in 1906 een nv voor meubelmakerij, behangerij en stoffeerderij. Adverteerde in de eerste decennia van de twintigste eeuw salon-, eet-, en slaapkamermeubelen, kerkmeubelen, linoleum, karpetten, gordijnen en hulp bij verhuizen. Had in werknemers in dienst. Na zijn overlijden in 1916 werd het bedrijf voortgezet door zoon C. Randoe. Deze had tot 1940 de leiding over het bedrijf waarna P. Randoe directeur werd van Randoe Meubelfabrikanten. Vervaardigde omstreeks 1920 enkele meubelen voor *Kramer. Adverteerde vanaf de jaren veertig met strakke, moderne meubelen. AP / Haerlem Nieuwsbrief 2004; Haarlem s dagblad , , ; Algemeen Handelsblad ; Het Nieuws van den Dag: kleine courant , ; De Tijd: godsdienstig-staatkundig dagblad , ; Leydse Courant , , , ; Jaarboek van Nederlandsche Ambachts- en Nijverheidskunst Reggers, Firma Gebroeders (Amsterdam ) Firma voor werk in zilver en metaal, opgericht door de broers Fons ( ) en Rein (1894-na 1983) Reggers, afkomstig uit een familie van Brabantse goudsmeden. De firma opende in 1919 een winkel in Amsterdam en vervaardigde in de loop van de jaren twintig zilveren sieraden waarmee zij veel bekendheid verkregen. Deze werden door Fons ontworpen en door Rein verkocht aan juweliers. Het bedrijf maakte ook zilveren en enkele bronzen gebruiksvoorwerpen in de stijl van de Amsterdamse School, en eind jaren dertig tevens gouden sieraden. In 1960 werd het bedrijf overgenomen door een dochterbedrijf van Van Kempen en Begeer. AP / Eliëns, Groot, Leidelmeijer 1997; Schriftelijke mededelingen Mw. B.F. Suidman-Reggers, Richters, Bernard (Bernardus Jacobus) (Rotterdam 1888-Laren NH 1966) Beeldhouwer, tekenaar, graficus Volgde vanaf 1901 lessen aan de academie in Rotterdam. Ging daarna bij een beeldhouwerij in de leer. Werkte vóór de Eerste Wereldoorlog in Duitsland, Wenen en Parijs, waar hij beïnvloed raakte door Otto Freundlich en diens expressionistisch beeldhouwwerk, evenals primitieve en archaïsche kunst van buiten Europa. Dit kenmerkte zijn vroege periode van werk. Vervaardigde later meer symbolistisch beeldhouwwerk. Werkte in hout, steen, brons en keramiek. Ontwierp ook klokken, boekensteunen en lampenvoeten. Verzorgde beeldhouwwerk en snijwerk voor gebouwen van Amsterdamse Schoolarchitecten, onder wie *De Klerk, *Kramer, *Baanders en voor het paviljoen van Staal in Parijs Maakte ook enkele ontwerpen voor *Winkelman en Zuid Holland. AP / Eliëns, Groot, Leidelmeijer 1997; Koopmans Roobol, Gustaaf Adolf (Amsterdam 1899-Amsterdam 1981) Architect, meubel- en interieurontwerper Doorliep de ambachts- en industrieschool VHBO in Amsterdam. Werkte vijf jaar op het bureau van *H.P. Berlage, trad daarna in dienst bij DPW, bij de afdeling Gebouwen van Ir. A.R. Hulshoff. Na bij *Warners te hebben gewerkt, startte hij in 1926 als zelfstandig architect. Ontwierp scholen en woonhuizen, en diverse winkelinrichtingen, met name in Amsterdam. Was als architect bij verbouwingen betrokken. Ontwierp meubelen en gaf lezingen over architectuur en over oud-amsterdam. Was lid van de BNA en de Christelijke opzichters- en teekenaarsbond. PLD / Casciato 1996; Japikse 1938.

128 Roodenburgh, Jordanus (Daan) A. (Amsterdam ) Architect, meubel- en interieurontwerper Werkte circa tien jaar bij diverse architectenbureaus waaronder die van De Bazel en *Baanders. Vestigde zich in 1916 als zelfstandig architect in Amsterdam. Uitgebreid oeuvre waaronder woningen, kerken, scholen, theaters, fabrieksgebouwen, winkels maar ook meubelontwerpen, interieurontwerpen en klokken. Het grootste deel van zijn oeuvre is ontworpen voor particulieren. Werkte in de jaren twintig in de stijl van de Amsterdamse School. Zat in meerdere commissies van de BNA en was lid van A et A ( en ). Van en was hij docent bij het VHBO. AP / Website HNI, Roodenburgh. Léo Schellens en Co. s Trijpfabrieken NV (Eindhoven ) Léo Schellens onderdeel van Vescom Group (Deurne 2001-nu) Machinale trijpweverij van oudste zoon oprichter Schellens & Marto. Begon in 1920 met productie van serie moderne trijpen naar ontwerpen van onder meer *Gidding, *Jongert, Chris Lebeau en *Hamaker. Voerde ook ontwerpen van tekenbureau Nestor uit. Produceerde de eerste expressionistische stoffen in Amsterdamse Schoolstijl. Dessins werden in enkele kleuren gedrukt, geëtst, maar ook geperst of geschoren in de opstaande pool van het weefsel. Vanaf 1930 kon men dessins in verschillende kleuren als jacquard weven. Onder andere Firma H.P. Mutters & Zoon in Den Haag verkocht de trijpen. PLD / Roode, Groot 1999; Groot Schrier, Nico (Nicolaas) (Den Haag Haarlem 1989) glaskunstenaar, graficus, schilder, kunstnijveraar, monumentaal kunstenaar Volgde van de School voor Kunstnijverheid en van Königliche Kunstgewerbeschule, München. Hij ontwierp boekbanden, affiches, ex libri en ander gebruiksgrafiek. Werkte op de ateliers van schilder Herman Heuff en sierkunstenaar Mathé van der Weiden, en in het glasatelier van *Bogtman. In 1923 startte hij met Huib de Ru een atelier in Heemstede voor gebrandschilderd glas-in-lood, wandschilderkunst en mozaïeken; later onder de naam De Vonk, gevestigd in Haarlem. Ontwierp ramen voor kerken, een synagoge, openbare gebouwen en woonhuizen in binnen- en buitenland. Ook voor Provinciaal Waterleidingbedrijf van Noord-Holland te Bloemendaal (1928), Flora (1935), Groenen-daal en een paneel voor cruiseschip De Oranje ( ). Lid van Genootschap van beeldend kunstenaars Kunst zij Ons Doel (Haarlem). ilibrariana.wordpress.com/ Mommie Schwarz, foto uit cat. Hollandsche Kunstenaarskring Uit: Horn 2012, p. 28. Schwarz, Mommie (Samuel) (Zutphen 1876-Auschwitz 1942) Grafisch ontwerper, schilder, tekenaar Was in voor zijn opleiding en werk in New York; ontwierp boekomslagen en affiches en voor tijdschriften. In 1902 studeerde hij kort aan de Academie van Antwerpen. Vestigde zich na periodes in New York, Berlijn en Parijs, in met partner Else Berg in Nederland. Zijn actieve deelname aan kunstenaarsleven leidde onder andere tot affiches en themakalender voor de in deze kringen zeer populaire Duitse danseres Gertrud Leistikow. Ontwierp ook voor opera en theater, politieke partijen (AJC, SDAP) en verzorgde illustraties en teksten voor het satirisch weekblad De Notenkraker en De (Groene) Amsterdammer. Was lid van Arti (Amsterdam) en de Hollandsche Kunstenaars Kring. PLD / Horn Slebos, Jacobus Christiaan (Bussum 1897-onbekend) Behaalde na opleidingen LO Frans (1896) en hoofdonderwijzer (1892) in 1925/1926 een architectendiploma van de vierjarige cursus van het VHBO, Amsterdam. Afstudeertentoonstelling in het Stedelijk Museum. Behalve gebouwen ontwierp hij meubelen, lampen en andere voorwerpen voor gebruik in huiselijke kring zoals een muziekstandaard. Werk sluit enigszins aan bij de Amsterdamse School. Gaf in eerste helft jaren dertig cursussen over Hoogere Vormaesthetiek en over de relatie tussen schoonheid en economie en legde zijn ideeën vast in Grondslagen voor Aesthetiek en Stijl (1939). Hij was werkzaam tot PLD / Website HNI Slebos; Algemeen Handelsblad, , , Sluijters, Jan ( s-hertogenbosch 1881-Amsterdam 1957) Schilder, illustrator Volgde van teken- en schilderlessen aan de Rijksnormaalschool voor Teekenonderwijzers en van aan de Rijksakademie van Beeldende Kunsten. Vestigde zichzelf als zelfstandig kunstenaar en kreeg zijn eerste opdrachten voor illustraties. Werd lid van A et A. Won in 1904 de Prix de Rome. Werkte aanvankelijk in een academische en symbolistische stijl, maar kwam tijdens zijn reizen in Parijs in contact met de avant-garde. Bij terugkomst in Nederland was Sluijters mede verantwoordelijk voor de verspreiding van de moderne kunststromingen die hij in Parijs had gezien. Experimenteerde met allerlei verschillende stijlen en vervaardigde veel expressionistische, kleurrijke schilderijen. Maakte ook prenten, affiches en boekillustraties, waaronder in 1918 en later enkele omslagontwerpen voor Wendingen. AP / Website RKD, biografie Sluijters Jan Antonie Snellebrand, jaar onbekend. Foto uit: Pijpekamp 2003, p. 5. Snellebrand, Jan Antonie (Amsterdam ) Architect, meubelontwerper Volgde achtereenvolgens opleiding tot meubeltekenaar en bouwkundig tekenaar aan de Quellinusschool waar hij *Eibink ontmoete. Werkte na afstuderen bij *Cuypers waar hij artikelen schreef voor diens tijdschrift Het Huis. Had van 1916 tot eind Tweede Wereldoorlog met Eibink ontwerpbureau voor architectuur, interieurs en meubelen. Ontwierpen in de eerste jaren veel meubelen in de Amsterdamse Schoolstijl, van verschillende soorten hout, met expressieve vormen en details. De architectuurontwerpen waren eerst uitgesproken Amsterdamse School, later wat gematigder. Vanaf 1911 was hij lid van A et A in 1922 werd hij lid van de redactie van Architectura. Was vanaf 1935 bestuurslid, maar minder actief dan Eibink. Vanaf 1946 docent van de Academie van Bouwkunst in Amsterdam en in 1951 werd hij er directeur. AP / Pijpekamp 2003; Eliëns, Groot, Leidelmeijer 1997; Burkom Steinpatz, H. (onbekend) Sierkunstenaar Maakte met de hand gebatikte houten en celluloid kunstnijverheidsproducten zoals dozen, spiegels en kammen. Maakte ook lampenkappen. Was aanvankelijk gevestigd aan de Hooge Laarderweg in Hilversum. Het is onduidelijk hoeveel mensen hier werkten, maar hij plaatste door de jaren heen een grote hoeveelheid personeelsadvertenties. Werd in 1928 door *L. Bogtman aangeklaagd wegens plagiaat. Maakte van gebatikte bordjes en doosjes naar auteursrechtelijk beschermde ontwerpen van Bogtman uit Zijn veroordeling werd in hoger beroep teruggedraaid. Ontwierp mogelijk voor *Coorin. In 1929 werd de firma een N.V. en verhuisde naar de Liebergerweg. In Nederlands-Indië werden in de jaren dertig bij *Toko van de Pol lampen van Steinpatz verkocht. In 1933 werd zijn firma failliet verklaard, maar in 1934 werden nog enkele personeelsadvertenties aangetroffen voor H. Steinpatz op het adres Heerenstraat 10b. AP / Algemeen Handelsblad , ; De Gooi en Eemlander: nieuwsen advertentieblad , , , , , , , , ; De Indische Courant ; De Telegraaf Toko van de Pol (Nederlands-Indië 1884-onbekend) Warenhuis in Nederlands-Indië met filialen in Soerabaja, Semarang en Medan. Hoofdkantoor en directie gevestigd in Amsterdam. Specialist in woninginrichting, maar verkocht ook kleding, etenswaren en luxeartikelen, bij voorkeur van Nederlandse makelij waaronder *Leerdam-glas, lampen van *Steinpatz, Tuschinsky -karpetten en behang van Rath en Doodeheefver. Had interieurarchitecten en meubelontwerpers in dienst die meubelen in historische en moderne stijlen ontwierpen, en voerde enkele keer ontwerpen van anderen uit zoals van architect Cosman Citroen. De meubelen werden in 1928 beschreven als asymmetrisch, met donkere ornamenten, in een gewaagde stijl die de architectuur in het moederland volgde, naar de hand van een meubelarchitect die ook aandeel had in de aankleding van de Bijenkorf in Den Haag. Adverteerde tot in de jaren vijftig in Indonesische kranten. AP / Soerabaijasch handelsblad ; Bataviaasch nieuwsblad ; De Sumatra post , ; De Indische courant , André Vlaanderen, 1913, getekend door Michel de Klerk. Vlaanderen, André (Cornelis André) (Amsterdam 1881-Brugge 1955) Grafisch ontwerper, kunsttheoreticus, beeldend kunstenaar Werd van opgeleid aan de afdeling lithografie van het IvKNO. Werkte van bij het architectenbureau van *Eduard Cuypers. Doceerde van aan de Teekenschool voor Kunstambachten. Startte in 1905 zijn eigen studio. Ontwierp veel gebruiksgrafiek onder andere voor Gazelle ( ). Had ook met Kampioen, het tijdschrift van de ANWB, een langdurige samenwerking. Maakte decoratieve schilderijen voor wereldtentoonstellingen in Parijs, Düsseldorf, Brussel en Antwerpen, en gelegenheidsdamasten voor de Koninklijke Weverij Van Dijk in Eindhoven. In 1933 verscheen zijn boek Het Letterteekenen bij N.V. Uitgeversmaatschappij Kosmos te Amsterdam. PLD / Boot, Zoete 2005; De Telegraaf PLD / Website RKD;

129 Vorkink, Piet (Pieter) (Amsterdam 1878-Ede 1960) Architect, interieur- en meubelontwerper Was na zijn opleiding aan de industrieschool in Amsterdam bij diverse architectenbureaus werkzaam, waaronder dat van *Berlage. Had van een architectenbureau met *Wormser. Maakten van voornamelijk ontwerpen voor woningbouw, ook buiten Amsterdam. Hun meest uitgesproken ontwerp is villa t Reigersnest in Oostvoorne ( ), met een ex- en interieur in een kenmerkende Amsterdamse Schoolstijl, inclusief enkele meubelen. Vorkink was van docent aan de School voor Bouwkunde, Versierende Kunsten en Ambachten in Haarlem en in 1925 directeur samen met *Blaauw en Verkruysen. Was ook lang en actief lid van A et A ( , ), waaronder van penningmeester, en in de schoonheidscommissie Amsterdam. AP / Bakkeren 2004; Eliëns, Groot, Leidelmeijer F.A. Warners in zijn kantoor, jaar onbekend. Collectie Het Nieuwe Instituut, Rotterdam. Warners, F.A. (Philip Anne) (Amsterdam ) Architect, interieur- en meubelontwerper Volgde van 1904 tot 1908 lessen aan de Industrieschool in Amsterdam. Was tijdens en na zijn opleiding werkzaam bij verschillende architectenbureaus. Na een verblijf van enkele jaren in het buitenland was hij vanaf 1913 architect in Amsterdam. Ontwierp kantoorpanden, woningblokken en landhuizen. Was de pionier van de Nederlandse etagebouw. Tevens lid van A et A. Kwam hier via *Kramer en *Wijdeveld in contact met de Amsterdamse School en Frank Lloyd Wright. Benutte van de expressieve vormentaal van de Amsterdamse School, ook in ontwerpen voor inrichting en meubilair. De organische vormen, donkere kleuren en details van exotische houtsoorten werden vergeleken met die van *De Klerk. Na 1918 trad een versobering van stijl op, ook in de architectuur. Zijn meubelen werden uitgevoerd bij zijn goede vriend *H.F. Jansen. AP / Pasveer Weij, Adriaan Frederik van der (Zaandam 1885-Velp 1969) Meubelontwerper Volgde een opleiding aan de Quellinusschool onder docentschap van De Bazel. Werkte van circa in vaste dienst bij *LOV. Zijn werk heeft van alle bij LOV werkzame ontwerpers de meeste verwantschap met de Amsterdamse School. Ontwierp rond 1920 meubelen met sculpturale details en afgeronde vormen. Eind jaren twintig werden zijn ontwerpen strakker onder invloed van de Haagse School. Was artistiek leider van de CCWI in Amsterdam. AP / Eliëns, Groot, Leidelmeijer 1997; Gaillard Wichman, Erich (Utrecht 1890-Amsterdam 1929) Schilder, graficus, beeldhouwer, edelsmid en publicist Volgde een deel van zijn schooltijd in Duitsland. In Bieberstein (bij Fulda) kreeg hij tekenles van kunstschilder Von Kreyfelt. Studeerde aan de Universiteit Utrecht aanvankelijk scheikunde en biologie, maar koos in 1911 voor kunstgeschiedenis waardoor hij in contact kwam met zilversmid C. Begeer. Had in 1912 belangstelling voor het Italiaanse futurisme en het Duitse expressionisme. Zijn schilderijen uit kenmerken zich door abstractie en vlakke decoratie. Maakte na circa 1917 gemetalliseerde plaketten van gegoten beton. Vergelijkbare abstracte, vloeibare vormen waren zichtbaar in gedreven zilverwerk voor Begeer. Maakte ook handgekneed aardewerk. Ging in 1922 naar Wenen waar hij onder andere in deze techniek vazen en aardewerken maskers maakte. Maskerkoppen waren vanaf 1925 een terugkerend thema in zijn werk. Toonde in al zijn kunst een expressionisme dat paste bij de subjectiviteit van de Amsterdamse School. AP / Haffmans 1999; Eliëns, Groot, Leidelmeijer 1997; Burkom, Mulder H.Th. Wijdeveld, Foto: Rob C. Croes, Fotocollectie ANEFO. Collectie Nationaal Archief, Den Haag. Wijdeveld, Hendrikus Theodorus (Den Haag 1885-Nijmegen 1987) Architect, ontwerper, auteur Startte als twaalfjarige bij architectenbureau Jacques van Straaten in Amsterdam. Werkte daarna bij P.J.H. Cuypers, waar hij De Bazel en *Lauweriks leerde kennen. Vestigde zich, na periode in Engeland en Frankrijk, in 1913 als ontwerper en architect in Amsterdam. Was de initiator van Wendingen, het belangrijke Amsterdamse Schoolorgaan van A et A, en was van hoofdredacteur. Hij verzorgde de vormgeving en typografie van het tijdschrift, daarbij door Lauweriks beïnvloed. Zijn architectuurontwerpen weerspiegelden invloed van de Duitse architect Erich Mendelsohn en de Amerikaans architect Frank Lloyd Wright. Ontwierp tussen 1909 en 1962 zo n dertig landhuizen. Realiseerde tussen 1920 en 1924 woningen in Amsterdam. Ontwierp ook meubelen, theaterdecors en tentoonstellingen, zoals de Nederlandse bijdrage aan de tentoonstelling in Parijs in Hij was van groot belang voor de Amsterdamse School vanwege Wendingen en zijn internationale netwerk. Had met grafische ontwerpen veel invloed op ontstaan van strakke variant van de Amsterdamse School. Winkelman & Van der Bijl, Firma H.J. (Amsterdam 1909-onbekend) Atelier voor siersmeedwerk in Amsterdam. Werd rond 1909 opgericht door H.J. Winkelman ( ). De firma ontwierp en produceerde lampen en haarden en voerde tevens veel werk uit van architecten en ontwerpers. Maakte vanaf 1910 ontwerpen voor * t Binnenhuis. Vervaardigde samen met Spaan ook een groot deel van het smeedwerk voor Het Scheepvaarthuis, naar ontwerp van *Van der Mey en *De Klerk. Voerde in de jaren twintig ontwerpen uit voor klokken van onder meer *Krop, *Toon Rädecker, Remiëns, en *Richters, veelal in Amsterdamse Schoolstijl. AP / Eliëns, Groot, Leidelmeijer 1997; Boterenbrood Woltjes, Frits (Frits Johan Adam) (Amsterdam 1903-Leiden 1934) Siertekenaar, lampontwerper Begon omstreeks 1921 als ontwerper bij *De Honsel. Werkte aanvankelijk in stukloon. Ontwierp lampvormen en decoratie. Op overgebleven ontwerptekeningen, waarvan ongeveer de helft is gesigneerd, staat vrijwel alleen zijn signatuur. Werkte samen met Wim Wagemans aan opdrachten voor gebrandschilderd glas. Ze waren beide lid van Studiebent, een kunstenaarsgroep van de academie in Den Haag die tentoonstellingen organiseerde van eigen werk met beeldende kunst, edelsmeedkunst, glas-in-lood en meubelen. Werd na overname van De Honsel hoofdontwerper op de afdeling De Nieuwe Honsel van *Heybroek s Groothandel in Haarlem. Werkte hier waarschijnlijk tot zijn dood in AP / Kes 2015; Nieuwe Rotterdamsche Courant t Woonhuys (Amsterdam 1907-jaren zeventig) Meubelfirma opgericht door F.J. Zeegers. Tot 1918 aan de Vijzelstraat in Amsterdam gevestigd, opende in 1919 toonzalen aan de Prinsengracht/hoek Leidsestraat. Leverde hoge kwaliteit meubelen in diverse historiserende stijlen. Vervaardigde hiernaast ca. 75 modellen naar ontwerp van *De Klerk, waaronder enkele die vanaf 1917 in productie zijn gebracht, en liet in 1918 toonkamers door hem inrichten in Amsterdamse Schoolstijl. Voerde ook werk uit van andere ontwerpers, onder wie Kuipers en mogelijk *La Croix en zelfs *Krop. Verkocht glas-inlood van de firma *W. Bogtman. Was qua werksfeer verwant aan Het Huis van *Cuypers; sommige kunstenaars werkten voor allebei de firma s, zoals *Vlaanderen die voor beide grafisch ontwerp leverde. Zeegers overleed in t Woonhuys werd voortgezet en adverteerde tot in de jaren zeventig vanaf hetzelfde adres op de Prinsengracht. AP / Website Stadsarchief Amsterdam, t Woonhuys; Eliëns, Groot, Leidelmeijer 1997; Burkom 1990; De Telegraaf Wormser, Jac. Ph. (Jacobus of Jacques Philippus) (Amsterdam 1878-Amersfoort 1935) Architect, interieur- en meubelontwerper Volgde een cursus bouwkunde aan de Quellinusschool. Werkte op verschillende bureaus, waaronder dat van De Bazel en *Berlage, en vóór 1905 als zelfstandig architect en sierkunstenaar. Had van ongeveer samen met *Vorkink architectenbureau Vorkink & Wormser. Ze ontwierpen veel woningbouw, maar de werken in de meest uitgesproken Amsterdamse Schoolstijl zijn hun villaontwerpen. Het bekendst is t Reigersnest in Oostvoorne ( ). Ze ontwierpen hiervoor het volledige ex- en interieur inclusief ingebouwde meubelen. Wormser had buiten hun samenwerking om ook eigen opdrachtgevers en ging na 1925 als zelfstandig architect verder. Werd in 1896 buitenlid van A et A en in 1903 volledig lid; bleef tot 1929 lid. AP / Bakkeren 2004; Eliëns, Groot, Leidelmeijer 1997 PLD / Baeten, Betsky 2006; Oldewarris 2003; Eliëns, Groot, Leidelmeijer 1997.

130 Zijfers, Jac. (Jacobus Johannes) / J.J. Zijfers & Co. (Amsterdam 1891-?) / (Amsterdam of later) Meubelfabrikant, binnenhuisarchitect, ontwerper rechts boven: Gasten op het verjaarsfeest van kunstenaar Else Berg (in het midden) in haar woning, Albert Cuypstraat 272, Amsterdam, 19 februari Aanwezig waren onder meer Tine Baanders (links naast Else) en haar broer architect Jan Baanders. Collectie A. Baanders, Den Haag. Volgde de kunstnijverheidsschool in Amsterdam. Werkte bij meubelindustrie Mutters in Den Haag en daarna drieënhalf jaar bij de Werkstätte für Innenausbau in Frankfurt. Startte in 1915 aan de Keizersgracht in Amsterdam, fa. J.J. Zijfers & Co. met Bernardus Gerardus Arnoldus van der Heyden, die eerder chef en ontwerper bij *Metz en Liberty was. Maakte woninginterieurs, grotendeels naar eigen ontwerp, en verkocht onderdelen voor woninginrichting zoals karpetten en tapijt. Meubileerde later ook interieurs voor kantoren en grote gebouwen. Adverteerde tot midden jaren twintig met meubelen, waaronder enkele met Amsterdamse Schoolkenmerken in vorm en detail. Had begin jaren twintig een modelhuis aan de Keizersgracht en startte een fabriek in de Marnixstraat (vanaf 1924 in de P.C. Hooftstraat). Was eind jaren twintig gevestigd in de Kalverstraat en P.C. Hooftstraat en had in 1937 een expositieruimte in het Leidsche Boschje. Hij had in ieder geval tot 1938 een winkel in Amsterdam. Gaf lezingen over materiaal, kunst en moderne winkelinrichting. PLD / Japikse 1938; De Telegraaf ; Algemeen Handelsblad , , , , Zwiers, Lambertus (Oldemarkt 1871-Voorburg 1953) Architect, sierkunstenaar, ontwerper, schilder Werd opgeleid door zijn vader, architect H. Zwiers. Woonde en werkte van op Java, woonde tot 1928 in Amsterdam en aansluitend in Den Haag en Rotterdam. Ontwierp in 1922 het gebouw voor de Wereldbibliotheek in Amsterdam. Ontwierp ook meubelen, lampen en haardschermen. Ontwierp vanaf 1915 dessins voor behangsels, weefsels, moquettes en tapijten, vaak in opvallend felle kleurstellingen. Zijn motieven bouwde hij op uit op de Indische natuur geïnspireerde dier- en plantmotieven. Voor de Rotterdamse Woningbouwvereniging Ons Huis ontwierp hij woningen, waarvoor hij ook het behang ontwierp. Publiceerde zijn ideeën over woninginrichting in Ons huis. Higiëne en gerieflijkheid (1924). PLD / Eliëns, Groot, Leidelmeijer rechts onder: Zilveren huwelijksfeest van Hildo Krop en Mien Krop-Sleef (in het midden op de achterste rij), Amsterdam, 24 december Aanwezig waren onder meer Piet Kramer (staand, geheel links), Tine Baanders (achterste rij, vijfde van links), Mommie Schwarz (man met hoed), Else Berg (vrouw rechts naast hem op voorste rij), Fien de la Mar (actrice, staand onder de hand die Hildo Krop omhoog houdt), Charlotte Köhler (actrice, zittend op voorste rij met glimmende kleding) en naast haar Dick Greiner (met sigaret). Collectie A. Baanders, Den Haag

131

132 1 Inleiding Ontstaan, betekenis en receptie van de Amsterdamse School 2 Het onderzoek en de resultaten 3 Een nieuwe zeer fantastische richting 1 In tegenstelling tot Smeets en Kruidenier, Smeets 2014, p. 11, schrijven we de naam als Van der Mey (en niet Van der Meij) omdat hij zijn ontwerpen zelf zo signeerde. 2 Gratama 1916, p. 49. Nog altijd wordt de Amsterdamse School gezien als een onderdeel van de brede expressionistische architectuur in Europa. Zie bijvoorbeeld Pehnt 1998, p. 215 e.v.. Zie verder ook Fanelli 1978, p In 1942 zou hij wethouder Publieke Werken en Volkshuisvesting in Amsterdam worden, wat hij mede te danken moet hebben gehad aan zijn nazisympathieën. Deze kennis maakt zijn vroegere werk voor de gemeente en zijn publicaties over de Amsterdamse School wat ambivalent. Vrije Kunstenaar Zie Oldewarris 2015, p. 24. De École de Nancy werd afgeleid van een opleiding. 5 Endt Gratama 1915, p Weissman 1922, p Bijvoorbeeld gebouwen van Egbert Reitsma in Groningen (vooral zijn vroege kerkgebouwen met spectaculaire plafondschilderingen), van J.I. Planjer en J. De Vries in Utrecht en van Jac. Hurks in en rond Roosendaal. 8 Wattjes 1925, p Zie ook Oldewarris 2015, p Klerk 1916, p Bazel 1919, p Idem, p Groot 2010 (geraadpleegd 10 oktober 2015). Zie voor het ageren (oftewel agency ): Osborne, Tanner Zie de bijdragen van Frans van Burkom in deze publicatie. 14 Retera [1926], p.13-15; Boom 1926, p. 31. Ook Groot Havelaar 1924 en Havelaar Citaat over De Klerk in de tweede editie van 1928 op p Jong 1929b. 17 Bijvoorbeeld Robertson 1922, Minnucci 1924, Asselin Badovici 1926; Reus Zie Wit 1975, p Hitchcock, Johnson Zie bijvoorbeeld Steger 2014; Woodham 1994; Gordon Bowe Zie artikel Bergvelt en Van Burkom 1989 in catalogus van de tentoonstelling Art Deco in Europa, Brussel Bergvelt, Van Burkom En de catalogus van het Victoria and Albert Museum over art deco: Benton, Benton, Wood Het interieur van de kantine is sinds kort permanent opgesteld in het Museum für Kunst und Gewerbe in Hamburg. Schulz, Gräte Zie ook Jackson Het Stedelijk Museum heeft een exemplaar van Andersens Portrait of a Chesterfield Chair of My Mother uit 1964, gemaakt van gespoten polyurethaanschuim. 24 Canella 1957, p. 91: Grande e dolorosa, come gli anni di cui fu perfetta espressione. 25 Hitchcock 1958 /1971; Banham 1960/1980. Pevsner 1961 (1957), p. 665, noemt in een jubileumuitgave Het Scheepvaarthuis van de expressionistische architectuur its craziest early monument (en al sinds de editie van 1957). Het Schip van Michel de Klerk wordt op p. 666 afgebeeld. Ook: Benevolo 1960, Frank 1969 en Searing Vriend Amsterdam 1972, Ons Amsterdam Thijssen 2012, p Bergvelt et al Kessel, Kuperus [1991]; Lagerweij-Polak 1992; Kohlenbach 1994, een proefschrift; Bock, Johannisse, Stissi 1997; Baeten, Betsky De laatste twee publicaties begeleidden een tentoonstelling in het Nederlands Architectuurinstituut in Rotterdam. 32 Burkom 1990 en later. 33 Bergvelt, Burkom, Gaillard 1996; Eliëns, Groot, Leidelmeijer 1997; Groot In 1953: H.Th. Wijdeveld. 50 jaar scheppend werk, architectuur en stedebouw, ideaalprojecten, theater, decors, costuums, typografie, Wendingen, decoratief werk, publicaties, boeken. 1954: Hildo Krop. 1956: John Rädecker : Erich Wichman. Alle tentoonstellingen met een catalogus. In 1949 was er ook een huldiging van Krop t.g.v. zijn 65 e verjaardag. Krop en Sandberg hadden een band door hun verzetstijd in de Tweede Wereldoorlog. Dat verklaart waarschijnlijk mede de relatie tussen Krop en het museum. Wesselink 2014, p. 104, : Hildo Krop - beeldhouwwerken, tentoonstelling en catalogus. 36 Aangekocht: tafel en twee stoelen van Hildo Krop in 1961; Piet Kramer, groot slaapkamer-, salonen eetkamerameublement voor P. Kofman in 1963, op voorspraak nog van Sandberg (zie Dosi Delfini 2004, p. 51); meubelen van Kramer voor D.G. Vermeyden-Ligtermoet in 1966; vier meubelen van Hildo Krop van mevr. De Leeuw-Herzberg in Geschonken in die periode alleen twee De Klerkstoelen en een Kramer-stoel door J.H. Polenaar, de oorspronkelijke opdrachtgever (1962), en een Botameublement (in 1965). 37 Gesprek Ingeborg de Roode met Reyer Kras in De tentoonstellingsontwerper conservator en hoofd van de afdeling Toegepaste Kunst Wil Bertheux was opgeleid als interieurarchitect aan het IvKNO in de traditie van het Bauhaus. Het was voor hem waarschijnlijk de enige manier om een dergelijk onderwerp te presenteren. 39 Adrichem, Dosi Delfini 2004, p Conservator industriële vormgeving Reyer Kras, die van 1984 tot 2001 verantwoordelijk was voor de meubelen en andere gebruiksvoorwerpen, heeft behalve het genoemde late Piet Kramerameublement geen verwervingen van Amsterdamse Schoolmeubelen kunnen doen. Er bestond toen een niet-officiële afspraak met het Rijksmuseum dat dit museum zich op verwervingen tot en met die periode zou concentreren en het Stedelijk Museum zich meer op de functionalistische vormgeving en de periode daarna. Onder zijn opvolger Ingeborg de Roode zijn enkele belangrijke aankopen gedaan, waaronder een dressoir en klok van De Klerk, een boekenkast van Hildo Krop, een haardscherm van Marie Kuyken, zijn meubelen van Piet Kramer gerestaureerd en gepresenteerd in de tentoonstelling Kramer vs. Rietveld. Contrasten in de meubelcollectie (2004), die zij met Luca Dosi Delfini maakte voor de opening van het Stedelijk Museum CS Roode 2011, Het Parool, 6 september Caeymaex 1989; Benton, Benton, Wood Zie voor het ontstaan van Het Scheepvaarthuis: Boterenbrood, Prang 1989 en Kruidenier, Smeets De zes scheepvaartmaatschappijen zijn: KNSM, SMN, KWIM, NRM, KPM, JCJL. De eerste twee waren de grootste en belangrijkste. 2 Zie over deze projecten van Kramer: Kohlenbach 1994, p , Zie over de relatie tussen het gemeenschappelijke en het individuele: Lauweriks 1918, p. 9. Ook Wit 1975, p. 47, en Wit 1983, p. 43. Mey 1919, p. 50, 52. Van der Mey roemde Lion Cachets meubelen als de beste benadering voor de ontroeringsconceptie. 4 Van der Mey beklaagde zich in 1916 dat hij zich alleen maar met façades kon bezighouden bij Publieke Werken, omdat een andere afdeling, Gebouwen, over de plattegronden ging. Kruidenier, Smeets 2014, p. 96. Architect J.F. Staal schreef zelf in 1922 over schijnarchitectuur. Zie Casciato 1996, p Lagerweij-Polak 1992, p. 39, 40, Er zouden zelfs ambachtslieden uit Nederlands-Indië zijn gehaald om het snijwerk in de tropische houtsoorten in de grote vergaderruimte, de Beraadzaal, uit te voeren. Zie onder andere Boterenbrood, Prang 1989, p. 112, en Kruidenier, Smeets 2014, p. 85. De bron voor deze mededeling was op dit moment niet meer te achterhalen. In een noot verwijst Helen Boterenbrood naar Rozenbroek 1971, dat zich volgens haar nu in het Van der Meyarchief moet bevinden, dat sinds kort in HNI is. Helen Elands- Boterenbrood aan de auteur, dd. 8 november Dit stuk komt in de inventaris niet voor. Volgens Paul Smeets is het mogelijk vernietigd, gezien een aantekening die hij aantrof op een inventarislijst. aan de auteur, d.d. 10 november Vooralsnog houd ik het erop dat het heel goed mogelijk is, maar dat er helaas geen bewijs voor is. 7 Zie over Nieuwenhuis: Olyslager Zie over het systematisch ontwerpen: Simon Thomas 1996, p Zie over t Binnenhuis: Brentjens Criticus Just Havelaar sprak over dergelijke klanten als een geïdealiseerde intellectuelenstand tegenover de geïdealiseerde volksklasse van Berlage c.s. Havelaar 1924, p Klerk 1916, p Voor de zeer (te?) prominente rol van Berlage in de Nieuwe Kunst zie Woud Roode, Groot 1999, p De stoffen op de meubelen kunnen niet met absolute zekerheid worden toegeschreven aan Nieuwenhuis, maar ze lijken zeer sterk op zijn ontwerpen. Het gaat bij Kramer onder meer om een stoel die in bezit was van J.H. Polenaar (collectie Stedelijk Museum Amsterdam). 13 Nieuwenhuis ontwierp ook het interieur van de directiekamers van de KNSM en KWIM. Boterenbrood, Prang 1989, p Onder meer in Parijs 1925, p Op p. 118 wordt smeedwerk uit het interieur van Het Scheepvaarthuis ook aan Van der Mey toegeschreven. In de ruimten die nu nog als vergaderruimte worden gebruikt bevinden zich nog eens drie andere lampmodellen en in de huidige hotelkamers (voormalige kantoorruimten) veertien. Informatie van Louise de Blécourt per aan de auteur 4 november Tijdens het onderzoek dat Radboud van Beekum en Jan de Bruijn in opdracht van het Stedelijk Museum Amsterdam naar atelier Bogtman uitvoerden zijn vijf ontwerptekeningen hiervoor teruggevonden die ooit deel uitmaakten van het Bogtmanarchief. 16 Hoste 1916; Frank 1969, p. 149; Boterenbrood, Prang 1989, p. 85; Kohlenbach 1994, p. 42. Zij vermelden allen dat Kramer en De Klerk delen van het interieur hebben ontworpen. Frank had als bron Krop (in 1966) en Hoste mogelijk ook iemand die aan de bouw of het ontwerp meewerkte. Boterenbrood meldt dat Kramer aan de directiekamer op de tweede etage (voor de SMN) heeft gewerkt en vermoedelijk ook aan het smeedwerk in de gemeenschappelijke ruimten. Bewijs hiervoor wordt helaas niet geleverd (alleen een verwijzing naar andere auteurs, Vriend 1970 en Boer, Evers 1983) en is ook op dit moment niet meer te achterhalen. van Helen Elands-Boterenbrood aan de auteur d.d. 8 november Vlak voor het drukken van dit boek zijn in het Stadsarchief Amsterdam 96 ontwerptekeningen en blauwdrukken voor Het Scheepvaarthuis gevonden, waaronder twee ongesigneerde, maar duidelijk aan De Klerk toe te schrijven bladen met meubelschetsen en een ontwerp voor het tapijt in de directiekamer van de SMN. Met dank aan David Mulder die mij hierop attendeerde. 17 Met dank aan Paul Smeets die mij hierop wees. Van der Mey schreef het kaartje aan zijn zwager Henk Herweijer, die werkte bij Fongers, voor wie hij in die periode ook aan ontwerpen werkte (zie p ). Van der Meyarchief in HNI, Rotterdam. 18 Klerk 1917, p Zie hoofdstuk 5 over de overeenkomsten tussen meubel- en architectuurontwerpen van De Klerk. 19 Zie over de opdracht voor N.V. de Groninger Rijwielenfabriek A. Fongers: Kruidenier, Smeets 2014, p Van der Mey was met de opdrachtgever in contact gekomen omdat zijn zwager Henk Herweijer daar werkte. De fauteuil is het enige meubelstuk dat is bewaard gebleven. 20 Zie voor ontwerpen van vrijwel alle hier genoemde ontwerpers en architecten: Casciato Alleen Vlaanderen was geen architect, maar ontwerper en beeldend kunstenaar.

133 21 Cuypers gaf zelf vanaf 1903 het tijdschrift Het Huis, Maandelijksch prentenbeok gewijd aan huisinrichting: bouw- en sierkunst, meubelen (later: Het Huis Oud en Nieuw) uit, waarin voorbeelden uit veel verschillende culturen werden behandeld, en hij had een grote bibliotheek. 22 Bax 2006, p over de invloed van de theosofie op de kunstnijverheid en de architectuur. 23 Idem, p voor lijsten van leden van de Theosofische Vereniging en deelnemers aan de Vahâna-cursus. 24 Zie voor hun interesse in deze culturen: Simon Thomas 1996, p Onder meer F.A. Warners had in Engeland gereisd (Pasveer 2004, p. 7). Cornelis van der Sluys benoemde zelf de invloed uit Engeland (Sluys 1921, p. 10). Wijdeveld woonde van in Engeland. (Coultre 2001, p. 8). Via de Duitse architct J.M. Olbrich zou invloed van Baillie Scott in Nederland zijn gekomen (Bergvelt et al. 1975, p. 44). De Klerk onderging vooral via Ed. Cuypers Engelse invloed (Burkom 1996, p. 141). Verschillende bronnen noemen ook in het bijzonder de invloed van de Engelse landhuisstijl op de Nederlandse architectuur (onder meer Zwiers 1924, p. 149). De Klerk was onder de indruk van het Scandinavische boerenmeubel (Burkom 1990, p. 13). Invloed van Noord- en Midden-Amerikaanse kunst: bij De Klerk (Burkom 1990, p. 11), zie ook zijn omslag voor Wendingen 1 (1918) 2, met een totempaal; en de klok van Jan Eisenloeffel die op de tentoonstelling in Parijs 1925 werd getoond (Eliëns, Groot, Leidelmeijer 1997, p. 90). 26 Zie Simon Thomas Zij meldt ook dat bijvoorbeeld Andries Copier zich door Haeckels publicatie liet inspireren (p. 42). 27 Ros 1905, zie ook Bruijn 2015, p Hirsch z.j. 29 Staal 1918, p. 10. Zie ook: Burkom 1975, p De kunstenaar en criticus Just Havelaar schreef in 1926 nog over de afzonderlijke staat van Lion Cachet. Havelaar (1926), p. 34. R.W.P. de Vries jr. schreef in 1923 over Colenbrander: En in dit zeer persoonlijke ornament merken wij de ontzaglijke fantasie van den maker op.... Vries 1923, p Frans van Burkom schrijft het vloerkleed in een modelkamer van De Klerk voor t Woonhuys aan hem toe: Wendingen 7 (1925) 10, p aan de auteur, 5 september Kohlenbach 1994, p Lauweriks vermeldt een vloerbedekking van Kramer op de Hoedenafdeling van de Bijenkorf in Den Haag, Lauweriks [1927], p. 17. Over Van der Mey en Vorkink is enkele malen geschreven dat er interieurtextiel zou zijn uitgevoerd, maar er zijn geen stukken en geen ontwerpen bekend. Van Van der Mey is alleen een doopjurk en van een foto een jurk bekend, die hij waarschijnlijk samen met zijn vrouw heeft ontworpen. Kruidenier, Smeets 2014, p Van der Mey zou voor Het Scheepvaarthuis bij tapijtknoperij Kinheim in Beverwijk iets hebben laten uitvoeren: Kleef 1999 p. 10, bron is een artikeltje in het Haarlems Dagblad d.d. 1 november Dat kan ook om lopers in de gangen zijn gegaan. Over Vorkink: Bromberg [1931], p Het vloerkleed met de draak dat bij het ameublement voor de familie De Kup hoort (zie afb ), bevindt zich waarschijnlijk nog ergens in Duitsland, waar naartoe het in de jaren tachtig verkocht werd (informatie Frans Leidelmeijer, d.d. 1999); het vloerkleed met de slang bevindt zich vermoedelijk nog in een Nederlandse particuliere collectie (Roode, Groot 1999, p. 36); een derde kleed met geometrisch dessin bevindt zich in de collectie van de Rijksdienst Cultureel Erfgoed, Rijswijk. 33 Zie o.a. Lagerweij-Polak Burkom 1990, p Leidelmeijer, Spreen 1999, p Bij het architectenbureau van de gebroeders Baanders werkten De Klerk, Vorkink en Boterenbrood enige tijd. Lauweriks was directeur van de Quellinus-school in Amsterdam; Blaauw en Vorkink waren docent op de Haarlemse Kunstnijverheidsschool en Gratama, van der Mey, De Meyer en Rutgers gaven les bij de Vereniging van Voortgezet en Hooger Bouwkunst Onderrricht. Iedereen was lid van Architectura et Amicitia. Wit 1975 p Jansen 1925, o.a. p over de verschillende initiatieven om te komen tot schoon industrieel uitgevoerd meubel (p. 11) voor arbeiders, dat door hem van sociaal belang geacht werd. Havelaar schreef in 1924 dat het weeldemeubel en het machinale meubel niet teveel mochten verschillen: Er mag en er behoeft geen conflict tusschen beide te bestaan. Havelaar 1924, p. 50. Kramer zou voor Randoe serie-meubelen hebben ontworpen en ook ontwerpen van hem voor Nusink en Zoon zijn vaker uitgevoerd; Krop ontwierp zeker voor de Steenwijkse firma Monsieur een dressoir dat in serie is uitgevoerd want we kennen twee exemplaren en zie Lagerweij-Polak 1992, p. 132; De Klerk ontwierp zoals reeds betoogd seriemeubelen voor t Woonhuys. Behalve bij Monsieur ging dit echter allemaal om ambachtelijk gemaakte meubelen. 38 Ravesteyn 1924, Bois, Does-de Haan 1994, p Bromberg 1926, p Pijpekamp, Jansen John voerde wel een keer snijwerk uit aan een meubel waaraan Krop ook werkte. Koopmans 2004, p. 43. Toon werkte als uitvoerder bij het beeldhouwatelier van Het Scheepvaarthuis. Lagerweij- Polak 1992, p. 22. Willem voerde meubelen uit voor Krop en vermoedelijk ook voor De Klerk. Idem, p. 18; over de relatie met De Klerk, zie p Van der Mey, Wijdeveld, De Klerk, Blaauw, Staal, van Loghem, Endt en Gratama schreven bijvoorbeeld allen al in de eerste jaargang van Wendingen. Maar ook in Architectura en het Bouwkundig Weekblad komen we artikelen van Amsterdamse Schoolarchitecten tegen. 43 Zie over Wendingen: Coultre 2001, Oldewarris El Lissitzky Wendingen 4 (1921) 11; Huszár Wendingen 10 (1929) Ring werd in uitgegeven als periodiek van de gelijknamige studentenvereniging van de Kunstgewerbeschule in Düsseldorf waar Lauweriks van 1904 tot 1909 lesgaf. Het werd op Japans papier gedrukt. Moeller 1987, p , Zie over de Haagse Stijl: Rijk Over De Stijl: Kuper Zie over de grafische vormgeving in deze periode in Nederland: Broos/Hefting 1993, p , Purvis 1992, p Gouwe 1926, p. 40, S.H. de Roos, Kerstuitgaaf der Amsterdamse Grafische School, Amsterdam 1924, geciteerd in Oldewarris 2003, p Zie Middendorp 2004 p , In het Wijdeveldarchief in HNI trof hij twee vellen met alfabetten aan, die waarschijnlijk door Wijdeveld zijn ontworpen, maar voor zover bekend nooit gebruikt. Typograaf Piet Schreuders onderzocht in 1989 het bruglettertype en bewerkte op basis van oude tekeningen het alfabet dat uitsluitend uit kapitalen bestaat. De toeschrijving aan Kurvers is gebaseerd op vergelijking met letters op zijn boekomslagen. Kramer en van der Mey zouden ook echter als ontwerper in aanmerking kunnen komen, gezien hun betrokkenheid bij Publieke Werken en brugontwerpen. 51 Tussen 1910 en 1950 zijn er bijna 230 bruggen gebouwd (of verbouwd); 220 daarvan naar ontwerp van Kramer (hij had er 500 ontworpen). Ruim 70 zijn voor 1930 gerealiseerd, dus meer dan 150 zouden de brugletter kunnen bevatten. Boer, Evers 1983, p ; Kras, Bóza 1995; Kohlenbach 1994, p Over Methorst: Driessen Zie over Gidding: Simon Thomas, Adriaansz, Van Dijk Zie Roode, Groot 1999 voor een uitgebreide analyse. 55 Sluys 1925, p. 18. Over behang: Retera 1924, p In 2011 werd een groot aantal ontwerpen, proefdrukken en behangselstalen door de kleinzoon van Zwiers, Dhr. Snoeck Henkemans en zijn vrouw, aan het Stedelijk Museum Amsterdam geschonken. Veel ontwerpen zijn in 1916 gedateerd, dus er zitten zeker stukken bij die toen geëxposeerd waren. Amsterdam Gratama 1917, p Vries Simon Thomas 1996, p Onder meer schilder en schrijver W.O.J. Nieuwenkamp, die uitgebreid in Nederlands-Indië reisde, publiceerde een boek over Bali en Lombok. Nieuwenkamp Grafisch ontwerper Anton Kurvers had allerlei oosterse voorbeelden in bezit zoals Japanse houtsnedes. Met dank aan dhr. Carp, d.d. 21 januari nl/aweb/archipedia/archipedia. asp?id=539. Geraadpleegd 4 november Olyslager Van Burkom heeft betoogd dat de vorm van het vergaderhuisje van De Klerk in zijn complex Het Schip en ook het complex zelf zijn geïnspireerd op een Balinese draagstoel. Zie Burkom 2016 en verder ook hoofdstuk 8 in deze publicatie. 63 Tussenbroek 1933, p Bois, Does-De Haan 1988 p Dikken 2002, p. 9. Brief van Liem Bwan Tjie, d.d. 26 maart 1964 (collectie I.S. Rombout-Liem, Overveen). 66 Visser 1918, p. 9; Havelaar 1924, p. 42; Retera 1924, p. 22. Door Retera wordt een connectie gelegd met de heldere kleuren van de beeldende kunst vanaf het impressionisme. 67 Imanse 1982, p Zijn artikel gaat uitgebreid in op de contacten tussen Nederlandse en Duitse kunstenaars en de invloed van groepen als Die Brücke (o.a. Kirchner en Schmidt-Rottluff) en Der Blaue Reiter (o.a. Kandinsky en Marc). Kandinsky en Marc exposeerden in 1913 met de Moderne Kunstkring in het Stedelijk Museum: Boyens, Boyens 1994, p Boyens, Boyens 1994, p. 19: Vanaf 1911 was er invloed van Duitse expressionistische kunst, vooral van kunstenaarsgroep Die Brücke via Galerie Der Sturm in Berlijn, op Sluijters, Van Heemskerck, Else Berg (IdR: de partner van schilder en grafisch ontwerper Mommie Schwarz) en Charley Toorop. P. 36: Van Heemskerck had vanaf 1913 contact met de eigenaar van Der Sturm, Herwarth Walden. P. 125: zij werd ook vooral beïnvloed door Kandinsky en Franz Marc van de kunstenaarsgroep Der Blaue Reiter. Bosma 1982, p. 18: Toorop kende het werk van Der Blaue Reiter in ieder geval sinds de Sonderbund -tentoonstelling in 1912 in Keulen. Boyens, Boyens, p Brederoo 1982, p. 123, over Rädecker. Kohlenbach 1994, pp. 63, 64, 230. Toorop liet Kramer ook kasten en banken ontwerpen. Net als haar vrienden Rein en An Harrenstein-Schräder in Amsterdam ging ze later met Gerrit Rietveld in zee. Rietveld behield de ingebouwde bank van Kramer, maar liet hem rood schilderen. Zij kende Rietveld waarschijnlijk via de Harrensteins (An was een zus van Truus Schröder). 70 Bax 2006, p Retera 1924, p. 22; Gratama 1923, p Retera 1924, p Zeylmans (1917) 1982, p. 590; Retera 1924, p. 22, 23; Reigersberg 1938, p. 50. In de bibliotheek van het Rijksmuseum bevindt zich een exemplaar van de 6. Verbesserte Auflage van de belangrijkste publicatie van Ostwald uit 1921, die, getuige een stempel op de titelpagina, in bezit is geweest van de Kunstnijverheidsschool Quellinus, wat een van de bolwerken van de Amsterdamse School was. Ostwald 1917/1921. In verschillende Nederlandse uitgaven wordt de kleurenleer toegelicht, o.a. Kerdijk 1927, passim. 74 Tol 1925, p. 34; Zeylmans (1917) 1982, p Kerdijk 1927, p Huigen 2016a. In opdracht van het Stedelijk Museum heeft Susanna Huigen in het kader van haar masterscriptie Kunstgeschiedenis aan de Universiteit Leiden onderzoek gedaan naar het gebruik van kleur op meubelen in de Amsterdamse Schoolperiode. De alinea s over de kleurtheorieën en de toepassing van beitsen op meubelen zijn met gebruikmaking van haar informatie tot stand gekomen. 77 P. Kramer, Hoe de architect zich het inwendige gebouw gedacht heeft, Het Anker (1914) 620, 7 maart. De inhoud is beschreven in Kohlenbach 1994, p Zie Timmer Onder leiding van prof. Maarten van Bommel doen verschillende studenten van de restauratorenopleiding aan de Universiteit van Amsterdam momenteel onderzoek naar het gebruik van beitsen op meubelen. Adrichem et al Hoek [1908], p. 58, 59; Hoek [1943], p Vanaf 1901 waren er verschillende indanthreen kuipkleurstoffen ontwikkeld, te beginnen met blauw als alternatief voor indigo, waardoor er betere, lichtechtere verfstoffen op de markt waren gekomen. Zie bijvoorbeeld: Hasselt 1954, p geraadpleegd 31 oktober 2015 op kncv.nl/uploads/2014/2/cw kleurstoffen--ocr.pdf. 81 Zie o.a. Bruijn Baeten, Betsky 2006, z.p. (32-33). 83 Tussenbroek 1925, p Lagerweij-Polak Schaik 1982, p Koopmans 2006, p. 43, en Lagerweij-Polak 1992, p Wijdeveld 1918, p Leeuwen, Mattie Reden voor het nagelvast bevestigen van sommige meubelen, zoals het buffet, was dat in het vakantiehuis de losse meubelen elk zomerseizoen uit een opslag gehaald moesten worden en opnieuw geplaatst. In geval van permanente bewoning diende namelijk forenzenbelasting te worden betaald. Bakkeren 2004, p. 21, Een ameublement van Piet Kramer kostte er 4 à 500 gulden, circa een derde van een jaarsalaris van een arbeider. Venema 1975, p. 11. Het ameublement van H. van Dorp was rood gebeitst, dat van Arnold Jansen groen. Jansen 1925, p Bergvelt et al., 1975, p Zie over meubelen: Roode 2012, p De tentoonstellingscommissie bestond uit de kunstenaars: ir. J. de Bie Leuveling Tjeenk, voorzitter, mr. J.F. van Royen, vice-voorzitter, B.T. Boeyinga, secretaris en de leden E. Kuipers, T. van Reyn en C.J. Blaauw. Thoor 1997, p Doesburg 1925, p Purvis 2001, p Zie Wilk Goss 2014, p. 10. Men kreeg een oorkonde, maar voor een fysieke prijs moest men betalen. Koopmans 1994, p. 103.

134 4 Visuele representatie door foto s Het gemis der kleur en het ideale interieur 5 Michel de Kerk scheppend meubelkunstenaar 6 De Amsterdamse School in een commerciële context 7 Kleuring en filtering van licht. Gebrandschilderd glas en glas-in-lood in interieurs 1 Bromberg 1931, p Aynsley, Grant 2006, p. 17: A highly selective process. 3 Zie Roode, Groot, p Bromberg 1931, p. 7 en de foto s p met interieurs van Kramer en Vorkink. 5 Zo leken de grijze kleuren op een contemporaine foto van de Witteveen kinderstoel van Gerrit Rietveld uit 1921/1922 door het type negatief een ander beeld te geven dan de kleuren van de originele stoel. De door Ingeborg de Roode en restaurator Jurjen Creman beschouwde originele kleur geel van de leren riempjes was donkergrijs en leek donkerder te zijn dan de diepblauwe onderdelen. De kleuren bleken echter wel degelijk origineel en de stoel is in 2008 gezamenlijk aangekocht door het Stedelijk Museum en het Centraal Museum. Zie Boekraad et al. 1995, p. 56, 58, over het geel op een schilderij van Mondriaan dat op een zwart-witfoto uit de jaren twintig bijna zwart was en hun reconstructie van de kleuren van het atelier van Mondriaan in Parijs (p ). 6 Sluys 1925, p Het ISN was opgericht om sierkunstenaars en ontwerpers te steunen door bemiddeling voor opdrachten tussen hen en de industrie. Het fotoarchief is in het Stedelijk Museum. 8 Benton 2006, p Bijvoorbeeld de ingekleurde foto van de woonkamer van villa Jeanneret in Parijs door Le Corbusier in L Architecture Vivante, 1927, en een kleurenschema voor de herinrichting van villa La Roche- Jeanneret in Parijs, Zie ook Heer Michels Ook, voor een Nederlands voorbeeld: Kappers, Molenaar Corbusier 1921 en Zie Batchelor Gratama 1917, p Ook geciteerd in Retera 1924, p. 22 en Roode, Groot 1999, p Klerk 1917, p Elk meubel tekende hij eerst in perspectief, daarna maakte hij de werkteekening ( ) met constructie en houtverbindingen, schitterende originele profielen. ( ) Nimmer kon bij deze meubelen de machine ons te hulp komen; ze waren slechts met de hand te maken en dan nog alleen door de bekwaamste schrijnwerkers. Hoe hebben honderden zijn vinding bewonderd: de oplossing eener zevenkantige tafel. Hij was niet alleen schepper, hij wist tevoren hoe zijn geestesproducten moesten worden gemaakt. Zeegers Zie mijn eigen publicaties over De Klerks vormgebruik en de betekenis daarvan: Burkom 1990, passim; Burkom 1996, p ; Burkom 2001, p ; Burkom 2007a, p ; Burkom 2007b, p Wijdeveld 1923, p. XIII. 5 Wijdeveld 1925, p Burkom Zie bijv. voor gelijktijdig (1915/1916) indisch geïnspireerd werk van de met De Klerk bevriende beeldhouwer Hildo Krop en van De Klerks collega bij het bureau van Ed. Cuypers en later bij de Amsterdamse Dienst der Publieke Werken (PW), Ad Grimmon: resp. Burkom 2007b, p en n. 10; Burkom 2012, p. 219 e.v.; zie ook Jansen 2014, p en verder voor Ad Grimmon, www. adgrimmon.nl. 7 De Klerk moet al lang met dit middeleeuwse, later boerse type krukstoel bekend zijn geweest. Jan Kalf, medewerker van het Nederlandsch Museum (Rijksmuseum), publiceerde er al in 1905 over in Ed. Cuypers bureautijdschrift Het Huis Oud en Nieuw: Kalf, 1905 p De Klerk moet die publicatie gekend hebben. Dergelijke publicaties werden ook door de tekenaars van het bureau en van het Kunstnijverheidsatelier Het Huis in de Kerkstraat gebruikt. Over vergelijkbaar boerenprimitivisme in bijvoorbeeld het dressoir dat deel uitmaakt van het salonameublement en dat de vorm heeft van een bahut, een boerenkistkast op klossen: Burkom 2007a, p ; p. 68. Ik benoemde de salonkast of bahut daar overigens onjuist als buffet. Op het schetsblad HNI KLER 1052 omschrijft De Klerk in een gekrabbelde opsomming van de onderdelen van het salonameublement de kast ook zelf als dressoir. 8 Beekum 2008, p (afb.). De nieuwbouw werd niet op die plek gerealiseerd wegens de voorgenomen verbreding van de Vijzelstraat. Ze werd vervolgens door bureau Jacot gewijzigd, maar met ongeoorloofde gebruikmaking van ontwerpelementen van La Croix, in gerealiseerd aan de Prinsengracht/hoek Leidsestraat. 9 Vivekananda 1987 (in oude vertaling van G. van Suchtelen van de Haere). Hier specifiek de opmerkingen over asana (de juiste lichaamshouding: het rechthouden van borst, nek en hoofd) p , pranayama (de beheersing van de kosmische energie) en het psychisch prana, p. 50 e.v., sushumna, de lotus van kundalini, Ida en Pingali. Swami Vivekananda ( ) was destijds de enige die zijn theoretische en praktische kennis van Karma-, Bhakti-, Jnana- en Rajayoga van Vedanta in het Engels en in voor westerlingen begrijpelijke taal middels lezingen, yogacursussen en publicaties communiceerde. Met zijn boeken en door zijn lezingen genoot hij grote bekendheid in Europa en Amerika. Rajayoga richt zich door concentratie, meditatie en contemplatie op de innerlijke aanschouwing van Vedanta, d.w.z. op het einde van de Vedas, de hoogste kennis. 10 Klerk 1917, p Bax 2006, p. 472, vermeldt dat Mathieu Lauweriks dochter zich herinnerde dat haar vader Rajayoga van Vedanta beoefende. In dat geval is het aannemelijk dat hij boeken van Vivekananda in huis had. De Klerk was niet aantoonbaar theosoof, Lauweriks wel. Yoga, zoals door Vivekananda gepropageerd, was niet specifiek theosofisch. Bax besteedt aandacht aan kundalini op p en p Tijdens de oorlogsjaren keerde het esoterische symbolisme van het fin de siècle weer in volle hevigheid terug, maar nu in veel persoonlijker en expressiever ( expressionistischer ) vormen. Van de theosofische esoterie waren Lauweriks en De Bazel destijds de belangrijkste, avantgardistische representanten geweest binnen het genootschap A et A, onder andere met hun ideeën over proportie en ontwerpen op wiskundig systeem en met hun syncretistische, theosofische opvattingen over kunst en wijsheid der oude beschavingen als die van Egypte, Mesopotamië en India. Na 1916 hernam Lauweriks zijn oude positie binnen A et A vrijwel onmiddellijk, maar nu meer als éminence grise. Hij werd in 1917 redacteur van Architectura en in 1918 redacteur van Wendingen. Dat hij het eerste omslagvan dit buitengewoon luxe genootschapstijdschrift mocht ontwerpen zegt iets over zijn status, dat De Klerk het tweede kreeg, over die van hem (afb , 3.25). De Klerk overtrok zijn eigen ontwerp met een Lauweriksiaans net van gestileerde slangen-rhytmus -motieven: de kosmische golven van prana of in theosofische termen: fohat. 12 Wijdevelds verslag van de lezing van J.L.M. Lauweriks: Wijdeveld 1915a, p Een verslag van een andere auteur (Huib Hoste?) verscheen op 18 februari 1915 driemaal in identieke vorm in: De Telegraaf (avond), Algemeen Handelsblad (ochtend) en NRC. Daarin lag veel meer nadruk op Lauweriks ruimtelijke kiemcel - systematiek. Met dank aan Cilly Jansen. Ook: Johannisse 1997 p. 35 en n. 25. Wijdevelds verslag van Lauweriks lezing werd niet in Algemeen Handelsblad van 18 februari 1915 of elders in de pers gepubliceerd, zoals daar wordt vermeld. 13 Burkom 2016, noot Pluym 1915, p Wijdeveld 1915b, p With 1997, p De Klerk 1917, p Zie ook de lijst met biografieën. In Amsterdam: Deen; Dijst; Drilling; Gescher & Kemper; NV v/h Haag & Zoon/Haag & Pool; J.B. Hillen & Co; Wed. H.W. Ingenhoes; Meubelfabriek H.F. Jansen & Co; Wed. A Kraak Azn (Zwiers); Napoleon Le Grand/ t Modelhuis; Paerels; Reens; Christiaan Teders; Zijfers & Co. In Haarlem/Overveen: DAS, J.A. Boskamp & Zonen, Onder den St. Maarten (eerst Zaltbommel); Sevenhuysen. In Leiden: A. Lucas met J.C. Kort. In Den Haag: Gescher & Kemper; Hack; Lecointre; Mutters; Van Oudheusden. In Rotterdam: Allan & Co, Eckhardt (ook Den Haag); Gebrs. Godschalk, N.V. Gogarn s Meubileering Mij. 3 Boom 1926, p. 27, en , foto s van meubelen naar ontwerp van C. de Jong die ontwierp voor J.A. Boskamp & Zonen. Vooral een wieg met gebatikt gordijn door Pieter van Gelder toont overname van de Amsterdamse Schoolvormgeving. 4 Dit blijkt in vergelijking tot het aanbod in het algemeen tussen 1895 en Zie Groot Firma Dijst, reclame in Wendingen 2 (1920) 5, p. 14, 6 (1924) Dezelfde in Op de Hoogte 23 (1926), nr. 9, en in het Huis Oud en Nieuw (1928) 1. 6 Kreunen-Mees Ook Groot 2007, p Voskuil, 1922, p Voskuil, 1922, p. 73. Ook Mey 1920, p Rogge 1921, p ; Groot, Gaillard 1999, p Lucas en Kort presenteerden hun werk voor het eerst in Rogge 1925, p Groot 2007, p Schrier , p , en p Sevenhuysen had in 1915 de verbouwing ontworpen van Apotheek Het Hert in Amsterdam, Nassaukade/ Van Lennepkade, een winkelpand waarvan het glas-in-loodbovenlicht nog aanwezig is. Het vignet voor De vrouw en haar huis bleef zeker tot en met 1930 in gebruik. 13 Een van die interieurs uit het Amsterdamse huis van An Harrenstein staat in de vaste opstelling van het Stedelijk Museum Amsterdam. 14 Schrier , p Koch 1998, p Afgaande op tekeningen bij advertenties in het Algemeen Handelsblad vrijdag 11 januari en 20 september Collectie Stadsarchief Amsterdam. 17 Koch 1998, p Ferguson Brief W.J. Brusse aan Jo Daemen, 28 februari Archief Brusse, Letterkundige Bibliotheek KB Den Haag. Met dank aan Hans Oldewarris. 20 Haarlems Dagblad 15 september 1920 (geraadpleegd 8 november 2015). 21 Groot 2007, p. 175 e.v. De vrouw en haar huis 1928 (juni) 2, p Advertenties in het Leidsch Dagblad, 4 december 1924, 20 maart 1925, 1 december Online database Historische kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken (geraadpleegd 8 november 2015). 23 Groot 2007, Bijlage I, p Cafe Dorrius, Spuistraat 289 Amsterdam, Archief Willem Bogtman, comm. boek 1921/1923 nr. 22 en comm. boek 1923/1924 nr. 12 F. Advertenties in onder meer De Telegraaf, 5 September 1919, en Algemeen Handelsblad, 4 september In het pand is nu gevestigd Indonesisch restaurant Kantjil en de Tijger. Met dank aan Radboud van Beekum. 25 Zie voor een persoonlijk verslag bijvoorbeeld de brieven van Dirk Hendrik de Vries, directeur van de Moluksche Handels-Vennootschap te Amsterdam, geschreven tussen 1883 en 1901 uit Nederlands-Indië. In Wallis de Vries 1996, p en p , , Dit kantoorpand zal in de nabije toekomst worden verbouwd tot appartementen. 27 Reuser en Smulders stamt uit 1896 en bestaat nog steeds. Zie ook tabakvaria.blogspot.com, d.d. 18 augustus 2013 (geraadpleegd 8 november 2015). 28 De Gooi- en Eemlander, 12 maart Via (geraadpleegd 8 september 2015). 29 Debiteurenboek nr. 8953, American Lunchroom, in bezit van de firma Hillen te Amsterdam. Met dank aan de firma Hillen. 30 Het volgende nieuwe Bijenkorfwarenhuis in Rotterdam uit 1930 door Willem Dudok was een functionalistisch glaspaleis. Dit werd verwoest tijdens de Tweede Wereldoorlog. Op het weblog nl/bijenkorf.html, is een weergave van het gebouw te zien op de oorspronkelijke plaats (geraadpleegd 8 november 2015). 31 Groot 1993, p Brunhammer, Tise 1990, p , ; Troy 1991, p Timmer Tuschinski Er waren behalve Bogtman en De Nieuwe Honsel nog zeker veertien ateliers en bedrijven in Nederland actief in dit ambacht in relatie tot de Amsterdamse School. In Amsterdam: Kloosterhuis, Koelewijn & Van De Ent en Winkelman & Van der Bijl. In Haarlem: Glasatelier J.W. Le Nobel, Pronk en Van Bommel (leerlingen van Bogtman). In Den Haag: E.W.F. Kerling, N.V. Crabeth, en H. Liefkes. In Rotterdam: Degens, Gidding & Zonen, en Warffemius. In Delft: A.J.A. Heetman, Lotes en t Prinsenhof. 2 Archief Willem Bogtman [hierna: AWB], commissieboek IX, folio Dit gedeelte over Willem Bogtman is gebaseerd op een onderzoek door Jan de Bruijn en Radboud van Beekum in het archief van de erven Bogtman, dat ten tijde van dit schrijven was ondergebracht in het depot van het Stedelijk Museum Amsterdam. Van dit onderzoek is uitgebreider verslag gedaan in de bachelorscriptie De Bruijn 2015 onder begeleiding van Marjan Groot. Bijzondere dank gaat uit naar Henk Spreen, Rob Crèvecoeur, Roel Hildebrand, Goos Vreugdenhil en Saskia Doodeman die ons waardevolle (technische) kennis verschaften. 4 Loeff-Bokma 1933, p AWB. Kasboek Zie ook Spreen 1999, p. 18. Voor het gebouw en de architect zie Van Beekum 2008, p. 43, Spreen 1999, p Gouwe 1932, p. 53. Dhr. Spreen, gesprek met auteurs d.d AWB, notaboek I, folio 133. Bogtman plaatste de kap in de (na) zomer van Hij maakte verder glas-in-loodramen in de hal links en rechts van de hoofdingang, in de deuren naar en ramen van de kantoorruimtes, in de grote Beraadzaal en in de directievertrekken en kantoorruimtes. Ook leverde hij het glas voor verschillende lantaarns in het pand. AWB, commissieboek I, folio 3, 19; Boterenbrood 1989 p. 105.

135 8 Janus schaatst Michel de Klerk ontwerpt een tafelklok 9 De Amsterdamse School in internationaal perspectief 9 Respectievelijk AWB, commissieboek II, folio 16; Algemeen Handelsblad 1915; Telegraaf 1915b; N.v.d.D. 1915; NRC En AWB, commissieboek II, folio 13. Ook Kruidenier en Smeets 2014, p. 52, Oven 1919; Valstar 1918a. Bogtman hield het ontwerpen bij voorkeur in eigen hand omdat zijns inziens een architect of kunstschilder het gevoel voor de techniek volstrekt mist en daardoor dikwijls een onbruikbare schets levert. 11 Voor de invloed van Haeckel op Bogtman zie Bruijn 2015, p Onder andere voor kantoren en schepen van de Rotterdamse rederij Willem van Driel, de Rotterdamsche Lloyd, de Koninklijke Hollandsche Lloyd, de Rotterdamsche Droogdokmaatschappij en de Vereenigde Nederlandse Scheepvaart Maatschappij. 13 AWB, commissieboek XI, folio 22/23. Ook Boom 1931; De Locomotief 1931; Loeff-Bokma AWB, commissieboeken I-X. 15 D/SMA, AWB, commissieboek II, folio 139, 140; IV, folio 1, 41; VII, folio 103, 247. Zie verder onder meer Beekum 2008, p. 86; Botman, Tummers 1990, p. 30; Burkom 1996, p ; Havelaar [1926]; Hoogveld [1989], p. 78; Kohlenbach 1994; Leeuwen, Mattie 2005, p. 84, 119, 121, 128, 134; NRC 1926; Pijpekamp 2003; Ritter 1926; Staal 1921; 1923; Wijdeveld Hoogveld 1989, p. 78. Ook Goossens Zie ook Kraaijeveld 2013, p Brieven van Roland Holst aan Bogtman (1922) zijn in het archief Bogtman van het Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum Amsterdam. 18 NRC 1925a. Vogelsang 1925a roemde de technische en artistieke bedrevenheid. NRC 1925b. AWB, brief van Nederlandse tentoonstellingscommissie aan Bogtman d.d. 1 november Doordat Bogtman voor Winkelman geen hele lampen maar nagenoeg alleen lampenruitjes leverde, en de vorm van de uiteindelijke lampen doorgaans niet bekend is, kan uit de in de commissieboeken genoemde aantallen glaasjes lastig exact opgemaakt worden hoeveel lampen Winkelman en Bogtman uiteindelijk hebben vervaardigd. 20 AWB, commissieboek I, folio 3. De lantaarns in het trappenhuis zijn waarschijnlijk een ontwerp van Van der Meij. Mevr. de Blécourt, gesprek met auteur d.d AWB, commissieboek I, folio 19, 21, 39, 62, 83; II, folio 12, 39, 74, 90, 101, 120, 138; III, folio 12, 64, 106, 184, 218; IV, folio 23. Daarnaast vervaardigde Bogtman een enkele maal een lamp in eigen beheer: commissieboek I, folio 22, 65, 66; II, folio 11, 40, 55, 84; III, folio 78, AWB, commissieboek IV, folio 139, 140, 153; V, folio 21, Boskamp: AWB, commissieboek VI, folio 73, 120; VII, folio 84, 198, 258; VIII, folio 25, 68, 102, 115, 175; IX, folio 156, 264; X, folio 11, 69. Kloosterhuis: AWB, commissieboek VI, folio 79; VIII, folio 185; IX, folio 61, 123. Boskamp gaf ook het tijdschrift Stijl uit, later voortgezet als Nieuwe Vormen. 24 Bogtman 1905; 1912a; 1912b; Ook Bruijn 2015, p ; Simon Thomas Oven Bogtman verzette zich stellig tegen een contemporaine arbeids- en kostenbesparende trend om ook de hoofdvormen van een raam met glasverf op te zetten. Bogtman 1912a, p Telegraaf Vooral uit Duitsland. D/SMA, AWB, kasboeken. Dhr. Vreugdenhil, gesprek met auteurs en ; Dhr. Hildebrand, gesprek met auteurs d.d Ook Andela 2008, p Oven Mevr. Doodeman, gesprek met auteurs d.d Telegraaf Ook Nicolas [1938], p Ofschoon lastig is in te schatten hoe degelijk de ramen werkelijk waren, lijken reparaties zeldzaam te zijn geweest, aangezien de commissieen kasboeken nauwelijks melding maken van reparatiewerk. 30 Dhr. Hildebrand en dhr. Vreugendenhil, gesprek met auteurs d.d ; mevr. Doodeman, gesprek met auteurs d.d Tevens onder meer: Algemeen Handelsblad 1915; 1926; Boom 1931; De Bouwwereld 1918; Gerstel 1925; Haarlems Dagblad 1930; Kerkhoff 1915; Leeuwarder Courant 1918; Nieuw Israëlietisch Weekblad 1926; NRC 1926; Oven 1919; Pinkhof 1928; Telegraaf 1915a; 1930; Vaderland 1922; 1932; Valstar 1918a; Vogelsang 1925a; Het Volk 1914; Wils Uit de archieven van kerkgemeenten waarvoor Bogtman glasin-lood vervaardigde, blijkt dat men zich af en toe heeft afgevraagd of het werk überhaupt af zou komen. Mevr. Doodeman, gesprek met auteurs d.d Met een vierkante meterprijs van gulden lijkt het atelier ook flink duurder te zijn geweest dan de meeste andere eigentijdse firma s. 32 Leidelmeijer, Van der Cingel 1983; Hoogveld 1989; Leidelmeijer 1997; Eliëns, Groot, Leidelmeijer 1997; Leidelmeijer, Bax, Gaillard (red.) Dit gedeelte over De Nieuwe Honsel is ontleend aan het onderzoek naar De Nieuwe Honsel voor het bachelor eindwerkstuk van Marthe Kes aan de Universiteit Leiden onder begeleiding van Marjan Groot, juni Bijzondere dank gaat uit naar Rie Herens, Peter van Dam en Frans Leidelmeijer. 34 Omdat het glasatelier op deze naamsveranderingen na hetzelfde bleef, wordt de periode hier gemakshalve aangeduid als De Nieuwe Honsel. De periode na 1928 wordt aangeduid als De Nieuwe Honsel als onderdeel van Heybroek s Groothandel. 35 Privéarchief De Nieuwe Honsel [hierna: PANH], Correspondentie Woltjes, z.j., in Kes 2015, p Advertentie in Vaderland, Vaderland, 8-10, 12, 13, mei Mondelinge mededeling F. Leidelmeijer aan auteur, 14 januari PANH, Correspondentie Duiker, 1923, in Kes 2015, p Aantekeningen van Frans Leidelmeijer n.a.v. zijn gesprek met mevrouw I.H. Cusell-Herens (jaartal onbekend) 41 PANH, Correspondentie A. Lacroix Paris, 1925, in Kes 2015, p Dit blijkt uit ontwerptekeningen en een foto van Heck s Lunchroom Den Haag, met een raam ontworpen door W. Wagemans en F. Woltjes. Herkomst foto: Beeldbank Haags Gemeentearchief identificatienummer Voor Duitse glasproductie Bröhan 1992, de voorbeelden op p , en Schöne-Chotjewitz 1997 voor B. Mauder. Duitse glasfabrieken gebruikten ook de techniek van koudbeschilderen op glas. 44 Ward Eidelberg et al. 2005, p en afbeeldingen; Duncan, De Bartha 2014, p en afbeeldingen. 46 Booij 2013, p. 123, Vogelsang 1925b Voor een penduleklok, resp. een hangklok voor eigen gebruik, als deel van zijn eigen ameublement uit 1910, bestaan al minstens zes schetsen en krabbels. Het definitieve ontwerp hangklok werd kennelijk gelijktijdig, in 1914, uitgevoerd met het ameublement voor zijn vriend Jo Polenaar. De hangklok werd blijkbaar overgedaan aan Polenaar, want hij maakte vervolgens deel uit van diens huiskamerinrichting. Zie: Wendingen 7 (1925) 10, p. 14 en Burkom 1990 (afb. 8 en 9). Er is een wandklok voor de eerste versie van de inrichting van de modelsalon van t Woonhuys (1916), een hangklok met een realistische Vader Tijd (ogenschijnlijk vermomd als Charles Darwin) voor Villa Overbosch te Crailo ( , waarschijnlijk afgebrand), een in de opstand ingetekende, vaste wandklok Bijt u tijd voor het postkantoor aan het Spaarndammerplantsoen (1918), zie Burkom 2001, p. 33, p. 42 (afb). Ten slotte is er nog een voor de grote zaal van KARZ De Hoop in Amsterdam (1922), waarvan geen tekeningen bekend zijn, zie afb p Veen 2003, cat. 198, afb. p Eilers maakte in 1928 reclamefoto s van de bakelieten Philips luidsprekerschaal model 2007 naar ontwerp van Louis Kalff. Als achtergrond gebruikte hij zijn eigen interieur waarin de klok figureert. De foto dook op in de Eilerscollectie van het Studie en Documentatie Centrum Fotografie (SDCF) van de Universiteit Leiden. Met dank aan Anneke van Veen. Andere afbeeldingen van deze klok: in Klok in Eschdoornhout uitgevoerd in 1914 in: Wendingen, 7 (1925) 10, p. 20, en in: Parijs 1925, p HNI-archief KLER 0383 en KLER 0384; KLER 1245 allereerste probeersels; verso wiegontwerpen eerste schets zolderraam 2de blok. Zo verschijnt er op blad KLER 0384 tussen allerlei klokschetsjes, ook de bekroning van het in deze vorm uitgevoerde tuinhekontwerp met het opschrift Bileken, de naam die de opdrachtgeefster haar villaatje had gegeven. Ook Vriend 1970, p. 30, heeft de vormovereenkomst tussen tuinhek en klok geobserveerd. Onder het jaar 1914 schreef hij: Landhuisje te Hilversum (...) Vooral het tuinhek hiervan is typerend, met vormen die hij later, b.v. voor een uurwerk zou toepassen. (Wendingen, jrg. 1918, nr. 3). Dat dit niet pas later was doet verder niet terzake: Vriends observatie steunt de mijne. Vriend kon bovendien het tekeningenmateriaal van De Klerk in de late jaren zestig nog niet gezien hebben; het werd pas begin jaren zeventig teruggevonden en in 1973 voor het eerst weer getoond. Bock, Johannisse, Stissi 1997, p De zeer populaire bronzen en/of gietijzeren klok van Hildo Krop met Pan en twee losse wierookbranders met fabels uit Oost de kantjil en de slang onder een waringin en West de vos en de raaf in een sparrenboom behoren daartoe. Ook beeldhouwers als Bernard Richters, Theo Vos, Janus Remiëns en Toon Rädecker leverden ontwerpen aan Winkelman & Van der Bijl. De klokken verschenen vrijwel zeker pas na de Eerste Wereldoorlog op de markt. Zie p. 208, 212, De Klerk bezocht blijkens zijn reisschetsen, tijdens zijn gecombineerde huwelijks-/ studiereis in naar Scandinavië, in januari-februari 1911 Skansen bij Stockholm, het eerste openluchtmuseum van Europa. Hij tekende ook Zweedse volksmeubels in het Nordisk Museet en Egyptische en Griekse antiquiteiten in het National Museet in Stockholm. Zie verder ook: Wendingen 6 (1924) 2, Reisschetsen van Michel de Klerk. 6 Zie: Zimmer 1992, p. 155; zie verder ook: Glossarium van Indiase en Indonesische termen in: Fontijn 1992, p De omschrijving: kala = tijd komt ook al voor in: Eerde 1915, cat. nr De Klerk zag deze tentoonstelling over Javaans en Balinees hindoeïsme vrijwel zeker en bezat waarschijnlijk ook de zeer informatieve catalogus. 7 De slak maakt tweemaal, want symmetrisch gespiegeld, deel uit van de betimmering van een muurnis in de zuidwestelijke kantoorruimte van de directiekamer Koninklijke Paketvaart Maatschappij (KPM). Hij/zij (een slak is hermafrodiet) richt zich daar óók op, nu op een paddenstoel met een rafelige hoed, ofwel op een taboeret met een geplooid kleed en laat ribbels zien op zijn/haar loopzool. Het vreemde, zich oprichtende dier doet nogal denken aan John Tenniels illustratie van de hookah rokende rups op paddestoel voor Alice in Wonderland. Alice heeft een zeer verwarrend gesprek met deze blowende en rechtop zittende rups, eet van de paddenstoel en verandert van vorm. De Klerk had kennelijk geen hoge dunk van administratief personeel. In de andere annex tonen de betimmeringen immers vormen die enigszins doen denken aan slapende kippen. De directiekamer zelf kreeg overigens ook al slapende haantjes mee, om de deurknoppen heen. De slakken zijn waarschijnlijk naar De Klerks ontwerp gesneden door de houtsnijder Jan Christoffel Schultsz, zie: Kruidenier, Smeets 2014, p. 85. Schultsz werkte misschien ook privé voor De Klerk: de kraaiende hanenkopjes aan De Klerks eigen linnenkast in 1914 (afb. 12.1, 12.2 p. 170). Naast Willem Rädecker komt ook Schultsz nog eventueel in aanmerking als uitvoerder van de klok. 8 HNI KLER Dierkens-Aubry 2006 voor België; ook Loze, Vautier 1988, p Mobilier. Neuwirth 1984 en Fahr-Becker 1995 voor Oostenrijk. 2 Wendingen wijdde pas in 1927 delen aan Deense en Zweedse architectuur en kunstnijverheid (nrs. 4, 5, 8), waarmee dit handwerk een organisch-modernistische context kreeg die toen actueel werd. 3 Brunhammer, Tise 1990, p. 45. Ook Adams 1987, p voor de impact van deze Duitse meubelvormgeving in Parijs in 1910, en Troy 1991, p Bury Günther 1982, p Troy 1991, p ; Anscombe 1981; Reed 2004; Carruthers 1984 en 2007; Edwards Watelet 1974, p ; Mesnil du Buisson Tol Pehnt 1998; Fäth 2004: Werkliste p , en een contemporaine foto van dit ameublement op p Online op Ook Kries, Vegesack 2011 voor Rudolf Steiner. 10 Margolius 1979, p. 12, , 34-43; Vegesack Vegesack, p , toont de postmoderne navolging van dit kubisme in de jaren Ook de stad Hradec Králové heeft belangrijke gebouwen en meubelen van Gočár. 12 Fahr-Becker 1995; Noever Adam 1987, p Brunhammer, Tise 1990, p Brunhammer 2002; Brunhammer 1990, p. 46, 126; Caunes, Perfettini 1994; Kjellberg 1981; Archer-Straw Reijn-De Kort De Sumatra post 26 april 1930 en Soerabaijasch handelsblad 7 mei Wendingen (1920) nr. 5, redactioneel. 19 Benson Dufrêne 1925/Duncan 1989, voor contemporaine foto s van interieurs op de Exposition

136 10 Blijvend goed? Behoud en beheer van twee Amsterdamse Schoolinterieurs 11 De Amsterdamse School en de hedendaagse architectuur 12 Beeldkatern internationale des arts décoratifs et industriels modernes van Brunhammer, Tise 1990, p.87, 121; voor Follot en Dufrène p. 75, 126; voor Dunand p Goossens Met de restauratie was architect Kees Doornenbal (Rappange & Partners) belast. Opdrachtgever was Pathé Theatres. 3 Voor de restauratie: Smit 2002; Rutgers, Doornenbal Adriaansz 1995, p ; Roode, Groot 1999, p. 139; Goossens 2001; Doornenbal Een referentiepunt was verder een fragment van een tapijt uit de bouwtijd. Deze bevond zich in een van de trappenhuizen. Alle aangetroffen fragmenten (vloerbedekkingen, wandbespanningen, stoffen, behang) zijn door Rappange en Partners geïnventariseerd (kopie in het archief Monumenten en Archeologie in Amsterdam). Verantwoordelijk voor de totstandkoming van het tapijt waren architect Kees Doornenbal (Rappange) en Rik Rouquart (M.v.d.s. Textiel-Design, België). Voor advies is een beroep gedaan op Ingeborg de Roode, Hillie Smit en Monumenten en Archeologie van de Gemeente Amsterdam. 6 Andela, Krabbe Met de restauratie en verbouwing werden de architectenbureaus Rappange en Partners en vervolgens Kentie en Partners belast. 7 De wandafwerking op de tweede verdieping wordt toegeschreven aan Piet Kramer, al dan niet in samenwerking met De Klerk. Burkom 1990, p In de erfpachtovereenkomst was door de gemeente bepaald dat dit een onlosmakelijk onderdeel van het gebouw uitmaakt. Kort na de verkoop actualiseerde het Amsterdams Historisch Museum de eerder gemaakte inventarisatie van meubelen en vulde deze aan met een overzicht van nagelvaste objecten uit de bouwtijd, zoals lampen en klokken. 9 De voorwaarden werden opgesteld door Monumenten en Archeologie van de gemeente Amsterdam. 10 Architectenbureau Kentie en Partners was verantwoordelijk voor de reconstructie. Voor de kleuren is advies ingeroepen van Ingeborg de Roode, specialist op het gebied van Amsterdamse Schooltextiel. Omdat uit deze vroege periode nog geen textiel bekend is in die stijl, is besloten deels terug te grijpen op de kleuren van een tapijt van Nieuwenhuis in de Beraadzaal van Het Scheepvaarthuis. 11 Deze vloerbedekking is ook in de directiekamers op de eerste en derde verdieping aangebracht, hoewel deze daar oorspronkelijk niet lag. 12 De registrator en collectiebeheerder is Louise de Blécourt van BlécourtDesignManagement. 1 De tentoonstelling Nederlandse Architectuur Amsterdamse School werd gehouden van 13 september tot en met 9 november 1975 in het Stedelijk Museum, Amsterdam. De gelijknamige catalogus werd geschreven en samengesteld door Ellinoor Bergvelt, Frans van Burkom, Adriaan Venema en Wim de Wit: Amsterdam Collins 1975, p Benton, Benton, Wood, Hun benadering is te zien als een verbreding van de op zichzelf al zeer ruime omschrijving van Bevis Hillier, die in de jaren zestig als eerste de term art deco is gaan hanteren (Hillier 1968). Overigens was de Amsterdamse School al in 1989 gesitueerd binnen de art deco door Martine Caeymaex (1989) Burkom 1990, p. 13, 21. Frans van Burkom kreeg de informatie over de rode beits van Pieter Goedings, de toenmalige eigenaar, eind jaren tachtig. aan de auteur, 4 november Informatie van Alice Roegholt van Museum Het Schip over het ontbreken van de kleur, 4 november Cat.nr. Me1: Lagerweij-Polak 1992, p Burkom 1996, zie afb. op p Lagerweij-Polak 1992, p Zie over De Klerks meubelen voor Polenaar: Van Burkom 1990, p Zie over de slaapkamer ook: nl/voorbereidingen-voor-de- collectiepresentatie-vormgeving-2- rietvelds-harrenstein-slaapkamer/ 7 Mondelinge toelichting van Frans van Burkom aan de auteur, oktober 2015, en vergelijking van het handschrift op de tekeningen met andere tekeningen van De Klerk. 8 Met dank aan Louise de Blécourt die mij hierop wees. Zie ook Kruidenier, Smeets 2014, de ongenummerde pagina s voorin de speciale versie van de publicatie die het Amrâth Hotel heeft laten maken. 9 Over Kramer: Kohlenbach, p Roode Eliëns 2003, p Lagerweij-Polak 1992, p Ze zijn waarschijnlijk niet zoals eerder gedacht afkomstig van hun huis D Leeuwrik in Laren. Dosi Delfini 2004, p De kleinzoon van De Leeuw, Matteo de Monti, vermoedt dat ze wellicht uit het eerste huwelijk van zijn grootmoeder stammen en later weer bij haar terecht gekomen zijn. Gesprek met Matteo de Monti door de auteur, d.d. 23 oktober Opmerkelijk genoeg is er nog een kast die voor het echtpaar gemaakt lijkt te zijn in bezit van een particulier. De initialen van Endt en zijn vrouw zijn in de deuren van glas-in-lood aangebracht (PHE en MEN). Het veilinghuis waar de kast werd gekocht claimde dat dit de huwelijkskast van Krop zou zijn. Dit lijkt dus niet het geval. Het zou kunnen dat Endt, die ook voor LOV meubelen ontwierp, de kast zelf heeft ontworpen. De kast van Krop is een linnenkast en de kast van Endt was bestemd voor het wegbergen van servies en glazen. Zie een foto van het gezin in Groot 2007, p In de monografie uit 1992 werd gemeld dat de verblijfplaats van alle meubelen onbekend was. Lagerweij-Polak 1992, cat.no. Me43, p tumblr.com 17 Informatie over de handknoperij, waarvan het bestaan tot nu toe onderbelicht is gebleven, van Hanna van Wijngaarden, kleindochter van Lucine en Lucas, 27 februari De aquarellen zijn niet gesigneerd, maar mogelijk gemaakt door dhr. Vermeulen. Informatie van zijn zoon, voormalig eigenaar lijstenmakerij op de Koninginneweg, Amsterdam, aan de huidige eigenaar van de aquarellen, E.J. Wagenaar, ca Informatie afkomstig uit het inventarisatieproject. Het dressoir uit de salon (coll. Stedelijk Museum, Amsterdam, en een particuliere verzamelaar), de bank en de herenfauteuils uit de salon (Wolfsonian, Miami, en Rijksmuseum, Amsterdam) en de dienbak uit de eetkamer (Amsterdam Museum en Kunstconsult) zijn het zeldzaamst. Van de twee stoelen bij de erker op de tekening van de salon en het bordenrek in de eetkamer zijn geen uitgevoerde stukken bekend. 20 Burkom 1990, p Ontwerptekeningen in het De Klerk-archief in HNI. Zie ook Burkom 1990, p Idem, p De huidige eigenaar bezit nog een stukje van deze bekleding. 24 Groot 1996, p Lauweriks Groot 2007, p. 294 en Bijlage VI. 27 Groot 2007, p Zie onder meer lemma over Aletta Jacobs op: huygens.knaw.nl/bwn /lemmata/bwn1/jacobs, geraadpleegd 5 november 2015, oorspronkelijke versie in Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979). 29 Timmer 1995, p Zie over het werk van Methorst: Driessen Heesters 1988, p ; Adriaansz 1991a; Adriaansz 1991b. 32 Retera 1924, p. 26. Heesters 1998, p Gesprek met dhr. Kwee door de auteur, d.d. 28 augustus Roode Adrichem Er zijn nog een paar meubelen van Krop met rood en blauw geverfde onderdelen bekend, maar hij gebruikte geen geel. Helaas zijn al deze meubelen niet goed te dateren. 37 Boerman Goedkoop, Zandvliet 2014, p Boom 1927, p In Lagerweij-Polak 1992, p. 130, worden als materialen genoemd: geoxideerd ijzer, groen gepatineerd brons, smeedijzer en rood koper. Niet alle materialen zijn aangetroffen: gietijzer en brons wel, beide met verschillende afwerkingslagen, waardoor de kleur van de klok varieert van helder brons tot zwart. Op een reclamekaart van de firma worden inderdaad alleen brons en geoxydeerd ijzer genoemd. Collectie TU Delft, Delft. Er zouden ook twee typen slingers zijn geweest: een kronkelende slang en de slang in achtvorm. Die laatste ken ik niet. 41 Van meer objecten was een reproductie aanwezig. Thoor 1997, p Koch 1988, p. 25. De prijs staat geschreven achterop een foto van de klok. 43 Wijdeveld 1918, p Boer Lagerweij-Polak Tussenbroek 1925, p Koopmans 2006, p Het maskernummer: Wendingen 3 (1920) Over de Bijenkorf: Kohlenbach 1994, p Ritter 1926, p Eind januari-begin februari 1928 kondigt het bedrijf aan dat de verbouwing gereed is in het Nieuw Israelitisch Weekblad en in de Gooi- en Eemlander en in maart ook in De Telegraaf en het Algemeen Handelsblad. Bron: 52 Koopmans 2006, p Thoor 1998, p Gesprek door de auteur met de ontwerpers: Bakker juni 2013, Van der Haak 13 november Informatie van Matthias Kreutzer aan de auteur, 7 december 2015.

137

138 Bibliografie Adam 1987 Adam, Peter, Eileen Gray, Architect/Designer. New York, Harry N. Abrams, Adriaansz 1991a Adriaansz, Elly, Handgedrukte kunstenaarsbehangsels, in E.F. Koldeweij, M.J.F. Knuyt en E.G.M. Adriaansz, Achter het behang. Vierhonderd jaar wanddecoratie in het Nederlandse binnenhuis. De Bilt: Uitgeverij Cantecleer, 1991, p Adriaansz 1991b Adriaansz, Elly, Industrieel vervaardigde behangsels. Expressionisme, in E.F. Koldeweij, M.J.F. Knuyt en E.G.M. Adriaansz, Achter het behang. Vierhonderd jaar wanddecoratie in het Nederlandse binnenhuis. De Bilt: Uitgeverij Cantecleer, 1991, p Adriaansz 1995 Adriaansz, Elly, Fragmenten uit een kleurrijk oeuvre. Drie bioscoopinterieurs van Jaap Gidding, Jong Holland 11 (1995) 2, p Adrichem 1988 Adrichem, Corrie van, Willem Penaat. Meubelontwerper en organisator ( ). Rotterdam: Uitgeverij 010, Adrichem et al Adrichem, Federica van, Maarten van Bommel, Frank Ligterink en Sylvia Nijhuis, Licht op Kramer. Retoucheren met gekleurd licht van ontkleurde synthetische beits afwerkingen op monochrome Amsterdamse School meubels, in M. Vasques Dias (red.), Van school tot stijl. Modernisme in de meubelkunst Amsterdam: Stichting Ebenist, Adrichem, Dosi Delfini 2004 Adrichem, Jan van, en Luca Dosi Delfini, Furniture in the Stedelijk Museum, in L. Dosi Delfini, The Furniture Collection Stedelijk Museum Amsterdam From Michael Thonet to Marcel Wanders. Rotterdam: NAi / Amsterdam: Stedelijk Museum Amsterdam, 2004, p Akihary 1990 Akihary, Huib, Architectuur en stedenbouw in Indonesië Zutphen: De Walburg Pers, 1990 (2e volledig herz. druk). Algemeen Handelsblad 1915 Dankbetuiging oud-leerlingen Ambachtschool, Algemeen Handelsblad, 13 juni Algemeen Handelsblad 1926 Bouwkunst. Nieuwe synagoge te Utrecht, Algemeen Handelsblad, 22 november Amsterdam 1917 Tentoonstelling van decoratieve ontwerpen van L. Zwiers, architect M.B.V.A. Behangsels, weefsels, moquettes, tapijten, verpakking. Amsterdam: Stedelijk Museum, 1917 (tent.cat. Stedelijk Museum, Amsterdam). Amsterdam 1953 H.Th. Wijdeveld, 50 jaar scheppend werk. Amsterdam: Stedelijk Museum,1953 (tent.cat. Stedelijk Museum, Amsterdam). Amsterdam (1972) Kunstnijverheid in de jaren twintig, Amsterdam: Kunsthistorisch Instituut, Universiteit van Amsterdam 1972, (tent.cat. Kunsthistorisch Instituut, Amsterdam). Andela, Krabbe 2008 Andela, Martijn en Coert Peter Krabbe, Veelheid in eenheid. Maatwerk bij de restauratie van het Scheepvaarthuis, Amsterdam Monumenten & Archeologie 7 (2008), p Archer-Straw 2000 Archer-Straw, Petrine, Negrophilia. Avant-garde Paris and Black Culture in the 1920s, Londen: Thames and Hudson, Asselin 1923 Asselin, Henry, L Art décoratif moderne en Hollande. Le mobilier, Art et décoration 44 (1923) 261, p Aynsley, Grant 2006 Aynsley, Jeremy en Charlotte Grant (red.), Imagined Interiors. Representing the Domestic Interior Since the Renaissance. Londen: V&A Publications, Badovici 1926 Badovici, J., L école d Amsterdam, L Architecture Vivante 4 (1926), p. 22. Baeten, Betsky 2006 Baeten, Jean-Paul en Aaron Betsky, Ontwerp het onmogelijke. De wereld van architect Hendrik Wijdeveld ( ). Rotterdam: NAi Uitgevers, 2006 (tent.cat. NAi, Rotterdam). Bakkeren 2004 Bakkeren, Lonneke, t Reigersnest in Oostvoorne. Genieten van al wat er moois is. Oostvoorne: z.u., Banham 1960/1980 Banham, Reyner, Theory and Machine in the First Machine Age. Londen: The Architectural Press, 1980 (eerste druk 1960). Barthes 1957 Barthes, Roland, Mythologies. Paris: Éditions du Seuil, Batchelor 2000 Batchelor, David, Chromophobia uit de serie Focus on Contemporary Issues. Londen: Reaction Books, Bax 2006 Bax, Marty, Het web der schepping. Theosofie en kunst in Nederland van Lauweriks tot Mondriaan. Amsterdam: SUN, Bazel 1919 Bazel, K.P.C. de, Onzen tijd en het werk van M. de Klerk, Wendingen 2 (1919) 2, p Beekum 2003 Beekum, Radboud van, B.T. Boeyinga Amsterdamse School architect. Bussum: THOTH Beekum 2006 Beekum, Radboud van, Cornelis Kruyswijk Amsterdamse School architect. Bussum: THOTH 2006 Beekum 2008 Beekum, Radboud van, G.F. la Croix Amsterdamse School architect. Rotterdam: Stichting BONAS, Benevolo 1960, 1964 Benevolo L., Storia dell architettura moderna. Bari: Laterza, 1960, 1964 (2 dln.). Benson 2002 Benson, Thimothy O., Central European Avant- Gardes. Exchange and Transformation, Cambridge Mass, Londen: MIT Press/ Los Angeles County Museum of Art, 2002 (tent. cat. Los Angeles County Museum of Art, Los Angeles; reizend). Benton, Benton, Wood 2003 Benton, Charlotte, Tim Benton en Ghislaine Wood (red.), Art Deco Londen: V&A Publications, 2003 (tent.cat. Victoria and Albert Museum, Londen). Benton 2006 Benton, Tim, The Twentieth Century Architectural Interior. Representing Modernity, in J. Aynsley, en C. Grant (red.), Imagined Interiors. Representing the Domestic Interior Since the Renaissance. Londen: V&A Publications, 2006, p Bergvelt et al Bergvelt, Ellinoor et al., Amsterdamse School uit de serie Nederlandse architectuur. Amsterdam: Stedelijk Museum, 1975 (tent.cat. Stedelijk Museum, Amsterdam). Bergvelt et al Bergvelt, Ellinoor et al., 80 jaar wonen in het Stedelijk. Amsterdam: Stedelijk Museum, 1981 (tent.cat. Stedelijk Museum, Amsterdam). Bergvelt, Burkom 1989 Bergvelt, Ellinoor en Frans van Burkom, De sierkunst van de Amsterdamse School , in M. Caeymaex et al. (red.), Art Deco in Europa. Decoratieve tendensen in de toegepaste kunst rond Brussel: Vereniging voor tentoonstellingen van het Paleis voor Schone Kunsten, 1989, p Bergvelt, Burkom, Gaillard 1996 Bergvelt, Ellinoor, Frans van Burkom en Karin Gaillard (red.), Van neorenaissance tot postmodernisme. Honderdvijfentwintig jaar Nederlandse interieurs Rotterdam: Uitgeverij 010, Bertheux et al Bertheux, Maarten et al., Kleur. Utrecht: Centraal Museum, 1979 (tent.cat. Centraal Museum, Utrecht). Bijenkorf 1926 De Bijenkorf s-gravenhage. Den Haag: de Bijenkorf, Blaauw 1919 Blaauw, Cornelis Jouke, De stem van den nieuwen tijd, Wendingen 2 (1919) 6, p Bloembergen, Kuitenbrouwer 2013 Bloembergen, Marieke en Vincent Kuitenbrouwer (red.), A New Dutch Imperial History. Connecting Dutch and Overseas Pasts, BMGN - Low Countries Historical Review 128 (2013) 1. Blotkamp et al Blotkamp, Carel et al., Kunstenaren der idee. Symbolistische tendenzen in Nederland, ca Den Haag: Gemeentemuseum Den Haag / Staatsuitgeverij, 1978 (tent.cat. Gemeentemuseum, Den Haag). Bock, Johannisse, Stissi 1997 Bock, Manfred, Sigrid Johannisse en Vladimir Stissi, Michel de Klerk Bouwmeester en tekenaar van de Amsterdamse School. Rotterdam: NAi Uitgevers, 1997 (tent.cat. NAi, Rotterdam). Bodt, Kapelle 2004 Bodt, Saskia de, en Jeroen Kapelle, Prentenboeken. Ideologie en Illustratie Amsterdam/Gent: Ludion, 2003 (tent.cat. Museum Willet-Holthuysen, Amsterdam). Blaauw 1919 C.J. Blaauw, De stem van den nieuwen tijd, Wendingen (1919) 2, p. 4. Met foto s van Model ontvangkamer in t Woonhuys te Amsterdam, Dir. F. Zeegers, Ontwerp M. de Klerk Architect (1917). Boekraad et al Boekraad, Cees et al., 26, rue du Départ: Mondriaans atelier in Parijs, Berlijn: Ernst & Sohn, Boer 2014 Boer, Jacobien de, Dans vol uit, dat is leven. Gertrud Leistikow ( ), pionier van de moderne dans. Wezep: De Kunst Uitgeverij, 2014 (tent.cat. Kranenburgh, Bergen). Boer 2007 Boer, Marinka, de, Mommie Schwarz: de Nederlandse affiches van een grafisch kunstenaar, Ongepubliceerde bachelorscriptie Universiteit van Amsterdam, Boer, Evers 1983 Boer, Wim de, en Peter Evers, Amsterdamse Bruggen Amsterdam: Amsterdamse Raad voor de Stedebouw, Boerman, Dongen [1944] Boerman, J. en P.G. van Dongen, Kunstsmeedwerk Gebruiksvoorwerpen. Deventer: N.V. Uitgevers-mij. Æ.E. Kluwer, z.j. [1944]. Bogtman 1985 Bogtman, Nelli, Herinneringen aan het Kunstnijverheidsatelier Bogtman te Hilversum opgetekend in 1985 door Nelli Bogtman ( ), in F. Leidelmeijer en H. Spreen, Kunstnijverheid in de stijl van de Amsterdamse School en art deco uit de ateliers van de familie Bogtman. Bergen: Museum Kranenburgh, 1999, p (tent.cat. Museum Kranenburgh, Bergen). Bogtman 1905 Bogtman, Willem, Het ontwerpen van ornament op systeem en naar natuurvormen. Haarlem: H. Kleinmann & Co., Bogtman 1912a Bogtman, Willem, Schablonentechniek in de versieringskunst, Sierkunst 1 (1912), p , Bogtman 1912b Bogtman, Willem, Merkwaardige plantdoorsneden, Sierkunst 1 (1912), p Bogtman 1913 Bogtman, Willem, Methodisch ontwerpen van ornament. Rotterdam: W.L. & J. Brusse, Bogtman 1944 Bogtman, Willem, Nederlandsche Glasschilders uit de Heemschut-Serie. Amsterdam: A. De Lange, Bois, Does-de Haan 1994 Bois, Mechteld de, en Antonette Does-de Haan, C.A. Lion Cachet Assen: Drents Museum, 1994 (tent.cat. Drents Museum, Assen). Bommel 2016 Bommel, Maarten van, Op zoek naar de juiste kleur, in M. Vasques Dias (red.), Van school tot stijl. Modernisme in de meubelkunst Amsterdam: Stichting Ebenist, Booij 2013 Booij, Lennart, Lalique in Nederland. De ontvangst van het werk van René Lalique ( ) in Nederland. Den Haag: Gemeentemuseum Den Haag / Zwolle: Waanders Uitgevers, 2013 (tent.cat. Gemeentemuseum Den Haag). Boom 1926 Boom, A. van der, Moderne meubelkunst in Nederland, De vrouw en haar huis 21 (1926) 1, p Boom 1931 Boom, A. van der, De inrichting en betimmering van een moderne steamer. Werk van den architect W. Kromhout voor het motorschip Dempo van den Rotterdamschen Lloyd, Verf en kleur 6 (1931) 5, p Boot, Zoete 2005 Boot, Caroline en Sanny de Zoete, Artistiek damast van Brabantse bodem Ontwerpen van Chris Lebeau, André Vlaanderen, Jaap Gidding en tijdgenoten. Tilburg: Nederlands TextielMuseum / Stichting Zuidelijk Historisch Contact Tilburg, 2005 (tent.cat. TextielMuseum, Tilburg). Bosma 1982 Bosma, Marja, Charley Toorop, Utrecht: Centraal Museum / Stuttgart: Württembergischer Kunstverein, 1982 (tent.cat. Centraal Museum, Utrecht / Württembergischer Kunstverein, Stuttgart). Boterenbrood, Prang 1989 Boterenbrood, Helen en Jürgen Michael Prang, Van der Mey en het Scheepvaarthuis. Den Haag: SDU, Boterenbrood 1989 Boterenbrood, Helen, Het Scheepvaarthuis en , door J.M. van der Mey en de gebroeders J.G. en A.D.N. Gendt, in H. Boterenbrood en J. Prang, Van der Mey en het Scheepvaarthuis. Den Haag: SDU, 1989, p Botman, Tummers 1990 Botman, Wouter en Tijs Tummers, Het schip van Blaauw. Bouwen voor de Landbouwuniversiteit Wageningen ( ). Wageningen: Landbouwuniversiteit, Bouwwereld 1918 Gebrandschilderd glas. Ontwerp en uitvoering W. Bogtman (Haarlem), De Bouwwereld 17 (1918) 1, p. 7. [bijvoegsel] Boyens, Boyens 1994 Boyens, Piet en José Boyens, Expressionisme in Nederland Zwolle: Waanders / Laren: Singer Museum, 1994 (tent.cat. Singer Museum, Laren). Brederoo 1982 Brederoo, Nico, Charley Toorop. Leven en werken. Amsterdam: Meulenhoff/Landshoff, 1982 (tent.cat. Centraal Museum, Utrecht). Brentjens, Eliëns 2010 Brentjens, Yvonne en Titus M. Eliëns, H.P. Berlage. Zwolle: Waanders / Den Haag: Gemeentemuseum Den Haag, 2010 (tent.cat. Gemeentemuseum Den Haag). Brentjens 2011 Brentjens, Yvonne, Rechte stoelen, rechtschapen burgers. Wonen volgens t Binnenhuis ( ). Zwolle: W Books / Den Haag: Gemeentemuseum Den Haag, 2011 (tent.cat. Gemeentemuseum Den Haag). Bröhan 1992 Bröhan, Torsten, Glaskunst der Moderne. Von Josef Hoffmann bis Wilhelm Wagenfeld. München: Klinkhardt & Biermann, 1992.

139 Bibliografie Bromberg 1926 Bromberg, Paul, Fantastische Meubelkunst, De Vrouw en Haar Huis 20 (1926) 9, p Bromberg [1931] Bromberg, Paul, Het Hollandsche interieur uit de serie Moderne schoonheid. Amsterdam: Kosmos, z.j. [1931]. Broos, Hefting 1993 Broos, Kees en Paul Hefting, Grafische vormgeving in Nederland. Een eeuw. Amsterdam: Veen, 1993 (tent.cat. De Beyerd, Breda). Brouwer, Haffmans 2001 Brouwer, Marcel en Joep Haffmans, Cris Agterberg. Beeldhouwer en sierkunstenaar uit de serie Nobelreeks 3. Vianen: Optima, Brugmans 1938 Brugmans, H., Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Amsterdam: Van Holkema & Warendorf, Bruijn 2014 Bruijn, Jan de, Cloisonné van Marie Kuyken. Kostbare kunstnijverheid, Art Deco magazine (winter 2014/2015) 10, p Bruijn 2015 Bruijn, Jan de, Een onderzoek naar de positie en werking van glas-in-lood uit het atelier van Willem Bogtman binnen de Amsterdamse School. Ongepubliceerde bachelorscriptie Universiteit Leiden, Brunhammer, Tise 1990 Brunhammer, Yvonne en Suzanne, Tise, French Decorative Art. The Société des artistes décorateurs Paris: Flammarion, Brunhammer 2002 Brunhammer, Yvonne, Du côté des arts décoratifs in G. Viatte, D. François. Le palais des colonies. Histoire du Musée des Arts d Afrique en d Océanie. Parijs: Éditions de la Réunion des musées nationaux, 2002, p Buehre-Andriessen z.j. Buehre-Andriessen, Margreet, Biografie [Louis Deen], Wendingen. Platform voor de Amsterdamse School (z.j). amsterdamse-school.nl/personen/kunstenaars/ louis-deen/, geraadpleegd juli Buiser, Melle, Zeiler 2008 Buiser, Bert, Ferdinand van Melle en Frits David Zeiler, Een kerkje voor allen het vredeskerkje in Bergen aan Zee Schoorl: Marie Amalie Dorothea Stichting, Burkom 1975 Burkom, Frans van, Kunstvormgeving in Nederland, in E. Bergvelt et al., Amsterdamse School uit de serie Nederlandse architectuur. Amsterdam: Stedelijk Museum, 1975, p Burkom, Mulder 1983 Burkom, Frans van, en Hans Mulder, Erich Wichman Tussen idealisme en rancune. Utrecht: Centraal Museum, 1983 (tent. cat. Centraal Museum, Utrecht en Provinciaal Drents Museum, Assen). Burkom 1990 Burkom, Frans van, Michel de Klerk. Bouw- en Meubelkunstenaar ( ) uit de serie Monografieën Nederlandse Interieurarchitecten 7. Rotterdam: Uitgeverij 010, Burkom 1996 Burkom, Frans van, Verbeten dromerigheid. In de lokalen van de Amsterdamse School, in E. Bergvelt, F. van Burkom en K. Gaillard (red.), Van neorenaissance tot postmodernisme. Honderdvijfentwintig jaar Nederlandse interieurs Rotterdam: Uitgeverij 010, 1996, p Burkom 2001 Burkom, Frans van, Tintelend Nieuw en Nooit Gezien. Michel de Klerks postkantoor aan het Spaarndammerplantsoen te Amsterdam, Jong Holland 17 (2001) 3, p Burkom 2007a Burkom, Frans van, Bijzonder buffet van Michel de Klerk, Bulletin Stedelijk Museum Amsterdam (2007) 1, p Burkom 2007b Burkom, Frans van, De stad als manifest in F. van Burkom et al., Kunst aan de Straat. Behoud van Amsterdamse beelden op bruggen en gebouwen uit het interbellum. Amsterdam: Uitgeverij Bas Lubberhuizen, 2007, p Burkom 2012 Burkom, Frans van, Kunst in Huis in B. Laan, E. Koldeweij en C. Peter Krabbe (red.), Wonen in een Monumentaal Huis , toen en nu. Amsterdam: SUN / Stichting Historische Interieurs in Amsterdam, 2012, p Burkom 2016 Burkom, Frans van, Rijkdom en eeuwigdurende gelukzaligheid. Michel de Klerk als utopist, Eigenbouwer tijdschrift voor de goede smaak (2016) 5 p Bury 2007 Bury, Stephen, Breaking the Rules. The Printed Face of the European Avant Garde Londen: British Library, 2007 (tent.cat. British Library, Londen, 2008). Caeymaex et al Caeymaex, Martine et al. (red.), Art Deco in Europa. Decoratieve tendensen in de toegepaste kunst rond Brussel: Vereniging voor tentoonstellingen van het Paleis voor Schone Kunsten, 1989 (tent.cat. Paleis voor Schone Kunsten, Brussel). Canella 1957 Canella, G., L epopea della borghese della Scuola di Amsterdam, Casabella continuità (1957) 215, p. 91. Carruthers 1984 Carruthers, Annette, Gimson and Barnsley. A Catalogue of Drawings by Ernest Gimson, Sidney Barnsley and Other Designers of the Arts and Crafts Movement. Cheltenham: Cheltenham Art Gallery and Museums, Carruthers 2007 Carruthers, Annette, Ernest Gimson and the Cotswold Group of Craftsmen. Leicester: Leicester Art and Museums Service, Casciato 1996 Casciato, Maristella, The Amsterdam School. Rotterdam: 010 Publishers, 1996 (herziene, uitgebreide druk). Caunes, Perfettini 1994 Caunes, Lison de, en Jean Perfettini, Galuchat. Parijs: Les Éditions de l Armateur, Clarijs 1997 Clarijs, Jojanneke M.A.C., Meubelkunst van Snellebrand, Eibink en De Klerk. Een onderzoek naar enkele meubelen uit de collectie van het Nederlands Architectuurinstituut. Ongepubliceerd stageverslag Universiteit Leiden, Collins 1975 Collins, Peter, Changing Ideals in Modern Architecture, Montreal: McGill University Press, Constant 2000 Constant, Caroline, Eileen Gray. Londen: Phaidon, Corbusier 1921 Corbusier, Le, Le purisme, L Esprit Nouveau (januari 1921) 4, p.382 e.v. Corbusier 1923 Corbusier, Le, L Architecture au Salon d automne, L Esprit Nouveau (december 1923) 19, z.p. Coul 1994/2013 Coul, P.M. op de, Bogtman, Laurens Albertus ( ), in Biografisch Woordenboek van Nederland (oorspr. 1994, laatste wijziging 12 november 2013). nl/bwn /lemmata/bwn4/bogtman, geraadpleegd november Coultre 2001 Coultre, Martijn Le, Wendingen Architectuur en vormgeving. Blaricum: V+K Publishing, 2001 (tent.cat. De Beyerd, Breda). D D., N. v. d., Gedenkraam E. Jelsma, De Sumatra Post, 17 augustus Dam, Heij 2010 Dam, Jan Daniël van, Jan Jaap Heij, Art Nouveau in het Rijksmuseum. Amsterdam: Rijksmuseum, Dam, Praag 1993 Dam, Peter van, en Philip van Praag, Fré Cohen. Leven en werk van een bewogen kunstenares. Een catalogue raisonné. Abcoude: Uniepers, 1993 (tent. cat. Amsterdams Historisch Museum, Amsterdam). Dam 1996 Dam, Peter van, P.A.H. Hofman Haags Sierkunstenaar. Abcoude / Den Haag: Uniepers, Museum van het boek / Museum Meermanno-Westreenianum, Dierkens-Aubry 2006 Dierkens-Aubry, Françoise et al., Art nouveau, art deco & modernisme. Tielt: Lannoo, Dikken 2002 Dikken, Judy den, Liem Bwan Tjie ( ). Westerse vernieuwing en oosterse traditie, uit de serie Bibliografieën en oeuvrelijsten van Nederlandse architecten en stedebouwkundigen. Rotterdam: BONAS, Dittrich, Blom, Bool 1982 Dittrich, Kathinka, Paul Blom en Flip Bool (red.), Berlijn-Amsterdam Wisselwerkingen. Amsterdam: Querido, Doesburg 1925 Doesburg, Theo van, Het fiasco van Holland op de expositie te Parijs in 1925, De Stijl 6 (1925) 10/11, p Doornenbal 2002 Doornenbal, Karin, Textiel in Pathé Theater Tuschinski, in Stichting Textielcommissie Nederland Jaarboek Z.p.: Stichting Textielcommissie Nederland, 2002, p Dooijes, Drukker, Stork 1977 Dooijes, Dick, Ber Drukker en Dolf Stork, Fré Cohen. Rond Paasheuvel en Prinsenhof. Amsterdam: Stadsdrukkerij, Dosi Delfini 2004 Dosi Delfini, Luca, The Furniture Collection Stedelijk Museum Amsterdam From Michael Thonet to Marcel Wanders. Rotterdam: NAi / Amsterdam: Stedelijk Museum Amsterdam, Driessen 2001 Driessen, Rob, Hendrik Methorst ( ), edelsmid, kunstnijveraar, woninginrichter. Ongepubliceerde doctoraalscriptie, Universiteit van Amsterdam, Dufrêne 1925 / Duncan 1989 Duncan, Alastair B., Authentic Art Deco Interiors from the 1925 Paris Exhibition. Woodbridge: Antique Collectors Club, Bewerkte heruitgave van M. Dufrêne, Ensembles mobiliers Parijs: Charles Moreau, Duits 1998 Duits, Thimo te, Glasfabriek Leerdam De kunstnijverheidscollectie van de Glasfabriek Leerdam , Museum Boijmans Van Beuningen, uit de serie Handboekjes over kunstnijverheid en vormgeving 4. Zwolle: Waanders / Assen: Drents Museum, 1998 (tent. cat. Drents Museum, Assen). Duncan, Bartha 2014 Duncan, Alastair en Georges De Bartha, Gallé Lamps. Woodbridge: Antique Collectors Club, Edwards 2000 Edwards, Paul (red.), Blast. Vorticism Alderschot: Ashgate Publishing Company, Eerde 1915 Eerde, J.C. van, Gids voor de tentoonstelling betreffende oud-javaansch en hedendaagsch Balisch hindoeïsme. Amsterdam: De Bussy, 1915 (tent.cat. Stedelijk Museum, Amsterdam). Eidelberg et al Eidelberg, Martin et al., The Lamps of Louis Comfort Tiffany. Londen: Thames and Hudson, Eliëns, Groot, Leidelmeijer 1997 Eliëns, Titus, Marjan Groot en Frans Leidelmeijer (eindred.), Kunstnijverheid in Nederland Bussum: V+K Publishing / z.p. [Wormer:] Inmerc, 1997 (tent.cat. Stedelijk Museum, Amsterdam). Eliëns 2003 Eliëns, Titus, Het Art Nouveau Art Deco Boek. Nieuwe Kunst, Amsterdamse School, Haagse School en Het Nieuwe Wonen. Zwolle: Waanders, 2003 (tent.cat Gemeentemuseum, Den Haag). Endt 1918 Endt, Pieter H., Amsterdamse School, Wendingen 1 (1918) 7, p. 5. Estourgie 1959 Estourgie, E. F., Inleiding, in Joan Collette. Werken uit de verschillende perioden van zijn leven. Nijmegen: Waaggebouw, 1959 (tent. cat. Raadzaal Stadhuis, Nijmegen). Fanelli 1978 Fanelli, Giovanni, Moderne architectuur in Nederland uit de serie Cahiers van het Nederlands Documentatiecentrum voor de Bouwkunst 2. Den Haag: Staatsuitgeverij, Fahr-Becker 1995 Fahr-Becker, Gabriele, Wiener Werkstätte Keulen: Benedikt Taschen Verlag, Fäth 2004 Fäth, Reinhold Johann, Rudolf Steiner Design Spiritueller Funktionalismus Kunst. Proefschrift Universität Konstanz, Feldstein, Duncan 1983 Feldstein, William jr. en Alastair Duncan, The Lamps of Tiffany Studios. New York: Harry N. Abrams / Londen: Thames and Hudson, Ferguson 1925 J.E. Ferguson, Drie practische tafeltjes, De vrouw en haar huis 19, no 11 (maart 1925), p Fontijn 1992 Fontijn, Jan, Het Goddelijke Gezicht van Indonesië. Meesterwerken der Beeldhouwkunst Zwolle: Waanders 1992 (tent.cat. De Nieuwe Kerk, Amsterdam). Frank 1969 Frank, Suzanne S., Michel de Klerk An Architect of the Amsterdam School. Ongepubliceerd proefschrift Columbia University, New York, Gaillard 1991 Gaillard, Karin, Labor Omnia Vincit. Een idealistische meubelfabriek, Arnhem: Gemeentemuseum / Stichting Belangen Gemeentemuseum Arnhem, 1991 (tent.cat. Gemeentemuseum, Arnhem). Gerstel 1925 Gerstel, J., Het gedenkraam der Eerste H.B.S. 5-j. c. met gewijzigd leerplan (Eerste Handelsschool) te Rotterdam. Een werk van W. Bogtman, Nieuw Rotterdamsche Courant, 27 september Goedkoop, Zandvliet 2015 Goedkoop, Hans en Kees Zandvliet, De IJzeren Eeuw. Het begin van het moderne Nederland. Zutphen: Walburg Pers, 2015 (tent.cat. Amsterdam Museum, Amsterdam). Goossens 2001 Goossens, Jesse, De tapijten van Tuschinski, Projekt+ 1 (2001) 3, p Goossens 2002 Goossens, Jesse, Tuschinski. Droom, legende en werkelijkheid. De geschiedenis van het theater. Den Haag: Uitgeverij BZZtôh, Gordon Bowe 1993 Gordon Bowe, Nicola (red.), Art and the National Dream. The Search for Vernacular Expression in Turn-of-the-Century Design. Dublin: Irish Academic Press, Goss 2014 Goss, Jared, French Art Deco. Londen: Thames & Hudson, Gouwe 1926 Gouwe, Willem Frederik, De Grafische kunst in het practische leven uit de serie De toegepaste kunsten in Nederland 23. Rotterdam: W.L. & J. Brusse, 1926.

140 Bibliografie Gouwe 1931 Gouwe, Willem Frederik (samenst.), Jaarboek van de Nederlandsche Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst Rotterdam: W.L. & J. Brusse, Gouwe 1932 Gouwe, Willem Frederik, Glas in lood uit de serie De toegepaste kunsten in Nederland 3. Rotterdam: W.L. & J. Brusse, Gratama 1915 Gratama, Jan, Kroniek LXX. Bouwkunsttentoonstelling van A. et A., Bouwkundig Weekblad 36 (1915) 33, p Gratama 1916 Gratama, Jan, Het werk van Berlage, in K.P.C. de Bazel et al., Dr. H.P. Berlage en zijn werk. Rotterdam: W.L. & J. Brusse, 1916, p Gratama 1917 Gratama, Jan, Beschouwingen over beeldende kunst, Architectura 25 (1917) 22, p Gratama 1923 Gratama, Jan, Bouwwerken van Afdeeling Gebouwen der Publieke Werken te Amsterdam, in Wendingen 6 (1923) 7, p Grieken, Meijer, Ringer 2001 Grieken, L. van, P.D. Meijer en A. Ringer, Harry Elte Ph zn. ( ). Architect van de joodse gemeenschap tijdens het interbellum. Rotterdam: BONAS / NAi, Groot 1996 Groot, Marjan, Reflections on Everyday Taste. Furniture Shops, Department Stores and the Furnishing of the Home , in A. Schurman, P. Spierenburg (red.), Private Domain, Public Inquiry. Families and Life-Styles in the Netherlands and Europe, 1550 to the Present. Hilversum: Verloren, 1996, p Groot 2007 Groot, Marjan, Vrouwen in de vormgeving in Nederland, Rotterdam: Uitgeverij 010, Groot 2010 Groot, Marjan, Behoud van de vorm die ageert en beweegt 12 november geraadpleegd november Groot 2012 Groot, Marjan, De Amsterdamse School. Irrationaliteit als stille visuele kritiek, in J. van Adrichem en A. Martis (red.), Stedelijk collectie reflecties. Reflecties op de collectie van het Stedelijk Museum Amsterdam. Amsterdam: Stedelijk Museum, Amsterdam / Rotterdam: nai010 publishers, 2012, p Groot 2014 Groot, Marjan, Photography as Visual Documentary Source on Women and Gender in the Second World War, Yearbook of Women s History 34. Hilversum: Verloren Publishers, 2014, p Günther 1982 Günther, Sonja, Richard Riemerschmid und die Dresdener Werkstätten für Handwerkskunst, in: W. Nerdinger, Richard Riemerschmid. Vom Jugendstil zum Werkbund. Werke und Dokumente. München: Prestel Verlag, 1982, p Haarlems Dagblad 1930 Het gedenkraam in het provinciehuis, Haarlems Dagblad, 1 augustus Haeckel 1904 Haeckel, Ernst, Kunstformen der Natur. Leipzig/Wenen: Bibliographisches Institut, Haffmans 1999 Haffmans, F.J., Geest, koolzuur en zijk. Briefwisseling van Erich Wichman. Westervoort: Van Grunting, Hage 2009 Hage, Margriet, Harry Dreesen ( ). Een vergeten binnenhuisarchitect. Een onderzoek naar zijn leven en werk. Ongepubliceerde masterscriptie Kunstgeschiedenis Universiteit Leiden, Hana 1925 Hana, Herman, Batik, bedrukte stof, klein lederwerk uit de serie De Toegepaste Kunsten in Nederland 13. Rotterdam: W.L. & J. Brusse s Uitgeversmij., Hasselt 1954 Hasselt, R. van, 50 jaar kleurstoffenchemie, Chemisch Weekblad 50 (1954) 16, p Havelaar 1924/1928 Havelaar, Just, Het moderne meubel uit de serie De toegepaste kunsten in Nederland 5. Rotterdam: W.L. & J. Brusse, 1924 (gewijzigde tweede druk 1928). Havelaar [1926] Havelaar, Just, G.A.H. Hofmans raam voor De Bijenkorf, De Telegraaf, z.d. [1926]. Havelaar 1926 Havelaar, Just, Een kort overzicht der moderne toegepaste kunsten in Nederland, in Nederlandsche ambachts-en nijverheidskunst. Jaarboek VANK Rotterdam: W.L. & J. Brusse s Uitgeversmaatschappij, 1926, p Heer 2008 Heer, Jan de, De architectonische kleur. De polychromie in de puristische architectuur van Le Corbusier. Rotterdam: Uitgeverij 010, Heesters 1988 Heesters, J.H.P., Vier eeuwen behang. De geschiedenis van de wandbespanning in Nederland uit de serie Monografieën van de Werkgroep Restauratie 3. Delft: Delftse Universitaire Pers, Heij 2004 Heij, Jan Jaap, Vernieuwing & Bezinning. Nederlandse beeldende kunst en kunstnijverheid ca uit de collectie van het Drents Museum. Zwolle: Waanders / Assen: Drents Museum, Heijdra, Stolp 2014 Heijdra, Ton en Regien Stolp, Boekbeeld. De Amsterdamse School in omslagen en boekbanden uit de serie De Amsterdamse School 1. Amsterdam: Museum Het Schip, Heinz 1994 Heinz, Thomas A., Frank Lloyd Wright. Glass Art. Chichester: John Wiley & Sons, Hermes 1991 Hermes, Nio (red.), Met verve. Charley Toorop, Lizzy Ansingh, Jacoba van Heemskerck, Lou Loeber, Sorella, Adya van Rees-Dutilh. Amsterdam: Furie, 1991 (tent.cat. Stichting Amazone, Amsterdam; reizend). Hillier 1968 Hillier, Bevis, Art Deco of the 20s and 30s. Londen: Studio Vista, Hirsch [ca. 1928] Hirsch Rzn., S.J., Het Scheepvaarthuis. Z.p. [Amsterdam]: z.u. [Bussy], z.j. [ca. 1928]. Hitchcock, Johnson 1932/1966 Hitchcock, Henry-Rusell en Philip Johnson, The International Style. New York: Norton, 1966 (eerste druk 1932). Hitchcock 1958/1971 Hitchcock, Henry-Russell, Architecture. Nineteenth and Twentieth Centuries, Harmondsworth: Penguin Books, 1971 (eerste druk 1958). Hoek [1908] Hoek, C.P. van, Het beitsen en kleuren van hout. Een handboek voor practisch gebruik, ten dienste van meubelmakers, schilders, draaiers, architecten, enz. (uit het Duits bewerkt door C.P. Hoek). Bennekom: G. Schreuders, z.j. [1908]. Hoek [1943] Hoek, C.P. van, Beitsen, kleuren en oppervlaktebehandeling van hout. Een handboek voor practisch gebruik ten dienst van meubelmakers, fabrikanten van houtwaren, draaiers, schilders, enz. Deventer: N.V. Uitgeversmaatschappij Æ.E. Kluwer, z.j. [ ] (herziene druk vanaf ) Hoogveld [1989] Hoogveld, Carine (hoofdred.), Glas in lood in Nederland Den Haag: SDU Uitgeverij, z.j. [1989] (tent.cat. Drents Museum, Assen; reizend). Horn et al Horn, Nico van. et al. (red.), 150 jaar roeien in Amsterdam. Koninklijke Amsterdamsche Roei- & Zeilvereniging De Hoop , Amsterdam: KARZV De Hoop, Horn 2012 Horn, Linda, Else Berg en Mommie Schwarz. Kunstenaarspaar in Amsterdam, , Wezep: Uitgeverij De Kunst, 2012 (tent.cat. Joods Historisch Museum, Amsterdam). Hoste 1916 Hoste, Huib, t Scheepvaarthuis IV, De Telegraaf, 27 september Huigen 2016a Huigen, Susanna, Kleuren van de Amsterdamse School. Meubelen en interieurs. Ongepubliceerde masterscriptie Universiteit Leiden, Huigen 2016b Huigen, Susanna, Kleurrijke meubelen van de Amsterdamse School, in M. Vasques Dias (red.), Van school tot stijl. Modernisme in de meubelkunst Amsterdam: Stichting Ebenist, Huussen, Paaschen-Louwerse 2005 Huussen jr., A.H. en J.F.A. van Paaschen- Louwerse, Jacoba van Heemskerck van Beest, Schilderes uit roeping. Zwolle: Waanders, Imanse 1982 Imanse, Geurt, Van Sturm tot Branding, in K. Dittrich, P. Blom en F. Bool (red.), Berlijn - Amsterdam Wisselwerkingen. Amsterdam: Querido, 1982, p Jaarboek Nederlandsche Ambachts- & Nijverheidskunst 1928 [Anoniem], Lijst der afbeeldingen [Meyer & Bauhuys], Jaarboek van Nederlandsche Ambachts- & Nijverheidskunst, Rotterdam: W.L. & J. Brusse s Uitgevers-Maatschappij, 1928, p. 46, 98. Jackson 1998 Jackson, Leslie, The Sixties. Decade of Design Revolution. New York: Phaidon, Jansen 1918 Jansen, Arnold H., Kunst en industrie. Amsterdam: Ontwikkeling, Overdruk uit De Socialistische Gids 3 (1918) januari, p Jansen 1925 Jansen, Arnold H., Het industrieel uitgevoerde meubel, uit de serie De toegepaste kunsten in Nederland 6. Rotterdam: W.L.& J. Brusse, Jansen 2014 Jansen, Cilly, De herontdekking van Ad Grimmon ( ). Interieurarchitect en kleurmeester, Maandblad Amstelodamum 101 (2014) 2, p Japikse 1938 Japikse, N., Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Nederlanders en hun werk. Amsterdam: Van Holkema & Warendorf, Jintes, Pol-Tyszkiewicz 1994 Jintes, L.F. en J.T. Pol-Tyszkiewicz, Chris van der Hoef, Leiden: Rijksmuseum Het Koninklijk Penningkabinet / Assen: Drents Museum / Gent: Museum voor Sierkunst, 1994 (tent.cat. Rijksmuseum Het Koninklijk Penningkabinet, Leiden; reizend). Johannisse 1997 Johannisse, Sigrid, Eenheid, beweging en Ruimte in M. Bock, S. Johanisse en V. Stissi, Michel de Klerk Bouwmeester en tekenaar van de Amsterdamse School. Rotterdam: NAi Uitgevers, 1997, p Jong 1929a Jong, A.M. de, De beeldhouwer Adrianus Remiëns. Amsterdam: J. Emmering, Jong 1928 Jong, J. de (samenst.), Jaarboek van de Nederlandsche Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst. Rotterdam: Brusse, Jong 1929b Jong, Jo de, De nieuwe richting in de kunstnijverheid in Nederland. Schets eener geschiedenis der Nederlandsche kunstnijverheidsbeweging. Rotterdam: Brusse, Jonker, Leeuwenberg, Roegholt 2011 Jonker, Menno, Floris Leeuwenberg en Alice Roegholt, Amsterdamse School. Verbeelden idealen. Amsterdam: Museum Het Schip, Kalf 1905 Kalf, Jan, Een populaire stoel, Het Huis oud en nieuw 3 (1905), p Kappers, Molenaar 2001 Kappers, Lisette en Joris Molenaar, Reconstructie van een atmosferisch kleurbeeld, in E. Adriaansz et al., Huis Sonneveld. Modern wonen in Rotterdam: NAi uitgevers, 2001, p Kerdijk 1927 Kerdijk, F., Orde en harmonie in het rijk der kleuren. Apeldoorn: Talens & Zoon NV, Inkt- en Verffabrieken, Kerkhoff 1915 Kerkhoff, G., Kunst zij ons doel. Bogtman, Haarlems Dagblad, 30 januari Kes 2015 Kes, Marthe, Decors vol van levend schijnsel. Glasatelier De Nieuwe Honsel en de Amsterdamse School. Ongepubliceerde bachelorscriptie Universiteit Leiden, Kessel, Kuperus [1991] Kessel, Ellen van, en Marga Kuperus, Margaret Staal-Kropholler, architect, Rotterdam: Uitgeverij 010, z.j. [1991]. Kjellberg 1981 Kjellberg, Pierre, Art déco. Les maîtres du mobilier. Parijs: Éditions de l Amateur, Kleef 1999 Kleef, Sandra van, Kinheim Tapijtknoperij Beverwijk. Ongepubliceerde scriptie Universiteit Leiden, Kley-Blekxtoon 1999 Kley-Blekxtoon, Annette van der, Leerdam glas , uit de serie Antiekwijzer. Lochem: ANTIEK Lochem, Klerk 1916 Klerk, Michel de, De Invloed van Dr. Berlage of de ontwikkeling der Nederlandsche Bouwkunst, Bouwkundig weekblad 36 (1916) 46, p Klerk 1917 Klerk, Michel de, De arbeid van den Driebond in verband met het meubel, Architectura ( Driebondnummer ) 25 (1917) 39-40, p Koch 1988 Koch, André, Industrieel ontwerper W.H. Gispen ( ). Een modern eclecticus. Rotterdam: De Hef, Koch 1998 Koch, André, W.H. Gispen. A Pioneer of Dutch Design. Rotterdam: De Hef, Kohlenbach 1994 Kohlenbach, Bernhard, Pieter Lodewijk Kramer Architect van de Amsterdamse School. Naarden: V+K Publishing / Wormer: Inmerc, Koldeweij, Knuijt, Adriaansz 1991 Koldeweij, E.F., M.J.F. Knuijt en E.G.M. Adriaansz, Achter het behang: vierhonderd jaar wanddecoratie in het Nederlandse binnenhuis. Hilversum: Goois Museum 1991 (tent.cat. Goois Museum, Hilversum). Koopmans 1993 Koopmans, Ype, Bernard Richters. Amsterdam: Galerie Frans Leidelmeijer, 1993 (tent.cat. Galerie Frans Leidelmeijer, Amsterdam). Koopmans 1994 Koopmans, Ype, H.A. van den Eijnde, uit de Monografieën-serie van het Drents Museum over Nederlandse kunstenaars uit het tijdperk rond Assen: Drents Museum, 1994 (tent.cat. Drents Museum, Assen).

141 Bibliografie Koopmans 2006 Koopmans, Ype, John Rädecker. De droom van het levende beeld uit de serie Monografieën van Nederlandsekunstenaars 22. Zwolle: Waanders, Kraaijeveld 2013 Kraaijeveld, Janine, Theory and Practice. Being in Two Minds? Richard Roland Holst as a Community Artist and the Relation Between His Theories and His Practice of Stained Glass Making. Ongepubliceerde masterscriptie Universiteit Utrecht, Kras, Bóza 1995 Kras, Reyer en Lillian Bóza, P.L. Kramer. Bruggen. Amsterdam: Stedelijk Museum, 1995 (tent.cat. Stedelijk Museum, Amsterdam). Kries, Vegesack 2011 Kries, Matteo en Alexander von Vegesack, Rudolf Steiner. Die Alchemie des Alltags. Weil am Rhein: Vitra Design Museum, 2011 (tent.cat. Kunstmuseum Wolfsburg, Wolfsburg; reizend). Kruidenier 1994 Kruidenier, Michiel, Dick Greiner ( ), april Oktober 2015, zoeken.hetnieuweinstituut.nl/nl/personen/ detail/?q=michiel kruidenier&page=2. Kruidenier, Smeets 2014 Kruidenier, Michiel en Paul Smeets, Joan Melchior van der Meij. Architect. Pionier van de Amsterdamse School. Rotterdam: nai010, Kuper 1996 Kuper, Marijke, Ruimte opgelost in kleur. De Stijl, destructie en een nieuwe harmonie, in E. Bergvelt, F. van Burkom en K. Gaillard (red.), Van neorenaissance tot postmodernisme. Honderdvijfentwintig jaar Nederlandse interieurs Rotterdam: Uitgeverij 010, 1996, p Kwee 1997 Kwee, Hin Goan, De architectuur van Liem Bwan Tjie, een synthese tussen oost en west. Rotterdam, Typoscript ongepubliceerde lezing. Laan, Westra 2009 Laan, Barbara en Alexander Westra, Amsterdamse interieurs. Huizenportretten Amsterdam: SUN, Laan, Koldeweij, Krabbe 2012 Laan, Barbara, Eloy Koldeweij en Coert Peter Krabbe (samenst. en red.), Wonen in een monumentaal huis, Toen en nu. Amsterdam: SUN Lagerweij-Polak 1988 Lagerweij-Polak, Emmy, Dans- en toneelmaskers van Hildo Krop, Jong Holland 4 (1988) 6, p Lagerweij-Polak 1992 Lagerweij-Polak, Emmy, Hildo Krop. Beeldhouwer. Den Haag: Sdu Uitgeverij / Amsterdam: Openbaar Kunstbezit, Lauweriks 1904 Lauweriks, J.L.M., inleiding, in Atelier voor Vercieringskunst Cecile van Grieken. Amsterdam: Atelier voor Vercieringskunst, 1904, ongepagineerd. Lauweriks 1918 Lauweriks, J.L.M., Gemeenschapskunst en individualisme I, Wendingen 1 (1918) 3, p Lauweriks [1927] Lauweriks, J.L.M., Nieuwe Nederlandsche Ruimtekunst. Blaricum: De Waelburgh, z.j. [1927]. Leeuwarder Courant 1918 De nieuwe zeevaartschool op Terschelling, Leeuwarder Courant, 9 september Leeuwen, Mattie 2005 Leeuwen, Eline van, en Erik Mattie, Park Meerwijk, Villapark te Bergen. Manifest van de Amsterdamse School. Amsterdam: SUN, 2005 (tent.cat. Museum Kranenburgh, Bergen). Leupen, Gruyter 1954 Leupen, J. en W. Jos de Gruyter, Hildo Krop. Bussum: Moussault, Leidelmeijer, Cingel 1983 Leidelmeijer, Frans en Daan van der Cingel, Art Nouveau en Art Deco in Nederland. Verzamelobjecten uit de vernieuwing in de kunstnijverheid van 1890 tot Amsterdam: Meulenhoff-Landshoff, Leidelmeijer 1997 Leidelmeijer, Frans. Gebrandschilderde lampen. De Honsel, De Nieuwe Honsel en Die Haghe, Kunst & Antiek Journaal. Maandblad voor de verzamelaar en handelaar in kunst & antiek, 3 (1997) 6, p.1, 8. Leidelmeijer 1999 Leidelmeijer, Frans, De familie Bogtman en de Nederlandse kusntnijverheid aan het begin van de 20ste eeuw, in F. Leidelmeijer en H. Spreen, Kunstnijverheid in de stijl van de Amsterdamse School en art deco uit de ateliers van de familie Bogtman. Bergen: Museum Kranenburgh, 1999, p Leidelmeijer, Spreen 1999 Leidelmeijer, Frans en Henk Spreen, Kunstnijverheid in de stijl van de Amsterdamse School en Art Deco uit de ateliers van de familie Bogtman. Bergen: Museum Kranenburgh, 1999 (tent.cat. Museum Kranenburgh, Bergen). Leidelmeijer, Bax, Gaillard 2000 Leidelmeijer, Frans, Marty Bax en Karin Gaillard (red.), Leven in een verzameling. Toegepaste kunst uit de collectie Meentwijck. Zwolle: Waanders, 2000 (tent.cat. Singer Museum, Laren). Locomotief 1931 De Dempo te Semarang. Bezichtiging van het vlaggeschip van den Rotterdamsche Lloyd, Indisch Dagblad De Locomotief, 12 april Loeff-Bokma 1933 Loeff-Bokma, A.H., Glas-in-lood. Mozaiek. W. Bogtman te Haarlem, Het Landhuis (1933) 5, p Loze, Vautier 1988 Loze, Pierre en Dominique Vautier (red.), Art Deco Belgique, Z.p.: Editions I.P.S., 1988 (tent. cat. Musée d Ixelles, Brussel). Margolius 1979 Margolius, Ivan, Cubism in Architecture and the Applied Arts. Bohemia and France Newton Abbot/Londen: David & Charles, Mattie, Derwig 1991 Mattie, Erik en Jan Derwig, Amsterdamse School. Amsterdam: Architectura & Natura, Meihuizen 2010 Meihuizen, Job, Job Meihuizen kiest een ameublement door Louis Deen, Art Deco magazine (2010) 1, p Mesnil de Buisson 2008 Mesnil du Buisson, Françoise Bigot du, en Étienne du Mesnil du Buisson, Serrurier-Bovy. A Visionary Designer Dijon: Éditions Faton, Mey 1919 Mey, J.M. van der, Moderne meubelkunst, Jaarboek van de Vereeniging voor Nederlandsche Ambachts- en Nijverheidskunst. Rotterdam: W.L. & J. Brusse s Uitgevers-Maatschappij, 1919, p Michels 2000 Michels, Norbert, ich und die Farbe sind eins. Die Farbigkeit der Innenräume des Meisterhauses Kandinsky-Klee, in, N. Michels, Architektur und Kunst. Das Meisterhaus Kandinsky-Klee in Dessau. Leipzig: E.A. Seemann, 2000, p Middendorp 2004 Middendorp, Jan, Dutch Type. Rotterdam: 010 Publishers, Minnucci 1924 Minnucci, G., Moderna architettura Olandese, Architettura e Arti Decorativi (1924) 9, p Moeller 1987 Moeller, Gisela, J.L.M. Lauweriks in Düsseldorf, , in Maßsystem und Raumkunst. Das Werk des Architekten, Pädagogen und Raumgestalters J.L.M. Lauweriks. Krefeld: Kaiser Wilhelm Museum, 1987, p (tent.cat. Kaiser Wilhelm Museum, Krefeld; reizend). Neuwirth 1984 Neuwirth, Waltraud, Wiener Werkstätte: Avantgarde, Art Déco, Industrial Design. Wenen: Östereichisches Museum für angewandte Kunst, Nicolas 1938 Nicolas, Joep, Wij glazeniers. Utrecht: Uitgeverij Het Spectrum, Nieuw Israëlietisch Weekblad 1926 De nieuwe synagoge te Utrecht. Bespreeking van het gebouw, Nieuw Israëlietisch Weekblad, 24 december Nieuwe Tilburgsche Courant 1936 Cursus voor architect. Opleiding, Nieuwe Tilburgsche Courant, 17 oktober Nieuwenkamp Nieuwenkamp, W.O.J., Bali en Lombok. Zijnde een verzameling geïllustreerde reisherinneringen en studies omtrent land en volk, kunst en kunstnijverheid. Z.p. [uitg. aan boord van De Zwerver ], Nieuwsblad van het Noorden 1958 Beeldende Kunstenaar Joan Collette overleden, Nieuwsblad van het Noorden, 29 april Noever 2002 Noever, Peter, red., Dagobert Peche and the Wiener Werkstätte. New Haven: Yale University Press, NRC 1915 [Zilveren jubileum E. Jelsma], Nieuw Rotterdamsche Courant, 15 augustus NRC 1925a Ons paviljoen, Nieuw Rotterdamsche Courant, 31 mei NRC 1925b De onderscheidingen op de tentoonstelling te Parijs, Nieuw Rotterdamsche Courant, 26 oktober NRC 1926 Brieven over Bouwkunst. Het nieuwe gebouw van den Bijenkorf te s-gravenhage van den architect P. Kramer, Nieuw Rotterdamsche Courant, 17 april Oldewarris 2003 Oldewarris, Hans, H.Th. Wijdeveld. Art Decoontwerpen op papier. Den Haag: Museum Meermanno-Westreenianum / Rotterdam: Uitgeverij 010, 2003 (tent.cat. Museum Meermanno-Westreenianum, Den Haag). Oldewarris 2015 Oldewarris, Hans, De Amsterdamse School. Kunsthistorische stijl of city branding?, Eigenbouwer. Tijdschrift voor de goede smaak (juli 2015) 4, p Olyslager 1988 Olyslager, Hanneke, Indische invloed op het werk van Michel de Klerk, Jong Holland 4 (1988) 4, p Olyslager 1991 Olyslager, Hanneke, Theo Nieuwenhuis. Sierkunstenaar en meubelontwerper ( ) uit de serie Monografieën van Nederlandse interieurarchitecten 10. Rotterdam: Uitgeverij 010, Ons Amsterdam 1973 Amsterdamse School, Ons Amsterdam 15 (1973) 10, p Ootjers 2014 Ootjers, Fred, Meubelfabriek Nederland van Jacobus Abraham Huizinga, Art Deco magazine (winter 2014/2015) 12, p Osborne, Tanner 2007 Osborne, Robin en Jeremy Tanner, Art s Agency and Art History. Malden: Blackwell, Osten 2004 Osten, Jack, Jac. Jongert. Bandkunstenaar en letterontwerper. Purmerend: Purmerends Museum 2004 (tent.cat. Purmerends Museum). Ostwald 1917/1921 Ostwald, Wilhelm, Die Farbenfibel. Leipzig: Unesma, 1921 (eerste druk 1917). Oven 1919 Oven, Ro van, Sierkunst en sierkunstenaars. Willem Bogtman, De Telegraaf, 5 mei Parijs 1925 L Art Hollandais à l exposition internationale des arts décoratifs et industriels modernes. Paris Amsterdam: Brandt, 1925 (tent.cat. Parijs). Pasveer 2004 Pasveer, Annet, F.A. Warners ( ). Pionier van het etagehuis. Rotterdam: Stichting BONAS, Pehnt 1998 Pehnt, Wolfgang, Die Architektur des Expressionismus. Ostfildern: Hatje Cantz, Pevsner 1961 (1957) Pevsner, Nikolaus, An Outline of European Architecture. Harmonds-worth: Penguin Books, 1961 (jubileum uitgave, eerste druk 1942). Pijpekamp 2003 Pijpekamp, Arjan van der, A. Eibink ( ). J.A. Snellebrand ( ). De lange weg van de Amsterdamse School tot Forum. Rotterdam: NAi / Stichting BONAS, Pinkhof 1928 Pinkhof, L., De gebrandschilderde ramen in de synagoge-oost, De Vrijdagavond 5 (1928) 18, p Pluym 1915 Pluym, Willem van der, Verslag (rondleiding J.C. van Eerde) over de Tentoonstelling van Oud-Javaansch en hedendaagsch Balisch Hindoeïsme, Architectura 23 (1915) 43, p Polman 1993 Polman, Mariette, Christiaan Bartels, een Amsterdamse Schoolarchitect te Velsen, Heemschut. Tijdschrift van de bond Heemschut 70 (1993) 5, p Purvis 1992 Purvis, Alston W., Dutch Graphic Design New York: Van Nostrand Reinhold, Purvis 2001 Purvis, Alston W., Een persoonlijke visie, in M. Le Coultre, Wendingen Architectuur en vormgeving. Blaricum: V+K Publishing, Ravesteyn 1924 Ravesteyn, Sybold van, De sierkunst op Nederlandsche passagiersschepen uit de serie De toegepaste kunsten in Nederland 10. Rotterdam: W.L. & J. Brusse, Reed 2004 Reed, Christopher, Bloomsbury Rooms. Modernism, Subculture and Domesticity. New Haven/Londen: Yale University Press, Reigersberg 1938/1967 Reigersberg, E., Beknopte kleurenleer en de toepassing der kleuren in architectuur en binnenhuiskunst. Amsterdam: Argus, (eerste druk 1938). Reijn-de Kort 1925 H. van Reijn-de Kort, Pieter van Gelder, De vrouw en haar huis 20 (mei 1925) 1, p. 7-9 Retera 1924 Retera Wzn, Willem, Behangsel en bespanningsstof uit de serie De toegepaste kunsten in Nederland 7. Rotterdam: W.L. & J. Brusse, Retera [1926] Retera Wzn, Willem, P. Kramer uit de serie Nederlandsche Bouw-meesters. Amsterdam: Van Munster s Uitgevers-mij., z.j. [1926]. Rijk 1997 Rijk, Timo de, De Haagse School. Art deco in Nederland, in T. Eliëns, M. Groot en F. Leidelmeijer (eindred.), Kunstnijverheid in Nederland Bussum: V+K Publishing / [Wormer:] Inmerc, 1997, p Rijk 2004 Rijk, Timo de, De Haagse stijl. Art Deco in Nederland. Rotterdam: Uitgeverij 010, 2004 (tent.cat. Gemeentemuseum, Den Haag). Ritter 1926 Ritter jr., Dr. P.H., Het paleis der levensvreugde, in De Bijenkorf s-gravenhage. Dit boek is uitgegeven ter herinnering aan de opening op 25 maart Z.p. [Den Haag]: Vereenigde Bureaux voor de uitgave van speciale werken ten behoeve van handel en industrie, Robertson 1922 Robertson, H., Modern Dutch Architecture, Architectural Review 52 (augustus 1922), p Rogge 1921 Rogge, Elis. M.. Huiskamermeubels, De vrouw en haar huis 16 (1921) 7, p Rogge 1926 Rogge, Elis. M., Behangselpapier, De vrouw en haar huis 20 (1926) nr. 10, p

142 Bibliografie Roode 1997 Roode, Ingeborg de, De Koninklijke Vereenigde Tapijtfabrieken na Een nieuw bedrijf met nieuwe producten? Eerste resultaten van een onderzoek naar het onbekende KVTarchief, Textielhistorische Bijdragen. Stichting Textielgeschiedenis 37 (1997), p Roode, Groot 1999 Roode, Ingeborg de, en Marjan Groot, Amsterdamse School. Textiel Bussum: Thoth / Tilburg: Nederlands Textielmuseum, 1999 (tent.cat. Nederlands Textielmuseum, Tilburg). Roode 2004 Roode, Ingeborg de, Kramer vs. Rietveld. Contrasten in de meubelcollectie, Bulletin Stedelijk Museum Amsterdam 17 (2004) 2/3, p , 66-71, Roode 2011 Roode, Ingeborg de, Speuren naar Amsterdamse School meubels, Art Deco magazine (najaar 2011/winter 2012) 4, p Roode 2012 Roode, Ingeborg de, Form Follows Function? 150 jaar meubelvormgeving in J. van Adrichem en A. Martis (red.), Stedelijk Collectie Reflecties. Reflecties op de collectie van het Stedelijk Museum Amsterdam. Amsterdam: Stedelijk Museum Amsterdam / Rotterdam: nai010 publishers, Roode 2015 Roode, Ingeborg de, Stedelijk Museum brengt Amsterdamse School in kaart. Grote tentoonstelling in 2016, Art Deco magazine (winter 2015/2016) 12, p Roode 2016 Roode, Ingeborg de, Amsterdamse Schooltextiel. Bijdragen aan een kleurrijk interieur, in Textieljaarboek Z.p.: Stichting Textielcommissie Nederland, Ros 1905 Ros, J.D., Het ontwerpen van vlakornament. Rotterdam: W.L. & J. Brusse, Roy van Zuydewijn [1969] Roy van Zuydewijn, H.J.F., Amsterdamse Bouwkunst Amsterdam: De Bussy, z.j. [1969]. Rutgers, Doornenbal 2003 Rutgers, Bram en Kees Doornenbal, Theater Tuschinski. Restauratie van een droom. Warnsveld: Uitgeverij TerraLannoo, Saisselin 1985 Saisselin, Rémy, Bricabracomania. The Bourgeois and the Bibelot. Londen: Thames and Hudson, Schaik 1982 Schaik, Eva van, De Ausdruckstanz in Nederland, in K. Dittrich, P. Blom en Bool (red.), Berlijn-Amsterdam Wisselwerkingen. Amsterdam: Querido, 1982, p Schöne-Chotjewitz 1997 Schöne-Chotjewitz, Katrin, Die Fachschule für Glasindustrie in Zwiesel unter der Leitung von Bruno Mauder uit de serie Schriften des Glasmuseums Passau 2. Tittling: Verlag Rotel- Tours, Schulze, Grätz 2012 Schulze, Sabine en Ina Grätz (samenst.), Verner Panton. Die Spiegel-Kantine. Ostfildern: Hatje Cantz / Hamburg: Museum für Kunst und Gewerbe, 2012 (tent.cat. Museum für Kunst und Gewerbe, Hamburg). Searing 1971 Searing, Helen, Housing in Holland and the Amsterdam School. Ann Arbor: University of Michigan (University Microfilms International), Sentis 2009 Sentis, Nicole, J. Crouwell (of Crouwel, ), Augustus 2015, hetnieuweinstituut.nl/nl/personen/detail/ dbcf4e4c e4f-a6a3-96ec6d6aa5ce. Simon Thomas 1988 Simon Thomas, Mienke, Corn. van der Sluys. Binnenhuisarchitect, organisator en publicist Rotterdam: Uitgeverij 010, Simon Thomas 1996 Simon Thomas, Mienke, De leer van het ornament. Versieren volgens voorschrift, Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, Simon Thomas, Adriaansz, Dijk 2006 Simon Thomas, Mienke, Elly Adriaansz en Sandra van Dijk, Jaap Gidding. Art Deco in Nederland. Rotterdam: Museum Boijmans Van Beuningen, 2006 (tent.cat. Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam). Simon Thomas 2008 Simon Thomas, Mienke, Goed in vorm. Honderd jaar ontwerpen in Nederland. Rotterdam: 010, Simon Thomas 2009 Simon Thomas, Mienke (red.), Jac. Jongert Proeven is koopen. Rotterdam: Museum Boijmans Van Beuningen, 2009 (tent.cat. Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam). Slebos 1939 Slebos, Jacobus Christian, Grondslagen voor Aesthetiek en Stijl. Architectuur, beeldende kunst, kunstnijverheid. Amsterdam: J. Ahrend en zoon, Sluys 1921 Sluys, Corn. van der, Binnenhuiskunst. Over de ontwikkeling der vormen van meubels, metaalwerken, sierkunst, aardewerk, kunstnaaldwerk, weefsels enz. Amsterdam: Maatschappij voor goede en goedkoope lectuur, Sluys 1925 Sluys, Corn. van der, Machinale textielkunst. Tapijten, gordijnen, enz. uit de serie De toegepaste kunsten in Nederland 8. Rotterdam: W.L. & J. Brusse, Sluys [1931] Sluys, Corn. Van der, Onze woning en haar inrichting. Z.p. [Amsterdam]: Uitgeverij Wereldbibliotheek, z.j. [1931]. Smit 2002 Smit, Jos, De sprookjeswereld van Abraham Tuschinski. Scènes uit de restauratie van een wereldtheaterpaleis, Amsterdam. Monumenten & Archeologie 1 (2002), p Spitzen, Verschuuren 2000 Spitzen, Wim en Antoine Verschuuren, ESKAF. Eerste Steenwijker Kunst-Aardewerk Fabriek, Z.p. [Amsterdam:] Nederlandse Vereniging van Vrienden van Ceramiek en Glas, Spitzen, Verschuuren 2005 Spitzen, Wim en Antoine Verschuuren, ESKAF blijft verrassen. Een overzicht van recente fondsen, uit de serie Publicaties van de IJsselacademie 178. Kampen: Stichting IJsselacademie, Spitzen, Verschuuren 2009 Spitzen, Wim en Antoine Verschuuren, Hildo Krop en zijn ontwerpen voor de ESKAF, uit de serie Publicaties van de Stichting Instituut Collectie Krop 1. Steenwijk: Stichting Instituut Collectie Krop, Spreen 1999 Spreen, Henk, De sierkunstenaar Willem Bogtman ( ), in F. Leidelmeijer en H. Spreen, Kunstnijverheid in de stijl van de Amsterdamse School en art deco uit de ateliers van de familie Bogtman. Bergen: Museum Kranenburgh, Spreen 2006 Spreen, Henk, Willem Bogtman ( ). De veelzijdige glazenier uit de serie Kunst en cultuur in Steenwijkerland 2 / Publicaties van de IJsselacademie 198. Kampen: IJsselacademie, Staal 1918 Staal, J.F., C.A. Lion Cachet, Wendingen 1 (1918) 1, p Staal 1921 Staal, Jan Frederik, Bouwwerk van Vorkink en Wormser [inleiding bij themanummer Landhuis te Oostvoorne], Wendingen 4 (1921) 6, p. 3. Staal 1923 [Staal, Jan Frederik,] Rijksgebouwen. C.J. Blaauw, J. Crouwel, J.M. Luthmann. Overheidsbouwkunst, Wendingen 5 (1923) 11/12, p Steger 2014 Steger, Manfred B., Interview. Arjun Appadurai, Globalizations 11, no.4 (2014), p Stoter 1988 Stoter, Marlies (red.), Jeanne Bieruma Oosting. Een overzicht. Leeuwarden: Fries Museum, 1988 (tent.cat. Fries Museum, Leeuwarden). Telegraaf 1915a Glas in lood. Teekencollege Kunst zij ons doel, De Telegraaf, 29 januari Telegraaf 1915b Huldeblijk ambachtsschool, De Telegraaf, 15 augustus Telegraaf 1930 De Haarlemmer Willem Bogtman over zijn werk, De Telegraaf, 10 november Thijssen 2012 Thijssen, Willemien, Art Deco toegelicht. Utrecht: Uitgeverij Stili Novi, Thoor 1997 Thoor, Marie-Thérèse van, Amsterdamse School in Parijs. Het Nederlandse paviljoen op de Exposition Internationale des Arts Décoratifs et Industriels Modernes (1925), KNOB bulletin 96 (1997) 6, p Thoor 1998 Thoor Marie-Thérèse van, Het gebouw van Nederland. Nederlandse paviljoens op de wereldtentoonstellingen Zutphen: Walburg Pers, Tibbe 1987 Tibbe, Lieske, Jac. van den Bosch , uit de Monografieën-serie van het Drents Museum over Nederlandse kunstenaars uit het tijdperk rond Assen: Drents Museum / Eindhoven: Museum Kemperland, 1987 (tent. cat. Drents Museum, Assen / Museum Kemperland, Eindhoven). Timmer 2016 Timmer, Jettie, Synthetische kleurstoffen als beits op hout. Een onderzoek naar de ontkleuring, in M. Vasques Dias (red.), Van school tot stijl. Modernisme in de meubelkunst Amsterdam: Stichting Ebenist, Timmer 1995 Timmer, Petra, Metz & Co. De creatieve jaren. Rotterdam: Uitgeverij 010, 1995 (tent.cat. Stedelijk Museum, Amsterdam). Timmer 2000 Timmer, Petra, Metz & Co. De creatieve jaren. Met een nabeschouwing, Avant-garde en commercie. Proefschrift Vrije Universiteit Amsterdam, Tol 1925 Tol, A.E. van den, Meubileering en inrichting der woning. Rotterdam: Nijgh & Van Ditmar, Tol 1926 Tol, A.E. van den, Jozef Cantré en zijn werk, Elsevier s geïllustreerd maandschrift (1926) 9, p Tromp 2014 Tromp, Jan, Park Meerwijk. De Amsterdamse School in Bergen. Schoorl: Pirola, Tussenbroek 1925 Tussenbroek, Otto van, Speelgoed, marionetten, maskers en schimmenspelen uit de serie De toegepaste kunsten in Nederland 21. Rotterdam: W.L. & J. Brusse s Uitgeversmaatschappij, Tussenbroek 1933 Tussenbroek, Otto van, Gebruiks- en siervoorwerpen in het binnenhuis uit de serie Moderne schoonheid. Amsterdam: Kosmos, Vaderland 1922 Kunstnijverheidstentoonstelling. Stedelijk Museum de Lakenhal te Leiden, Het Vaderland, 30 augustus Vaderland 1932 Stedelijk Museum te Amsterdam. Kunstnijverheidtentoonstelling, Het Vaderland, 25 december Valstar 1918 Valstar, A.C., Glasschilder W. Bogtman, De Telegraaf, 23 maart Vastenholt-Kleinjan 2007 Vastenholt-Kleinjan, Rita, Klokken als kunstwerken. Collectie Meentwijck , Museumtijdschrift Goud-, Zilver- en Klokken Museum (2007) 23, p Vasques Dias 2011 Vasques Dias, Miko (red.), Kleur bekennen. Conservering en restauratie van kleur van houten meubelen. Amsterdam: Stichting Ebenist, Verslag van symposium op 7 oktober. Veen 2003 Veen, Anneke van, Bernard F. Eilers , uit de serie Monografieën van Nederlandse Fotografen 12. Haarlem: Focus Publishing, Vegesack 1991 Vegesack, Alexander von, Tschechischer Kubismus. Architectur und Design Weil am Rhein: Vitra Design Museum, Venema 1975 Venema, Adriaan, Sociaal-economische aspecten van de Amsterdamse School, in E. Bergvelt et al., Amsterdamse School Amsterdam: Stedelijk Museum, 1975, p Visser 1918 Visser, Herman F.E., Over meubelkunst, Wendingen 1 (1918) 7, p Vivekananda 1987 Vivekananda, Swami, Raja Yoga. Met de Yogaaforismen van Patanjali. Deventer: Ankh Hermus, [eerste druk 1955, naar Engelse editie van 1922; eerste uitgave in Engelse taal 1896]. Vogelsang 1925a Vogelsang, Willem, De tentoonstelling te Parijs. Nederlandsche textielkunst. Glas, De Telegraaf, 1 augustus Vogelsang [1925]b Vogelzang (sic), Willem, Glas-schilderkunst, De Telegraaf, z.d. [1925] (uitgeknipt krantenartikel). Volk 1914 De opening van het nieuwe Marine-gebouw. Den Helder, 20 juni 1914, Het Volk, 22 juni Vriend 1970 Vriend, J.J., De Amsterdamse School uit de serie Beeldende kunst en bouwkunst in Nederland. Amsterdam: Meulenhoff, [Vries] 1917 [Vries, de] R.W.P jr., Decoratieve ontwerpen van L. Zwiers, Elseviers Geïllustreerd Maaandschrift 27 (1917) 54, p. 78. [Vries] 1923 [Vries, de] R.W.P. jr., Jubileum-tentoonstelling Th.A.C. Colenbrander te Amsterdam, Elsevier s Geïllustreerd Maandschrift 33 (1923) 66, p Vrije Kunstenaar 1943 Wethouder Gratama probeert het nog eens, De Vrije Kunstenaar (november1943), p Wallis de Vries 1996 Wallis de Vries, R.D.H., D.H. de Vries. Een Amsterdamse koopman in de Molukken Baarn: Ambo, Ward 1998 Ward, Rachel (red.), Gilded and Enamelled Glass from the Middle East. Londen: British Museum Press, Watelet 1974 Watelet, Jacques-Grégoire, Gustave Serrurier- Bovy, architecte et décorateur Brussel: Palais des Académies, Académie Royale de Belgique. Mémoires de la classe des beauxarts, 8 (1975) 14, p. 3. Watelet 1986 Watelet, Jacques-Grégoire, Serrurier-Bovy. De l Art Nouveau à l Art Déco. Brussel: Atelier Vokaer, 1986.

143 Bibliografie Wattjes 1925 Wattjes, J.G., Moderne bouwkunst in Utrecht, Het Bouwbedrijf 2 (1925) 9, p Weissman 1922 Weissmann, A.W., Een oordeel over de hedendaagsche bouwkunst in Nederland, De Bouwwereld XXI (1922) 28, p Wendingen 1920 Wendingen 3 (1920) 6-7 ( Maskernummer ). Werner 2011 Werner, Lisa, Der Kubismus stellt aus. Der Salon de la Section d Or, Paris Bonn: Reimer, Wesselink 2014 Wesselink, Claartje, Kunstenaars van de kultuurkamer. Geschiedenis en herinnering. Amsterdam: Prometheus/Bert Bakker, Wijdeveld 1915a Wijdeveld, H.Th., Harmonische organisatie in de Bouwkunst, Architectura 23 (1915) 9, p Wijdeveld 1915b Wijdeveld, H.Th., Verslag der 1363ste ledenvergadering, gehouden op woensdag 22 sept., s avonds half negen, in de Vergaderzaal van het Genootschap Heerengracht , Architectura 23 (1915) 40, p Wijdeveld 1918 Wijdeveld, H.Th., Wendingen, Wendingen 1 (1918) 1, p Wijdeveld 1923 Wijdeveld, H.Th., In Memoriam M de Klerk, 24 november november 1923, Jaarboek 1922 Nederlandsche Ambachts- en Nijverheidskunst. Rotterdam: Brusse, 1923, p. xii-xv. Wijdeveld 1925 Wijdeveld, H.Th., M. de Klerk. Meubelen en interieurs, Wendingen 7 (1925) 10, p Wijdeveld 1926 Wijdeveld, H.Th., De opdracht, de bouw, de architect, in De Bijenkorf, s-gravenhage. Uitgegeven ter herinnering aan de opening op 25 maart Den Haag: Vereenigde Bureau voor de uitgave van speciale werken t.b.v. handel en industrie, 1926, p Wilk 2006 Wilk, Christopher (red.), Modernism. Designing a New World Londen: V&A Publications, 2006 (tent.cat. Victoria and Albert Museum, Londen). Wils 1924 Wils, Jan, Tentoonstelling Kunstnijverheid in den Haagschen Kunstkring, Het Vaderland, 25 april Wit 1975 Wit, Wim de, De architectuur der Amsterdamse School, in E. Bergvelt et al., Amsterdamse School Amsterdam: Stedelijk Museum, 1975, p Wit 1983 Wit, Wim de, Expressionismus in Holland. Die Architektur der Amsterdamer Schule. Stuttgart: Deutsche Verlags-Anstalt, With 1997 With, Karl (red. Roland Jaeger), Autobiography of Ideas. Lebenserinnerungen eines außergewöhnlichen Kunstgelehrten / Memoirs of an Extraordinary Art Scholar. Berlijn: Gebr. Mann Verlag, Woodham 1994 Woodham, Jonathan, M., Design in the 20th Century: Form Follows Function? by Susan Lambert. - Design in the 20th Century: Nationalism and Internationalism, review article in Journal of Design History 7 (1994), p Woud 2008 Woud, Auke van der, Sterrenstof. Honderd jaar mythologie in de Nederlandse architectuur. Rotterdam: Uitgeverij 010, Woud 2015 Woud, Auke van der, De nieuwe mens. De culturele revolutie in Nederland rond Amsterdam: Prometheus / Bert Bakker, Zalm 2010 Zalm, Rob van der, Rake types. Dans- en toneelmaskers van Hildo Krop, Art Deco magazine (2010) 2, p Zeegers 1923 Zeegers, F.J., In Memoriam De Klerk, Algemeen Handelsblad, 27 november Zeylmans (1917) 1982 Zeylmans van Emmichoven, Frederik Willem, De geestelijke richting in de nieuw schilderkunst (manuscript januari 1917), Tableau tijdschrift voor beeldende kunst 4 ( ) 6, p Zeylmans [1923] Zeylmans van Emmichoven, Frederik Willem, De werking van kleuren op het gevoel. Utrecht: De Haan, z.j. [1923]. (Proefschrift Gemeente Universiteit Amsterdam). Zimmer 1992 Zimmer, Heinrich (red. Joseph Campbell), Myths and Symbols in Indian Art and Civilization, in de Bollingen Series VI. Princeton: Princeton University Press, Zwet 1997 Zwet, Annette van der, Het leven en werk van Lambertus Zwiers Ongepubliceerde scriptie Universiteit Leiden, Zwiers 1924 Zwiers, Lambertus, Ons Huis. Higiëne en gerieflijkheid. Haarlem: Ruygrok & Co., Websites Baanders Baanders, archief Architectenbureau, overzicht/291.nl.html Bartels Bartels, Christiaan, hetnieuweinstituut.nl/nl/personen/ detail?q=bartels&page=2 Blaauw Blaauw, archief Cornelis Jouke, detail/6fe a4-56cd-9697-f79dea Bot Bot, Jac. (Jacques), en archief Jac. Bot, zoeken.hetnieuweinstituut.nl/nl/personen/ detail?q=bot%2c+j&page=1 details/botj/keywords/bot/withscans Dieperink Dieperink, Herman Bernard, explore/artists/record?query=dieperink&start=7 Dijst Dijst, genealogie familie en meubelfabriek, Grimmon Grimmon, Ad, Kannegieter Kannegieter, Henricus, aanvang/kannegieter Meubelfabriek Nederland Meubelfabriek Nederland, J.A. Huizinga, Groningen, meubelfabriekhuizinganederland.nl/ Meyer Meyer, archief Jan de, inventarissen/overzicht/203.nl.html Sluijters Sluijters, Jan, record?query=sluijters%2c+jan&start=3 Woonhuys Woonhuys, Collectie t, amsterdam/inventarissen/overzicht/30626.nl.html rechts: Willem Bogtman, detail raam ter begrenzing van de werkkamer in het woonhuis van architect Harry Elte, zie p. 118.

144 286

145 Index Agterberg, Cris ( ) 58, 75, 237, 246, 250 Ailly, Ragnhild d ( ) 69, 207, 237 Albert Heijn (filiaal Hilversum) 172 Albert I, koning van België 149, 240 Alberts en Van Huut, Architectenbureau 159, 162 Alberts, Ton ( ) American Lunchroom, Amsterdam 109, , 267 Amerika 109, 264, 266 Amersfoortsche Tapijtfabriek, Amersfoort, N. V. 46, 249 Amrâth Amsterdam, Grand Hotel 24, 49, 64, 156, 174, 176, 190, 271 Amsterdamse Smyrna Tapijtfabriek, Amsterdam (ASTA) 246 Andersen, Gunnar Aagaard ( ) 34, 262 Andréa, Haarlem/Arnhem, Kunstnijverheidshuis Antroposofie 69, 143, 161, 237 Arbeiders Jeugd Centrale (AJC), de 62, 240, 254 Architectura 87, 94, 238, 243, 248, 251, 255, 264, 266 Architectura et Amicitia (A et A) 36, 46, 59, 61, 81, 94, 95, 192, 237, 238, , 245, 248, 251, , 264, 266 Art deco 34, 36, 39, 59, 69, 78, 109, 118, 121, 128, 130, 142, 143, 146, 149, 166, 217, 237, 240, 243, 245, 246, 250, 262, 270 Art Deco magazine 38 Art nouveau 45, 121, 132, 143, 146, 241 Art, Goût, Beauté. Feuillets de L Élegance feminine 101 Arts and crafts 143 Aynsley, Jeremy 82 Baanders, H.A.J. (Herman) ( ) 52, 75, 95, 121, 185, 186, 190, 237, 238, 248, 249, 254, 264 Baanders, H.H. 237 Baanders, Jan ( ) 75, 76, 185, 258, 264 Baanders, Tine ( ) 61, 75, 76, 195, 196, 237, 258 Badovici, Jean 31 Baillie Scott, Mackay Hugh ( ) 52, 264 Bakker, Aldo (1971) 232, 233 Banham, Reyner 34 Barnsley, fam. 143 Bartels, Christiaan ( /1969) 128, 220, 221, 238 Bauhaus 30, 34, 36, 78, 149, 262 Bazel, K.P.C. de ( ) 31, 51, 52, 95, 237, 238, 241, , 254, 256, 257, 266 Begeer, Utrecht, Firma C.J. 64, 246, 251, 253, 256 België (Belgisch) 142, 143, 146, 149, 243, 246 Beltzig, Günter (1941) 37 Beraadzaal (Het Scheepvaarthuis) 45, 46, 153, 172, 176, 263, 267, 270 Berg, Else ( ) 254, 258, 265 Bergh, Oss, Gebr. Van den 246 Bergson, Henri 31 Berlage, Cateau ( ) 237 Berlage, H.P. ( ) 29, 30, 39, 45, 46, 65, 160, 170, 172, 175, 192, 217, 238, 240, 241, , 253, 256, 257, 263 Bertheux, Wil 262 Besten, Pieter den ( ) 217, 221 Bie Leuveling Tjeenk, Ir. J. de 265 Biedermeier 143 Bieruma Oosting, Jeanne ( ) 75, 219, 238 Bijenkorf, Den Haag, de 77-78, 113, 121, 125, 128, , 247, 248, 255, 264 Bijenkorf, Rotterdam, de 267 Binnenhuis, Amsterdam, t 39, 45, 46, 64, 78, 238, 240, 247, 249, 251, 252, 257 Blaauw, Cornelis Jouke ( ) 51, 55, 58, 76, 77, 81, 95, 121, 238, 241, 249, 252, 256, 264, 265 Blaue Reiter, Der 265 Bloomsburygroep 143 Boedapest (HO) 149 Boerman, J. (onbekend) 208, 210, 239 Boeyinga, B.T. ( ) 51, 265 Bogtman, Cornelis ( ) 55, 239 Bogtman, Haarlem, Atelier W. 37, 43, 45, 46, 103, 109, 117, 118, 119, 122, 133, 244, 254, 257 Bogtman, Hilversum, Atelier 55, 58, 207, 239 Bogtman, Louis ( ) 40, 55, 58, 71, 106, 207, 239, 241, 255 Bogtman, Willem ( ) 43, 55, 81, 103, 105, 109, , 118, , 130, 132, 133, 175, 177, 178, 207, 224, 227, 239, 242, 244, 248, 267, 268, 284 Bolland, G.J.P.J. 95 Bond voor Minder Marine Personeel, Den Helder 45, 70 Boom, A. van der 31, 208 Bosch, Jac. van den ( ) 39, 45, 46, 63, 64, 238, 240, 247, 249 Boschkant, Villa, Bergen 76 Boskamp & Zn. Binnen-architectuur, Overveen, J.A. 99, 122, 267, 268 Bot, Jac. ( ) 207, 240, 262 Boterenbrood, Jan ( ) 51, 55, 263, 264 Bouma, S.J. ( ) 64 Bouwkundig Weekblad 264 Breemer, Jopie 75 Bromberg, Paul ( ) 58, 82, 83, 247, 251 Brouwer, Willem ( ) 45 Brücke, Die 69, 265 Brusse s uitgeversmaatschappij N.V., Rotterdam, W.L. & J. 106, 107, 242, 267 Brussel (BE) , 243, 247, 255, 262 Buckland, Hayter 238 Burkom, Frans van 36, 69, , 271 Canella, Guido 34 Canta, Agnes ( ) 62, 195, 240 Cantré, Josef ( ) 143, 144 Chapman Catt, Carrie 195 Chochol, Josef ( ) 143, 145 Cingel, Daan van der 36 Citroen, Cosman ( ) 255 Classicisme 143, 166 Claus Dick van Wageningen Architecten, Felix 162, 163, 166 Claus en Kaan Architecten Amsterdam 162, 165 Claus, Felix (1956) 162 Cohen, Fré ( ) 62, 195, 240 Coini, Max ( ) 98, 99, 147, 149, 240 Colani, Luigi (1928) 37 Colenbrander, Theo A.C. ( ) 56, 52, 65, 186, 189, 244, 249, 264 Collette, Joan ( ) 75, 76, 106, 108, 109, 219, 240 Collins, Peter 165 Constructivisme 59, 61, 72, 81, 149, 205 Coorin 106, 207, 239, 241, 255 Copier, Andries ( ) 250, 264 Corbusier, Le ( ) 30, 81, 83, 149, 250, 266 Crabeth, Den Haag, N.V. 106, 267 Cranenburgh, P.G. van 125, 128, 130, 247 Crena de Iongh, C.A. 180, 182 Croix, Guillaume Frédéric la ( ) 51, 55, 66, 69, 77, 102, , 241, 248, 252, 257, 266 Crop, Michel Duco ( ) 65 Crouwel jr., Joseph ( ) 49, 55, 121, 141, 145, 187, 188, 241, 251 Crouwel, Wim (1928) 34 Cuypers jr., Pierre ( ) 240 Cuypers, Eduard ( ) 50, 51, 69, 95, 102, 109, 241, 242, 245, 248, 250, 252, 255, 257, 263, 264, 266 Cuypers, Jos ( ) 240 Cuypers, Pierre J.H. ( ) 29, 51, 240, 241, 250, 251, 257 Daemen, Jo ( ) 106, 107, 242 Dageraad, De 34, 162, 248 Dalcrose zie Jaques-Dalcroze Dalsum, Albert van 75, 218 Das, H.W.L. (onbekend) 242 Deen, Louis ( ) 98, 99, 242, 267 Degens, Rotterdam 267 Dekkers, Jeanne (1953) 162, 164, 165 Deli-Batavia Maatschappij, Amsterdam, N.V. 109, 112 Den Haag zie Haag, Den Dieperink & Co., Amsterdam, N.V. Drukkerij v.h. 202, 242 Dijk, Eindhoven, Koninklijke Weverij Van zie Koninklijke Weverij Van Dijk Dijsselhof, Gerrit Willem ( ) 226 Dijst s Meubelfabriek, Amsterdam 99, 100, 242 Distel, Rotterdam, De 106, 247, 252 DKV Architecten Doesburg, Theo van ( ) 81 Doornenbal, Kees 270 Dorp, H. van ( ) 265 Dorrius, Amsterdam, Café 109 Doucet, Jacques 147 Dreesen, Harry (Henri) ( ) 81, 227, 243 Driel, Rotterdam, Rederij Willem van Drilling jr. Meubelen, Amsterdam, J.Th. 187, 243, 252, 267 Droogdokmaatschappij, Rotterdam, De Rotterdamsche 268 Duchamp-Villon, Raymond ( ) 143 Duchateau & Zn., Rotterdam, P.G. 128, 132, 220, 221 Dudok, Willem. M. ( ) 30, 250, 267 Dufrène, Maurice ( ) 146 Duitsland (Duits) 52, 59, 65, 69, 143, 149, 166, 199, 237, 244, 248, 249, 252, 253, 256, 264, 265, 268 Dunand, Jean ( ) 146 Düsseldorf (DE) 249, 255, 264 Eerste Steenwijker Kunstaardewerkfabriek, Steenwijk 41, 65, 106, 199, 227, 239, 244, 249, 252 Egypte 52, 237, 252, 266, 269 Eibink & Snellebrand 52, 55, 58, 59, 70, 187, 188, 190 Eibink, Adolf ( ) 51, 121, 244, 251, 255 Eigen Huis 249 Eijnde, H.A. van den ( ) 27, 45, 58, 191, 222, 223, 241, 244, 253 Eilers, Bernard F. ( ) 50, 83, 84, 133, 136, 137, 138, 170, 171, 186, 190, 248, 252, 269 Eisenloeffel, Jan 226, 238, 247, 252, 264 Elsevier s Geïllustreerd Maandschrift 65 Elte, Harry ( ) 118, 284 Empirestijl 143 Endt, Pieter H. ( ) 30, 180, 181, 264, 271 Engeland (Engels) 92, 94, 109, 247, 248, 257, 264 Enschedé & Zonen, Haarlem, Joh. 46 ESKAF zie Eerste Steenwijker Kunstaardewerkfabriek Esoterie 95, 266 Exposition Internationale des arts décoratifs et industriels modernes, Parijs (1925) 78, 79, 83, 113, 122, 143, 149, 166, , 247 Expressionisme (expressionistisch) 25, 28, 34, 38, 51, 59, 62, 63, 65, 69, 72, 81-83, 88, 95, 109, 125, 132, 136, 143, 149, 161, 165, 166, 199, 205, 208, 217, 226, 244, 249, 251, 253, 254, 256, 262, 265, 266 Fehn, Conrad (onbekend) 65, 72, 199, 200, 244 Follot, Paul ( ) 146 Fongers, Groningen, Garage 49, 50, 247, 263 Fongers, Groningen, N.V. de Groninger Rijwielenfabriek A. 263 Frankrijk (Franse) 39, 143, 146, 149, 245, 246, 248, 257 Fresnaye, Roger de la ( ) 143 Functionalisme (functionalistisch) 30, 31, 34, 36, 37, 59, 72, 78, 83, 105, 118, 149, 198, 204, 205, 241, 245, 251, 252, 262, 267 Futurisme 143, 256 Gaité, Amsterdam, Cabaret La 108, 109 Gaité, Rotterdam, Cabaret dansant La 128 Gallé, Émile ( ) 132 Geer, Rhenen, Huize de 52, Gelder, Pieter van ( ) 146, 147, 267 Gemeenschapskunst 45 Gendt, A.D.N. van ( ) 109 Gendt, A.L. van ( ) 112 Gendt, gebroeders van 29, 44, 275 Gent (BE) 142 Gerdes, E. 106 Gesamtkunstwerk 45, 51, 77 Gescher & Kemper, Amsterdam en Den Haag 98, 267 Geurst & Schulze Architecten 162, 165 Gidding & Zonen, Rotterdam 267 Gidding, Jaap ( ) 65, 69, 72, 75, 128, 132, 153, 154, 199, 200, 217, 220, 222, , 226, 232, 240, 245, 249, 250, 254 Gieben, Amsterdam, meubelfabriek W. 249, 253 Gimson, Ernest ( ) 143 Girodienst, Gemeente 195 Gispen & Co., Rotterdam, W.H. 104, 105, 245 Gispen, Willem Hendrik ( ) 72, 104, 208, 213, 245 Gispen s fabriek van metaalbewerking, Rotterdam 213 Glasfabriek Leerdam, Leerdam 111, 242, 247, 250, 255 Glasfachschule Steinschönau, Steinschönau (CZ), K. u. K. zie Steinschönau Gočár, Josef ( ) 145, 146, 269 Godschalk, Rotterdam, Gebr. 99, 267 Goethe, Johann Wolfgang von ( ) 70 Gogarn s Meubileering Mij., Rotterdam, N.V. 267 Gooi- en Eemlander, De 109, 271 Goudsmit & Co., Amsterdam, L. 101, 199 Gouwe, W. F. 62 Grand, Napoleon le ( ) 69, 245, 267 Grant, Charlotte 82 Gratama, Jan ( ) 28, 30, 65, 83, 121, 245, 264 Gravenhaagsche Smyrnatapijtfabriek, Den Haag, s- 249 Gray, Eileen ( ) 31, 59, 146, 147, 149 Greiner, Dick ( ) 51, 55, 59, 245, 258 Grieken, Cécile van (1880-jaartal onbekend) 192 Grimmon, Ad ( ) 266 Groningen 30, 64, 161, 166, 248, 262 Groot, Bodegraven, N.V. Hero de 105, 128, 214, 215, 246 Groot, C. de 172, 244 Groot, J.H. de 95 Groot, Marjan 23, 267, 268 Groult, André ( ) 146 Haag & Zoon/ Haag & Pool, Amsterdam, NV v/h 267 Haag, Den 39, 113, 118, 125, 128, 130, 132, 179, 238 Haagse Stijl 39, 61-62, 243, 250, 256, 264 Haak, Christie van der (1950) 232 Haarlem 102, 106, 121 Hack, Den Haag 267 Haeckel, Ernst ( ) 52, 121, 172, , 238, 264, 268 Haghe, Den Haag, Die 128, 130, 247 Hamaker, Anton ( ) 203, 246, 254 Han Tiauw Tjong 133, 204 Harrenstein, Rein 171, 265 Harrenstein-Schräder, An 102, 265, 267, 271 Hartkamp, J.W.F. ( ) 109, 224 Havelaar, Just 31, 52, 263, 264 Heck s Lunchroom, Den Haag 268 Heemskerck, Jacoba van ( ) 69, 70, 265 Heetman, Delft, A.J.A. 267 Hengelosche Trijpweverij, Hengelo 171, 176 Herens, H.C. ( ) 125, 128, 130, 215, 246, 247 Herweijer, Henk 263 Heuff, Herman ( ) 254 Heybroek s Groothandel, Amsterdam (Haarlem) 125, 130, 204, 214, 246, 247, 257, 268 Heydebrand, Wilhelm von 143, 144 Heystee, Arnold M.A. 77, 81, 101 Hillen & Co, Amsterdam, Firma J.B. 109, 267 Hioolen, mevrouw 79 Hitchcock, Henry-Russell 34 Hoef, Chris van der ( ) 64, 65, 247 Hoffmann, Josef ( ) 88, 142, 149 Holst, Richard Roland ( ) 122, 226, 241, 268 Holswilder, Leiden, Jac.H. 106, 241 Holtkamp, Amsterdam, Patisserie 79 Hongaarse kunst 144, 148, 149 Honsel, De (Nieuwe) 105, 106, 113, 117, 118, 122, 125, , 170, 204, , 246, 257, 267, 268 Hooge Brug, Amsterdam, De 61, 192, 193, 197 Hoogenbosch, T.J. 246 Hoop, Amsterdam, Koninklijke Roei- en Zeilvereeniging De 136, 209, 269 Hoop, Amsterdam, Meubelfabriek De 99 Hoste, Huib ( ) 45, 263, 267 Hout- en Meubilerings College (HMC), Amsterdam 23 Hudig, familie 77 Huis, Het 99, 102, 241, 242, 247, 255, 257, 263, 266 Huizinga, Groningen, Meubelfabriek Nederland J.A. 50, 247 Hurks, Jac. ( ) 129, 262 Huszár, Vilmos ( ) 59 Huut, Max van (1947) 159, 161, 162 Immink, Jo 37, 205 India 266 Indianen, Noord-Amerikaanse 52, 224 Indisch zie Nederlands-Indië

146 Index Ingenhoes, Amsterdam, Wed. H.W. 267 International Style zie ook modernisme, 34 Ipenbuur & Van Seldam, Amsterdam 61 Jaager, Dornach (CH), Haus de 143, 144 Jacobs, Aletta 195, 196, 271 Jacot, A. ( ) 241 Jacot, bureau 266 Janák, Pavel ( ) 145 Jansen & Zonen, Amsterdam, Firma H.F. 65, 244, 249, 256, 267 Jansen en Nusink/Nusink en Zoon, Amsterdam, Firma 53, 180, 205, 206, 249,252 Jansen, Arnold ( ) 239, 247, 251, 252, 265 Japan (Japans) 65, 70, 106, 146, 192, 264, 265 Jaques-Dalcroze, Emile 217 JCJL (Java-China-Japan Lijn) 263 Jong & Co., Hilversum 34 Jong, C. de 267 Jong, Jo de 31 Jong, Hijman Louis de ( ) 153, 217 Jongert, Jac. ( ) 63, 72, 109, 111, 201, 244, 247, 254 Jugendstil 143 Kalf, Jan 266 Kalff, Louis ( ) 269 Kandinsky, Wassily ( ) 69, 265 Kempen & Zonen / Van Kempen en Begeer, Zeist, Van 244, 253 Kerkuil, Haarlem, De 106 Kerling, Den Haag, E.W.F. 267 Keulen (DE) 265 Kinheim, Beverwijk, Tapijtknoperij 264 Kirchner, Ernst Ludwig ( ) 265 Kleber, Annie ( ) 101 Klerk, Michel de ( ) 28-31, 36, 43-46, 49-55, 58, 61, 65, 66, 69, 75, 77, 83, 86-95, 98, 101, 102, 109, 121, 132, , 143, 145, , 161, 162, 165, 166, , 180, , 189, 190, 192, 204, 209, 217, 222, 237, 238, 241, 244, 248, 252, 253, , , Kleurenleer (kleurentheorie) 70, 265 Kloosterhuis, Amsterdam, N.V. v/h H.A. 103, 105, 122, 248, 267 KNSM (Koninklijke Nederlandse Stoomboot-Maatschappij) 263 Koelewijn & Van De Endt, Amsterdam 267 Kofman, P. 53, 71, 205, 262 Konijnenburg, Willem van ( ) 238 Koninklijke Deventer Tapijtfabriek, Deventer 46, 176, 249 Koninklijke Kralingsche Tapijtfabriek Werklust W. Stevens & Zonen, Rotterdam 249 Koninklijke Paketvaart Maatschappij (KPM), Amsterdam 45, 137, 139, 153, 156, 172, 174, 263, 269 Koninklijke Vereenigde Tapijtfabrieken (KVT), Rotterdam 220, 222, 249 Koninklijke Weverij Van Dijk, Eindhoven 255 Koopmans, Ype 217 Kooten, A.J. ( ) 132 Koppe s Scheepsagentuur N.V., Amsterdam, J.G. 66, 69, 241 Kort, A.W. ( ) 247 Kort, Leiden, Atelier J.C. 100, 101, 248, 250, 267 Kots, Grietje ( ) 149 Kraak, Amsterdam, Stoommeubelfabriek Wed. A. 99, 267 Kramer, F.M. ( ) 79 Kramer, Pieter Lodewijk ( ) 28, 29, 31, 36, 37, 44-46, 49-53, 55, 58, 63, 69-71, 75-79, 94, 102, 104, 113, 121, 143, 145, 155, 162, , 180, 190, 205, 206, 222, 223, 232, 241, 244, 248, , 256, 258, , 270 Kras, Reyer 37, 262 Kreunen-Mees, Ita 101 Kriege, J. ( ) 72 Kromhout, Willem ( ) 65, 121, 195, 221, 245 Krop, Hein 244 Krop, Hildo ( ) 27, 31, 36, 37, 45, 49, 52, 53, 55, 58, 61, 63, 65, 69, 70, 72, 75, 78, 83, 106, 145, 170, , 189, 205, 206, 208, , 217, 218, 222, 226, 227, 229, 244, 248, 249, , 257, 258, , 266, 269, 271 Krop, Lucine 183, 271 Krop, Willy 52 Kropholler, Margaret ( ) 30, 36, 77, 101, 121 Krop-Sleef, Mien 258 Kubisme 61, 142, 143, 145, 166, 269 Kubo-expressionisme 143 Kuipers, Evert ( ) 51, 257, 265 Kunstgewerbeschule, Düsseldorf (DE) 249, 264 Kunstgewerbeschule, Eberfeld (DE) 237 Kunstgewerbeschule, München (DE) 254 Kunstgewerbeschule, Zürich (CH) 237 Kunstnijverheidsschool, Haarlem 58, 95, 236, 238, 242, 249, 251, 254, 264 Kup, D.P. de 190, 264 Kurvers, Anton ( ) 52, 62, 63, 81, 196, 228, 249, 264, 265 Kuyken, Marie ( ) 199, 203, 249, 262 Kuyt, Jan ( ) 113 KWIM (Koninklijke West-Indische Maildienst) 263 Labor Omnia Vincit (LOV), Oosterbeek, Meubelfabriek 106, 241, 245, 247, 251, 256, 271 Lalique, René ( ) 132 Lammers, Theodoor ( ) 55, 72, 187, 211, 249 Langhout, G.J. ( ) 62 Lansdorp, Nicolas ( ) 51 Laren 143 Laren, J. van ( ) 172 Laurencin, Marie ( ) 143 Lauweriks, Mathieu ( ) 51, 52, 59, 63, 69, 94, 95, 192, 194, 196, 236, 237, 238, 250, 251, 257, 264, 266 Lebeau, Chris ( ) 190, 238, 250, 254 Lecointre, Den Haag 267 Leer & Co., Hilversum, L. van 71 Leeuw, Joseph de 180, 251 Leeuwen, R. van 85, 198 Leeuwrik, Laren, huis D 271 Legrain, Pierre ( ) 146, 147 Leidelmeijer, Frans 36, 58, 66 Leistikow, Gertrud 75, 76, , 249, 254 Liefkes, Den Haag, H. 267 Liem Bwan Tjie ( ) 66, 69, 133, 204, 250 Lion Cachet, C.A. ( ) 46, 52, 55, 69, 95, 226, 249, 263, 264 Lipps, Theodor 145 Lissitzky, El ( ) 59 Lloyd (KHL), Amsterdam, De Koninklijke Hollandsche 268 Lloyd, Rotterdam, De Rotterdamsche 268 Loeff-Bokma, A.H. 118 Loghem, Han van ( ) 199, 200, 245, 251, 264 Londen (GB) 113, 143, 248 Looy, Amsterdam, S.L. van 46 Lotes, Delft 267 LOV zie Labor Omnia Vincit Lucas, Anthonie ( ) 100, 101, 248, 250, 267 Luik (BE) 142 Luthmann, J.M. ( ) 51 M.v.d.s. Textiel-Design (BE) 270 Maîtraise, Parijs, La 146 Marc, Franz ( ) 265 Mare, André ( ) 143, 146 Margolius, Ivan 143 Marle-Vos, fam. Van 179 Martens, George ( ) 30 Meerwijk, Bergen, Park zie Park Mees, Santpoort, C.A. 61 Meij, Joan Melchior van der zie Mey, Joan Melchior van der Meijer, Jan de ( ) 52, 55, 212, 244, 251 Meijer, Th. 251 Meilink, B.J. 79 Memphisgroep 37 Mendelsohn, Erich ( ) 143, 149, 257 Mesquita, Samuel Jessurun de ( ) 238 Methorst, Hendrik ( ) 64, 65, 72, 199, 200, 251 Metz & Co., Amsterdam 65, 113, 180, 198, 239, 250, 251, 258 Metzner, Franz ( ) 244 Meulkens, John ( ) 108 Mey, Joan Melchior van der ( ) 28, 29, 43, 44-46, 49-52, 69, 75, 121, 122, 143, 172, 173, 175, 177, 241, 248, 252, 257, 262, 263, 264, 268 Meyer & Bauhuys, Amsterdam 190, 244, 251 Midderigh-Bokhorst, Berhardina ( ) 101 Mies van der Rohe, Ludwig ( ) 162 Milaan (IT) 142 Modelhuis, Amsterdam, t 69, 245, 267 Moderne Kunstkring, Amsterdam Modernisme 31, 34, 36, 37, 83, 106, 113, 149, 161, 162, 251, 269 Molenaar, Joris (1956) 162 Monsieur, Steenwijk, Meubelfabriek 181, 184, 249, 252, 264 München (DE) 69, 143, 237, 244, 254 Münchener Werkstätten, München (DE) 143 Museum Het Schip, Het 24, 271 Mutters & Zoon, Den Haag, H.P. 254, 258, 267 Nederland J.A. Huizinga, Groningen, Meubelfabriek zie Huizinga Nederlandse Architectuur Amsterdamse School, Amsterdam (1975) 34, 161, 270 Nederlands-Indië (Indisch) 65, 66, 69, 76, 88, 121, 130, 132, 146, 192, 204, 207, 246, 248, 250, 255, 258, 263, 265, 267 Neederlandsche Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst 31, 63, 83, 106, 237, 238, 240, 242, 243, 245, , 252 Neo-antroposofisch 161 Neoclassicisme 143 Neumann, Margaretha E. 180, 181 Nicolas, Joep ( ) 222 Nie, George van 79 Nie-Prent, Marie van 79 Nieuw Israëlietisch Weekblad 271 Nieuwe Bouwen 165 Nieuwe Honsel, De zie ook Honsel, 105, 106, 113, 117, 118, 122, 125, , 170, 204, , 246, 247, 257, 267, 268 Nieuwe Kunst 29-31, 39, 45, 52, 63, 143, 154, 226, 247, 263 Nieuwe Mens, de 81 Nieuwe Vormen 268 Nieuwe Zakelijkheid 69, 118, 149 Nieuwenhuis, Theo ( ) 45, 46, 65, 153, 154, 171, 172, 176, 249, 263, 270 Nieuwenkamp, W.O.J. ( ) 95, 265 Nobel, Haarlem, Glasatelier J.W. Le 267 Noorden, Steenwijk, Stoommeubelfabriek Het 252 Norden, Willem van ( ) 199, 244, 252 NRM (Nieuwe Rijnvaart Maatschappij) 263 Nusink en Zoon zie Jansen en Nusink Oei Tiong Ham Concern, Semarang (ID) 204 Olbrich, Joseph Maria ( ) 88, 264 Olympische Spelen 1928, Amsterdam 109 Olyslager, Hanneke 69 Omega Workshops, Londen 143 Onder den Sint Maarten, Zaltbommel/Haarlem, Firma 267 Oostvoorne 63 Op de Hoogte 267 Ostwald, Wilhelm 70, 71, 265 Ott, Elias ( ) 106, 108, 109, 210 Oud Holland, Amsterdam 253 Oud Pz & Co., Purmerend/ Soerabaja, Weduwe G. 109, 111, 247 Oud, J.J.P. ( ) 245 Oudheusden, Den Haag, Van 267 Our Polite Society 232 Oven, Ro van 122 Overbosch, Crailo (Laren), Villa 185, 186, 269 Overveen 102 Paerels Meubileeringmy., Amsterdam, N.V. 99, 100, 267 Palais des Colonies (Palais de la Porte Dorée), Parijs 146 Palais Stoclet, Brussel (BE) 142 Pander & Zn., Den Haag, H. 246, 252 Panton, Verner ( ) 34 Parijs (FR) 59, 69, 78, 79, 81, 83, 101, 113, 122, 130, 142, 143, 146, 149, 166, 208, , 237, 238, 243, 244, 245, 247, 248, 249, 250, 252, 253, 254, 255, 257, 263, 264, 266, 269 Parisien, Amsterdam, Cinema 217, 221 Park Meerwijk, Bergen 75, 76, 101, 121, 161, 238, 241, 244 Paulanerbräuerei, Amsterdam 109 Pavillon de L Esprit Nouveau, Parijs 149 Peche, Dagobert ( ) 146 Peddemors, Haarlem, Kunstzaal 106, 107, 242 Penaat, Willem ( ) 65, 198, 238, 247, 249, 251, 252 Perzië, Noordwest- 113 Pevsner, Nikolaus 34 Planjer, J.I. 262 Ploegsma, Zeist, Uitgeverij J. 201, 247 Pluym, Willem van der 94, 95 Poelzig, Hans ( ) 143 Pol, Liesbeth van der (1959) 161, 162 Polak, Alfred 52, 53 Polenaar, J.H. 55, 262, 263, 269, 271 Polet, Johan ( ) 222 Pollé, Ko 244 Pomone, Parijs, atelier 146 Postimpressionisme 143 Postkantoor, Haarlem 187 Postkantoor Spaardammerplantsoen, Amsterdam 269 Postkantoor, Utrecht 49 Postmodernisme 34, 37, 162, 165, 166, 269 Praag (CZ) 143, 145, 146 Practische Huisvrouw, De 100 Prikker, Johan Thorn ( ) 69, 245 Primitivisme 88, 91, 266 Prinsenhof, Delft, t 267 Procházka, Antonin ( ) 145 Pronk & van Bommel, Haarlem 267 Publieke Werken (DPW), Amsterdam, Dienst der 44, 63, 248, 249, 251, 253, 262, 263, 264, 266 Quellinusschool, Amsterdam 69, 95, 196, 236, 237, , 247, 250, 255, 256, 257, 264, 265 Rädecker, John ( ) 36, 58, 59, 69, 75, 78, 137, 217, 222, 226, 230, 231, 249, 253 Rädecker, Toon ( ) 72, 208, 213, 244, 253, 257, 269 Rädecker, Willem ( ) 55, 137, 170, 179, 249, 253, 269 Randoe en Zonen, Haarlem, NV v/h A.M. 71, 205, 253, 264 Rappange & Partners, Amsterdam 270 Rath & Doodeheefver, Amsterdam 199, 203, 246, 249, 255 Rationalisme 24, 34, 45, 49, 62, 78, 143, 145, 149, 192, 238, 250, 252 Reens, Amsterdam 65, 267 Reggers, Firma Gebroeders 53, 72, 106, 251, 253 Reggers, Fons ( ) 53, 72 Reigersnest, Oostvoorne, t 76, 77, 84, 121, 256, 257 Reitsma, Egbert ( ) 30, 262 Remiëns, Janus ( ) 257, 269 Retera, Willem ( ) 31, 69, 145, 265 Reuser & Smulders, Den Haag 109, 111, 267 Reyn, T. van ( ) 265 Richters, Bernhard ( ) 58, 61, 75, 253, 257, 269 Riemerschmid, Richard ( ) 143 Rietveld, Gerrit ( ) 36, 102, 171, 205, 265, 266 Ring 59, 192, 249, 264 Rodtsjenko, Alexander ( ) 149 Roelofs, Willem ( ) 238 Rogge, Elis. M Rohmer, Marlies (1957) 162, 164, 165 Romantisch nationalisme 145 Roobol, Gustaaf Adolf ( ) 55, 187, 253 Roode, Ingeborg de 262, 266, 270 Roodenburgh, Jordanus ( ) 162, 194, 254 Roos, S.H. de ( ) 62 Roosendaal 30, 262 Rotterdam 208, 226 Rotterdamsche Kunstkring 195 Rouquart, Rik 270 Royen, J.F. van 265 Rozenbroek 263 Rozenburg, Den Haag 65 Ru, Huib de ( ) 254 Ruhlmann, Jacques-Émile ( ) 143, 146 Rutgers, G J. ( ) 55, 264 Saarinen, Eliel ( ) 149 Salon des artistes décorateurs, Parijs (1919) 146, 149 Sandberg, Willem 36, 262 Schalkwijk, W. van ( ) 249 Scheepvaarthuis, Het 24, 27-30, 34, 43-46, 49, 50, 53, 55, 65, 78, 83, 109, 119, 121, 122, 137, 139, , , 180, 187, 190, 222, 239, 242, 244, 247, 248, 249, 253, 257, , 270 Schellens & Marto, Eindhoven 246, 254 Schellens en Co. s Trijpfabrieken NV, Eindhoven, Léo 190, 201, 246, 247, 254 Schip, Het 31, 34, 262, 265 Schmidt-Rottluff, Karl ( ) 69, 265 Schrier, Nico ( ) 102, 254 Schröder-Schräder, Truus 102, 265

147 Index rechts: John Rädecker, maskerkop man (detail), 1924, zie p Schultsz, Jan Christoffel ( ) 137, 139, 170, 269 Schwarz, Mommie ( ) 75, 106, 219, 254, 258, 265 Schweppes Table Waters 109 Searing, Helen 34 Section d Or 143 Serrurier-Bovy, Gustave ( ) 143, 144 Sevenhuysen, August M.J. ( ) 102, 267 Sickesz, W.C. 224 Slebos, Jacobus Christiaan (1897-onbekend) 210, 211, 254 Sluijters, Jan ( ) 69, 71, 254, 265 Sluys, Cornelis van der ( ) 69, 83, 244, 249, 264 Smits, J.B. ( ) 69, 107 Snellebrand, Jan Antonie ( ) 51, 121, 244, 255; zie ook Eibink & Snellebrand Soeters, Sjoerd (1947) 162 Son Offset, Hilversum, Van 69, 71 Sonderbund-tentoonstelling, Keulen 265 Spaan, Delft 45, 257 Spaarndammerplantsoen 88, 94, 95, 247, 269 Spanjaard, Frits ( ) 39, 62, 250 Spiegel, Amsterdam, N.V. Kunsthandel De 196 Spiegel, Der, kantine 34 St. Louis (VS) 142 Staal, J.F. ( ) 52, 62, 75, 76, 78, 79, 121, 166, 228, 238, 245, 249, 251, 253, 263, 264 Stadsschouwburg Amsterdam 76, 106, 108, 219 Stedelijk Museum Amsterdam 23, 25, 34, 36, 37, 46, 65, 69, 77, 81, 83, 94, 106, 161, 185, 249, 254, 262, 263, 265, 267, 270 Steenhoek, Amsterdam, De 71 Steenwijk 121, 122, 208, 239 Steiner, Rudolf 143, 144 Steinpatz, H. (onbekend) 71, 239, 241, 255 Steinschönau, Steinschönau (CZ), K. u. K. Glasfachschule 132 Sternheim, Jo 75 Stijl 268 Stijl, De 30, 34, 36, 61, 62, 81, 149, 205, 250, 251 Stijl, De 81 Stockholm (SF) 269 Stokvis, Amsterdam, firma 132 Stoomvaart Maatschappij Nederland (SMN), Amsterdam 45, 46, 50, 154, 155, 157, , 187, 190, 263 Sturm, Berlijn, Galerie Der 265 Subjectivisme 145 Suë, Louis ( ) 146 Sugawara, Seizo ( ) 146, 147 Symbolisme 31, 62, 72, 75, 143, 191, 192, 237, 244, 253, 254, 266 Tapijtfabriek de Volharding zie Volharding Taut, Bruno ( ) 143 Teders Artistieke Meubileering, Amsterdam, Christiaan 99, 267 Theosofie 31, 51, 52, 69, 95, 143, 244, 250, 264, 266 Tiffany, Louis Comfort ( ) 132 Tilburg 37, 243 Toko van de Pol, Amsterdam/ Soerabaja 66, 255 Toorop, Charley ( ) 69, 70, 265 Toorop, Jan ( ) 192, 193, 240 Total Design, Amsterdam 34 Traditionalisme 72 Tsjechië 143, 145, 166 Tuschinski Theater, Amsterdam 65, 83, 106, 108, 109, 121, 125, 128, , 157, 210, 217, 220, 221, 238, 244, 247, 255 Tuschinski, Abraham 113, 128, 130, 153 Tussenbroek, Otto van 69, 217 Umělecký měsíčník 143 Union des Artistes Modernes 149 Universiteit van Amsterdam 265 Utrecht 30, 63, 236 Vahâna-cursus 236, 237, 251, 264 VANK zie Neederlandsche Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst Vedanta 266 Vereenigde Nederlandse Scheepvaart Maatschappij, De 268 Verhoeven, Jan ( ) Verkruysen, Henri ( ) 95, 238, 256 Vermeulen, de heer 186, 271 Vermeyden-Ligtermoet, D.G. 262 Visser, Leo ( ) 222 Vivekananda, Swami 92, 94, 95, 266 Vlaanderen, André ( ) 51, 185, 255, 257, 263 Vogelsang, Willem 132 Volharding, Amsterdam, N.V. Electrische drukkerij 61, 192, 193, 219 Volharding, Rhenen, Tapijtfabriek De 52, 183 Volkskunst 34, 106, 143, 149, 241 Vonk, Amsterdam, de 254 Vooruitgang, Amsterdam, Drukkerij 62 Vorkink & Wormser 55, 76, 77, 84, 121, 257 Vorkink, Pieter ( ) 238, 256, 257, 264, 266, zie ook Vorkink & Wormser Vos & Le Grand, Amsterdam 245 Vos, B. 245 Vos, Ingrid 36 Vos, J. de 252 Vos, Theo ( ) 208, 269 Voskuil, Jan 101 Vriend, J. J. 34, 269 Vries jr, R.W.P. de 264 Vries, Dirk Hendrik de 267 Vries, J. de 262 Vroom & Dreesmann (V&D) 99, 100, 113 Vrouw en haar huis, De 63, , 106, 107, 147, 208, 242, 267 Waerle, t, villa Arnhem 185, 186 Wagemans, Wim ( ) 128, 247, 257, 268 Walden, Herwarth 265 Warffemius (Rotterdam) 267 Warners, F.A. ( ) 71, 72, 245, 247, 249, 252, 253, 256, 264 Wattjes, J.G. 30 Weiden, Mathé van der ( ) 254 Weij, Adriaan Frederik van der ( ) 191, 256 Wendingen 31, 39, 59, 61, 63, 65, 75, 81, 83, 88, , 103, 105, 113, 136, 138, 143, 144, 148, 149, 171, 172, 192, 193, 217, 237, 238, 242, 245, 248, 250, 254, 257, 262, 264, 266, 267, 269, 271 Wendingen-stijl 61-63, 121 Wenen (Weens) 88, 142, 253, 256 Wereldtentoonstelling 142, , 240, 245, 255 Werklust W. Stevens & Zonen, Rotterdam, Koninklijke Kralingsche Tapijtfabriek zie Koninklijke Koninklijke Kralingsche Tapijtfabriek Werklust Wicherson, Dirk Hendrik 118, 121 Wichman, Erich ( ) 37, 64, 75, 226, 228, 256 Wiener Sezession 29, 142, 143 Wiener Werkstätte 142, 143, 146 Wijdeveld, H. Th. ( ) 36, 52, 55, 59, 61-63, 75, 81, 88, 94, 121, 148, 149, 192, 193, , 226, 227, 232, 245, 256, 257, 264, 266 Wijngaarden, Adriaan van 52 Wijngaarden, Hanna van 271 Wijngaarden, Lucas van 183 Wilde, Edy de 36, 37 Wilhelmina, koningin 224 Winkelman & Van der Bijl, Amsterdam 43, 45, 49, 61, 65, 72, 109, 113, 122, 132, 136, 180, 189, 191, 199, 203, 208, 212, 213, 253, 257, 267, 269 Winkelman, H.J. ( ) 72, 199, 239, 244, 248, 251, 268 Wisselingh & Co., Amsterdam, E.J. Van 45 Woltjes, Frits ( ) 125, 128, 170, , 247, 257, 268 Woonhuys, Amsterdam, t 36, 52, 53, 55, 58, 65, 66, 76, 77, 83, 87, 88, 90, 91, 95, 98, 101, 105, 106, 108, 109, 185, 186, 189, 190, 219, 222, 237, 239, 241, 247, 257, 264, 269 Wormser, Jac.Ph. ( ) 257; zie ook Vorkink & Wormser Worringer, Wilhelm 145 Wouda, Henk ( ) 39, 62 Wright, Frank Lloyd ( ) 192, 238, 245, 250, 256, 257 Wright, Stanley William (onbekend) 238 Zeegers, F.J. 55, 87, 88, 94, 98, 257 Zijfers & Co, J.J., firma 65, 98, 99, 258, 267 Zijfers, Jac. (1891-onbekend) 258 Zuid-Holland, aardewerkfabriek, Gouda 64, 65, 239, 246 Zweedse kunstnijverheid 269 Zwiers, H. 258 Zwiers, Lambertus ( ) 55, 65, 66, 83, 197, 199, 201, 202, 232, 238, 242, 258, 267 Zwollo jr., Frans ( ) 52 Zwollo sr., Frans ( ) 52, 69,

148 Fotoverantwoording Over de auteurs Bij beelden op pagina s met meerdere afbeeldingen wordt het afbeeldingsnummer tussen haken aangegeven, tenzij de afbeelding geen nummer heeft, dan met links, rechts of onder. We willen graag alle deelnemende archieven, musea, particulieren en fotografen bedanken voor hun steun in de totstandkoming van deze publicatie en voor het verlenen van toestemming om hun materiaal te reproduceren. Ondanks zorgvuldig onderzoek zijn er gevallen waarin het niet mogelijk was om de rechthebbenden van de illustraties in publicaties te identificeren. Gerechtvaardigde verzoeken zullen uiteraard worden geregeld volgens de gebruikelijke afspraken. Alex Bratsch 51, 252 Andreas Sütterin (Courtesy Vitra Design Museum) Foundation Haus und Werk de Jaager 144 (9.3) Arjan Bronkhorst 152, 153 (10.2), 220 (12.141, ), 221 (12.144, ) Bernard F. Eilers / Nederlands Fotomuseum, Rotterdam 50 (3.7), 66 (3.40), 84 (4.1), 89, 134/135, 138 (8.1), 155, 156, 170 (12.3), 171 (12.8), 186 (12.55), 190 (12.64, 12.65), 249, 253 Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, Amsterdam 75 (3.55), 218 (12.135, ) Bureau Monumenten en Archeologie, Amsterdam 157 Bureau Monumenten en Archeologie, Amsterdam. Foto: Han van Gool 112 (6.24), 153 (10.3) Centre Pompidou Mnam Bibliothèque Kandinsky Fonds Marc Vaux 79 (3.65), 226 (12.157), 228 (12.163) Christian Richters 167 Collectie Ambrosius Baanders 76 (3.56), 229, 237 (rechts), 259 Collectie Drents Museum, Assen. Foto: Tom Haartsen 187 (12.58), 211 (12.117) Collectie I.S. Rombout-Liem 250 Collectie Nationaal Archief, Den Haag 257 Collectie Olga van den Muyzenberg 239 (links) Collectie Spaarnestad Photo 112 (6.25) Cor Verresen 255 (rechts) Daria Scagliola 164 (11.6, 11.7) Documentatiecentrum Harry Dreesen en C. Grouwet 243 Erik & Petra Hesmerg voor Gemeentemuseum, Den Haag 179 (12.30) Erik & Petra Hesmerg voor Stedelijk Museum Amsterdam 1, 4/5, 6/7, 10/11, 12/13, 39 (2.2), 40, 41, 47, 50 (3.8, 3.9), 53 (3.11, 3.12, 3.14), 54, 56/57, 58 (3.19, 3.20), 59 (3.23), 61, 64 (3.33), 66 (3.35, 3.36, 3.38), 67, 68, 71 (3.47, 3.49), 72, 73, 74, 76 (3.58), 85, 96, 99, 100 (6.3, 6.5, 6.6), 107 (6.15, 6.16), 108, 118, 120 (7.5, 7.6), 125 (7.14, 7.15), 126/127, 128 (7.18, 7.19), 129, 131, 139 (8.5), 145 (9.6), 147 (9.9), 154 (10.5), 170 (12.4, 12.5), 171 (12.6, 12.7), 174 (12.16), 177, 178 (12.26, 12.27, 12.28), 179 (12.29), 180, 181 (12.34, 12.35, 12.37), 182, 183 (12.42), 184 (12.44, 12.45), 185, 186 (12.50, 12.51, 12.52, 12.54), 187 (12.57), 188 (12.60), 189, 191, 194 (12.74), 197, 198 (12.81, 12.82, 12.84), 199, 200 (12.87), 201 (12.90), 202, 203, 206 (12.101, , ), 207 (12.107, ), 209 (12.109, ), 210 (12.112, ), 211 (12.118), 212 (12.120, ), 213, 215 (12.130, ), 216, 218 (12.134, ), 219 (12.140), 220 (12.143), 222, 223 (12.150, ), 225, 226 (12.157), 227, 230, 231, 233, 285, 295, 298/299, 300/301, 302/303 EYE Filmmuseum, Amsterdam 221 (12.146) Federica van Adrichem, Vrije Universiteit, Amsterdam 206 (10.104, ) Floris Leeuwenberg Photography, Amsterdam 32/33, 48, 63, 64 (3.30), 76 (3.59), 77, 80, 170 (12.2), 223 (12.151) Galerie Frans Leidelmeijer 66 (3.37) Gemeente Rotterdam 211 (12.119) Grand Hotel Amrâth Amsterdam, Floris Leeuwenberg 8/9, 26, 29, 42, 49, 153 (10.4), 173 (12.11), 175 (12.19), 176 (12.21) Grand Hotel Amrâth Amsterdam, Louise de Blécourt 64 (3.31), 139 (8.8), 176 (12.20), 190 (12.63) Groninger Museum, Groningen 196 (12.78) R. Groot 30 (1.5) Haags Gemeentearchief, Den Haag 128 (7.17), 223 (12.153) Hanna Elkan/MAI 212 (12.121), 218 (12.135) Herman Zeinstra 161 (11.2) Het Nieuwe Instituut, Rotterdam 59 (3.21, 3.22), 75 (3.54), 78, 79 (3.65), 90, 91, 92, 93, 138 (8.3), 139 (8.7, 8.9), 158, 162, 172 (12.10), 173 (12.12, 12.13), 174 (12.15), 175 (12.18), 186 (12.53), 187 (12.56), 204 (12.98), 209 (12.111), 226 (12.156), 228 (12.163), 241, 243 (rechts), 244 (links), 247, 248, 251, 256 Hildo Krop, c/o Pictoright Amsterdam, , 36 (1.9), 53 (3.11, 3.13), 61 (3.25), 63 (3.28), 73, 145 (9.6), 170 (12.5), 180, 181, 182, 183, 184, 189, 206 (12.103), 211 (12.116, ), 212 (12.112, ), 213 (12.123), 218 (12.135, , ), 226 (12.158), 227 (12.159, ), 229, 244, 248 (rechts), 259 (onder) Ingeborg de Roode, Stedelijk Museum Amsterdam 181 (12.36), 205 (12.100) Jan de Bruijn 178 (12.25) Jan Derwig 161 (11.1) Jeroen Musch 164 (11.8) Joep en Ingrid Walraven 147 (9.12) Joods Historisch Museum 240 (links) Kunstconsult 20th century art + object, Amstelveen 198 (12.83) Kunstmuseen, Krefeld 194 (12.73) Maarten Helle 163 (11.5) Marcel Westhoff 79 (3.64) Marjan Groot 30 (1.4), 114/115, 105 Michel Claus, Amsterdam 30 (1.3), 62 (3.26), 76 (3.60) Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam. Foto: Studio Tromp, Rotterdam 50 (3.6), 111 (6.22) Museum of Fine Arts, Boston 10/11, 64 (3.24) Published with the permission of The Wolfsonian Florida International University (Miami, Florida) 60 Rachel Reijers 125 (7.13) Radboud van Beekum 119 (7.2, 7.3) Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie, Den Haag 200 (12.88), 244 (rechts) Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, Rijswijk 123, 140, 188 (12.59) Rijksmuseum, Amsterdam 184 (12.46) Stadsarchief Amsterdam 36 (1.9), 154 (10.6), 211 (12.116), 242, 245, 396/397 Stedelijk Museum Amsterdam 2/3, 35, 36 (1.8), 58 (3.18), 64 (3.32), 66 (3.39), 70, 76 (3.57), 102 (6.10), 107 (6.17), 138 (8.4), 144 (9.1), 145 (9.4), 146, 147 (9.10), 148, 201 (12.90), 205 (12.99), 224, 304 Stefan Müller, Berlijn 165 Stichting BONAS, Rotterdam 133, 238 Tajan, Parijs 170 (12.1) TextielMuseum, Tilburg 190 (12.62), 207 (12.106) UPM-Museum van Decoratieve Kunst (Uměleckoprůmyslové muzeum), Praag 145 (9.5) Wim Hanenberg voor Stedelijk Museum Amsterdam 46, 62 (3.27), 71 (3.46), 100 (6.4), 101, 102 (6.9), 103, 104, 110, 111 (6.23), 119 (7.4), 120 (7.7), 124, 147 (9.11), 172 (12.9), 183 (12.40, 12.43), 192, 193, 195, 196 (12.77, 12.79), 201 (12.89), 204 (12.96, 12.97), 210 (12.113, ), 214, 215 (12.131), 219 (12.138, ), 223 (12.149), 226 (12.158), 228 (12.162), 232 (12.172) Radboud van Beekum Radboud van Beekum (1950) ontwierp na zijn opleiding aan de Gerrit Rietveld Academie te Amsterdam interieurs voor instellingen als het Anne Frank Huis en meubelen voor bedrijven als Pastoe. Bij ontwerpbureau Total Design Amsterdam ontwierp hij baliemeubilair voor de Nederlandse postkantoren, dat werd bekroond met de Kho Liang prijs voor industriële vormgeving (1991). Sinds 2002 verricht hij archiefonderzoek op het gebied van architectuur en vormgeving. Hij publiceerde diverse boeken over Amsterdamse Schoolarchitecten en was zeven jaar uitgever en redacteur van de bekende BONAS-boeken, een reeks monografieën over architecten, stedenbouwers en vormgevers. Hij schrijft onder meer voor het KNOB Bulletin en Eigenbouwer. Jan de Bruijn Jan de Bruijn (1988) is opgeleid als ontwerper (TU Delft Industrieel Ontwerpen en Design Academy Eindhoven) maar is zich gaandeweg op een meer beschouwende manier met vormgeving bezig gaan houden. Aan de Universiteit Leiden behaalde hij cum laude zijn bachelor Kunstgeschiedenis met een aan het Amsterdamse Schoolproject verbonden onderzoek naar de positie en werking van glas-in-lood uit het atelier van Willem Bogtman. Momenteel volgt hij in Leiden de onderzoeksmaster Arts & Culture, die hij combineert met een positie als conservator-in-opleiding toegepaste kunst bij het Gemeentemuseum Den Haag. Verder schrijft hij artikelen voor Art Deco magazine en is hij redactielid van de Stichting Designgeschiedenis Nederland. Frans van Burkom Frans van Burkom (1944) is kunsthistoricus. Tot in 2009 was hij senioradviseur/wetenschappelijk onderzoeker cultuurbehoud bij Instituut Collectie Nederland te Amsterdam (nu: Rijksdienst Cultureel Erfgoed, Amersfoort). Voor zijn bemoeienissen met betrekking tot het behoud van Amsterdams interbellum- en wederopbouwerfgoed ontving hij de Frans Banninck Cock-penning 2009 van de gemeente Amsterdam. Hij publiceert sinds 1975 over Amsterdamse meubel- en interieurvormgeving (Michel de Klerk, Amsterdamse School), over bouwbeeldhouwkunst (Hildo Krop, John Rädecker), vroege abstractie (Erich Wichman), naoorlogse fotografie (onder andere Gerard Fieret) en naoorlogse architectuurgebonden kunst en tapisserie. Momenteel richt zijn aandacht zich vooral op de Nederlands-Indische (hindoeboeddhistische) invloeden op de vormgeving van de Amsterdamse School. Pao Lien Djie Pao Lien Djie (1968) studeerde kunstgeschiedenis in Groningen en volgde in Utrecht binnen de specialisatie Ikonologie en Kunsttheorie. Voor haar afstudeerscriptie inventariseerde ze het drukwerk ontworpen in opdracht van de Nederlandsche Oliefabrieken Delft. Van 1997 tot 2009 was zij als redacteur en managing editor betrokken bij het designtijdschrift Items. Zij was uitgever, redacteur en auteur van diverse publicaties over beeldende kunst en vormgeving en werkte mee aan de samenstelling en organisatie van tentoonstellingen, debatten en lezingen. Marjan Groot Marjan Groot (1959) is designhistoricus. Zij publiceert over vrouwelijke ontwerpers, gender en design, over design en biotechnologie, over cross-overs in design tussen Europese en niet-europese cultuurgebieden en over de receptie van design, ornament en decoratie. Zij geeft les in de geschiedenis van vormgeving aan de Vrije Universiteit Amsterdam bij de bachelor- en masteropleiding Arts and Culture. Hans Ibelings Hans Ibelings (1963) is architectuurhistoricus. Hij is verbonden aan de John Daniels Faculty of Architecture, Landscape and Design, University of Toronto en is sinds 2012 redacteur en uitgever van The Architecture Observer. Daarvoor was hij uitgever en redacteur van A10 new European architecture dat hij samen met grafisch ontwerper Arjan Groot heeft opgericht in Hij is auteur van verschillende boeken, waaronder een monografie over ontwerper Rob Parry, Supermodernisme: Architectuur in het tijdperk van globalisering en Europese architectuur vanaf Marthe Kes Marthe Kes (1993) behaalde haar bachelor Kunstgeschiedenis aan de Universiteit Leiden met als afstudeerrichting Design en Wooncultuur. Tijdens haar studie liep zij twee keer stage bij het Stedelijk Museum Amsterdam, waar ze onderzoek deed voor de tentoonstelling Wonen in de Amsterdamse School. Haar bachelorscriptie schreef Marthe over glasatelier De Nieuwe Honsel, waarvoor zij putte uit niet eerder onderzocht archiefmateriaal. Momenteel volgt Marthe de master Museumconservator aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en werkt zij als conservator in opleiding Toegepaste kunst en Vormgeving bij Museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam. Coert Peter Krabbe Coert Peter Krabbe (1963) is in deeltijd werkzaam als architectuurhistoricus bij de afdeling Monumenten en Archeologie van de gemeente Amsterdam. Daarnaast is hij zelfstandig onderzoeker op het terrein van de Nederlandse bouwkunst van circa 1700 tot Hij promoveerde in 1997 op het proefschrift Ambacht, kunst, wetenschap. Bevordering van de bouwkunst in Nederland ( ), waarvan in het daaropvolgende jaar een handelseditie verscheen. Zijn boek Droomreis op papier. De Prix de Rome en de architectuur in Nederland ( ), Leiden 2009, werd door de Vereniging van Nederlandse Kunsthistorici bekroond met de Karel van Manderprijs. Azinta Plantenga Azinta Plantenga (1984) is sinoloog en kunsthistoricus toegepaste kunst en vormgeving. Zij studeerde Talen en Culturen van China aan de Universiteit Leiden en woonde vier jaar in Beijing, China, waar zij werkte met Chinese kunst. Hierna behaalde zij haar master kunstgeschiedenis aan de Universiteit Leiden met als specialisme toegepaste kunst en vormgeving. Zij is freelance-kunsthistoricus en heeft meerdere vormgevingstentoonstellingen helpen realiseren, waaronder de tentoonstelling Wonen in de Amsterdamse School in het Stedelijk Museum Amsterdam. Ingeborg de Roode Ingeborg de Roode (1962) studeerde kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Leiden. Sinds 2001 is ze conservator industriële vormgeving in het Stedelijk Museum Amsterdam. Zij organiseerde vele tentoonstellingen (recentelijk onder andere Marcel Wanders: Pinned Up. 25 jaar vormgeving) en voor de heropening van het Stedelijk in 2012 maakte ze samen met twee collega s de goed ontvangen Collectiepresentatie Vormgeving. Zij publiceerde onder meer over vormgeving in de DDR, de samenwerking tussen ontwerpers en de industrie, de toepassing van nieuwe materialen en technieken en over historische en hedendaagse meubelvormgeving in kranten, tijdschriften, catalogi en andere publicaties in binnen- en buitenland.

149 Colofon Deze publicatie verschijnt ter gelegenheid van de tentoonstelling Wonen in de Amsterdamse School. Ontwerpen voor het interieur in het Stedelijk Museum Amsterdam van 9 april tot en met 28 augustus De publicatie wordt mede mogelijk gemaakt dankzij financiële steun van het Harten Fonds en additionele steun van het Prins Bernhard Cultuurfonds, de M.A.O.C. Gravin van Bylandt Stichting en het Dr. Hendrik Muller s Vaderlandsch Fonds. De tentoonstelling wordt mede mogelijk gemaakt dankzij financiële steun van het VSB Fonds en het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie en de additionele steun van de P.W. Janssen s Friesche Stichting. Het Stedelijk Museum is hoofdsponsor Rabobank Amsterdam zeer erkentelijk voor het mede mogelijk maken van deze tentoonstelling. Het Stedelijk Museum wordt ondersteund door: 2016 De auteurs, Stedelijk Museum Amsterdam en Uitgeverij THOTH, Nieuwe s-gravelandseweg HH Bussum concept en samenstelling Ingeborg de Roode, Marjan Groot auteurs Ingeborg de Roode Marjan Groot Frans van Burkom Radboud van Beekum Jan de Bruijn Marthe Kes Hans Ibelings Coert Peter Krabbe Azinta Plantenga Pao Lien Djie Beatrix Ruf met dank aan Lisette van den Berg, Louise de Blécourt, Koos de Jong, Stefan de Jong, Frans Leidelmeijer uitgever Kees van den Hoek redactie Ingeborg de Roode, Marjan Groot eindredactie Marie-Claire van Bracht, Marja Jager projectleiding Marie-Claire van Bracht post-productie nieuwe fotografie ArtCodec / Marc Prevot lithografie BFC Graphics, Amersfoort druk Drukkerij Bema-Graphics, Wommelgem bindwerk Boekbinderij Van Waarden, Zaandam afbeelding voorzijde omslag Michel de Klerk, dressoir met klok en behangontwerp, zie p. 52 spreads voorin p.1: detail omslag van de serie Een reeks voor liefhebberijen, zie p. 107 p. 2-3: detail tafelklok, zie p. 138 p. 4-5: detail gebrandschilderd glas in lood, zie p. 120 p. 6-7: detail sieraden, zie p. 53 p. 8-9: detail kap van Het Scheepvaarthuis, zie p. 42 p : detail klok, zie p. 209 p : detail haardscherm, zie p. 203 p : detail servies, zie p. 64 p : detail vloerkleed, zie p. 220 spreads achterin p. 297: detail van tafelklok, zie p. 139 p : Michel de Klerk (toegeschreven), deel van blad met schetsen voor meubelen voor Het Scheepvaarthuis, , (kleur)potlood en aquarel op papier. Collectie Stadsarchief Amsterdam. p : detail lampen, zie p. 200 p : detail eettafel en stoelen, zie p. 186 p. 304: detail lamp: p Hoofdsponsor Partner projectmedewerking Agnes Kersten, Celine van Kleef, Margreeth Soeting, Katie Wolters vormgeving Kossmann.dejong dtp Robin Schijfs nieuwe fotografie-opnames Erik & Petra Hesmerg fotografie repro s Wim Hanenberg, Erik & Petra Hesmerg Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Uitgeverij THOTH, Nieuwe s-gravelandseweg 3, 1405 HH Bussum, en Stedelijk Museum Amsterdam. NUR 640, 655, 656 ISBN

150

151

152

153

17 december 2018, 08:45 (CET) Opstelling De collectie als tijdmachine in Van der Steur gebouw

17 december 2018, 08:45 (CET) Opstelling De collectie als tijdmachine in Van der Steur gebouw 17 december 2018, 08:45 (CET) Laatste kans Opstelling De collectie als tijdmachine in Van der Steur gebouw (collectiezalen open t/m 13 januari) (tentoonstellingsvleugel open t/m 26 mei) Bezoekers die nog

Nadere informatie

Art nouveau en art deco uit Nederland. Een selectie uit de collectie van het Drents Museum in Assen. Afscheid van de lelijke tijd (het historisme)

Art nouveau en art deco uit Nederland. Een selectie uit de collectie van het Drents Museum in Assen. Afscheid van de lelijke tijd (het historisme) PRESS Art nouveau en art deco uit Nederland. Een selectie uit de collectie van het Drents Museum in Assen Afscheid van de lelijke tijd (het historisme) In het midden van de 19de eeuw groeide in verschillende

Nadere informatie

1. Wat is architectuur?

1. Wat is architectuur? Architectuur 1. Wat is architectuur? Alles in Nederland is bedacht. Door wie? 1.Planologen: denken na over grote gebieden 2.Civiele techniek: houdt zich bezig met het ontwerpen van bruggen, viaducten,

Nadere informatie

Rembrandt vanaf 9 september te zien in Museum Boijmans Van Beuningen. Virtuositeit en verbeeldingskracht: Rembrandt-etsen uit eigen collectie

Rembrandt vanaf 9 september te zien in Museum Boijmans Van Beuningen. Virtuositeit en verbeeldingskracht: Rembrandt-etsen uit eigen collectie Rembrandt vanaf 9 september te zien in Museum Boijmans Van Beuningen Virtuositeit en verbeeldingskracht: Rembrandt-etsen uit eigen collectie 07 SEPTEMBER 2017 SAMENVATTING Museum Boijmans Van Beuningen

Nadere informatie

Frits Spanjaard (1889-1978)

Frits Spanjaard (1889-1978) Archiefnummer 0104 Inventaris van het archief van Frits Spanjaard (1889-1978) 1917-1962, met hiaten Lidy Visser Den Haag 2007-2008 INHOUD 1. Inleiding 3 2. Inventaris 4 2.1. Opdrachten 4 2.2. Voordrachten

Nadere informatie

Vertaalde Werken/ Translated Works: Barbara Visser 1990 2006 Museum De Paviljoens. Verwerkin gsopdracht Modernisme Voort gezet onderwi js CKV 1

Vertaalde Werken/ Translated Works: Barbara Visser 1990 2006 Museum De Paviljoens. Verwerkin gsopdracht Modernisme Voort gezet onderwi js CKV 1 Vertaalde Werken/ Translated Works: Barbara Visser 1990 2006 Museum De Paviljoens Verwerkin gsopdracht Modernisme Voort gezet onderwi js CKV 1 Transformatie Huis II 2006 Tekst, computeranimatie Transformatiehuis

Nadere informatie

Tentoonstellingskalender 2009-2010

Tentoonstellingskalender 2009-2010 PRESS 1 Tentoonstellingskalender 2009-2010 Het Design museum Gent heeft een druk tentoonstellingsprogramma. Het accent ligt ook hier op 20ste-eeuwse vormgeving. Aansluitend bij de collecties varieert het

Nadere informatie

Donkerelaan 20. Straat en huisnummer : Donkerelaan 20 Postcode en plaats : 2061 JM Bloemendaal Kadastrale aanduiding : A9941 Complexonderdeel :

Donkerelaan 20. Straat en huisnummer : Donkerelaan 20 Postcode en plaats : 2061 JM Bloemendaal Kadastrale aanduiding : A9941 Complexonderdeel : Donkerelaan 20 Straat en huisnummer : Donkerelaan 20 Postcode en plaats : 2061 JM Bloemendaal Kadastrale aanduiding : A9941 Complexonderdeel : Naam object : Oude Dorpshuis Bouwjaar : 1929 Architect : H.W.

Nadere informatie

Paper Architectuurtheorie deel II Kunst: een doel of een middel?

Paper Architectuurtheorie deel II Kunst: een doel of een middel? Paper Architectuurtheorie deel II Kunst: een doel of een middel? Pieter-Jan Vandenwijngaert 2BIRA 2015-2016 Prof. Hilde Heynen Een vergelijking van de utopische opvattingen van Piet Mondriaan en Kazimir

Nadere informatie

Paperopdracht, Architectuurtheorie, deel 2 Tendensen en vertogen

Paperopdracht, Architectuurtheorie, deel 2 Tendensen en vertogen 16 mei 2016 Paperopdracht, Architectuurtheorie, deel 2 Tendensen en vertogen 1965-2000 Vraag 19: Bespreek de kritische stemmen die niet akkoord gaan met de visie dat de architectuur van de Moderne Beweging

Nadere informatie

Co Westerik - Dagelijkse verwondering

Co Westerik - Dagelijkse verwondering 29 november 2018, 09:10 (CET) Co Westerik - Dagelijkse verwondering 9 februari tot en met 26 mei 2019 Beeldmateriaal In 2019 brengt Museum Boijmans Van Beuningen een hommage aan de onlangs op 94-jarige

Nadere informatie

De Stijl voorbij. Gerrit Rietveld en de jaren vijftig. Rietveldpaviljoen Amersfoort

De Stijl voorbij. Gerrit Rietveld en de jaren vijftig. Rietveldpaviljoen Amersfoort De Stijl voorbij. Gerrit Rietveld en de jaren vijftig. Rietveldpaviljoen Amersfoort In het jaar 2017 viert Nederland honderd jaar De Stijl onder de noemer Mondriaan to Dutch Design. Diverse musea en culturele

Nadere informatie

Een Egyptische collectie in Leiden

Een Egyptische collectie in Leiden Een Egyptische collectie in Leiden Naam: Klas:.. Het Rijksmuseum van Oudheden, de naam zegt het al, toont voorwerpen uit oude tijden. De collectie bestaat uit objecten van beschavingen die vandaag de dag

Nadere informatie

Verbouwing van een herenhuis in Amsterdam-Zuid

Verbouwing van een herenhuis in Amsterdam-Zuid Verbouwing van een herenhuis in Amsterdam-Zuid Foeliestraat 16 1011 TM Amsterdam Tel +31 (0)20 4230303 Fax +31 (0)20 4230404 E-mail info@morikokira.nl Internet www.morikokira.nl Verbouwing herenhuis in

Nadere informatie

Interieur nieuwe depots Portugese Synagoge Amsterdam

Interieur nieuwe depots Portugese Synagoge Amsterdam Interieur nieuwe depots Portugese Synagoge Amsterdam KOSSMANN.DEJONG De Ruyterkade 107 1011 AB Amsterdam info@kossmanndejong.nl Bezoeker bekijkt het textieldepot met toramantels, torakronen en siertorens.

Nadere informatie

Stromingen in vogelvlucht

Stromingen in vogelvlucht Stromingen in vogelvlucht Grieken en Romeinen (Klassiek Erfgoed) 500 v. Chr. tot 400 n. Chr. Middeleeuwen (Goddelijke Orde) 500 tot 1500 Renaissance (Homo Universalis) 1500 tot 1600 Barok en Rococo (Verleiding

Nadere informatie

Nummer Toegang: BUEN. Bueno de Mesquita, A. / Archief

Nummer Toegang: BUEN. Bueno de Mesquita, A. / Archief Nummer Toegang: BUEN Bueno de Mesquita, A. / Archief Het Nieuwe Instituut (c) 2000 BUEN Bueno de Mesquita, A. / Archief 3 I N H O U D S O P G A V E BESCHRIJVING VAN HET ARCHIEF...5 Aanwijzingen voor de

Nadere informatie

Winfried van Zeeland Van den Berg Kruisheer Elffers Architecten l april 2014

Winfried van Zeeland Van den Berg Kruisheer Elffers Architecten l april 2014 Winfried van Zeeland Van den Berg Kruisheer Elffers Architecten l april 2014 Inhoud Inleiding Aanleiding Cornelis Elffers Vergelijkbare werken Historische betekenis van de school Het pand Kunstwerken Het

Nadere informatie

beeldende vakken CSE GL en TL

beeldende vakken CSE GL en TL Examen VMBO-GL en TL 2018 tijdvak 2 dinsdag 19 juni 13.30-15.30 uur beeldende vakken CSE GL en TL Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 37 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 61 punten

Nadere informatie

De kerken en het kleine detail

De kerken en het kleine detail De kerken en het kleine detail Een vijftal kleine verhalen over bijzondere details in de Bussumse kerken. In neobyzantijnse stijl door Eric de Ruijter De Koepelkerk aan de Brinklaan is een katholieke kerk

Nadere informatie

RINEKE DIJKSTRA op de tentoonstelling Er was eens de collectie nu, Van Abbemuseum, Eindhoven

RINEKE DIJKSTRA op de tentoonstelling Er was eens de collectie nu, Van Abbemuseum, Eindhoven RINEKE DIJKSTRA op de tentoonstelling Er was eens de collectie nu, Van Abbemuseum, Eindhoven JOKE REICHARDT Werkstuk voor het vak Het meesterwerk. Sleutelwerken in de westerse kunst van de 20 e en de 21

Nadere informatie

context landschap het landgoed

context landschap het landgoed context landschap Het landgoed De Buisse Heide bevindt zich in Noord-Brabant ten westen van Zundert. De Belgische grens is vlakbij. De gebouwen van het landgoed zijn geplaatst op een driehoekig terrein

Nadere informatie

Kijkwijzer HAVO / VWO. Joep Nicolas. 11 juni 2014 t/m 11 januari 2015. Pierre Cuypersstraat 1, 6041 XG Roermond, 0475 359102, www.cuypershuis.

Kijkwijzer HAVO / VWO. Joep Nicolas. 11 juni 2014 t/m 11 januari 2015. Pierre Cuypersstraat 1, 6041 XG Roermond, 0475 359102, www.cuypershuis. Kijkwijzer HAVO / VWO Joep Nicolas 11 juni 2014 t/m 11 januari 2015 Pierre Cuypersstraat 1, 6041 XG Roermond, 0475 359102, www.cuypershuis.nl Welkom in het Cuypershuis Het museumgebouw is een uniek complex

Nadere informatie

Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen.

Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen. Examen VMBO-GL en TL 2018 tijdvak 1 woensdag 23 mei 9.00-11.00 uur beeldende vakken CSE GL en TL Bij dit examen hoort een bijlage. Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift

Nadere informatie

Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht Inhoud Inleiding 3 Bovengrondse monumenten en beschermde stads- of dorpsgezichten

Nadere informatie

rijks museum Verwerkingsmateriaal Examentour VWO versie b Visuele analyse van schilderkunst in de 17de, 19de en 20ste eeuw 1/5

rijks museum Verwerkingsmateriaal Examentour VWO versie b Visuele analyse van schilderkunst in de 17de, 19de en 20ste eeuw 1/5 1/5 Eregalerij, Rijksmuseum Mondriaanjurk, Yves Saint Laurent, Abraham, Bianchini-Férier, 1965 Dit verwerkingsmateriaal wordt aangeboden na afloop van de examentour Burgerlijke cultuur in de zeventiende

Nadere informatie

Een eigenzinnig instituut in Nederland

Een eigenzinnig instituut in Nederland Een eigenzinnig instituut in Nederland Van hoge kunst tot populaire onderwerpen Het iconische gebouw is in 1992 ontworpen door Nederlands beroemdste architect Rem Koolhaas als een Palais des Festivals

Nadere informatie

Verbouwing Nederlands Architectuurinstituut Jo Coenen

Verbouwing Nederlands Architectuurinstituut Jo Coenen Verbouwing Nederlands Architectuurinstituut Jo Coenen Verbouwing Nederlands Architectuurinstituut Het Nederlands Architectuurinstituut (NAi) is een archief, museum, bibliotheek en cultureel podium ineen.

Nadere informatie

Stromingen in vogelvlucht

Stromingen in vogelvlucht Stromingen in vogelvlucht Grieken en Romeinen (Klassiek Erfgoed) 500 v. Chr. tot 400 n. Chr. Middeleeuwen (Goddelijke Orde) 500 tot 1500 Renaissance (Homo Universalis) 1500 tot 1600 Barok en Rococo (Verleiding

Nadere informatie

De Amsterdamse School

De Amsterdamse School De Amsterdamse School Aan het Kunsthistorisch Instituut van de Universiteit van Amsterdam is in 1972 in groepsverband studie gemaakt van de Amsterdamse School. De volgende pagina s leren onder andere dat

Nadere informatie

Kunst die wil verleiden

Kunst die wil verleiden MVRDV, De Markthal, Rotterdam Kunst die wil verleiden Het examen tekenen, handvaardigheid en textiele vormgeving 2018 "Mooi examen, teleurstellend gemaakt ", zo was een van de eerste reacties van docenten

Nadere informatie

Stichting Kunstenaars Herdenken 5 mei

Stichting Kunstenaars Herdenken 5 mei Archiefnummer 0296 Inventaris van het archief van Stichting Kunstenaars Herdenken 5 mei 1955-1965 Ramses van Bragt en Noortje van Amerongen Den Haag 2009 INHOUD 1 Inleiding 3 2 Inventaris 2.1 Bestuurlijke

Nadere informatie

Dick Bruna en de post

Dick Bruna en de post Dick Bruna en de post Als eenvoud het kenmerk is van het ware, zoals het spreekwoord luidt, dan is het werk van de Nederlandse grafisch ontwerper Dick Bruna bijzonder "waar". Er zijn weinig andere kunstenaars

Nadere informatie

Kunst van formaat - De collectie XL vanaf de jaren vijftig

Kunst van formaat - De collectie XL vanaf de jaren vijftig Kunst van formaat - De collectie XL vanaf de jaren vijftig Gastconservator Carel Blotkamp selecteert de allergrootste werken uit de collectie Van 10 februari tot en met 29 april 2018 worden in Museum Boijmans

Nadere informatie

In gelul kan je niet wonen is een uitspraak van Jan Schaefer, van 1973 tot 1977 staatsecretaris Stadsvernieuwing in het kabinet Den Uyl.

In gelul kan je niet wonen is een uitspraak van Jan Schaefer, van 1973 tot 1977 staatsecretaris Stadsvernieuwing in het kabinet Den Uyl. Architectuur In gelul kan je niet wonen is een uitspraak van Jan Schaefer, van 1973 tot 1977 staatsecretaris Stadsvernieuwing in het kabinet Den Uyl. week 37 architectuur: de school; de Amsterdamse school/

Nadere informatie

DE FAMILIE VAN LOON 130 _

DE FAMILIE VAN LOON 130 _ DE FAMILIE VAN LOON Mooi idee: je familie en huis jarenlang laten portretteren door schilders en fotografen. De roemrijke familie Van Loon uit Amsterdam deed dat. De indrukwekkende stapel familieportretten

Nadere informatie

OPEN MONUMENTENDAG 2019

OPEN MONUMENTENDAG 2019 OPEN MONUMENTENDAG 2019 Plekken van Plezier Zaterdag 14 september van 10.00 uur tot 17.00 uur Opening om 10.00 uur in de Wintertuin in het Cantonspark Voorwoord Tijdens Open Monumentendag staan de deuren

Nadere informatie

S. Umberto Barbieri fraiectum

S. Umberto Barbieri fraiectum S. Umberto Barbieri fraiectum Het voorlopig en het definitieve ontwerp van het Bonnefantenmuseum vertonen een duidelijke typologische herkomst: ze zetten de klassieke museale typologie voort en sluiten

Nadere informatie

Culture 02 / Museum Princessehof. i29 interior architects

Culture 02 / Museum Princessehof. i29 interior architects Culture 02 / Museum Princessehof i29 transformeert Nationaal Keramiek Museum Het Princessehof in Leeuwarden Leeuwarden is Culturele Hoofdstad van Europa 2018 en het Princessehof viert haar 100 jarig bestaan.

Nadere informatie

Surrealisme ( )

Surrealisme ( ) Surrealisme (1924 - ) Magritte; Laat je vooral nadenken en je op het verkeerde been zetten. Denk aan beeldmanipulatie. Dali; Vage dromen en beelden. Oppenheim; Vervreemding Nieuwe zakelijkheid (1920 1950)

Nadere informatie

Ren van Raalte Total Design

Ren van Raalte Total Design Iconen van de post 1978 postcodeboek Ren van Raalte Total Design Om het sorteren van poststukken door het gehele land te versnellen, introduceert de PTT in 1978 de postcode. Alle verstrekte postcodes komen

Nadere informatie

COLOFON SPEELSE MEMPHIS KUNST. Van januari tot mei 2017 Van Abbemuseum Bilderdijklaan 10, 5611 NH Eindhoven.

COLOFON SPEELSE MEMPHIS KUNST. Van januari tot mei 2017 Van Abbemuseum Bilderdijklaan 10, 5611 NH Eindhoven. 1 SPEELSE MEMPHIS KUNST COLOFON Jaar van uitgave Eindhoven, januari 2017 Uitgever Van januari tot mei 2017 Van Abbemuseum Bilderdijklaan 10, 5611 NH Eindhoven www.vanabbemuseum.nl Redactie adres Biesven

Nadere informatie

De Julianaschool en de 'Amsterdamse School'

De Julianaschool en de 'Amsterdamse School' De Julianaschool en de 'Amsterdamse School' Peter Schipper Aan de Grotebrugsegrintweg staat de Julianaschool. Het ontwerp is van de Velpse architect J.G.A. Heineman. In 1922 maakte hij twee ontwerpen,

Nadere informatie

beeldende vakken CSE GL en TL

beeldende vakken CSE GL en TL Examen VMBO-GL en TL 2008 tijdvak 1 maandag 19 mei 13.30-15.30 uur beeldende vakken CSE GL en TL Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 32 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 67 punten

Nadere informatie

Collectie gemeente Zwartewaterland - deelcollectie Genemuiden

Collectie gemeente Zwartewaterland - deelcollectie Genemuiden Interieurinrichting gemeentehuis Genemuiden. Deze inventarisatie van het meubilair in het gemeentehuis van Genemuiden beperkt zich tot de interieuronderdelen die in 1968 door binnenhuisarchitect Dirk van

Nadere informatie

WAANDERS IN DE BROEREN. Inzending ARC Interieur 2013

WAANDERS IN DE BROEREN. Inzending ARC Interieur 2013 WAANDERS IN DE BROEREN Inzending ARC Interieur 2013 INZENDING ARC INTERIEUR 2013 PROJECTGEGEVENS OPDRACHT Waanders In de Broeren - Dhr. W. Waanders LOCATIE Achter de Broeren 1-3 Zwolle OMSCHRIJVING renovatie

Nadere informatie

Bouwstijlen van kerken in Nederland. De volgende bouwstijlen worden kort toegelicht met tekst en beeldmateriaal:

Bouwstijlen van kerken in Nederland. De volgende bouwstijlen worden kort toegelicht met tekst en beeldmateriaal: Bouwstijlen Bouwstijlen van kerken in Nederland De volgende bouwstijlen worden kort toegelicht met tekst en beeldmateriaal: Oudste stenen gebouw Romaans Gotiek Neogotiek Renaissance Neorenaissance Classicisme

Nadere informatie

Huis Lens op de Schuttersvest

Huis Lens op de Schuttersvest Huis Lens op de Schuttersvest Modernistische architectuur in Mechelen Op zondag 13 mei trekt Post Factum richting Mechelen voor een bezoek aan het huis Lens van de modernistische architect Huib Hoste en

Nadere informatie

1. Ontwikkelingsgeschiedenis Geomorfologie Wegenpatroon en ruimtelijke structuur Beeld Waardering en motivering 4

1. Ontwikkelingsgeschiedenis Geomorfologie Wegenpatroon en ruimtelijke structuur Beeld Waardering en motivering 4 ! " #" Gemeente Venlo maart 1996 $ %&'() blz. 1. Ontwikkelingsgeschiedenis 2. Geomorfologie. Wegenpatroon en ruimtelijke structuur 4. Beeld 4 5. Waardering en motivering 4 6. Conclusie 5 Bijlage A.: Literatuuroverzicht

Nadere informatie

Onderbouwing van de keuze van de vluchtelingengemeenschappen binnen het project

Onderbouwing van de keuze van de vluchtelingengemeenschappen binnen het project Februari 2014 Onderbouwing van de keuze van de vluchtelingengemeenschappen binnen het project Vooraf In het project Ongekend bijzonder, de bijdragen van vluchtelingen aan de stad worden in het totaal 200

Nadere informatie

Beleidspunten Stichting Gispen Collectie 2015

Beleidspunten Stichting Gispen Collectie 2015 Beleidspunten Stichting Gispen Collectie 2015 Website & social media pagina s In 2015 wil de Stichting Gispen Collectie de informatie op de website verder uitbreiden door meer producten en catalogi aan

Nadere informatie

New Babylon, the hyper-architecture of desire 8 december 1998

New Babylon, the hyper-architecture of desire 8 december 1998 1 van 4 15-07-2016 14:29 New Babylon, the hyper-architecture of desire 8 december 1998 Ruim twintig jaar werkte Constant Nieuwenhuis aan de uitwerking van zijn utoptie Nieuw Babylon. Constant publiceerde

Nadere informatie

VERSLAG VAN EESTERENGESPREK #13 ARCHITECT J.F. BERGHOEF TRADITIONALIST OF MODERNIST?

VERSLAG VAN EESTERENGESPREK #13 ARCHITECT J.F. BERGHOEF TRADITIONALIST OF MODERNIST? VERSLAG VAN EESTERENGESPREK #13 ARCHITECT J.F. BERGHOEF TRADITIONALIST OF MODERNIST? Johannes Fake Berghoef (Aalsmeer, 1903-1994) is voor velen een onbekende architect. Niet voor Jennifer Meyer, promovenda

Nadere informatie

Visuele analyse van schilderkunst in de 17de, 19de en 20ste eeuw

Visuele analyse van schilderkunst in de 17de, 19de en 20ste eeuw 1/5 Eregalerij, Rijksmuseum Brieflezende vrouw, Johannes Vermeer, ca. 1663 Dit verwerkingsmateriaal wordt aangeboden na afloop van zeventiende eeuw laat Johannes Vermeer zien in de examentour Burgerlijke

Nadere informatie

Jaren 30 deurbeslag. Ton Model

Jaren 30 deurbeslag. Ton Model Hartelijk dank voor uw interesse in dit product van de firma Weijntjes. Hieronder vindt u informatie over de stijl, design, periode waaruit het stamt en/of de ontwerper van het product. Jaren 30 deurbeslag.

Nadere informatie

museabrugge.be MUSEA BRUGGE Collectiepresentatie georges vantongerloo groeningemuseum I I persdossier

museabrugge.be MUSEA BRUGGE Collectiepresentatie georges vantongerloo groeningemuseum I I persdossier museabrugge.be MUSEA BRUGGE Collectiepresentatie georges vantongerloo groeningemuseum I 26.09. 15-07.02. 16 I persdossier collectiepresentatie Georges Van Tongerloo 2 KORT MEER INFO Het Groeningemuseum

Nadere informatie

Nationaal Glasmuseum Leerdam

Nationaal Glasmuseum Leerdam Nationaal Glasmuseum Leerdam Tentoonstellingen 2015 Collectie Highlights In de presentatie Collectie Highlights worden bijzondere Leerdamse glasobjecten uit de vaste collectie extra onder de aandacht gebracht.

Nadere informatie

Slimmer Lenen. Uitgangspunten bruikleenverkeer binnen Nederland

Slimmer Lenen. Uitgangspunten bruikleenverkeer binnen Nederland Slimmer Lenen Uitgangspunten bruikleenverkeer binnen Nederland 2016 Introductie De Collectie Nederland 1 is er voor ons allemaal. Musea en erfgoedinstellingen beheren dit kostbare gezamenlijke bezit met

Nadere informatie

Expertmeeting 2015. Inventarisatie gebouwen voor UNESCO traject Optie 1- Spaarndammerbuurt

Expertmeeting 2015. Inventarisatie gebouwen voor UNESCO traject Optie 1- Spaarndammerbuurt Expertmeeting 2015 Inventarisatie gebouwen voor UNESCO traject Optie 1- Spaarndammerbuurt INHOUDSOPGAVE 1. Het Schip 2. Spaarndammerplantsoen 33 3. Spaarndammerplantsoen 68 4. Spaarndammercarré 5. Verdere

Nadere informatie

BULLETIN KNOB 1997-6 205

BULLETIN KNOB 1997-6 205 Amsterdamse School BULLETIN KNOB 1997-6 205 Afb. 206 BULLETIN KNOB 1997-6 tentoonstelling BULLETIN KNOB 1997-6 207 bouwen. In 1972 werd de conventie bijgesteld voor wat betreft de algemene tentoonstellingen.

Nadere informatie

Iepenlaan bij 1. Oorspronkelijke functie : Toegangskolommen. Datum foto : 20-07-2010

Iepenlaan bij 1. Oorspronkelijke functie : Toegangskolommen. Datum foto : 20-07-2010 Iepenlaan bij 1 Straat en huisnummer : Iepenlaan (bij 1) Postcode en plaats : 2061 GG Bloemendaal Kadastrale aanduiding : A11671 Complexonderdeel : Naam object : Bouwjaar : 1924 Architect : Architectenbureau

Nadere informatie

Het Rietveld Schröderhuis

Het Rietveld Schröderhuis Het Rietveld Schröderhuis Introductie, voorbereidend lesmateriaal, verwerkingslesmateriaal Groep 7 en 8 Beste leerkracht, Jullie bezoeken binnenkort het Rietveld Schröderhuis. Alvast van harte welkom!

Nadere informatie

ABSOLUUT. architectuur design kunst lifestyle n 3 herfst-winter 11/12-7,00. Tussen kunst en design

ABSOLUUT. architectuur design kunst lifestyle n 3 herfst-winter 11/12-7,00. Tussen kunst en design ABSOLUUT architectuur design kunst lifestyle n 3 herfst-winter 11/12-7,00 Tussen kunst en design AMPERSAND HOUSE DE LIVING GALLERY VAN IKE KATHRYN Hoe kan je kunst en design op een levendige manier voorstellen

Nadere informatie

De juiste zorg een zorg minder

De juiste zorg een zorg minder Collectiewacht Gelderland De juiste zorg een zorg minder Collectiewacht Gelderland Andere tijden Tentoonstellingen, registratie, klimaatbeheersing, publieksverbreding, recepties, educatieve projecten;

Nadere informatie

PERSBERICHT 16 januari 2015

PERSBERICHT 16 januari 2015 Van: Carina Blokzijl Museum Gouda [Carina.Blokzijl@museumgouda.nl] Verzonden: vrijdag 16 januari 2015 12:36 Onderwerp: van Michel tot Israels Bijlagen: GeorgesMichel_Gezicht_op_de_heuvel_van_Montmartre.jpg;

Nadere informatie

Composities van vorm en vertrouwen

Composities van vorm en vertrouwen Utrecht Composities van vorm en vertrouwen 36 TEKST Eva Vroom FOTOGRAFIE René Gonkel, Eddy Wentink, FOTO LINKS Congreshotel Mooirivier in Dalfsen (Foto ) FOTO RECHTS Het kantoor van Ten Have Change Management.

Nadere informatie

ESSAY 1: Visie op de opgave - Remi Groenendijk //

ESSAY 1: Visie op de opgave - Remi Groenendijk // ESSAY 1: Visie op de opgave - Remi Groenendijk // 4153588 Inleiding De opgave lijkt eenvoudig. Het betreft de huidige kunsthal te Rotterdam ontworpen door het architectenbureau OMA. De opgave luidt: stel,

Nadere informatie

Museum De fundatie zwolle

Museum De fundatie zwolle 2013 Museum De fundatie zwolle Hal 13a Den Eikenhorst, Esch postbus 2126 nl-5260 cc Vught t +31 [0]411 601618 info@biermanhenket.nl www.biermanhenket.nl BiermanHenketarchitecten Ontwerp 2010 Oplevering

Nadere informatie

beeldende vakken CSE GL en TL

beeldende vakken CSE GL en TL Examen VMBO-GL en TL 2012 tijdvak 2 dinsdag 19 juni 13.30-15.30 uur beeldende vakken CSE GL en TL Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 34 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 76 punten

Nadere informatie

Museum Boijmans Van Beuningen: 2019

Museum Boijmans Van Beuningen: 2019 06 december 2018, 14:09 (CET) Museum Boijmans Van Beuningen: 2019 Met trots zet Museum Boijmans Van Beuningen de hoogtepunten van het komende jaar op een rij. Het museum is volop in beweging. 2019 wordt

Nadere informatie

Archiefinstellingen aan het woord: Van Nelle s vormgevingsarchief

Archiefinstellingen aan het woord: Van Nelle s vormgevingsarchief Archiefinstellingen aan het woord: Van Nelle s vormgevingsarchief Jantje Steenhuis, voorzitter BRAIN (Branchevereniging Archiefinstellingen Nederland) en directeur Gemeentearchief Rotterdam Die plaat voor

Nadere informatie

licht, lucht en ruimte aan de Sloterplas: Van Eesteren Paviljoen, Amsterdam

licht, lucht en ruimte aan de Sloterplas: Van Eesteren Paviljoen, Amsterdam licht, lucht en ruimte aan de Sloterplas: Van Eesteren Paviljoen, Amsterdam Van Eesteren Museum Noordzijde 31 1064 GV Sloterplas, Amsterdam opdrachtgever Stichting Van Eesteren Museum samenwerking met

Nadere informatie

De uitstraling van Caspar van Wittel

De uitstraling van Caspar van Wittel De uitstraling van Caspar van Wittel Bart van Steenbergen 1 De ingang van de Canal Grande met de Santa Maria della Salute-kerk door Caspar van Wittel www.vanvitelli.nl Wat voor invloed heeft Caspar van

Nadere informatie

Introductie. Rent a designer (R.A.D.) is een multidisciplinair ontwerpbureau en in 2010 opgericht door ontwerper Remco Swart.

Introductie. Rent a designer (R.A.D.) is een multidisciplinair ontwerpbureau en in 2010 opgericht door ontwerper Remco Swart. Introductie rent a designer Rent a designer (R.A.D.) is een multidisciplinair ontwerpbureau en in 2010 opgericht door ontwerper Remco Swart. Remco Swart studeerde af aan de Vrije Teken Academie (tekenen

Nadere informatie

De gebouwen en stijlen in chronologische volgorde

De gebouwen en stijlen in chronologische volgorde De gebouwen en stijlen in chronologische volgorde STIJL GEBOUW LOCATIE Romaans Oude Kerk (toren) Naaldwijk Gotisch Oude Kerk (kerkgebouw) Naaldwijk Renaissance Oude Raadhuis Naaldwijk Classicisme Nederhof

Nadere informatie

HilberinkboscH architecten Wamberg sM - berlicum. Bossche School woning Rosmalen 150 t

HilberinkboscH architecten Wamberg sM - berlicum. Bossche School woning Rosmalen 150 t HilberinkboscH architecten Wamberg 5-5258sM - berlicum Bossche School woning Rosmalen 150 t.073-6900136 - hetburo@hb-a.nl Bossche School woning van der Laan In 1956 heeft de architect Nico van der Laan

Nadere informatie

Jan Kuyt. Jan Kuyt woonde zijn hele leven in Amsterdam. Hij overleed op 9 februari 1944 en werd op de R.K. begraafplaats Buitenveldert begraven.

Jan Kuyt. Jan Kuyt woonde zijn hele leven in Amsterdam. Hij overleed op 9 februari 1944 en werd op de R.K. begraafplaats Buitenveldert begraven. Jan Kuyt Johannes Theodorus Aloysius Maria Kuyt werd op 27 juni 1884 in Amsterdam geboren als tweede zoon in een kinderrijk katholiek gezin. Zijn vader Wilhelmus Kuyt was grossier in koloniale waren, en

Nadere informatie

Basisgegevens Naam: Adres: Effenseweg 1. Denominatie: Rooms Katholiek. Bouwjaar: 1938

Basisgegevens Naam: Adres: Effenseweg 1. Denominatie: Rooms Katholiek. Bouwjaar: 1938 Basisgegevens Naam: Adres: Effenseweg 1 Buurt: Effen-Rith Wijk: West Gemeente: Breda Denominatie: Rooms Katholiek Type: Pastorie Bouwjaar: 1938 Architect: J. Hurks Monumentenstatus: Geen Huidige functie:

Nadere informatie

lesidee Gevels Er bestaan veel verschillende soorten gevels, zoals een trapgevel, klokgevel, tuitgevel, lijstgevel, puntgevel en halsgevel.

lesidee Gevels Er bestaan veel verschillende soorten gevels, zoals een trapgevel, klokgevel, tuitgevel, lijstgevel, puntgevel en halsgevel. Architectuur lesidee Gevels Er bestaan veel verschillende soorten gevels, zoals een trapgevel, klokgevel, tuitgevel, lijstgevel, puntgevel en halsgevel. OPDRACHT 1 Op de volgende bladzijde zie je beschrijvingen

Nadere informatie

Antieke hobby sinds 1965

Antieke hobby sinds 1965 2 3 Al ruim vier decennia een begrip in geselecteerde, tijdloze bouwmaterialen, interieur en veel meer... Een bezoek aan t Achterhuis in Udenhout is méér dan de moeite waard. U zult met eigen ogen zien

Nadere informatie

A-tekst. De aquarel. Mesdag Israëls Mauve Breitner Mondriaan

A-tekst. De aquarel. Mesdag Israëls Mauve Breitner Mondriaan A-tekst De aquarel Mesdag Israëls Mauve Breitner Mondriaan In de 19de eeuw maakte de Nederlandse aquarel een ongekende bloeiperiode door. De artistieke idealen van die tijd vonden in dit medium een perfecte

Nadere informatie

CHRISTIE VAN DER HAAK

CHRISTIE VAN DER HAAK haagsekunstenaars.nl is een initiatief van Stroom Den Haag CHRISTIE VAN DER HAAK HAAGSE KUNSTENAARS Christie van der Haak: "Alles heeft structuur, van organische tot maatschappelijke verschijnselen. In

Nadere informatie

Duurzame. Glans. Maastrichts zilver

Duurzame. Glans. Maastrichts zilver Duurzame Glans Maastrichts zilver Duurzame Glans Maastrichts zilver Na een pre-opening in maart zal Museum aan het Vrijthof in juni 2012 groots openen met de langverwachte expositie over het vermaarde

Nadere informatie

ZOEKEN NAAR DE VOLMAAKTE VORM NIVEAU ++

ZOEKEN NAAR DE VOLMAAKTE VORM NIVEAU ++ NIVEAU ++ /5 Deze leskaart gaat over het zoeken naar de volmaakte vorm. Dat klinkt misschien wat verheven, maar je zult ontdekken dat deze zoektocht in de kunstgeschiedenis erg belangrijk is geweest. Piet

Nadere informatie

Examenopgaven VBO-MAVO-D 2004

Examenopgaven VBO-MAVO-D 2004 Examenopgaven VBO-MAVO-D 2004 TEKENEN, HANDENARBEID, TEXTIELE WERKVORMEN D tijdvak 1 donderdag 27 mei 9.00 11.00 uur Bij dit examen hoort een kleurenbijlage. Dit examen bestaat uit 43 vragen. Voor dit

Nadere informatie

1 ARCHITECTUUR Gebouw restylen

1 ARCHITECTUUR Gebouw restylen 1 ARCHITECTUUR Gebouw restylen Max. 1 persoon Wat heb je nodig? Camera, foto, fotokopietjes, papier, potloden, stiften. Wat ga je doen? Je gaat op zoek in je woonplaats naar een gebouw/ straat/ plein,

Nadere informatie

Huis van Piet Mondriaan

Huis van Piet Mondriaan Huis van Piet Mondriaan Trade 2016/2017 Gemeentemuseum Den Haag Huis van Piet Mondriaan Trade 2016/2017 Entreeprijzen FIT + groepen Î Toegangsprijs: Û10,50 p.p. Î Reguliere verkoop: Û13,50 p.p. Î Uw tourguide

Nadere informatie

INHOUD. Inleiding. Het archief 2. Aanwijzingen voor gebruik 3. Plaatsingslijst. Lijst van de inhoud van de archiefdozen 3

INHOUD. Inleiding. Het archief 2. Aanwijzingen voor gebruik 3. Plaatsingslijst. Lijst van de inhoud van de archiefdozen 3 INHOUD Inleiding Het archief 2 Aanwijzingen voor gebruik 3 Plaatsingslijst Lijst van de inhoud van de archiefdozen 3 Lijst van de inhoud van de rollendozen 5 Lijst van de inhoud van de portefeuilles 6

Nadere informatie

Examenopgaven VBO-MAVO-D 2003

Examenopgaven VBO-MAVO-D 2003 Examenopgaven VBO-MAVO-D 2003 tijdvak 1 vrijdag 16 mei 09.00 11.00 uur TEKENEN, HANDENARBEID, TEXTIELE WERKVORMEN D Bij dit examen hoort een kleurenbijlage. Dit examen bestaat uit 44 vragen. Voor dit examen

Nadere informatie

beeldende vakken CSE GL en TL

beeldende vakken CSE GL en TL Examen VMBO-GL en TL 2011 tijdvak 2 dinsdag 21 juni 9.00-11.00 uur beeldende vakken CSE GL en TL Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 31 vragen. Voor dit examen zijn maximaal punten

Nadere informatie

Waar verleden en heden elkaar ontmoeten

Waar verleden en heden elkaar ontmoeten Waar verleden en heden elkaar ontmoeten Introductie Graafs Museum Het Graafs Museum is gevestigd in de Hampoort, de laatste overgebleven stadspoort van de vestingstad Grave. Een locatie die mede het verhaal

Nadere informatie

Samenvatting CKV 19e eeuw: neoclassicisme

Samenvatting CKV 19e eeuw: neoclassicisme Samenvatting CKV 19e eeuw: neoclassicisme Samenvatting door H. 972 woorden 26 juni 2016 1 1 keer beoordeeld Vak CKV Er zijn in de 19e eeuw 5 stromingen ontwikkeld NEO- classicisme De Romantiek Realisme

Nadere informatie

Bij dit examen hoort een bijlage. Achter het correctievoorschrift zijn twee aanvullingen op het correctievoorschrift opgenomen.

Bij dit examen hoort een bijlage. Achter het correctievoorschrift zijn twee aanvullingen op het correctievoorschrift opgenomen. Examen VMBO-GL en TL 2015 tijdvak 1 woensdag 13 mei 9.00-11.00 uur beeldende vakken CSE GL en TL Bij dit examen hoort een bijlage. Achter het correctievoorschrift zijn twee aanvullingen op het correctievoorschrift

Nadere informatie

lesidee Gevels antwoorden

lesidee Gevels antwoorden Architectuur lesidee Gevels antwoorden OPDRACHT Op de volgende bladzijde zie je beschrijvingen van soorten gevels. Lees ze en bekijk de plaatjes. Zet daarna onder de foto van de Roosendaalse gebouwen om

Nadere informatie

PERSBERICHT. De restauratie van het schip van de Kathedrale Basiliek Sint Bavo in Haarlem is afgerond! Een moment om bij stil te staan.

PERSBERICHT. De restauratie van het schip van de Kathedrale Basiliek Sint Bavo in Haarlem is afgerond! Een moment om bij stil te staan. PERSBERICHT De restauratie van het schip van de Kathedrale Basiliek Sint Bavo in Haarlem is afgerond! Een moment om bij stil te staan. Meer informatie over dit bijzondere restauratiewerk op de persbijeenkomst:

Nadere informatie

Stromingen in vogelvlucht

Stromingen in vogelvlucht Stromingen in vogelvlucht Grieken en Romeinen (Klassiek Erfgoed) 500 v. Chr. tot 400 n. Chr. Middeleeuwen (Goddelijke Orde) 500 tot 1500 Renaissance (Homo Universalis) 1500 tot 1600 Barok en Rococo (Verleiding

Nadere informatie

STAD EN TAAL ONTMOET KUNST

STAD EN TAAL ONTMOET KUNST STAD EN TAAL ONTMOET KUNST OPTIONELE OPDRACHTEN EN HUISWERKOPDRACHTEN 1 WAT WILT U? (voorbereiding op het bezoek) A. Wat wilt u graag in het Stedelijk Museum zien? (welke soort kunst, welke kunstenaar,

Nadere informatie

Analyse en ontwerp Wallhouse

Analyse en ontwerp Wallhouse Analyse en ontwerp Wallhouse Groningen Het Wallhouse#2 is een woning naar ontwerp van de Amerikaanse architect John Hejduk. Hij was een groot bewonderaar van Le Corbusier en liet zich dan ook door hem

Nadere informatie

ART HISTORY de twintigste eeuw. H4-cp3 H5 Reactionaire kunstrichtingen

ART HISTORY de twintigste eeuw. H4-cp3 H5 Reactionaire kunstrichtingen ART HISTORY de twintigste eeuw H4-cp3 H5 Reactionaire kunstrichtingen Kunstenaars raakten maatschappelijk betrokken. Protest van kunstenaars tegen gevestigde waarden, zeden en taboes. Futurisme blz.43

Nadere informatie

Cultuurbeleid en Betekenis

Cultuurbeleid en Betekenis Bijlage Sectoranalyse Cultuurbeleid en Betekenis De visie van Blueyard op cultuurbeleid Cultuurbeleid en Betekenis De visie van Blueyard op cultuurbeleid Geert Boogaard Blueyard Coöperatief UA Jacob van

Nadere informatie