De kantonprocedure onder het programma Kwaliteit en Innovatie Rechtspraak nader belicht

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De kantonprocedure onder het programma Kwaliteit en Innovatie Rechtspraak nader belicht"

Transcriptie

1 De kantonprocedure onder het programma Kwaliteit en Innovatie Rechtspraak nader belicht P. Blijleven 23 januari 2017

2

3 Afstudeerscriptie De kantonprocedure onder het programma Kwaliteit en Innovatie Rechtspraak nader belicht Naam student: P. (Pieter) Blijleven Studentnummer: Opleiding: Onderwijsinstelling: Document: Begeleider: Examinator: Master Rechtsgeleerdheid Open Universiteit Afstudeerscriptie mw. mr. dr. M.L.H. Reumers dhr. prof. mr. J.G.J. Rinkes Aantal woorden: Plaats en datum: Boskoop, 23 januari

4 2

5 Woord vooraf Voor u ligt het resultaat van enkele maanden onderzoek naar de met het programma Kwaliteit en Innovatie Rechtspraak gepaard gaande wetswijzigingen. Naar de invloed van dit programma op enkele fundamentele rechtsbeginselen van het burgerlijk procesrecht is eveneens onderzoek gedaan. Omdat ik als junior juridisch medewerker werkzaam ben bij de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Gouda, en belast ben met de voorbereiding en behandeling van kantonzaken, is het onderzoek toegespitst op bij kantonprocedures betrokken procespartijen. Deze scriptie is geschreven in verband met de afronding van mijn master Rechtsgeleerdheid die ik heb gevolgd aan de Open Universiteit. Een woord van dank aan mijn scriptiebegeleider mevrouw mr. dr. Reumers die de scriptie keer op keer van feedback heeft voorzien, hetgeen heeft bijgedragen aan het ontwikkelen van een nauwkeurige manier van werken. Tevens dank ik een ieder die mij op welke wijze dan ook heeft gesteund bij het schrijven van deze scriptie en degenen die feedback hebben gegeven op de conceptversie van deze scriptie. Pieter Blijleven Boskoop, januari

6 4

7 Inhoudsopgave Inleiding 9 Aanleiding van het onderzoek 9 Probleemstelling 10 1 KEI-wetgeving Wijzigingen en gevolgen Basisprocedure Betekening Rol en rolzitting Termijnen Regie door de rechter Mondelinge uitspraak Digitalisering Digitalisering van stukken Start procedure Identiteit Tot slot 22 2 Fundamentele rechtsbeginselen van het burgerlijk procesrecht Inleiding Definitie en belang Beginselen Hoor en wederhoor Inleiding Artikel 6 EVRM Hof van Justitie van de Europese Unie Nederland Praktijk Grenzen Partijautonomie Europa Nederland Huidige ontwikkeling Gemotiveerde beslissing Grondslag Belang Omschrijving Invulling Omvang Uitzonderingen Tot slot 35 5

8 3 De ekantonrechter Inleiding Procedure Digitale communicatie Aanvraagfase Inhoudelijke fase Behandeling van het verzoek en uitspraak Eerste ekantonzaak Ervaringen Waarborging fundamentele rechtsbeginselen Hoor en wederhoor Partijautonomie Gemotiveerde beslissing ekantonrechter en KEI-wetgeving 45 4 Fundamentele rechtsbeginselen en KEI-wetgeving Hoor en wederhoor Aanvang van de procedure Pleidooi Partijautonomie Gemotiveerde beslissing Mondelinge uitspraak Artikel 149 Rv Digitalisering 54 5 Conclusie Onderzoeksvraag Hoor en wederhoor Aanvang van de procedure Artikel 134 Rv Partijautonomie Gemotiveerde beslissing Mondelinge uitspraak Digitalisering 58 Literatuurlijst 61 (Online) naslagwerken 63 Jurisprudentielijst 65 6

9 Inleiding 7

10 8

11 Inleiding Aanleiding van het onderzoek Voormalig minister van Veiligheid en Justitie Ivo Opstelten heeft op 31 oktober 2011 samen met ketenpartners binnen en buiten de rechtspraak de Innovatieagenda Rechtsbestel opgesteld. In deze Innovatieagenda betoogt de minister dat geschiloplossing bij de tijd moet zijn en in moet spelen op veranderende wensen in de samenleving. Om het stelsel van geschiloplossing ook in de toekomst goed te laten functioneren is volgens de minister innovatie noodzakelijk. 1 Omdat rechtspraak onder andere toekomstbestendig moet zijn, dient onder meer de digitale toegankelijkheid van de rechtspraak te worden vergroot, waarbij rekening wordt gehouden met rechtzoekenden die minder goed met digitale middelen om kunnen gaan. 2 Een groot deel van de voorstellen en plannen uit de Innovatieagenda wordt uitgewerkt in het programma Kwaliteit en Innovatie rechtspraak (verder: KEI). Het doel van dit programma is de rechtspraak in Nederland aan te laten sluiten bij de digitalisering in de samenleving en procedures sneller en eenvoudiger te laten verlopen. 3 Om de door de minister voorgestelde innovatie te realiseren zijn wetswijzigingen onvermijdelijk. Naar aanleiding van de Innovatieagenda Rechtsbestel is het wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht (KEI-I) 4 in oktober 2014 tot stand gekomen. In de memorie van toelichting behorend bij dit wetsvoorstel worden door de minister een vijftal veranderingen genoemd waar het wetsvoorstel toe gaat leiden: de dagvaarding en het verzoekschrift in civiele zaken zullen worden samengevoegd tot één nieuwe procesinleiding. 5 De gedachte hierachter is een nieuwe, vereenvoudigde basisprocedure. Ten tweede wordt de verplichting tot het betekenen van de huidige dagvaarding opgeheven, waardoor er laagdrempelige mogelijkheden komen voor de eisende partij om haar wederpartij in rechte te betrekken. 6 Ten derde wordt het aantal wettelijke termijnen voor het verrichten van specifieke proceshandelingen uitgebreid. Ten vierde kan de rechter meer regie voeren ten aanzien van het verloop van de procedure. Tot slot wordt het in het burgerlijk procesrecht net als in het bestuursprocesrecht mogelijk om een procedure digitaal te voeren. 7 Om dit mogelijk te maken is KEI gestart: de minister van Veiligheid en Justitie draagt zorg voor de noodzakelijke wetswijzigingen, de Raad voor Rechtspraak draagt zorg voor de nieuwe digitale systemen voor de gerechten. Op deze wijze kan het beoogde doel, namelijk aansluiting van de rechtspraak bij de digitalisering in de samenleving en het snellere en eenvoudigere verloop van procedures, uiteindelijk worden gerealiseerd. De huidige stand van zaken is dat op 21 juli 2016 de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht is gepubliceerd, welke op 13 juli 2016 tot stand is gekomen. 8 1 Bijlage bij Kamerstukken II 2011/12, 33071, 5, p Bijlage bij Kamerstukken II 2011/12, 33071, 5, p Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p. 5 en 7. 4 Kamerstukken II 2014/15, 34059, 2. 5 Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p Stb. 2016,

12 Voornoemde wet zal hierna worden aangeduid als Wet vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht. Op dezelfde datum is nog een aantal wetten gepubliceerd. 9 Als het gaat om het procesrecht en de digitalisering daarvan zal met name de Wet vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht van invloed zijn op kantonprocedures omdat het verloop van dergelijke procedures wordt beheerst door het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. 10 Wat betreft de nieuwe digitale systemen voor de gerechten valt voorts op te merken dat het reeds vanaf begin 2014 voor eenvoudige, civielrechtelijke zaken op grond van artikel 96 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mogelijk is een procedure bij de ekantonrechter te starten. 11 Omdat aan de procedure bij de ekantonrechter een apart hoofdstuk zal worden gewijd, zal op deze plaats niet worden ingegaan op een dergelijke procedure. Verder is het op basis van de Tijdelijke Procesregeling Asiel- en Bewaringszaken mogelijk om in asiel- en bewaringszaken digitaal te procederen. Vanaf maart 2016 is een pilot gestart bij de rechtbanken Oost-Brabant, Overijssel en Gelderland voor de digitale werkwijze en de communicatie tussen de rechtbank en de professionele bewindvoerder. 13 Deze werkwijze zal geleidelijk ook bij andere rechtbanken worden ingevoerd. 14 Ten slotte is het sinds 2008 mogelijk om het procesverloop van een dagvaardingszaak digitaal te raadplegen via een roljournaal. 15 Probleemstelling De Wet vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht brengt een aanpassing van het huidige burgerlijk procesrecht met zich mee. Aan het huidige burgerlijk procesrecht liggen een aantal fundamentele rechtsbeginselen ten grondslag, namelijk: hoor en wederhoor, onpartijdigheid van de rechter, openbaarheid van de behandeling en de uitspraak, gemotiveerde beslissing en partijautonomie.16 Deze beginselen zijn weer uitgewerkt in onder andere het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Enkele beginselen te weten het recht op hoor en wederhoor, de onpartijdigheid van de rechter en de openbaarheid van de behandeling en de uitspraak zijn bij de totstandkoming van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) door de verdragsluitende staten geformuleerd en erkend als rechten van de mensen en als geldend recht.17 Het beginsel van de motivering van de beslissing volgt niet expliciet uit artikel 6 EVRM maar de eis 9 Namelijk de Wet van 13 juli 2016 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie, Stb. 2016, 289, de Invoeringswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht, Stb. 2016, 290 en de Invoeringsrijkswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht en uitbreiding prejudiciële vragen, Stb. 2016, De vierde afdeling van de tweede titel van het Eerste Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering waarin regelgeving is opgenomen omtrent de dagvaarding zal bijvoorbeeld worden vervangen door regelgeving omtrent de oproeping in vorderingsprocedures. Een ander voorbeeld is de vijfde afdeling met betrekking tot het verloop van het geding. Deze afdeling zal deels ingrijpend worden aangepast en komt deels te vervallen. 11 Zie hiervoor het Procesreglement ekanton dat is te vinden op Rechtspraak.nl. Zoek-pad: Voor advocaten en juristen, vervolgens naar Reglementen, procedures en formulieren en ten slotte naar Kanton (voor het laatst geraadpleegd op 11 november 2016). 12 Stcrt. 2015, Zie hiervoor de Tijdlijn Modernisering Rechtspraak. Deze tijdlijn is te vinden op Rechtspraak.nl. Zoek-pad: Hoe werkt het recht, vervolgens naar Rechtspraak in Nederland en ten slotte onder Modernisering rechtspraak naar Meer over modernisering rechtspraak (voor het laatst geraadpleegd op 11 november 2016). 14 Zie hiervoor eveneens de Tijdlijn Modernisering Rechtspraak. 15 Rueb/Stein 2015, p De roljournalen zijn te vinden op Rechtspraak.nl onder Voor advocaten en juristen. 16 Hugenholtz/Heemskerk 2015, p Hugenholtz/Heemskerk 2015, p

13 van een eerlijke behandeling zoals verwoord in voornoemd artikel, brengt met zich mee dat de rechter de redenen voor zijn beslissing moet geven.18 Ook het beginsel van de partijautonomie is niet met zoveel woorden terug te vinden in artikel 6 EVRM. Zoals verderop in hoofdstuk 2 nog zal blijken, refereert echter het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in haar uitspraken expliciet aan de partijautonomie. De hiervoor genoemde fundamentele rechtsbeginselen van het burgerlijk procesrecht dienen ondanks de vernieuwing van het burgerlijk procesrecht gewaarborgd te blijven. Ook na invoering van de nieuwe wet- en regelgeving blijft artikel 6 EVRM immers van toepassing en dient nog steeds uitvoering te worden gegeven aan hetgeen het EHRM in haar uitspraken heeft bepaald over de fundamentele rechtsbeginselen die niet in artikel 6 EVRM zijn opgenomen. In de hoofdstukken die volgen zal, voor zover relevant, worden ingegaan op de inhoud van de KEI-wetgeving en welke veranderingen die met zich meebrengt voor bij kantonprocedures betrokken partijen. Tevens worden enkele fundamentele rechtsbeginselen van het burgerlijk procesrecht belicht en het belang van deze beginselen. De beginselen die behandeld zullen worden zijn het beginsel van hoor en wederhoor, de partijautonomie en een gemotiveerde beslissing. Het zal direct opvallen dat maar enkele beginselen zijn genoemd. Het beginsel van toegang tot de rechter mist bijvoorbeeld. Een beginsel dat misschien wel het meest wezenlijke is van alle beginselen van procesrecht. Als een burger geen toegang tot de rechter heeft waar dat wel wenselijk of noodzakelijk is, kan deze alle andere beginselen van een eerlijke procedure immers nooit daadwerkelijk afdwingen.19 Daarnaast valt nog te denken aan de onpartijdigheid van de rechter en de openbaarheid van rechtspraak.20 Vanwege de beperkte omvang van deze scriptie, laat ik deze beginselen toch onbesproken. De beginselen die wel besproken zullen worden, zijn het meest relevant en interessant gelet op de in hoofdstuk 1 te bespreken KEI-wetgeving. De veranderingen die deze wetgeving met zich meebrengt, hebben de meeste invloed op de beginselen van hoor en wederhoor, partijautonomie en een gemotiveerde beslissing. De wijziging van de basisprocedure en de aanvang daarvan door middel van een procesinleiding die, in tegenstelling tot een dagvaarding, in beginsel niet door een deurwaarder betekend hoeft te worden, zal bijvoorbeeld, zoals verderop in deze scriptie nog zal worden toegelicht, van invloed zijn op het beginsel van hoor en wederhoor. Verder zal de vergroting van de regierol van de rechter van invloed zijn op het beginsel van de partijautonomie. Daarnaast zal bijvoorbeeld de mogelijkheid om mondeling eindvonnis te wijzen van invloed zijn op het beginsel van een gemotiveerde beslissing. Dat inwerkingtreding van het gewijzigde Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een gewijzigde inrichting van de procedure bij de kantonrechter tot gevolg zal hebben, brengt, zo verwacht ik, niet met zich mee dat het beginsel van toegang tot de rechter zal worden aangetast. Artikel 17 Grondwet (Gw) blijft immers van toepassing en een kort geding kan na inwerkingtreding van de gewijzigde wetgeving nog steeds worden aangespannen.21 Daarnaast wordt digitaal procederen in beginsel ook niet verplicht voor iedereen, terwijl in deze scriptie juist aan dat gedeelte van het gewijzigde Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aandacht zal worden besteed. Het is daarom minder van belang om in te gaan op het 18 Rueb/Stein 2015, p Asser Procesrecht/Giesen / Hugenholtz/Heemskerk 2015, p Stb. 2016, 288, p. 25: artikel 254 Rv wordt inhoudelijk niet aangepast. 11

14 beginsel van toegang tot de rechter. Ook zal na inwerkingtreding van de gewijzigde wetgeving artikel 121 Gw van kracht blijven waarin onder andere is geregeld dat, met uitzondering van de gevallen bij de wet bepaald, de terechtzittingen in het openbaar plaatsvinden en dat de uitspraak in het openbaar zal geschieden. De gewijzigde wetgeving zal het beginsel van openbaarheid van rechtspraak derhalve ook niet direct raken. Ten slotte bepaalt artikel 36 Rv dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelt kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Na inwerkingtreding van de gewijzigde wetgeving zal het beginsel van de onpartijdigheid van de rechter nog steeds gewaarborgd zijn nu artikel 36 Rv niet zal worden gewijzigd.22 De hiervoor genoemde wel te behandelen beginselen komen in hoofdstuk 2 uitvoerig aan de orde. Om die reden zal hieronder worden volstaan met het kort noemen van de te behandelen beginselen en de mogelijke invloed daarop van de KEI-wetgeving. Tevens zal een aantal praktische problemen die zich voor zouden kunnen doen na inwerkingtreding van de KEI-wetgeving kort de revue passeren. Als gezegd beoogt de nieuwe wetgeving een mondelinge behandeling die snel na de start van de procedure aanvangt waarbij de rechter een regierol krijgt toebedeeld.23 Komt een dergelijke regierol echter niet op gespannen voet te staan met de partijautonomie waarvan lijdelijkheid van de rechter een kenmerk is?24 Het gevaar zou namelijk kunnen ontstaan dat de rechter gaat mee procederen. En is dat wel een gevaar? Daarnaast valt te denken aan de mogelijkheid om mondeling vonnis te wijzen. Deze mogelijkheid is opgenomen in het nieuwe artikel 30p Rv.25 Hoewel deze mogelijkheid zeker tijdwinst op zal leveren, doet zich ook de vraag voor of het motiveringsbeginsel daarmee gewaarborgd blijft.26 Een mondelinge uitspraak is veel korter en beknopter dan een schriftelijke uitspraak terwijl de motivering van de beslissing juist van belang is voor het inzicht in de gedachtegang van de rechter wanneer bijvoorbeeld de eis of een verweer of de gronden daarvan (gedeeltelijk) worden verworpen.27 Bij kantonprocedures is verder van belang dat er veel verstekvonnissen worden gewezen. Uit eigen ervaring28 weet ik dat wanneer een vordering aan de kantonrechter wordt voorgelegd, dit in de meeste gevallen een incassozaak betreft.29 De opkomst bij een rolzitting is relatief laag. Dit verklaart het hoge aantal verstekvonnissen bij kantonprocedures. Verder zal de manier waarop partijen opgeroepen worden, veranderen. Betekening van het oproepingsbericht is straks niet meer verplicht,30 terwijl de rechter, voordat een verstekvonnis wordt gewezen, zich er van moet vergewissen dat de gedaagde partij in de gelegenheid is gesteld zich tegen de vordering van de 22 Stb. 2016, Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p Zie hierover mr. B.J.R. van Tongeren in het verslag van de najaarsvergadering 2015 van de Nederlandse Vereniging voor Procesrecht, Dammingh en Van den Berg, TCR 2016/1, p Stb. 2016, Zie hierover mr. H.M.M. Steenberghe in het verslag van de najaarsvergadering 2015 van de Nederlandse Vereniging voor Procesrecht, Dammingh en Van den Berg, TCR 2016/1, p Zie hierover eveneens mr. H.M.M. Steenberghe in het verslag van de najaarsvergadering 2015 van de Nederlandse Vereniging voor Procesrecht, Dammingh en Van den Berg, TCR 2016/1, p Ik ben als junior juridisch medewerker werkzaam bij de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Gouda en belast met onder andere de voorbereiding en behandeling van civiele (rol)zittingen. 29 Zie ook Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p Stb. 2016, 288, artikel 112 Rv. 12

15 eisende partij te verdedigen.31 Kan de rechter zich er dan toch voldoende van vergewissen dat de gedaagde partij hiertoe in de gelegenheid is gesteld? Ten slotte valt nog te denken aan praktische problemen die zich voor kunnen doen. Jongbloed noemt er een aantal in een bijdrage in het Tijdschrift voor de Procespraktijk.32 Een eerste voorbeeld is DigiD waarmee bij de rechtspraak kan worden ingelogd in een digitaal dossier. Hoewel digitaal procederen voor bij kantonprocedures betrokken partijen die in persoon procederen niet (direct) verplicht is, doet zich wel het probleem voor dat, als men wel digitaal zou willen procederen, niet iedereen de gelegenheid heeft omdat DigiD is gekoppeld aan de Basisregistratie Personen (BRP). Mensen die niet zijn ingeschreven in de BRP, bijvoorbeeld daklozen, wordt de mogelijkheid om op deze wijze te procederen dus bij voorbaat ontnomen. Wanneer de wijze waarop processtukken mogen worden ingediend wordt beperkt, betekent dat tevens dat bewijslevering wordt beperkt, aldus Jongbloed. In het kader van de hiervoor uiteengezette aanleiding voor het onderzoek en de probleemstelling, doet zich de vraag voor of met de inwerkingtreding van de nieuwe wet- en regelgeving en KEI de fundamentele rechtsbeginselen van het burgerlijk procesrecht gewaarborgd zullen blijven. Omdat op grond van artikel 79 lid 1 Rv bij kantonprocedures geen verplichte procesvertegenwoordiging geldt en er dus niet altijd een advocaat is die in kan grijpen wanneer schending van de fundamentele rechtsbeginselen zich voordoet, is het voor dergelijke procedures des te meer van belang dat de fundamentele rechtsbeginselen van het burgerlijk procesrecht in de geldende wet- en regelgeving zijn gewaarborgd. De onderzoeksvraag die zal worden beantwoord luidt dan ook: "Zullen onder het programma Kwaliteit en Innovatie rechtspraak de navolgende fundamentele rechtsbeginselen van het burgerlijk procesrecht, te weten hoor en wederhoor, partijautonomie en een gemotiveerde beslissing voor bij kantonprocedures betrokken partijen voldoende gewaarborgd zijn in vergelijking met het huidige procesrecht?" Om tot beantwoording van deze vraag te komen zullen de volgende deelvragen worden beantwoord: Welk gedeelte of welke gedeelten uit de KEI-wetgeving zijn van belang voor bij kantonprocedures betrokken partijen? Wat zijn de voorziene en onvoorziene veranderingen voor bij kantonprocedures betrokken partijen ten gevolge van de invoering van de KEI-wetgeving? Hoe zijn de fundamentele rechtsbeginselen hoor en wederhoor, partijautonomie en een gemotiveerde beslissing in het huidige burgerlijk procesrecht gewaarborgd voor bij kantonprocedures betrokken partijen? Op welke wijze wordt in de praktijk uitvoering gegeven aan de fundamentele rechtsbeginselen hoor en wederhoor, partijautonomie en een gemotiveerde beslissing? 31 Vgl. artikel 139 Rv. Zie ook Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p Jongbloed, TvPP 2015/1, par

16 Wat houdt een procedure bij de ekantonrechter in en hoe zijn in een dergelijke procedure de fundamentele rechtsbeginselen hoor en wederhoor, partijautonomie en een gemotiveerde beslissing gewaarborgd? Op welke wijze worden onder de KEI-wetgeving de fundamentele rechtsbeginselen hoor en wederhoor, partijautonomie en een gemotiveerde beslissing in procedures voor de kantonrechter gewaarborgd? De manier waarop een procedure bij de ekantonrechter wordt gevoerd, lijkt op de manier waarop procedures gevoerd zullen worden wanneer de nieuwe KEI-wetgeving in werking is getreden. Om die reden is er een deelvraag over de ekantonrechter opgenomen. In het onderzoek kan de procedure bij de ekantonrechter worden vergeleken met de kantonprocedure zoals die eruit ziet na inwerkingtreding van de KEI-wetgeving. Door daarnaast de procedure bij de ekantonrechter te toetsen aan de fundamentele rechtsbeginselen hoor en wederhoor, partijautonomie en een gemotiveerde beslissing, kan een voorschot worden genomen op de wijze waarop deze rechtsbeginselen na inwerkingtreding van de KEI-wetgeving gewaarborgd zullen zijn. 14

17 KEI-wetgeving 15

18 1 KEI-wetgeving Zoals reeds uiteengezet in de inleiding, dient rechtspraak toekomstbestendig te zijn. Daarvoor is het noodzakelijk dat de digitale toegankelijkheid van de rechtspraak wordt vergroot. Door middel van KEI wordt getracht de rechtspraak in Nederland aan te laten sluiten bij de digitalisering in de samenleving en procedures sneller en eenvoudiger te laten verlopen. Om deze innovatie te realiseren, zijn wetswijzigingen noodzakelijk omdat tijdens de totstandkoming van het huidige procesrecht geen, althans onvoldoende, rekening is gehouden met digitalisering ervan. In dit hoofdstuk worden de aspecten van de KEI-wetgeving belicht die van belang zijn voor bij kantonprocedures betrokken partijen en die van invloed (kunnen) zijn op de in een volgend hoofdstuk uiteen te zetten fundamentele beginselen hoor en wederhoor, partijautonomie en een gemotiveerde beslissing. In de eerste paragraaf van dit hoofdstuk wordt ingegaan op de (wets)wijzigingen en de verwachte gevolgen daarvan. In 2 komt de digitalisering aan de orde en in 3 wordt afgesloten met een korte samenvatting en terugblik. 1.1 Wijzigingen en gevolgen In de memorie van toelichting wordt de inhoud van het wetsvoorstel helder uiteengezet. 33 Er zullen, in verband met de beoogde digitalisering van procedures, wijzigingen worden doorgevoerd die te maken hebben met de vereenvoudiging en uniformering van het burgerlijk procesrecht. 34 Daarnaast zullen er wijzigingen worden doorgevoerd in verband met de beoogde versnelling van de procedures Basisprocedure Uit het huidige Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering Boek 1, titel 2 en 3 blijkt dat er onderscheid wordt gemaakt tussen een dagvaardings- en een verzoekschriftprocedure. Na inwerkingtreding van de gewijzigde regelgeving zal zowel een vordering als verzoek worden ingediend door middel van een procesinleiding. 36 Het verschil tussen een vordering en een verzoek blijft echter bestaan. De gedachte hierachter is dat de aard van een verzoek wezenlijk anders is dan die van een vordering. Een verzoekschriftprocedure was oorspronkelijk bedoeld voor verzoeken aan de rechter om een voorlopige voorziening, terwijl een vorderingsprocedure wordt gekenmerkt door een geschil tussen twee (of meer) partijen. 37 Er zijn echter ook verzoekschriftprocedures ontstaan waarin van de rechter een beslissing wordt gevraagd in een geschil tussen partijen. Een voorbeeld waar de kantonrechter regelmatig mee te maken heeft, is het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het wetsvoorstel zal hier geen verandering in brengen, aldus de minister in de memorie van toelichting. 38 De Wet vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht maakt het wel mogelijk om een vordering en een verzoek met één procesinleiding aan de rechter voor te 33 Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p Stb. 2016, 288, artikel 30a lid 1 Rv. 37 Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p

19 leggen. 39 Voorwaarde is wel dat er tussen de vordering en het verzoek voldoende samenhang bestaat en de Nederlandse rechter bevoegd is van beide kennis te nemen, aldus het nieuwe artikel 30b lid 1 Rv. Als er voldoende samenhang tussen de vordering en het verzoek bestaat en de Nederlandse rechter is bevoegd, dan zijn de bepalingen van de vorderingsprocedure van toepassing, tenzij de aard van de bepalingen zich daartegen verzet of tenzij de wet of de rechter met het oog op een goede procesorde, anders bepaalt. 40 Indien de rechter van oordeel is dat een vordering en een verzoek zich niet lenen voor gezamenlijke behandeling, dan splitst de rechter de zaak in twee of meer zaken. 41 Een voor de kantonrechter belangrijke (gewijzigde) bepaling is voorts nog artikel 94 Rv. In verband met de gecombineerde procedure is artikel 94 Rv, dat ziet op de absolute competentie van de kantonrechter, gewijzigd in die zin dat de onderdelen uit een gecombineerde procedure die niet tot de competentie van de kantonrechter horen de eventuele aardzaken van artikel 93, onder c en d Rv volgen zodat alle vorderingen en verzoeken die in een procesinleiding aan de kantonrechter voorgelegd zijn, door hem behandeld kunnen worden. 42 De basisprocedure zal in de kern voor beide partijen een schriftelijke ronde bevatten, gevolgd door een mondelinge behandeling en een mondelinge uitspraak. 43 In overleg met partijen kan de rechter afwijken van de basisprocedure door bijvoorbeeld een mondelinge behandeling achterwege te laten en in plaats daarvan partijen schriftelijk te laten procederen. 44 Omdat de kortgedingprocedure die op de kortst mogelijke termijn tot een voorlopige uitspraak leidt nodig blijft, volstaat de basisprocedure in zaken met een spoedeisend belang niet. 45 De kortgedingprocedure zal daarom (voorlopig) niet worden gewijzigd Betekening In de huidige vorderingsprocedure geschiedt de dagvaarding ex artikel 111 lid 1 Rv bij exploot. Dit exploot wordt uitgebracht door een deurwaarder. 47 In een verzoekschriftprocedure roept de griffier de verzoekers en de belanghebbenden op bij gewone brief, zo blijkt uit artikel 271 Rv. Na inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht heeft een eisende partij in een vorderingsprocedure diverse mogelijkheden om haar wederpartij in rechte te betrekken. 48 De eisende partij kan er allereerst voor kiezen een deurwaarder in te schakelen die een oproepingsbericht aan de wederpartij betekent om vervolgens het exploot van betekening, het oproepingsbericht en de procesinleiding onverwijld bij de rechtbank in te dienen. 49 Daarnaast kan de eisende partij eerst een procedure bij de rechtbank starten en vervolgens haar wederpartij 39 Stb. 2016, 288, artikel 30b lid 1 Rv. 40 Stb. 2016, 288, artikel 30b lid 2 Rv. 41 Stb. 2016, 288, artikel 30b lid 4 Rv. 42 Stb. 2016, 288, artikel 94 lid 2 en 3 Rv. 43 Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p Stb. 2016, 288, artikel 30j lid 6 en artikel 30o lid 1 onder b Rv. Zie ook Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p Zie het huidige artikel 45 lid 1 Rv. 48 Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p Stb. 2016, 288, artikel 113 lid 1 en 3 Rv. 17

20 oproepen. 50 In dat geval ontvangt de eisende partij na indiening van de procesinleiding bij het gerecht, een ontvangstbevestiging en een oproepingsbericht waarin de inhoud en de datum van indiening van de procesinleiding zijn opgenomen. 51 De eisende partij kan vervolgens op grond van artikel 112 lid 1 Rv de keuze maken of hij het oproepingsbericht, waarin de procesinleiding is opgenomen, door een deurwaarder bij exploot laat betekenen of dat hij deze zelf bezorgt bij de wederpartij. Wanneer de eisende partij er voor kiest de oproeping met de procesinleiding zelf bij de gedaagde partij te bezorgen, kan er een keuze worden gemaakt tussen toezending per post of per Als de wederpartij zich meldt bij het gerecht (vgl. het nieuwe artikel 114 Rv), is duidelijk dat de procesinleiding door haar is ontvangen. Partijen zijn in dit geval niet afhankelijk van de tussenkomst van de deurwaarder. De eisende partij is niet verplicht om de procesinleiding eerst informeel te bezorgen. 53 Als de wederpartij zich na een informele bezorging van de procesinleiding niet meldt, zal de kantonrechter slechts een verstekvonnis wijzen wanneer kan worden aangetoond dat een deurwaarder de procesinleiding bij de wederpartij heeft betekend. 54 De aanvang van een verzoekprocedure blijft onveranderd Rol en rolzitting Het is onder het thans geldende burgerlijk procesrecht gebruikelijk om te dagvaarden tegen een bepaalde datum en tijdstip waarop een rolzitting wordt gehouden. Alle bij een gerecht aangebrachte zaken van dezelfde datum zijn terug te vinden op de rol van die datum. De rol is vergelijkbaar met een agenda. Op de rol van een bepaalde datum is voor iedere zaak afzonderlijk vermeld in welke stand een zaak zich bevindt en welke partij welke proceshandeling moet verrichten. Het roljournaal, waarover is gesproken in de inleiding, is een digitale versie van de rol. De rol als volgsysteem zal echter worden vervangen door een digitaal systeem dat Mijn Zaak wordt genoemd. 56 In plaats daarvan kunnen partijen, maar ook de rechter en de griffier, in Mijn Rechtspraak raadplegen op welke datum een proceshandeling moet worden verricht, van welke partij dat wordt verwacht en wanneer termijnen verlopen. 57 Wanneer de oproeping van de wederpartij heeft plaatsgevonden wordt door de griffie de toegang tot Mijn Rechtspraak verstrekt. 58 De eisende partij heeft op grond van artikel 113 Rv de mogelijkheid het oproepingsbericht bij exploot te laten betekenen alvorens hij de procesinleiding bij de rechtbank indient. In dat geval kan de griffie de toegang tot Mijn Rechtspraak niet direct maar na (maximaal) vijf werkdagen aan partijen verstrekken nadat de eisende partij het betekeningsexploot en het oproepingsbericht met de procesinleiding bij de rechtbank heeft ingediend. Blijkens het nieuwe procesreglement dient de eisende partij voornoemde stukken immers binnen vijf 50 Stb. 2016, 288, artikel 111 lid 1 Rv. 51 Stb. 2016, 288, artikel 111 lid 1 en 2 (aanhef) Rv. 52 Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p Stb. 2016, 288, artikel 112 lid 1 Rv. 54 Vgl. artikel 139 Rv. Zie ook Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p. 29 en 30. Blijkens de begripsbepalingen ( 1.2 onder n) van het Landelijk procesreglement civiele zaken rechtbanken en gerechtshoven KEI (Stcrt. 2016, 39486) wordt dit digitale systeem echter niet Mijn Zaak genoemd maar Mijn Rechtspraak. Hoewel in de memorie van toelichting nog over Mijn Zaak wordt gesproken, zal hierna in plaats daarvan de term Mijn Rechtspraak worden gebruikt. 57 Stcrt. 2016, 39486, 1.2 onder n. 58 Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p

21 werkdagen na de betekening van het oproepingsbericht in bij de rechtbank. 59 Zoals hiervoor aan de orde is geweest, kan de eisende partij er ook voor kiezen eerst een procedure bij de rechtbank te starten en daarna haar wederpartij oproepen. 60 Na indiening van de procesinleiding bij het gerecht, ontvangt de eisende partij van de griffier het oproepingsbericht. 61 Op grond van het nieuwe artikel 111 lid 2 sub a Rv vermeldt de griffier in het oproepingsbericht onder andere de wijze waarop de gedaagde partij zich kan verweren. Wanneer de eisende partij er voor kiest het oproepingsbericht vervolgens op grond van artikel 112 lid 1 Rv op informele wijze bij haar wederpartij te bezorgen, ligt het voor de hand dat de griffier, gelet op artikel 111 lid 2 sub a Rv, in het oproepingsbericht opneemt dat aan de gedaagde partij de toegang wordt verstrekt tot Mijn Rechtspraak. Aan partijen die op papier procederen, wordt de benodigde informatie op papier meegedeeld. In kantonzaken blijft het bovendien op grond van artikel 30i lid 2 Rv mogelijk om mondeling verweer te voeren Termijnen In de Wet vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht zijn ten opzichte van het huidige burgerlijk procesrecht termijnen ingevoerd of aangescherpt. Door het voldoen aan wettelijke termijnen, krijgen partijen meer duidelijkheid over het tijdsverloop van de procedure. 62 Op grond van het nieuwe artikel 30a lid 1 Rv stelt de eisende of dient de verzoekende partij zijn vordering respectievelijk verzoek in door middel van een procesinleiding. Op grond van artikel 111 lid 1 Rv (nieuw) stuurt de griffier de eisende partij een oproepingsbericht. Wanneer het een vordering betreft en de eisende partij derhalve een oproepingsbericht heeft ontvangen van de griffier, volgt uit artikel 111 lid 2 Rv (nieuw) dat de griffier in het oproepingsbericht in ieder geval de inhoud en de datum van indiening van de procesinleiding opneemt. Op grond van dezelfde bepaling onder a vermeldt de griffier tevens de termijn waarbinnen de verweerder zich kan verweren. Artikel 111 lid 2 onder c Rv (nieuw) bepaalt vervolgens dat de griffier ook de dag dient te vermelden waarop de verweerder ten laatste zijn verweerschrift kan indienen. In kantonzaken ligt die dag vier weken na de dag waarop de verweerder in de procedure is verschenen. 63 Ook de eisende partij is aan termijnen gebonden. Uit artikel 112 lid 1 Rv volgt immers dat het oproepingsbericht binnen twee weken na de dag van indiening van de procesinleiding bij de verweerder bij exploot moet worden betekend of door de eisende partij op andere wijze moet worden bezorgd. Kiest de eisende partij voor bezorging anders dan bij exploot, dan is lid 2 van voornoemd artikel van belang. Indien de verweerder niet uiterlijk verschijnt op de laatste dag waarop hij diende te verschijnen, dan kan de eisende partij binnen twee weken na de dag waarop de verweerder uiterlijk diende te verschijnen, het oproepingsbericht bij hem laten betekenen. De termijn om te verschijnen als bedoeld in artikel 30a lid 3 onder c Rv wordt in dat geval verlengd met vier weken na de laatste dag waarop de verweerder diende te verschijnen. Voor de verschijningsdatum zal gekozen kunnen worden uit een door de gerechten bepaalde dag in de week. 64 Dit is vergelijkbaar met de huidige roldatum waartegen gedagvaard wordt. De gedaagde partij 59 Stcrt. 2016, 39486, Stb. 2016, 288, artikel 111 lid 1 Rv. 61 Stb. 2016, 288, artikel 111 lid 1 Rv. 62 Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p Stb. 2016, 288, artikel 111 lid 2 onder c Rv. 64 Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p

22 mag, als de eisende partij hem bijvoorbeeld een termijn van zes weken heeft gegeven om te verschijnen, evenwel ook na vier weken verschijnen. Hij hoeft geen gebruik te maken van de vervroeging van de roldatum zoals bedoeld in artikel 126 Rv Regie door de rechter In de nieuwe civiele basisprocedure heeft de rechter meer mogelijkheden om de regie te voeren met betrekking tot het verloop van de procedure. 66 Ingevolge het huidige artikel 125 lid 1 Rv is een geding aanhangig vanaf de dag van dagvaarding. Vervolgens heeft de gedaagde partij op grond van het huidige artikel 128 lid 2 Rv de gelegenheid om een conclusie van antwoord te nemen. Op grond van het huidige artikel 131 Rv wordt na de conclusie van antwoord een comparitie na antwoord bepaald tenzij de rechter oordeelt dat de zaak daarvoor niet geschikt is. Het doel van een dergelijke comparitie is om te bezien of een schikking kan worden getroffen (artikel 87 Rv) of het verkrijgen van nadere inlichtingen (artikel 88 Rv). Daarnaast kunnen er afspraken worden gemaakt over het verdere verloop van de procedure. Het nieuwe artikel 30k Rv biedt de rechter echter meer bewegingsruimte bij de invulling van de mondelinge behandeling. De rechter kan de invulling van de mondelinge behandeling in overleg met partijen afstemmen op de aard en complexiteit van de zaak. 67 Het gevolg daarvan is dat de rechter maatwerk kan leveren. De aard en complexiteit van de zaak kan tevens van invloed zijn op het verloop van de basisprocedure. De rechter kan straks op grond van artikel 30o Rv bepalen dat er aanvullende proceshandelingen plaats moeten vinden en van termijnen afwijken. Uit de memorie van toelichting volgt ten slotte dat de minister rechters meer ruimte wil bieden om regie te voeren met betrekking tot de voortgang van de procedure. Een duidelijke grondslag daarvoor in de wet zal bijdragen aan de rechtszekerheid, aldus de minister Mondelinge uitspraak In het huidige burgerlijk procesrecht zijn de mogelijkheden om mondeling uitspraak te doen beperkt. Op dit moment kan, indien alle partijen ter zitting zijn verschenen, op grond van artikel 232 Rv mondeling tussenvonnis worden gewezen. Door middel van het nieuwe artikel 30p Rv worden de mogelijkheden ten opzichte van de huidige situatie uitgebreid. 69 Artikel 30p Rv gaat er in voorzien dat, naast een mondeling tussenvonnis, mondeling einduitspraak kan worden gedaan indien alle partijen op de mondelinge behandeling zijn verschenen. Er kan worden volstaan met de beslissing en de gronden daarvan. 70 Wel moet de mondelinge uitspraak worden vastgelegd in een proces-verbaal dat aan partijen moet worden toegezonden Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p Stb. 2016, 288, artikel 30p lid 2 Rv. 71 Stb. 2016, 288, artikel 30p lid 3-5 Rv. 20

23 1.2 Digitalisering Digitalisering van stukken Een belangrijke bijdrage aan de vergroting van de digitale toegankelijkheid van de rechtspraak is de digitalisering van stukken. In het verleden zijn al stappen gezet om dit mogelijk te maken. Te denken valt aan artikel 33 Rv voor het elektronisch berichtenverkeer. 72 Daarnaast bestaat ex artikel 125 lid 3 Rv de mogelijkheid om een exploot elektronisch in te dienen. 73 In de Wet vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht worden deze mogelijkheden uitgebreid. Het starten van een procedure en het indienen van (proces)stukken via elektronische weg wordt in beginsel verplicht, zo blijkt uit het nieuwe artikel 30c lid 1 Rv. Een uitzondering wordt gemaakt voor bepaalde nietprofessionele partijen. Daarbij valt te denken aan natuurlijke personen die optreden als procespartij en daarbij niet worden vertegenwoordigd door een advocaat of medewerker van een rechtsbijstandsorganisatie of optreden namens een vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap of maatschap en aan informele verenigingen die niet door een professionele rechtsbijstandverlener worden vertegenwoordigd. 74 Niet iedereen beschikt immers over de juiste middelen en vaardigheden om een procedure digitaal te voeren. Van een verplichting voor alle natuurlijke personen om digitaal te procederen is daarom geen sprake. Zoals eerder al aan de orde kwam kunnen partijen via Mijn Rechtspraak de voortgang van de procedure volgen. 75 Ook kunnen partijen via dit systeem (proces)stukken indienen en raadplegen. 76 Communicatie tussen de rechter en partijen behoort eveneens tot de mogelijkheden, alsmede het digitaal bekendmaken van uitspraken Start procedure Wie als niet-professionele partij digitaal wil procederen, start een procedure door een digitaal formulier in te vullen dat door de gerechten via het Mijn Rechtspraak zal worden aangeboden aan de rechtzoekenden. 78 De formulieren zullen worden toegespitst op de specifieke omstandigheden van een zaak. 79 Het ingevulde document wordt digitaal verzonden en zo ontstaat de procesinleiding. 80 Eventuele stukken ter onderbouwing van de standpunten moeten eveneens zoveel mogelijk meteen digitaal worden ingediend Zie de wet van 20 maart 2008 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Advocatenwet en andere wetten in verband met het afschaffen van het procuraat in burgerlijke zaken en de invoering van elektronisch berichtenverkeer, Stb. 2008, Dit is nader uitgewerkt in het Besluit elektronische indiening dagvaarding van 27 juni 2012, Stb. 2012, Stb. 2016, 288, artikel 30c lid 4 Rv. Zie tevens Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p Stcrt. 2016, 39486, 1.2 onder n. 76 Stcrt. 2016, 39486, 1.2 onder n. 77 Stcrt. 2016, 39486, 1.2 onder n en Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p Stcrt. 2016, 39486,

24 1.2.3 Identiteit Niet onbelangrijk is om te weten wie een procesinleiding of processtukken indient. Om de identiteit vast te stellen van degene die een procesinleiding of processtukken indient, zullen natuurlijke personen DigiD gebruiken, rechtspersonen eherkenning en advocaten de Advocatenpas Tot slot In de bovenstaande paragrafen is de KEI-wetgeving uiteengezet met de focus op aspecten die raken aan de in het volgende hoofdstuk te bespreken fundamentele rechtsbeginselen, te weten hoor en wederhoor, partijautonomie en een gemotiveerde beslissing. Uit de aan de orde gekomen wetsgeschiedenis blijkt welke voorziene veranderingen de nieuwe wetgeving met zich mee gaat brengen. Wat de onvoorziene veranderingen zullen zijn, kan pas met zekerheid worden gezegd wanneer de nieuwe wetgeving in werking is getreden. Mogelijke onbedoelde omstandigheden die van invloed zijn op de fundamentele rechtsbeginselen van het burgerlijk procesrecht, komen vanzelfsprekend hierna aan de orde. 82 Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p

25 Fundamentele rechtsbeginselen van het burgerlijk procesrecht 23

26 24

27 2 Fundamentele rechtsbeginselen van het burgerlijk procesrecht 2.1 Inleiding Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden, is het in de eerste plaats van belang om te weten wat het programma Kwaliteit en Innovatie rechtspraak inhoudt. Dit is in hoofdstuk 1 aan de orde gekomen. Vervolgens zal in dit hoofdstuk aandacht worden besteed aan de fundamentele rechtsbeginselen hoor en wederhoor, partijautonomie en een gemotiveerde beslissing en aan de waarborging van deze fundamentele rechtsbeginselen door rechters die wet- en regelgeving toepassen waarin deze fundamentele rechtsbeginselen zijn gecodificeerd Definitie en belang Alvorens afzonderlijk in te gaan op de hiervoor genoemde beginselen, wordt stilgestaan bij wat beginselen nu precies zijn en wat het belang van beginselen is. Beginselen van burgerlijk procesrecht zouden omschreven kunnen worden als basisvoorwaarden die het uitgangspunt vormen voor verder uitgewerkte regels. 83 Wanneer we deze basisvoorwaarden zouden missen kan niet meer gezegd worden dat het civiele proces eerlijk kan en zal zijn. 84 Het gevolg daarvan is dat de civiele rechtspleging in zijn geheel, het stelsel van procesrecht als zodanig, niet langer werkbaar, eerlijk en geloofwaardig is. 85 De beginselen vormen de basis, het grondpatroon van het procesrecht. 86 De opvatting over wat nu precies beginselen of basisvoorwaarden zijn, is volgens Giesen aan verandering onderhevig. Een verklaring hiervoor is de opkomst en de groei van (de rechten uit) het EVRM en de (veranderde) positie van de rechter in de loop der tijd. 87 Dat beginselen de basis vormen van het procesrecht impliceert in feite al dat ze van belang zijn. De beginselen zijn aantoonbaar van groot belang omdat kernwaarden zoals onafhankelijkheid van rechters één van de twee pijlers van de missie van de rechtspraak vormen. 88 Daarnaast kunnen beginselen gezien worden als minimumvoorwaarden die in ere gehouden moeten worden om aan rechtszoekenden een gedegen en een rechtvaardig proces aan te kunnen bieden. 89 Beginselen zijn ook vanuit praktisch oogpunt van belang omdat ze redelijk vanzelf leiden tot een zekere harmonisatie van de verschillende wijzen van procesinleiding. 90 Ten slotte kunnen beginselen ook worden gebruikt als een breekijzer om een ongewenst resultaat te omzeilen. 91 Een voorbeeld daarvan vanuit het materiële burgerlijke recht is de redelijkheid en billijkheid Asser Procesrecht/Giesen /8. 84 Asser Procesrecht/Giesen /8. 85 Asser Procesrecht/Giesen /8. 86 Asser Procesrecht/Giesen /8. 87 Asser Procesrecht/Giesen / Visie op de rechtspraak 2010, p. 19 e.v. 89 Asser Procesrecht/Giesen /8. 90 Asser Procesrecht/Giesen /8. 91 Asser Procesrecht/Giesen /8. 92 Asser Procesrecht/Giesen /8. 25

28 2.1.2 Beginselen De beginselen die behandeld zullen worden zijn het beginsel van hoor en wederhoor ( 2.2), de partijautonomie ( 2.3) en het motiveringsbeginsel ( 2.4). Ten slotte zal in 2.5 kort worden teruggeblikt. 2.2 Hoor en wederhoor Inleiding Het recht op hoor en wederhoor is het oudste en het meest fundamentele beginsel van het burgerlijk procesrecht. 93 Het beginsel van hoor en wederhoor is een van de wijzen waarop een eerlijk proces zoals bedoeld in artikel 6 EVRM wordt nagestreefd. 94 Het Nederlandse recht wordt mede bepaald door de eisen die het EVRM stelt. 95 Om die reden zal eerst worden ingegaan op de plaats die het beginsel van hoor en wederhoor inneemt binnen het EVRM. Daarna volgt een korte behandeling van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie om vervolgens te bezien welke plaats het beginsel van hoor en wederhoor inneemt binnen het Nederlandse recht Artikel 6 EVRM Het begrip fair hearing zoals we dat terugvinden in artikel 6 EVRM kan worden gezien als vertrekpunt voor het beginsel van hoor en wederhoor zoals we dat in Nederland kennen en valt in drie onderdelen uiteen. 96 Het eerste onderdeel is het recht van iedere partij in een civiele procedure op een redelijke gelegenheid om zijn zaak aan de rechter voor te leggen onder zodanige omstandigheden dat hij niet wezenlijk benadeeld wordt ten opzichte van zijn wederpartij. 97 Gelet op dit eerste onderdeel van het begrip fair hearing, is het niet vreemd dat het beginsel van hoor en wederhoor ook wel het gelijkheidsbeginsel wordt genoemd. 98 Omdat partijen in het proces een gelijkwaardige positie innemen, komt beide partijen in gelijke mate het recht toe om door de rechter mondeling of schriftelijk te worden gehoord, zich op feiten en rechten te beroepen en bewijs te leveren. 99 Deze gelijkheid van partijen is onder meer terug te vinden in het standaardarrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) Dombo/Nederland. 100 Het tweede onderdeel dat valt te onderscheiden is dat partijen de gelegenheid moeten krijgen om kennis te nemen van en zich uit te laten over alles wat het oordeel van de rechter kan beïnvloeden. 101 Partijen moeten dus de gelegenheid krijgen om te reageren op elkaars stellingen en stukken. Een belangrijke uitspraak van het EHRM in dit kader is het arrest in de zaak Mantovanelli/Frankrijk. 102 Kort gezegd oordeelt het hof in deze zaak dat de familie Mantovanelli nooit in staat is geweest effectief commentaar te leveren op het belangrijkste deel van het bewijs in de zaak. Dat brengt met zich mee dat sprake is van inbreuk op hun recht op 93 Rueb/Stein 2015, p Asser Procesrecht/Giesen / Asser Procesrecht/Giesen / Asser Procesrecht/Giesen / Asser Procesrecht/Giesen / Rueb/Stein 2015, p Hugenholtz/Heemskerk 2015, p EHRM 27 oktober 1993, ECLI:NL:XX:1993:AD Asser Procesrecht/Giesen / EHRM 18 maart 1997, ECLI:NL:XX:1997:AD

29 kennisneming van en uitlating over dit belangrijkste deel van het bewijs omdat dit het oordeel van de rechter beïnvloedde. Het derde onderdeel van het begrip fair hearing komt er op neer dat elke procespartij in staat moet worden gesteld om deel te nemen aan de procedure op de manier waarop zij dat zelf wenst Hof van Justitie van de Europese Unie Ook het Hof van Justitie van de Europese Unie benadrukt in haar rechtspraak het belang van het beginsel van hoor en wederhoor. Het hof oordeelde bijvoorbeeld in de zaak Banif Plus bank/csipai 104 dat de nationale rechter zich bij de toepassing van het Unierecht dient te houden aan de vereisten die bijdragen aan een doeltreffende rechterlijke bescherming van de rechten die rechtzoekenden aan het Unierecht ontlenen, zoals gewaarborgd door artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Het hof rekent het beginsel van hoor en wederhoor tot deze vereisten. Dit beginsel maakt immers deel uit van de rechten van de verdediging en de rechter moet het beginsel dan ook met name eerbiedigen wanneer hij een geding beslecht op basis van een ambtshalve opgeworpen middel, aldus het hof. Het hof oordeelde vervolgens dat het beginsel van hoor en wederhoor niet alleen elke procespartij het recht verleent om kennis te nemen van de stukken en de opmerkingen die door de tegenpartij aan de rechter zijn voorgelegd. Partijen mogen volgens het hof hierover ook hun standpunt kenbaar maken. Het beginsel heeft eveneens tot gevolg dat de partijen het recht hebben om kennis te nemen van de middelen die de rechter ambtshalve in aanmerking wil nemen en om hierover een standpunt kenbaar te maken, aldus het hof. Om aan de vereisten van het recht op een eerlijk proces (zoals bedoeld in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie) te voldoen, is het volgens het hof van belang dat de partijen kennis hebben van, en op tegenspraak hun standpunt kenbaar kunnen maken over de onderdelen, zowel feitelijk als rechtens, die beslissend zijn voor de uitkomst van de procedure Nederland Nu enkele Europese aspecten van het beginsel van hoor en wederhoor aan de orde zijn gekomen, zal worden bezien op welke wijze het beginsel in Nederland tot uitdrukking komt. Hoewel het beginsel pas in 2002 nader is uitgewerkt in artikel 19 Rv, was in Nederland al ver voordat artikel 6 EVRM tot stand kwam het beginsel van hoor en wederhoor als een ongeschreven beginsel geaccepteerd. 105 Volgens Hugenholtz/Heemskerk is het beginsel het moeilijkst weg te denken beginsel van ons procesrecht. 106 Het recht op hoor en wederhoor komt er naar Nederlands recht op neer dat partijen het recht hebben op het ontvangen en mogen verstrekken van informatie, het recht hebben om op informatie van hun wederpartij te reageren en daarvoor de gelegenheid te hebben en de eis dat de processuele mogelijkheden van beide partijen in evenwicht zijn. 107 Ook de Hoge Raad heeft zich uitgelaten over het belang van hoor en wederhoor. In zijn arrest van 9 november Asser Procesrecht/Giesen / HvJ EU 21 februari 2013, ECLI:EU:C:2013: Asser Procesrecht/Giesen / Hugenholtz/Heemskerk 2015, p Asser Procesrecht/Giesen / HR 9 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX

30 sluit de Hoge Raad aan bij het EHRM. De Hoge Raad overweegt dat de grondslag van het recht op hoor en wederhoor mede is gelegen in het vertrouwen dat rechtzoekenden dienen te kunnen stellen in het goed functioneren van de rechtspraak. Ook in zijn arrest van 15 april 2011 heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over het beginsel van hoor en wederhoor. 109 In deze zaak was een verweerder met inachtneming van de geldende wettelijke voorschriften opgeroepen op een adres dat als zijn adres was vermeld in de bevolkingsadministratie. Als gevolg van een administratieve fout van de betrokken overheidsinstantie was dit echter een foutieve vermelding. De oproeping had de verweerder dan ook niet bereikt vanwege een omstandigheid die niet aan hem kon worden toegerekend. De verweerder kan daarom niet geacht worden behoorlijk te zijn opgeroepen. Indien de verweerder als gevolg van de onbehoorlijke oproeping niet is verschenen en de rechter de zaak heeft behandeld en een beslissing heeft genomen, is het beginsel van hoor en wederhoor geschonden. Een behoorlijke oproeping is dus noodzakelijk om een partij de mogelijkheid te geven zich over de zaak uit te laten Praktijk Fundamentele rechtsbeginselen zouden geen waarde hebben wanneer ze in de praktijk niet zouden worden nageleefd. Voor wat betreft het beginsel van hoor en wederhoor valt hierover op te merken dat het beginsel niet enkel in artikel 19 Rv is gecodificeerd maar vaker terugkomt in het wetboek. 111 Een duidelijk voorbeeld is de dagvaardingsprocedure in eerste aanleg. 112 In een dergelijke procedure zijn partijen om beurten aan zet. Nadat een gedaagde partij is opgeroepen door middel van een dagvaardingsexploot, heeft de gedaagde partij op grond van artikel 128 lid 2 Rv de gelegenheid op de eerste roldatum in persoon te verschijnen of schriftelijk een conclusie van antwoord te nemen. Vervolgens wordt op grond van artikel 131 Rv een comparitie van partijen bepaald, tenzij de rechter oordeelt dat de zaak daarvoor niet geschikt is. De eisende partij zal dan op grond van artikel 132 lid 1 Rv in de gelegenheid worden gesteld door middel van een conclusie van repliek te reageren op de conclusie van antwoord waarna de gedaagde partij op grond van dezelfde bepaling kan reageren middels een conclusie van dupliek. Op grond van artikel 132 lid 3 Rv staat de rechter het nemen van nog meer conclusies toe, indien dat met het oog op artikel 19 Rv of met het oog op een goede instructie van de zaak noodzakelijk is. Een ander voorbeeld waaruit blijkt op welke wijze het recht op hoor en wederhoor in de praktijk tot uitdrukking wordt gebracht, is artikel 85 Rv. Wanneer niet vaststaat dat een partij in een procedure kennis heeft genomen van een stuk dat de wederpartij in het geding heeft gebracht, mag de rechter geen acht slaan op dit stuk. Op grond van het vierde lid van artikel 85 Rv kan de rechter tevens, wanneer een stuk zo laat in het geding wordt gebracht dat er door de wederpartij niet meer op gereageerd kan worden, deze partij alsnog in de gelegenheid stellen daar op te reageren of het stuk buiten beschouwing laten. Dat het beginsel van groot belang is blijkt voorts uit het feit dat een doorbreking van het rechtsmiddelenverbod is gerechtvaardigd wanneer het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden. 113 Ten slotte zal iemand die in een civiele procedure 109 HR 15 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP Van Mierlo, in: T&C Burgerlijke Rechtsvordering, art. 19 Rv, aant. 1 (online, laatst bijgewerkt op 1 januari 2016). 111 Asser Procesrecht/Giesen / Zie hiervoor boek één, titel twee, afdeling vijf Rv. 113 Zie wederom HR 15 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP5620 en Hof s-hertogenbosch 18 juli 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:

31 in het ongelijk is gesteld, in beginsel de Staat niet voor de schade die hij dientengevolge heeft geleden, aansprakelijk kunnen stellen. 114 Zelfs niet wanneer hij aan zou kunnen tonen dat de rechter bij de voorbereiding van zijn beslissing onzorgvuldig heeft gehandeld. 115 Dit is anders wanneer de rechter zodanig fundamentele rechtsbeginselen heeft veronachtzaamd dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet meer kan worden gesproken, terwijl tegen de beslissing zelf geen rechtsmiddel openstaat of heeft opengestaan, kan de Staat aansprakelijk worden gesteld op grond van artikel 6 EVRM. 116 Dit zal met name het geval zijn bij veronachtzaming van het recht op hoor en wederhoor Grenzen Zelfs een zo fundamenteel beginsel als het recht op hoor en wederhoor kent grenzen. In de eerste plaats kan er altijd afstand gedaan worden van een recht. 118 In het geval niet een van de procespartijen wezenlijk in zijn belang geschaad wordt of als het belang van één van de procespartijen bij het achterwege laten van een oproeping zo zwaarwegend is dat dit belang dient te prevaleren, is het oproepen of horen van die partij niet altijd nodig. 119 Ten slotte valt als belangrijke uitzondering op het recht op hoor en wederhoor te denken aan de verstekprocedure zoals bedoeld in artikel 139 Rv. De gedaagde partij tegen wie verstek is verleend, heeft echter, zolang het eindvonnis nog niet is gewezen, nog wel de bevoegdheid om alsnog in het geding te verschijnen, of om alsnog het griffierecht te voldoen, waardoor de gevolgen van het tegen hem verleende verstek vervallen, behalve ten aanzien van de daardoor veroorzaakte kosten. 120 Ondanks dat in eerste instantie verstek was verleend en de gedaagde partij niet in de procedure was gehoord, kan door middel van zuivering van het verstek dus alsnog recht worden gedaan aan het beginsel van hoor en wederhoor. Daarnaast bestaat op grond van artikel 143 lid 1 Rv voor de gedaagde partij die bij verstek is veroordeeld ook de mogelijkheid van verzet. 2.3 Partijautonomie Europa Het beginsel van de partijautonomie en de lijdelijkheid van de rechter is niet met zoveel woorden terug te vinden in artikel 6 EVRM. Een voorbeeld van een uitspraak waarin het EHRM echter expliciet refereert aan de partijautonomie is de zaak Capuano/Italië. 121 Hoewel het in deze zaak vooral ging over de redelijke termijn, valt uit de uitspraak af te leiden dat een rechter wel steeds moet letten op de rechten uit het EVRM zoals in deze zaak het recht op een procedure binnen een redelijke termijn. Het EHRM overweegt namelijk dat het EVRM verdragsstaten niet verbiedt hun burgerlijk procesrecht te baseren op het beginsel dat partijen het initiatief hebben bij instelling en voortgang van de procedure. Het EHRM voegt daar echter aan toe dat ditzelfde beginsel rechtbanken niet ontslaat van de 114 Rueb/Stein 2015, p Rueb/Stein 2015, p Rueb/Stein 2015, p Rueb/Stein 2015, p Asser Procesrecht/Giesen / Asser Procesrecht/Giesen / Artikel 142 Rv. 121 EHRM 25 juni 1987, ECLI:NL:XX:1987:AC

32 verplichting de naleving van het redelijke-termijnvereiste van artikel 6 EVRM te waarborgen. Uit het arrest Buchholtz/Duitsland 122 blijkt eveneens dat het EHRM de voorkeur geeft aan een actieve rechter in plaats van een lijdelijke rechter. 123 In deze zaak overweegt het EHRM dat arbeidsrechtelijke procedures worden beheerst door het beginsel dat partijen het initiatief hebben bij de voortgang van de procedure. Dit beginsel mag de gerechtelijke autoriteiten er echter niet van weerhouden te waarborgen dat een zaak met bekwame spoed wordt behandeld zoals bedoeld in artikel 6 EVRM Nederland De voorkeur die het EHRM heeft voor een actieve rechter in plaats van een lijdelijke rechter, lijkt op gespannen voet te staan met het Nederlandse recht waar de lijdelijkheid van de rechter het uitgangspunt is, gelet op bijvoorbeeld artikel 23 Rv. In dit artikel is bepaald dat de rechter beslist over alles wat partijen hebben gevorderd of verzocht. Daarnaast onderzoekt en beslist de rechter de zaak op de grondslag van hetgeen partijen aan hun vordering, verzoek of verweer ten gronde hebben gelegd, tenzij uit de wet anders voortvloeit, aldus artikel 24 Rv. Ook moet de rechter op grond van artikel 149 Rv de feiten die zijn gesteld en niet zijn betwist als vaststaand aannemen. Hoewel in voornoemde wetsartikelen de lijdelijkheid van de rechter op de voorgrond staat, bestaat voor de lijdelijkheid van de rechter geen principiële noodzaak als de partijautonomie niet aan de orde is in het geschil. 124 Voor de vergroting van de doelmatigheid van de civiele procedure is het juist noodzakelijk dat de zeggenschap van de rechter toeneemt. 125 Van partijautonomie kan enkel worden gesproken wanneer de bevoegdheden van partijen voorgaan boven die van de rechter. 126 Een voorbeeld waarin de bevoegdheden van partijen voorgaan boven die van de rechter is artikel 166 lid 1 Rv. Uit deze bepaling volgt immers dat de rechter, indien bewijs door getuigen bij de wet is toegelaten, een getuigenverhoor beveelt zo vaak een van de partijen het verzoekt en de door haar te bewijzen aangeboden feiten betwist zijn en tot de beslissing van de zaak kunnen leiden. Een getuigenverhoor kost echter veel tijd, zeker gelet op het feit dat als één partij getuigen laat horen, de wederpartij daartoe ook in de gelegenheid moet worden gesteld (vgl. artikel 168 Rv). Omdat het niet direct aan het onderwerp van deze scriptie raakt, beperk ik mij op dit punt door op te merken dat niet alle rechters in de praktijk even snel over gaan tot het horen van getuigen. In beginsel mag de rechter een bewijsaanbod door middel van het horen van getuigen niet passeren omdat hij verwacht dat het getuigenverhoor niet bij zal dragen aan de bewijsvoering. 127 Op grond van artikel 20 Rv dient de rechter echter wel te waken tegen onredelijke vertraging van de procedure. Uit eigen ervaring weet ik dat de rechter in de praktijk, mede gelet op voornoemd artikel, wel degelijk afweegt of hij ook zonder getuigenverhoor een eindbeslissing kan nemen. 122 EHRM 6 mei 1981, NJ, 1987, Asser Procesrecht/Giesen / Rueb/Stein 2015, p Rueb/Stein 2015, p Rueb/Stein 2015, p HR 9 juli 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO

33 2.3.3 Huidige ontwikkeling Omdat partijautonomie afneemt en er een ontwikkeling gaande is richting een meer actieve rechter, wordt wel gesteld dat de rechter meer als zaaksrechter moet gaan opereren. 128 De indruk zou kunnen ontstaan dat de rechter meer macht krijgt ten koste van partijen. Uit het Eindrapport Fundamentele herbezinning Nederlands burgerlijk procesrecht blijkt echter dat de ontwikkeling richting een actieve rechter niet per definitie tot gevolg heeft dat partijen minder hebben in te brengen. 129 In voornoemd rapport wordt juist betoogd dat rechter en partijen gezamenlijk de verantwoordelijkheid dragen voor álle betrokkenen in het proces. 130 Door deze gezamenlijke verantwoordelijkheid als uitgangspunt te nemen, wordt het denken in termen van partijautonomie en lijdelijkheid van de rechter teruggedrongen. 131 Giesen is van mening dat het zelfs mogelijk is om de focus op de hiervoor bedoelde gezamenlijke verantwoordelijkheid door te trekken naar het terrein van de feiten en het bewijsrecht. 132 Een voorbeeld op het gebied van het bewijsrecht is artikel 150 Rv. Als de rechter, op basis van een bijzondere regel of de redelijkheid en billijkheid dat beslist, kan de bewijslastverdeling via artikel 150 Rv immers afwijken van de hoofdregel. 133 Artikel 21 Rv, waaruit de waarheidsplicht volgt, in samenhang met artikel 22 Rv op grond waarvan de rechter partijen kan bevelen bepaalde stellingen toe te lichten of bepaalde bescheiden over te leggen die betrekking hebben op de zaak, is een ander voorbeeld. Voornoemde bepalingen geven de rechter een rol en functie, een bevoegdheid die in kan gaan tegen wat partijbelangen zouden vergen, maar die vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid juist goed is. 134 Een voorbeeld daarvan is een bevel van de rechter om bepaalde bescheiden over te leggen die een bepaalde stelling van de partij die de bescheiden in het geding moet brengen, ontkracht. Wat Giesen betreft staat dan ook in ieder geval ter discussie of de partijautonomie nog wel een beginsel van procesrecht kan zijn en hij pleit ervoor om van het beginsel van de actieve rechter uit te gaan. 135 Ter onderbouwing van zijn pleidooi voor een gezamenlijke verantwoordelijkheid stelt Giesen dat gelet op het aanwezige publieke karakter en belang van de rechtspleging partijwensen niet (langer) de boventoon kunnen voeren. 136 Het civiele proces, uitgaande van dat publieke belang, moet zo goed mogelijk worden ingericht. 137 Daarvoor is vereist dat een civiele rechter actief optreedt. 138 Als partijen hun geschil eenmaal aan de rechter hebben voorgelegd is dat (mede) een publieke zaak geworden waar publieke belangen, zoals rechtseenheid, rechtsvorming, rechtszekerheid, geen eigenrichting en vertrouwen in de rechtspleging mee samen hangen. 139 Giesen gaat zover dat hij aansluiting zoekt bij het betoog van de Commissie fundamentele herbezinning burgerlijk procesrecht, namelijk dat de bevoegdheid van de rechter zo ver zou moeten reiken dat hij de door partijen aangegeven grenzen ter discussie stelt en hen zo nodig tot verlegging 128 Asser Procesrecht/Giesen / Asser, Groen & Vranken 2006, p Asser, Groen & Vranken 2006, p Asser Procesrecht/Giesen / Asser Procesrecht/Giesen / Beenders, in: T&C Burgerlijke Rechtsvordering, art. 150 Rv, aant. 3 en 4 (online, laatst bijgewerkt op 18 januari 2016). 134 Asser Procesrecht/Giesen / Asser Procesrecht/Giesen / Asser Procesrecht/Giesen / Asser Procesrecht/Giesen / Asser Procesrecht/Giesen / Asser Procesrecht/Giesen /

34 van die grenzen beweegt. 140 De slotsom is volgens Giesen dat de actieve rechter zo langzamerhand een basisvoorwaarde dient te zijn en dat we zonder deze basisvoorwaarde niet meer kunnen zeggen dat het civiele proces eerlijk kan en zal zijn en dus moet worden getypeerd als beginsel van procesrecht. 141 Het vorenstaande neemt echter niet weg dat de lijdelijkheid van de rechter ten aanzien van de inhoud van het geding niet verandert. Artikel 23 en 24 Rv blijven immers gelden. De rechter zal zich dus enerzijds voortdurend bewust moeten zijn dat hij zich ten aanzien van het proces als zaaksrechter actief dient op te stellen. Anderzijds zal hij op moeten letten dat hij ten aanzien van de inhoud van het geding lijdelijk blijft en niet met partijen mee gaat procederen. Ik kan mij voorstellen dat in de praktijk het onderscheid tussen het procesrechtelijke deel en de inhoud van het geding niet altijd even duidelijk gemaakt zal kunnen worden. De verwevenheid tussen procesrecht en inhoud van het geding blijkt bijvoorbeeld uit artikel 194 Rv. Stel bijvoorbeeld, de rechter kan op grond van voornoemd artikel het verzoek van een partij om een bericht of verhoor van een deskundige te bevelen, naast zich neerleggen omdat hij van oordeel is dat hij zelf voldoende kennis heeft om zich een oordeel te kunnen vormen. 142 Vervolgens wordt er vonnis gewezen. De partij die had verzocht een deskundigenbericht of -verhoor te bevelen, is het niet eens met de uitkomst van de procedure en gaat in hoger beroep. In hoger beroep wordt wel een deskundige benoemd, hetgeen uiteindelijk leidt tot een uitspraak in het voordeel van de partij die in eerste aanleg om een deskundigenbericht of -verhoor had verzocht. Een procedurele beslissing van de rechter om geen deskundige te benoemen, kan dus verstrekkende gevolgen hebben voor de inhoud van het geding. Toch sluit ik mij aan bij Giesen die betoogt dat als de procespartijen binnen een civiele procedure vergaand autonoom zouden zijn, dat ten koste kan gaan van de (rechtspositie van de) zwakkere (proces)partij. 143 Het gevaar kan dan ontstaan dat een dergelijke procedure niet meer aansluit bij wat in het algemeen onder gerechtigheid wordt verstaan. 144 Dit laatste is wat mij betreft minder wenselijk dan soms een wat vage grens tussen enerzijds het procesrechtelijke deel van een procedure en anderzijds de inhoud van het geding met een grotere kans dat de rechter mee procedeert. Zo bezien verdient dus ook in mijn optiek een actievere rol voor de rechter de voorkeur boven vergaande partijautonomie. 2.4 Gemotiveerde beslissing Grondslag De eis dat beslissingen van rechters de gronden waarop zij rusten moeten inhouden, is niet met zoveel woorden terug te vinden in artikel 6 EVRM. 145 De eis van een eerlijke behandeling zoals volgt uit artikel 6 EVRM, brengt echter wel met zich mee dat de rechter de redenen voor zijn beslissing 140 Asser Procesrecht/Giesen / Asser Procesrecht/Giesen / Beenders, in: T&C Burgerlijke Rechtsvordering, art. 194 Rv, aant. 3 (online, laatst bijgewerkt op 18 januari 2016). 143 Asser Procesrecht/Giesen / Asser Procesrecht/Giesen / Hugenholtz/Heemskerk 2015, p

35 moet geven. 146 In de Nederlandse wetgeving is de motiveringsplicht terug te vinden in artikel 121 Gw en artikel 5 lid 1 Wet op de rechterlijke organisatie (RO). Daarnaast is in artikel 30 Rv opgenomen dat vonnissen, arresten en beschikkingen de gronden inhouden waarop zij rusten, tenzij uit de wet anders voortvloeit. In artikel 230 lid 1 onder e Rv is eveneens bepaald dat het vonnis de gronden van de beslissing moet vermelden. Op grond van artikel 287 lid 1 Rv geldt hetzelfde voor beschikkingen Belang Het is van groot belang dat beslissingen van rechters worden gemotiveerd. Daar zijn meerdere redenen voor te noemen. De motivering geeft de procespartijen inzicht in de gedachtegang die de rechter heeft gevolgd, in de aanvaarding of juist de verwerping van de gronden van de eis of het verweer, in de vaststelling en bewezenverklaring van feiten en in de toepassing van rechtsgronden. 147 In de praktijk biedt een motivering die voldoet aan deze eisen, de rechter de gelegenheid om nogmaals te bekijken of de bereikte uitkomst de juiste is. 148 De plicht om als rechter beslissingen te motiveren en de motivering zelf, dienen als waarborg voor deugdelijke rechtspraak en dragen bij aan het hoog houden en eventueel verbeteren van de kwaliteit van de rechtspraak, hetgeen leidt tot behoud van het vertrouwen in de rechtspraak. 149 Door het controleerbaar maken van wat de rechter in zijn uitspraak heeft gedaan, bereikt de rechterlijke macht dat de kwaliteit van vonnissen en arresten wordt verbeterd en dat het vertrouwen in de rechtspraak wordt versterkt. 150 Door motivering van de uitspraak, kan het publiek wanneer het vonnis of de beschikking is uitgesproken controleren wat er gebeurd is. 151 De motivering speelt tevens een belangrijke rol bij de vraag of al dan niet een rechtsmiddel tegen een beslissing zal worden aangewend. 152 Of de uitkomst van een geschil voor partijen aanvaardbaar is, wordt voor partijen, en dan met name voor de in het ongelijk gestelde partij, grotendeels bepaald door de kwaliteit van de motivering. 153 Ten slotte verdient opmerking dat de rechtseenheid en rechtsontwikkeling gebaat zijn bij een gemotiveerde beslissing. 154 Door rechterlijke beslissingen te motiveren, kunnen ze op elkaar worden afgestemd (rechtseenheid). 155 Daarnaast is het waarom van een uitspraak van doorslaggevend belang als het gaat om de rechtsontwikkeling en niet de uitkomst van de zaak. 156 De motivering van een uitspraak kan immers bijdragen aan de ontwikkeling van een bepaald leerstuk of de wijze waarop een bepaalde (rechts)regel moet worden uitgelegd, hetgeen van belang is voor de beslechting van toekomstige geschillen tussen partijen die met hetzelfde leerstuk of dezelfde regel te maken hebben. De motiveringsplicht is dus niet alleen in het belang van de partijen die het geschil aan de rechter hebben voorgelegd, maar dient ook een algemeen belang. 146 Rueb/Stein 2015, p Hugenholtz/Heemskerk 2015, p Asser Procesrecht/Giesen / Asser Procesrecht/Giesen / Asser Procesrecht/Giesen / Asser Procesrecht/Giesen / Rueb/Stein 2015, p Rueb/Stein 2015, p Asser Procesrecht/Giesen / Asser Procesrecht/Giesen / Asser Procesrecht/Giesen /

36 2.4.3 Omschrijving Voordat nader wordt ingegaan op de invulling van de motiveringsplicht, volgt eerst kort iets over de omschrijving van de motiveringsplicht. Een motivering bevat overwegingen die een verschillend karakter hebben. 157 Deze overwegingen bestaan enerzijds uit feitelijke en juridische beschouwingen en anderzijds uit de daaruit getrokken conclusies Invulling Hierboven is artikel 30 Rv al genoemd. De uit dit artikel voortvloeiende motiveringsplicht, verplichten de rechter op grond van artikel 23 Rv om over al hetgeen partijen hebben gevorderd of verzocht te beslissen en daarnaast de zaak te onderzoeken en te beslissen op de grondslag van hetgeen partijen aan hun vordering, verzoek en verweer ten gronde hebben gelegd (artikel 24 Rv). 159 Hoe de norm dat er gemotiveerd moet worden door de rechter invulling moet krijgen, volgt echter niet uit artikel 30 Rv. 160 De beoordelingsmaatstaf volgt wel uit de rechtspraak: bij de motiveringsplicht gaat het om de controleerbaarheid en aanvaardbaarheid van de onderliggende beslissing. 161 Steeds zal beoordeeld moeten worden of de norm gehaald is en of dat een uitzondering aanvaard moet worden. 162 Er kan echter niet louter formeel worden vastgesteld of een beslissing is gemotiveerd; de redenen moeten worden bezien in samenhang met de beslissing zodat ze daadwerkelijk als redenen kunnen worden aangemerkt Omvang Het kan zijn dat er weliswaar sprake is van een redengeving die verband houdt met de beslissing, maar die wellicht niet iedereen gelijk overtuigt of bevredigt. Dan is er wel sprake van een motivering, maar zal men kunnen twisten of deze toereikend is. 164 Dit moet worden onderscheiden van het geheel ontbreken van een motivering. Het gaat hier om de vraag naar de omvang van de motiveringsplicht. De gegeven redenen moeten worden beschouwd in samenhang met de beslissing die op haar beurt weer gerelateerd is aan wat de eisende partij heeft gevorderd of de gedaagde partij als verweer heeft aangevoerd, en hun onderbouwing van de vordering respectievelijk het verweer. 165 Hoewel de omvang van de motiveringsplicht afhangt van de omstandigheden van het geval, 166 valt er in zijn algemeenheid over de omvang van motiveringsplicht te zeggen dat het uitgangspunt en de 157 Tjong Tjin Tai, in: GS Burgerlijke rechtsvordering, art. 30 Rv, aant. 2 (online, voor het laatst bijgewerkt op 15 maart 2014). 158 Tjong Tjin Tai, in: GS Burgerlijke rechtsvordering, art. 30 Rv, aant. 2 (online, voor het laatst bijgewerkt op 15 maart 2014). 159 Kamerstukken II 1999/00, 26855, nr. 3, p Asser Procesrecht/Giesen / Zie bijvoorbeeld HR 5 december 2003, ECLI:NL:HR:2003:AN8478 en HR 17 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY Asser Procesrecht/Giesen / Tjong Tjin Tai, in: GS Burgerlijke rechtsvordering, art. 30 Rv, aant. 2 (online, voor het laatst bijgewerkt op 15 maart 2014). 164 Tjong Tjin Tai, in: GS Burgerlijke rechtsvordering, art. 30 Rv, aant. 2 (online, voor het laatst bijgewerkt op 15 maart 2014). 165 Tjong Tjin Tai, in: GS Burgerlijke rechtsvordering, art. 30 Rv, aant. 3 (online, voor het laatst bijgewerkt op 15 maart 2014). 166 HR 4 juni 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC

37 uiteindelijke toets is dat de rechter voldoende inzicht zal moeten geven in zijn gedachtegang. 167 De motivering schiet te kort als uit het vonnis of de beschikking niet met een redelijke mate van zekerheid valt op te maken of de rechter een relevant verweer heeft gezien en op welke grond het is verworpen. 168 Tevens dient de bestreden uitspraak in overeenstemming te zijn met het recht. 169 Uiteindelijk bepaalt de inhoud van het partijdebat in hoge mate de motivering die van de beslissing mag worden verwacht. 170 Hoever de motiveringsplicht van de rechter reikt, is afhankelijk van wat er in het proces vaststaat, wat partijen hebben aangevoerd en het belang van de aangevoerde stellingen voor de uitkomst van de procedure Uitzonderingen Uit artikel 30 Rv blijkt dat uitzonderingen op de motiveringsplicht uit de wet voortvloeien. Voor bij kantonprocedures betrokken partijen is artikel 230 lid 2 Rv een belangrijke uitzondering op de motiveringsplicht. Ten aanzien van de namen en woonplaats van partijen, alsmede hun eventuele gemachtigden of advocaten, de slotsom van de dagvaarding en de conclusies van partijen, de gronden van de beslissing, waaronder begrepen de feiten waarop de beslissing rust en de beslissing zelf, kan worden volstaan met verwijzing naar een door de griffier gewaarmerkt afschrift van het exploot van dagvaarding waarop het vonnis wordt gesteld of dat aan het vonnis wordt gehecht. Voorwaarde is wel dat tegen de gedaagde partij(en) verstek is verleend en de vorderingen van de eisende partij geheel of gedeeltelijk worden toegewezen. Zuiver juridische beslissingen hoeft een rechter ook niet te motiveren. 172 Daarbij valt te denken aan de uitleg van een wetsbepaling of van een arrest of beschikking van de Hoge Raad. 173 Zuiver feitelijke beslissingen (zoals de waardering door de rechter van aangedragen bewijs) of beslissingen die neerkomen op een voorlopig oordeel (zoals in kort geding), hoeft de rechter evenmin te motiveren Tot slot Hoewel er over de hiervoor besproken beginselen nog veel meer valt te zeggen, heb ik mij vanwege de hoeveelheid moeten beperken tot datgene wat tot nu toe aan de orde is geweest. Per besproken 167 Zie bijvoorbeeld HR 6 oktober 2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA7366 waarin werd geoordeeld dat de rechtbank niet had mogen volstaan met een standaardmotivering. 168 Zie bijvoorbeeld EHRM 9 december 1994, ECLI:NL:XX:1994:AC1183 (Balani/Spanje) waar het ging om het verzuim van de Spaanse Hoge Raad om in zijn uitspraak in een civiele procedure in te gaan op een voor de rechter in eerste instantie opgeworpen stelling. 169 HR 28 april 2000, ECLI:HR:NL:2000:AA5652. In deze zaak ging het om het gevaar van verwarring tussen verschillende merken. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het hof dat het gewraakte merk niet zodanig overeenstemde met reeds ingeschreven merken dat bij het publiek verwarring zou kunnen ontstaan, onvoldoende was gemotiveerd. Volgens de Hoge Raad bleek uit de beslissing van het hof met name niet of het hof had onderzocht welke punten van overeenstemming en welke punten van verschil het had geconstateerd en wat daarbij de doorslag heeft gegeven bij het vormen van zijn oordeel. 170 Tjong Tjin Tai, in: GS Burgerlijke rechtsvordering, art. 30 Rv, aant. 3 (online, voor het laatst bijgewerkt op 15 maart 2014). 171 Tjong Tjin Tai, in: GS Burgerlijke rechtsvordering, art. 30 Rv, aant. 3 (online, voor het laatst bijgewerkt op 15 maart 2014). 172 Van Mierlo, in: T&C Burgerlijke Rechtsvordering, art. 30 Rv, aant. 2 (online, laatst bijgewerkt op 1 januari 2016). 173 Van Mierlo, in: T&C Burgerlijke Rechtsvordering, art. 30 Rv, aant. 2 (online, laatst bijgewerkt op 1 januari 2016). 174 Van Mierlo, in: T&C Burgerlijke Rechtsvordering, art. 30 Rv, aant. 2 (online, laatst bijgewerkt op 1 januari 2016). 35

38 beginsel is eerst kort iets gezegd over de grondslag ervan. Tevens is aan de orde gekomen op welke wijze het beginsel is gewaarborgd en de wijze waarop in de praktijk uitvoering wordt gegeven aan het beginsel. Voordat wordt ingegaan op de wijze waarop onder de KEI-wetgeving de fundamentele rechtsbeginselen van het burgerlijk procesrecht in procedures voor de kantonrechter worden gewaarborgd, zal in het volgende hoofdstuk eerst een korte uitstap worden gemaakt naar de procedure zoals die bij de ekantonrechter wordt gevoerd. 36

39 De ekantonrechter 37

40 38

41 3 De ekantonrechter 3.1 Inleiding In de Innovatieagenda Rechtsbestel van 31 oktober 2011 wordt door voormalig minister van Veiligheid en Justitie Ivo Opstelten reeds gesproken over de ekantonrechter. 175 Uitgangspunt is dat burgers zelf goed kunnen bijdragen aan een voor hen goede oplossing van het geschil, aldus de minister. De minister kondigt aan dat mede gelet op dit uitgangspunt de Raad voor de rechtspraak in 2013 een eenvoudige, informele en digitale procedure in zal richten die partijen in de gelegenheid stelt hun geschil in een beveiligde elektronische omgeving aan de kantonrechter voor te leggen. De gedachte achter de keuze om in de procedure bij de ekantonrechter alleen zaken te behandelen die tot de competentie van de kantonrechter behoren, is dat in die zaken geen verplichte procesvertegenwoordiging geldt. 176 Het project ekantonrechter dat in 2012 van start is gegaan heeft een digitale procedure ontwikkeld op basis van artikel 96 Rv. 177 In dit artikel is bepaald dat partijen in alle zaken die rechtsgevolgen betreffen die ter vrije bepaling van partijen staan, zich samen tot een kantonrechter van hun keuze kunnen wenden en zijn beslissing inroepen. De procedure bij de ekantonrechter moet model kunnen staan voor de algehele vereenvoudiging van de civiele procedure die de Rechtspraak nastreeft, aldus het Jaarplan. 178 Dat artikel 96 Rv als basis voor deze procedure is gekozen, is niet zonder reden. Het was destijds namelijk de bedoeling om een digitale procedure te ontwikkelen zonder dat daar een wetswijziging voor nodig was, aldus de considerans van het procesreglement ekanton. Procedures bij de ekantonrechter worden gevoerd bij de rechtbanken Rotterdam en Oost-Brabant. Zaken uit het hele land kunnen digitaal bij deze rechtbanken worden ingediend en ook de zittingen vinden plaats in digitale zittingszalen van voornoemde rechtbanken. 179 In dit hoofdstuk zal allereerst in 3.2 worden ingegaan op de procedure bij de ekantonrechter en eventuele ervaringen met deze procedure tot nu toe. Vervolgens zal in 3.3 de procedure bij de ekantonrechter worden getoetst aan de in hoofdstuk 2 besproken fundamentele rechtsbeginselen. 175 Zie voor de Innovatieagenda Rechtsbestel van 31 oktober Procesreglement ekanton, considerans. Het procesreglement ekanton is te vinden op Rechtspraak.nl. Zoekpad: Voor advocaten en juristen, vervolgens naar Reglementen, procedures en formulieren en ten slotte naar Kanton. De considerans van het procesreglement is te vinden op pagina 2 van het procesreglement. Het procesreglement is ontwikkeld door het projectteam ekanton in samenwerking met vertegenwoordigers van een aantal rechtsbijstandverzekeraars. Nadat het Landelijk Overleg van Voorzitters Civiele sectoren en Kantonsectoren (LOVCK) er voorlopig naar heeft gekeken en akkoord is met de afspraak dat het procesreglement op een later tijdstip terugkomt in het LOVCK, hebben de gerechtsbesturen van Oost-Brabant en Rotterdam op 11 april 2014, respectievelijk 16 april 2014 goedkeuring verleend aan het procesreglement. Omdat het procesreglement geen paginanummers heeft, wordt verwezen naar paragraafnummers. 177 Bijlage bij Kamerstukken II 2011/12, 29279, 131, p. 11. Identifier: "blg ". 178 Bijlage bij Kamerstukken II 2011/12, 29279, 131, p. 11. Identifier: "blg ". 179 Langeler, TvPP 2015/3, p

42 3.2 Procedure Digitale communicatie De laagdrempelige, geheel digitale procedure heeft voor partijen het gevolg dat zij aanvragen tot toelating, verzoeken, verweren en alle overige stukken digitaal in moeten dienen via het digitale loket van de rechtspraak. 180 Verder verloopt alle communicatie over een dossier in beginsel in de vorm van berichtgeving in de berichtenbox van partijen op het digitale loket van de rechtspraak. 181 Partijen dragen zelf de verantwoordelijkheid voor een regelmatige controle van hun berichtenbox op nieuwe berichten. 182 Partijen moeten er verder rekening mee houden dat documenten die zij digitaal indienen, technisch worden bewerkt, om op die manier de originaliteit van het brondocument te kunnen waarborgen. 183 Na het digitaal indienen van stukken zijn partijen zelf verantwoordelijk voor het controleren van die stukken op leesbaarheid en duidelijkheid. 184 Als uitzondering hierop heeft te gelden dat, mocht blijken dat bij de technische bewerking van een document essentiële informatie verloren is gegaan, het desbetreffende document ter griffie van de behandelend ekantonrechter worden gedeponeerd Aanvraagfase De procedure bij de ekantonrechter kan worden onderverdeeld in twee fasen, te weten de aanvraagfase en de inhoudelijke fase. 186 Wanneer de verzoeker de concept-aanvraag heeft ingevuld, ontvangt de verweerder een bericht met het verzoek de concept-aanvraag aan te vullen. 187 Door indiening van de reactie op de concept-aanvraag, wordt de aanvraag voltooid. Partijen geven door middel van het voltooien van de aanvraag te kennen dat zij zich gezamenlijk tot de ekantonrechter wenden. 188 De voltooide aanvraag wordt vervolgens getoetst op formaliteiten en geschiktheid voor behandeling door de ekantonrechter. 189 De aanvraagfase is in het leven geroepen zodat de ekantonrechter voor aanvang van de inhoudelijke fase een beslissing kan nemen of het geschil zich voor ekanton leent. 190 De reden hiervoor is dat met de procedure een korte doorlooptijd wordt beoogd; geschillen waarbij uitvoerige getuigenverhoren noodzakelijk zijn of deskundigenonderzoek aan de orde is, zijn daarom 180 Procesreglement ekanton, Procesreglement ekanton, Procesreglement ekanton, Procesreglement ekanton, Procesreglement ekanton, Procesreglement ekanton, Procesreglement ekanton, Procesreglement ekanton, Procesreglement ekanton, Procesreglement ekanton, Langeler, TvPP 2015/3, p

43 niet geschikt voor ekanton. 191 Als de ekantonrechter van oordeel is dat de aanvraag door hem kan worden behandeld, worden partijen toegelaten tot de inhoudelijke fase Inhoudelijke fase Wanneer de aanvraag is voltooid en partijen zijn toegelaten tot het inhoudelijk deel van de procedure, dan geldt het in te dienen verzoek als gezamenlijk verzoek van partijen. 192 De behandeling van het verzoek wordt vanaf dat moment beschouwd als een procedure op tegenspraak. 193 Dat brengt met zich mee dat bij de inhoudelijke behandeling geen verstek zal worden verleend wanneer de verweerder niet tijdens een (eventuele) mondelinge behandeling verschijnt of niet meer reageert op berichten met betrekking tot de procedure die hem of haar via de berichtenbox op het digitale loket van de rechtspraak worden verstuurd. 194 Wanneer partijen zijn toegelaten tot de inhoudelijke fase, vangt de procedure aan door indiening van een verzoek. 195 Bij dat verzoek kan de verzoeker te kennen geven dat hij afziet van een mondelinge behandeling. 196 Zodra het verzoek is ingediend, ontvangt de verweerder daarvan bericht. 197 Op dat moment wordt de verweerder in de gelegenheid gesteld om zijn verweer, zoals hij dat heeft ingediend in de aanvraagfase, via het digitale loket van de rechtspraak aan te vullen en toe te lichten. 198 Ook de verweerder kan aangeven dat hij afziet van een mondelinge behandeling. 199 Indien de verweerder nalaat om te reageren op een ingediend verzoek, zal de zaak zoals gezegd desondanks als een verzoek op tegenspraak worden behandeld. De ekantonrechter zal bij de behandeling het verweer zoals dat door de verweerder in de aanvraagfase is ingevuld meenemen in zijn overwegingen Behandeling van het verzoek en uitspraak De ekantonrechter mag enkel de feiten of rechten aan zijn beslissing ten grondslag leggen die hem en partijen gedurende de behandeling van het verzoek ter kennis zijn gekomen. 201 Omdat de behandeling er echter op is gericht om een eindbeslissing op het materiële geschil te verkrijgen, zal de ekantonrechter actief optreden om al die feiten en informatie te verzamelen die voor een beslissing noodzakelijk zijn, ook indien die niet of in onvoldoende mate bij verzoek of verweer zijn aangevoerd. 202 Indien partijen niet hebben aangegeven af te zien van een mondelinge behandeling, zal de ekantonrechter de dag en het tijdstip van de mondelinge behandeling bepalen. 203 Indien partijen bewijs- en andere stukken waarop zij zich tijdens de mondelinge behandeling willen beroepen nog niet digitaal zijn ingediend bij het verzoek of het verweer, dienen deze stukken uiterlijk vijf werkdagen vóór de dag van de mondelinge behandeling digitaal te worden ingediend. 204 Vervolgens vindt de zitting 191 Langeler, TvPP 2015/3, p Procesreglement ekanton, Procesreglement ekanton, Procesreglement ekanton, Procesreglement ekanton, Procesreglement ekanton, Procesreglement ekanton, Procesreglement ekanton, Procesreglement ekanton, Procesreglement ekanton, Procesreglement ekanton, Procesreglement ekanton, Procesreglement ekanton, Procesreglement ekanton,

44 plaats in speciaal daarvoor ingerichte digitale zittingszalen. 205 In beginsel kunnen na afloop van de mondelinge behandeling geen stukken meer worden overgelegd of digitaal worden ingediend die inhoudelijk betrekking hebben op de zaak, tenzij de ekantonrechter daar toestemming voor geeft. 206 Na de mondelinge behandeling volgt het vonnis waarbij de ekantonrechter in afwijking van artikel 149 lid 1 eerste volzin Rv zijn beslissing ook zal kunnen geven op grond van feiten en omstandigheden die gedurende de procedure in voldoende mate aannemelijk zijn geworden. 207 Het vonnis is voor partijen ten slotte te raadplegen in het digitaal dossier Eerste ekantonzaak Op 13 maart 2014 is door de kantonrechter te s-hertogenbosch vonnis gewezen in de eerste digitaal gevoerde kantonprocedure. 209 De kantonrechter die het vonnis heeft gewezen is geïnterviewd door het tijdschrift Mr. 210 De kantonrechter maakt duidelijk dat de procedure bij de ekantonrechter een complexe ICT-omgeving is waarin op de materiële geschilpunten snel een beslissing kan worden gegeven, met zo weinig mogelijk discussie over formele kwesties. Verder geeft de kantonrechter nog aan dat het hoog tijd wordt dat de lijdelijke rechter verandert in een leidende rechter. Volgens de kantonrechter biedt ekanton daar alle mogelijkheden toe Ervaringen In de literatuur is weinig te vinden over eventuele ervaringen met de ekantonprocedure. Wefers Bettink schrijft in het tijdschrift Computerrecht dat er naar verluidt slechts sporadisch gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om digitaal te procederen bij de ekantonrechter. 211 Volgens Wefers Bettink zou een verklaring voor het sporadisch gebruik van de ekantonprocedure kunnen zijn dat beide partijen moeten instemmen met een dergelijke procedure en dat beide partijen moeten afzien van hoger beroep. Daarbij komt dat familie- en erfrechtelijke kwesties, huur-, pacht- en agentuurzaken niet door de ekantonrechter behandeld kunnen worden. 212 Ook Langeler moet erkennen dat het gezamenlijkheidsvereiste van artikel 96 Rv en het afzien van hoger beroep drempels zouden kunnen zijn om te kiezen voor de ekantonprocedure. 213 De verwachting is dat digitaal procederen op grote schaal voor gewone civiele zaken pas gaat plaatsvinden na inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht Waarborging fundamentele rechtsbeginselen Het bijzondere aan de procedure bij de ekantonrechter is dat het een procedure is waar beide partijen een bewuste keuze moeten maken voor de manier waarop wordt geprocedeerd, namelijk digitaal. In zoverre wijkt de procedure af van de huidige manier waarop bij de kantonrechter wordt geprocedeerd 205 Langeler, TvPP 2015/3, p Procesreglement ekanton, Procesreglement ekanton, Procesreglement ekanton, Rechtbank Oost-Brabant 13 maart 2014, ECLI:NL:RBOBR:2014: Het interview is te vinden op Zoek op: Mr. van de week: Rob Cremers. 211 Wefers Bettink, Computerrecht 2015/4, par Wefers Bettink, Computerrecht 2015/4, par. 6, nt Langeler, TvPP 2015/3, p Langeler, TvPP 2015/3, p

45 en de manier waarop na inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht zal worden geprocedeerd. Bij de bespreking van de probleemstelling is reeds aan de orde gekomen dat de in hoofdstuk 2 besproken fundamentele rechtsbeginselen van het burgerlijk procesrecht ondanks de vernieuwing van het burgerlijk procesrecht gewaarborgd dienen te blijven. Uiteraard geldt dat ook voor de procedure bij de ekantonrechter Hoor en wederhoor Hoewel de procedure bij de ekantonrechter een procedure is waar beide partijen gezamenlijk voor moeten kiezen, komt reeds bij de aanvraagfase het beginsel van hoor en wederhoor aan de orde. De verzoekende partij dient een concept-aanvraag in maar deze wordt pas daadwerkelijk als aanvraag aangemerkt wanneer de verwerende partij de concept-aanvraag heeft aangevuld. 215 Zonder aanvulling van de concept-aanvraag door de verwerende partij bestaat er dus geen zaak die door de ekantonrechter kan worden getoetst op formaliteiten en geschiktheid voor behandeling door de ekantonrechter. In dat opzicht is het beginsel van hoor en wederhoor voor aanvang van de procedure al gewaarborgd. Dat er geen dagvaarding meer wordt uitgebracht, heeft mijns inziens dan ook geen negatieve invloed op het beginsel van hoor en wederhoor. Wat wel een negatieve invloed kan hebben op het beginsel van hoor en wederhoor is het feit dat zowel de verzoekende als de verwerende partij aan kan geven dat wordt afgezien van een mondelinge behandeling. 216 Beide partijen kunnen het er weliswaar over eens zijn dat er geen mondelinge behandeling plaats hoeft te vinden maar blijkens van het procesreglement ekanton zal de ekantonrechter actief optreden om al die feiten en informatie te verzamelen die voor een beslissing noodzakelijk zijn, ook indien die niet of in onvoldoende mate bij het verzoek of het verweer zijn aangevoerd. Zo nodig zal de ekantonrechter in dat geval partijen vóór de mondelinge behandeling verzoeken de feiten aan te vullen, nader toe te lichten of nader met stukken te onderbouwen, aldus nog steeds van het procesreglement ekanton. Wanneer partijen echter te kennen hebben gegeven af te zien van een mondelinge behandeling, en door een partij of beide partijen worden op verzoek van de ekantonrechter digitaal nog allerlei stukken ingediend, wordt het voor de ekantonrechter een lastige opgave om vast te stellen dat partijen over en weer kennis hebben genomen van elkaars stukken. Partijen geven door deelname aan ekanton weliswaar te kennen dat zij de berichtenbox willen benutten voor de communicatie in het kader van de digitale procedure en daarnaast zijn partijen zelf verantwoordelijk voor een geregelde controle van hun berichtenbox op nieuwe berichten. 217 Dat neemt echter niet weg dat de ekantonrechter op grond van artikel 85 Rv vast moet kunnen stellen dat partijen kennis hebben kunnen nemen van elkaars stukken. Wanneer er, zoals in het hierboven geschetste voorbeeld, geen mondelinge behandeling plaats vindt, zal de ekantonrechter eerder tot de conclusie kunnen komen dat niet vaststaat dat een partij kennis heeft genomen van een stuk van haar wederpartij dan wanneer er wel een mondelinge behandeling 215 Procesreglement ekanton, Procesreglement ekanton, en Procesreglement ekanton,

46 plaatsvindt. In het laatste geval wordt ter zitting namelijk wel duidelijk dat een partij geen kennis heeft genomen van een stuk van haar wederpartij omdat rechters in de praktijk meestal aan het begin van de zitting partijen voorhouden welke stukken zich volgens hem in het dossier bevinden. Dat de mogelijkheid bestaat om af te zien van een mondelinge behandeling kan derhalve afbreuk doen aan de waarborging van het beginsel van hoor en wederhoor Partijautonomie Als het gaat om de partijautonomie, dan is de werkwijze van de ekantonrechter van belang. 218 Uit van het procesreglement ekanton blijkt dat de ekantonrechter actief zal optreden om al die feiten en informatie te verzamelen die voor een beslissing noodzakelijk zijn, ook indien die niet of in onvoldoende mate bij verzoek of verweer zijn aangevoerd. Het vorenstaande lijkt in strijd met de artikelen 23, 24 en 149 Rv waaruit de lijdelijkheid van de rechter volgt. Hierboven, in 2.2 is echter opgemerkt dat de vergroting van de doelmatigheid van de civiele procedure een toenemende zeggenschap van de rechter vereist met betrekking tot het verloop en de instructie van de zaak. 219 Uit de considerans van het procesreglement ekanton blijkt dat de doorlooptijd vanaf de indiening van een proces-inleidend stuk tot aan de beslissing maximaal 8 weken mag bedragen. Dat de ekantonrechter actief zal optreden om al die feiten en informatie te verzamelen die voor een beslissing noodzakelijk zijn, is dus in lijn met het vereiste van een toenemende zeggenschap van de rechter teneinde de doelmatigheid van de civiele procedure te vergroten. In 2.3 is reeds betoogd dat wanneer partijen hun geschil eenmaal aan de rechter hebben voorgelegd dat (mede) een publieke zaak is geworden waar publieke belangen, zoals rechtseenheid, rechtsvorming, rechtszekerheid, geen eigenrichting en vertrouwen in de rechtspleging mee samen hangen. 220 In voornoemde paragraaf is eveneens betoogd dat wanneer partijen vergaand autonoom zouden zijn, dat ten koste zou kunnen gaan van de (rechtspositie van de) zwakkere (proces)partij waardoor het gevaar kan ontstaan dat een dergelijke procedure niet meer aansluit bij wat in het algemeen onder gerechtigheid wordt verstaan. 221 Wat betreft het beginsel van de partijautonomie sluit ik mij daarom aan bij de huidige ontwikkeling in de praktijk, waarbij de partijautonomie afneemt en er een ontwikkeling gaande is richting een meer actieve rechter. 222 Uitgaande van die ontwikkeling, kan ten aanzien van de partijautonomie worden geconcludeerd dat dit beginsel in de procedure bij de ekantonrechter voldoende is gewaarborgd Gemotiveerde beslissing Het vonnis van de ekantonrechter zal worden opgenomen in het digitaal dossier en is daarin te raadplegen voor partijen, aldus van het procesreglement ekanton. De manier waarop een uitspraak van de ekantonrechter aan partijen wordt verstrekt, wijkt af van de manier waarop dat gebeurt onder het huidige burgerlijk procesrecht. Blijkens artikel 231 lid 1 Rv wordt door de griffier immers op de dag van de uitspraak aan de eiser en aan de gedaagde die in het geding is verschenen een afschrift verstrekt van de uitspraak. 218 De werkwijze van de ekantonrechter komt tot uitdrukking in van het procesreglement ekanton. 219 Rueb/Stein 2015, p Asser Procesrecht/Giesen / Asser Procesrecht/Giesen / Asser Procesrecht/Giesen /

47 Wat betreft de inhoud van het vonnis is in van het procesreglement ekanton opgenomen dat in afwijking van het bepaalde in artikel 149 lid 1 eerste volzin Rv de ekantonrechter zijn beslissing ook zal kunnen geven op grond van feiten en omstandigheden die gedurende de procedure in voldoende mate aannemelijk zijn geworden. In artikel 149 lid 1 eerste volzin Rv is echter opgenomen dat de rechter slechts die feiten of rechten aan zijn beslissing ten grondslag mag leggen, die in het geding aan hem ter kennis zijn gekomen of zijn gesteld en die overeenkomstig de voorschriften van boek 1, titel 2, afdeling 9 Rv zijn komen vast te staan. De in artikel 149 lid 1 eerste volzin Rv geformuleerde hoofdregel van het bewijsrecht vormt de weerslag van het beginsel van de partijautonomie en het daarmee corresponderende beginsel van de lijdelijkheid van de rechter. 223 Daarnaast is met de slotwoorden van artikel 149 lid 1 eerste volzin Rv zijn komen vast te staan tot uitdrukking gebracht dat voornoemde hoofdregel niet alleen omvat feiten en rechten die bewezen zijn, maar ook feiten en rechten die op andere wijze zijn komen vast te staan, bijvoorbeeld doordat de desbetreffende feiten of rechten niet (voldoende) zijn betwist. 224 Dat de ekantonrechter zijn beslissing ook zal kunnen geven op grond van feiten en omstandigheden die gedurende de procedure in voldoende mate aannemelijk zijn geworden, zou er mee te maken kunnen hebben dat op die wijze getracht wordt te voorkomen dat er een bewijsopdracht aan een of beide partijen moet worden gegeven. De beslissing van de rechter moet echter controleerbaar en aanvaardbaar zijn. 225 Wanneer de rechter enkel in het vonnis op zou merken dat bepaalde feiten en omstandigheden gedurende de procedure in voldoende mate aannemelijk zijn geworden doet dat mijns inziens afbreuk aan het motiveringsbeginsel. In dat geval is het immers niet duidelijk op grond waarvan de rechter van oordeel is dat bepaalde feiten en omstandigheden gedurende de procedure in voldoende mate aannemelijk zijn geworden, met als gevolg een minder goed controleerbare en aanvaardbare beslissing. Voorwaarde is wat mij betreft daarom dat de ekantonrechter expliciet in zijn vonnis motiveert waarom hij vindt dat bepaalde feiten en omstandigheden gedurende de procedure in voldoende mate aannemelijk zijn geworden. Wanneer aan voornoemde voorwaarde is voldaan, is het beginsel van een gemotiveerde beslissing wat mij betreft gewaarborgd. 3.4 ekantonrechter en KEI-wetgeving In dit hoofdstuk is de procedure bij de ekantonrechter besproken. De procedure is getoetst aan enkele aspecten van de beginselen hoor en wederhoor, partijautonomie en een gemotiveerde beslissing. De conclusie dient te zijn dat voornoemde beginselen uiteindelijk wel gewaarborgd zijn maar dat er, zoals uit de vorige paragraaf blijkt, ten aanzien van diverse punten discussie mogelijk is of die al dan niet afbreuk doen aan de waarborging van de beginselen. Het doel van dit hoofdstuk was om, waar mogelijk, de procedure bij de ekantonrechter te vergelijken met de procedure bij de kantonrechter na inwerkingtreding van de KEI-wetgeving. Deze vergelijking, in samenhang met de toetsing van de 223 Beenders, in: T&C Burgerlijke Rechtsvordering, art. 149 Rv, aant. 1a (online, laatst bijgewerkt op 18 januari 2016). 224 Beenders, in: T&C Burgerlijke Rechtsvordering, art. 149 Rv, aant. 1c (online, laatst bijgewerkt op 18 januari 2016). 225 Zie de in hoofdstuk vermelde beoordelingsmaatstaf met betrekking tot de invulling van de norm dat de rechter zijn beslissing moet motiveren. Deze beoordelingsmaatstaf komt naar voren in onder andere HR 5 december 2003, ECLI:NL:HR:2003:AN8478 en HR 17 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY

48 procedure bij de ekantonrechter aan de drie centraal staande rechtsbeginselen, heeft als doel om vooruit te blikken op de waarborging van deze rechtsbeginselen na inwerkingtreding van de KEIwetgeving. Om die reden zal in het volgende hoofdstuk, waar de KEI-wetgeving aan de rechtsbeginselen hoor en wederhoor, partijautonomie en een gemotiveerde beslissing wordt getoetst, waar mogelijk worden gerefereerd aan de waarborging van deze rechtsbeginselen binnen de procedure bij de ekantonrechter. 46

49 Fundamentele rechtsbeginselen en KEI-wetgeving 47

50 48

51 4 Fundamentele rechtsbeginselen en KEI-wetgeving In hoofdstuk 3 is de procedure beschreven zoals deze bij de ekantonrechter wordt gevoerd. In 3.3 is ingegaan op de waarborging van de fundamentele rechtsbeginselen hoor en wederhoor, partijautonomie en een gemotiveerde beslissing. In dit hoofdstuk zullen diverse aspecten van de KEIwetgeving worden getoetst aan de hiervoor genoemde rechtsbeginselen. Waar mogelijk zal tevens worden ingegaan op de vergelijking tussen de procedure bij de ekantonrechter en de procedure bij de kantonrechter zoals deze er uit zal zien na inwerkingtreding van de KEI-wetgeving. 4.1 Hoor en wederhoor Aanvang van de procedure In hoofdstuk 1 zijn diverse onderdelen van de KEI-wetgeving besproken die het beginsel van hoor en wederhoor raken. Daarnaast is ook in hoofdstuk 3 de toetsing van de procedure bij de ekantonrechter aan het beginsel van hoor en wederhoor aan de orde geweest. Als het gaat om de aanvang van de procedure kan de procedure bij de ekantonrechter worden vergeleken met artikel 112 Rv. Op grond van dit artikel is het immers niet meer verplicht om het oproepingsbericht bij exploot te betekenen. Het is ook mogelijk om het oproepingsbericht op andere wijze te bezorgen. 226 De procedure bij de ekantonrechter vangt ook niet aan door middel van betekening van een exploot door een deurwaarder maar doordat partijen gezamenlijk toelating vragen tot de ekantonprocedure. 227 In 3.3 is met betrekking tot de ekantonprocedure reeds uiteengezet dat de concept-aanvraag van de verzoekende partij pas als aanvraag wordt aangemerkt op het moment dat de verwerende partij de conceptaanvraag heeft aangevuld. 228 Tevens is opgemerkt dat het beginsel van hoor en wederhoor bij aanvang van de procedure al is gewaarborgd nu er zonder aanvulling van de concept-aanvraag geen zaak bestaat die door de ekantonrechter kan worden getoetst op formaliteiten en geschiktheid voor behandeling door de ekantonrechter. Dat het na inwerkingtreding van de KEI-wetgeving mogelijk is om het oproepingsbericht per post of per te bezorgen in plaats van het te betekenen, maakt, gelet op de vergelijking met de aanvang van de procedure bij de ekantonrechter, dan ook geen inbreuk op het beginsel van hoor en wederhoor. Verder is in 1.1 toegelicht dat de kantonrechter slechts een verstekvonnis wijst, wanneer kan worden aangetoond dat een deurwaarder de procesinleiding bij de wederpartij heeft betekend. 229 Reeds in de inleiding bij de uiteenzetting van de probleemstelling is aan de orde geweest dat in kantonprocedures veel verstekvonnissen worden gewezen. Om er, na inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht, zeker van te zijn dat de kantonrechter een verstekvonnis wijst, lijkt het voor de hand te liggen dat deurwaarders direct de procesinleiding zullen betekenen en eisende partijen geen gebruik zullen maken van de mogelijkheid om de procesinleiding zelf per gewone post of bij de wederpartij te bezorgen. 230 Wat betreft het in rechte betrekken van de wederpartij zal er dan ook niet zo veel veranderen ten opzichte van de manier waarop dat onder het thans geldende procesrecht 226 Stb. 2016, 288, artikel 112 lid 1 Rv. 227 Procesreglement ekanton, Procesreglement ekanton, Stb. 2016, 288, artikel 139 Rv. 230 Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p. 20 en Rueb/Stein 2015, p

52 gebeurt, zodat wat betreft het oproepen van de gedaagde partij in de procedure, het beginsel van hoor en wederhoor gewaarborgd blijft Pleidooi Een andere vernieuwing die de inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht met zich meebrengt, is dat artikel 134 Rv op grond waarvan de gelegenheid voor pleidooi kan worden geboden komt te vervallen. 231 Hoewel artikel 134 Rv niet expliciet aan de orde is geweest in hoofdstuk 2, impliceert het begrip fair hearing zoals bedoeld in artikel 6 EVRM welk artikel wel in voornoemd hoofdstuk aan de orde is geweest het recht op een openbare mondelinge behandeling nu dat de enige mogelijkheid is om het proces fysiek bij te wonen. 232 Onder het huidige recht kennen we de comparitie van partijen zoals bedoeld in artikel 87 en 88 Rv. Het uitgangspunt is thans dat partijen recht hebben op pleidooi wanneer er geen comparitie na antwoord is gelast. 233 Of een dergelijke comparitie kan worden gezien als een mondelinge behandeling waarmee kan worden voldaan aan het begrip fair hearing, bestaan verschillende inzichten. Klaassen twijfelt of een comparitie na antwoord, gelet op de invulling die er onder het huidige recht aan wordt gegeven, steeds voldoende tegemoet komt aan het recht op een mondelinge behandeling. 234 Het blijkt namelijk per gerecht en zelfs per rechter te verschillen of een mondelinge toelichting aan de hand van een pleitnotitie tijdens een comparitie wordt toegestaan en indien het wordt toegestaan hoeveel ruimte aan partijen dan wel hun advocaten wordt gegeven om te pleiten. 235 Met pleiten bedoelt Klaassen het naar eigen goeddunken het standpunt van de cliënt toelichten en niet slechts de vragen van de rechter beantwoorden. 236 Als we kijken naar de ekantonprocedure, lijkt het uitgangspunt niet te zijn dat aan partijen ruimschoots de mogelijkheid wordt geboden om te pleiten. Blijkens het procesreglement ekanton wordt immers in beginsel 45 minuten uitgetrokken voor een mondelinge behandeling. 237 De behandeling van het verzoek is er op gericht een eindbeslissing op het materiële geschil te verkrijgen en de ekantonrechter treedt actief op om alle feiten en informatie te verzamelen die hij voor deze beslissing nodig heeft. 238 Het lijkt dan ook voor de hand te liggen dat partijen tijdens de mondelinge behandeling voornamelijk vragen van de ekantonrechter zullen worden beantwoorden in plaats van dat zij kunnen pleiten zoals Klaassen dat bedoelt. Dat het na inwerkingtreding van de KEI-wetgeving ook niet het streven is om partijen uitgebreid te laten pleiten, blijkt wel uit de memorie van toelichting. Hoewel expliciet wordt gerefereerd aan het grondrecht op hoor en wederhoor dat is neergelegd in artikel 19 Rv, volgt uit de memorie van toelichting dat het pleidooi als afzonderlijke proceshandeling komt te vervallen, nu tijdens de mondelinge behandeling voldoende ruimte wordt geboden om standpunten mondeling toe te lichten. 239 Opgemerkt wordt verder dat na inwerkingtreding van de KEI-wetgeving alle stukken zoveel mogelijk bij aanvang van de procedure ingediend moeten 231 Stb. 2016, 288, p. 20 onder III. 232 Asser Procesrecht/Giesen / M. van de Hel-Koedoot, in: Tekst & Commentaar Burgerlijke Rechtsvordering, Deventer: Kluwer 2016, art. 134 Rv, aant. 2 (online, laatst bijgewerkt op 4 februari 2016). 234 Klaassen 2016, p. 186 (AA ). 235 Klaassen 2016, p. 186 (AA ). 236 Klaassen 2016, p. 186 (AA ). 237 Procesreglement ekanton, Procesreglement ekanton, Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p

53 worden door partijen. 240 Volgens de minister wordt vervolgens met de mondelinge behandeling recht gedaan aan het in artikel 19 Rv neergelegde beginsel van hoor en wederhoor. 241 Ten slotte kan altijd het nieuwe artikel 30o lid 1 onder c Rv als vangnet dienen waarin is bepaald dat de rechter op verzoek van een partij of ambtshalve kan bepalen dat in elke stand van het geding een mondelinge behandeling of andere zitting wordt gehouden. Wat mij betreft doet het vervallen van artikel 134 Rv dan ook geen afbreuk aan het beginsel van hoor en wederhoor. 4.2 Partijautonomie Wat betreft de partijautonomie is in 2.3 uiteengezet dat er een ontwikkeling gaande is van een afnemende partijautonomie richting een meer actieve rechter. 242 De KEI-wetgeving draagt bij aan deze ontwikkeling. Omdat iedere zaak specifieke elementen bevat die kenmerkend zijn voor die zaak, is het belangrijk dat de rechter samen met partijen kan bepalen op welke wijze de mondelinge behandeling wordt ingevuld. 243 Zo kan maatwerk worden geleverd en worden kortere doorlooptijden gerealiseerd. 244 Procedures sluiten daardoor beter aan bij de behoeften in een specifieke zaak, hetgeen uiteindelijk kan leiden tot meer tevredenheid onder rechtzoekenden. 245 Rechtszoekenden hebben bij de ekantonrechter kennis kunnen maken met een actieve rechter. De ekantonrechter treedt immers actief op om alle feiten en informatie te verzamelen die hij nodig heeft voor zijn beslissing. 246 Hoewel er weinig ervaringen met de ekantonrechter bekend zijn, heeft de ekantonrechter die vonnis heeft gewezen in de eerste digitaal gevoerde kantonprocedure te kennen gegeven dat de procedure weinig mogelijkheden biedt voor discussie over formele punten en op materiële geschilpunten snel een beslissing kan worden gegeven. 247 In de ekantonprocedure is dus al uitvoering gegeven aan hetgeen de wetgever beoogt met de KEI-wetgeving, namelijk meer ruimte voor rechters om regie te voeren op de voortgang van de procedure. 248 Dat daarmee de autonomie van partijen en de lijdelijkheid van de rechter afneemt, is in 2.3 aan de orde geweest. Eveneens is aan de orde geweest dat er spanning kan worden ervaren tussen de autonomie van partijen en de lijdelijkheid van de rechter enerzijds en de ontwikkeling richting een meer actieve rechter anderzijds. Deze spanning is gebaseerd op de gedachte dat partijen minder of zelfs helemaal geen zeggenschap meer over het proces zouden hebben en dat de rechter niet meer onafhankelijk en onpartijdig is doordat hij met partijen gaat meeprocederen. 249 Deze gedachte en daarmee gepaard gaande spanning hoeft echter niet de boventoon te voeren wanneer niet wordt vastgehouden aan de strikte verdeling van taken tussen partijen en de rechter en als uitgangspunt wordt genomen dat de rechter en partijen gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor alles wat er tijdens het proces gebeurt. 250 Deze gezamenlijke verantwoordelijkheid brengt mijns inziens bijvoorbeeld met zich mee dat de 240 Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p Asser Procesrecht/Giesen / Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p. 27 en Procesreglement ekanton, Zie het interview met deze kantonrechter op Zoek op: Mr. van de week: Rob Cremers. 248 Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p Asser, Groen & Vranken 2006, p Asser, Groen & Vranken 2006, p

54 kantonrechter, wanneer een partij wordt bijgestaan door een advocaat en haar wederpartij in persoon procedeert, meer de regie zal moeten nemen dan wanneer beide partijen worden bijgestaan door een advocaat. In 2.3 is immers ook betoogd dat vergaande autonomie van partijen in het hiervoor geschetste voorbeeld ten koste zou kunnen gaan van de (rechtspositie van de) zwakkere (proces)partij waardoor het gevaar kan ontstaan dat een dergelijke procedure niet meer aansluit bij wat in het algemeen onder gerechtigheid wordt verstaan. 251 Wat betreft de ontwikkeling richting een meer actieve rechter, is verder nog het volgende van belang. Hoewel ik mij, zoals blijkt uit 2.3, niet verzet tegen de ontwikkeling van een actieve rechter, dienen uiteindelijk wel grenzen te worden gesteld aan de regievoering van de rechter. Wanneer iedere rechter absolute regie zou hebben, kan er diversiteit ontstaan waar uniformiteit juist van belang is. Een specifiek voorbeeld voor kantonzaken betreft het mondeling voeren van verweer. Hoewel er straks geen rolzittingen meer zijn zoals onder het huidige burgerlijk procesrecht wel het geval is, blijft het op grond van artikel 30i lid 2 Rv in zaken waarin partijen in persoon kunnen procederen mogelijk ook mondeling bij de rechter verweer te voeren en kunnen conclusies en akten mondeling op de zitting worden genomen. Wanneer er geen vaste momenten meer zijn waarop rolzittingen plaatsvinden en iedere rechter zelf bepaalt op welke wijze een partij mondeling verweer kan voeren, ontstaat er diversiteit waar uniformiteit gewenst is. Een dergelijke diversiteit leidt immers tot onduidelijkheid voor rechtzoekenden omdat het per gerecht of rechter kan verschillen op welke wijze mondeling verweer kan worden gevoerd. Dergelijke onduidelijkheden zullen dan uiteindelijk leiden tot rechtsonzekerheid. De manier waarop mondeling verweer kan worden gevoerd, kan dan ook het beste worden uitgewerkt in een landelijk procesreglement. 252 Deze uitwerking heeft inmiddels plaatsgevonden, zo blijkt uit het landelijk procesreglement civiele zaken rechtbanken en gerechtshoven KEI. 253 In dit procesreglement is opgenomen dat wanneer de verweerder in persoon procedeert, hij ter zitting of op een andere datum die door de rechter wordt bepaald, mondeling verweer kan voeren. 254 Ten aanzien van de partijautonomie valt ten slotte nog op te merken dat enerzijds op grond van artikel 30k lid 2 Rv met voorafgaande toestemming van de rechter tijdens de mondelinge behandeling getuigen en partijdeskundigen gehoord kunnen worden. Anderzijds volgt uit dezelfde bepaling dat bijvoorbeeld artikel 166 lid 1 Rv van overeenkomstige toepassing is. Artikel 166 lid 1 Rv is in 2.3 genoemd als voorbeeld van een bepaling waaruit blijkt dat de bevoegdheden van partijen voorgaan boven die van de rechter. Artikel 30k lid 2 Rv en artikel 166 lid 1 Rv lijken met elkaar in strijd te zijn. In de memorie van toelichting wordt over de voorafgaande toestemming van de rechter voor het horen van getuigen en partijdeskundigen tijdens de mondelinge behandeling opgemerkt dat moet worden voorkomen dat het verloop van de mondelinge behandeling verstoord kan worden door het meenemen van een groot aantal getuigen of deskundigen om te worden gehoord. 255 Dat is begrijpelijk in het kader van de goede procesorde en efficiënte procesvoering maar lijkt afbreuk te doen aan het 251 Asser Procesrecht/Giesen / Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p Stcrt. 2016, Stcrt. 2016, 39486, Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p

55 beginsel van de partijautonomie. Echter uit de memorie van toelichting blijkt ook dat wanneer partijen van de rechter geen toestemming krijgen voor het horen van getuigen of partijdeskundigen tijdens de mondelinge behandeling, daar een afzonderlijke zitting voor kan worden gehouden zoals thans gebruikelijk onder het huidige burgerlijk procesrecht. 256 Daarmee is het beginsel van de partijautonomie in dit kader wat mij betreft voldoende gewaarborgd. 4.3 Gemotiveerde beslissing Mondelinge uitspraak Op grond van artikel 30p lid 1 Rv kan de rechter, indien alle partijen op de mondelinge behandeling zijn verschenen, tijdens of na de mondelinge behandeling ter zitting mondeling uitspraak doen. Het positieve is dat partijen daardoor snel duidelijkheid hebben. 257 De keerzijde is wel dat de rechter bij een mondeling eindvonnis maar een beperkte mogelijkheid heeft om zijn uitspraak te motiveren. Steenberghe acht het daarom van groot belang dat de rechter, voordat hij mondeling uitspraak doet, de gelegenheid heeft om afstand te nemen, na te denken en overleg te plegen. 258 Hoewel dat een oplossing lijkt, brengt dat mijns inziens problemen mee voor het streven naar een sneller verloop van procedures. Er moet namelijk voldoende tijd worden ingepland voor de mondelinge behandeling zelf en vervolgens voor het terugtrekken van de rechter om na te denken en overleg te plegen. Dit brengt met zich mee dat er minder mondelinge behandelingen per dag gepland kunnen worden, terwijl het toch in alle zaken in beginsel de bedoeling is dat er een mondelinge behandeling plaatsvindt. 259 Een kanttekening hierbij is wel dat in zaken waarin het duidelijk is wat de beslissing moet worden, de kantonrechter zich slechts korte tijd zal terugtrekken of wellicht zelfs helemaal niet. Feit blijft echter dat wanneer er mondeling uitspraak wordt gedaan en de rechter dus enkel de beslissing en de gronden daarvan hoeft mee te delen, 260 een uitspraak vrij summier wordt gemotiveerd. Opmerking verdient wel dat op grond van artikel 30p lid 3 en 5 Rv van de mondelinge uitspraak een proces-verbaal wordt opgemaakt waarvan een afschrift ter beschikking van partijen wordt gesteld. Dat neemt echter niet weg dat een gemotiveerde beslissing nu juist noodzakelijk is om deugdelijke rechtspraak te waarborgen, de kwaliteit van de rechtspraak hoog te houden en waar nodig te verbeteren, met als uiteindelijk doel het behouden van het vertrouwen in de rechtspraak. 261 Verder is in 2.4 nog betoogd dat de aanvaardbaarheid van een uitspraak voor partijen voor een groot deel wordt bepaald door de kwaliteit van de motivering van die uitspraak. 262 Ik stel mij dan ook voor dat in de praktijk enkel mondeling uitspraak wordt gedaan in zaken waarin het geschil duidelijk is, aan dat geschil een niet al te groot feitencomplex ten grondslag ligt en de zaak juridisch niet al te ingewikkeld is. 256 Kamerstukken II 2014/15, 34059, 3, p Steenberghe in het verslag van de najaarsvergadering 2015 van de Nederlandse Vereniging voor Procesrecht, Dammingh en Van den Berg, TCR 2016/1, p Steenberghe in het verslag van de najaarsvergadering 2015 van de Nederlandse Vereniging voor Procesrecht, Dammingh en Van den Berg, TCR 2016/1, p Stb. 2016, 288, artikel 30j-30q Rv. 260 Stb. 2016, 288, artikel 30p lid 2 Rv. 261 Asser Procesrecht/Giesen / Rueb/Stein 2015, p

56 4.3.2 Artikel 149 Rv Hoewel artikel 149 Rv over het bewijsrecht gaat, is het ook te noemen in het kader van het beginsel van een gemotiveerde beslissing. Bij de bespreking van de ekantonprocedure is artikel 149 Rv in 3.3 aan de orde geweest. De ekantonrechter kan blijkens van het procesreglement ekanton afwijken van hetgeen in de eerste volzin van artikel 149 lid 1 Rv is bepaald, in die zin dat de beslissing ook kan worden gegeven op grond van feiten en omstandigheden die gaandeweg de procedure in voldoende mate aannemelijk zijn geworden. In 3.3 is reeds betoogd dat, wil deze afwijking van artikel 149 lid 1 eerste volzin geen afbreuk doen aan het beginsel van een gemotiveerde beslissing, de ekantonrechter expliciet in zijn vonnis dient te motiveren waarom bepaalde feiten en omstandigheden gedurende de procedure in voldoende mate aannemelijk zijn geworden. Opvallend is dat artikel 149 Rv na inwerkingtreding van de KEI-wetgeving ongewijzigd blijft zodat, als het gaat om artikel 149 Rv, wat mij betreft het beginsel van een gemotiveerde beslissing gewaarborgd blijft Digitalisering In 2.4 is betoogd dat kwalitatief goede rechtspraak alles heeft te maken met een deugdelijke motivering van de beslissing die de rechter neemt. Wanneer de rechtspraak in het kader van het programma Kwaliteit en Innovatie rechtspraak wordt gedigitaliseerd, wordt het eenvoudiger om maatwerk te leveren met als gevolg kansen op een hogere kwaliteit van de rechtspraak. 263 Met behulp van een digitaal systeem kan er immers gemakkelijk onderscheid worden gemaakt tussen zaken voor een bepaald gerecht en tussen soorten zaken. 264 Daarnaast is het voor de hand liggend dat een specifieke zaak in een digitaal systeem veel sneller is gevonden dan wanneer moet worden gezocht naar een fysiek dossier in een kast. Wanneer de behandeling van zaken echter moet worden aangepast omdat uniformering van rechterlijke beslissingen en/of rechterlijke procedures als uitgangspunt wordt genomen, doet dit afbreuk aan de kwaliteit van de rechtspraak. 265 Ik stel mij voor dat zaken die behandeld moeten worden, onderverdeeld worden in bepaalde categorieën met als gevolg dat een zaak niet meer wordt gezien als een zaak met eigen specifieke omstandigheden, maar als onderdeel van een bepaalde categorie zaken die allemaal op dezelfde wijze behandeld en afgedaan worden. Wanneer rechters echter niet meer in kunnen gaan op de specifieke omstandigheden van het geval en daar in hun motivering dus ook geen rekening mee houden, doet dit af aan het beginsel van een gemotiveerde beslissing. Het uitgangspunt dient mijns inziens dan ook te zijn de verbetering van de kwaliteit van de rechtspraak en niet de uniformering van rechterlijke beslissingen en/of rechterlijke procedures om op die manier tot een snellere afhandeling van zaken te komen. 263 Ros, NJB 2016/260, p. 3/ Ros, NJB 2016/260, p. 3/ Ros, NJB 2016/260, p. 3/4. 54

57 Conclusie 55

58 56

59 5 Conclusie 5.1 Onderzoeksvraag Hetgeen in de voorgaande hoofdstukken aan de orde is gekomen, had als doel de vraag te beantwoorden of onder het programma Kwaliteit en Innovatie rechtspraak de beginselen hoor en wederhoor, partijautonomie en een gemotiveerde beslissing voor bij kantonprocedures betrokken partijen voldoende gewaarborgd zullen zijn in vergelijking met het huidige procesrecht. Deze vraag kan met name worden beantwoord aan de hand van dit laatste hoofdstuk waarin de nieuwe wetgeving langs voornoemde beginselen zijn gelegd. Hoewel er een aantal discussiepunten aan de orde is geweest, dient wat mij betreft de conclusie te zijn dat de beginselen die in deze scriptie centraal stonden, ondanks de besproken wetswijzigingen en digitalisering van de rechtspraak, voldoende zijn gewaarborgd. Deze algemene conclusie zal ik hierna, aan de hand van de belangrijkste punten die per beginsel zijn besproken, kort toelichten. 5.2 Hoor en wederhoor Aanvang van de procedure In het kader van het beginsel van hoor en wederhoor is de aanvang van de procedure aan de orde geweest en dan met name het feit dat na inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht het oproepingsbericht niet meer bij exploot betekend hoeft te worden. Op dit punt kan worden geconcludeerd dat het, om er zeker van te zijn dat de kantonrechter een verstekvonnis wijst, voor de hand lijkt te liggen dat deurwaarders direct de procesinleiding zullen betekenen en eisende partijen geen gebruik zullen maken van de mogelijkheid om de procesinleiding zelf per gewone post of bij de wederpartij te bezorgen. De wijze waarop de wederpartij in rechte zal worden betrokken, zal dan ook niet zo veel veranderen ten opzichte van de wijze waarop dat onder het thans geldende procesrecht gebeurt. Op dit punt blijft het beginsel van hoor en wederhoor dan ook gewaarborgd Artikel 134 Rv Hoewel het vervallen van artikel 134 Rv waarin het recht op pleidooi is geregeld op zichzelf afbreuk doet aan het beginsel van hoor en wederhoor, wordt deze afbreuk gecompenseerd door andere veranderingen die de Wet vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht met zich meebrengt. Met de mondelinge behandeling wordt recht gedaan aan het beginsel van hoor en wederhoor en door middel van artikel 30o Rv kan de rechter ter waarborging van artikel 19 Rv op verzoek van een partij of ambtshalve processtappen toevoegen aan de basisprocedure. 5.3 Partijautonomie De ontwikkeling richting een actievere rechter ten koste van de partijautonomie is van belang voor het beginsel van de partijautonomie. Omdat ik mij kan vinden in deze ontwikkeling, trek ik de conclusie dat, ondanks dat de partijautonomie ten aanzien van de procedure afneemt, de partijautonomie ten 57

60 aanzien van de inhoud van het geschil nog steeds gewaarborgd is. Wanneer de rechter samen met partijen kan bepalen op welke wijze de mondelinge behandeling wordt ingevuld, kan maatwerk worden geleverd. Op die manier sluiten procedures beter aan bij de behoeften in een specifieke zaak zodat dit uiteindelijk kan leiden tot meer tevredenheid onder rechtzoekenden. Het is echter voor te stellen dat wie zich verzet tegen de ontwikkeling richting een actieve rechter, eerder geneigd zal zijn te concluderen dat de partijautonomie na inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht minder goed gewaarborgd is dan onder het huidige procesrecht omdat de partijautonomie en de lijdelijkheid van de rechter afneemt. 5.4 Gemotiveerde beslissing Mondelinge uitspraak Als het gaat om het mondeling uitspraak doen tijdens of na de mondelinge behandeling, hoeft de rechter op grond van artikel 30p lid 2 Rv enkel de beslissing en de gronden daarvan aan partijen mee te delen. De motivering van een mondelinge uitspraak is dus summier. En hoewel er van de mondelinge uitspraak een proces-verbaal wordt opgemaakt, is een gemotiveerde beslissing noodzakelijk om deugdelijke rechtspraak te waarborgen, de kwaliteit van de rechtspraak hoog te houden en het vertrouwen in de rechtspraak te behouden. In de praktijk is het dan ook wenselijk om enkel in die zaken mondeling uitspraak te doen waarin de geschilpunten tussen partijen duidelijk zijn, aan die geschilpunten een niet al te groot feitencomplex ten grondslag ligt en de zaak juridisch niet al te ingewikkeld is Digitalisering Kwaliteit en Innovatie rechtspraak houdt ook in dat de rechtspraak wordt gedigitaliseerd. Deze digitalisering kan bijdragen aan een hogere kwaliteit van de rechtspraak. Wanneer echter uniformering van rechterlijke beslissingen en/of procedures als uitgangspunt wordt genomen om zaken sneller af te kunnen doen en als gevolg daarvan de behandeling van zaken moet worden aangepast, doet dit juist afbreuk aan de kwaliteit van de rechtspraak. Zodra rechters, vanwege de uniformering van zaken, niet meer in kunnen gaan op de specifieke omstandigheden in een zaak en daar in hun motivering dus ook geen rekening mee kunnen houden, doet dit af aan het beginsel van een gemotiveerde beslissing. De verbetering van de kwaliteit van de rechtspraak dient mijns inziens dan ook het uitgangspunt te zijn en niet de uniformering van rechterlijke beslissingen en/of rechterlijke procedures om zodoende tot een snellere afhandeling van zaken te komen. 58

61 Literatuur en jurisprudentie 59

Hieronder leest u hoe de nieuwe procedure eruitziet en welke terminologie daarbij hoort. Daarnaast kunt u gebruikmaken van:

Hieronder leest u hoe de nieuwe procedure eruitziet en welke terminologie daarbij hoort. Daarnaast kunt u gebruikmaken van: Informatie voor advocaten die meedoen aan de pre-pilot vrijwillig digitaal procederen Civiel 1.0 De nieuwe civiele vorderingsprocedure De komende tijd gaat u ervaring opdoen met de nieuwe civiele procedure,

Nadere informatie

Stand van zaken wetgeving. Uitgangspunten KEI wetgeving. Wat is nodig? 4 wetten en 1 AMvB: Modernisering van de rechtspraak

Stand van zaken wetgeving. Uitgangspunten KEI wetgeving. Wat is nodig? 4 wetten en 1 AMvB: Modernisering van de rechtspraak Modernisering van de rechtspraak Programma Kwaliteit en Innovatie (KEI) Prof. mr. Margreet Ahsmann Uitgangspunten KEI wetgeving Eenvoudige, uniformere basisprocedure voor zowel vorderingen als verzoeken

Nadere informatie

VAAN Onder professoren

VAAN Onder professoren VAAN Onder professoren Prof. mr. A.I.M. (Toon) van Mierlo 5 oktober 2017 Agenda Tweeluik 1. Kwaliteit en Innovatie (KEI) in theorie en (naaste) praktijk 2. Capita bijzonder procesrecht ontslagzaken 1.

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2018 2019 35 175 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tot intrekking van de verplichting om elektronisch te procederen bij de rechtbanken

Nadere informatie

KEI GOED.. Wat verandert er door KEI?

KEI GOED.. Wat verandert er door KEI? KEI GOED.. U heeft vast al gehoord van KEI. KEI staat voor: Kwaliteit En Innovatie Rechtspraak en heeft betrekking op het digitaal procederen. Digitaal procederen zal verplicht worden in civiele en bestuursrechtelijke

Nadere informatie

Aanpassing van wetten in verband met de invoering van de. van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke

Aanpassing van wetten in verband met de invoering van de. van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke 34 212 Aanpassing van wetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd: STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 71078 12 december 2017 Regeling van de Minister voor Rechtsbescherming van 4 december 2017, nr. 2164326 tot indexering

Nadere informatie

STAATSCOURANT. Nr

STAATSCOURANT. Nr STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 65542 22 november 2018 Regeling van de Minister voor Rechtsbescherming van 14 november 2018, nr. 2406921, tot indexering

Nadere informatie

Memorie van Toelichting. Algemeen

Memorie van Toelichting. Algemeen Memorie van Toelichting Algemeen Op 12 december 2008 is de Verordening (EG) nr. 1896/2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (hierna ook EBB-verordening) van toepassing geworden. De

Nadere informatie

2017 no. 12 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

2017 no. 12 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA 2017 no. 12 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA RIJKSWET van 13 juli 2016, houdende aanpassing van Rijkswetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

Nadere informatie

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2016 No. 38 Besluit van 4 augustus 2016 tot afkondiging van Besluit van 13 juli 2016 houdende aanpassing van het Besluit termijnen Rijkswet cassatierechtspraak

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 237 (R2054) Aanpassing van Rijkswetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van urgerlijke Rechtsvordering en

Nadere informatie

Uitgangspunten KEI-wetgeving

Uitgangspunten KEI-wetgeving KEI : een procesrechtelijke plons in het diepe? prof. mr. Margreet J.A.M. Ahsmann senior rechter A rechtbank Den Haag Curaçao 28 januari 2016 Uitgangspunten KEI-wetgeving Eenvoudige, uniformere basisprocedure

Nadere informatie

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2016 No. 39 Besluit van 4 augustus 2016 tot afkondiging van de Rijkswet van 13 juli 2016, houdende aanpassing van Rijkswetten in verband met de invoering van

Nadere informatie

Webinar digitaal procederen in civiele zaken. Het digitale systeem & Aansluitpunt Rechtspraak

Webinar digitaal procederen in civiele zaken. Het digitale systeem & Aansluitpunt Rechtspraak Webinar digitaal procederen in civiele zaken Het digitale systeem & Aansluitpunt Rechtspraak Presentatoren Selinde Bokx-Boom senior rechter Rechtbank Gelderland, portefeuillehouder civiel KEI Huan Tan

Nadere informatie

Derde nota van wijziging. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Derde nota van wijziging. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 34 608 Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde de afwikkeling van massaschade in een collectieve actie mogelijk te maken (Wet afwikkeling massaschade

Nadere informatie

Dagvaarding en dagvaarden: wat is het en hoe gaat in zijn werk?

Dagvaarding en dagvaarden: wat is het en hoe gaat in zijn werk? Dagvaarding en dagvaarden: wat is het en hoe gaat in zijn werk? Een dagvaarding is een inleidend processtuk. Hierin staat wat de eisende partij van de gedaagde partij verlangd. Een dagvaarding wordt doorgaans

Nadere informatie

Bundel procesrecht. Verzameld door Mr. F.C.P. Teeuw Bewerkt door Mr. M.G. Hofman H U U R G E S C H I L. N L

Bundel procesrecht. Verzameld door Mr. F.C.P. Teeuw Bewerkt door Mr. M.G. Hofman H U U R G E S C H I L. N L Bundel procesrecht Verzameld door Mr. F.C.P. Teeuw Bewerkt door Mr. M.G. Hofman H U U R G E S C H I L. N L Bundel Procesrecht Verzameld door Mr. F.C.P. Teeuw Bewerkt door Mr. M.G. Hofman Samengesteld

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN Voorstel tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

Nadere informatie

Het wetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering van het burgerlijk procesrecht & toegang tot de rechter

Het wetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering van het burgerlijk procesrecht & toegang tot de rechter Het wetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering van het burgerlijk procesrecht & toegang tot de rechter Een onderzoek naar de houdbaarheid van het wetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering van

Nadere informatie

Webinar Digitalisering Rechtspraak (KEI) Bent u al voorbereid?

Webinar Digitalisering Rechtspraak (KEI) Bent u al voorbereid? Webinar Digitalisering Rechtspraak (KEI) Bent u al voorbereid? Door: prof. mr. Toon van Mierlo en prof. mr. Constant van Nispen Redacteuren Tekst & Commentaar Burgerlijke Rechtsvordering Welkom Deel 1:

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN Voorstel tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

Nadere informatie

WPNR 2015(7065) Vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht; procederen in nieuwe jas na KEI

WPNR 2015(7065) Vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht; procederen in nieuwe jas na KEI WPNR 2015(7065) Vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht; procederen in nieuwe jas na KEI Publicatie Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie Aflevering 146 afl. 7065 Paginanummers

Nadere informatie

KBvG, Cie Wetgeving, subcommissie Griffierecht Wet griffierechten burgerlijke zaken Modellen voor aanzeggingen

KBvG, Cie Wetgeving, subcommissie Griffierecht Wet griffierechten burgerlijke zaken Modellen voor aanzeggingen Model A1, Rechtbank, 1 gedaagde: natuurlijk persoon a. indien gedaagde verzuimt advocaat te stellen of het hierna te noemen griffierecht niet tijdig betaalt, en de voorgeschreven termijnen en formaliteiten

Nadere informatie

AANZEGGINGEN DAGVAARDING KANTON

AANZEGGINGEN DAGVAARDING KANTON INFO@CREDITASSIST.NL WWW.CIST.NL MODELAANZEGGINGEN DAGVAARDINGEN OF VERZOEKSCHRIFTEN VERSIE 01 APRIL 13 MR. RAMONA BATTA C.S. AANZEGGINGEN DAGVAARDING KANTON 1 GEDAAGDE gedaagde op die terechtzitting kan

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus EH DEN HAAG

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus EH DEN HAAG POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie Postbus 20301 2500

Nadere informatie

CONSULTATIEVERSIE JULI 2014

CONSULTATIEVERSIE JULI 2014 CONSULTATIEVERSIE JULI 2014 WIJZIGING VAN HET BURGERLIJK WETBOEK EN HET WETBOEK VAN BURGERLIJKE RECHTSVORDERING TENEINDE DE AFWIKKELING VAN MASSASCHADE IN EEN COLLECTIEVE ACTIE MOGELIJK TE MAKEN VOORONTWERP

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643 ECLI:NL:RBGEL:2017:1643 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 01032017 Datum publicatie 27032017 Zaaknummer 316395 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Kort geding

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl www.mijnprivacy.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN Voorstel tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

Nadere informatie

Advocaten en notarissen

Advocaten en notarissen Advocaten en notarissen Inhoud & Betekenis KEI voor verzekeraars I. Wat is KEI? (1) Kwaliteit en Innovatie rechtspraak Verzekeraar als procederende partij Beroepsaansprakelijkheid advocatuur Doelen: Vereenvoudigen

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN Voorstel tot aanpassing van Rijkswetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging

Nadere informatie

Nota van wijziging. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: Artikel I, onderdeel J, komt te luiden: Artikel 22 komt te luiden: Artikel 22

Nota van wijziging. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: Artikel I, onderdeel J, komt te luiden: Artikel 22 komt te luiden: Artikel 22 34 059 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht Nr Nota van wijziging Het voorstel

Nadere informatie

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak De minister van Justitie Mr. E.M.H. Hirsch Ballin Postbus 20301 2500 GH Den Haag Datum: 12 mei 2010 Ons kenmerk: B2.1.10/1796/RO Uw kenmerk: 5644863/10/6 Onderwerp:

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. Voorstel tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie. Wij Willem-Alexander, bij de gratie

Nadere informatie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Rolnummer 2151 Arrest nr. 119/2002 van 3 juli 2002 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Het Arbitragehof,

Nadere informatie

Het burgerlijk procesrecht na KEI

Het burgerlijk procesrecht na KEI Het burgerlijk procesrecht na KEI Karlijn Teuben 10 december 2015 Programma Algemene achtergronden wetsvoorstellen Stand van zaken wetgevingstraject Digitaal procederen Wijzigingen burgerlijk procesrecht

Nadere informatie

Invoering van een nieuw griffierechtenstelsel in burgerlijke zaken (Wet griffierechten burgerlijke zaken)

Invoering van een nieuw griffierechtenstelsel in burgerlijke zaken (Wet griffierechten burgerlijke zaken) 31 758 Invoering van een nieuw griffierechtenstelsel in burgerlijke zaken (Wet griffierechten burgerlijke zaken) Nota van wijziging Het stel van wet wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 4, tweede lid,

Nadere informatie

»Samenvatting. Wetsbepaling(en): AWB artikel 3:15, AWB artikel 6:13 Ook gepubliceerd in: ECLI:NL:RVS:2016:99, JIN 2016/116, JOM 2016/505

»Samenvatting. Wetsbepaling(en): AWB artikel 3:15, AWB artikel 6:13 Ook gepubliceerd in: ECLI:NL:RVS:2016:99, JIN 2016/116, JOM 2016/505 JB2016/45 RvS, 20-01-2016, nr. 201504247/1/A4, ECLI:NL:RVS:2016:99 Plaatsingsplan van ondergrondse restafvalcontainers, Zienswijze, indienen, Zienswijze, indienen via website, Bewijs indiening, Bewijslast

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2012 2013 32 450 Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en aanverwante wetten met het oog op enige verbeteringen en vereenvoudigingen van het bestuursprocesrecht

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Reglement rekestzaken van de civiele kamer van de Hoge Raad der Nederlanden

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Reglement rekestzaken van de civiele kamer van de Hoge Raad der Nederlanden STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 10677 4 juni 2012 Reglement rekestzaken van de civiele kamer van de Hoge Raad der Nederlanden 28 maart 2012 Reikwijdte

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 175 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tot intrekking van de verplichting om elektronisch te procederen bij de rechtbanken

Nadere informatie

Voorwoord. Lawbooks Burgerlijk Procesrecht & Bestuursprocesrecht ( ) Beste student(e),

Voorwoord. Lawbooks Burgerlijk Procesrecht & Bestuursprocesrecht ( ) Beste student(e), Hoofdstuk 5 Burgerlijk Procesrecht & Bestuursprocesrecht DEEL A 2016 2017 Voorwoord Beste student(e), Bij dezen ook het ontbrekende hoofdstuk 5 van het boek Compendium, dat voorgeschreven is in week 1

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 059 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2017 16 Besluit van 25 januari 2017 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van diverse onderdelen van de Wet van 13 juli 2016 tot

Nadere informatie

x x Gecombineerd verzoekschrift leidt tot onduidelijkheid. x x Genoemde terminologie verzoekschrift houdende een verzoek en x

x x Gecombineerd verzoekschrift leidt tot onduidelijkheid. x x Genoemde terminologie verzoekschrift houdende een verzoek en x Wetgevingsadvisering wijziging Rv en Awb Orde RvdR NVvR BASISPROCEDURE Voorstander afschaffing dagvaarding, maar vorderingen en verzoeken naast elkaar laten bestaan, zorgt niet voor vereenvoudiging. Wenselijk

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Procesreglement Hoge Raad der Nederlanden

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Procesreglement Hoge Raad der Nederlanden STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 5928 31 januari 2017 Procesreglement Hoge Raad der Nederlanden De gerechtsvergadering van de Hoge Raad der Nederlanden,

Nadere informatie

Programma Kwaliteit & Innovatie. Modernisering van de rechtspraak

Programma Kwaliteit & Innovatie. Modernisering van de rechtspraak Programma Kwaliteit & Innovatie Modernisering van de rechtspraak Introductie: Wilfried Derksen Senior rechter A rechtbank Oost-Brabant Portefeuillehouder Bestuursrecht Programmamanagementteam Programma

Nadere informatie

Afkortingen Inleiding Opzegging en de UWV-ontslagprocedure Inleiding Toepassingsgebied Procedure bij het UWV 22

Afkortingen Inleiding Opzegging en de UWV-ontslagprocedure Inleiding Toepassingsgebied Procedure bij het UWV 22 Afkortingen 11 1 Inleiding 15 2 Opzegging en de UWV-ontslagprocedure 19 2.1 Inleiding 19 2.2 Toepassingsgebied 20 2.3 Procedure bij het UWV 22 2.3.1 Inleiding 22 2.3.2 Verzoek om toestemming 22 2.3.3 Verweer

Nadere informatie

Betreft: conceptwetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering procesrecht in hoger beroep en cassatie

Betreft: conceptwetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering procesrecht in hoger beroep en cassatie (7) ' 000 111111111111111111111111111111 (.0 1-.^1 21:a. Aan de Minister van Veiligheid en Justitie De heer mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Cr) LA) Den Haag, 27 juni 2014 Dossiernummer:

Nadere informatie

Vastgesteld door de gerechtsvergadering van de Hoge Raad der Nederlanden op 26 januari 2017

Vastgesteld door de gerechtsvergadering van de Hoge Raad der Nederlanden op 26 januari 2017 PROCESREGLEMENT HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Vastgesteld door de gerechtsvergadering van de Hoge Raad der Nederlanden op 26 januari 2017 Inhoud HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN... 2 Paragraaf 1.1 Inwendige

Nadere informatie

Voor zover appellant aldus beoogt te betogen dat de bachelor- en masteropleiding Geneeskunde als één opleiding

Voor zover appellant aldus beoogt te betogen dat de bachelor- en masteropleiding Geneeskunde als één opleiding Zaaknummer : 2013/216 Rechter[s] : mrs. Loeb, Nijenhof, Van der Spoel Datum uitspraak : 20 maart 2014 Partijen : Naam en Universiteit van Amsterdam Trefwoorden : BaMa-structuur, [instellings-] collegegeld,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2019 130 Wet van 20 maart 2019 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde de afwikkeling van

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Landelijk procesreglement civiele zaken rechtbanken en gerechtshoven KEI

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Landelijk procesreglement civiele zaken rechtbanken en gerechtshoven KEI STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 39486 28 juli 2016 Landelijk procesreglement civiele zaken rechtbanken en gerechtshoven KEI Considerans Bijgaand treft

Nadere informatie

UIH 11H II III I UI. de Rechtspraak. Raad voor de rechtspraak. Afdeling Strategi

UIH 11H II III I UI. de Rechtspraak. Raad voor de rechtspraak. Afdeling Strategi UIH 11H II III I UI de Rechtspraak datum contactpersoon e-mail telefoonnummer ons kenmerk uw kenmerk cc bijlage onderwerp De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. 1W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH

Nadere informatie

VOOR RECHTSPRAAK NEDERLANDSE VERENIGING. Bij brief van 24 oktober 2013, met kenmerk , heeft u de Nederlandse Vereniging voor

VOOR RECHTSPRAAK NEDERLANDSE VERENIGING. Bij brief van 24 oktober 2013, met kenmerk , heeft u de Nederlandse Vereniging voor NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPRAAK De Minister van Veihgheid en Justitie Mr. l.w. Opstelten Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Datum 14januari2014 Uw kenmerk 441280 Contactpersoon J.M.A. Timmer Onderwerp

Nadere informatie

het college van bestuur van de Universiteit Leiden, gevestigd te Leiden, verweerder.

het college van bestuur van de Universiteit Leiden, gevestigd te Leiden, verweerder. Zaaknummer: 2008/008 Rechter(s): mrs. Loeb, Lubberdink, Mollee Datum uitspraak: 20 juni 2008 Partijen: appellant tegen college van bestuur van de Universiteit Leiden Trefwoorden: Bijzondere omstandigheden,

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde de collectieve afwikkeling van massavorderingen verder te vergemakkelijken (Wet tot wijziging van de Wet collectieve

Nadere informatie

de organisatie waaraan Stichting Pensioenfonds Recreatie de pensioenadministratie heeft uitbesteed.

de organisatie waaraan Stichting Pensioenfonds Recreatie de pensioenadministratie heeft uitbesteed. Stichting Pensioenfonds Recreatie KLACHTEN- EN GESCHILLENREGLEMENT Artikel 1 Begripsbepalingen De in de statuten en de reglementen gebruikte begripsbepalingen worden geacht deel uit te maken van dit reglement.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9384

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9384 ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9384 Instantie Datum uitspraak 24-04-2013 Datum publicatie 03-05-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland 818166 UC EXPL 12-9177

Nadere informatie

Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen, LRGD. Raad voor de Tuchtrechtspraak U I T S P R A A K

Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen, LRGD. Raad voor de Tuchtrechtspraak U I T S P R A A K Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen, LRGD Raad voor de Tuchtrechtspraak U I T S P R A A K Inzake de klacht van [Klaagster BV], gevestigd te [gemeente] aan de [adres], hierna te noemen klaagster,

Nadere informatie

Digitalisering: onontkoombaar en klantgericht

Digitalisering: onontkoombaar en klantgericht Digitalisering: onontkoombaar en klantgericht Presentatie Modernisering van de rechtspraak Mr. G.W.J. Harten Volkskrant: 26 mei 2013 Plasterk: 'Volledig digitale overheid in 2017' NOS.NL: 11 juni 2013

Nadere informatie

Geschillenreglement AgroVision

Geschillenreglement AgroVision Het bestuur van AgroVision B.V. heeft ter zake van de behandeling van geschillen tussen een opdrachtgever en AgroVision B.V. in haar hoedanigheid van opdrachtnemer, op 16 februari 2015 het navolgende reglement

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid van de behandeling van zaken betreffende personen- en familierecht MEMORIE VAN

Nadere informatie

KBvG, Cie Wetgeving, subcommissie Griffierecht Wet griffierechten burgerlijke zaken Modellen voor aanzeggingen, v4 nieuw tarief

KBvG, Cie Wetgeving, subcommissie Griffierecht Wet griffierechten burgerlijke zaken Modellen voor aanzeggingen, v4 nieuw tarief Model A1, Rechtbank, 1 gedaagde: natuurlijk persoon a. indien gedaagde verzuimt advocaat te stellen of het hierna te noemen griffierecht niet tijdig betaalt, en de voorgeschreven termijnen en formaliteiten

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 815 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Advocatenwet en andere wetten in verband met het afschaffen van het procuraat

Nadere informatie

1. Inleiding. Den Haag, 9januari 2015 No. 245/14/MF/sk

1. Inleiding. Den Haag, 9januari 2015 No. 245/14/MF/sk Den Haag, 9januari 2015 No. 245/14/MF/sk PRESIDENT VAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Mr. I.W. Opstelten Minister van Veiligheid en Justitie D.t.v. mr. H. Donner Directie Wetgeving en Juridische Zaken Postbus

Nadere informatie

Eerste Boek. De wijze van procederen voor de rechtbanken, de hoven en de Hoge Raad

Eerste Boek. De wijze van procederen voor de rechtbanken, de hoven en de Hoge Raad Voorstel tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht Artikel I. Wijziging van het

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 695 Aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ter invoering van de elektronische indiening van een dagvaarding (Wet elektronische

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Wijziging van het Procesreglement van de Hoge Raad der Nederlanden

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Wijziging van het Procesreglement van de Hoge Raad der Nederlanden STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 68562 5 december 2018 Wijziging van het Procesreglement van de Hoge Raad der Nederlanden Toelichting Op 26 januari 2017

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2016 288 Wet 13 juli 2016 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Landelijk procesreglement civiele zaken rechtbanken en gerechtshoven KEI

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Landelijk procesreglement civiele zaken rechtbanken en gerechtshoven KEI STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 48362 28 augustus 2017 Landelijk procesreglement civiele zaken rechtbanken en gerechtshoven KEI KEI september 2017 CONSIDERANS

Nadere informatie

Model Rechtspraak

Model Rechtspraak Model Rechtspraak 17-05-2018 Oproepingsbericht verzet zonder tegenvordering artikel 113 Rv Versie 4 meer eisers, meer verweerders in oorspronkelijke procedure < Zaaknummer gerechtsdeurwaarder:

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. Voorstel tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie Wij Willem-Alexander, bij de gratie

Nadere informatie

VOORSTEL VAN WET. Artikel I. Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:

VOORSTEL VAN WET. Artikel I. Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd: Wet houdende enige aanpassingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met het invoeren van de mogelijkheid van elektronische indiening van een dagvaarding (Wet elektronische indiening

Nadere informatie

SECOND OPINION REGLEMENT. Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg. april 2013

SECOND OPINION REGLEMENT. Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg. april 2013 SECOND OPINION REGLEMENT Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg april 2013 1 INHOUDSOPGAVE Considerans... 3 I. Algemene bepalingen... 4 II. Het verzoek om een second opinion-procedure

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 212 Aanpassing van wetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2012 2013 33 108 Wijziging van de Wet van 30 september 2010 tot invoering van een nieuw griffierechtenstelsel in burgerlijke zaken (Reparatiewet griffierechten

Nadere informatie

Uitvoeringsreglement Commissie van Beroep Kenniscentrum Kraamzorg

Uitvoeringsreglement Commissie van Beroep Kenniscentrum Kraamzorg Uitvoeringsreglement Commissie van Beroep Kenniscentrum Kraamzorg Vastgesteld door het Bestuur van het Kenniscentrum Kraamzorg op 27 september 2017 2017 1 Uitvoeringsreglement Commissie van Beroep Kenniscentrum

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 2762 3 februari 2015 Advies Raad van State inzake het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING

MEMORIE VAN TOELICHTING Voorstel tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

Nadere informatie

Benoeming deskundige in merken- en reclamezaken

Benoeming deskundige in merken- en reclamezaken 3. Een andere mogelijkheid is dat in het kader van een kort geding een deskundige wordt benoemd, die aan de hand van een bureaustudie vóór de zitting de door partijen in het geding gebrachte partijmarktonderzoeken

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

verklaring dat een belanghebbende zich, ofschoon zijn rechtspositie niet is geschaad, op incorrecte wijze door het fonds bejegend acht.

verklaring dat een belanghebbende zich, ofschoon zijn rechtspositie niet is geschaad, op incorrecte wijze door het fonds bejegend acht. Stichting Pensioenfonds Abbott Nederland Reglement klachten- en geschillenprocedure Artikel 1. Begripsbepalingen De in de statuten en het pensioenreglement gebruikte begripsbepalingen worden geacht deel

Nadere informatie

Advies Wet verruiming mogelijkheden mondelinge behandeling

Advies Wet verruiming mogelijkheden mondelinge behandeling Advies Wet verruiming mogelijkheden mondelinge behandeling Dit document bevat de alternatieve tekst van het origineel. Dit document is bedoeld voor mensen met een visuele beperking, zoals slechtzienden

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Besluit van, houdende regels aangaande de betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid van het elektronisch verzenden van verzoeken en mededelingen met betrekking tot de rol (Besluit betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 35858 23 december 2013 Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton Considerans Dit is het Landelijk procesreglement

Nadere informatie

van gedaagde bij verschijning in de procedure geen griffierecht zal worden geheven;

van gedaagde bij verschijning in de procedure geen griffierecht zal worden geheven; Model A1, Rechtbank, kantonzaak, 1 gedaagde Naast alles wat de wet en met name het tweede lid van artikel 111 Rv overigens voorschrijft, in het bijzonder ook de waarschuwing voor verstek bij niet verschijnen

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Landelijk procesreglement civiele zaken rechtbanken en gerechtshoven KEI

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Landelijk procesreglement civiele zaken rechtbanken en gerechtshoven KEI STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 10137 25 februari 2019 Landelijk procesreglement civiele zaken rechtbanken en gerechtshoven KEI 1 maart 2019 Considerans

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN Voorstel tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2016:2567

ECLI:NL:RBNNE:2016:2567 ECLI:NL:RBNNE:2016:2567 Instantie Datum uitspraak 20-05-2016 Datum publicatie 25-07-2016 Zaaknummer LEE 15/3982 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Noord-Nederland Bestuursrecht

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN Voorstel tot aanpassing van wetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en

Nadere informatie

Het medezeggenschapsreglement mag het aantal aaneengesloten zittingsperiodes in de MR niet beperken. UITSPRAAK

Het medezeggenschapsreglement mag het aantal aaneengesloten zittingsperiodes in de MR niet beperken. UITSPRAAK 107381 Het medezeggenschapsreglement mag het aantal aaneengesloten zittingsperiodes in de MR niet beperken. in het geding tussen: UITSPRAAK de medezeggenschapsraad van A, gevestigd te G, H en J, verzoeker,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 275 Besluit van 3 juli 2008, houdende regels aangaande de betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid van het elektronisch verzenden van verzoeken en

Nadere informatie

Arbeidsrecht 2014. Juridische wegwijzer

Arbeidsrecht 2014. Juridische wegwijzer Arbeidsrecht 2014 Juridische wegwijzer Inhoudsopgave 1 Inleiding Nederlandse arbeidsrechtspraak 1.1 De organisatie van de rechtspraak 1.2 De kantonrechter 1.3 De dagvaardingsprocedure 1.4 De verzoekschriftprocedure

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN Voorstel tot aanpassing van wetgeving in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2005 175 Wet van 23 maart 2005 tot wijziging en aanvulling van een aantal bepalingen in het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot de betekening

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2016 2017 34 059 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2004 385 Beschikking van de Minister van Justitie van 29 juli 2004, houdende plaatsing in het Staatsblad van de tekst van het Besluit orde van dienst

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 059 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering

Nadere informatie