Mobiel banditisme. Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de politieregio IJsselland. Auteur: Jorike Franssen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Mobiel banditisme. Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de politieregio IJsselland. Auteur: Jorike Franssen"

Transcriptie

1 Mobiel banditisme Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de politieregio IJsselland Auteur: Jorike Franssen Vrije Universiteit Faculteit der rechtsgeleerdheid Afstudeerrichting Criminologie November 2007 Begeleiding: Jasper van der Kemp (VU) Guillaume Beijers (VU) Wouter de Wit (Politie IJsselland)

2 Inhoudsopgave Voorwoord...3 Samenvatting Inleiding Mobiel banditisme en bedrijfsinbraken Wat is mobiel banditisme? Omvang en ontwikkeling van mobiel banditisme Aard van het mobiel banditisme uit Polen en Litouwen Bedrijfsinbraken en zijn daders De Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven; omvang en ontwikkeling van bedrijfsinbraken in Nederland Kenmerken en werkwijzen van bedrijfsinbrekers Samenplegen en dadermobiliteit bij bedrijfsinbraken Theoretisch kader Criminologische theorieën Criminologische theorieën toegepast op mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken Criminologische theorieën over een toenemende dadermobiliteit Onderzoeksopzet Vraagstelling Operationalisatie van begrippen Informatiebronnen en analysemethoden Aard, omvang en ontwikkeling van de bedrijfsinbraken in IJsselland Omvang en ontwikkeling van het aantal bedrijfsinbraken in IJsselland in de periode Aard van de bedrijfsinbraken gepleegd in Daders van bedrijfsinbraken in IJsselland Oplossingspercentage van bedrijfsinbraken Algemeen beeld van de daders van bedrijfsinbraken Mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken in IJsselland

3 6.3.1 Omvang en ontwikkeling van mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken Kenmerken van verdachten van mobiel banditisme en mobiele bendes Aard van de inbraken gepleegd door mobiel banditisme en verschillen met inbraken gepleegd door andere daders Informatie Gestuurde Politie opdracht mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken Discussie Bespreking van de onderzoeksresultaten Beperkingen van het onderzoek Conclusie Aanbevelingen voor verder onderzoek...84 Literatuur...86 Bijlagen IGP Opdracht mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken Dia van IGP Opdracht zoals getoond tijdens briefings Tabellen

4 Voorwoord Voor u ligt de scriptie waarmee ik de studie criminologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam afrond. De scriptie vormt het resultaat van een onderzoek dat is uitgevoerd in opdracht van de regiopolitie IJsselland. Tegelijkertijd met het uitvoeren van mijn onderzoek is er ook door Ilze Hondshorst een onderzoek verricht naar bedrijfsinbraken in IJsselland. Mijn onderzoek is vooral gericht op de daders van bedrijfsinbraken, en meer specifiek op mobiele bendes als daders, terwijl haar onderzoek zich met name richt op het effect van beveiligingsmaatregelen op het aantal bedrijfsinbraken in IJsselland. Onze onderzoeken overlappen elkaar wat betreft de omvang en ontwikkeling van de bedrijfsinbraken en de aard van de bedrijfsinbraken in Het verzamelen van de data, bestaande uit het bestuderen van duizenden BPS registraties van bedrijfsinbraken, hebben wij grotendeels gezamenlijk uitgevoerd. Mijn dank gaat uit naar mijn begeleiders bij de politie IJsselland, Wouter de Wit, Eddy Klein Hofmeijer en Ton van de Griendt, en mijn begeleiders aan de Vrije Universiteit, Jasper van der Kemp en Guillaume Beijers. Hen allen wil ik bedanken voor de begeleiding, het commentaar en het meedenken tijdens het onderzoek. In het bijzonder wil ik alle politiemedewerkers van de noodhulp bedanken die ik tijdens de nachtdienst heb belast met mijn IGP opdracht en ook Harm Winters en Macit Kocak van de infodesk die hebben geholpen bij respectievelijk het opstellen en verwerken van de resultaten van de IGP opdracht. De regiopolitie IJsselland in het algemeen wil ik tot slot bedanken voor de kans kennis te kunnen maken met de politieorganisatie en het mogelijk maken van dit onderzoek. Jorike Franssen Zwolle, november

5 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling van de (daders van) bedrijfsinbraken in IJsselland. De aandacht gaat in het bijzonder uit naar de betrokkenheid van mobiele bendes bij bedrijfsinbraken in IJsselland. Met dit onderzoek wordt de volgende hoofdvraag beantwoord: Zijn er in de politieregio IJsselland mobiele bendes betrokken bij bedrijfsinbraken en, zo ja, zijn er verschillen met andere daders van bedrijfsinbraken in IJsselland? Er bestaan verschillende definities van mobiel banditisme. Bij mobiel banditisme wordt vaak gedacht aan bendes uit het buitenland en meer specifiek uit Oost-Europa. Dit onderzoek heeft echter ook betrekking op mobiel banditisme uit Nederland. Er wordt gekozen voor de volgende definitie van mobiel banditisme: Van mobiel banditisme is sprake wanneer twee of meer daders gezamenlijk vermogensmisdrijven plegen in een gebied waarin ze geen vaste woon- of verblijfplaats hebben. Een probleem met deze definitie is dat hiermee de grote mobiliteit van mobiele bendes niet gegarandeerd wordt. In het belang van de opsporing is hier echter toch voor gekozen. Om enigszins rekening te houden met dit probleem wordt bij de operationalisatie van het begrip mobiel banditisme de extra voorwaarde gesteld dat de verdachten hun woon- of verblijfplaats op meer dan 20 kilometer van de pleegplaats moeten hebben. De aard, omvang en ontwikkeling van de bedrijfsinbraken in IJsselland wordt bepaald aan de hand van de BPS registraties van bedrijfsinbraken. Hiernaast wordt een IGP opdracht uitgezet waarin aan de noodhulpdiensten van alle teams wordt gevraagd tijdens te nachtdienst op zoek te gaan naar verdachte situaties op en rondom de bedrijventerreinen. Uit het onderzoek komt het volgende naar voren. In de politieregio IJsselland is het aantal bedrijfsinbraken in 2006 gedaald ten opzichte van Deze daling is niet significant, wat waarschijnlijk wordt veroorzaakt door uitschieters in 2001 en Vanaf 2002 tot en met 2006 is het aantal bedrijfsinbraken wel significant gedaald. Uit de BPS registraties van bedrijfsinbraken blijkt dat er mobiele bendes bij bedrijfsinbraken in IJsselland betrokken zijn, maar dat de omvang van hiervan niet erg groot is. Van alle bedrijfsinbraken met tenminste één verdachte werd over de periode ,7 procent van door een mobiele bende gepleegd. In totaal gaat het om 103 bedrijfsinbraken 4

6 met een mobiele bende als dader. De omvang van mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken laat geen duidelijke stijging of daling zien. Hoewel op basis van de geluiden uit de politiek en media wordt verwacht dat mobiel banditisme toeneemt, spreken de resultaten van dit onderzoek dit tegen. Opvallend is tevens dat veruit de meeste verdachten (en mobiele bendes) uit Nederland afkomstig zijn. Het idee dat mobiel banditisme uit Oost-Europa een groot probleem is wordt dus niet door de onderzoeksresultaten bevestigd. Naast de bevinding dat mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken weinig voorkomt verschillen de inbraken gepleegd door mobiele bendes en andere daders weinig van elkaar. Er wordt een significant verschil gevonden in de manier van binnendringen. Daarnaast bestaat er een significant verband tussen de pleeggemeente, in de zin van stad of platteland, tussen de bedrijfsinbraken gepleegd door de verschillende soorten daders. De resultaten van de IGP opdracht geven geen indicatie voor de aanwezigheid van mobiele bendes op en rondom bedrijventerreinen in IJsselland die erop uit zijn bedrijfsinbraken te plegen. Geconcludeerd wordt dat de politieregio IJsselland zich op grond van de resultaten van dit onderzoek weinig zorgen hoeft te maken voor wat betreft zowel de ontwikkeling van de bedrijfsinbraken in de regio als over de aard, omvang en ontwikkeling van mobiele bendes die bij bedrijfsinbraken betrokken zijn. De volgende aanbevelingen voor verder onderzoek worden gedaan: - In onderzoek naar mobiel banditisme daders betrekken die in meerdere politieregio s voorkomen voor een bepaald delict. - Het onderzoek meer algemeen richten op alle bij de politie bekende daders die onder de definitie van mobiel banditisme vallen en niet beperken tot alleen daders van bedrijfsinbraken. - De afzonderlijke invloed van de factoren samenplegen en een grote dadermobiliteit onderzoeken op verschillen tussen daders en de inbraken die zij plegen. - Onderzoek doen naar verschillen tussen bedrijfsinbraken met en zonder verdachte. - Verschillen tussen daders onderzoeken voor meer andere en specifieke aspecten van een inbraak. - Voor onderzoek naar mobiel banditisme gebruik maken van andere bronnen naast politieregistraties. 5

7 1. Inleiding Op verschillende plaatsen in Nederland bestaat er de afgelopen jaren een toenemende bezorgdheid over het fenomeen mobiel banditisme. De zorg betreft voornamelijk bendes die vanuit Oost-Europa naar Nederland komen om zich hier bezig te houden met snelle en relatief eenvoudige criminaliteit. Mobiel banditisme uit Oost-Europa wordt in 2004 in het Nationaal Dreigingsbeeld bestempeld als een potentiële dreiging 1 (Dienst Nationale Recherche Informatie (DNRI), 2004b). In 2005 worden er meerdere kamervragen gesteld waarin kamerleden hun zorg uitspreken over een mogelijke toename van het aantal bendes uit Oost-Europa dat in Nederland vermogensdelicten pleegt (TK, 2005/06, nr. 202; TK, 2005/06, nr. 395). Ook in de media verschijnen berichten over mobiel banditisme uit Oost- Europa als opkomende trend (Huisman, 2007; Telegraaf, 2007). Het beeld dat door de politiek en de media van mobiel banditisme wordt geschetst heeft vooral betrekking op mobiele bendes afkomstig uit het buitenland, en dan met name bendes afkomstig uit Oost-Europa. De bendes komen tijdelijk naar Nederland, plegen hier enkele misdrijven en keren vervolgens snel terug naar het land van herkomst om eventueel later weer terug te komen voor het plegen van criminaliteit. De mobiele bendes plegen verschillende soorten vermogensmisdrijven. Als verklaring voor de opkomst van het fenomeen mobiel banditisme wordt de recente EU-uitbreiding genoemd en meer in het algemeen de internationalisering (Huisman, 2007; Van Eeghen, 2007). De politie IJsselland heeft behoefte aan meer inzicht in zowel dit mobiel banditisme uit het buitenland als inzicht in mobiele bendes die vanuit andere delen van Nederland, met name vanuit de randstad, naar de politieregio IJsselland komen om misdrijven te plegen. De vraag vanuit de politie IJsselland wijkt in die zin dus af van het bestaande beeld van mobiel banditisme uit Oost-Europa. Meer specifiek is men geïnteresseerd in de eventuele betrokkenheid van mobiele bendes bij het delict bedrijfsinbraken in IJsselland. Voor de politie IJsselland is het van belang inzicht te hebben in de mate waarin mobiele bendes betrokken zijn bij bedrijfsinbraken, omdat de opsporing van mobiele bendes om een andere aanpak vraagt dan de opsporing van andere daders van bedrijfsinbraken. Dit omdat de mobiele bendes vaak in verschillende politieregio s actief zijn en de daders na het plegen van een delict snel weer uit de politieregio verdwijnen. 1 Een potentiële dreiging is een crimineel verschijnsel waarvan niet duidelijk is in welke omvang het zich de komende vijf jaar zal manifesteren, maar dat, indien het zich daadwerkelijk voordoet, naar verwachting ernstige gevolgen zal hebben voor de Nederlandse samenleving (DNRI, 2004b). 6

8 Voor de politie IJsselland speelt tevens een rol dat er een project gaande is betreffende intelligent cameratoezicht op bedrijventerreinen in de regio. Hoewel dit project niet primair is gericht op de bestrijding van bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes, wordt er wel degelijk het een en ander van verwacht voor wat betreft de signalering en opsporing van mobiele bendes die bedrijfsinbraken (willen) plegen. De intelligente camera s op de bedrijventerreinen registreren kentekens van in- en uitgaande voertuigen. Wanneer een voertuig, waarvan niet is vastgesteld dat het met een legitiem doel zoals werk op het terrein aanwezig is, op afwijkende tijdstippen de camera s passeert levert dit een verdachte situatie op. Het kenteken kan door de politie vervolgens worden gekoppeld aan de kentekens die door camera s worden geregistreerd die op andere plaatsen, zoals autosnelwegen, reeds aanwezig zijn (Aalbersberg, 2006). Duidelijk mag zijn dat cameratoezicht op deze manier uitermate geschikt is om juist mobiele bendes te signaleren. Allereerst is het van belang antwoord te geven op de vraag of er mobiele bendes betrokken zijn bij bedrijfsinbraken. Wanneer blijkt dat dit het geval is, is het vervolgens belangrijk te weten of er verschillen zijn met bedrijfsinbraken die door andere daders worden gepleegd. Dit om te bepalen of het mobiel banditisme ten opzichte van andere daders die bedrijfsinbraken plegen een hogere prioriteit verdient. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt daarom als volgt: Zijn er in de politieregio IJsselland mobiele bendes als daders betrokken bij bedrijfsinbraken en, zo ja, zijn er verschillen met de andere daders van bedrijfsinbraken in IJsselland? Omdat er binnen de politie IJsselland geen duidelijk beeld bestaat van de aard, omvang en ontwikkeling van de bedrijfsinbraken in IJsselland, bestaat ook een deel van dit onderzoek uit het in kaart brengen van de bedrijfsinbraken in IJsselland. De opbouw van dit rapport ziet er als volgt uit. Allereerst wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van mobiel banditisme en van bedrijfsinbraken. Hoofdstuk 3 bevat een theoretische beschouwing over het fenomeen mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken. In hoofdstuk 4 wordt de opzet van dit onderzoek beschreven. Hoofdstuk 5 en 6 vormen de kern van deze scriptie met respectievelijk de onderzoeksresultaten voor wat betreft de aard, omvang en ontwikkeling van de bedrijfsinbraken in IJsselland en de daders van bedrijfsinbraken en meer specifiek mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken. De scriptie wordt afgesloten met een discussie, waarin de onderzoeksresultaten worden besproken, gevolgd door een conclusie en enkele aanbevelingen voor verder onderzoek. 7

9 2. Mobiel banditisme en bedrijfsinbraken In dit hoofdstuk wordt bekeken wat er bekend is over mobiel banditisme en (daders van) bedrijfsinbraken. De beschikbare literatuur over mobiel banditisme betreft echter enkel mobiele bendes afkomstig uit het buitenland en niet binnenlands mobiel banditisme. Allereerst wordt in paragraaf 2.1 bekeken wat er precies onder mobiel banditisme wordt verstaan. In paragraaf 2.2 komt de omvang en ontwikkeling van mobiel banditisme aan de orde, voorzover hierover in de literatuur iets bekend is. In paragraaf 2.3 wordt een beschrijving gegeven van de aard van het mobiel banditisme afkomstig uit Polen en Litouwen. Tot slot wordt in paragraaf 2.4 ingegaan op zowel de aard, omvang en ontwikkeling van bedrijfsinbraken als op de kenmerken van de daders die deze bedrijfsinbraken plegen en de werkwijzen die zij hanteren. Meer specifiek wordt ook ingegaan op samenplegen en de dadermobiliteit bij bedrijfsinbraken. 2.1 Wat is mobiel banditisme? In de literatuur bestaan een aantal definities van mobiel banditisme welke onderling aardig overeen komen, maar ook op een aantal punten verschillen. In deze paragraaf wordt aan de hand van de bestaande definities van mobiel banditisme een definitie van mobiel banditisme geformuleerd die bruikbaar is voor dit onderzoek. Volgens de Dienst Nationale Recherche Informatie (DNRI) (2004a) is er sprake van banditisme wanneer verdachtencombinaties 2 twee of meer roofdelicten 3 plegen. Dit is een definitie van banditisme en niet van mobiel banditisme, waardoor niets wordt gezegd over juist het mobiele aspect van banditisme. In het eindrapport van het Project Polaris (Van der Laan & Weenink, 2005, p. 17) wordt mobiel banditisme gedefinieerd als; criminele samenwerkingsverbanden 4 die vanuit het ene land (het bronland) op en neer reizen naar een of meerdere andere landen (doellanden) om daar roofcriminaliteit te plegen of te beramen. 2 Wanneer twee of meer personen worden verdacht van betrokkenheid bij een misdrijf, dan vormen zij een verdachtencombinatie in relatie tot dat misdrijf. 3 Bij roofdelicten heeft de DNRI het over misdrijven waarbij sprake is van roof van geld en goederen, zoals overvallen, inbraken en winkeldiefstallen. 4 De term criminele samenwerkingsverbanden wordt door Van der Laan & Weenink niet nader gedefinieerd. 8

10 De Belgische Federale regering heeft het niet over mobiel banditisme, maar over rondtrekkende dadergroepen. Zij definiëren deze als volgt; een vereniging van misdadigers die: seriematig gepleegde woninginbraken, of inbraken in bedrijven en handelszaken, waaronder ramkraken, of ladingdiefstallen of diefstallen van identiteitsdocumenten in openbare diensten en administraties pleegt, waarvan de leden hoofdzakelijk afkomstig zijn uit de voormalige Oostbloklanden, en die opereren of aangestuurd worden vanuit de grote steden of het buitenland, en die een belangrijk aantal feiten op een groot gedeelte van het grondgebied pleegt (Belgische Federale regering, 2004, p. 21). Dit is een erg uitgebreide definitie, maar ook vaag doordat het termen bevat die niet nader zijn gedefinieerd waardoor het niet duidelijk is wie er wel en niet onder vallen. Hoeveel is bijvoorbeeld een belangrijk aantal feiten en hoe groot is een groot gedeelte van het grondgebied. Een element dat in bovenstaande definities naar voren komt is dat het bij mobiel banditisme gaat om vermogensmisdrijven. Ook het delict dat in dit onderzoek bekeken wordt, bedrijfsinbraak, is een vermogensmisdrijf. Een tweede element dat in alle hiervoor genoemde definities naar voren komt is het feit dat het niet gaat om individuele daders, maar om meerdere daders. Dit wordt in de hiervoor genoemde definities achtereenvolgens aangeduid met verdachtencombinaties, criminele samenwerkingsverbanden en dadergroepen. Voor dit onderzoek wordt de voorwaarde aan mobiel banditisme gesteld dat het moet gaan om twee of meer personen die samen misdrijven plegen. Dit omdat er in geval van een bende geen sprake is van een individuele dader, maar ook niet op voorhand kan worden vastgesteld uit hoeveel personen een mobiele bende wel bestaat. De personen moeten samen misdrijven plegen, wanneer zij samen andere activiteiten verrichten dan het voorbereiden, plegen of achteraf afhandelen van een misdrijf, vormen zij dus geen mobiele bende. Tot slot moet het mobiele aspect van de bendes in de definitie naar voren komen. Zowel door de Belgische Federale regering als door Polaris wordt in dit verband het landgrens overschrijdende karakter van mobiel banditisme genoemd. Men heeft het over reizende of rondtrekkende daders die voornamelijk afkomstig zijn uit Oost-Europa. In dit onderzoek wordt echter niet alleen naar landgrens overschrijdend mobiel banditisme gekeken, maar ook naar binnenlandse mobiele bendes. Door een aantal auteurs wordt het mobiele aspect van 9

11 mobiel banditisme aangeduid door te spreken over daders die geen vaste woon- of verblijfplaats hebben (Ponsaers, 2004; Huisman & Van der Laan, 2005; Bruinsma, 2004). Echter, de daders kunnen wel degelijk een vaste woon- of verblijfplaats hebben, alleen niet in het gebied waarin ze misdrijven plegen. De Landelijke Criminaliteitskaart 2005 spreekt in dit verband over niet-ingezetenen (Emmett, De Miranda, Nieuwenhuis, Sikkema & Van Tilburg, 2006). Het gaat dan om verdachten die niet staan ingeschreven in een Nederlandse gemeente. Dit onderzoek heeft echter betrekking op zowel buitenlands mobiel banditisme als mobiele bendes uit Nederland. Voor mobiel banditisme uit Nederland gaat het dan om daders die niet staan ingeschreven in een gemeente in een bepaalde politieregio of een ander afgebakend gebied. Het probleem hierbij is dat dit niet per definitie betekent dat deze ook een lange afstand hebben moeten afleggen om het misdrijf te plegen. Dit geldt voor daders uit gemeenten die net buiten de politieregio vallen en bedrijfsinbraken plegen in een gemeente net binnen de politieregio, vlak bij hun woon- of verblijfplaats. Dit probleem is er niet wanneer wordt gekozen voor de voorwaarde dat er sprake moet zijn van een bepaalde minimale reisafstand van de woon- of verblijfplaats tot de pleegplaats van het delict, wil er sprake zijn van mobiel banditisme. Hier wordt echter niet voor gekozen, omdat het voor de opsporing juist van belang is inzicht te krijgen in de daders van bedrijfsinbraken die niet uit een bepaalde politieregio afkomstig zijn. De informatie die de politie heeft over de criminaliteit gepleegd in haar regio betreft vooral informatie over daders die binnen de politieregio wonen of verblijven, er is minder informatie over daders van buiten de regio. De politie richt zich bij de opsporing van strafbare feiten dan ook voornamelijk op daders binnen de eigen politieregio. Wanneer zou blijken dat een belangrijk deel van de criminaliteit wordt gepleegd door daders van buiten de politieregio betekent dit dat de opsporing van deze daders het beste bovenregionaal kan worden georganiseerd of dat er moet worden gezocht naar andere middelen om deze daders op te sporen. Ondanks dat in dit onderzoek niet wordt gekozen voor enkel een minimale afstand van woon- of verblijfplaats tot de pleegplaats van een delict, wordt er wel enigszins rekening gehouden met het probleem dat er mogelijk daders tussen zitten die erg dicht bij huis misdrijven plegen. Van de daders van buiten de regio zijn de daders die niet ver buiten de regio wonen waarschijnlijk het makkelijkst op te sporen. Daders die zich geografisch gezien niet ver van huis bevinden, maar wel in een andere politieregio dan die waarin hun woonplaats ligt, zijn bijvoorbeeld wel bekend bij mensen die net wel in de betreffende politieregio wonen of bij agenten in dat gebied. Omdat deze daders die wel dicht bij huis, 10

12 maar net buiten een bepaalde politieregio, misdrijven plegen, minder in de weg staan bij het opsporingsbelang, wordt ervoor gekozen deze daders niet tot mobiel banditisme te rekenen. Er wordt voor gekozen het mobiele aspect van de bendes te definiëren als daders die misdrijven plegen in een gebied waarin ze geen vaste woon- of verblijfplaats hebben. Dit gebied wordt niet uitsluitend door de kunstmatige grenzen van een politieregio bepaald, maar wordt iets breder gezien in de zin dat ook daders van net buiten die regio tot dit gebied worden gerekend. De literatuur omtrent mobiel banditisme overziend wordt in dit onderzoek gekozen voor de volgende definitie van mobiel banditisme: Van mobiel banditisme is sprake wanneer twee of meer daders 5 gezamenlijk vermogensmisdrijven plegen in een gebied waarin ze geen vaste woon- of verblijfplaats hebben. 2.2 Omvang en ontwikkeling van mobiel banditisme In deze paragraaf komt de omvang van mobiel banditisme aan de orde en de eventuele veranderingen die zich daar de afgelopen jaren in hebben voorgedaan. Niet alleen in Nederland maakt men zich zorgen over een eventuele opkomst van mobiel banditisme uit het buitenland. In Duitsland en België heeft mobiel banditisme reeds een hoge prioriteit bij opsporingsinstanties (Klerks & Kop, 2007). In België is de bestrijding van rondtrekkende dadergroepen opgenomen als een van de prioriteiten in het Nationaal Veiligheidsplan. Er is sprake van een stijging van een aantal vermogensdelicten, welke voor een deel wordt toegeschreven aan rondtrekkende dadergroepen. Voor de jaren 2000 tot en met 2003 werd geschat dat 20 tot 25 procent van de inbraken en 20 tot 30 procent van de ramkraken die in België werden gepleegd waren toe te schrijven aan rondtrekkende dadergroepen uit Oost-Europa (Dupuis, 2004). Over de omvang van het buitenlands mobiel banditisme in Nederland bestaan geen cijfers. De laatste jaren hebben binnen de politie een aantal operationele onderzoeken op buitenlands mobiel banditisme gelopen, waaronder Rameta 6 en Polaris 7. Rameta was gericht 5 Waar over daders wordt gesproken kan in plaats hiervan ook verdachten worden gelezen, deze termen worden door elkaar gebruikt. 6 Rameta-team staat voor RAMkraken ETAlageteam. 11

13 op het opsporen van Poolse ramkraakgroepen en Polaris op mobiel banditisme uit Polen en Litouwen. Met het opstarten van deze onderzoeken lijkt het erop dat het mobiel banditisme afkomstig uit deze landen een groeiend probleem is. In ruim een jaar, van oktober 2003 tot eind 2004 zijn er door Polaris in ieder geval 38 Poolse en Litouwse criminele samenwerkingsverbanden bekend geworden die structureel vermogensdelicten pleegden. In totaal ging het om Polen en 845 Litouwers. In totaal konden er in de onderzoeksperiode door Polaris 376 delicten in verband worden gebracht met mobiele bendes. Hieronder waren 180 auto-inbraken, 15 autodiefstallen, 53 winkeldiefstallen in georganiseerd verband, 9 ramkraken, 3 overvallen en 116 incidenten met vals geld. Deze aantallen vormen een ondergrens voor de omvang van het aantal mobiele bendes in Nederland, omdat deze cijfers van Polaris alleen betrekking hebben op de 9 noordoostelijke politieregio s 8 die gezamenlijk in oppervlakte ruim de helft van Nederland beslaan (Van der Laan & Weenink, 2006). Er zijn verschillende indicatoren die iets kunnen zeggen over de ontwikkeling van de aanwezigheid van buitenlandse mobiele bendes in Nederland. Een eerste indicator is het deel van de totale verdachtenpopulatie in Nederland dat uit het buitenland afkomstig. Van 1998 tot 2003 bestond 5 procent van de totale verdachtenpopulatie in Nederland uit verdachten die niet ingeschreven stonden in een Nederlandse gemeente. Het grootste deel bestaat uit West-Europeanen en daarna uit personen uit Centraal en Oost-Europa 9 (Van der Laan & Weenink, 2005). Van 1996 tot 2003 is het aantal Centraal en Oost- en Zuidoost-Europese 10 verdachten in Nederland gestegen. Zij zijn in relatief sterke mate betrokken bij vermogensdelicten zonder geweld. Deze stijging van verdachten is groter dan de stijging van het aantal personen uit deze landen dat zich in deze periode in Nederland heeft gevestigd. Opvallend sterk gestegen zijn het aantal verdachten uit de voormalige Sovjet-Unie, Polen en Bulgarije (Dienst Nationale Recherche Informatie 2004a, p. 130). Er is dus sprake van een toename van criminele activiteiten door niet in Nederland woonachtige personen, wat een stijging van mobiel banditisme 7 Polaris was een samenwerkingsverband tussen de Unit Noord- en Oost-Nederland van de Nationale Recherche, de Koninklijke Marechaussee, de Bovenregionale Recherche Noord- en Oost Nederland en de negen noordoostelijke politiekorpsen. 8 De 9 noordoostelijke politieregio s zijn; Groningen, Friesland, Drenthe, IJsselland, Gelderland- Midden, Noord en Oost-Gelderland, Gelderland-Zuid, Twente en Flevoland. 9 Onder Centraal en Oost-Europese landen vallen; Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Slowakije, Tsjechië, Armenië, Azerbeidzjan, Georgië, Moldavië, Oekraïne, Rusland, Wit-Rusland. 10 Onder Zuidoost Europese landen vallen: Albanië, Bulgarije, Roemenië, Bosnië-Herzegovina, Kroatië, Servië Montenegro, Macedonië en Slovenië, Cyprus en Malta. 12

14 aannemelijk maakt, zeker gezien het feit dat deze verdachten voornamelijk vermogensdelicten zonder geweld plegen. Ten tweede wordt gekeken naar criminele samenwerkingsverbanden waarbij personen uit Oost-Europa betrokken zijn. Dit omdat mobiele bendes met een zekere georganiseerdheid te werk gaan en ze in principe een samenwerkingsverband vormen tussen minimaal twee personen. Het aantal personen uit Oost-Europa dat betrokken is bij criminele samenwerkingsverbanden is van 2000 tot 2003 sterk toegenomen, wat kan wijzen op een stijging van het mobiel banditisme gepleegd door personen uit Oost-Europa. Hun aandeel op het totaal aantal verdachten bij criminele samenwerkingsverbanden is met 10 procent in 2003 echter nog steeds niet heel groot (DNRI 2004c). Tot slot kan worden gekeken naar de delicten die aan mobiel banditisme kunnen worden gerelateerd 11. Hierin is in de periode 1998 tot 2003 geen opvallende stijging te zien (Van der Laan & Weenink, 2005). Dit is opmerkelijk, aangezien de hiervoor besproken indicatoren wel wijzen op een stijging van het mobiel banditisme. Wellicht speelt het een rol dat het om vormen van veelvoorkomende criminaliteit gaat en dat andere daders dan mobiele bendes de trend bepalen. Over zowel de omvang als de ontwikkeling van het binnenlands mobiel banditisme is weinig bekend. Het fenomeen mobiel banditisme, in de zin van dadergroepen die al stelend door Europa trekken, bestaat al eeuwen en is dus niet geheel nieuw (Verhoeven, 2005). Een eventuele recente stijging van mobiel banditisme is mogelijk te verklaren door het feit dat mensen steeds mobieler zijn geworden. Wiles en Costello (2000) onderzochten of er sprake is van een toegenomen dadermobiliteit. Ze maakten een vergelijking tussen de afstand tussen woon- en pleegplaats bij inbraken gepleegd in Sheffield in 1966 en inbraken gepleegd in Hieruit bleek de mobiliteit van inbrekers in 1995 te zijn toegenomen ten opzichte van Echter het gaat slechts om een stijging van de dadermobiliteit van enkele kilometers, terwijl bij mobiel banditisme veel grotere afstanden van de woon- tot de pleegplaats worden afgelegd. In dit verband is het opvallend dat de percentages delicten gepleegd in Sheffield door inwoners en niet-inwoners tussen 1966 en 1995 gelijk zijn gebleven. De toename van de dadermobiliteit is dus niet toe te schrijven aan een stijging van het aantal daders dat van buiten naar Sheffield komt om delicten te plegen (Wiles & Costello, 2000). 11 Deze delicten zijn; series auto-inbraken, autodiefstallen, winkeldiefstallen in georganiseerd verband, ramkraken, overvallen en het in omloop brengen van vals geld. 12 Het betreft alle soorten inbraken, in woningen, in bedrijven en in andere gebouwen. 13

15 De stijging van de dadermobiliteit is dus niet zodanig dat deze ook wijst op een stijging van het mobiele banditisme. Wel maken de factoren die ten grondslag liggen aan een stijging van de mobiliteit van mensen, het natuurlijk ook voor mobiele bendes makkelijker grote afstanden af te leggen. 2.3 Aard van het mobiel banditisme uit Polen en Litouwen In deze paragraaf wordt een beschrijving gegeven van de aard van het mobiel banditisme afkomstig uit Polen en Litouwen op basis van de informatie uit de onderzoeken Rameta en Polaris. Rameta: Poolse ramkraakgroepen Van augustus 1999 tot mei 2002 heeft het Rameta-team gefunctioneerd (Grevink, 2004). Dit was een samenwerkingsverband tussen politieregio s met als doel de bestrijding van Poolse ramkraakgroepen. Een ramkraak is een specifieke manier om bij bedrijven in te breken. Een ramkraak is een diefstal, al dan niet tezamen en in vereniging gepleegd, door middel van braak en/of verbreking, waarbij gebruik wordt gemaakt van bijvoorbeeld een auto om een (glazen) pui, muur, deur e.d. te rammen (Grevink, 2004 p. 5). De Poolse ramkraakgroepen plegen voornamelijk ramkraken op juweliers, foto- en hifispeciaalzaken. De ramkraakgroepen beperken zich niet alleen tot ramkraken, er worden door hen ook overvallen en/of inbraken op opticiens en tandartspraktijken, auto-inbraken en autodiefstallen gepleegd. Deze delicten worden in Nederland gepleegd. Polen dient voornamelijk als thuisbasis en afzetmarkt. De meeste Poolse ramkrakers zijn afkomstig uit eenzelfde gebied in Polen. De Poolse ramkrakers komen meestal in groepjes van drie of vier personen in een personenauto van Polen naar Nederland. De Poolse ramkrakers hebben geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. Ze verblijven in schuilplaatsen op afgelegen plekken (bos, parkeerplaats), in hotels en in safehouses 13 (Grevink, 2004). De omvang van de Poolse ramkraakgroepen varieert sterk. De kleinste groep bestaat uit 6 personen en de grootste uit 33 personen. De grotere groepen hebben een complexere structuur en meer bureaucratische kenmerken. Tussen de personen binnen een groep bestaan weinig familiebanden en ook weinig vriendschappelijke banden. De groepsleden hebben 13 Een safehouse is een vaste locatie waar illegale goederen worden opgeslagen of groepsleden kunnen uitrusten. In de praktijk zijn dit vaak woningen van verwanten of kennissen, maar ook wel bedrijfsruimtes en loodsen. 14

16 voornamelijk een instrumentele relatie met elkaar; ze werken samen met het oog op het financiële gewin. Dit heeft mogelijk tot gevolg dat de Poolse dadergroepen niet erg stabiel zijn. Binnen de groepen bestaat een zekere hiërarchie en een taakverdeling. Veel voorkomende rollen zijn die van leider, vervalser, transporteur, snelkraker en heler. De snelkrakers zijn de personen die de daadwerkelijke ramkraak uitvoeren (Grevink, 2004). Polaris: Mobiel banditisme uit Polen en Litouwen In oktober 2003 is het team Polaris van start gegaan en heeft gefunctioneerd tot juli In navolging van Rameta hield dit team zich in die periode bezig met mobiel banditisme uit Polen en Litouwen en richtte zich op de volgende misdrijven: series auto-inbraken, autodiefstallen, winkeldiefstallen in georganiseerd verband, ramkraken, overvallen en het in omloop brengen van vals geld. In het eindrapport van Polaris bekeken Van der Laan en Weenink (2005) 38 verschillende criminele samenwerkingsverbanden afkomstig uit Polen en Litouwen die één of meerdere van deze misdrijven pleegden om een beeld te krijgen van de aard van het mobiele banditisme uit Polen en Litouwen. De meeste daders kwamen via de kortste weg over land naar Nederland en verplaatsten zich naar en binnen Nederland voornamelijk met personenauto s. De leden van een mobiele bende kwamen bijna altijd uit dezelfde plaats of streek in het land van herkomst. De buit ging meestal ook weer terug naar het land van herkomst en soms werd er zelfs op bestelling gestolen (Van der Laan & Weenink, 2005). De Poolse en Litouwse mobiele bendes kozen overwegend kleine provincieplaatsen in de nabijheid van snelwegen uit om hun delicten te plegen. De bendes leken over het algemeen niet veel geld te hebben. Meestal werd er voor een goedkope manier van overnachten gekozen, zoals slapen in auto s en ook wel in motels. Een aantal had een vaste verblijfplaats in Nederland en zorgde ook voor onderdak voor anderen. Ook kwam het voor dat de reiskosten werden gedrukt door bijvoorbeeld brandstof te stelen (Van der Laan & Weenink, 2005). Er bleek een grote variatie te zijn in de grootte van de mobiele bendes. Er werd overwegend in groepjes van twee tot vier personen misdrijven gepleegd, waarbij de samenstelling van deze groepen per misdrijf verschilde. Meerdere daders samen vormden, los van de kleinere samenwerkingsverbanden bij de afzonderlijke misdrijven, ook een groter netwerk van mobiele bendes. Het grootste netwerk dat werd gevonden bestond uit vijfentwintig personen. Binnen de verschillende bendes bestond voor één afzonderlijk misdrijf meestal een onderlinge taakverdeling. Mobiele bendes maakten vrijwel geen gebruik van geweld bij het 15

17 plegen van de misdrijven. De meeste daders hadden reeds een uitgebreid strafblad met voornamelijk vermogensdelicten zonder geweld. Iets meer de helft van de mobiele bendes was langer dan één maand actief in Nederland. Verschillende leden van mobiele bendes waren zelfs al meerdere jaren actief. Wel werd er steeds heen en weer gereisd tussen Nederland en het land van herkomst (Van der Laan & Weenink, 2005). Samengevat komt het beeld naar voren dat mobiele bendes afkomstig uit Polen en Litouwen voornamelijk vermogensdelicten plegen en daarbij nauwelijks geweld gebruiken. De delicten worden door twee tot vier personen gezamenlijk gepleegd, waarbij georganiseerd te werk wordt gegaan. Daarboven kan een groter netwerk van personen bestaan dat zich schuldig maakt aan mobiel banditisme. De hier bestudeerde onderzoeken richtten zich beiden op mobiel banditisme uit landen in Oost-Europa. Nederland blijkt voornamelijk te maken te hebben met mobiel banditisme uit Polen, Litouwen neemt in dit opzicht de tweede plaats in. 2.4 Bedrijfsinbraken en zijn daders In deze paragraaf wordt zowel gekeken naar de aard, omvang en ontwikkeling van bedrijfsinbraken als ook naar de kenmerken van bedrijfsinbrekers en de werkwijzen die zij hanteren De Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven; omvang en ontwikkeling van bedrijfsinbraken in Nederland De Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven (MCB) is een jaarlijkse slachtofferenquête onder Nederlandse bedrijven en geeft een beeld van de criminaliteit waar het bedrijfsleven mee te maken krijgt. De MCB richt zich op 5 sectoren; detailhandel, bouw, horeca, transport en zakelijke dienstverlening. Uit de MCB blijkt dat van deze sectoren de transportsector in 2006 het vaakst te maken had met inbraak, bij 17 procent van de ondervraagde bedrijven in de transportsector is ingebroken. In de horeca (13 %), bouw (12 %), detailhandel (11 %) en de zakelijke dienstverlening (9 %) is dit percentage lager. Het percentage bedrijven dat getroffen werd door bedrijfsvestigingen is, met uitzondering van de bouwsector 14, in alle sectoren in 2006 significant gedaald ten opzichte van Het absolute aantal inbraken is 14 Hier is er wel sprake van een daling, echter deze is niet significant. 16

18 in 2006 ten opzichte van 2004 ook in alle 5 sectoren gedaald. Met uitzondering van de daling in de transportsector waren deze dalingen in alle sectoren significant. Wanneer er wordt gekeken naar de waarde van de schade als gevolg van bedrijfsinbraak is er wederom in alle sectoren sprake van een daling in 2006 ten opzichte van In de detailhandel, transport en zakelijke dienstverlening is deze daling significant. Opvallend is dat de totale schade als gevolg van inbraak in de detailhandel het hoogst is (75 miljoen). Bij de zakelijke dienstverlening ligt het schadebedrag op 66 miljoen, in de bouw op 52 miljoen en in de transportsector en horeca is het totale schadebedrag het laagst en bedraagt respectievelijk 26 en 14 miljoen euro (Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatie Centrum, 2006) Kenmerken en werkwijzen van bedrijfsinbrekers Door Kruissink is er een 1995 een uitgebreid onderzoek verricht naar bedrijfsinbraken. Hieruit blijkt dat, zoals voor de meeste vormen van criminaliteit geldt, ook bij bedrijfsinbraken bijna alle daders van het mannelijk geslacht zijn. De meeste daders waren tussen de 21 en 25 jaar. Voor 75 procent van de daders is criminaliteit de voornaamste bron van inkomsten en het plegen van criminaliteit behoorde voor een groot deel van de inbrekers dan ook tot hun belangrijkste dagelijkse bezigheid. Ook werken werd door ruim een kwart van de inbrekers genoemd als belangrijke dagelijkse bezigheid (Kruissink, 1995). Er zijn weinig daders die zich beperken tot het plegen van alleen bedrijfsinbraken. De overgrote meerderheid van bedrijfsinbrekers heeft naast bedrijfsinbraak een grote verscheidenheid aan andere delicten op zijn naam staan, zoals onder andere woninginbraken en autodiefstallen en ook geweldsdelicten (Kruissink, 1995; Walsh, 1986). Wat betreft de werkwijze bij bedrijfsinbraak kan allereerst iets worden gezegd over de voorbereiding van de inbraak. De meeste daders plannen hun misdrijven van te voren en gaan weinig impulsief te werk. Een onderdeel van de voorbereiding is vaak het zoeken van helers die de gestolen goederen kunnen afnemen. Daarnaast wordt informatie verzameld over het beoogde slachtoffer. Bronnen van informatie hiervoor zijn bijvoorbeeld observatie van de bewaking, bezoekjes aan het bedrijf als klant, kennissen uit het criminele circuit en (ex-) werknemers van het bedrijf. De informatie die met deze bronnen wordt verzameld heeft meestal betrekking op de mogelijkheden om binnen te komen, de aanwezigheid van beveiliging en de buit. De factoren die de grootste rol spelen bij de keuze van een object zijn de situering van het bedrijf (bebouwing) en het soort buit. 17

19 Ten tweede kan iets gezegd worden over de uitvoering van de inbraak. Voor het vervoer naar het bedrijf wordt meestal een auto, busje of vrachtauto gebruikt, afhankelijk van wat hiervoor in de concrete situatie het meest geschikt is. Een pand wordt binnengedrongen door middel van verbreking, maar ook inslaan of intrappen gebeurt regelmatig. Andere manieren, zoals het inrijden van de pui met een auto of het zich laten insluiten komen erg weinig voor. Hulpmiddelen die de inbrekers gebruiken zijn meestal breekvoorwerpen, zoals een breekijzer, koevoet, maar ook een schroevendraaier, stoeptegel of baksteen. Men dringt het pand binnen door een deur, nooduitgang of een raam. Meestal wordt aan de voor- of achterzijde van een pand binnengedrongen, minder vaak via het dak of aan de zijkant. De tijdsduur dat de dader binnen is verschilt sterk en varieert van minder dan vijf minuten tot ongeveer drie uur. De meeste daders blijven een kwartier tot een uur binnen. De meeste inbraken vinden s avonds en s nachts plaats en in het weekend. Uit processen verbaal van aangifte blijkt dat bij een bedrijfsinbraak geld het meest wordt weggenomen, gevolgd door kantoorartikelen met elektronica, gereedschappen, autoaccessoires en computers. De geïnterviewde daders gaven aan een voorkeur te hebben voor geld, beeld- en geluidsapparatuur, computers en rookartikelen. Meer dan de helft van de daders gaf ook aan van te voren precies te weten welke goederen zouden worden gestolen. De gemiddelde waarde van de bij een inbraak gestolen goederen bedraagt 3.612,0 euro, echter deze waarde varieert sterk (Kruissink, 1995). Een laatste aspect van de werkwijze bij bedrijfsinbraak betreft de verwerking van de buit. Ongeveer driekwart van de inbrekers brengt de buit naar een heler. De helft van de inbrekers heeft een vaste heler waaraan hij gestolen goederen levert, terwijl iets meer dan 20 procent van de daders aan steeds wisselende helers levert. Ongeveer een kwart van de daders werkt zonder heler. Dit omdat de buit bestaat uit geld of goederen voor eigen gebruik of omdat de dader de buit zelf verkoopt (Kruissink, 1995). Een ramkraak is een specifieke manier om een inbraak te plegen, waarbij om binnen te komen de pui van een bedrijf wordt ingereden. Uit het onderzoek van Kruissink (1995) blijkt dat deze manier van inbreken bij bedrijven weinig voorkomt. Het Rameta-team was echter speciaal gericht op ramkraken gepleegd door Poolse dadergroepen. Daarom wordt er hier toch meer specifiek aandacht besteed aan de werkwijze van deze dadergroepen bij het plegen ramkraken. De ramkraak wordt goed voorbereid door overdag de omgeving te verkennen en tijdens openingstijden de winkel binnen te gaan om te kijken wat er te halen valt. Soms worden zelfs van te voren politieauto s gesaboteerd en de hekken of wegen 18

20 rondom politiebureaus geblokkeerd. Vervolgens stelen de daders rond drie/vier uur s nachts een of meerdere personenauto s uit een woonwijk in de omgeving van de winkel. Één van de gestolen auto s wordt gebruikt om achteruit een winkelpui in te rijden. Door de ontstane opening stappen twee of drie daders de winkel binnen en halen de goederen weg. Vervolgens stappen ze in de andere gestolen auto waarmee ze naar de plaats rijden waar ze hun eigen Poolse auto hebben achtergelaten. Om de buit later weer terug te kunnen vinden wordt deze verstopt in de omgeving van de kraak, vaak bij een afrit van de snelweg. Later wordt de buit door de plegers of anderen weer opgehaald en naar Polen gebracht. Na een ramkraak rijdt de dadergroep weer terug naar Polen of ze overnachten ergens om de volgende dag weer een ramkraak te plegen (Grevink, 2004) Samenplegen en dadermobiliteit bij bedrijfsinbraken Bij mobiel banditisme kiezen daders ervoor om gezamenlijk een misdrijf te plegen en hiervoor een relatief lange afstand af te leggen. In deze paragraaf wordt bezien in hoeverre deze zaken bij bedrijfsinbraken voorkomen. De aard van het delict inbraak maakt het moeilijk alleen in te breken. Inbraak vergt in vergelijking met eenvoudigere diefstallen relatief veel moeite, meer voorbereiding en de kans op ontdekking is groter. Samenplegen ligt bij inbraken daarom voor de hand (Kuppens, De Vries Robbé, Van Leiden & Ferweda, 2006). Verschillende onderzoeken ondersteunen het idee dat bedrijfsinbraken vaak samen met anderen gepleegd worden. Van de 83 door Kruissink (1995) geïnterviewde daders geeft ongeveer 70 procent aan bedrijfsinbraken meestal samen met anderen te plegen, 27 procent opereert zowel alleen als met anderen en slechts 7 procent opereert meestal alleen. In een eerder onderzoek van Walsh (1986) was samenplegen onder bedrijfsinbrekers iets minder geliefd. Echter nog steeds 44 procent van de 122 geïnterviewde daders was bereid een bedrijfsinbraak met twee of drie personen gezamenlijk te plegen. Wanneer daders gezamenlijk inbreken, gaat de voorkeur uit naar een groep van twee of drie personen (Kruissink, 1995; Reiss & Farrington, 1991; Wiles & Costello, 2000). Naast onderzoeken naar het wel of niet samenplegen bij bedrijfsinbraken zijn er ook een aantal studies waarin is gekeken naar de mobiliteit van daders van bedrijfsinbraken. Dit zijn voornamelijk buitenlandse studies waarbij wordt gekeken naar de afstand tussen woon- en pleegplaats. In het door Kruissink (1995) uitgevoerde onderzoek naar bedrijfsinbraken in 19

21 Nederland wordt geen afstand van woon- tot pleegplaats genoemd. Wel geeft de meerderheid van de geïnterviewde daders aan voornamelijk in de eigen woonplaats of de directe omgeving daarvan actief te zijn. Door het Home Office in het Verenigd Koninkrijk is onderzoek gedaan naar de politiegrens overschrijdende criminaliteit (Porter, 1996). Hieruit bleek dan slechts ongeveer 10 procent van de bij de politie kenbaar geworden criminaliteit werd gepleegd door personen die hun woon- of verblijfplaats hadden buiten de politieregio waarin het delict werd gepleegd. Dit percentage gold ook voor inbraken en was alleen hoger in gebieden vlakbij grote metropolen of in gebieden die veel toeristen aantrekken. De criminaliteit die in een bepaalde politieregio plaatsvindt wordt volgens dit onderzoek dus voornamelijk gepleegd door daders die in diezelfde politieregio wonen. Uit onderzoek van Pyle (1974) bleek bij bedrijfsinbraken de gemiddelde afstand van de woon- tot de pleegplaats 3,77 kilometer te zijn. Rhodes & Conly (1981) kwamen op een gemiddelde afstand van 2,61 kilometer bij bedrijfsinbraak. Uit een meer recent onderzoek door Wiles en Costello (2000) kwam op basis van politieregistraties een gemiddelde afstand van de woon- tot de pleegplaats bij inbraken in Sheffield van 2,94 kilometer naar voren 15. In ditzelfde onderzoek werd gebruik gemaakt van een DNA-database om het reisgedrag van daders te bestuderen. Deze database bevatte DNA dat op plaats delicten was gevonden. Er werd bekeken naar de locatie van de delicten wanneer de DNA profielen op verschillende plaats delicten met elkaar overeen kwamen. Hieruit bleek dat de delicten die werden gepleegd door dezelfde dader meestal in dezelfde politieregio en in de helft van de gevallen zelfs in hetzelfde district hadden plaatsgevonden. Hiermee is niet gezegd dat ook de daders in diezelfde politieregio of datzelfde district woonden. Wel kan hieruit worden afgeleid dat inbraak voornamelijk een lokaal fenomeen is (Wiles & Costello, 2000). Snook (2004) heeft een groot aantal gepleegde serie-inbraken 16 geanalyseerd waaruit een aantal resultaten naar voren kwam met betrekking tot de afstand van de woonplaats van de dader tot de plaats van het misdrijf. De gemiddelde afstand van de inbraak tot de woning van de dader was 2,7 kilometer, en de mediaan 1,7 kilometer. De gemiddelde afstand tussen woon- en pleegplaats verschilde niet significant tussen inbraken gepleegd door dadergroepen en inbraken gepleegd door individuele daders. Ook tussen inbraken met een woning als doelwit en inbraken met een commercieel object als doelwit werd geen significant verschil 15 Het betreft inbraken die niet zijn gepleegd in woningen. Dit kunnen bedrijfsinbraken zijn, maar ook bijvoorbeeld inbraken in overheidsgebouwen. 16 Dit betreft inbraken in woningen, bedrijven en overheidsinstellingen, hierin is geen onderscheid gemaakt. 20

22 gevonden in de afstand tussen woon- en pleegplaats. Wel bleek de afstand tussen de woon- en pleegplaats groter te zijn naarmate de waarde van de gestolen goederen groter was. Snooks conclusie is dat serie-inbraken voornamelijk door lokale daders gepleegd worden. Geconcludeerd kan worden dat uit de in deze paragraaf besproken empirische onderzoeken naar (de daders van) bedrijfsinbraken blijkt dat bedrijfsinbraken vaak door meerdere daders gezamenlijk worden gepleegd. Daarbij is de dadermobiliteit bij bedrijfsinbraken niet erg groot. Het is natuurlijk mogelijk dat de dadermobiliteit groter is bij daders die niet bij de politie bekend zijn. Vooralsnog worden de meeste inbraken echter gepleegd in de omgeving die daders het beste kennen, in de nabijheid van hun woonplaats. Dit impliceert dat er tot nu toe weinig sprake is van mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken waarbij inbraken gepleegd worden op grote afstand van de woon- of verblijfplaatsen van de daders. 21

23 3. Theoretisch kader In dit hoofdstuk worden de criminologische theorieën besproken die toepasbaar zijn op het fenomeen mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken. In paragraaf 3.1 worden de theorieën beschreven. Vervolgens wordt in paragraaf 3.2 bekeken hoe deze kunnen worden toegepast op mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken. Tot slot komen in paragraaf 3.3 eventuele veranderingen in dadermobiliteit aan de orde. 3.1 Criminologische theorieën Er wordt gekeken naar theorieën die kunnen verklaren waarom bedrijfsinbraken door mobiele bendes worden gepleegd. Twee aspecten van mobiel banditisme zijn hierbij van belang. Ten eerste het feit dat het gaat om een doelwit buiten het gebied waarin daders hun woon- of verblijfplaats hebben. Ten tweede het feit dat er bij mobiel banditisme sprake is van samenplegen. Beide aspecten zijn niet vanzelfsprekend, maar het gevolg van gedragskeuzen van daders. Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen het verklaren van criminele betrokkenheid, criminele gebeurtenissen en de uitvoering van deze criminele gebeurtenissen (Cornish & Clarke, 1986). Dit laatste is in dit onderzoek van belang, het gaat er niet om waarom iemand ervoor kiest om criminaliteit te plegen en specifiek kiest voor het plegen van bedrijfsinbraken, maar waarom iemand ervoor kiest een bedrijfsinbraak op een bepaalde manier te plegen. Voor een verklaring van de gedragskeuzen van daders is het van belang te kijken naar de rationele keuze theorie. Deze richt zich op de besluitvorming van daders en veronderstelt dat daarbij sprake is van doelgericht keuzegedrag. Dit betekent dat mensen bepaalde doelen proberen te realiseren en daarbij rekening houden met de kosten en baten. Volgens de theorie is ieder mens tot op zekere hoogte een rationeel wezen. Er wordt uitgegaan van de mens als homo economicus ; een alwetende, op eigenbelang gerichte nutsmaximalisator, die kiest voor het gedrag dat met de minste kosten de meeste baten oplevert (Lissenberg, Van Ruller & Van Swaaningen, 1999). De rationele keuze theorie is op zichzelf leeg en daarom algemeen toepasbaar. Door keuzesituaties waarmee daders worden geconfronteerd te specificeren, wordt inhoud aan de theorie gegeven. De invulling van de rationele keuze theorie verschilt daarom per delict 22

24 (Lissenberg e.a., 1999). Voor welke keuzes daders van mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken komen te staan en welke kosten- en batenafweging hieruit voortvloeit, wordt in de volgende paragraaf beschreven. Naast de rationele keuze theorie zijn er een aantal andere theorieën die voortborduren op het idee van doelgericht keuzegedrag. Dit zijn de gelegenheids- en de routine activiteiten theorie. Naast deze theorieën is er het idee van de awareness space en ook de distance decay functie die is afgeleid uit empirische onderzoeken naar criminaliteit, op basis waarvan iets kan worden gezegd over mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken. De gelegenheidstheorie zegt dat de situatie de mogelijkheden voor gedrag en daarmee ook het gedrag bepaalt (Lissenberg e.a., 1999). De theorie gaat uit van rationeel keuzegedrag, waarbij alleen de personen bij wie reeds een criminele motivatie aanwezig is in gaan op de gelegenheden voor criminaliteit. Deze gelegenheden worden gevormd door geschikte doelwitten. Een doelwit is geschikt wanneer deze aantrekkelijk en toegankelijk is. De aantrekkelijkheid van een doelwit heeft betrekking op de waarde en de draagbaarheid van de te stelen goederen en de toegankelijkheid op bijvoorbeeld de bereikbaarheid van het doelwit en het gemak waarmee er binnengedrongen kan worden (Felson & Clarke, 1998). De kennis die mensen hebben van de fysieke geografische ruimte waarin zij leven wordt binnen de psychologie en geografie de awareness space genoemd. Het idee is dat daders voornamelijk misdrijven plegen binnen het gebied van hun awareness space, omdat zij hier beter bekend mee zijn. De awareness space van mensen ligt voornamelijk in de omgeving van hun eigen woning. Deze omgeving kennen zij beter dan verder weg gelegen gebieden en men voelt zich hier meer op zijn gemak. Hierdoor plegen daders voornamelijk misdrijven in de omgeving van hun woon- of verblijfplaats (Bruinsma, 2000). De gedachte van de awareness space is terug te zien in de routine activiteiten theorie. Volgens deze theorie zorgen de dagelijkse activiteiten van mensen ervoor dat zij bekend raken met bepaalde fysieke ruimten. Binnen deze ruimten zien zij mogelijkheden voor het plegen van criminaliteit (Bruinsma, 2000). Een criminele gebeurtenis is, volgens de theorie, het resultaat van het bij toeval samenkomen van een gemotiveerde dader, een aantrekkelijk doelwit en de afwezigheid van adequaat toezicht (Lissenberg e.a., 1999). De theorie lijkt in zekere zin op de gelegenheidstheorie. Het verschil is dat het in de gelegenheidstheorie gaat om de objectieve mogelijkheden om misdrijven te plegen, terwijl de routine activiteiten theorie ook verklaringen biedt voor de ruimtelijke en tijdelijke kenmerken van gelegenheden tot het plegen van criminaliteit (Bottom & Wiles, 2002; Bruinsma, 2000). 23

25 Binnen de criminologie wordt veelal verondersteld dat dadermobiliteit vrijwel altijd eenzelfde vorm aanneemt, de distance decay functie (Tittle & Paternoster, 1988; Van Koppen & de Keijser, 2002). De distance decay functie is afgeleid uit empirische onderzoeken naar de woon- en pleegplaatsen van daders en houdt in dat hoe verder mensen van huis zijn, des te minder misdrijven zij plegen (Bruinsma, 2000). Echter, heel dicht bij hun eigen woon- of verblijfplaats plegen daders geen misdrijven, omdat de kans om herkend te worden daar te groot is. Er is sprake van een soort bufferzone rondom het huis van de dader. De distance decay functie is grotendeels te verklaren door de rationele keuze theorie. Immers des te groter de afstand tot een misdrijf, des te hoger de kosten qua tijd, geld en inspanningen. De distance decay functie verschilt per soort dader en soort delict (Ponsaers, 2004). 3.2 Criminologische theorieën toegepast op mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken Voor het toepassen van de rationele keuze theorie op mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken moeten de keuzesituaties waarmee daders te maken hebben worden bepaald. Hierbij wordt verondersteld dat de daders reeds hebben gekozen voor het plegen van misdrijven en meer specifiek voor het plegen van bedrijfsinbraken. De keuzes hebben dan alleen nog betrekking op de manier waarop de inbraak wordt gepleegd. Bij de leden van mobiele bendes gaat het om de keuze voor een doelwit dichtbij huis of een doelwit verder weg en het plegen van het misdrijf alleen of met meerdere personen gezamenlijk. Een delict wordt, volgens de rationele keuze theorie, slechts verder van huis gepleegd wanneer dit meer opbrengt dan dat het kost. Het plegen van bedrijfsinbraken op een relatief grote afstand van de woonplaats van de daders brengt een aantal voordelen met zich mee die ervoor zorgen dat de pakkans lager is. Ten eerste zijn er betere ontsnappingsmogelijkheden. Ten tweede is het voor de daders makkelijker om van de gestolen goederen af te komen, omdat deze worden verhandeld in een ander gebied dan waar ze gestolen zijn. Ten derde richt de politie zich bij het opsporingsonderzoek vooral op lokale daders en lokale informatie. Ten vierde zijn de daders meestal niet bekend bij de politie in de regio waar de inbraak wordt gepleegd. Tot slot verloopt de informatie-uitwisseling tussen de verschillende politieregio s vaak niet optimaal (Porter, 1996). 24

26 Het inbreken op grote afstand van de woonplaats van de daders brengt naast voordelen ook extra kosten met zich mee. Dit zijn voornamelijk de extra kosten van de reis. Daarbij komt dat de daders niet bekend zijn met de omgeving waarin het delict wordt gepleegd, wat de pakkans weer kan verhogen, doordat bijvoorbeeld de vluchtroutes minder bekend zijn. Ook samenplegen wordt door de rationele keuze theorie gezien als doelgerichte keuze. Wanneer gezamenlijk misdrijven worden gepleegd is de enige verklaring hiervoor dat dit de meest profijtelijke manier is om een misdrijf te plegen. Om erachter te komen of dit het geval is moeten de kosten en baten van samenplegen bij bedrijfsinbraken tegen elkaar worden afgewogen. Samenplegen heeft als voordeel dat het het fysiek, menselijk en sociaal kapitaal vergroot. Bij fysiek kapitaal gaat het om technische hulpmiddelen om een doel te bereiken. Menselijk kapitaal bestaat uit de kennis en vaardigheden die personen hebben. Sociaal kapitaal bestaat uit toegang tot het sociale netwerk van anderen, waardoor hulpbronnen indirect beschikbaar kunnen komen. De vergroting van de verschillende soorten kapitaal kunnen ervoor zorgen dat het mogelijk wordt bepaalde inbraken te plegen die niet door een individuele dader kunnen worden gepleegd. Dit zijn inbraken die moeilijker zijn uit te voeren, maar waarvan de verwachte buit vaak ook groter is. Een nadeel is dat deze buit vervolgens moet worden gedeeld met anderen. Daarbij komt dat de pakkans door samenplegen kan toenemen. Indien er wordt samen gepleegd valt een erg grote dadergroep volgens de rationele keuze theorie niet te verwachten. Dit brengt immers extra risico s met zich mee, terwijl een inbraak ook met minder personen kan worden uitgevoerd (Weerman, 2001). Er valt niet met zekerheid te zeggen wat de uitkomst is van de kosten- en batenafweging bij daders van mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken. Er zijn zowel voordelen als nadelen aan verbonden en het resultaat van de afweging is altijd afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval en de persoon van de dader. Het enige dat volgens de rationele keuze theorie met zekerheid kan worden gezegd is, dat als bedrijfsinbraken worden gepleegd door mobiele bendes, dit komt doordat dit extra baten oplevert die groter zijn dan de extra kosten die dit met zich meebrengt. Hoewel dus niet zeker is hoe de kosten- en batenafweging uitvalt, biedt inzicht in deze kosten en baten wel mogelijkheden voor een preventiebeleid dat erop is gericht de kosten te verhogen en de baten te verlagen. Volgens de gelegenheidstheorie is er bij de daders van bedrijfsinbraken sprake van een grote mobiliteit wanneer de omgeving nabij de woon- of verblijfplaats van de daders te weinig 25

27 gelegenheden, aantrekkelijke doelwitten, biedt voor het plegen van bedrijfsinbraken. Dit is echter niet waarschijnlijk gezien het dichtbevolkte land dat Nederland is, met als gevolg dat over heel Nederland verspreid voldoende bedrijven en bedrijventerreinen liggen die als doelwit kunnen dienen. Er is bovendien weinig reden om aan te nemen dat bedrijven in andere delen van Nederland een minder aantrekkelijk doelwit vormen dan de bedrijven in IJsselland. Afstand is voor mobiele bendes dus een factor van weinig betekenis bij de keuze van een pleegplaats. Bedrijfinbraken zouden volgens de gelegenheidstheorie gezamenlijk worden gepleegd wanneer het niet mogelijk is deze alleen te plegen. Het is aannemelijk dat bedrijfsinbraken niet gemakkelijk alleen te plegen zijn en er daarom wordt gekozen voor samenplegen. De awareness space en de routine activiteiten theorie voorspellen beiden dat daders vrij dicht bij huis hun misdrijven plegen. Daders zijn het meest bekend met de omgeving rondom hun woon- of verblijfplaats en ook de dagelijkse activiteiten van daders zullen zich veelal in deze omgeving afspelen. In deze omgeving zijn daders bekender met geschikte pleeglocaties. Bij mobiele bendes gaat het per definitie om daders die buiten hun vertrouwde omgeving en buiten het gebied waarin hun dagelijkse activiteiten plaatsvinden, misdrijven plegen. Zij leggen met opzet een grote afstand af om inbraken te plegen. Het is mogelijk dat daders van te voren het gebied waarin ze bedrijfsinbraken gaan plegen verkennen, waardoor ze de nadelen van het niet bekend zijn met het gebied, in ieder geval gedeeltelijk, kunnen opheffen. Echter, de kennis van de omgeving die daders hiermee opdoen is niet vergelijkbaar met de awareness space van het gebied waarin daders wonen en leven. De awareness space en de routine activiteiten theorie kunnen dus niet verklaren waarom mobiele bendes zo ver van huis misdrijven plegen. De routine activiteiten theorie kan geen antwoord geven op de vraag waarom daders van bedrijfsinbraken kiezen voor samenplegen. Bij de routine activiteiten theorie geldt dat voor samenplegen behalve een gemotiveerde dader, een aantrekkelijk doelwit en de afwezigheid van adequaat toezicht, ook een gemotiveerde en geschikte mededader aanwezig moet zijn. Hoewel de routine activiteiten theorie zelf niets zegt over samenplegen, kan hieruit worden afgeleid dat er minder sprake is van samenplegen, dan van individueel daderschap. Op grond de routine activiteitentheorie en het idee van de awareness space kan verondersteld worden dat wanneer er sprake is van samenplegen, de inbraken verder van huis worden gepleegd, dan wanneer er geen sprake is van individueel daderschap. Dit omdat de 26

28 awareness space en de dagelijkse activiteiten van meerdere daders gezamenlijk een groter gebied beslaan dan die van een individuele dader. Dit verklaart echter nog steeds niet het samenplegen op een afstand ver buiten de gezamenlijke awareness space en het gebied waarin de dagelijkse activiteiten plaatsvinden, zoals dat bij mobiel banditisme het geval is. Volgens de distance decay functie neemt het aantal misdrijven af naarmate de afstand tot de woonplaats van de dader kleiner wordt. Op het eerste gezicht ondersteunt dit de awareness space en routine activiteiten theorie voor hetgeen zij voorspellen op het gebied van dadermobiliteit; namelijk dat misdrijven vooral in de nabijheid van de woonomgeving van de dader worden gepleegd. Mobiel banditisme zou dan een uitzondering zijn. Hier worden immers juist vrijwel alleen op een grote afstand van de woon- of verblijfplaats van de daders misdrijven gepleegd. De distance decay functie geeft maximale afstand voor het plegen van misdrijven en sluit dus niet uit dat er een groep daders is die juist erg mobiel is (Van Koppen, Van der Kemp & De Poot, 2002). Dit zou betekenen dat er mogelijk wel sprake is van mobiel banditisme, maar dat dit alleen erg weinig voorkomt. Bij het toepassen van de theorieën op mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken is het fenomeen mobiel banditisme steeds gesplitst in twee elementen; de grote dadermobiliteit en het samenplegen. Het is echter mogelijk dat deze twee elementen elkaar beïnvloeden. Zo is genoemd dat samenplegen mogelijk zorgt voor een grotere dadermobiliteit. De besproken theorieën kunnen geen duidelijkheid geven over de uitkomst van het mogelijke samenspel tussen de dadermobiliteit en het samenplegen. Geconcludeerd kan worden dat de meeste criminologische theorieën voorspellen dat mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken erg weinig voorkomt. De gelegenheidstheorie, de awareness space, routine activiteiten theorie en distance decay functie zeggen alle vier dat misdrijven in het algemeen het meest worden gepleegd in de nabijheid van de woonomgeving van daders. Er is dus sprake van een geringe dadermobiliteit. Er is weinig reden om aan te nemen dat dit bij bedrijfsinbraken anders zal zijn. De theorieën geven geen verklaring voor het feit dat het bij mobiel banditisme gaat om daders die juist ver voorbij de grens van hun vertrouwde omgeving reizen om misdrijven te plegen. Alleen de rationele keuze theorie biedt dus een mogelijke verklaring voor de grote mobiliteit van mobiele bendes. Dat afstand voor mobiele bendes van weinig belang is bij de keuze van een pleegplaats en dat het bij mobiel banditisme gaat om relatief rationeel opererende 27

29 daders, zou dan een verklaring zijn voor het feit dat er bij bedrijfsinbraken bij uitzondering sprake is van mobiel banditisme. 3.3 Criminologische theorieën over een toenemende dadermobiliteit Globalisering, internationalisering en technologische, economische en sociaal-culturele ontwikkelingen hebben ervoor gezorgd dat de mobiliteit van mensen is toegenomen. In de periode is de vraag naar mobiliteit van mensen enorm gestegen. Dit heeft gezorgd voor een betere infrastructuur en meer beschikbare vervoermiddelen. Mensen willen mobieler zijn en krijgen hier dus ook de mogelijkheden toe. De gevolgen hiervan zijn onder andere, meer verplaatsingen, langere afstanden die worden afgelegd en sneller vervoer (Adviesdienst Verkeer en Vervoer 2006). Veelal wordt aangenomen dat met deze toename van de algehele mobiliteit van mensen in de samenleving ook de mobiliteit van daders toeneemt (Bruinsma, 2000; Wiles & Costello, 2000). Alle besproken theorieën ondersteunen dit idee, zij het dat ze via een andere redenering tot deze conclusie komen. Een toename van de mobiliteit heeft tot gevolg dat de kosten van mobiliteit steeds lager worden. Ook voor daders is dit het geval, waardoor zij er sneller voor zullen kiezen voor het plegen van een misdrijf een grotere afstand af te leggen. Dit is de redenering die de rationele keuze theorie volgt. Volgens de gelegenheidstheorie kunnen bij een toenemende geografische mobiliteit meer misdrijven over grotere afstanden verwacht worden, doordat daders over grotere afstanden geschikte doelwitten tegenkomen (Bruinsma, 2000). Door een groeiende geografische mobiliteit neemt de ruimtelijke kennis van daders toe. Daders raken met meer gebieden vertrouwd, hun awareness space wordt groter. Deze vergrote ruimtelijke kennis zorgt ervoor dat er meer misdrijven worden gepleegd over een groter gebied (Bruinsma, 2000). Eenzelfde redenering volgt de routine activiteiten theorie. Door een toenemende mobiliteit vinden de routinematige activiteiten plaats in een groter gebied, waardoor daders ook over grotere afstanden misdrijven plegen. Alle besproken theorieën voorspellen dus een toegenomen dadermobiliteit. Het is minder duidelijk hoeveel de dadermobiliteit precies is toegenomen, in hoeverre dit verschilt per delict en in welke mate dit het geval is bij daders van bedrijfsinbraken. Een factor die zorgt voor een toenemende mobiliteit van een specifieke groep daders is de recente uitbreiding van de Europese Unie (EU). Op 1 mei 2004 werd de EU uitgebreid met 28

30 10 nieuwe lidstaten 17 en op 1 januari 2007 kwamen daar nog de landen Bulgarije en Roemenië bij. Vanaf 1 mei 2007 zijn in Nederland de grenzen opengesteld voor mensen uit de nieuwe lidstaten. Er wordt op gewezen dat deze EU-uitbreiding mogelijk zorgt voor een toename van de criminaliteit in Nederland gepleegd door daders afkomstig uit de nieuwe lidstaten (Klerks & Kop, 2007). Dit zou komen doordat mensen uit de nieuwe lidstaten opeens vrij makkelijk naar Nederland kunnen reizen. Een stijging van het aantal personen dat reist tussen de nieuwe lidstaten en Nederland impliceert dat een deel daarvan onrechtmatige bedoelingen heeft. Verschillende auteurs wijzen er echter op dat de zaken mogelijk niet zo simpel liggen als wel wordt voorgesteld en er veel verschillende factoren een rol spelen (Weenink & Huisman, 2003; Bruinsma, 2004). Echter, de mogelijkheid blijft bestaan dat het aantal daders en ook het aantal mobiele bendes uit de nieuwe EU-lidstaten dat in Nederland misdrijven pleegt is toegenomen als gevolg van de recente EU-uitbreiding. Dit kan worden verklaard vanuit de gelegenheidstheorie. Voor mensen uit de nieuwe EU-lidstaten is het makkelijker geworden naar de oude EU-lidstaten te reizen, waardoor het aanbod van geschikte doelwitten voor het plegen van criminaliteit voor hen toeneemt. De vraag hierbij is wel of de doelwitten in Nederland zoveel aantrekkelijker zijn dan die in het eigen land. Nu is dat wellicht het geval door het grote welvaartverschil tussen de nieuwe lidstaten en Nederland. Op langere termijn zou toetreding tot de EU er echter toe moeten leiden dat dit welvaartsverschil afneemt (Weenink & Huisman, 2003). Volgens de rationele keuze theorie is het niet slechts een kwestie van een toename van aantrekkelijke doelwitten. De baten moeten immers nog steeds opwegen tegen de kosten, die aanzienlijk hoger worden door de grote afstanden die overbrugd moeten worden. Wellicht zorgt het welvaartsverschil ervoor dat misdrijven in Nederland meer opbrengen of, om de kosten eruit te halen, zouden er meerdere misdrijven moeten worden gepleegd. Wat precies het effect is van de EU-uitbreiding op de omvang van het mobiele banditisme dat uit de nieuwe lidstaten naar Nederland komt, is moeilijk te zeggen. Zoals gezegd zijn er vele factoren die hierbij een rol spelen, waarvan er hier slechts enkele zijn genoemd. Geconcludeerd kan worden dat de mogelijkheid bestaat dat het mobiele banditisme uit de nieuwe lidstaten van de EU, al dan niet tijdelijk, toeneemt. 17 Per genoemde datum is de EU uitgebreid met Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië. 29

31 4. Onderzoeksopzet In dit hoofdstuk wordt de opzet van dit onderzoek beschreven. Allereerst worden in paragraaf 4.1 de onderzoeksvragen gegeven. Vervolgens wordt in paragraaf 4.2 de definitie van mobiel banditisme die in dit onderzoek wordt gehanteerd geoperationaliseerd. Tot slot wordt in paragraaf 4.3 aangegeven met welke methoden van onderzoek de onderzoeksvragen worden beantwoord. 4.1 Vraagstelling Het eerste deel van dit onderzoek bestaat uit het in kaart brengen van de aard, omvang en ontwikkeling van de bedrijfsinbraken in IJsselland. Enerzijds wil de politie IJsselland hier meer inzicht in krijgen, anderzijds vormt dit de basis waarop de daders van bedrijfsinbraken worden bekeken. Vervolgens wordt namelijk gekeken naar de daders van deze bedrijfsinbraken. Meer specifiek gaat het om de vraag of, en zo ja in welke mate, er mobiele bendes als daders betrokken zijn bij bedrijfsinbraken in IJsselland. Wanneer dit het geval is, is de tweede vraag die van belang is, wat precies de verschillen zijn tussen bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes en bedrijfsinbraken gepleegd door andere daders. Deze verschillen kunnen implicaties hebben voor de prioriteiten die de politie stelt bij de aanpak van bedrijfsinbraken; vormen de mobiele bendes het grootste probleem, of toch de andere daders die bedrijfsinbraken plegen. Een andere reden waarom het van belang is naar de verschillen in de werkwijze van de soorten daders van bedrijfsinbraken te kijken, is dat significante verschillen in werkwijze kunnen fungeren als indicatie voor mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt als volgt: Zijn er in de politieregio IJsselland mobiele bendes betrokken bij bedrijfsinbraken en, zo ja, zijn er verschillen met de bedrijfsinbraken in IJsselland gepleegd door andere daders? De hoofdvraag wordt beantwoord aan de hand van de volgende deelvragen: 1. Wat is de aard, omvang en ontwikkeling van de bedrijfsinbraken in IJsselland? - Hoeveel bedrijfsinbraken vinden er plaats? - Is er een verandering te zien in het aantal gepleegde bedrijfsinbraken? - Wat is manier van binnendringen bij bedrijfsinbraken? - In welk soort bedrijven vinden bedrijfsinbraken plaats? 30

32 - Wat voor soort goederen worden er bij bedrijfsinbraken gestolen? - Wat is de waarde van de gestolen goederen bij bedrijfsinbraken? - Wat is de waarde van de braakschade als gevolg van bedrijfsinbraken? - Waar in de regio worden bedrijfsinbraken gepleegd? - Op welke dagen in de week en welke tijdstippen worden bedrijfsinbraken gepleegd? 2. Welk deel van de bedrijfsinbraken in IJsselland is toe te schrijven aan mobiel banditisme? - Hoeveel bedrijfsinbraken worden gepleegd door mobiele bendes? - Voor welk deel van de schade door bedrijfsinbraken zijn mobiele bendes verantwoordelijk? - Hebben zich de afgelopen jaren veranderingen voorgedaan in de mate waarin mobiele bendes betrokken zijn bij bedrijfsinbraken? 3. Hoe kunnen de daders van mobiele bendes betrokken bij bedrijfsinbraken in IJsselland worden getypeerd? - Wat zijn is het geslacht, de leeftijd en de nationaliteit van de daders van mobiel banditisme? - Waar komen de mobiele bendes vandaan? - Uit hoeveel personen bestaan mobiele bendes? 4. Zijn er verschillen tussen bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes en bedrijfsinbraken gepleegd door andere daders? - Zijn er verschillen in de plaatsen waar bedrijfsinbraken worden gepleegd? - Zijn er verschillen in de dagen en tijdstippen waarop bedrijfsinbraken worden gepleegd? - Zijn er verschillen in de manier van binnendringen bij bedrijfsinbraken? - Zijn er verschillen in het soort bedrijven waar wordt ingebroken? - Zijn er verschillen in het soort goederen dat wordt gestolen? - Zijn er verschillen in de waarde van de gestolen goederen? - Zijn er verschillen in de waarde van de braakschade? 31

33 4.2 Operationalisatie van begrippen In deze paragraaf wordt beschreven hoe wordt vastgesteld wanneer er sprake is van mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken. In hoofdstuk 2 is reeds de volgende definitie gegeven van het begrip mobiel banditisme: Van mobiel banditisme is sprake wanneer twee of meer daders gezamenlijk vermogensmisdrijven plegen in een gebied waarin ze geen vaste woonof verblijfplaats hebben. In dit onderzoek wordt ervan uitgegaan dat aan het criterium voor twee of meer daders wordt voldaan wanneer bij een bedrijfsinbraak twee of meer verdachten bekend zijn. Opgemerkt moet worden dat dit geen harde informatie is. Verdachten zijn niet onherroepelijk veroordeeld voor een misdrijf, maar zijn hooguit verdachten in de zin van artikel 27 lid 1 Wetboek van Strafvordering: Als verdachte wordt voordat de vervolging is aangevangen, aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan eenig strafbaar feit voortvloeit. Dit onderzoek betreft specifiek de politieregio IJsselland. Zaken waarbij een of meerdere verdachten wel buiten de regio IJsselland hun woon- of verblijfplaats hebben, maar een of meerdere andere verdachten niet, worden niet tot mobiel banditisme gerekend. Dit omdat voor het plegen van de inbraak mogelijk wordt gewerkt vanuit de woon- of verblijfplaats van de verdachte die wel binnen IJsselland woont. Ook is de verdachte die binnen de regio woont waarschijnlijk bekend met het gebied waarin de inbraak wordt gepleegd. Doordat het mogelijk is dat verdachten buiten de politieregio IJsselland wonen, maar toch net over de grens binnen de regio IJsselland een bedrijfsinbraak plegen, wordt ook als voorwaarde gesteld dat alle verdachten hun woonplaats op meer dan 20 kilometer van de pleegplaats hebben. Verdachten met hun woonplaats op twintig kilometer of minder van de pleegplaats worden niet tot mobiel banditisme gerekend. Er is dan geen sprake van een zeer grote mobiliteit en de verdachten zijn waarschijnlijk redelijk bekend met het gebied binnen een straal van 20 kilometer rondom hun woonplaats. Binnen dit onderzoek is er dus sprake van mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: 1. Twee of meer personen binnen de politieregio IJsselland plegen gezamenlijk bedrijfsinbraken, en; 2. geen van hen heeft zijn woon- of verblijfplaats binnen de politieregio IJsselland, en; 3. geen van hen heeft zijn woon- of verblijfplaats op minder dan 20 kilometer van de pleegplaats. 32

34 Nu duidelijk is wat er onder mobiel banditisme wordt verstaan moet nog worden vastgesteld wanneer er precies sprake is van een bedrijfsinbraak. Hiervoor moet zijn voldaan aan drie voorwaarden. Ten eerste moet er sprake zijn van een inbraak. Inbraak valt volgens het Wetboek van Strafrecht onder diefstal. Diefstal is strafbaar gesteld in artikel 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Artikel 310 luidt: Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, wordt, als schuldig aan diefstal, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie. Inbraak is een gekwalificeerde vorm van diefstal wat strafbaar is gesteld artikel 311 lid 1 sub 5 WvSr. Dit artikel luidt: Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking of inklimming, van valse sleutels, van een valse order of een vals kostuum. Een tweede voorwaarde waaraan moet worden voldaan wil er sprake zijn van bedrijfsinbraak, is dat het moet gaan om een inbraak in een bedrijf, en niet om een inbraak in een ander gebouw. Daarom moet het begrip bedrijf nog nader worden gedefinieerd. Door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) wordt een onderneming gedefinieerd als: Een onderneming zorgt voor een productieproces: het brengt goederen of diensten op de markt. Een onderneming heeft een zekere zelfstandige beslissingsbevoegdheid, met name ten aanzien van de bestemming van haar vlottende middelen. Zij kan uit een of meer juridische eenheden bestaan en een of meer activiteiten uitoefenen op een of meer locaties (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2007). Gebouwen van verenigingen, stichtingen, kerken, overheidsinstanties, vakantieparken, schuren/bergingen en ook bouwketen op bouwplaatsen worden niet tot een bedrijf gerekend. Daarnaast worden ook bedrijfspanden in aanbouw niet meegerekend als bedrijf. Voor dit onderzoek is niet het gehele bedrijf als zodanig van belang, maar juist de specifieke vestigingen van een bedrijf waar wordt ingebroken. Daarom wordt in dit onderzoek voor het bedrijf in bedrijfsinbraken gekozen voor de definitie van het CBS voor een vestiging: Elke afzonderlijk gelegen ruimte, terrein of complex van ruimten of terreinen, benut door een bedrijf voor de uitoefening van de activiteiten (CBS, 2007). Er is dus ook sprake van een bedrijfsinbraak wanneer er goederen zijn weggenomen van het terrein rondom een bedrijf, terwijl dit terrein afgesloten was. 33

35 Opgemerkt moet worden dat de beoordeling of er sprake is van een bedrijfsinbraak voor een deel subjectief is. Er zijn namelijk twijfelgevallen waarin het niet meteen duidelijk is of er wel of niet sprake is van een bedrijfsinbraak. Zo komt het bijvoorbeeld voor dat er goederen uit een bedrijf zijn weggenomen, maar dat niet duidelijk is hoe de dader binnen is gekomen. In dat geval kan het gaan om inbraak wanneer er bijvoorbeeld gebruik is gemaakt van een valse sleutel, het kan echter ook gaan om diefstal door een werknemer tijdens werktijd. Er wordt geprobeerd in deze afzonderlijke gevallen zo goed mogelijk te beoordelen of er wel of niet sprake is van bedrijfsinbraak. Deze twijfelgevallen betreffen naar verwachting echter slechts een klein deel van het totaal aantal bij de politie geregistreerde bedrijfsinbraken, waardoor in de meeste gevallen redelijk objectief beoordeeld kan worden of er sprake is van een bedrijfsinbraak. Een derde en laatste voorwaarde waaraan moet zijn voldaan wil er sprake zijn van een bedrijfsinbraak, is dat het bedrijf slachtoffer moet zijn geworden van de inbraak en dat er bijvoorbeeld geen persoonlijke bezittingen van een medewerker of bezoeker zijn gestolen. Er zijn ook bedrijfsinbraken die niet zijn geslaagd, maar waarin het bij een poging blijft. Of er sprake is van een poging tot inbraak of een geslaagde inbraak wordt bepaald aan de hand van de wettelijke definitie van een poging tot het plegen van een misdrijf in artikel 45 WvSr. Volgens dit artikel is er sprake van een poging tot een misdrijf wanneer wordt voldaan aan de volgende drie vereisten. 1. De dader moet het voornemen hebben om het misdrijf te begaan. 2. Er moet een begin van uitvoering zijn. 3. Het delict moet niet voltooid zijn, echter alleen door een omstandigheid die niet van de wil van de dader afhankelijk is. Aan de hand van de BPS registraties is het moeilijk te bepalen of er is voldaan aan de eerste voorwaarde. In een aantal gevallen is het twijfelachtig of de dader het voornemen heeft gehad om een bedrijfsinbraak te plegen. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer alleen een ruit is ingeslagen, er kan dan immers net zo goed sprake zijn van vernieling. In dit onderzoek wordt ervoor gekozen deze gevallen wel tot poging tot bedrijfsinbraak te rekenen. Dat wordt voldaan aan het tweede vereiste dat men is begonnen met de uitvoering van het misdrijf betekent in de praktijk vaak dat men is begonnen met binnendringen in een bedrijf. Wanneer dit niet lukt is er sprake van een poging. Ook wanneer men wel in een bedrijf is binnengedrongen kan er sprake zijn van een poging, namelijk indien men er niet toe is gekomen enig goed weg te nemen door een omstandigheid 34

36 die niet van de wil van de dader afhankelijk is. Wanneer een dader genoeg tijd heeft om een pand te doorzoeken, maar toch niets meeneemt is er géén sprake van een poging, omdat het niet voltooien van het delict in dat geval door zijn eigen wil bepaald wordt. 3.3 Informatiebronnen en analysemethoden In deze paragraaf wordt omschreven, welke bronnen en analysemethoden worden gebruikt om de verschillende deelvragen te beantwoorden. 1. Wat is de aard, omvang en ontwikkeling van de bedrijfsinbraken in IJsselland? De aard, omvang en ontwikkeling van bedrijfsinbraken die in IJsselland worden gepleegd wordt vastgesteld aan de hand van de informatie afkomstig uit het Bedrijfsprocessen Systeem (BPS) van de politie IJsselland. Hierin worden alle strafbare feiten die ter kennis komen van de politie worden geregistreerd. Aan deze registratie worden vervolgens alle handelingen en documenten met betrekking tot deze melding gekoppeld. In het BPS kan worden geselecteerd op incidentcodes welke zijn ingedeeld naar categorieën misdrijven. Er zijn een aantal incidentcodes die mogelijk wijzen op bedrijfsinbraak. Dit zijn incidentcode 222 diefstal af/uit bedrijf en incidentcode 229 diefstal af/uit overig onroerend goed 18. Incidentcode 220 diefstal af/uit onroerend goed wordt buiten beschouwing gelaten 19. Voor de incidentcodes 222 en 229 zijn gegevens beschikbaar vanaf Zowel onder incidentcode 222 als onder incidentcode 229 staan ook registraties waarbij het niet gaat om bedrijfsinbraak. Voor dit onderzoek worden alle registraties geïnventariseerd, waarbij voor elke melding wordt bepaald of het daadwerkelijk een bedrijfsinbraak betreft. De meldingen waarbij het niet om bedrijfsinbraak gaat worden er op deze manier uit gefilterd. Uiteindelijk ontstaat een dataset met alle bedrijfsinbraken gepleegd in de politieregio IJsselland van 1998 tot en met Voor een beeld van de omvang en ontwikkeling van bedrijfsinbraken wordt geanalyseerd hoeveel bedrijfsinbraken er in elk jaar zijn gepleegd. 18 Voor incidentcode 222 en 229 geldt dat de diefstallen af/uit genoemde locaties hebben mede betrekking op de bij het onroerend goed behorende omheinde terreinen. Bepalend is het besloten karakter van de locatie. 19 Incidentcode 220 diefstal af/uit onroerend goed wordt in dit onderzoek niet meegenomen. Hieronder worden in principe de eerste meldingen weggeschreven. Vervolgens is men verplicht deze nog verder te specificeren in een andere incidentcode, waardoor ze onder incidentcode 222 niet meer voorkomen. 35

37 Vervolgens wordt de correlatie tussen het jaar en het aantal inbraken berekend, waarmee wordt bepaald of het aantal bedrijfsinbraken in IJsselland in de periode significant is veranderd. Voor alle bedrijfsinbraken gepleegd in 2006 wordt gekeken naar de aard van de inbraak. Er wordt nagegaan wat de plaats is waar de inbraak is gepleegd, op welke dagen van de week en op welke tijdstippen van de dag bedrijfsinbraken meestal hebben plaatsgevonden. Voor de pleegdag en pleegtijd wordt in eerste instantie gebruik gemaakt van gegevens in de aangifte. Hierin worden in principe twee data en tijdstippen ingevuld welke de periode weergeven waarbinnen het misdrijf heeft plaatsgevonden. Het gemiddelde tussen deze data en tijdstippen is de pleegdatum en -tijd van het misdrijf. Als de periode tussen de eerste datum en tijd en de tweede datum en tijd langer is dan 24 uur, wordt de datum en tijd onbetrouwbaar geacht en wordt geen pleegdatum en -tijd berekend. Als de precieze datum en tijd bekend zijn en er geen sprake is van een langdurig incident wordt slechts één datum en tijd ingevoerd. In dat geval wordt die datum en tijd gebruikt als pleegdatum en -tijd van het misdrijf. Van misdrijven zonder aangifte wordt de datum en tijd uit de proceskop gebruikt als pleegdatum en tijd. Dit zijn de datum en tijd van invoer in het systeem, waardoor ze minder betrouwbaar zijn als pleegdatum en pleegtijd. Voor wat betreft de aard van de inbraken in 2006 wordt tevens gekeken naar de manier van binnendringen 20, het soort gestolen goederen, de waarde van de schade per bedrijfsinbraak en het soort bedrijven dat slachtoffer is geworden van bedrijfsinbraak. Voor de manier van binnendringen, het soort gestolen goederen en het soort bedrijven waar wordt ingebroken worden categorieën gemaakt. 2. Welk deel van de bedrijfsinbraken in IJsselland is toe te schrijven aan mobiel banditisme? Voordat wordt ingegaan op de daders van bedrijfsinbraken en meer specifiek mobiele bendes als daders van bedrijfsinbraken is het van belang het oplossingspercentage van bedrijfsinbraken te bepalen. Naarmate het oplossingspercentage lager is en er dus veel bedrijfsinbraken zijn die niet opgelost worden, wordt de kans groter dat het beeld dat op basis van informatie uit het BPS naar voren komt over het deel van de bedrijfsinbraken dat door mobiele bendes wordt gepleegd, afwijkt van de werkelijkheid. Door het 20 Hierbij gaat het om de laatste manier van binnendringen waarmee men het bedrijf daadwerkelijk betreedt. Wanneer bijvoorbeeld eerst een hekwerk wordt geforceerd waarna vervolgens de buitendeur wordt geforceerd, wordt het forceren van de deur genoteerd als manier van binnendringen. 36

38 oplossingspercentage te berekenen wordt in ieder geval duidelijk over de daders van welk deel van de bedrijfsinbraken uitspraken worden gedaan. Het oplossingspercentage wordt bepaald door te berekenen welk deel van de geregistreerde bedrijfsinbraken is opgelost. Een betrouwbare maat voor het aantal opgeloste bedrijfsinbraken is het aantal bedrijfsinbraken waarvoor iemand is veroordeeld. Hiermee is redelijk zeker dat een bepaalde bedrijfsinbraak door een bepaalde dader is gepleegd. Met veroordeling door de rechter is immers aangetoond dat volgens de bewijsregels van het strafrecht de bedrijfsinbraak door de veroordeelde persoon is gepleegd. Voor dit onderzoek wordt echter geen gebruik gemaakt van deze maat voor het aantal opgeloste bedrijfsinbraken. Dit omdat dit onderzoek niet wordt uitgevoerd onder bedrijfsinbraken met veroordeelde daders, maar onder bedrijfsinbraken met één of meer verdachten. Daarom wordt in dit onderzoek als maat voor het aantal opgeloste bedrijfsinbraken gehanteerd; het aantal bedrijfsinbraken waarbij ten minste één verdachte bij de politie bekend is. Het oplossingspercentage bij bedrijfsinbraak wordt berekend voor de afzonderlijke jaren 1999 tot en met 2006 en voor de gehele periode 1999 tot en met Het aantal bedrijfsinbraken in één jaar waarbij één of meer verdachten bekend is wordt gedeeld door het totaal aantal bedrijfsinbraken in datzelfde jaar, maal 100. Een kanttekening hierbij is dat het oplossingspercentage in de loop der tijd kan toenemen doordat ook in de jaren na het jaar waarin een bedrijfsinbraak is gepleegd, de inbraak nog kan worden opgehelderd. Dit geldt vooral voor de bedrijfsinbraken gepleegd in 2006 en in steeds mindere mate voor de jaren die verder terug liggen. Het deel van de bedrijfsinbraken in IJsselland dat aan mobiele bendes kan worden toegeschreven wordt bepaald voor de jaren 1999 tot en met Er wordt gekeken naar het aantal betrokken verdachten bij elke bedrijfsinbraak en naar de woonplaats van de verdachten. Omdat van de daders van bedrijfsinbraken in 1998 geen adressenbestand voorhanden is, kan 1998 niet bij dit deel van het onderzoek betrokken worden. Wanneer het gaat om twee of meer verdachten en/of om verdachten die buiten de regio IJsselland wonen of verblijven of waarvan de woonplaats niet bekend is, is er in principe sprake van mobiel banditisme. De zaken met verdachten met hun woongemeente buiten de regio of een onbekende woongemeente 21 en waarbij sprake is van twee of meerdere 21 De zaken met verdachten met een onbekende woongemeente worden wel in het onderzoek meegenomen, omdat juist die verdachten daders kunnen zijn die in het buitenland wonen. In het BPS wordt namelijk aan een woonplaats automatisch een woongemeente gekoppeld, voor buitenlandse plaatsen is dit meestal niet bekend. 37

39 betrokkenen worden geselecteerd en er wordt gecontroleerd of er werkelijk sprake is van mobiel banditisme. Dit is het geval wanneer bij een bedrijfsinbraak alle verdachten hun woonplaats buiten de regio IJsselland én op meer dan 20 kilometer van de pleegplaats hebben. De afstand tussen woon- en pleegplaats wordt in deze gevallen bepaald met behulp van Er wordt dus niet gerekend met de hemelsbrede afstand tussen woonen pleegplaats, maar de afstand tussen woon- en pleegplaats die de dader over weg aflegt. Op worden de postcodes van woon- en pleegplaats ingevoerd 22, waarna de meest optimale route wordt berekend 23. De afstand van deze route wordt naast het criterium van meer dan twintig kilometer gelegd. Zaken met verdachten met een onbekende woongemeente waarvan ook de woonplaats niet achterhaald kan worden en zaken met verdachten zonder vaste woon- of verblijfplaats worden niet tot mobiel banditisme gerekend. Uiteindelijk blijft een bestand over met bedrijfsinbraken waarbij mobiele bendes betrokken zijn geweest. Er wordt bekeken in hoeveel van het totaal aantal bedrijfsinbraken sprake is van mobiel banditisme. Dit wordt gedaan voor de jaren 1999 tot en met 2006, zodat duidelijk wordt of er zich de afgelopen jaren veranderingen hebben voorgedaan voor wat betreft de mate waarin mobiele bendes betrokken zijn bij bedrijfsinbraken. Voor de bedrijfsinbraken waarbij mobiele bendes betrokken zijn, wordt nagegaan om welk soort bedrijven het gaat, wat er is gestolen en hoe groot de waarde van schade is. Naast het BPS wordt ook nog een andere informatiebron gebruikt om iets te zeggen over de omvang van mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken in IJsselland. Dit is een Informatie Gestuurde Politie (IGP) opdracht die wordt uitgezet onder alle 12 politieteams van de politie IJsselland. Het regiobreed uitzetten van een IGP opdracht ten behoeve van een analyse is in IJsselland nog niet eerder gebeurd. In die zin fungeert de IGP opdracht, naast informatiebron, als een soort pilot. In de IGP opdracht wordt aan de noodhulpdiensten van de teams gevraagd gericht informatie te gaan verzamelen over mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken. Meer specifiek wordt in de opdracht gevraagd te zoeken naar verdachte situaties rondom de bedrijventerreinen en daarbij van verdachte voertuigen rondom de bedrijventerreinen de kentekens te noteren en de inzittenden te controleren. Gevraagd wordt onder een voor de IGP opdracht aangemaakt mutatienummer, via een gestructureerde 22 Wanneer er van de woon- of pleegplaats geen postcode bekend is wordt of de straatnaam in combinatie met de woonplaats, of alleen de woonplaats ingevoerd. 23 Naast de meest optimale route, kan op ook worden gekozen voor de snelste route qua tijd en de kortste route qua afstand. 38

40 vragenlijst, van verdachte situaties het volgende te noteren; kenteken, locatie en tijd en keno 24 code van de bestuurder. Op en rondom de bedrijventerreinen moeten de noodhulpdiensten van 22 mei 2007 tot 1 juli 2007 iedere nacht elk uur tenminste één keer de IGP opdracht uitvoeren. Voor deze periode komt er dus extra informatie binnen wat mogelijk een indicatie is voor mobiel banditisme. De IGP opdracht 25 wordt voorafgaand aan elke nachtdienst door de wachtcommandanten uitgereikt aan de noodhulp en tevens wordt tijdens de briefings voorafgaand aan de nachtdienst een dia 26 getoond met een beknopte samenvatting van de IGP opdracht. Om de briefing overzichtelijk te houden wordt ervoor gekozen de dia slechts enkele dagen gedurende de periode verplicht te tonen in de briefing. Om extra aandacht te vragen voor de IGP opdracht wordt hierover op het regionale intranet een nieuwsbericht geplaatst en wordt op het intranet onder het vakgebied criminaliteitsanalyse meer informatie verschaft over de IGP opdracht, waaronder een kaartje van alle bedrijventerreinen in de regio. Via een worden de personen werkzaam bij en/of ten behoeve van de noodhulp tijdens de nachtdienst de dag voor de start van de IGP opdracht nogmaals op de hoogte gebracht van de IGP opdracht die de volgende dag wordt uitgegeven. Aan alle wachtcommandanten wordt nog een extra gestuurd met de vraag zorg te dragen voor de uitreiking van de IGP opdracht en er aandacht aan te besteden tijdens de briefing en debriefing. De informatie uit de IGP opdracht wordt aangevuld met de informatie uit de surveillancerapporten van beveiligingsbedrijven. In IJsselland vindt collectieve beveiliging plaats op bedrijventerreinen in Deventer, Zwolle, Heino, Raalte, Kampen, IJsselmuiden, Staphorst, Hasselt, Genemuiden en Hardenberg. Deze collectieve beveiliging op bedrijventerreinen bestaat onder andere uit het mobiel surveilleren op en rondom de bedrijventerreinen. De collectieve beveiliging wordt door drie beveiligingsbedrijven gedaan; Securitas, Veneberg Security Team en Trigion. Verdachte situaties worden door Securitas en Veneberg Security Team in een surveillancerapport doorgegeven aan de politie IJsselland 27 (Stichting Veiligheidszorg, 2007). Voor de periode waarin de IGP opdracht is uitgezet wordt gekeken naar de verdachte situaties die door de beveiligingsbedrijven hebben doorgegeven 24 Onder de keno code wordt verstaan de eerste 4 letters van de achternaam gevolgd door de eerste letter van de voornaam en de laatste twee cijfers van het geboortejaar. 25 De IGP opdracht die aan de noodhulp voorafgaand aan de nachtdienst wordt uitgereikt is te vinden in bijlage De dia die wordt getoond tijdens de briefings voorafgaand aan de nachtdienst is terug te vinden in bijlage Door Trigion worden geen verdachte situaties aan de politie IJsselland doorgegeven. Trigion is alleen actief op bedrijventerreinen in Staphorst. 39

41 aan de politie 28. Het is aannemelijk dat de beveiligingsbedrijven meer informatie hebben dan de politie wat betreft incidenten op bedrijventerreinen omdat zij hier gewoonlijk meer surveilleren dan de politie. Na samenvoeging van de informatie uit de IGP opdracht en de informatie uit de surveillancerapporten van de beveiligingsbedrijven, wordt voor elk kenteken dat wordt genoteerd nagetrokken wie de eigenaar is en wat zijn woonplaats is. De eigenaar wordt vervolgens nagetrokken in het Herkenningsdienst Systeem (HKS) voor eventuele misdrijven die hij begaan heeft. Ook gecontroleerde personen worden nagetrokken in het HKS. Wanneer de eigenaar van het kenteken van buiten de regio afkomstig is en wanneer deze andere bedrijfsinbraken of vermogensdelicten op zijn naam heeft staan, is dit een indicatie voor mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken. De informatie die uit de IGP opdrachten naar voren komt geeft een indicatie voor wat er mogelijk aan de hand is wat betreft mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken en wordt gezien als aanvulling op de informatie die uit het BPS afkomstig is. De resultaten van de IGP opdracht worden vergeleken met de informatie uit het BPS over bedrijfsinbraken in die periode. Er wordt nagegaan hoeveel bedrijfsinbraken er in de periode van de IGP opdracht op bedrijventerreinen zijn gepleegd. Vervolgens wordt bepaald of verdachte situaties uit de IGP opdracht aan een daadwerkelijk gepleegde bedrijfsinbraak kunnen worden gerelateerd, door te kijken of de plaats en/of de tijd waar de verdachte situatie is waargenomen overeenkomt met de plaats en/of tijd van een inbraak. Wanneer er op een bepaald tijdstip op een bepaalde plaats een verdachte situatie wordt waargenomen, en op een later tijdstip op diezelfde plaats een bedrijfsinbraak plaatsvindt, wijst dit mogelijk op het voorbereiden van een inbraak. 3. Hoe kunnen de daders van mobiele bendes betrokken bij bedrijfsinbraken in IJsselland worden getypeerd? Om tot een typering van de mobiele bendes te kunnen komen wordt voor personen waarvan is bepaald dat ze lid zijn van een mobiele bende extra informatie uit het BPS verzameld. Allereerst worden een aantal persoonlijke kenmerken van de verdachten geïnventariseerd, zoals geslacht, leeftijd en nationaliteit. Om vast te stellen waar de verdachten vandaan komen wordt gekeken naar hun woon- of verblijfplaats zoals die staat geregistreerd in het 28 Er wordt alleen gekeken naar meldingen van verdachte situaties die verband zouden kunnen houden met bedrijfsinbraken en niet de meldingen die verband houden met andersoortige misdrijven. Er wordt niet gekeken naar meldingen van (pogingen tot) bedrijfsinbraken zelf, omdat deze ook terugkomen in de politieregistraties van bedrijfsinbraak. 40

42 BPS. Verder wordt voor elke verdachte van mobiel banditisme vastgesteld of hij vaker voorkomt als verdachte van mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken in IJsselland. Vervolgens wordt berekend uit hoeveel personen mobiele bendes gemiddeld bestaan. Hiervoor wordt in het BPS, in geval van bedrijfsinbraken waarbij sprake was van mobiel banditisme, het aantal verdachten per inbraak bepaald. Er wordt ook gekeken of in de verschillende zaken waar mobiele bendes bij betrokken waren steeds dezelfde dadercombinaties worden gevormd, of dat er bij de verschillende inbraken sprake is van verschillende daders en dadercombinaties. 4. Welke verschillen zijn er tussen bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes en andere daders? Voor zowel alle bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes als alle bedrijfsinbraken gepleegd door andere daders van bedrijfsinbraken wordt gekeken naar de plaatsen, dagen en tijdstippen waarop de bedrijfsinbraken plaatsvinden. Vervolgens wordt met de chi-kwadraat getoetst of eventuele verschillen tussen de inbraken gepleegd door de verschillende daders significant zijn. Ook de omvang van de schade, het soort bedrijven waar is ingebroken, het soort goederen dat is gestolen en de manier van binnendringen in het bedrijf wordt voor bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes geïnventariseerd. Aangezien het aantal andere daders van bedrijfsinbraken dan mobiele bendes, een stuk groter is dan het aantal daders van mobiel banditisme, worden niet alle bedrijfsinbraken gepleegd door andere daders dan mobiele bendes op deze zaken nagelopen. Er wordt een gestratificeerde steekproef getrokken uit het totaal aantal bedrijfsinbraken met een verdachte, dat niet door mobiele bendes is gepleegd. Dit betekent dat er niet één steekproef wordt getrokken over alle jaren, maar dat er per jaar een steekproef wordt getrokken. Dit om ervoor te zorgen dat elk jaar afzonderlijk voldoende in de steekproef wordt vertegenwoordigd. Per jaar wordt een aselecte 29 steekproef van 30 bedrijfsinbraken getrokken uit het totaal aantal bedrijfsinbraken met een verdachte in dat jaar. Voor wat betreft de manier van binnendringen, het soort bedrijven en het soort weggenomen goederen wordt met de chi-kwadraat getoetst of eventuele verschillen hierin tussen de 29 De steekproef per jaar is aselect in de zin dat iedere bedrijfsinbraak geregistreerd in het BPS in dat jaar evenveel kans heeft om in de steekproef voor te komen. Niet alle bedrijfsinbraken komen ter kennis van de politie en staan dus niet allemaal in het BPS geregistreerd. Dit hangt af van de meldings- en aangiftebereidheid van bedrijven. Dit maakt dat de aselecte steekproef die wordt getrokken nooit helemaal aselect is in de zin dat iedere bedrijfsinbraak evenveel kans heeft om in de steekproef voor te komen. 41

43 bedrijfsinbraken gepleegd door de verschillende daders significant zijn. Met de T-test wordt getoetst of er significante verschillen zijn in de gemiddelde waarde van de weggenomen goederen en de gemiddelde waarde van de braakschade. 42

44 5. Aard, omvang en ontwikkeling van de bedrijfsinbraken in IJsselland In dit hoofdstuk worden de aard, omvang en ontwikkeling van de bedrijfsinbraken in IJsselland weergegeven. Dit gebeurt op basis van de registraties hiervan in het BPS. Uit de Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven (MCB) blijkt dat in procent van de bedrijven die te maken hebben gehad met inbraak dit hebben gemeld bij de politie (WODC, 2006). Er kan dus vanuit worden gegaan dat op basis van de in het BPS geregistreerde bedrijfsinbraken uitspraken worden gedaan over zo n 87 procent van het aantal werkelijk gepleegde bedrijfsinbraken. Allereerst wordt in paragraaf 5.1 de omvang en ontwikkeling van de bedrijfsinbraken in IJsselland beschreven. Vervolgens wordt in paragraaf 5.2 gekeken naar de aard van de bedrijfsinbraken in Omvang en ontwikkeling van het aantal bedrijfsinbraken in IJsselland in de periode In de periode hebben er in IJsselland in totaal bedrijfsinbraken plaatsgevonden. Hiervan was er in gevallen (78,8 %) sprake van een geslaagde inbraak en in gevallen (21,2 %) bleef het bij een poging. In figuur 1 wordt per jaar het aantal geslaagde bedrijfsinbraken, het aantal pogingen tot bedrijfsinbraak en het totaal van het aantal pogingen en geslaagde inbraken weergegeven 30. De gele lijn in figuur 1 is de trendlijn van het totaal aantal bedrijfsinbraken. Hieraan is te zien dat er over de hele periode sprake is van een daling van het totaal aantal bedrijfsinbraken. Dit geldt ook voor zowel het aantal geslaagde bedrijfsinbraken als het aantal pogingen tot bedrijfsinbraak. Het totaal van de geslaagde inbraken en pogingen tot bedrijfsinbraak in IJsselland is in 2006 (634 inbraken) 29,6 procent gedaald ten opzichte van 1998 (901 inbraken). 30 Het aantal bedrijfsinbraken per jaar is te zien in tabel 1 in bijlage 3. 43

45 Wat opvalt is dat de ontwikkeling van het aantal inbraken zowel in de periode als in de periode volgens eenzelfde patroon verloopt. In 2001 is sprake van een uitschieter naar beneden en in 2002 is sprake van een uitschieter naar boven. Het totaal aantal inbraken daalt van 901 in 1998 naar 594 in 2001 (-34,1 %). Vervolgens is het totaal aantal bedrijfsinbraken in 2002 met 867 een stuk hoger, waarna het aantal bedrijfsinbraken weer daalt naar 634 in 2006 (-26,9 %) Totaal Geslaagde inbraak Poging tot inbraak Lineair (Totaal) Figuur 1. Aantal geslaagde inbraken en pogingen tot bedrijfsinbraak per jaar. Bron: BPS geladen op 16 april De uitschieter van het aantal bedrijfsinbraken in 2001 of 2002 zorgt er waarschijnlijk voor dat de daling van het totaal aantal inbraken over de hele periode niet significant is. Ook wanneer er onderscheid wordt gemaakt tussen het aantal geslaagde inbraken en de pogingen tot inbraak is er over de periode geen sprake van een significante daling. Vanaf 2002 daalt het totaal aantal inbraken wel significant (r=-.98, p<.005). Ditzelfde geldt ook voor zowel de geslaagde inbraken (r=-.97, p<.01) als het aantal pogingen daartoe (r=-.98, p<.005). Het totaal aantal inbraken bestaat van 1998 tot en met 2006 voor gemiddeld 20,9 procent uit pogingen tot inbraak. Dit percentage is met 26,8 procent het hoogst in 1998 en neemt daarna 44

46 af tot 16,7 procent in Vanaf 2002 is het percentage pogingen van het totaal aantal inbraken weer hoger en dit blijft erg stabiel; het schommelt tussen de 19,7 en 20,8 procent. 5.3 Aard van de bedrijfsinbraken gepleegd in 2006 Voor alle 634 bedrijfsinbraken gepleegd in 2006 wordt gekeken naar de aard van de inbraak. Achtereenvolgens wordt besproken waar en wanneer inbraken worden gepleegd. de manier van binnendringen, het soort bedrijf waarin de inbraak heeft plaatsgevonden, het soort goederen dat is weggenomen, de waarde van deze weggenomen goederen en tot slot de waarde van de braakschade. De politieregio IJsselland heeft een werkgebied bestaande uit 11 gemeenten, waaronder 9 plattelandsgemeenten 31 en de twee steden Zwolle en Deventer. De meeste bedrijfsinbraken in 2006 (n=634) zijn gepleegd in Zwolle (31,7 %), wat tevens de grootste gemeente is. In Deventer wordt 18,1 procent van de inbraken gepleegd. Hierna vinden er in Hardenberg (9,1 %), Kampen (7,7 %), Steenwijkerland (6,5 %) en Raalte (6,5 %) nog redelijk wat bedrijfsinbraken plaats. Weinig bedrijfsinbraken worden gepleegd in de gemeenten Dalfsen (5,0 %), Zwartewaterland (4,7 %), Staphorst (4,1 %), Ommen (3,9 %) en Olst-Wijhe (2,5 %). De dag in de week waarop een inbraak is gepleegd is voor een groot aantal gepleegde inbraken (263) niet bekend of de schatting van deze dag is niet betrouwbaar genoeg. Dit is in 41,5 procent van het totaal aantal in 2006 gepleegde inbraken het geval. Voor de 371 inbraken, waarvan de pleegdag wel bekend is en ook betrouwbaar genoeg wordt geacht, is de spreiding van het aantal inbraken over de dagen van de week vrij gelijkmatig 32. De meeste inbraken worden op dinsdag gepleegd (17,5 %) en de minste inbraken worden gepleegd op de dagen in het weekend (10,5 procent op zaterdag en 11,9 procent op zondag) 33. Er bestaat dan ook geen significant verband tussen de dag in de week en het aantal inbraken dat wordt gepleegd. 31 Dit zijn de gemeenten Steenwijk, Kampen, Zwartewaterland, Staphorst, Dalfsen, Ommen, Hardenberg, Olst en Raalte. 32 Een volledig overzicht van de aantallen en percentages van de op de verschillende dagen gepleegde bedrijfsinbraken is te zien in tabel 2 in bijlage Een eventuele verklaring voor de weinige inbraken op zaterdag en zondag is dat juist bij inbraken in het weekend de pleegdag als niet betrouwbaar wordt bestempeld, doordat indien men niet zeker is van de pleegdag het gemiddelde wordt genomen van de tijd dat het bedrijf wordt afgesloten (vaak 45

47 De pleegtijden van bedrijfsinbraken zijn te zien in tabel 1. Net als voor de pleegdag van bedrijfsinbraken geldt ook voor de pleegtijd dat de schatting van het tijdstip waarop de inbraak is gepleegd is in 40,6 procent van de gevallen niet bekend of niet betrouwbaar genoeg is. De meerderheid van de bedrijfsinbraken wordt s nachts tussen en uur gepleegd (50,7 %). Daarna worden de meeste inbraken tussen en uur s avonds gepleegd (34,5 %). Tussen en uur en tussen uur en uur vindt respectievelijk 6,2 en 8,6 procent van de inbraken plaats. Er bestaat een significant verband tussen het de categorieën van tijdstippen en het aantal inbraken (x² (3)=203,458 p<.001). Tabel 1. Pleegtijden van bedrijfsinbraken in IJsselland in Pleegtijd Aantal Percentage uur , uur 23 6, uur 32 8, uur ,5 Totaal (n) ,0 Missing 263 Totaal aantal inbraken 634 Bron: BPS geladen op 16 april Wanneer voor de avond en de nacht (n=316) naar het aantal inbraken per uur wordt gekeken blijkt dat tussen en uur de minste inbraken plaatsvinden (1,9 %). Hoewel het aantal inbraken gedurende de avond en nacht per uur oploopt vinden er van uur tot uur nog relatief weinig inbraken plaats. Na uur wordt het aantal inbraken per uur groter. Tussen en uur s nachts worden de meeste inbraken gepleegd en na uur neemt het aantal inbraken per uur weer af 34. Er blijkt een significant verband te bestaan tussen het uur gedurende de nacht (van uur) en het aantal inbraken dat wordt gepleegd (x² (11)=69,367 p<.001). vrijdag of zaterdag) en de dag dat er weer wordt begonnen met werken (meestal op maandag). De tijd hiertussen is dan te groot om een betrouwbare schatting van de pleegdag op te leveren. Echter, wanneer de betrouwbaarheid wordt vergroot tot een maximum van 2 dagen blijkt dit niet tot resultaat te hebben dat er relatief meer bedrijfsinbraken op zaterdag en zondag worden gepleegd. 34 In tabel 3 in bijlage 3 is een compleet overzicht gegeven van het aantal inbraken gepleegd in 2006 per uur gedurende de avond en nacht. 46

48 De manieren van binnendringen in een bedrijf ten behoeve van het plegen van een inbraak worden weergegeven in tabel 2. Binnendringen in een bedrijf gebeurt het meest door het forceren van een raam (42,3 %) of deur (36,3 %). Het forceren van een raam omvat hierbij zowel het inslaan van een ruit als het op een andere manier openbreken van een raam. Het forceren van een hekwerk 35 (6,8 %) en inklimmen of insluipen (6,2 %) komen minder voor. De andere manieren van binnendringen komen elk in minder dan 2,5 procent van de gevallen voor. Tabel 2. Manieren van binnendringen in een bedrijf bij inbraken in 2006 Manier van binnendringen Aantal Percentage Forceren raam ,3 Forceren deur ,3 Forceren hekwerk 43 6,8 Inklimming/insluiping 39 6,2 Onbekend 17 2,7 Forceren dak 15 2,4 Valse sleutel 12 1,9 Forceren wand 7 1,1 Ramkraak 3 0,5 Totaal ,0 Bron: BPS geladen op 16 april In figuur 2 op de volgende pagina is te zien dat er van de 634 bedrijfsinbraken in 2006 de meeste inbraken plaatsvonden in bedrijven in de detailhandel (39,1 %). Vervolgens werden bedrijven in de categorie financiële en zakelijke dienstverlening (14,5 %) en de bouw (12,3 %) het meest getroffen door bedrijfsinbraken. De bedrijven in de categorieën horeca (7,1 %), gezondheid (6,5 %), groothandel (6,2 %), productie (6,2 %) en overig (5,4 %) werden in 2006 minder geconfronteerd met een inbraak. De minste bedrijfsinbraken vonden plaats in transportbedrijven (1,7 %). Voor 1,1 procent van de inbraken geldt tenslotte dat het soort bedrijf waar is ingebroken onbekend is. Van de 634 bedrijfsinbraken in 2006 ging het in 133 gevallen om een poging en zijn er dus om die reden geen goederen weggenomen. Voor de 501 geslaagde bedrijfsinbraken in 2006 is in figuur 3 het soort goederen weergegeven dat hierbij is weggenomen. Het totaal van de 35 Dit betekent dat de inbrekers niet in het gebouw zijn geweest, maar er iets is gestolen vanaf een afgesloten terrein rondom het bedrijf. 47

49 percentages is groter dan 100 procent, omdat bij een aantal inbraken meer dan een soort goed is weggenomen. 0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% Electronica Geld Materialen/machines Tabak Auto/motor Levensmiddelen Kleding Sieraden/brillen Drogisterijartikelen Overig Onbekend Geen Figuur 3. Weggenomen goederen bij bedrijfsinbraken naar categorie als percentage van totale aantal geslaagde bedrijfsinbraken. Bron: BPS geladen op 16 april In 99 gevallen (19,8 %) werden er geen goederen weggenomen. Bij 35,1 procent van de inbraken werd elektronica weggenomen, bij 20,4 procent geld en bij 15,6 procent materialen en/of machines. Bij minder inbraken werden tabak (5,4 %), auto en/of motor (-artikelen) (2,4 %), levensmiddelen (2,0 %), kleding (1,2 %), sieraden en/of brillen (1,2 %) en drogisterijartikelen (1,0 %) weggenomen. Bij 3,6 procent van de bedrijfsinbraken vallen de gestolen goederen in de categorie overig en bij 2,8 procent van de inbraken is het soort gestolen goed onbekend. In tabel 3 is de gemiddelde waarde en de mediaan 36 per soort weggenomen goed te zien. Tevens is weergegeven hoe vaak de waarde van het soort goederen bekend is, dit is het aantal waarover het gemiddelde en mediaan zijn berekend. Het bedrag van de waarde van de weggenomen goederen wordt gebaseerd op de waardes van de weggenomen goederen zoals die zijn vermeld in de processen verbaal van aangifte of, indien aanwezig, in de goederenbijlagen. Een kanttekening hierbij is dat het niet duidelijk 36 De mediaan is de middelste waarde van de verdeling van alle voorkomende waarden en is de waarde waar 50 procent van de waarden onder en 50 procent van de waarden boven ligt. Wanneer het gemiddelde en de mediaan voor een goed veel van elkaar afwijken kan het beste worden gekeken naar de mediaan, omdat het gemiddelde dan waarschijnlijk in grote mate is beïnvloed door een uitschieter. 48

50 is waaruit de genoemde bedragen precies bestaan; de vervangingswaarde, inkoopprijs of verkoopprijs, of rekening is gehouden met afschrijving en of de bedragen in- of exclusief BTW zijn. Tabel 3. Gemiddelde en mediaan van de waarde van de verschillende soorten weggenomen goederen Weggenomen goederen Aantal met bekende waarde Gemiddelde waarde Mediaan Drogisterijartikelen , ,9 Materialen/machines , ,0 Kleding , ,0 Auto/motor , ,0 Electronica , ,0 Tabak , ,2 Overig ,0 499,0 Geld ,5 500,0 Sieraden/brillen , ,5 Levensmiddelen 7 430,1 190,0 Bron: BPS geladen op 16 april Elektronica-artikelen als buit waren in 2006 onder bedrijfsinbrekers het meest favoriet, gevolgd door geld en materialen en/of machines. Elektronica heeft een gemiddelde waarde van 3.612,3 euro wanneer dit bij een bedrijfsinbraak wordt weggenomen, de mediaan is met 1.578,0 euro een stuk lager. De gemiddelde waarde van geld bedraagt 1.378,5 euro en de mediaan is 500,0 euro. Bij materialen en/of machines bedraagt de gemiddelde waarde ,3 euro. Deze hoge gemiddelde waarde blijkt echter te worden veroorzaakt door onder andere een uitschieter van 1,2 miljoen euro. De mediaan is dus een betrouwbaardere maat voor de waarde van gestolen materialen en/of machines en is met 2.500,0 een stuk lager. Ook tabak werd bij bedrijfsinbraken in 2006 nog relatief vaak gestolen. Dit heeft een gemiddelde waarde van 2.875,2 euro, wat een redelijk betrouwbare maat lijkt voor de waarde, aangezien de mediaan hier niet veel van afwijkt. Opvallend is tenslotte dat drogisterijartikelen in 2006 erg weinig zijn weggenomen en dat in maar 2 gevallen de waarde van de weggenomen artikelen bekend is, maar dat deze waarde gemiddeld wel opvallend hoog is met ,9 euro. Ditzelfde geldt in iets mindere mate voor kleding waarbij de gemiddelde waarde ,7 euro is en de mediaan ,0 euro. Gezien de lage aantallen is niet duidelijk in hoeverre deze waardes representatief zijn voor andere bedrijfsinbraken waarbij drogisterijartikelen en/of kleding wordt weggenomen. 49

51 Tabel 4. Minimale waarde van de weggenomen goederen per inbraak Waarde weggenomen goederen Aantal Percentage Geen goederen weggenomen 99 19, euro 74 14, euro 38 7, euro 25 5, euro 11 2, euro 16 3, euro 42 8, euro 30 6, euro 8 1, euro 4 0, euro 3 0,6 meer dan euro 6 1,2 schadebedrag onbekend ,7 Totaal geslaagde bedrijfsinbraken ,0 Bron: BPS geladen op 16 april De minimale waarde van de weggenomen goederen per bedrijfsinbraak is in tabel 4 weergegeven in categorieën. Ook hierbij moet worden opgemerkt dat niet duidelijk is waaruit de bedragen zijn opgebouwd. Een bijkomend probleem is dat bij een inbraak soms van een deel van de gestolen goederen de waarde wel bekend is, maar van een ander deel niet. In deze gevallen is het bedrag overgenomen van de goederen waarvan de waarde wel bekend is. Dit betekent dat de in tabel 4 weergegeven bedragen de minimale waarde betreffen. In totaal zijn er in geslaagde bedrijfsinbraken gepleegd. Hiervan is de waarde van de weggenomen goederen per inbraak in 146 gevallen (28,7 %) 37 onbekend. Bij 99 bedrijfsinbraken (19,7 %) zijn er geen goederen weggenomen. Onder de 257 inbraken waarbij goederen zijn weggenomen, komt de categorie euro het meest voor. Naarmate de waarde van de weggenomen goederen groter wordt, neemt het aantal inbraken per categorie af. De categorieën en euro komen wel nog relatief vaak voor. Erg hoge waardes boven de euro komen weinig voor. 37 Percentage van de 502 geslaagde bedrijfsinbraken. 50

52 Bij de 257 inbraken waarbij goederen zijn weggenomen is de gemiddelde waarde van deze goederen per inbraak 8.695,6 euro en de mediaan 1.450,0 euro. In 2006 was de totale waarde van de bij bedrijfsinbraak weggenomen goederen waarvan de waarde bekend is ,0 euro. Tenslotte wordt gekeken naar de braakschade bij de bedrijfsinbraken gepleegd in Bij braakschade kan het gaan om schade aan de buitenkant van het pand, zoals de schade ontstaan door het forceren van een deur, en om schade ten gevolge van braak binnen het pand, zoals schade ontstaan door het openbreken van een kast of kluis. De waarde van de braakschade kan beide soorten braakschade bevatten. In maar liefst 572 gevallen (90,2 %) is het schadebedrag onbekend, waardoor weinig betrouwbare uitspraken kunnen worden gedaan over de waarde van de braakschade bij bedrijfsinbraken. Bij 62 inbraken is de waarde van de braakschade wel bekend. Hieronder zijn 43 bedrijfsinbraken met en 19 inbraken zonder braakschade. Het is waarschijnlijk makkelijker vast te stellen of er wel of geen braakschade is, dan hoeveel de precieze waarde van braakschade bedraagt. Geen braakschade betekent dat er zowel bij het binnendringen, dat wil zeggen dat men is binnengedrongen door middel van inklimming/insluiping of valse sleutel, als bij de verdere uitvoering van de inbraak geen schade is ontstaan aan het bedrijf. Bij de 43 inbraken waarbij braakschade is opgetreden en de waarde hiervan bekend is, is de gemiddelde waarde van de braakschade ,3 euro. Dit erg hoge gemiddelde wordt echter veroorzaakt door twee uitschieters van inbraken met een braakschade van en euro. Voor een indicatie van de waarde van de braakschade kan dus beter worden gekeken naar de mediaan, welke 1.500,0 euro bedraagt. De totale waarde van de braakschade bij deze 62 inbraken in 2006 bedraagt ,0 euro. 51

53 6. Daders van bedrijfsinbraken in IJsselland In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de daders van bedrijfsinbraken in IJsselland en de inbraken die zij plegen. Voordat wordt overgegaan op het beschrijven van de daders van bedrijfsinbraken wordt in paragraaf 6.1 eerst bepaald op welk deel van de bedrijfsinbraken deze beschrijving betrekking heeft door het oplossingspercentage van bedrijfsinbraken te berekenen. De aandacht gaat in dit hoofdstuk voornamelijk uit naar mobiele bendes als daders van bedrijfsinbraken. Er wordt ook een beeld, zij het minder uitgebreid, geschetst van de daders van bedrijfsinbraken in het algemeen, dit gebeurt in paragraaf 6.2. Volgens de definitie die in dit onderzoek wordt gehanteerd is er sprake van mobiel banditisme wanneer een inbraak wordt gepleegd door twee of meer daders met hun woon- of verblijfplaats buiten de regio IJsselland. In paragraaf 6.2 wordt daarom ook beschreven welk deel van alle daders van buiten de regio afkomstig is en met hoeveel personen gezamenlijk de bedrijfsinbraken over het algemeen worden gepleegd. Vervolgens wordt in paragraaf 6.3 ingezoomd op het mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken. Naast de omvang en ontwikkeling van het mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken komen ook de kenmerken van de daders zelf en de aard van de inbraken die zij plegen aan de orde. Ook de verschillen tussen mobiele bendes en andere daders van bedrijfsinbraken komen in deze paragraaf aan bod. 6.1 Oplossingspercentage van bedrijfsinbraken Het beeld dat in dit hoofdstuk wordt geschetst van de daders van bedrijfsinbraken in IJsselland heeft betrekking op de daders die bedrijfsinbraken pleegden in de periode Van 1999 tot en met 2006 zijn er in IJsselland in totaal bedrijfsinbraken gepleegd. Bij 879 van deze bedrijfsinbraken werd tenminste één verdachte bij de politie bekend, waarmee het oplossingspercentage van bedrijfsinbraken over de periode 1999 tot en met ,4 procent bedraagt. Bij één inbraak zijn soms meerdere verdachten betrokken, waardoor het totaal aantal verdachten bedraagt. Het beeld van de daders van bedrijfsinbraken dat in dit hoofdstuk wordt beschreven heeft dus betrekking op de daders van 15,4 procent van het totaal aantal inbraken en is gebaseerd op de kenmerken van personen. Bij het grootste deel van de bedrijfsinbraken is geen 38 De daders van bedrijfsinbraken in 1998 worden niet meegenomen in de analyse, omdat van hen niet alle gegevens bekend zijn. 52

54 verdachte bekend geworden. Het is mogelijk dat er verschillen bestaan tussen deze daders en de verdachten die wel bij de politie bekend zijn. De ontwikkeling van het oplossingspercentage van bedrijfsinbraken over de jaren is weergegeven in figuur 4 De gele lijn in de figuur is de trendlijn en laat zien dat het oplossingspercentage over de hele periode licht is afgenomen (-9,7 %). In 1999 is het oplossingspercentage 14,5 procent, in 2000 met 16,0 procent iets hoger en vervolgens in 2001 weer lager (14,1 %). Daarna stijgt het oplossingspercentage en piekt in 2003 met 19,0 procent, waarna het weer afneemt tot 13,1 procent in % 18% 16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% Figuur 4. Ontwikkeling van het oplossingspercentage van bedrijfsinbraken van Bron: BPS geladen op 16 april Algemeen beeld van de daders van bedrijfsinbraken In overeenstemming met de literatuur over daders van bedrijfsinbraken en daders in het algemeen zijn vrijwel alle daders van de bedrijfsinbraken gepleegd in IJsselland in de periode (n=1.589) van het mannelijk geslacht (96,3 %). Slechts 3,0 procent van de verdachten is vrouw en van 0,6 procent van de verdachten is het geslacht onbekend. Met 90 procent heeft de overgrote meerderheid van de bedrijfsinbrekers (n=1.589) de Nederlandse nationaliteit, 9,2 procent van de verdachten heeft een buitenlandse nationaliteit en van 0,2 procent is de nationaliteit onbekend. Onder de verdachten met de buitenlandse nationaliteit komt de Marokkaanse nationaliteit (2,8 %) het meest voor, gevolgd door de 53

55 Turkse (0,9 %), Poolse en Roemeense (beiden 0,8 %), Joegoslavische (0,7 %) en Irakese (0,6 %) nationaliteit. Andere nationaliteiten hebben allemaal een aandeel van minder dan 0,5 procent in de totale verdachtenpopulatie. Voor alle verdachten waarvan de leeftijd bekend is ligt de gemiddelde leeftijd op 26,0 jaar en de mediaan is 24,0 jaar. De jongste verdachte is 9 jaar en de oudste is 99 jaar. Het aantal verdachten stijgt snel vanaf de leeftijd van 14 jaar en piekt bij een leeftijd van 20 jaar, waarna het aantal verdachten afneemt naarmate de leeftijd hoger wordt. Voor de verdachten van bedrijfsinbraak van 2000 tot en met 2006 wordt in figuur 5 weergegeven of ze hun woongemeente binnen of buiten de regio hebben 39. In deze periode waren er bij de politie bekende verdachten van bedrijfsinbraak. Hiervan hebben 572 personen (41,1 %) hun woongemeente binnen de regio IJsselland en 415 personen (29,8 %) hebben hun woongemeente buiten de regio. Er zijn 404 (29,0 %) verdachten van bedrijfsinbraak met een bij de politie onbekende woongemeente. Voor een deel van deze verdachten met onbekende woongemeente geldt dat hun woonplaats werkelijk niet bij de politie bekend is. Tevens komt een deel van deze verdachten uit het buitenland 40 en voor een ander deel betreft het verdachten zonder vaste woon- of verblijfplaats. 50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% Verdachten van buiten de regio Verdachten van binnen de regio Verdachten met onbekende woon- of verblijfplaats Lineair (Verdachten van buiten de regio) Figuur 5. Ontwikkeling van het deel van de verdachten van binnen en buiten de regio en met een onbekende woonplaats. Bron: BPS geladen op 16 april Er wordt niet gekeken naar het jaar 1999, omdat voor dit jaar naast het deel van de verdachten waarvan de woongemeente niet bij de politie bekend is, ook van een deel van de verdachten de woongemeente niet bekend is, doordat deze gegevens niet zijn geladen in de BPS analyse database. 40 In het BPS wordt de woonplaats van de verdachte automatisch aan een gemeentenaam gekoppeld, maar voor buitenlandse woonplaatsen is dit niet mogelijk. 54

56 In figuur 5 geeft de gele lijn de trend weer van de ontwikkeling van het deel van de verdachten van bedrijfsinbraken dat van buiten de regio afkomstig is. Hoewel het deel van de verdachten van bedrijfsinbraak met een woongemeente buiten de regio vanaf 2002 een stijgende trend laat zien, is het percentage met een woongemeente buiten de regio in 2006 (28,0 %) lager dan in 2000 (28,6 %). Waarschijnlijk wordt de stijgende trend voor een deel veroorzaakt door de piek in 2005 (46,6 %), die op zijn beurt weer deels wordt veroorzaakt doordat in dat jaar het percentage van de verdachten met een onbekende woonplaats met 8,6 procent in vergelijking met de andere jaren erg laag is. Van de 572 verdachten van bedrijfsinbraken met hun woongemeente binnen de regio komen de meeste uit Zwolle (38,4 %) en Deventer (32,1 %). Dit is natuurlijk niet verassend gezien het de twee grootste plaatsen van de regio betreft. Vervolgens komt een redelijk deel van de verdachten uit Hardenberg (7,9 %), Kampen (6,0 %), Steenwijkerland (5,5 %) en Raalte (5,0 %). Slechts een klein deel van de verdachten komt uit Olst-Wijhe (1,5 %), Dalfsen (1,3 %), Ommen (1,1 %), Zwartewaterland (1,1 %) en Staphorst (0,2 %). Tabel 5. Aantal verdachten per inbraak. Aantal verdachten Aantal inbraken Percentage , , , ,4 5 of meer 32 3,6 Totaal ,0 Bron: BPS geladen op 16 april In tabel 5 is van de 879 bedrijfsinbraken van waarbij tenminste een verdachte bij de politie bekend is, het aantal verdachten per inbraak weergegeven. Bij een kleine meerderheid van de inbraken (54,2 %) is één verdachte bekend. Het deel van de inbraken met twee of meer verdachten is dus 46,8 %. Hiervan bestaat het grootste deel uit inbraken met twee verdachten (26,7 %) gevolgd door inbraken met drie verdachten (12,1 %). Het percentage inbraken met vier verdachten is met 3,4 procent veel lager. Bij de overige 3,6 procent van de inbraken zijn 5 of meer verdachten bekend. Het gemiddeld aantal verdachten per inbraak is 1,8. 55

57 Van de 403 inbraken die plaatsvonden in de periode waarbij wordt samen gepleegd zijn er 85 inbraken waarbij een of enkele verdachten hun woonplaats wel buiten de regio op meer dan 20 kilometer van de pleegplaats hebben en een of enkele andere personen van de dadergroep niet. Hoewel de afzonderlijke verdachten voldoen aan een het criterium voor de mobiliteit van mobiele bendes, vallen deze dadergroepen als geheel niet onder de definitie van mobiel banditisme. 6.3 Mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken in IJsselland In deze paragraaf wordt een beschrijving gegeven van het mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken in IJsselland. In paragraaf wordt eerst de omvang en ontwikkeling van het aantal bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes weergegeven. In paragraaf en wordt wat betreft de aard van het mobiel banditisme gekeken naar respectievelijk de verdachten van mobiel banditisme en de aard van de inbraken die zij plegen. Tot slot wordt in paragraaf ingegaan op de resultaten van de IGP opdracht die is uitgezet om extra informatie over de omvang van mobiel banditisme te vergaren Omvang en ontwikkeling van mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken Volgens de definitie die in dit onderzoek wordt gehanteerd is er sprake van mobiel banditisme wanneer er sprake is van twee of meer daders van buiten de regio IJsselland die op meer dan 20 kilometer afstand van de pleegplaats wonen. De bedrijfsinbraken met verdachten die aan deze definitie voldoen zijn geselecteerd uit het totale bestand van bedrijfsinbraken. Allereerst wordt gekeken welk aandeel mobiele bendes hebben in het aantal inbraken en vervolgens welk aandeel mobiele bendes hebben in de schade bij bedrijfsinbraken. In tabel 6 is het aantal bedrijfsinbraken te zien dat aan mobiel banditisme kan worden toegeschreven en in procenten het deel dat dit uitmaakt van het totaal aantal bedrijfsinbraken met een verdachte. Bij 879 van de in totaal bedrijfsinbraken in de periode werd tenminste één verdachte bij de politie bekend. De verdachten bij 103 van deze bedrijfsinbraken voldoen aan het criterium voor mobiel banditisme. In totaal waren er bij deze 103 bedrijfsinbraken 283 verdachten betrokken 41. Van de 103 bedrijfsinbraken 41 Dit zijn niet altijd unieke personen. 56

58 gepleegd door mobiele bendes betreft het in 77 gevallen een geslaagde inbraak en in 26 gevallen een poging tot inbraak. Over de hele periode betrof 25,2 procent van de bedrijfsinbraken waarbij mobiele bendes betrokken waren een poging tot inbraak. Dit percentage verschilt nogal per jaar, maar vanwege de lage aantallen per jaar worden hier geen conclusies aan verbonden over de ontwikkeling van het aantal pogingen tot inbraak door mobiele bendes. Over de periode kan 11,7 procent van de bedrijfsinbraken met een verdachte worden toegeschreven aan mobiel banditisme. Het aandeel van mobiele bendes in de bedrijfsinbraken in IJsselland is daarmee niet erg groot. Over de periode is er geen sprake van een dalende of stijgende trend wat betreft het percentage bedrijfsinbraken waarbij mobiele bendes betrokken zijn. In 2003 waren er met 6,8 procent het minst vaak mobiele bendes betrokken bij bedrijfsinbraken en in 2005 met 22,4 procent het vaakst. Ook in 2004 waren er met 15,5 procent relatief veel bedrijfsinbraken waarbij mobiele bendes betrokken waren. In 2006 is het aandeel van de mobiele bendes in het totaal aantal bedrijfsinbraken echter weer wat kleiner (12,0 %). Tabel 6. Omvang van mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken Jaar Geslaagde Pogingen tot Aandeel mobiel Totaal bedrijfsinbraken bedrijfsinbraak banditisme 42 (%) , , , , , , , ,0 Totaal ,7 Bron: BPS geladen op 16 april Een tweede manier om het aandeel van mobiele bendes in de bedrijfsinbraken in IJsselland te bepalen, is te kijken naar het aandeel in de schade 43 waarvoor mobiele bendes verantwoordelijk zijn. Dit is alleen mogelijk voor het jaar 2006, omdat voor alle 42 Aandeel van mobiel banditisme van het totaal aantal bedrijfsinbraken met een verdachte. 43 Schade in de zin van de waarde van de weggenomen goederen. 57

59 bedrijfsinbraken in dit jaar de waarde van de schade is vastgesteld. In totaal waren er in bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes en 73 bedrijfsinbraken met verdachten die niet onder de definitie van mobiel banditisme vallen. Van de 10 bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes bleef het in 4 gevallen bij een poging. Bij alle 6 geslaagde bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes zijn goederen weggenomen, echter slechts in 2 gevallen is de waarde van de weggenomen goederen bekend (in totaal 1.643,0 euro). Gezien de aard van de weggenomen goederen bij de overige 4 inbraken is de waarde van deze goederen waarschijnlijk niet gering, het gaat namelijk om onder andere een personenauto, LCD televisies en computers. Van de 73 bedrijfsinbraken gepleegd door andere daders dan mobiele bendes ging het in 12 gevallen om een poging en werden er dus geen goederen weggenomen. Van de overige 61 inbraken is in 29 gevallen de waarde van de schade bekend. De totale waarde van de weggenomen goederen bij deze inbraken bedraagt ,5 euro. Omdat bij slechts twee bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes in 2006 de waarde van de weggenomen goederen bekend is kunnen geen betrouwbare uitspraken gedaan worden over het aandeel van mobiele bendes in de schade van bedrijfsinbraken in In paragraaf wordt verder ingegaan op de waarde van de schade bij bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes en eventuele verschillen met de waarde van de schade bij bedrijfsinbraken gepleegd door andere daders Kenmerken van verdachten van mobiel banditisme en mobiele bendes Met 97,2 procent is overgrote meerderheid van de verdachten van mobiel banditisme van het mannelijk geslacht. Slechts 2,5 procent van de verdachten is vrouw ,8 procent van de verdachten van mobiel banditisme heeft de Nederlandse nationaliteit, 18,7 procent heeft een buitenlandse nationaliteit en van 2,5 procent van de verdachten is de nationaliteit onbekend. Onder de verdachten met een buitenlandse nationaliteit komt de Marokkaanse nationaliteit met 8,8 procent het meest voor, gevolgd door de Roemeense (2,8 %), Poolse (2,1 %) en de Surinaamse (1,1 %) nationaliteit. De overige voorkomende nationaliteiten zijn de Hongaarse, Irakese, Litouwse, Macedonische, Turkse en Joegoslavische nationaliteit met allemaal een aandeel van minder dan één procent. Een deel van de verdachten met de Nederlandse nationaliteit is wel in het buitenland is geboren. Echter met 61,8 procent is de meerderheid van de verdachten in Nederland geboren. 44 Van de overige 0,4 procent van de verdachten is het geslacht van de verdachte niet vastgelegd. 58

60 De leeftijdscurve van verdachten van mobiel banditisme (n=269) en van andere verdachten van bedrijfsinbraken (n=1.259) is weergegeven in figuur 6. De jongste verdachten van mobiel banditisme zijn 16 jaar en daarna stijgt de leeftijd snel tot een piekleeftijd van 19 jaar (9,3 %). Naarmate de leeftijd hoger wordt neemt het aantal verdachten af. Er is ook een redelijk aantal verdachten met een wat oudere leeftijd zo tussen de 25 en 30 jaar en een iets kleiner aantal rond de 40 á 45 jaar. De oudste verdachte van mobiel banditisme is 58 jaar. Voor andere verdachten van bedrijfsinbraken geldt dat de jongste 9 jaar is en de oudste 99 jaar 45. Zonder deze uitschieter van 99 jaar is de oudste verdachte 68 jaar. De leeftijd van de andere verdachten van bedrijfsinbraken piekt bij een leeftijd van 20 jaar (8,1 %). De gemiddelde leeftijd van verdachten van mobiel banditisme is 26,7 jaar en de mediaan is 25,0 jaar. De gemiddelde leeftijd van andere verdachten van bedrijfsinbraken is 25,9 jaar en de mediaan is 24,0 jaar. 10% 9% 8% 7% 6% 5% 4% 3% 2% 1% 0% Mobiel banditisme (n=269) Andere verdachten (n=1.259) Figuur 6. Frequentieverdeling van de leeftijd van de verdachten van bedrijfsinbraken op het moment van het plegen van de inbraak van Bron: BPS geladen op 16 april Omdat er bij mobiel banditisme per definitie sprake is van samenplegen, wordt gekeken naar het leeftijdsverschil tussen verdachten die samen een bedrijfsinbraak plegen 46. Bij 44,7 45 Ten behoeve van de overzichtelijkheid is de verdachte met een leeftijd van 99 jaar niet opgenomen in de grafiek van de leeftijdscurve. 46 Een volledig overzicht van de leeftijdsverschillen tussen de verdachten van mobiel banditisme die samen een bedrijfsinbraak plegen is te zien in tabel 4 in bijlage 3. 59

61 procent van de inbraken is het verschil in leeftijd tussen de jongste en oudste verdachte die samenplegen 5 jaar of minder. In 49,5 procent van de gevallen is het maximale leeftijdsverschil groter dan 5 jaar en in 24,3 procent van de gevallen is het leeftijdsverschil zelfs groter dan 10 jaar. Er bestaan dus regelmatig grote leeftijdsverschillen tussen de verdachten. In tabel 7 wordt weergegeven in welke Tabel 7. Woonprovincie en land van provincie de verdachten van mobiel banditisme verdachten van mobiel banditisme hun woon- of verblijfplaats hebben. Wat blijkt Woonplaats Aantal Percentage is dat 256 (90,5 %) van de 283 verdachten van mobiel banditisme hun woon- of verblijfplaats Nederland ,5 Utrecht 61 21,6 op het moment van het plegen van de inbraak Zuid-Holland 40 14,1 binnen Nederland hebben 47. Gelderland 38 13,4 19 personen (6,7 %) hebben hun woonplaats in Drenthe 34 12,0 het buitenland en van 8 (2,8 %) personen is het Noord-Holland 22 7,8 niet bekend waar zij hun woon- of verblijfplaats Overijssel 20 7,1 Flevoland 14 4,9 hebben. Groningen 11 3,9 Van de verdachten met hun woon- of Noord-Brabant 9 3,2 verblijfplaats binnen Nederland komen de Friesland 4 1,4 meesten, 61 personen, uit Utrecht, gevolgd door Limburg 3 1,1 Zuid-Holland met 40 personen, Gelderland met Zeeland 0 0,0 38 personen en Drenthe met 34 personen. Uit Buitenland 19 6,7 Noord-Holland, Overijssel en Flevoland komen Roemenië 8 2,8 minder verdachten en uit de provincies Polen 8 2,8 Groningen, Noord-Brabant, Friesland en Litouwen 2 0,7 Limburg komen de minste verdachten. Zeeland Tsjechië 1 0,4 sluit de rij, uit de deze provincie is geen enkele Onbekend 8 2,8 verdachte afkomstig. De aan de politieregio IJsselland grenzende Totaal ,0 provincies zijn Gelderland, Drenthe, Overijssel, Bron: BPS geladen op 16 april Flevoland en Friesland. Uit deze provincies komt in totaal 38,8 procent van de verdachten. 47 Het totaal van 283 verdachten bestaat niet uit alleen unieke verdachten. Er is echter gekozen om voor wat betreft woon- of verblijfplaats iets te zeggen over alle verdachten, omdat het gaat om de woon- of verblijfplaats op het moment van het plegen van het misdrijf, waardoor ook rekening wordt gehouden eventuele verhuizingen. 60

62 Een meerderheid van 61,2 % van de verdachten van mobiel banditisme komt dus uit niet aan de regio IJsselland grenzende provincies, voornamelijk uit Utrecht en Noord- en Zuid- Holland, of komt uit het buitenland. Slechts bij 7 bedrijfsinbraken (6,8 %) hebben alle verdachten hun woon- of verblijfplaats in het buitenland. De verdeling van de bedrijfsinbraken gepleegd door buitenlandse mobiele bendes over de jaren ziet er als volgt uit; in de jaren 1999, 2000, 2002 en 2004 is er telkens 1 gepleegd, en in Hoewel het om een zeer klein aantal gaat, is het opvallend dat het aantal mobiele bendes uit het buitenland in het laatste jaar het grootst is. Van de 7 inbraken gepleegd door buitenlandse mobiele bendes zijn er 5 gepleegd door unieke verdachtencombinaties en er is één verdachtencombinatie die twee keer voorkomt. Van de buitenlandse mobiele bendes bestonden er 5 uit 2 verdachten en 2 mobiele bendes bestonden uit 4 verdachten. Er zijn in totaal 18 verdachten bij betrokken, waarvan 16 unieke verdachten en 2 verdachten die ieder twee keer voorkomen. Van de buitenlandse mobiele bendes komen er 3 uit Roemenië, 3 uit Polen en 1 mobiele bende is afkomstig uit Litouwen. In tabel 8 is het aantal verdachten per inbraak weergegeven voor de inbraken gepleegd door mobiele bendes. Bij 58 bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes (56,3 %) zijn twee verdachten bekend. Bij 29 inbraken (28,2 %) zijn dit drie verdachten en bij 9 inbraken (8,7 %) zijn vier verdachten bekend. Bij 6,8 procent van de inbraken gepleegd door mobiele bendes zijn 5 of meer verdachten bekend. 5 en 6 verdachten per inbraak komt respectievelijk 3 en 2 keer voor. Één keer werd een inbraak gepleegd door een mobiele bende bestaande uit 7 personen en één keer door 10 personen. Tabel 8. Aantal verdachten per inbraak bij bedrijfsinbraken door mobiele bendes Aantal verdachten Aantal inbraken Percentage , , ,7 5 of meer 7 6,8 Totaal ,0 Bron: BPS geladen op 16 april

63 Het gemiddeld aantal verdachten per inbraak is voor zowel mobiele bendes als voor andere daders die gezamenlijk bedrijfsinbraken plegen 48 2,8 personen. Van 103 bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes zijn er 76 (73,8 %) gepleegd door verdachtencombinaties die één keer voorkomen in het bestand van mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken in IJsselland. 27 inbraken (26,2 %) zijn gepleegd door 10 verdachtencombinaties die meer dan één keer voorkomen. Hiervan kwamen 7 verdachtencombinaties 2 keer voor, één verdachtencombinatie komt 3 keer voor, één verdachtencombinatie kom 4 keer voor en één verdachtencombinatie komt 6 keer voor. Van de 283 verdachten van mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken zijn er 259 (91,5 %) die slechts één keer voorkomen als verdachte van mobiel banditisme. 24 verdachten van mobiel banditisme (8,5 %) komen vaker voor als verdachte van mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken in IJsselland. Van deze 24 verdachten komen er 17 tweemaal voor als verdachte van mobiel banditisme, 2 komen 3 keer voor, 3 komen 4 keer voor en 2 komen in totaal 6 keer voor als verdachte van mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken in IJsselland Aard van de inbraken gepleegd door mobiel banditisme en verschillen met inbraken gepleegd door andere daders Voor de 103 bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes wordt in deze paragraaf gekeken naar de pleegplaats, de dagen en tijden waarop de inbraken plaatsvinden, de manier van binnendringen, het soort bedrijven waar wordt ingebroken en de aard en omvang van de schade. Ook wordt nagegaan of er verschillen zijn in de bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes en de bedrijfsinbraken gepleegd door andere daders. Begonnen wordt met de plaats waar de bedrijfsinbraken door mobiele bendes worden gepleegd. In tabel 9 is het aantal inbraken weergegeven dat door de verschillende soorten daders in de verschillende gemeenten wordt gepleegd. 48 Het gaat om in totaal 300 inbraken die door twee of meer daders zijn gepleegd, en niet tot mobiel banditisme kunnen worden gerekend. 62

64 Tabel 9. Gemeente waarin bedrijfsinbraken worden gepleegd door mobiele bendes en andere daders in de periode Inbraken door mobiele bendes Inbraken door andere daders Pleeg gemeente Aantal Percentage Aantal Percentage Steden 29 28, ,6 Zwolle 20 19, ,1 Deventer 9 8, ,4 Plattelandsgemeenten 74 71, ,4 Hardenberg 26 25,2 71 9,1 Dalfsen 12 11,7 14 1,8 Kampen 8 7,8 54 7,0 Steenwijkerland 8 7,8 47 6,1 Raalte 7 6,8 35 4,5 Ommen 6 5,8 14 1,8 Zwartewaterland 3 2,9 19 2,4 Olst-Wijhe 2 1,9 13 1,7 Staphorst 2 1,9 8 1,0 Totaal , ,0 Bron: BPS geladen op 16 april Wat opvalt is dat inbraken gepleegd door mobiele bendes meestal in plattelandsgemeenten plaatsvinden (71,8 %), terwijl inbraken gepleegd door andere daders vooral in de steden plaatsvinden (64,6 %). Tussen het soort daders en het soort gemeente (stad of platteland) bestaat dan ook een statistisch significant verband (x² (1)=50,344 p<.001). Voor wat betreft de steden geldt dat inbraken door mobiele bendes vaker in Zwolle (19,4 %) dan in Deventer (8,7 %) worden gepleegd, terwijl door andere daders ongeveer evenveel inbraken in Zwolle (34,1 %) als in Deventer (30,4 %) worden gepleegd. Bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes in plattelandsgemeenten worden opvallend vaak in Hardenberg gepleegd (25,2 %). Een kleiner aantal bedrijfsinbraken door mobiele bendes vindt plaats in Dalfsen (11,7 %), Kampen (7,8 %) en Steenwijkerland (7,8 %). Van de inbraken gepleegd in plattelandsgemeenten door andere daders worden de meeste in Hardenberg (9,1 %), Kampen (7,0 %), Steenwijkerland (6,1 %) en Raalte (4,5 %) gepleegd. 63

65 Voor wat betreft de pleegplaats van bedrijfsinbraken wordt ook gekeken naar het deel van de bedrijfsinbraken dat op bedrijventerreinen plaatsvindt. Van de bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes (n=103) vindt het merendeel (64,1 %) plaats in bedrijven die niet op bedrijventerreinen liggen en een kleiner deel (35,9 %) in bedrijven op een bedrijventerrein. Eenzelfde beeld geldt voor de inbraken gepleegd door andere daders dan mobiele bendes (n=776) waarvan 67,7 procent en 32,5 procent wel op een bedrijventerrein plaatsvindt. Er bestaat dan ook geen significant verband tussen het soort daders en het wel of niet op een bedrijventerrein plegen van bedrijfsinbraken. Voor wat betreft de pleegdag worden bedrijfsinbraken door mobiele bendes vergeleken met de bedrijfsinbraken met andere verdachten dan mobiele bendes de periode Voor een relatief groot deel van alle inbraken is geen pleegdag of pleegtijd bekend of is deze niet betrouwbaar genoeg. Dit is het geval bij 21,4 procent van de inbraken door mobiele bendes en bij 36,0 procent van de inbraken door andere daders. Daarom worden de percentages berekend over alleen die inbraken waarvan wel een pleegdag of pleegtijd bekend is die betrouwbaar genoeg wordt geacht 49. Van de inbraken gepleegd door mobiele bendes wordt 14,8 procent op maandag gepleegd. Op dinsdag zijn dit er met 16,0 procent iets meer. Op woensdag en donderdag worden er vervolgens nog iets meer inbraken gepleegd (ieder 17,3 %). Bedrijfsinbraken worden het vaakst gepleegd op vrijdag (23,5 %), waarna vervolgens op zaterdag en zondag de minste inbraken door mobiele bendes worden gepleegd (4,9 en 6,2 %). Voor de bedrijfsinbraken gepleegd door andere daders geldt dat de spreiding van het aantal inbraken over de week gelijkmatiger is. Door andere daders worden de meeste inbraken op maandag gepleegd (17,1 %). Op de andere doordeweekse dagen wordt een kleiner deel van de inbraken gepleegd, echter per dag verschilt dit weinig. Ook door andere daders worden de minste inbraken in het weekend gepleegd (13,3 procent op zaterdag en 10,9 procent op zondag). Echter, het verschil met het aantal inbraken op doordeweekse dagen is kleiner dan bij inbraken door mobiele bendes. Hoewel er verschillen bestaan tussen mobiele bendes en andere daders betreffende de dagen waarop inbraken worden gepleegd, is er geen significant verband tussen het soort daders dat een bedrijfsinbraak pleegt en de pleegdag. 49 De pleegdagen van bedrijfsinbraken door mobiele bendes en door andere daders zijn in tabel 5 in bijlage 3 weergegeven in zowel absolute aantallen als in percentages. 64

66 De tijdstippen waarop bedrijfinbraken door mobiele bendes plaatsvinden liggen vooral in de avond en de nacht; 23,5 procent van de inbraken vindt plaats tussen en uur s avonds en 67,9 procent tussen en uur s nachts 50. Slechts 8,6 procent van de inbraken gebeurt overdag tussen uur en uur. De pleegtijden van inbraken met andere daders dan mobiele bendes komen vrijwel geheel overeen met die van inbraken gepleegd door mobiele bendes. Er bestaat dan ook geen significant verband tussen het soort daders dat een bedrijfsinbraak en de pleegtijd overdag, s avonds of s nachts 51. Wanneer wordt gekeken naar het aantal inbraken per uur gedurende de avond en nacht (n=74) blijkt dat tussen en uur zeer weinig inbraken door mobiele bendes worden gepleegd. De meeste inbraken door mobiele bendes gebeuren tussen en uur. Eenzelfde beeld van het aantal inbraken per uur tijdens de avond en nacht komt ook naar voren bij de inbraken gepleegd door andere daders dan mobiele bendes 52. Voor de manier van binnendringen, het soort bedrijven en de aard en omvang van de schade die hierna worden besproken geldt dat de bedrijfsinbraken waarmee een vergelijking wordt gemaakt een steekproef betreft van in totaal 240 bedrijfsinbraken gepleegd door andere daders dan mobiele bendes in de jaren 1999 tot en met 2006 (30 per jaar). Tabel 10 geeft een overzicht van de manieren waarop mobiele bendes een bedrijf binnendringen wanneer ze een inbraak plegen. De handelwijzen die het vaakst voorkomen zijn het forceren van een raam (43,7 %) of een deur (35,0 %). Ook door andere daders wordt het vaakst binnengedrongen door het forceren van een raam (60,0 %) of een deur (23,8 %), alleen wordt door hen relatief vaker een raam geforceerd en minder vaak een deur. Het forceren van het hekwerk rondom een bedrijf komt bij mobiele bendes met 8,7 procent op de tweede plaats als het gaat om de manier van binnendringen. Dit betekent dat men niet in het bedrijfspand zelf is geweest maar goederen heeft gestolen vanaf het terrein rondom het bedrijf. Bij andere daders komt deze manier van binnendringen iets minder vaak voor (4,2 %). De overige manieren van binnendringen komen bij mobiele bendes veel minder vaak voor, allemaal minder dan 5,0 procent. 50 Een volledig overzicht van de pleegtijden van bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes en andere daders is weergegeven in tabel 6 in bijlage De categorieën uur en uur zijn voor berekening van de chi-kwadraat samengenomen, omdat anders niet wordt voldaan aan de voorwaarde voor berekening van de chikwadraat dat niet meer dan 20 procent van de cellen een verwachte waarde van minder dan 5 heeft. 52 Een overzicht van het aantal inbraken per uur gedurende de avond en de nacht gepleegd door mobiele bendes en andere daders is te zien in tabel 7 in bijlage 3. 65

67 Tabel 10. Manier van binnendringen in een bedrijf ten behoeve van een inbraak door mobiele bendes en andere daders als percentage van het totaal aantal inbraken. Inbraken door mobiele bendes Inbraken door andere daders Manier van binnendringen Aantal Percentage Aantal Percentage Forceren raam 45 43, ,0 Forceren deur 36 35, ,8 Forceren hekwerk 9 8,7 10 4,2 Inklimming/insluiping 5 4,9 13 5,4 Forceren dak 4 3,9 3 1,3 Ramkraak 2 1,9 2 0,8 Forceren wand 1 1,0 2 0,8 Valse sleutel 1 1,0 7 2,9 Onbekend 0 0,0 2 0,8 Totaal , ,0 Bron: BPS geladen op 16 april Met de chi-kwadraat wordt bekeken of er een significant verband bestaat tussen het soort daders dat inbraken pleegt en de manier van binnendringen. De chi-kwadraat wordt berekend voor in totaal 327 inbraken waarbij de volgende manieren van binnendringen voorkomen; forceren raam, forceren deur, forceren hekwerk, inklimming/insluiping en gebruik van valse sleutel 53. Mobiele bendes blijken vaker dan andere daders binnen te dringen door het forceren van een deur en het forceren van een hekwerk en blijken minder vaak dan andere daders binnen te dringen door het forceren van een raam, inklimming/insluiping en het gebruik van een valse sleutel (x² (4)=10,817, p<.05). De meeste inbraken door mobiele bendes (52,4 %) vinden plaats bij bedrijven in de detailhandel 54. Hierna volgen op grote afstand bedrijven in de horeca (12,6 %), de productie (12,6 %) en de financiële en zakelijke dienstverlening (7,8 %). Bedrijven die vallen onder de categorieën overig, bouw, groothandel en transport vertegenwoordigen allemaal minder dan 5 % van de inbraken gepleegd door mobiele bendes. Opvallend is ten slotte dat bedrijven in 53 Voorwaarde voor berekening van de chi-kwadraat is dat niet meer dan 20 procent van de cellen een verwachte waarde van minder dan 5 heeft. Hieraan wordt niet voldaan wanneer binnendringen door middel van het forceren van de wand, het plafond en een ramkraak en de mogelijkheid onbekend ook worden meegenomen in de berekening. Deze mogelijkheden zijn daarom buiten beschouwing gelaten bij berekening van de chi-kwadraat. 54 Een volledig overzicht van zowel de absolute aantallen als percentages van het soort bedrijf waarin wordt ingebroken door mobiele bendes en andere daders is te vinden in tabel 8 in bijlage 3. 66

68 de categorie gezondheid, zoals tandartspraktijken, helemaal geen slachtoffer zijn geworden van inbraken gepleegd door mobiele bendes, terwijl deze categorie onder de inbraken gepleegd door andere daders wel voorkomt (2,1 %). Andere daders van bedrijfsinbraken breken in vergelijking met mobiele bendes iets vaker in bij bedrijven in de horeca (16,7 %), financiële en zakelijke dienstverlening (8,8 %), bouw (5,8 %), groothandel (4,2 %) en transport (2,9 %), terwijl ze minder vaak inbreken in de detailhandel (46,3 %) en in de productie (3,8 %). Er blijkt echter geen significant verband te bestaan tussen het soort daders en het soort bedrijven waarin wordt ingebroken 55. Omdat de meerderheid van de bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes plaatsvindt in de detailhandel, is voor de detailhandel meer specifiek bepaald om welk soort bedrijven het gaat. Hieruit blijkt dat het soort detailhandelsbedrijven waarin door mobiele bendes wordt ingebroken zeer divers is. In tabel 9 in bijlage 3 wordt een overzicht gegeven van het soort detailhandelsbedrijven waarin door mobiele bendes wordt ingebroken. Hoewel het gaat om kleine aantallen kan worden gezegd dat alleen in autobedrijven (16,7 %), elektronica/computerwinkels (13,0 %), apotheken (9,3 %) en drogisterijen (7,4 %) ten opzichte van andere detailhandelsbedrijven relatief vaak ingebroken wordt door mobiele bendes. Van de 103 bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes is er in 26 gevallen sprake van een poging en zijn er om die reden geen goederen weggenomen. Het soort goederen dat bij bedrijfsinbraken door mobiele bendes en andere daders is weggenomen wordt aangegeven in percentages. Dit om een vergelijking tussen het soort daders mogelijk te maken. Hierbij moet opgemerkt worden dat dit het beeld voor wat betreft de goederen weggenomen door mobiele bendes enigszins kan vertekenen, doordat het totaal aantal geslaagde inbraken door mobiele bendes slechts 77 bedraagt. Tevens moet opgemerkt worden dat het totaal van de percentages groter is dan 100 procent, omdat bij een aantal inbraken meer dan een soort goed is weggenomen. Een tabel met zowel de absolute aantallen als percentages van de weggenomen goederen door de verschillende daders is weergegeven in tabel 10 in bijlage 3. Bij de 77 geslaagde inbraken gepleegd door mobiele bendes is geld het vaakst gestolen (28,6 %), gevolgd door elektronica (23,4 %) en materialen en/of machines (13,0 %). Bij 7,8 procent van de geslaagde inbraken gepleegd door mobiele bendes zijn auto en/of motor (- 55 De categorieën onbekend en gezondheid zijn niet meegenomen in de berekening van de chikwadraat, omdat dan niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat niet meer dan 20 procent van de cellen een verwachte waarde van minder dan 5 heeft. Voor wat betreft de categorieën onbekend en gezondheid kunnen dus geen uitspraken worden gedaan over de significantie van de verschillen. 67

69 artikelen) weggenomen. Drogisterijartikelen, kleding, tabak en levensmiddelen zijn elk bij 3,9 procent van bedrijfsinbraken weggenomen. Opvallend is dat sieraden en/of brillen door mobiele bendes geen enkele keer bij een bedrijfsinbraak zijn gestolen, terwijl andere daders dit wel hebben weggenomen. Bij 16,9 procent van de inbraken zijn tenslotte geen goederen weggenomen. Bij inbraken gepleegd door andere daders is niet geld, maar elektronica het vaakst weggenomen (26,4 %). Geld wordt bij 21,3 procent van de inbraken door andere daders weggenomen. Op de derde plaats staan levensmiddelen (9,8 %), gevolgd door materialen en/of machines (8,1 %), tabak (7,2 %) en auto en/of motor (-onderdelen) (5,5 %). Sieraden en/of brillen (2,1 %), kleding (1,7 %) en drogisterijartikelen (1,3 %), worden door andere daders het minst weggenomen. Met de chi-kwadraat wordt vastgesteld of er een verband bestaat tussen het soort daders en het soort weggenomen goederen. Opgemerkt moet worden dat wordt gerekend met het absolute aantal per soort goederen dat is weggenomen, waarbij het totaal kan afwijken van het totaal aantal geslaagde inbraken, doordat bij 1 inbraak meerdere soorten goederen kunnen worden weggenomen. De verwachte waarden in de kruistabel worden dus niet berekend ten opzichte van het totaal aantal geslaagde bedrijfsinbraken, maar ten opzichte van het totaal van het aantal soorten weggenomen goederen. Er blijkt geen significant verband te bestaan tussen het soort daders en het soort goederen dat bij een bedrijfsinbraak wordt weggenomen 56. In tabel 11 wordt van de minimale waarde per goed het gemiddelde en de mediaan weergegeven 57. Voor elk goed staat het aantal vermeld waarvan de waarde bekend is. In de tabel is te zien dat de aantallen per soort weggenomen goed waarvan de waarde bekend is vaak erg laag zijn. Dit betekent dat de gegevens in de tabel kritisch moeten worden bekeken. De waarde per soort goed is bij auto en/of motor (-onderdelen) het hoogst met een gemiddelde waarde van ,2 euro en de mediaan is met ,0 euro zelfs nog iets 56 De categorieën drogisterijartikelen, sieraden en/of brillen, onbekend en overig zijn bij berekening van de chi-kwadraat buiten beschouwing gelaten, omdat dan niet kon worden voldaan aan de voorwaarde dat niet meer dan 20 procent van de cellen een verwachte waarde van minder dan 5 heeft. 57 De bedragen die worden weergegeven zijn gebaseerd op de waardes van de weggenomen goederen zoals die zijn vermeld in de processen verbaal van aangifte of, indien aanwezig, in de goederenbijlagen. Een probleem hierbij is dat het niet duidelijk is waaruit de genoemde bedragen precies bestaan; de vervangingswaarde, inkoopprijs of verkoopprijs of rekening is gehouden met afschrijving en of de bedragen in- of exclusief BTW zijn. 68

70 hoger. Na auto en/of motor (-onderdelen) is de waarde van de goederen het hoogst wanneer er tabak wordt gestolen, namelijk ,0 euro. Echter de n is bij tabak slechts 1 en het is niet duidelijk in hoeverre deze waarde representatief is voor andere inbraken door mobiele bendes waarbij tabak is weggenomen. De gemiddelde waarde ligt een stuk lager wanneer er kleding (4.077,5 euro), elektronica (3.558,7 euro), drogisterijartikelen (3.294,0) en materialen/machines (1.886,8) worden weggenomen. Bij elektronica, materialen/machines en vooral drogisterijartikelen is de mediaan een stuk lager dan het gemiddelde, wat betekent dat het hogere gemiddelde waarschijnlijk wordt veroorzaakt door een (aantal) uitschieter(s) naar boven. Wanneer er geld en levensmiddelen worden weggenomen is de gemiddelde waarde het laagst met respectievelijk 685,2 en 150,5 euro. Tabel 11. Gemiddelde waarde per weggenomen goed bij inbraken door mobiele bendes en inbraken door andere daders. Inbraken door mobiele bendes Inbraken door andere daders Weggenomen Gemiddelde Gemiddelde Aantal (n) Mediaan Aantal (n) goederen waarde waarde Mediaan Auto/motor , , , ,9 Tabak , , ,6 378,9 Kleding , , , ,2 Electronica , , , ,0 Drogisterijartikelen ,0 436, , ,1 Materialen/machines , , , ,0 Geld , ,4 436,1 Levensmiddelen 2 150,5 150, ,8 190,0 Sieraden/brillen ,0 567,5 Overig ,6 340,0 Bron: BPS geladen op 16 april Wanneer er auto en/of motor (-onderdelen), tabak of kleding wordt weggenomen, is de waarde hiervan veel lager wanneer de inbraak wordt gepleegd door andere daders dan mobiele bendes. De waarde van gestolen drogisterijartikelen daarentegen, is bij bedrijfsinbraken gepleegd door andere daders juist weer veel hoger. Voor de andere goederen geldt dat er slechts kleine verschillen in waarde bestaan tussen bedrijfsinbraken met mobiele bendes als dader en bedrijfsinbraken met andere daders. 69

71 Voor de in totaal 77 geslaagde bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes kan ook iets gezegd worden over de minimale waarde van de weggenomen goederen per bedrijfsinbraak 58. De waarde van de weggenomen goederen per inbraak is in 17 gevallen (22,1 %) onbekend. Bij inbraken door andere daders is dit bij 32,2 procent van de inbraken het geval. Bij 13 geslaagde inbraken door mobiele bendes (16,9 %) zijn er geen goederen gestolen en is de waarde van de weggenomen goederen dus 0 euro. Van de geslaagde inbraken gepleegd door andere daders zijn in 14,1 procent van de gevallen geen goederen weggenomen. Bij de 47 inbraken door mobiele bendes waarbij goederen zijn weggenomen is de waarde van de weggenomen goederen gemiddeld 3.829,0 euro en de mediaan is 1.000,0 euro. Bij de 110 inbraken door andere daders waarbij goederen zijn weggenomen is de gemiddelde waarde van de goederen 3.397,5 euro en mediaan is 1.093,9 euro. De gemiddelde waarde van de weggenomen goederen bij inbraken waarbij goederen zijn weggenomen is bij inbraken gepleegd door andere daders dus 431,5 euro minder dan bij inbraken gepleegd door mobiele bendes. Dit verschil is niet significant. De totale waarde van de weggenomen goederen bij de van 1999 tot en met 2006 gepleegde bedrijfsinbraken door mobiele bendes 59 bedraagt ,0 euro. Van de 103 bedrijfsinbraken die door mobiele bendes zijn gepleegd is in 83 gevallen (80,6 %) de waarde van de braakschade niet bekend. Bij bedrijfsinbraken gepleegd door andere daders is dit bij 87,5 procent van de inbraken het geval. Van de 20 inbraken gepleegd door mobiele bendes (19,4 %) waarbij de waarde van de braakschade wel bekend is, is er in 4 gevallen geen braakschade. Voor de 16 inbraken gepleegd door mobiele bendes waarbij braakschade is opgetreden bedraagt de gemiddelde waarde 1.560,1 euro en de mediaan 600,0 euro. Bij inbraken gepleegd door andere daders is dit gemiddelde iets lager met 1.253,8 euro en een mediaan van 317,8 euro. Echter er is geen significant verschil in de gemiddelde waarde van de braakschade tussen het soort daders. De totale waarde van de braakschade bij de 16 geslaagde bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes waarbij sprake is van braakschade bedraagt ,0 euro. 58 Niet duidelijk is waaruit de bedragen zijn opgebouwd. Een bijkomend probleem is dat bij een inbraak soms van een deel van de gestolen goederen de waarde wel bekend is, maar van een ander deel niet. Hoewel dit leidt tot een onderschatting, is in deze gevallen het bedrag overgenomen van de goederen waarvan de waarde wel bekend is. 59 Berekend voor de 60 geslaagde bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes waarbij de waarde van de weggenomen goederen bekend is. 70

72 6.2.4 Informatie Gestuurde Politie opdracht mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken In paragraaf is beschreven welk deel van het totale aantal bedrijfsinbraken in IJsselland op basis van BPS registraties is toe te schrijven aan mobiel banditisme. Als aanvulling op het BPS als informatiebron is een IGP opdracht uitgezet met als doel informatie te verzamelen die een indicatie geeft voor de aan- of afwezigheid van mobiele bendes in IJsselland die bedrijfsinbraken plegen of van plan zijn deze te plegen. De belangrijkste resultaten van de IGP opdracht en de surveillancerapporten van de beveiligingsbedrijven zijn samengevat in tabel 12. Tabel 12. Samenvatting resultaten IGP opdracht en surveillancerapporten beveiligingsbedrijven Omschrijving Aantal Door noodhulp t.b.v. IGP opdracht waargenomen verdachte situaties 24 Door beveiligingsbedrijven waargenomen verdachte situaties 21 Totaal aantal waargenomen verdachte situaties 45 Verdachte voertuigen 43 Verdachte personen zonder voertuig 2 Verdachte voertuigen waarvan volledig kenteken genoteerd 41 Verdachte voertuigen met buitenlands kenteken 9 Verdachte voertuigen met kentekenhouder bekend 32 Unieke verdachte voertuigen met kentekenhouder bekend 30 Kentekenhouders met woonplaats buiten regio* 13 Kentekenhouders met incidenten* 7 Kentekenhouders met eerdere inbraken* 3 Kentekenhouders met incidenten én met woonplaats buiten regio* 3 Aantal gecontroleerde inzittenden 1 Inzittenden met woonplaats buiten regio 1 Inzittenden met incidenten 1 Inzittenden met eerdere inbraken 0 Inzittenden met incidenten én met woonplaats buiten regio 1 * Het gaat om unieke personen. 71

73 Door de noodhulp van de nachtdienst is er in de periode van 22 mei 2007 tot 1 juli keer gemuteerd onder het speciaal voor de IGP opdracht aangemaakte mutatienummer. Hiervan bevat een groot deel slechts de mededeling dat er geen bijzonderheden zijn aangetroffen. In totaal hebben de noodhulpdiensten in de periode van 22 mei 2007 tot 1 juli 2007 tussen uur en uur 24 verdachte situaties aangetroffen. Door de beveiligingsbedrijven Veneberg en Securitas zijn er op en rondom bedrijventerreinen in de periode van de IGP opdracht in totaal 21 verdachte situaties waargenomen die mogelijk verband houden met bedrijfsinbraken. In deze paragraaf wordt een beschrijving gegeven van het totaal van de verdachte situaties die door de noodhulpdiensten en de beveiligingsbedrijven zijn waargenomen en heeft dus betrekking op in totaal 45 verdachte situaties. Van de 45 verdachte situaties ging het in 43 gevallen om een verdacht voertuig en in 2 gevallen betrof het verdachte personen zonder voertuig. Van 41 voertuigen is een volledig kenteken bekend. In 9 gevallen betrof het een buitenlands kenteken, waaronder 4 Poolse kentekens, 2 Litouwse kentekens, 1 Italiaans en 1 Spaans kenteken en een kenteken waarvan het land van herkomst niet bekend is. Van de buitenlandse kentekens zijn de kentekenhouders niet bekend, waardoor er ook geen informatie is over de woonplaats en eventuele eerder gepleegde strafbare feiten van deze personen. De overige 32 kentekenhouders betroffen 30 unieke personen; twee personen kwamen in dezelfde omgeving op twee verschillende dagen en tijdstippen voor. Beide personen hebben reeds eerder strafbare feiten gepleegd. Uiteindelijk zijn er dus 30 unieke kentekenhouders, waaronder 7 personen met eerdere strafbare feiten. Opvallend is dat deze 7 personen allemaal meer dan één strafbaar feit hebben gepleegd. Van de 7 personen met strafbare feiten hebben 3 personen een of meerdere inbraken op hun naam staan. Opmerkelijk is dat 2 van deze personen ieder meer dan 5 inbraken hebben gepleegd en ook eenvoudigere diefstallen op hun naam hebben staan. Andere misdrijven die voorkomen zijn onder andere; diefstal, mishandeling, openlijke geweldpleging, oplichting, vernieling, verduistering en heling. 13 van de 30 unieke kentekenhouders hebben hun woonplaats buiten de regio IJsselland, waarvan slechts 3 verdachten ook incidenten hebben. Onder deze incidenten komen geen inbraken voor. De eerdere incidenten van de kentekenhouders van buiten de regio vonden plaats in de politieregio s Utrecht, Midden- en West-Brabant, Drenthe en IJsselland. 72

74 Slechts in één geval werd er een inzittende gecontroleerd. Deze persoon was niet de kentekenhouder, doordat het om een lease auto ging. Deze persoon is reeds eerder in aanraking geweest met de politie wegens mishandelingen en diefstal met geweld. Over de hele periode is het vaakst (23 keer) op of rondom bedrijventerreinen in Zwolle een verdachte situatie aangetroffen, gevolgd door Deventer met 15 en Staphorst met 4 keer. Één keer is een verdachte situatie waargenomen in Tuk en één keer in Raalte 60. In de periode van de IGP opdracht zijn er in totaal 32 bedrijfsinbraken gepleegd op bedrijventerreinen. In 25 gevallen ging het om een geslaagde inbraak en in 7 gevallen was er sprake van een poging. Slechts in één geval (een geslaagde inbraak in Hardenberg) is er een verdachte bekend. Opmerkelijk genoeg gaat het in dit geval om twee verdachten afkomstig uit Polen, dus een geval van mobiel banditisme. Deze inbraak kan qua kenteken, verdachten, tijd en plaats niet in verband worden gebracht met een waargenomen verdachte situatie. Door de noodhulp en de beveiligingsbedrijven zijn er dus meer verdachte situaties (45) waargenomen dan dat er inbraken (32) zijn gepleegd. Om te kijken of de waargenomen verdachte situaties verband houden met de gepleegde (pogingen tot) bedrijfsinbraken, wordt eerst gekeken of er verdachte situaties zijn die op dezelfde datum in dezelfde plaats hebben plaatsgevonden als een gepleegde (poging tot) bedrijfsinbraak 61. Er zijn 8 bedrijfsinbraken gepleegd waarbij op dezelfde dag ook een verdachte situatie in dezelfde plaats is waargenomen. Echter geen van deze verdachte situaties en bedrijfsinbraken vonden ook op hetzelfde bedrijventerrein plaats. De mogelijkheid bestaat dat men ten tijde dat de verdachte situatie werd waargenomen bezig was met de voorbereiding van een bedrijfsinbraak, door bijvoorbeeld het verkennen van de omgeving. Echter, er zijn geen straten waar op een eerste datum een verdachte situatie is waargenomen en op een latere datum een bedrijfsinbraak heeft plaatsgevonden. Er zijn 2 bedrijventerreinen waarop op een eerste datum een verdachte situatie is waargenomen en op een latere datum een bedrijfsinbraak heeft plaatsgevonden. 60 Ook één keer is de plaats waar de verdachte situatie is waargenomen niet ingevuld. 61 Er wordt ook gekeken naar verdachte situaties en inbraken die qua datum een dag verschillen, maar waarvan de een in de avond voor plaatsvond en een in de nacht daaropvolgend. 73

75 7. Discussie Het voornaamste doel van dit onderzoek is het beantwoorden van de vraag of er in de regio IJsselland mobiele bendes betrokken zijn bij bedrijfsinbraken en, zo ja, of er verschillen zijn met de andere daders van bedrijfsinbraken in IJsselland. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de onderzoeksresultaten die in hoofdstuk 5 en 6 reeds zijn beschreven, om zo tot beantwoording van deze hoofdvraag te komen. De resultaten worden geïnterpreteerd in het licht van criminologische theorieën en eerdere onderzoeken naar mobiel banditisme en bedrijfsinbraken. Voor bespreking van de resultaten wordt ongeveer dezelfde volgorde aangehouden als in de voorgaande hoofdstukken. Tot slot worden de beperkingen van dit onderzoek besproken. 7.1 Bespreking van de onderzoeksresultaten Aard, omvang en ontwikkeling van bedrijfsinbraken Er is sprake van een dalende trend van het aantal bedrijfsinbraken over de periode Hoewel deze daling niet helemaal stabiel is over alle jaren met een uitschieter omlaag in 2001 en een uitschieter omhoog in 2002, is er vanaf 2002 tot en met 2006 sprake van een significante daling van het aantal bedrijfsinbraken in IJsselland. Deze daling van het aantal geregistreerde bedrijfsinbraken in IJsselland komt overeen met de daling van het aantal bedrijfsinbraken dat uit de slachtofferenquête van de Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2006 naar voren komt. Ondanks een daling van het absolute aantal inbraken zou er theoretisch sprake kunnen zijn van een stijging van de schade door bedrijfsinbraken, door een stijging van de schade per bedrijfsinbraak. Op grond van dit onderzoek kan hierover niets worden gezegd, echter uit de Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2006 komt naar voren dat in ieder geval de laatste 2 jaar sprake is van een daling van de materiële schade als gevolg van bedrijfsinbraken. Het soort bedrijven dat het meest geconfronteerd wordt met bedrijfsinbraken zijn bedrijven in de detailhandel, gevolgd door bedrijven in de financiële en zakelijke dienstverlening en de bouw. In bedrijven in de transportsector in IJsselland komen de minste inbraken voor. Uit de MCB 2006 komt echter naar voren dat relatief veel bedrijven in de transportsector slachtoffer worden van bedrijfsinbraak en minder bedrijven in de horeca, bouw, detailhandel 74

76 en zakelijke dienstverlening. Dit verschil kan verklaard worden doordat dit onderzoek is gedaan op basis van politieregistraties en de MCB zich baseert op slachtofferenquêtes bij bedrijven. Dat bijvoorbeeld de detailhandel uit deze enquête naar voren komt als sector waar minder bedrijfsinbraken plaatsvinden, terwijl ze in de politieregistraties wel vaak voor komen, wordt waarschijnlijk veroorzaakt doordat er simpelweg veel detailhandelsbedrijven zijn, waardoor het percentage detailhandelsbedrijven dat slachtoffer wordt relatief laag is. Vergelijkbaar met het in 1995 door Kruissink uitgevoerde onderzoek naar bedrijfsinbraken komt ook uit dit onderzoek naar voren dat elektronica, geld en materialen/machines en/of gereedschappen relatief vaak gestolen worden. Voor wat betreft de schade die door een bedrijfsinbraak ontstaat kan vrijwel alleen iets worden gezegd over de waarde van de weggenomen goederen. Er is ook gekeken naar de braakschade, waarbij opvallend is dat er bij slechts een heel klein deel van de bedrijfsinbraken helemaal geen braakschade is opgetreden. Een bedrijfsinbraak, en ook een poging daartoe, brengt dus vrijwel altijd braakschade met zich mee. Over de waarde van de braakschade is helaas erg weinig bekend. Over eventuele immateriële schade en/of gevolgschade door bedrijfsinbraken is helemaal niets bekend. Wat betreft de waardes van de weggenomen goederen hebben de onderzoeksresultaten de beperking dat onbekend is waaruit de bedragen zijn opgebouwd. De gemiddelde waarde van de bij een inbraak gestolen goederen ligt op 8.695,6 euro, maar komt in 50 procent van de gevallen niet boven de 1.450,0 euro. Dit betekent dat het hoge gemiddelde wordt veroorzaakt door enkele uitschieters. Uit het onderzoek van Kruissink kwam een lagere gemiddelde waarde van 3.612,0 euro naar voren. Waarschijnlijk wordt dit verschil deels veroorzaakt doordat in beide onderzoeken sprake was van uitschieters. Ook uit Kruissinks onderzoek kwam namelijk naar voren dat de waarde van de weggenomen goederen per bedrijfsinbraak sterk varieert (Kruissink, 1995). Het binnendringen in een bedrijf ten behoeve van een bedrijfsinbraak gebeurt meestal door het forceren van een raam of deur en in mindere mate door het forceren van een hekwerk of door inklimming en/of insluiping. Ook uit het onderzoek van Kruissink bleek dat binnendringen door iets te forceren, zoals verbreken of inslaan, het vaakst voorkomt bij bedrijfsinbraak. Opvallend is dat de pleegdagen van bedrijfsinbraken in IJsselland sterk verschillen met de resultaten van Kruissinks onderzoek. In IJsselland blijken in het weekend de minste bedrijfsinbraken te worden gepleegd, terwijl in het onderzoek van Kruissink in het weekend juist de meeste inbraken plaatsvinden (Kruissink, 1995). Dat juist in het weekend meer 75

77 bedrijfsinbraken worden gepleegd ligt voor de hand, omdat veel bedrijven dan gesloten zijn, waardoor de kans op ontdekking door nog aanwezig personeel kleiner is. Een verklaring voor dit opvallende resultaat is wellicht dat inbreken doordeweeks of in het weekend voor bedrijfsinbrekers toch niet zo n verschil maakt, doordat er toch het meest s nachts en ook wel s avonds wordt ingebroken en de kans dat er in het bedrijf nog personeel aanwezig is sowieso klein is. Mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken Zowel bij de politie IJsselland als op verschillende andere plaatsen maakt men zich zorgen over een eventuele opkomst van mobiel banditisme. Echter, slechts 11,7 procent van de in de periode in het BPS geregistreerde bedrijfsinbraken met een verdachte kan worden toegeschreven aan mobiel banditisme. Voor wat betreft de ontwikkeling van mobiel banditisme is eerst breder bekeken welk deel van de verdachten van buiten de regio afkomstig is. Hierin is geen duidelijke stijging of daling te zien. In 2005 is het deel van de verdachten dat van buiten de regio afkomstig is opeens opvallend hoog. Dit opvallende resultaat is naar alle waarschijnlijkheid te wijten aan het veel vaker registreren van de woon- of verblijfplaats van verdachten in dat jaar in vergelijking met andere jaren. Er is in 2005 namelijk maar een zeer klein percentage verdachten met een onbekende woon- of verblijfplaats. Er kan geen verklaring worden gegeven voor het vaker registreren van de woonplaatsen van verdachten. Wel geeft het aan dat van de verdachten met een onbekende woonplaats een groot deel van buiten de regio afkomstig is, en wanneer dit deel wordt meegeteld het deel van de verdachten dat van binnen en buiten de regio afkomstig is min of meer gelijk is. In de ontwikkeling van het aandeel van mobiele bendes in de bedrijfsinbraken met een verdachte is eveneens geen duidelijke stijging of daling waar te nemen. De afname van het totaal aantal bedrijfsinbraken in IJsselland ondersteunt de uitkomst dat er geen stijging is van mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken. Een eventuele toename van het mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken zou immers ook terug te zien zijn in het aantal geregistreerde bedrijfsinbraken. De resultaten van dit onderzoek weerspreken dus het idee dat het mobiel banditisme toeneemt. Hoewel mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken relatief weinig voorkomt wordt toch nog steeds een deel van de bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes. Het ontbreekt echter aan criminologische theorieën die hiervoor een goede verklaring kunnen geven. 76

78 Een eerste beperking van de criminologische theorieën is dat zij vrijwel geen verklaring kunnen geven voor de grote mobiliteit van mobiele bendes. De routine activiteiten, distance decay functie en de awareness space richten zich voornamelijk op de woonplaats van de dader en het gebied waarin zijn dagelijkse activiteiten zich afspelen en redeneren van hieruit verder om tot een uitspraak te komen over de pleegplaatsen van daders. Echter, bij mobiel banditisme gaat dit, gezien de grote afstanden die zij afleggen, niet op. Voor mobiele bendes spelen mogelijk andere factoren dan alleen de woonplaats van de dader(s) een grotere rol bij de keuze voor een pleegplaats. De gelegenheidstheorie zegt hier iets over in de zin dat volgens de theorie criminaliteit wordt bepaald door de mogelijkheden die de omgeving hiervoor biedt. Echter, ook op grond van de gelegenheidstheorie wordt weinig mobiel banditisme verwacht, doordat vrijwel overal en niet alleen ver van huis geschikte doelwitten zijn te vinden. Een verklaring voor mobiel banditisme is wellicht dat voor mobiele bendes ook andere gelegenheidsstructuren die een doelwit geschikt maken een rol spelen, zoals de aanwezigheid van vluchtroutes. Zo is het opvallend dat door mobiele bendes de meeste inbraken in bedrijven in plattelandsgemeenten worden gepleegd, terwijl andere daders dit meer doen in de steden Zwolle en Deventer. Dit kan komen doordat het vanuit een plattelandsgemeente makkelijker is om na een inbraak te vluchten. Vanuit een plattelandsgemeente ben je mogelijk sneller weer op een hoofdweg of autosnelweg, terwijl er bij een stad wellicht een betere bekendheid met het gebied noodzakelijk is om snel te kunnen vluchten. Dat mobiele bendes voornamelijk misdrijven plegen in plattelandsgemeenten komt overeen met hetgeen uit de onderzoeken Rameta en Polaris over de werkwijze van mobiele bendes naar voren kwam. Een tweede beperking van de criminologische theorievorming is dat deze vrijwel geheel is gebaseerd op individuele daders die delicten plegen. Volgens de distance decay functie, de awareness space en de routine activiteitentheorie is het de woonplaats van de individuele dader die bepalend is voor de keuze van de pleegplaats, maar er wordt niets gezegd over de invloed van samenplegen op de keuze van de pleegplaats. Naast het mobiel banditisme is het een interessant gegeven dat van de bedrijfsinbraken in IJsselland die werden samen gepleegd ook iets minder dan een kwart werd uitgevoerd door dadergroepen waarvan een of enkele daders hun woonplaats wél buiten de regio op meer dan 20 kilometer van de pleegplaats hebben, maar één of enkele andere personen van de dadergroep niet. De rationele keuze theorie is de enige theorie die een eventuele verklaring zou kunnen geven voor het bij uitzondering voorkomen van mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken, namelijk 77

79 de verklaring dat dit simpelweg meer opbrengt dan het kost en mobiele bendes dus rationelere afwegingen maken dan andere daders. Aangezien de kosten van het plegen van bedrijfsinbraken in de vorm van mobiel banditisme hoger zijn door onder andere extra reiskosten en onbekendheid met het gebied, wordt verwacht dat de inbraken gepleegd door mobiele bendes een grotere buit opleveren, anders loont deze extra moeite immers niet. Echter de waarde van de weggenomen goederen per bedrijfsinbraak verschilt niet significant tussen bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes en door andere daders. Ook de rationele keuze theorie lijkt dus geen afdoende verklaring te bieden voor mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken. Ook wat betreft andere aspecten van de inbraak zijn er opvallend weinig verschillen tussen mobiele bendes en andere daders van bedrijfsinbraken. Er is geen verschil aangaande het soort bedrijven waar wordt ingebroken, het soort gestolen goederen, de waarde van de braakschade, de dagen en tijden waarop de bedrijfsinbraken worden gepleegd en het plegen van de inbraak wel of niet op een bedrijventerrein. Er bestaat wel een verband tussen de manier van binnendringen bij een bedrijfsinbraak en het soort daders, maar dit houdt waarschijnlijk niet direct verband met de kosten en baten die het plegen van de inbraak met zich meebrengt. De meeste verdachten van mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken zijn man en hebben een leeftijd van gemiddeld 26,7 jaar. Een grote meerderheid van de verdachten heeft de Nederlandse nationaliteit en een iets kleinere meerderheid is in Nederland geboren. De woon- of verblijfplaats van de verdachten ligt meestal binnen Nederland (90,5 %). Van deze Nederlandse verdachten komt de meerderheid uit een niet aan de politie IJsselland grenzende provincie, vooral uit Utrecht, Zuid- en Noord-Holland. Slechts 6,8 procent van de mobiele bendes komt uit het buitenland en wel uit Roemenië, Polen en Litouwen. Hoewel in de politiek en de media dus voornamelijk wordt gesproken over mobiel banditisme uit Oost- Europa, geldt voor mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken in IJsselland dat de meeste mobiele bendes uit Nederland afkomstig zijn. Mobiele bendes plegen hun inbraken meestal met 2 of 3 personen gezamenlijk. Echt grote groepen personen die samen een inbraak plegen komen vrijwel niet voor. De meerderheid van de (verdachten van) mobiele bendes komt bij de politie IJsselland slechts één keer voor als verdachte van mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken. Verwacht kan worden dat in de werkelijkheid het aantal verdachten en het aantal mobiele bendes dat zich vaker schuldig maakt aan mobiel banditisme groter is. Dit omdat mobiele bendes minder dan andere daders 78

80 gebonden zullen zijn aan een bepaalde pleegplaats en dus ook in andere politieregio s voor kunnen komen voor mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken en gezien het feit dat lang niet alle bedrijfsinbraken opgelost worden IGP opdracht mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken Naast een analyse van de in het BPS geregistreerde bedrijfsinbraken en zijn daders, is een IGP opdracht uitgezet om ook op een andere manier iets te kunnen zeggen over de aan- of afwezigheid van mobiele bendes in IJsselland die bedrijfsinbraken (willen) plegen. Bij mobiel banditisme moet er sprake zijn van tenminste twee daders. Dit kan voor de waargenomen verdachte situaties niet worden vastgesteld, omdat niet is genoteerd om hoeveel betrokken personen het ging. Het aantal kentekenhouders van buiten de regio (14) is wel vastgesteld. Daarbij zijn er 9 buitenlandse kentekens waargenomen, met naar alle waarschijnlijkheid ook kentekenhouders van buiten de regio; uit het buitenland. Tenslotte zijn 3 kentekenhouders en 1 inzittende van buiten de regio reeds eerder met de politie in aanraking geweest. Echter, om iets te zeggen over het mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken moet er ook aan de voorwaarde zijn voldaan dat er een link is met een bedrijfsinbraak of een ander strafbaar feit. Dit is moeilijk aan te tonen. Er is ook geen indicatie dat men ten tijde van de waargenomen verdachte situaties bezig was met de voorbereiding van een bedrijfsinbraak gepleegd in de periode van de IGP opdracht. Aangezien uit de BPS registraties blijkt dat mobiele bendes voornamelijk inbraken plegen in plattelandsgemeenten, is het opmerkelijk dat de verdachte situaties voornamelijk zijn aangetroffen in de plaatsen Zwolle en Deventer. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat daders een voorkeur hebben voor bedrijventerreinen in steden. Het is ook mogelijk dat er in de steden sowieso meer gebeurt op straat wat al dan niet terecht als verdachte situatie wordt gezien, of dat de noodhulp in de steden actiever met de IGP opdracht bezig is geweest. De resultaten van de IGP opdracht geven dus geen indicatie voor de aanwezigheid van mobiele bendes rond bedrijventerreinen in IJsselland die erop uit zijn om bedrijfsinbraken te plegen. Ondanks dit hebben zich in de periode van 22 mei tot 1 juli 2007 wel verdachte situaties voorgedaan waarbij ook personen betrokken waren met eerdere incidenten, die zich op een ongewoon tijdstip op een bedrijventerrein bevonden en zich volgens de noodhulp en/of beveiligingsbedrijven verdacht gedroegen. 79

81 7.2 Beperkingen van het onderzoek BPS als informatiebron Een belangrijke beperking van dit onderzoek heeft te maken met het BPS als informatiebron. Ten eerste omdat de informatie die het systeem bevat niet is ingevoerd met als primair doel het doen van onderzoek. Aangenomen wordt dat voornamelijk die informatie wordt vastgelegd die direct relevant is voor de opsporing. Andere informatie, die voor de dagelijkse politiepraktijk minder, maar voor onderzoek wel relevant is, wordt waarschijnlijk minder of minder nauwkeurig ingevoerd. Zo is er in het BPS bijvoorbeeld weinig te vinden over de waarde van de braakschade die door een inbraak is veroorzaakt. Een tweede belangrijk nadeel dat kleeft aan BPS registraties wanneer deze worden gebruikt voor een onderzoek als dit, is dat het onderzoek hiermee alleen betrekking heeft op de bij de politie bekende daders. Aangezien het oplossingspercentage met 15,4 procent niet erg hoog is, is de kans groot dat de resultaten niet representatief zijn voor alle daders van bedrijfsinbraken. Onduidelijk is of er onder de niet bij de politie bekende daders van bedrijfsinbraken meer of minder mobiele bendes voorkomen dan uit dit onderzoek naar voren komt. Wellicht leidt onderzoek op basis van de BPS registraties tot een onderschatting van de omvang van mobiel banditisme, doordat lokale daders in tegenstelling tot niet lokale daders mogelijk makkelijker worden opgespoord. Ook maakt het de vergelijking tussen mobiele bendes en andere daders van bedrijfsinbraken minder betrouwbaar, omdat onbekend is of de niet bij de politie bekende daders die geen mobiele bende vormen afwijken van de wel bij de politie bekende daders die geen mobiele bende vormen. Een bijkomend probleem is dat door het lage aantal mobiele bendes dat bij bedrijfsinbraken betrokken is (103), ook de uitspraken die worden gedaan over zowel de ontwikkeling van mobiel banditisme als over de kenmerken van mobiele bendes en de inbraken die zij plegen minder valide zijn. Operationalisatie van het begrip mobiel banditisme Een kanttekening bij dit onderzoek betreft de voorwaarde voor mobiel banditisme dat de verdachte van buiten de regio afkomstig moet zijn. Hiervoor is gekozen omdat dit voor de opsporing van belang is, aangezien de opsporing regionaal is georganiseerd en de politie minder zicht heeft op daders van buiten hun eigen politieregio. Deze keuze voor verdachten van buiten de regio heeft een aantal beperkingen. Ten eerste zijn de grenzen van een politieregio nogal kunstmatig, de meeste daders zullen niet van de 80

82 precieze grenzen op de hoogte zijn en zullen met deze grenzen dan ook weinig rekening houden bij het kiezen van een pleegplaats. Daarbij komt dat daders van binnen de regio mogelijk soms een langere afstand afleggen tot de pleegplaats dan daders van buiten de regio. Voor een deel is hiermee rekening gehouden door het stellen van de voorwaarde dat de afstand tussen woon- en pleegplaats bij mobiele bendes minimaal 20 kilometer moet zijn. Over de grootte van deze afstand kan echter gediscussieerd worden. Wanneer is de afstand van woon- tot pleegplaats groot genoeg om de daders van een bedrijfsinbraak als mobiele bende te kunnen typeren? Voor een afstand van 20 kilometer is vooral gekozen omdat dit een afstand is waarbinnen de meeste mensen waarschijnlijk nog redelijk bekend zijn met hun omgeving en daarbuiten aanzienlijk minder. Echter, het is ook te beargumenteren dat deze afstand groter moet zijn. Tenslotte is er ook iets voor te zeggen als voorwaarde voor het mobiele aspect van mobiel banditisme niet te stellen dat verdachten buiten de regio moeten wonen en de afstand tussen woon- en pleegplaats groot genoeg moet zijn, maar naar mobiliteit te kijken in de zin van verplaatsing. Hierbij kan gedacht worden aan daders die in meerdere politieregio s delicten plegen. Beperkingen van de Informatie Gestuurde Politie (IGP) opdracht Nog niet eerder is in IJsselland een IGP opdracht regiobreed uitgezet ten behoeve van een analyse. Dit maakte het vooraf moeilijk een inschatting te maken van de uitkomsten. Het op deze manier uitzetten van een IGP opdracht blijkt een aantal beperkingen te hebben. Een eerste beperking is dat de noodhulpdiensten eenvoudigweg niet constant toezicht kunnen houden op de bedrijventerreinen. Om op een eventueel aanwezige mobiele bende te stuiten moet de noodhulp net op het juiste tijdstip op de juiste plaats aanwezig zijn. Daarbij komt dat de uitkomsten van een IGP opdracht altijd erg afhankelijk zijn van de inzet van de noodhulp. Hierbij gaat het enerzijds om de bereidheid om iedere nacht actief bezig te gaan met een IGP opdracht en anderzijds is de inzet afhankelijk van de hoeveelheid andere incidenten die zich tijdens de nacht voordoen. In dit geval was de afwijkende vorm van de IGP opdracht een bijkomend probleem. De tot nu toe gangbare IGP opdrachten zijn erg concreet, gelden voor een kleiner gebied en zijn van kortere duur. De voor dit onderzoek uitgezette IGP opdracht had daarentegen geen concrete aanleiding, zoals een gepleegd delict, maar ontstond op basis van de hypothese dat er mobiele bendes bij bedrijfsinbraken betrokken zijn. Hier komt bij dat de IGP opdracht voor de hele regio gold. De IGP opdracht stond hierdoor verder af van de dagelijkse 81

83 politiepraktijk en leefde minder voor de noodhulpdiensten. De IGP opdracht is uitgezet voor een relatief lange periode en de kans is daardoor groter dat de motivatie om er actief mee aan de slag te gaan na verloop van tijd minder wordt. Dit mede doordat er tijdens de IGP opdracht geen concrete resultaten te zien zijn, omdat deze pas achteraf, na een uitgebreide analyse naar voren komen. Theoretisch gezien is de bereidheid van de noodhulp om actief bezig te gaan met de IGP opdracht dus minder groot dan bij tot nu toe gangbare IGP opdrachten. Of dit ook daadwerkelijk het geval is geweest is niet onderzocht. Een bedrijventerrein is een geschikt gebied voor een IGP opdracht, omdat het een duidelijk afgebakend gebied is, waardoor de opdracht zeer concreet is. Hierdoor kan eenvoudiger bepaald worden of een situatie verdacht is en of er een verband bestaat een mogelijke bedrijfsinbraak. Na analyse van de BPS registraties bleek dat een minderheid van de bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes, overigens evenals andere daders, plaatsvond op een bedrijventerrein. Door mobiele bendes worden de meeste inbraken dus gepleegd op bedrijven niet op een bedrijventerrein. Ook wanneer er continu toezicht op de bedrijventerreinen zou worden gehouden, zou dus maar een minderheid van de bedrijfsinbraken, of verdachte situaties die hiermee verband houden, worden waargenomen. De hierboven genoemde beperkingen van de IGP opdracht hebben betrekking op de vraag in hoeverre het mogelijk is alle verdachte situaties die samenhangen met bedrijfsinbraken waar te nemen. Echter, zelfs indien er vanuit wordt gegaan dat alle verdachte situaties worden waargenomen, is het na afloop van de IGP opdracht lastig een eenduidige uitspraak te doen over de aanwezigheid van mobiele bendes die van plan zijn bedrijfsinbraken te plegen. Dit is moeilijk op basis van enkel verdachte situaties, omdat deze niets zeggen over concrete misdrijven. 82

84 8. Conclusie De politieregio IJsselland hoeft zich voor wat betreft de ontwikkeling van het aantal bedrijfsinbraken weinig zorgen te maken. Over de periode 1998 tot en met 2006 is het aantal bedrijfsinbraken in IJsselland met 29,6 procent afgenomen. In het jaar 2001 was het aantal bedrijfsinbraken het laagst met 594 en het jaar daarna in 2002 was het aantal bedrijfsinbraken (867) opeens weer opvallend hoog. Vanaf 2002 tot en met 2006 is er in de politieregio IJsselland ieder geval sprake van een significante daling van het aantal gepleegde bedrijfsinbraken. Hoewel er wel degelijk mobiele bendes betrokken zijn bij bedrijfsinbraken in IJsselland, is de omvang van dit mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken niet groot. Van alle in BPS geregistreerde bedrijfsinbraken met tenminste één verdachte in de periode 1999 tot en met 2006 is slechts 11,7 procent door een mobiele bende gepleegd. Ook de uitkomsten van de IGP opdracht wijzen niet op de aanwezigheid van veel mobiele bendes die bedrijfsinbraken (willen) plegen. Naast de beperkte omvang van de bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes, is niet aangetoond dat schade bij bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes groter is dan bij bedrijfsinbraken gepleegd door andere daders. De gemiddelde waarde van de weggenomen goederen per inbraak verschilt niet significant tussen het soort daders dat een inbraak pleegt. Wat betreft de andere onderzochte kenmerken van bedrijfsinbraken zijn er ook opvallend weinig verschillen tussen inbraken gepleegd door mobiele bendes en inbraken gepleegd door andere daders. Er zijn geen aanwijzingen dat er sprake is van een stijging van het mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken. Allereerst daalt het aantal bedrijfsinbraken wat een stijging van het mobiel banditisme niet aannemelijk maakt. Een stijging van het mobiel banditisme zou immers ook terug te zien zijn in het aantal geregistreerde inbraken. Ten tweede laat ook het aantal verdachten dat van buiten de regio afkomstig van 2000 tot en met 2006 geen stijging zien. Tot slot is er geen sprake van een stijgende trend van het deel van de bedrijfsinbraken met een verdachte dat door een mobiele bende is gepleegd. Afgesloten kan worden met de conclusie dat dit verkennende onderzoek niet wijst op een groot probleem voor wat betreft de aard, omvang en ontwikkeling van mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken in IJsselland en dus geen aanleiding vormt voor het geven van een hogere prioriteit aan mobiele bendes dan aan andere daders van bedrijfsinbraken. 83

85 9. Aanbevelingen voor verder onderzoek Voor meer inzicht in mobiel banditisme in het algemeen en mobiel banditisme specifiek bij bedrijfsinbraken worden enkele aanbevelingen voor verder onderzoek gedaan. De eerste aanbeveling is om onderzoek naar mobiel banditisme niet alleen te beperken tot de delicten die mobiele bendes in de politieregio IJsselland plegen, maar ook juist te kijken naar daders die in meerdere politieregio s voorkomen voor een bepaald delict, al dan niet tezamen met andere daders. Een grote dadermobiliteit is immers kenmerkend voor mobiel banditisme en zo ontstaat er meer inzicht in ook de verplaatsing van de activiteiten van mobiele bendes. Een eerste vraag zou kunnen zijn of zij hun criminele activiteiten werkelijk zo gemakkelijk naar een ander gebied verplaatsen, of dat ook zij, hoewel op grotere afstand van hun woonplaats, in zekere zin gebonden aan een bepaald gebied. Een tweede vraag is of er een verband bestaat tussen de plaatsen waar mobiele bendes misdrijven plegen en de kwaliteit van het wegennet. Een tweede aanbeveling is om het onderzoek niet alleen te richten op mobiel banditisme specifiek bij het delict bedrijfsinbraken, maar naar het deel van alle bij de politie bekende daders dat onder de definitie van mobiel banditisme valt. Uit de literatuur komt immers naar voren dat mobiele bendes een grote verscheidenheid aan vermogensdelicten plegen en makkelijk overstappen op nieuwe delictsoorten (Van der Laan & Weenink, 2005). Mobiele bendes onderscheiden zich van andere daders door de combinatie van het samenplegen en een grote mobiliteit. Na vergelijking van de bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes en door andere daders blijken er weinig verschillen te zijn in de bedrijfsinbraken die zij plegen. Hierbij speelt mogelijk een rol dat ook door de andere daders wordt samen gepleegd of een grote dadermobiliteit bestaat en deze aspecten afzonderlijk ook invloed hebben op de aard van de bedrijfsinbraken die worden gepleegd. Een derde aanbeveling is daarom voor deze twee aspecten afzonderlijk de verschillen tussen daders en de inbraken die zij plegen te onderzoeken. Een vierde aanbeveling de eventuele verschillen te onderzoeken tussen bedrijfsinbraken met en zonder verdachte. Door het lage oplossingspercentage van bedrijfsinbraken kan slechts over een klein deel van de daders van bedrijfsinbraken iets worden gezegd en het is niet uitgesloten dat de inbraken van deze bekende daders afwijken van deze van niet bekende daders. Door nader onderzoek kan duidelijk worden in hoeverre bij de politie bekende verdachten van bedrijfsinbraken representatief zijn voor alle verdachten van bedrijfsinbraken 84

86 waarmee duidelijk wordt in hoeverre onderzoek onder bij de politie bekende verdachten representatief is voor alle verdachten van bedrijfsinbraak. Een vijfde aanbeveling komt voort uit het gegeven dat er in dit onderzoek weinig significante verschillen zijn gevonden tussen inbraken gepleegd door mobiele bendes en door andere daders. Dit betekent niet dat deze bedrijfsinbraken ook niet op andere punten verschillen. Daarom is het interessant verder te onderzoeken of er aangaande andere aspecten van een inbraak, zoals specifieke kenmerken van de modus operandi, wel verschillen bestaan tussen bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes en door andere daders. Gezien de beperkingen van onderzoek op basis van BPS registraties wordt tot slot aanbevolen bij toekomstig onderzoek naar mobiel banditisme ook gebruik te maken van informatie uit andere bronnen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan daderinterviews. Hiermee ontstaat meer inzicht in waarom daders kiezen voor het plegen van misdrijven in de vorm van mobiel banditisme. 85

87 Literatuur Aalbersberg, P.J. (2006). Politieperspectief. In Gunther Moor, L. & Johannink, R (eds.), Tegenhouden van mobiel banditisme. Dordrecht: Stichting Maatschappij Veiligheid en Politie. Adviesdienst Verkeer en Vervoer (2006). Trends in mobiliteit Rotterdam: Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, Adviesdienst Verkeer en Vervoer. Belgische Federale regering (2004). Kadernota Integrale Veiligheid maart Goedgekeurd door de Ministerraad op 30 maart Brussel: De Algemene Directie voor Veiligheids-en Preventiebeleid. Bottoms, A.E. & Wiles, P. (2002). Environmental criminology. In Maguire, M., Morgan, R. & Reiner, R. (eds.), The Oxford handbook of criminology. Oxford: University Press. Bruinsma, G.J.N. (2004). Misdaaddreigingen uit de nieuwe lidstaten van de EU. Justitiële Verkenningen, 30 (6), p Bruinsma, G.J.N. (2000). Geografische mobiliteit en misdaad. Leiden; Universiteit Leiden (oratie UL). Cornish, D.B. & Clarke, R.V. (1986). The reasoning criminal; rational choice perspectives on offending. New York: Springer-Verlag. Dienst Nationale Recherche Informatie (2004a). Misdaad zonder grenzen; criminaliteitsbeeld Oost-Europa Zoetermeer: KLPD. Dienst Nationale Recherche Informatie (2004b). Nationaal dreigingsbeeld zware of georganiseerde criminaliteit; een eerste proeve. Zoetermeer: KLPD. Dienst Nationale Recherche Informatie (2004c). Oost-Europese criminaliteit en EUuitbreiding. Zoetermeer: KLPD. 86

88 Dupuis, B. (2004). Rondtrekkende dadergroeperingen: De zon komt op in het Oosten Inforevue, juni 2004, pp Eeghen Van, J. (2007). Grenzeloze roofpraktijken. Korpskrant politie Haaglanden. (10) p. 4. Emmett, I., Miranda De, H.A., Nieuwenhuis, F.J., Sikkema, C.Y. & Tilburg van, W.A.C. (2006). Landelijke criminaliteitskaart 2005; een analyse van misdrijven en verdachten. Zoetermeer: KLPD. Felson, M. & Clarke, R.V. (1998). Opportunity makes the thief; practical theory for crime prevention. London: Home Office. Grevink, R. (2004). Poolse ramkrakers: onderzoek naar een passende aanpak van Poolse ramkrakers. Universiteit Twente. Huisman, C. (2007). Nederland geliefd bij Balkandieven. De Volkskrant. 23 mei Huisman, S. en Laan, van der F. (2005). Mobiel banditisme: ongestraft of afgestraft? Tijdschrift voor de Politie. 3, p Klerks, P. & Kop, N. (2007). Maatschappelijke trends en criminaliteitsrelevante factoren: Een overzicht ten behoeve van het Nationaal dreigingsbeeld criminaliteit met een georganiseerd karakter Apeldoorn: Politieacademie. Koppen Van, P.J. & Keijser, De, J.W. (1997). Desisting distance decay: on the aggregation of individual crime trips. Criminology. 35 (3), p Koppen Van, P.J., Kemp Van der, J.J. & Poot De, C.J. (2002). Geografische daderprofilering. In Koppen Van, P.J., Hessing, D.J., Merckelbach, H.L.G.J. & Crombag, H.F.M. (eds.), Het recht van binnen; psychologie van het recht. Deventer: Kluwer. Kruissink, M. (1995). Inbraak in bedrijven; daders, aangiften en slachtoffers onderzocht. Den Haag: Ministerie van Justitie, Directie Criminaliteitspreventie. 87

89 Kuppens, J., Vries Robbé De, E., Leiden Van, I. & Ferweda, H. (2006). Zware jongens op de weg; een onderzoek naar georganiseerde diefstal in de wegtransportsector. Arnhem: Advies- en Onderzoeksgroep Beke. Laan, Van der, F.J. & Weenink, A.W. (2005). Eindrapportage van het Project Polaris; mobiel banditisme uit Polen en Litouwen. Zwolle: Korps Landelijke Politiediensten, Dienst Nationale Recherche. Lissenberg, E., Ruller Van, S. & Swaaningen, Van, R. (1999). Tegen de regels III; een inleiding in de criminologie. Nijmegen: Ars Aequi Libri. Ponsaers, P. (2004). Rondtrekkende dadergroepen: rationele Nederlandse criminologen en irrationele criminelen in België. Tijdschrift voor criminologie, Jubileumuitgave 30 jaar NVK en 45 jaar TvC, p Porter, M. (1996). Tackling cross border crime. London: Home Office Police Research Group. PYLE, G. (1974). The Spatial Dynamics of Crime. Department of Geography Research Paper 15. Chicago: University of Chicago Press. Reiss, A.J. & Farrington, D.P. (1991) Advancing Knowledge about Co-offending: Results from a Prospective Longitudinal Survey of London Males. Journal of Criminal Law and Criminology, 82(2), p Rhodes, W.M. and Conly, C.C. (1981) Crime and Mobility, in P.J. Brantingham and P.L. Brantingham (eds.) Environmental Criminology; Beverly Hills: Sage. Snook, B. (2004). Individual differences in Distance travelled by serial burglars. Journal of investigative psychology and offender profiling. 1, p Telegraaf (23 mei 2007). Harde aanpak Balkanbendes. Tittle, C.R. & Paternoster, R. (1988). Geographic mobility and criminal behaviour, Journal of research in crime and delinquency, 25 (3), p

90 TK, 2005/06. Kamervragen met antwoord, nr TK 2005/06. Kamervragen met antwoord, nr Verhoeven, M. (2005). Mobiel banditisme uit Polen en Litouwen. Nieuwsbrief 13 Centre for Information and Research on Organized Crime. 5 (4), p Walsh, D. (1986). Heavy business; commercial burglary and robbery. London: Routledge & Kegan Paul. Weenink, A.W. en Huisman, S. (2003). Poolse bendes in Nederland; voorlopige bevindingen. Justitiële Verkenningen, 29 (4), p Weerman, F.M. (2001). Samenplegen; over criminele samenwerking en groepsvorming. Nijmegen: Ars Aequi Libri. Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatie Centrum (2006). Monitor criminaliteit bedrijfsleven 2006: Feiten en trends inzake aard en omvang van criminaliteit in het bedrijfsleven. Den Haag: WODC. Wiles, P. & Costello, A. (2000). The road to nowhere : The evidence for travelling criminals. London: Home Office. Internetbronnen Centraal Bureau voor de Statistiek (2007). Begrippen. Geraadpleegd op 12 april 2007 via < Stichting Veiligheidszorg (2007). Collectieve beveiliging bedrijventerreinen. Geraadpleegd op 12 juli 2007 via < 89

91 Bijlagen 1. IGP Opdracht mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken Mutatienummer : Incident : Aandachtsvestiging Uitgegeven door : Bessel van den Hazel Uitgegeven aan : Noodhulp regio IJsselland Doelstelling/ probleem : Voor de hele regio wordt een analyse uitgevoerd naar mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken. Er wordt bekeken in hoeverre daders van buiten de regio betrokken zijn bij bedrijfsinbraken in IJsselland. Deze IGP-opdracht moet hierover extra informatie opleveren. Opdracht : 1. Surveilleer tijdens de nachtelijke noodhulp regelmatig op bedrijventerreinen 2. Noteer van verdachte voertuigen rondom bedrijventerreinen het kenteken en controleer de inzittenden. Locatie : Bedrijventerreinen in het werkgebied. Wanneer : Periode: 22 mei tot 1 juli Tijdstip: Iedere nacht tussen en uur, minimaal eenmaal per uur op verschillende tijdstippen. Aantal : gecontroleerde voertuigen : gecontroleerde personen Bijzonderheden Per dienst kan afgesproken worden wie welke bedrijventerreinen controleert. Zie intranet voor een kaartje met bedrijventerreinen en aanvullende informatie omtrent de IGP opdracht. Pagina bereikbaar via vakgebieden -> criminaliteitsanalyse ( Verwerken in : BPS onder mutatienummer Bij registratie in het BPS volgt een gestructureerde vragenlijst waarin wordt gevraagd naar de volgende zaken: - kenteken - locatie en tijd - keno bestuurder 90

Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill.

Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill. Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill. secondant #2 april 2009 7 Geweldsdelicten tussen - Daling van geweld komt niet uit de verf Crimi-trends

Nadere informatie

Rondtrekkende daders : een Belgisch perspectief

Rondtrekkende daders : een Belgisch perspectief Rondtrekkende daders : een Belgisch perspectief CIROC Utrecht, 14/12/11 1 Rondtrekkende daders Aandacht van beleid en handhaving Jaren 90: inbrakenplagen o -> politie-aandacht 2004: Kadernota Integrale

Nadere informatie

Rondtrekkende daders : een Belgisch perspectief

Rondtrekkende daders : een Belgisch perspectief Rondtrekkende daders : een Belgisch perspectief CIROC Utrecht, 14/12/11 1 Rondtrekkende daders Aandacht van beleid en handhaving Jaren 90: inbrakenplagen o -> politie-aandacht 2004: Kadernota Integrale

Nadere informatie

Veiligheid kernthema: maatschappelijk evenwicht & veiligheid

Veiligheid kernthema: maatschappelijk evenwicht & veiligheid Veiligheid kernthema: De criminaliteitscijfers en de slachtoffercijfers laten over het algemeen een positief beeld zien voor Utrecht in. Ook de aangiftebereidheid van Utrechters is relatief hoog (29%).

Nadere informatie

Oost-Europese mobiele bendes

Oost-Europese mobiele bendes Oost-Europese mobiele bendes Prof. dr. Dina Siegel CIROC, Utrecht 14 December 2011 Oud fenomeen Egmond, Florike, 1994, Op het verkeerde pad; georganiseerde misdaad in de Noordelijke Nederlanden 1650-1800.

Nadere informatie

Misdrijven en opsporing

Misdrijven en opsporing 4 Misdrijven en opsporing R.J. Kessels en W.T. Vissers In 2015 registreerde de politie 960.000 misdrijven, 4,6% minder dan in 2014. Sinds 2007 is de geregistreerde criminaliteit met ruim een kwart afgenomen.

Nadere informatie

Nieuwe dadergroep vraagt aandacht

Nieuwe dadergroep vraagt aandacht Er is een nieuwe groep van jonge, zeer actieve veelplegers die steeds vaker met de politie in aanraking komt / foto: Pallieter de Boer. Nieuwe dadergroep vraagt aandacht Jongere veelplegers roeren zich

Nadere informatie

8 secondant #3/4 juli/augustus 2008. Bedrijfsleven en criminaliteit 2002-2007. Crimi-trends

8 secondant #3/4 juli/augustus 2008. Bedrijfsleven en criminaliteit 2002-2007. Crimi-trends 8 secondant #3/4 juli/augustus 2008 Bedrijfsleven en criminaliteit 2002-2007 Diefstallen in winkels en horeca nemen toe Crimi-trends De criminaliteit tegen het bedrijfsleven moet in 2010 met een kwart

Nadere informatie

Persbericht. Gevoelens van onveiligheid iets verminderd. Centraal Bureau voor de Statistiek

Persbericht. Gevoelens van onveiligheid iets verminderd. Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB12-015 1 maart 2012 9.30 uur Gevoelens van onveiligheid iets verminderd Minder Nederlanders voelen zich onveilig Slachtofferschap veel voorkomende criminaliteit

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 28 684 Naar een veiliger samenleving Nr. 229 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKS- RELATIES

Nadere informatie

Samenvatting. Vraagstelling. Welke ontwikkelingen zijn er in de omvang, aard en afdoening van jeugdcriminaliteit in de periode ?

Samenvatting. Vraagstelling. Welke ontwikkelingen zijn er in de omvang, aard en afdoening van jeugdcriminaliteit in de periode ? Samenvatting Het terugdringen van de jeugdcriminaliteit is een belangrijk thema van het beleid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Met het beleidsprogramma Aanpak Jeugdcriminaliteit is de aanpak

Nadere informatie

Criminaliteit en slachtofferschap

Criminaliteit en slachtofferschap 3 Criminaliteit en slachtofferschap M.M.P. Akkermans Bijna één op de vijf Nederlanders van 15 jaar en ouder was in 2015 slachtoffer van veelvoorkomende criminaliteit zoals gewelds-, vermogensof vandalismedelicten.

Nadere informatie

Kennislink.nl. Reizende criminelen langer uit handen van de politie. Slechts kwart van misdrijven opgehelderd

Kennislink.nl. Reizende criminelen langer uit handen van de politie. Slechts kwart van misdrijven opgehelderd Kennislink.nl Discussieer mee: Allemaal de beste van de klas?! Onderwerpen Publicaties Over Kennislink Nieuwsbrief Zoek Leven, Aarde & Heelal Gezondheid, Hersenen & Gedrag Mens & Maatschappij Energie &

Nadere informatie

De ontwikkeling van geweld in de Nederlandse samenleving VEEL MONITOREN, WEINIG EENDUIDIGHEID

De ontwikkeling van geweld in de Nederlandse samenleving VEEL MONITOREN, WEINIG EENDUIDIGHEID SECONDANT #1 MAART 2011 53 De ontwikkeling van geweld in de Nederlandse samenleving VEEL MONITOREN, WEINIG EENDUIDIGHEID door Maartje Timmermans en Miranda Witvliet De auteurs werken als onderzoeker bij

Nadere informatie

Ontwikkeling van misdrijven in Amersfoort 2003-2014

Ontwikkeling van misdrijven in Amersfoort 2003-2014 Ontwikkeling van misdrijven in Amersfoort 2003-2014 Gemeente Amersfoort Ben van de Burgwal januari 2015 In 2014 registreerde de politie voor Amersfoort 9.134 misdrijven. Ten opzichte van een jaar eerder

Nadere informatie

Tabel 11.1 Geïndexeerd aantal slachtoffers naar delictgroep en onveiligheidsgevoelens per land

Tabel 11.1 Geïndexeerd aantal slachtoffers naar delictgroep en onveiligheidsgevoelens per land 476 Criminaliteit en rechtshandhaving 2013 Tabellen bij hoofdstuk 11 Tabel 11.1 Geïndexeerd aantal slachtoffers naar delictgroep en onveiligheidsgevoelens per land Voertuiggerelateerde criminaliteit c

Nadere informatie

Autodiefstal Diefstal uit auto Diefstal van motor Fietsendiefstal Inbraak

Autodiefstal Diefstal uit auto Diefstal van motor Fietsendiefstal Inbraak Bijlage 4 621 Tabellen bij hoofdstuk 9 Tabel 9.1 Aantal ondervonden misdrijven per land en naar type delict (per 100 respondenten) Autodiefstal Diefstal uit auto Diefstal van motor Fietsendiefstal Inbraak

Nadere informatie

knowhow inzake rondtrekkende daders: korte stand van zaken

knowhow inzake rondtrekkende daders: korte stand van zaken knowhow inzake rondtrekkende daders: korte stand van zaken Stijn Van Daele, Brussel, 02/03/2010 1 Implicaties van het fenomeen Rondtrekkende daders leggen grenzen van politieorganisatie bloot Nationale

Nadere informatie

5. CONCLUSIES. 5.1 Overlast

5. CONCLUSIES. 5.1 Overlast 5. CONCLUSIES In dit afsluitende hoofdstuk worden de belangrijkste conclusies besproken. Achtereenvolgens komen de overlast, de criminaliteit en de veiligheidsbeleving aan bod. Aan de 56 buurtbewoners

Nadere informatie

Thema 2 Om ons heen. Samenvatting. Meander Samenvatting groep 7. Landschappen. Klimaten. Samenwerking. de regering. Onder de loep.

Thema 2 Om ons heen. Samenvatting. Meander Samenvatting groep 7. Landschappen. Klimaten. Samenwerking. de regering. Onder de loep. Meander Samenvatting groep 7 Thema 2 Om ons heen Samenvatting Landschappen Landschappen in Europa zijn heel verschillend. Nederland is een heel vlak land. Frankrijk is een land met heuvels en bergen. Zweden

Nadere informatie

Fact sheet. Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland Politie Eenheid Amsterdam. Veiligheidsbeleving buurt. nummer 4 februari 2013

Fact sheet. Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland Politie Eenheid Amsterdam. Veiligheidsbeleving buurt. nummer 4 februari 2013 Politie Eenheid Fact sheet nummer 4 februari 213 Veiligheidsmonitor -Amstelland 28-212 Deze fact sheet brengt de veiligheid in de regio -Amstelland tussen 28 en 212 in kaart. blijkt op verschillende indicatoren

Nadere informatie

Persbericht. Criminaliteit nauwelijks gedaald. Centraal Bureau voor de Statistiek

Persbericht. Criminaliteit nauwelijks gedaald. Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB11018 1 maart 2011 9.30 uur Criminaliteit nauwelijks gedaald www.cbs.nl Lichte afname slachtoffers veel voorkomende criminaliteit Gevoelens van veiligheid

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Meer doden onder fietsers, minder onder motorrijders. Meeste verkeersdoden onder twintigers

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Meer doden onder fietsers, minder onder motorrijders. Meeste verkeersdoden onder twintigers Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB07-031 23 april 2007 10.00 uur Sterke stijging verkeersdoden onder fietsers In 2006 kwamen 811 mensen in het Nederlandse verkeer om. Dit zijn er 6 minder

Nadere informatie

Minder asielzoekers in de Europese Unie

Minder asielzoekers in de Europese Unie Han Nicolaas en Arno Sprangers Het aantal asielverzoeken in de Europese Unie lag rond de eeuwwisseling op een niveau van bijna 400 duizend per jaar. Sindsdien is dit aantal sterk afgenomen. In 2003 was

Nadere informatie

Samenvatting en conclusies

Samenvatting en conclusies Eval uat i e Camer at oezi cht Gouda Ei ndr appor t Samenvatting en conclusies De gemeente Gouda is begin 2004 een proef gestart met cameratoezicht in de openbare ruimte op diverse locaties in de gemeente.

Nadere informatie

Dadermobiliteit en rondtrekkende daders

Dadermobiliteit en rondtrekkende daders Dadermobiliteit en rondtrekkende daders Gandaius Doc-series 21/04/2011 1 Achtergrond Methodologie Mobiliteit Vooren tijdensfeiten Vertrekpunt en doelwitkeuze Andere bevindingen: verschillende types 2 Theoretisch

Nadere informatie

Aantal ondervonden misdrijven per land en naar type delict (per 100 respondenten); onveiligheidsgevoelens

Aantal ondervonden misdrijven per land en naar type delict (per 100 respondenten); onveiligheidsgevoelens Bijlage 4 587 Tabellen bij hoofdstuk 11 Tabel 11.1 Aantal ondervonden misdrijven per land en naar type delict (per 100 respondenten); onveiligheidsgevoelens Autodiefstal Diefstal uit auto Diefstal van

Nadere informatie

ECONOMIE. Begrippenlijst H7 VMBO-T2. PINCODE 5 e editie vmbo-kgt onderbouw. Bewerkt door D.R. Hendriks. Sint Ursula Scholengemeenschap, Horn

ECONOMIE. Begrippenlijst H7 VMBO-T2. PINCODE 5 e editie vmbo-kgt onderbouw. Bewerkt door D.R. Hendriks. Sint Ursula Scholengemeenschap, Horn ECONOMIE VMBO-T2 Begrippenlijst H7 PINCODE 5 e editie vmbo-kgt onderbouw Bewerkt door D.R. Hendriks Sint Ursula Scholengemeenschap, Horn Versie 1 2013-2014 Hoofdstuk 7 Europese grenzen? Paragraaf 7.1 Wat

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 29 407 Vrij verkeer werknemers uit de nieuwe EU lidstaten Nr. 162 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter

Nadere informatie

Monitor 2007 Veelplegers Twente

Monitor 2007 Veelplegers Twente Monitor 27 Twente A. Kruize J. Snippe M. van Zwieten B. Bieleman COLOFON Stichting INTRAVAL Postadres: Postbus 1781 971 BT Groningen E-mail info@intraval.nl www.intraval.nl Kantoor Groningen: Kantoor Rotterdam:

Nadere informatie

Handelsstromen Rozenstruiken 2009 / 14. Zoetermeer, Maart 2009 Peter van der Salm Productschap Tuinbouw, Afdeling Markt en Innovatie

Handelsstromen Rozenstruiken 2009 / 14. Zoetermeer, Maart 2009 Peter van der Salm Productschap Tuinbouw, Afdeling Markt en Innovatie Handelsstromen Rozenstruiken 2009 / 14 Zoetermeer, Maart 2009 Peter van der Salm Productschap Tuinbouw, Afdeling Markt en Innovatie Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd

Nadere informatie

Monitor 2009 Veelplegers Twente

Monitor 2009 Veelplegers Twente Monitor 29 Veelplegers Twente J. Snippe G. Wolters B. Bieleman Bij diverse organisaties is het thema één van de speerpunten van beleid. Ook in het kader van het Grote Steden Beleid (GSB) is er aandacht

Nadere informatie

Eigendomscriminaliteit door Oost-Europese daders: mobiliteit voor en tijdens de feiten

Eigendomscriminaliteit door Oost-Europese daders: mobiliteit voor en tijdens de feiten Eigendomscriminaliteit door Oost-Europese daders: mobiliteit voor en tijdens de feiten Stijn Van Daele NVK, 08/10/2010 1 Awareness space Overzicht Onderzoeksvraag Methodologie Resultaten Conclusies 2 Awareness

Nadere informatie

Sessie 18. Ervaring opdoen bij een sportdienst in het buitenland

Sessie 18. Ervaring opdoen bij een sportdienst in het buitenland Sessie 18 Ervaring opdoen bij een sportdienst in het buitenland Youth in Action Vrijwilligerswerk in het kader van Youth in Action Youth in Action www.youthinaction.be JINT vzw www.jint.be Waarom Youth

Nadere informatie

Daling totale criminaliteit ten opzichte van 2012 en 2011, opsporing boekt resultaat

Daling totale criminaliteit ten opzichte van 2012 en 2011, opsporing boekt resultaat Daling totale criminaliteit ten opzichte van 2012 en 2011, opsporing boekt resultaat Datum : 22-01-2014 1. Algemeen Onderstaand cijfermateriaal betreft een aanvulling op de reeds gepresenteerde criminaliteitscijfers

Nadere informatie

Presentatie commissie veiligheid gem. Emmen. 15 maart 2012

Presentatie commissie veiligheid gem. Emmen. 15 maart 2012 Presentatie commissie veiligheid gem. Emmen 15 maart 2012 Werkwijze basiseenheid Emmen Vanaf 23 mei 2011 Emmen 1 basiseenheid Emmen verdeelt in 5 gebieden met daaraan gekoppeld wijkagenten en agenten voor

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek

Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB09-024 31 maart 2009 9.30 uur Veiligheidsgevoel maakt pas op de plaats Aantal slachtoffers veel voorkomende criminaliteit verder gedaald Gevoel van veiligheid

Nadere informatie

Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen

Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch Omvang, kenmerken en meldingen O&S oktober 2003 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Samenvatting 1. Inleiding Plan Plan van van Aanpak Aanpak Huiselijk Geweld Geweld Inhoud

Nadere informatie

Inhoud sector Horeca. Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2005 WODC 30 december 2005 128

Inhoud sector Horeca. Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2005 WODC 30 december 2005 128 Inhoud sector Horeca Kerncijfers sector Horeca 130 Achtergrondkenmerken sector Horeca 131 1 Slachtofferschap criminaliteit 132 1.1 Bijna de helft horecazaken slachtoffer criminaliteit 132 1.2 Een op de

Nadere informatie

Criminaliteitscijfers 2012 en gebiedsscan criminaliteit & overlast - update 2013

Criminaliteitscijfers 2012 en gebiedsscan criminaliteit & overlast - update 2013 Bijlage 3 Criminaliteitscijfers 2012 en gebiedsscan criminaliteit & overlast - update 2013 Criminaliteitscijfers Hieronder wordt in een beknopt overzicht weergegeven hoeveel delicten er hebben plaatsgevonden

Nadere informatie

Tabel 11.1 Aantal ondervonden misdrijven naar land en delictgroep (per 100 respondenten) en onveiligheidsgevoelens per land, 2004

Tabel 11.1 Aantal ondervonden misdrijven naar land en delictgroep (per 100 respondenten) en onveiligheidsgevoelens per land, 2004 Bijlage 4 543 Tabellen bij hoofdstuk 11 Tabel 11.1 Aantal ondervonden misdrijven naar land en delictgroep (per 100 respondenten) en onveiligheidsgevoelens per land, 2004 Autodiefstal Diefstal uit auto

Nadere informatie

Ontwikkeling van misdrijven in Amersfoort 2003-2013

Ontwikkeling van misdrijven in Amersfoort 2003-2013 Ontwikkeling van misdrijven in Amersfoort 2003-2013 Gemeente Amersfoort Ben van de Burgwal januari 2014 In 2013 registreerde de politie voor Amersfoort 10.249 misdrijven. Het aantal misdrijven is sinds

Nadere informatie

Van: M. van Milligen Tel nr: Nummer: 17A.00002

Van: M. van Milligen Tel nr: Nummer: 17A.00002 VOORSTEL AAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS & RAADSINFORMATIEBRIEF Van: M. van Milligen Tel nr: Nummer: 17A.00002 Datum: 31 januari 2017 Team: Openbare Orde en Veiligheid Tekenstukken: Ja Bijlagen: 2 Afschrift

Nadere informatie

Tabel 1: Economische indicatoren (1)

Tabel 1: Economische indicatoren (1) Tabel 1: Economische indicatoren (1) Grootte van de Openheid van de Netto internationale Saldo op de lopende rekening (% economie (in economie (Export + BBP per hoofd, nominaal (EUR) BBP per hoofd, nominaal,

Nadere informatie

Tabellen bij hoofdstuk 10. Tabel 10.1 Aantal ondervonden misdrijven per land en naar type delict (per 100 respondenten); onveiligheidsgevoelens

Tabellen bij hoofdstuk 10. Tabel 10.1 Aantal ondervonden misdrijven per land en naar type delict (per 100 respondenten); onveiligheidsgevoelens 508 Criminaliteit en rechtshandhaving 2009 Tabellen bij hoofdstuk 10 Tabel 10.1 Aantal ondervonden misdrijven per land en naar type delict (per 100 respondenten); onveiligheidsgevoelens 1999 2004 1999

Nadere informatie

Werkloosheid in de Europese Unie

Werkloosheid in de Europese Unie in de Europese Unie Diana Janjetovic en Bart Nauta De werkloosheid in de Europese Unie vertoont sinds 2 als gevolg van de conjunctuur een wisselend verloop. Door de economische malaise in de jaren 21 23

Nadere informatie

Persconferentie criminaliteitscijfers

Persconferentie criminaliteitscijfers Persconferentie criminaliteitscijfers Vlaams Belang Antwerpen 4 februari 2014 1 Tweemaandelijks rapport: enkel korpsprioriteiten Op tweemaandelijkse basis worden aan de gemeenteraad criminaliteitscijfers

Nadere informatie

6,6. Werkstuk door een scholier 1980 woorden 16 november keer beoordeeld. Aardrijkskunde

6,6. Werkstuk door een scholier 1980 woorden 16 november keer beoordeeld. Aardrijkskunde Werkstuk door een scholier 1980 woorden 16 november 2006 6,6 197 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde De Geo Inhoud: Voorwoord 3. - Wat verwachten we van dit werkstuk? - Hoe gaan we het aanpakken?

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB10-030 23 april 2010 9.30 uur Aantal slachtoffers criminaliteit stabiel, meer vandalisme Aantal ondervonden delicten stijgt door meer vandalisme Aantal

Nadere informatie

FLEVOMONITOR 2007 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Annemieke Benschop, Marije Wouters & Dirk J. Korf

FLEVOMONITOR 2007 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Annemieke Benschop, Marije Wouters & Dirk J. Korf FLEVOMONITOR 2007 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld Annemieke Benschop, Marije Wouters & Dirk J. Korf Dit onderzoek is uitgevoerd door het Bonger Instituut voor Criminologie van de Universiteit van

Nadere informatie

Jeugdige recidiverende woninginbrekers

Jeugdige recidiverende woninginbrekers Jeugdige recidiverende woninginbrekers Utrecht, 17 februari 2014 Pepijn van Amersfoort en Sander Scherders Inleiding De aanpak van woninginbraken heeft prioriteit in de regio Utrecht (Regionale Veiligheidsstrategie

Nadere informatie

SBI-indeling, omzetniveau en internationale handel in goederen van de leden van de FME en aangesloten brancheverenigingen

SBI-indeling, omzetniveau en internationale handel in goederen van de leden van de FME en aangesloten brancheverenigingen SBI-indeling, omzetniveau en internationale handel in goederen van de leden van de FME en aangesloten brancheverenigingen CBS April 2019 Inhoud Werkblad Inhoud Toelichting Toelichting bij de tabellen Tabel

Nadere informatie

Praktische opdracht Aardrijkskunde Criminaliteit in Nederland

Praktische opdracht Aardrijkskunde Criminaliteit in Nederland Praktische opdracht Aardrijkskunde Criminaliteit in Nederland Praktische-opdracht door een scholier 1950 woorden 16 april 2002 6,3 166 keer beoordeeld Vak Aardrijkskunde Inleiding: Nederland is de afgelopen

Nadere informatie

Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven / Sector Bouwnijverheid

Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven / Sector Bouwnijverheid Grote Bickersstraat 74 1013 KS Amsterdam Postbus 247 1000 AE Amsterdam t 020 522 59 05 f 020 522 53 33 e info@tns-nipo-consult.com www.tns-nipo-consult.com Rapport Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven /

Nadere informatie

GEORGANISEERDE MISDAAD EN STRAFRECHTELIJKE SAMENWERKING IN DE NEDERLANDSE GRENSGEBIEDEN

GEORGANISEERDE MISDAAD EN STRAFRECHTELIJKE SAMENWERKING IN DE NEDERLANDSE GRENSGEBIEDEN GEORGANISEERDE MISDAAD EN STRAFRECHTELIJKE SAMENWERKING IN DE NEDERLANDSE GRENSGEBIEDEN TOINE SPAPENS intersentia Antwerpen - Oxford INHOUD VOORWOORD LIJST VAN AFKORTINGEN xv xvii HOOFDSTUK 1 ALGEMENE

Nadere informatie

Veiligheidstrends in Leiden

Veiligheidstrends in Leiden Veiligheidstrends in Leiden 25 214 Inleiding BOA (Beleidsonderzoek en Analyse) maakt jaarlijks een uitgave Veiligheid in cijfers. Hierin worden de belangrijkste trends en cijfers weergegeven. De analyse

Nadere informatie

B A S I S V O O R B E L E I D

B A S I S V O O R B E L E I D Monitor Veiligheidsbeleid Groningen september tot december 18 JANUARI 19 Elke vier maanden verzamelt de afdeling Onderzoek, Informatie en Statistiek informatie over de stand van zaken op het gebied van

Nadere informatie

Minder geregistreerde criminaliteit, meer kinderbeschermingsmaatregelen

Minder geregistreerde criminaliteit, meer kinderbeschermingsmaatregelen Veiligheid Minder geregistreerde criminaliteit, meer kinderbeschermingsmaatregelen 17 Geregistreerde criminaliteit sinds 2005 gedaald Vermogensmisdrijven vormen met 60 procent het grootste aandeel Gevolgd

Nadere informatie

Via deze raadsinformatiebrief bieden wij de politie(criminaliteits)cijfers 2016 en de duiding er van ter kennisname aan.

Via deze raadsinformatiebrief bieden wij de politie(criminaliteits)cijfers 2016 en de duiding er van ter kennisname aan. RAADSINFORMATIEBRIEF 17R.00004 gemeente WOERDEN Van college van burgemeester en wethouders Datum 7 februari 2017 Portefeuillehouder(s) : Burgemeester Molkenboer Portefeuille(s) : Openbare Orde en Veiligheid

Nadere informatie

Tabel 11.1 Geïndexeerd aantal slachtoffers naar delictgroep en onveiligheidsgevoelens per land

Tabel 11.1 Geïndexeerd aantal slachtoffers naar delictgroep en onveiligheidsgevoelens per land 670 Criminaliteit en rechtshandhaving 2012 Tabellen bij hoofdstuk 11 Tabel 11.1 Geïndexeerd aantal slachtoffers naar delictgroep en onveiligheidsgevoelens per land 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 (index

Nadere informatie

nr. 811 van TOM VAN GRIEKEN datum: 10 augustus 2015 aan JO VANDEURZEN Kinderbijslag - Kinderen die worden opgevoed in het buitenland

nr. 811 van TOM VAN GRIEKEN datum: 10 augustus 2015 aan JO VANDEURZEN Kinderbijslag - Kinderen die worden opgevoed in het buitenland SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 811 van TOM VAN GRIEKEN datum: 10 augustus 2015 aan JO VANDEURZEN VLAAMS MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN Kinderbijslag - Kinderen die worden opgevoed in het buitenland

Nadere informatie

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011 Integrale Veiligheidsmonitor Wijkrapport Juli 202 Integrale Veiligheidsmonitor Wijkrapport Hoe leefbaar en veilig is? Integrale Veiligheidsmonitor. Inleiding In heeft de gemeente voor de tweede keer deelgenomen

Nadere informatie

Monitor 2006 veelplegers Twente

Monitor 2006 veelplegers Twente Monitor 2006 Twente A. Kruize J. Snippe M. van Zwieten B. Bieleman Monitor 2006 Veelplegers Twente Mei 2007 I NTRAVAL Groningen-Rotterdam COLOFON Stichting INTRAVAL Postadres: Postbus 1781 9701 BT Groningen

Nadere informatie

Onderwerp Wijzigingen Algemene plaatselijke verordening (Apv) Tytsjerksteradiel

Onderwerp Wijzigingen Algemene plaatselijke verordening (Apv) Tytsjerksteradiel Raadsvoorstel Vergadering : 16 maart 2017 Agendapunt : 12 Status : Besluitvormend Programma : (2) Openbare orde en veiligheid Portefeuillehouder : L.J. Gebben Behandelend ambt. : Hannah Bouma E-mail :

Nadere informatie

Mede mogelijk gemaakt door de RPC s in Limburg

Mede mogelijk gemaakt door de RPC s in Limburg Onderzoek Criminaliteit onder het Limburgse bedrijfsleven Mede mogelijk gemaakt door de RPC s in Limburg Inleiding Veilig ondernemen is een belangrijk thema bij de Kamer van Koophandel. Jaarlijks wordt

Nadere informatie

Prognose IMF voor Midden-Europa en de Balkan

Prognose IMF voor Midden-Europa en de Balkan Prognose IMF voor Midden-Europa en de Balkan Jan Limbeek Twee keer per jaar, in april en in september of oktober, publiceert het IMF zijn World Economic Outlook, waarin het zijn economische verwachtingen

Nadere informatie

B A S I S V O O R B E L E I D

B A S I S V O O R B E L E I D Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen mei - augustus 18 Elke vier maanden verzamelt de afdeling Onderzoek, Informatie en Statistiek informatie over de stand van zaken op het gebied van veiligheid

Nadere informatie

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen mei - augustus 2018

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen mei - augustus 2018 Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen mei - augustus 18 OKTOBER 18 Elke vier maanden verzamelt de afdeling Onderzoek, Informatie en Statistiek informatie over de stand van zaken op het gebied van

Nadere informatie

Toename van geweld en verwevenheid met andere criminaliteit

Toename van geweld en verwevenheid met andere criminaliteit 64 SECONDANT #3/4 Toename van geweld en verwevenheid met andere criminaliteit CONFRONTATIE MET DE GEORGANISEERDE AUTODIEFSTAL door Joyce van der Mark De auteur is als onderzoeker werkzaam bij de Dienst

Nadere informatie

Rapportage Transportcriminaliteit 3 e kwartaal 2015

Rapportage Transportcriminaliteit 3 e kwartaal 2015 Rapportage Transportcriminaliteit 3 e kwartaal 2015 Politie Landelijke Eenheid Auteur: Dienst Informatieorganisatie / Dienst Infra Status: Definitief Versie 1.1 26 oktober 2015 Voorwoord Voor u ligt de

Nadere informatie

Zij weer? Over inbrekers die twee keer langskomen

Zij weer? Over inbrekers die twee keer langskomen TERUG MAIL SLA OP Zij weer? Over inbrekers die twee keer langskomen SAMENVATTING 27/1/2009 Als er in de buurt is ingebroken, kun je maar beter de ramen dichthouden en een extra slot op de deur doen. De

Nadere informatie

Buitenlandse vrachtwagens op de Nederlandse wegen

Buitenlandse vrachtwagens op de Nederlandse wegen Publicatiedatum CBS-website: 24 juli 2007 Buitenlandse vrachtwagens op de Nederlandse wegen Wegsstromen in relatie tot Nederlands grondgebied voor 2005 Pascal Ramaekers, Mathijs Jacobs en Marcel Seip Centraal

Nadere informatie

nr. 726 van ORTWIN DEPOORTERE datum: 27 juni 2017 aan JO VANDEURZEN Kinderbijslag - Kinderen in het buitenland

nr. 726 van ORTWIN DEPOORTERE datum: 27 juni 2017 aan JO VANDEURZEN Kinderbijslag - Kinderen in het buitenland SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 726 van ORTWIN DEPOORTERE datum: 27 juni 2017 aan JO VANDEURZEN VLAAMS MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN Kinderbijslag - Kinderen in het buitenland Kinderen moeten

Nadere informatie

Aantal misdrijven blijft dalen

Aantal misdrijven blijft dalen Aantal misdrijven blijft dalen Vorig jaar zijn er minder strafbare feiten gepleegd. Daarmee zet de daling, die al zeven jaar te zien is, door. Het aantal geregistreerde aangiftes van een misdrijf (processen

Nadere informatie

Fact sheet Volwassenencriminaliteit en risicofactoren

Fact sheet Volwassenencriminaliteit en risicofactoren Fact sheet Volwassenencriminaliteit en risicofactoren nummer 1 juni 2012 Categorieën/doelgroepen First offender: een persoon van 18 jaar of ouder die voor het eerst in aanraking is gekomen met Justitie.

Nadere informatie

Notitie Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland 2008-2011

Notitie Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland 2008-2011 Notitie Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland 28-211 Deze notitie brengt op basis van de Amsterdamse Veiligheidsmonitor de leefbaarheid en veiligheid in de regio Amsterdam-Amstelland tussen 28 en 211

Nadere informatie

Misdrijf vaak in voormalige woonbuurt dader

Misdrijf vaak in voormalige woonbuurt dader Misdrijf vaak in voormalige woonbuurt dader Misdadigers slaan vaak toe in hun eigen woonomgeving. Maar wat gebeurt er als zij verhuizen? Recent onderzoek laat zien dat zij dan vaak in hun voormalige woonbuurten

Nadere informatie

Eindexamen aardrijkskunde havo 2002-II

Eindexamen aardrijkskunde havo 2002-II Politiek en Ruimte bron 10 Aandeel van de lidstaten in de handel van de Europese Unie in procenten, 1998 30 % 25 20 22 25 Legenda: invoer uitvoer 15 10 8 8 15 15 10 11 9 9 15 12 5 0 6 5 2 2 1 0 België

Nadere informatie

Monitor Veiligheidsbeleid Groningen januari tot april 2019

Monitor Veiligheidsbeleid Groningen januari tot april 2019 Monitor Veiligheidsbeleid Groningen januari tot april 19 JUNI 19 Elke vier maanden verzamelt de afdeling Onderzoek, Informatie en Statistiek informatie over de stand van zaken op het gebied van veiligheid

Nadere informatie

Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven / Sector Horeca

Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven / Sector Horeca Grote Bickersstraat 74 1013 KS Amsterdam Postbus 247 1000 AE Amsterdam t 020 522 54 44 f 020 522 53 33 e info@tns-nipo.com www.tns-nipo.com Rapport Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven / Sector Horeca Roos

Nadere informatie

Nederland als doelwit van criminele bendes uit Oost-Europa Op weg naar een effectievere aanpak van mobiel banditisme in Nederland

Nederland als doelwit van criminele bendes uit Oost-Europa Op weg naar een effectievere aanpak van mobiel banditisme in Nederland Nederland als doelwit van criminele bendes uit Oost-Europa Op weg naar een effectievere aanpak van mobiel banditisme in Nederland drs. Jeroen A. Aalderink 31 mei 2013 2 Inhoudsopgave 1. Inleiding 5 1.1.

Nadere informatie

Samenvatting. Aard en omvang van geweld

Samenvatting. Aard en omvang van geweld Samenvatting Dit rapport doet verslag van het onderzoek naar huiselijk en publiek geweld. Het omvat drie deelonderzoeken, alle gericht op het beschrijven van geweld en geweldplegers. Doelstelling van het

Nadere informatie

24 maart 2015. Onderzoek: Veiligheid in uw buurt

24 maart 2015. Onderzoek: Veiligheid in uw buurt 24 maart 2015 Onderzoek: Over het EenVandaag Opiniepanel Het EenVandaag Opiniepanel bestaat uit ruim 50.000 mensen. Zij beantwoorden vragenlijsten op basis van een online onderzoek. De uitslag van de peilingen

Nadere informatie

Inhoud sector Transport

Inhoud sector Transport Inhoud sector Transport Kerncijfers sector Transport 178 Achtergrondkenmerken sector Transport 180 1 Slachtofferschap criminaliteit 181 1.1 Slachtofferschap algemeen 181 1.2 Meervoudig slachtofferschap

Nadere informatie

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit SAMENVATTING De Wet BOB: Titels IVa en V in de praktijk Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit Mirjam Krommendijk Jan Terpstra Piet Hein van

Nadere informatie

nr. 571 van LYDIA PEETERS datum: 18 april 2017 aan JOKE SCHAUVLIEGE Appel- en perenteelt - Interventievergoedingen

nr. 571 van LYDIA PEETERS datum: 18 april 2017 aan JOKE SCHAUVLIEGE Appel- en perenteelt - Interventievergoedingen SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 571 van LYDIA PEETERS datum: 18 april 2017 aan JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW Appel- en perenteelt - Interventievergoedingen Ten gevolge van de

Nadere informatie

Prognose IMF voor Midden-Europa en de Balkan

Prognose IMF voor Midden-Europa en de Balkan Prognose IMF voor Midden-Europa en de Balkan Jan Limbeek Twee keer per jaar, in april en in september of oktober, publiceert het IMF zijn World Economic Outlook, waarin het zijn economische verwachtingen

Nadere informatie

2.2. EUROPESE UNIE Droogte remt groei melkaanvoer af. Melkaanvoer per lidstaat (kalenderjaren) (1.000 ton) % 18/17

2.2. EUROPESE UNIE Droogte remt groei melkaanvoer af. Melkaanvoer per lidstaat (kalenderjaren) (1.000 ton) % 18/17 2.2. EUROPESE UNIE 2.2.1. Droogte remt groei melkaanvoer af Melkaanvoer per lidstaat (kalenderjaren) (1.000 ton) 2005 2015 2017 2018 % 18/17 België 3 022 3 988 4 025 4 190 4,1 Denemarken 4 451 5 278 5

Nadere informatie

DEEL 1: Mobiliteit en Verkeersveiligheid in Vlaanderen. Universiteit Hasselt Bachelor- en master Verkeerskunde

DEEL 1: Mobiliteit en Verkeersveiligheid in Vlaanderen. Universiteit Hasselt Bachelor- en master Verkeerskunde DEEL 1: Mobiliteit en Verkeersveiligheid in Vlaanderen Universiteit Hasselt Bachelor- en master Verkeerskunde www.uhasselt.be/verkeerskunde Algemene situatie Wereldwijd: ± 1 milj. verkeersdoden/jaar 11

Nadere informatie

EUROPA, OOST EUROPA, ISRAEL, TURKIJE, NOORWEGEN & VERENIGD KONINKRIJK GELDIG VAN 1 SEPTEMBER TOT 1 OKTOBER 2016

EUROPA, OOST EUROPA, ISRAEL, TURKIJE, NOORWEGEN & VERENIGD KONINKRIJK GELDIG VAN 1 SEPTEMBER TOT 1 OKTOBER 2016 EUROPA, OOST EUROPA, ISRAEL, TURKIJE, NOORWEGEN & VERENIGD KONINKRIJK GELDIG VAN 1 SEPTEMBER TOT 1 OKTOBER 2016 Wat wilt u dit jaar bereiken met uw business? Wat zou u ervan vinden om in 2016 het Shoot

Nadere informatie

De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken

De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken Bron: K. Caminada & K. Goudswaard (2017), De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken, Geron Tijdschrift over ouder worden & maatschappij jaargang 19, nummer 3: 10-13. De inkomensverdeling

Nadere informatie

Jeugdcriminaliteit en jeugdveiligheid in Groningen

Jeugdcriminaliteit en jeugdveiligheid in Groningen FACTSHEET Jeugdcriminaliteit en jeugdveiligheid in Groningen In deze factsheet worden trends en ontwikkelingen ten aanzien van de jeugdcriminaliteit en jeugdveiligheid in de provincie Groningen behandeld.

Nadere informatie

Veiligheidscijfers Soest 2015 samenwerking loont

Veiligheidscijfers Soest 2015 samenwerking loont ontwikkeling 2015 tov 2014, gemeente ontwikkeling 2015 tov 2014, regio MNL januari t/m juni juli t/m december Veiligheidscijfers Soest 2015 samenwerking loont Januari 2016 - In 2015 is het aantal woninginbraken

Nadere informatie

Hoofdstuk 3 KINDEREN EN DE WERKSITUATIE VAN HUN OUDERS

Hoofdstuk 3 KINDEREN EN DE WERKSITUATIE VAN HUN OUDERS Hoofdstuk 3 KINDEREN EN DE WERKSITUATIE VAN HUN OUDERS De tijd die kinderen doorbrengen in en buiten het eigen gezin, o.a. in de kinderopvang, hangt nauw samen met de werksituatie van de ouders. Werk is

Nadere informatie

Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven / Sector Detailhandel

Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven / Sector Detailhandel Grote Bickersstraat 74 1013 KS Amsterdam Postbus 247 1000 AE Amsterdam t 020 522 54 44 f 020 522 53 33 e info@tns-nipo.com www.tns-nipo.com Rapport Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven / Sector Detailhandel

Nadere informatie

Maandelijkse rapportage cijfers (mogelijke) slachtoffers mensenhandel

Maandelijkse rapportage cijfers (mogelijke) slachtoffers mensenhandel Maandelijkse rapportage cijfers (mogelijke) slachtoffers mensenhandel Maand: juni 2012 Deze rapportage beschrijft het aantal aangemelde (mogelijke) slachtoffers van mensenhandel bij CoMensha van 1 januari

Nadere informatie

Inhoud sector Zakelijke Dienstverlening

Inhoud sector Zakelijke Dienstverlening Inhoud sector Zakelijke Dienstverlening Kerncijfers sector Zakelijke dienstverlening 209 Achtergrondkenmerken sector Zakelijke dienstverlening 210 1 Slachtofferschap criminaliteit 211 1.1 Slachtofferschap

Nadere informatie

12 Veelplegers: specialisten of niet?

12 Veelplegers: specialisten of niet? Samenvatting De aandacht voor veelplegers ligt zowel beleidsmatig als wetenschappelijk vooral bij de frequentie waarmee deze daders misdrijven plegen. Dat is niet gek, want veelplegers, ook wel stelselmatige

Nadere informatie

Gewoonlijk verblijvende bevolking (Usual residence population - Urespop) Kees Prins, projectleider Urespop

Gewoonlijk verblijvende bevolking (Usual residence population - Urespop) Kees Prins, projectleider Urespop Gewoonlijk verblijvende bevolking (Usual residence population - Urespop) Kees Prins, projectleider Urespop 1. BRP bron voor demografische statistieken 2. Demografische statistieken volgens Europese verordening

Nadere informatie

iiitogiontant Resultaten uit de PPP-studies naar criminaliteit en criminaliteits preventie op bedrijventerreinen \sf

iiitogiontant Resultaten uit de PPP-studies naar criminaliteit en criminaliteits preventie op bedrijventerreinen \sf Resultaten uit de PPP-studies naar criminaliteit en criminaliteits preventie op bedrijventerreinen Een selectie naar ondernemingen uit het Midden- en Kleinbedrijf V. Sabee R.F.A. van den Bedem J.J.A. Essers

Nadere informatie