Notulen van de vergadering van de raad van de gemeente Eemsmond, gehouden op donderdag 21 september 2006 in het gemeentehuis te Uithuizen

Transcriptie

1 1 Notulen van de vergadering van de raad van de gemeente Eemsmond, gehouden op donderdag 21 september 2006 in het gemeentehuis te Uithuizen Voorzitter: de heer G.D. Renkema Griffier: mevrouw H. Hoekstra Voorts zijn aanwezig: Mevrouw A. Boekhoudt-Wieringa en de heren J. Dobma en H.G.A. Sienot, wethouders, alsmede mevrouw F.G.J.M. Kaaijk-Jacobs, mevrouw A. Spijk-van de Pol, mevrouw H.P.A.J. Persoon-Klijn, mevrouw H. Oudman-Dam en de heren H. Leffers, A.J. Slagter, W.J. de Boer, G. Siragna, J.J. van Duinen, A. Nienhuis, A.R.H. Holtkamp, H.K. Bouman, G.J. van de Wal, H. Woltjer, E. de Graaf, F.E. Bosman en J.P. Nienhuis 1. Opening De VOORZITTER opent de vergadering om uur en heet de raad, de pers en het publiek welkom. 2. Vaststelling agenda Aan het besluitvormend deel dient te worden toegevoegd: agendapunt B-3 Benoeming loco griffier. De raad gaat hiermee akkoord. Vervolgens wordt de agenda vastgesteld. 3. Spreekrecht burgers Van het spreekrecht burgers wordt geen gebruik gemaakt. 4. Vaststelling van de notulen: 7 september 2006 Op verzoek van de ChristenUnie worden in de notulen van 7 september 2006, op pagina 11, 27 ste regel van boven, de volgende zinnen gewijzigd: Verder vraagt ze waarom er bij de aanbesteding geen keuze is gemaakt. De eventuele nieuwe aanbieder is verplicht om het personeel van de vorige over te nemen. Dit is volgens haar ook een keuze. De tekst wordt als volgt: Verder vraagt ze waarom is er bijvoorbeeld bij de aanbesteding niet de keuze gemaakt dat de eventueel nieuwe aanbieder verplicht is om het personeel van de vorige over te nemen. Vervolgens worden de notulen van 7 september 2006 vastgesteld. 5. a. Ingekomen stukken en mededelingen en LTA De heer DE GRAAF vraagt met betrekking tot punt 6, brief C.J. Bakker over het toesturen van raadsstukken aan belangstellende burgers, om de tarieven bij de begrotingsbehandeling in november nogmaals aan de orde te stellen. De VOORZITTER verklaart dat er in de vorige periode afspraken zijn gemaakt, ook in het presidium, over hoe er zal worden omgegaan met de verzending van raadsstukken. Hier is toen overeenstemming over bereikt. Het college zal dit aan betrokkene meedelen. Het gaat hier om uitvoering van vaststaand beleid. Vervolgens worden de ingekomen stukken op de volgende wijze afgehandeld: 1. Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie Betreft: Reactie op de motie van de gemeenteraad van Eemsmond betreffende schoolgaande kinderen van uitgeprocedeerde asielzoekers 2. Essent Betreft: Principeovereenkomst verkoop Essent Kabelcom

2 2 3. Vereniging van Nederlandse Gemeenten Betreft: Manifest van de gemeenten 4. A.E. Brandsma, De Laan 23, Warffum R. van Dijk, De Laan 21, Warffum Betreft: Bezwaar tegen het bestemmingsplan De Laan in Warffum Voor preadvies in handen van het college gesteld De reactie wordt meegenomen in het kader van de inspraakprocedure 5. Bewonerscommissie De Laan, Rottumeroog en Bekemalaan in Warffum Betreft: Verplaatsen van de gezamenlijke bespreking naar een nader te bepalen datum Ter afhandeling in handen van het college gesteld 6. C.J. Bakker, Uithuizen Betreft: Toesturen van raadsstukken aan belangstellende burgers Ter afhandeling in handen van het college gesteld 7. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Betreft: Publicatie kernkaart werk en bijstand De Rechtspraak, rechtbank Groningen Betreft: Het beroep van M.M. Dulleman-Kalkman, Usquert Ter afhandeling in handen van het college gesteld 9. VNO-NCW, Den Haag Betreft: Onderzoek naar bouwvergunningen 10. Gemeente Hattem Betreft: Tunnel Hanzelijn Mededelingen: Wethouder DOBMA deelt mee dat in de vorige vergadering gevraagd werd naar de voorwaarde met betrekking tot het wassen van materieel op het perceel Uithuizerweg 29 (graaf- en sloopbedrijf) in Uithuizermeeden. Deze voorwaarde staat niet in het voorstel voor vrijstelling voor het perceel Uithuizerweg 25 (transportbedrijf). In de uitgereikte memo wordt de reden van het niet opnemen van deze voorwaarde verklaard. Het leek het college toch verstandig om ook voor het perceel Uithuizerweg 25 de extra voorwaarde op te nemen. Hij verzoekt de raad hiermee in te stemmen. De raad gaat akkoord. LTA De heer BOUMAN vraagt zich af of PM post 9 wel een PM post is en of wethouder Sienot niet eerder met informatie over de uitkomsten van het overleg met de omwonenden van camping De Breede kan komen. Wethouder SIENOT verklaart dat het voorlopig nog een PM post betreft. Wel lijkt het hem een goede zaak om, na het nog komende gesprek met de

3 3 exploitanten, een en ander via een memo duidelijk aan de raad uit te leggen. Hij zegt toe in oktober meer informatie te kunnen geven. De heer J.P. NIENHUIS vraagt met betrekking tot nummer 1, april 2006, wanneer de lijst met beschermde bomen en hout opstanden tegemoet gezien kan worden. Wethouder SIENOT zegt toe dat deze lijst binnen een maand, namelijk in oktober, kan worden verwacht. De heer BOSMAN vraagt met betrekking tot PM post 2 wanneer de toegezegde memo over de marsroute Waddenfonds kan worden verwacht. De VOORZITTER zegt dat na behandeling in het college de raad hierover informatie zal krijgen. De heer J.P. NIENHUIS vraagt met betrekking tot nummer 2, mei 2006, wanneer de raad meer informatie kan verwachten over een nieuw bedrijventerrein. Wethouder DOBMA zegt hier geen nadere mededelingen over te hebben. De heer BOUMAN zegt de in de vorige vergadering toegezegde memo over de wijze waarop aandeelhouders kunnen acteren in de aandeelhoudersvergadering van Essent niet in deze LTA terug te kunnen vinden. Hij vraagt wanneer deze memo kan worden verwacht. De VOORZITTER zegt toe dat het in de LTA wordt opgenomen. Uiterlijk oktober 2006 zal de memo verschijnen. 5. b. Terugkoppeling verbonden partijen De heer VAN DE WAL deelt mee dat de geplande vergadering van Groningen Seaports vanwege het gebrek aan agendapunten geen doorgang zal vinden. Besluitvormend 1. Verordening WMO De VOORZITTER deelt mee dat het nu aan de orde zijnde voorstel op grond van de vorige opiniërende behandeling op enkele onderdelen is gewijzigd. De heer BOUMAN meldt dat door een uitspraak van de rechter in een zaak in Amsterdam is bepaald, dat werkgevers die meedoen aan aanbesteding in het kader van de WMO, bij het verwerven van een opdracht de verplichting hebben het personeel over te nemen van de werkgevers die nu de diensten verzorgen. Hij vraagt of deze situatie invloed heeft op de aanbestedingen dan wel de uitkomst van de aanbestedingen in Eemsmond. Overigens zullen de angsten, die volgens hem bij enkele andere fracties leven over de continuïteit van hulpverleners, hierdoor van de baan zijn. Het in de vorige vergadering gevraagde begrippenlijstje heeft hij nog niet aangetroffen. Het college had toegezegd dit mee te nemen. De bedoeling is dat de communicatie naar de burgers helder is. Daarnaast vraagt hij op welke wijze de burgers over de lokale situatie worden geïnformeerd. Hoewel de vorige keer enige teleurstelling bleek over de mate van ruimhartigheid van deze WMO-verordening, vindt zijn fractie dat de samenstellers een kunststukje hebben verricht. Met name complimenteert hij de betrokken medewerker voor de zorgvuldige en uitgebreide voorbereidingsmogelijkheden die zij de raad heeft geboden. Volgens hem een voorbeeld voor veel andere implementaties. Met de vaststelling van de verordening is men er volgens hem nog niet helemaal. Onder andere volgt nog het inrichten van het lokale loket, het scholen van personeel, het voorlichten van de burgers en vooral het continueren van de zorg. De initiatiefgroep WMO vindt hij daarbij van onschatbare waarde. Zijn fractie verzoekt het college om van deze samenwerking goed gebruik te blijven maken en waar mogelijk uit te bouwen.

4 Zijn fractie gaat akkoord met de beleidsluwe invoering van de verordening WMO. Mevrouw SPIJK concludeert dat er hard gewerkt wordt om de WMO in de gemeente zorgvuldig en zo ruimhartig als mogelijk in te voeren. Haar fractie is zeer benieuwd naar het bij de verordening behorend besluit maatschappelijke ondersteuning dat nog door het college wordt opgesteld. Hoewel het een verantwoording van het college is, heeft de wethouder volgens haar wel voorgesteld deze financiële vertaling in de raad te laten terugkomen. Dat nu nog niet alles is te overzien, omdat er nog veel geregeld moet worden, vindt ze lastig. Haar fractie hoopt dat de indicering voor het verstrekken van zorg zeer zorgvuldig gaat gebeuren. De burger heeft namelijk recht op zorgvuldigheid, duidelijkheid en snelheid. Ook zorgvuldigheid en duidelijkheid in communicatie hoort daarbij. Haar fractie kan instemmen met deze verordening. De heer DE GRAAF heeft in de vorige vergadering al gezegd, dat in de in 2005 vastgestelde startnotitie is aangegeven, dat er voor 1 januari 2007 tot een vierjarig beleidsplan WMO zou worden gekomen. Hierover heeft hij niets meer gehoord. Samen met andere gemeenten wordt de WMO namelijk beleidsluw ingevoerd. Spreker vraagt zich af waarom er zonder tussenbericht wordt afgeweken van plannen die vorig jaar nog met elkaar zijn afgesproken. Wat de wijzigingsvoorstellen in de vorige vergadering betreft, is hij blij dat het college hierop is ingegaan. Met name dat het woordje normaal in normaal maatschappelijk verkeer is geschrapt. De aanpassing bij het steekproefsgewijs controleren en het veranderen van periodieke in jaarlijkse evaluatie maken het iets eenvoudiger voor het college. Hij is benieuwd wat de indiener van de amendementen hiervan vindt. Verder vindt hij het jammer dat de tijdelijkheid van deze verordening niet in de tekst is vastgelegd. Het gehele beleid zou worden geijkt en er zou maatwerk worden geleverd. Nu wordt de WMO echter, met andere gemeenten, beleidsluw ingevoerd. Daarbij is het wel de bedoeling dat in maximaal twee jaar tot dat nieuwe beleid wordt gekomen. Hoewel het volgens hem mogelijk is in de komende jaren de verordening aan te passen, vindt hij het toch beter de tijdelijkheid in de tekst aan te geven. Na maximaal twee jaar kan dan een echte nieuwe verordening WMO worden vastgesteld, waarbij dan het nieuwe herijkte beleid in werking kan treden. Mevrouw KAAIJK is tevreden met de door haar voorgestelde aanpassingen, maar mist echter de aanpassing van artikel 39. Ze had namelijk gevraagd de bedragen aan jaarlijkse CBS cijfers aan te passen. Gaarne hoort ze nog een reactie van het college hierop. Mevrouw OUDMAN heeft in de vorige vergadering reeds haar zorg erover uitgesproken dat de uitkomst van de aanbesteding er in 2007 al toe kan leiden, dat de uitvoering verandert. Ze denkt daarbij aan de gevolgen met eventuele risico s. Alle betrokkenen moeten hiervan op de hoogte worden gebracht. Van het ene op het andere moment moeten er heel veel zorgdossiers worden overgedragen. Misschien dat dit tot ontslagen leidt, maar na hetgeen Gemeentebelangen daarover heeft aangedragen, hoeft ze zich daarover wellicht niet ongerust te maken. Wel blijft voor haar onduidelijk welke invloed ze als raadslid heeft. De wethouder gaf namelijk aan dat de aanbesteding een uitvoeringszaak is. Ze vraagt zich af wat de kaderstellende rol van de raad hierin dan is. Op de informatiebijeenkomst in juni werd ze als raadslid voor een voldongen feit geplaatst, want de aanbesteding vindt plaats volgens de visie van de Regioraad. Hierbij wordt bijvoorbeeld het Zeeuws model afgewezen. Bij dit model vindt alleen aanbesteding van een raamcontract plaats en op grond daarvan blijkt welke aanbieders aan de kwalitatieve besteksvoorwaarden voldoen. De prijs wordt door de samenwerkende gemeenten vastgesteld en er is geen concurrentie in prijs, maar in kwaliteit. 4

5 Verder merkt ze op dat hoewel in artikel 40 wordt opgenomen dat er jaarlijks wordt geëvalueerd, ze toch haar zorgen houdt gezien de ervaring met een andere nieuwe wet, namelijk de WWB. De evaluatie over alle kwartalen van 2005 van de WWB is volgens haar nog steeds niet behandeld. Ze vraagt zich dan ook af hoe effectief een evaluatie van de WMO in de toekomst kan zijn. Wethouder BOEKHOUDT zegt de complimenten over te zullen brengen aan de ambtelijke medewerkers. In reactie op de opmerking van de heer Bouman over de uitspraak in Amsterdam geeft ze aan, dat in Eemsmond in het bestek is opgenomen dat de bedrijven, die de huishoudelijke verzorging gegund krijgen, mensen in dienst nemen die een uitkering hebben. Ze zijn echter niet verplicht personeel over te nemen van bedrijven die deze nu verzorgen. Als volgens de heer BOUMAN de rechtbankuitspraak het beleid gaat bepalen, dan zou in dat geval overgang van onderneming gelden. Dat betekent volgens hem dat de in de aanbesteding gestelde vraag wellicht niet correct is. Hij vraagt de wethouder of ze bekend is met de uitspraak van de rechtbank in Amsterdam en of ze de eventuele consequenties daarvan kent. Wethouder BOEKHOUDT geeft aan hier niet bekend mee te zijn. Wel neemt ze aan dat het bestek zodanig is doorgelicht dat het juridisch gezien voldoet aan de Europese richtlijnen. De heer BOUMAN verzoekt het college om voor de zekerheid te checken wat de eventuele effecten kunnen zijn en dit schriftelijk aan de raad mee te delen. Wethouder BOEKHOUDT vraagt zich echter af of dat wel nodig is. Ze heeft begrepen dat aanstaande maandag de aanbesteding sluit. Verder hebben diverse personen vragen gesteld. Ze zegt na te gaan of er ook vragen zijn over wat er door de heer Bouman is aangehaald. Het begrippenlijstje is volgens de wethouder wel besproken. Besloten is het niet over te nemen, omdat de verordening slechts wordt gebruikt door de gemeentelijke medewerkers om te toetsen. Deze medewerkers kennen de begrippen. Volgens de heer BOUMAN is de doelstelling van een verordening om regelgeving aan de burgers duidelijk te maken. Hij begrijpt de redenering van de wethouder dan ook niet. Volgens wethouder BOEKHOUDT wordt aan de burgers kenbaar gemaakt wat er in de verordening staat. Dit zal echter op een publieksvriendelijker manier plaatsvinden dan door het toesturen van deze verordening. Op de vraag van de heer Bouman of daarbij de begrippen wel aan de burgers worden uitgelegd, zegt de wethouder toe dat aan de burgers duidelijk wordt gemaakt wat er precies met de regels wordt bedoeld. Verder zegt ze dat er optimaal van de initiatiefgroep WMO gebruik gemaakt zal worden. Er is regelmatig overleg met deze groep. Het besluit maatschappelijke ondersteuning met daarbij de financiële onderbouwing zal volgens de wethouder nog dit jaar aan de raad worden verzonden. De communicatie naar de burgers zal volgens haar uitgebreid en zorgvuldig plaatsvinden. In reactie op de heer De Graaf geeft ze aan dat in de startnotitie 1 januari 2006 als datum van invoering van de WMO is genoemd. Daar de invoering echter een jaar is uitgesteld, zijn de in de startnotitie genoemde data ook een jaar opgeschoven. De beleidsnotitie moet volgens de Wet een jaar na invoering zijn vastgesteld. Dit staat in de LTA gepland voor Het college heeft er niet voor gekozen een datum in de verordening op te nemen, omdat een eventuele wijziging van de verordening altijd aan de raad wordt voorgelegd. In antwoord op het verzoek van mevrouw Kaaijk tot wijziging van het artikel over indexering zegt de wethouder de vorige keer al aangegeven te hebben 5

6 waarom het college daar niet voor heeft gekozen. In principe wordt er volgens haar jaarlijks geïndexeerd, doch vanwege een tekort aan financiën kan het ook een keer niet gebeuren. Mevrouw KAAIJK verklaart dat de PvdA de bepaling over de indexering heel erg nauw koppelt aan het begrip ruimhartigheid. Volgens wethouder BOEKHOUDT heeft het begrip ruimhartigheid meer te maken met de wijze waarop bepaalde voorzieningen beschikbaar worden gesteld en heeft het niets van doen met indexering. De door mevrouw Oudman uitgesproken zorg wordt ook door het college gedeeld, doch daarbij hangt het er wel vanaf aan wie de aanbesteding wordt gegund. Wanneer het volgens de wethouder een ander bedrijf betreft dan wat de huishoudelijke verzorging nu uitvoert, is het eventueel mogelijk dat er mensen worden ontslagen. Het college heeft hier echter geen zeggenschap over. Over de invloed van een raadslid op het bestek kan ze slechts meedelen, dat raadsleden inzage hebben gehad in het bestek en dat zij daarbij de mogelijkheid hebben dit punt op de agenda te zetten of hierop een wijzigingsvoorstel in te dienen. Het is volgens haar een uitvoeringszaak. De wethouder heeft begrepen dat er veel verwarring is over de invloed van de raad in het kader van de aanbesteding. Hedenmiddag heeft ze een vergadering van de VNG bijgewoond, waar uitleg hierover werd gegeven. In oktober zal de VNG hierover een aantal sessies voor raadsleden organiseren. Volgens de wethouder zijn de kaders grotendeels al bepaald bij de behandeling van de startnotitie en de eerdere gesprekken over de invoering van de WMO. Volgens mevrouw OUDMAN is wat er bij de startnotitie is besproken juist gewijzigd. Nu het college na invoering van de WMO in januari een jaarlijkse evaluatie heeft toegezegd, vraagt ze met betrekking tot de ervaringen met de invoering van de WWB hoe het college denkt dergelijke zaken te voorkomen. Wethouder BOEKHOUDT deelt de conclusies van mevrouw Oudman ten aanzien van de WWB. Ze zegt toe dat dergelijke zaken tot het verleden zullen behoren. Voortaan zal de raad tijdig de verslagen ontvangen. Het WWB jaarverslag over 2005 komt 5 oktober aan de orde. In oktober krijgt de raad een uitgebreide tussenrapportage over De vorige keer heeft ze reeds aangegeven dat de WMO minimaal één keer per jaar wordt geëvalueerd, zoals in de verordening staat. Omdat het een invoeringsjaar betreft zal dit in het begin misschien vaker plaatsvinden. Ze zegt zich hier aan te zullen houden. Vervolgens schorst de VOORZITTER op verzoek van mevrouw Kaaijk de vergadering. Na schorsing deelt mevrouw KAAIJK in reactie op een opmerking van de heer De Graaf mee uiterst tevreden te zijn met de toezegging van een jaarlijkse evaluatie, omdat haar fractie in eerste instantie had gevraagd om een driejaarlijkse evaluatie en een eventuele jaarlijkse rapportage. Hierop geeft de heer DE GRAAF aan dat er in de Wet WMO al staat, dat een jaarlijkse evaluatie verplicht is. Het voorstel voor een driejaarlijkse evaluatie zou niet eens kunnen. Het college moet nu dus aan de minimumeis voldoen, terwijl eerder nog de mogelijkheid bestond vaker te evalueren. Volgens mevrouw KAAIJK is ook door de wethouder gezegd dat er vaker een rapportage zou komen. De evaluatie vindt echter minstens eenmaal per jaar plaats. Haar fractie is hier heel tevreden mee. Wat artikel 39 betreft stelt haar fractie voor: indien in een jaar om begrotingstechnische redenen geen indexering kan plaatsvinden, om het dan tijdens de begroting aan de raad voor te leggen. De heer DE GRAAF vraagt zich af wat dat voor de verordening betekent. De VOORZITTER verklaart dat het door de PvdA ingediende amendement op artikel 39 dan betekent, dat het woordje kan in de tekst wordt gewijzigd in 6

7 moet. Daarbij heeft het college de vrijheid hiervan af te wijken om begrotingstechnische redenen. De heer LEFFERS merkt ter verduidelijking op dat het de bedoeling is dat, wanneer het college constateert dat het om begrotingstechnische redenen niet kan, er een voorstel aan de raad komt. Vervolgens is het aan de raad om eventueel ergens anders geld vandaan te halen en het toch te doen. In de praktijk is het volgens de VOORZITTER dan zo dat het bij de behandeling van de budgetten aan de orde komt. De verordening kan volgens hem op dat onderdeel wel worden aangepast. Bij de begrotingsbehandeling komt het dan aan de orde. In de begrotingsstukken moet het college aangeven waarom het van de betreffende bepaling af wil wijken. Mevrouw KAAIJK deelt mee dat de PvdA het niet ziet als alleen een mededeling aan de raad. De tekst die de voorzitter heeft gebruikt is volgens haar niet de tekst zoals zij heeft voorgesteld. Deze luidt: Indien in een bepaald jaar om begrotingstechnische redenen geen indexering kan plaatsvinden, worden die redenen voorgelegd. Mevrouw SPIJK vindt dit geen logische gang van zaken. De heer DE GRAAF zegt achter het voorstel van de PvdA over de indexering te staan. Jammer vindt hij het dat de tijdelijkheid niet in de tekst van de verordening wordt opgenomen. De toezegging dat er meerdere mogelijkheden zijn om wijzigingen in de verordening aan te brengen vindt hij echter een geruststellende gedachte. Mevrouw OUDMAN ziet de informatie van de VNG gaarne tegemoet. Ze bedankt de wethouder voor de toezegging over de evaluatie, die ze met heel veel belangstelling tegemoet ziet. Omdat deze verordening een tijdelijke is gaat haar fractie hiermee akkoord. Het amendement van de PvdA is haar niet helemaal duidelijk. Volgens wethouder BOEKHOUDT denkt de fractie van de PvdA wellicht dat door een wijziging van artikel 39 er een ruimhartiger beleid wordt toegepast. Wanneer het artikel wordt gewijzigd, maar de toegepaste beleidsregels veranderen niet, is het volgens haar de vraag of dat beleid wel ruimhartiger is. Volgens haar is het overbodig de tekst in het artikel te wijzigen. De raad heeft altijd de gelegenheid om bij de begrotingsbehandeling voorstellen ten aanzien van indexering te doen. Daar wordt dan een besluit over genomen. Zoals de wethouder het nu verwoordt kan het artikel volgens mevrouw KAAIJK geheel worden geschrapt. Hierop zegt wethouder BOEKHOUDT aan dat het daarmee wel geheel open wordt gehouden. Mevrouw KAAIJK zegt haar voorstel te handhaven. De heer BOUMAN begrijpt dat de fractie van de PvdA het artikel wil laten zoals het is, maar wel met de toevoeging, dat wanneer er afgeweken wordt van indexering, het voorgelegd moet worden aan de raad. In dat geval sluit Gemeentebelangen zich daarbij aan. De heer DE GRAAF vraagt of het woordje kan ook nog wordt gewijzigd in moet. De VOORZITTER bevestigt dat. Het uitgangspunt is dat het moet. Als er om begrotingstechnische redenen aanleiding toe is, kan ervan worden afgeweken. Dit moet dan wel gemotiveerd worden voorgelegd aan de raad, die er vervolgens over beslist. Hierna brengt hij het amendement in stemming. Hij constateert dat de fracties van de PvdA, GroenLinks en Gemeentebelangen ermee instemmen, terwijl de fracties van het CDA, de VVD en de ChristenUnie zich van stemming onthouden. Met een meerderheid van stemmen wordt het amendement overgenomen. De verordening zal dien overeenkomstig worden aangepast. 7

8 8 Vervolgens wordt de gewijzigde verordening in stemming gebracht en constateert de voorzitter dat deze met algemene stemmen wordt vastgesteld. 2. Artikel 19 lid 1 WRO ten behoeve van het bouwen van een woning op het perceel Talmaweg 77a in Uithuizen De heer BOSMAN deelt mee dat zijn fractie een woning op die plek een bespreekbare invulling vindt. Het betreft inbreiding in lintbebouwing, terwijl de afstand tot de omliggende bebouwing vrij ruim is. Zijn fractie is van mening dat dit in principe moet kunnen. Wel komt hij nog terug op de motivatie in het voorstel, die verwijst naar het provinciaal beleid. Het betreft volgens hem een zaak met betrekking tot de ruimtelijke ordening, waarover in de raad besluiten moeten worden genomen aan de hand van beleid, voorstellen, bestemmingsplannen, kaartmateriaal en dergelijke. Dit zou ook hier moeten gebeuren, door het provinciaal beleid waarnaar in het voorstel verwezen wordt, uit te werken, Verder heeft hij geconstateerd dat de beleidsadviezen van ambtenaren, die bij de ter inzage gelegde stukken lagen, niet bepaald eenduidig zijn. In het kader van de stofkamoperatie lijkt het hem te gaan om niet meer dan een handjevol woningen op plekken die nauwelijks omstreden zijn. Er zijn echter ook studierapporten die, indien uitgevoerd, het landschap geheel doen veranderen. Het is volgens hem zaak dat duidelijk wordt aangegeven welk voorstel wordt overgenomen en om welke reden. Dit kan dan vervolgens een uitwerking vinden in ofwel bestemmingsplannen of in vele gevallen ook in artikel 19 procedures, maar dan in individuele gevallen wel duidelijk omschreven. Maar de aanpak die zijn fractie voorstaat, is dat de beleidsmatige onderbouwing toch het bestemmingsplan of bijvoorbeeld een identiteitsstudie van een dorp en de omgeving daarvan is. Dat geeft ook regelmaat en orde in de discussie. In de vorige vergadering werd er volgens spreker een vraag gesteld over een bepaald plan. Er werd daarop verwezen naar zaken die vroeger niet konden, maar nu wel, bijvoorbeeld de mogelijkheid van planschade. Dit soort zaken roept de gemeente over zich af als het beleid niet goed is geformaliseerd. Verder is hij bang dat steeds meer inwoners met allerlei ideeën naar het gemeentehuis komen, die vervolgens de ene keer wel en de andere keer niet kunnen. Dit geeft volgens hem niet alleen onrust, maar ook ongelijke rechtsbedeling. Zijn fractie vindt dat dit moet worden voorkomen door duidelijk te maken wat wel en niet kan. En hoewel de voorzitter de vorige keer aangaf, dat het een keer als apart agendapunt in de raad aan de orde kan komen, is dat voor zijn fractie hier niet genoeg. Zijn fractie verzoekt het college toe te zeggen dat een dergelijke aanpak in de LTA wordt opgenomen met een beleidsmatige onderbouwing. De heer BOUMAN deelt mee dat er in de gemeente volop ruimte is, maar dat ook velen van deze ruimte gebruik willen maken. In de vorige vergadering is er zowel van de kant van de aanvrager als van de kant van de toekomstige buren ingesproken. Zijn fractie heeft begrip voor het standpunt van beide partijen en is na de situatie uitvoerig besproken te hebben niet van inzicht veranderd. Niet alleen omdat zijn fractie het een goede methode vindt om het aantal woningen in de gemeente uit te breiden, maar ook omdat de vorige keer al duidelijk is geworden waarop de bezwaren gebaseerd bleken te zijn. Zijn fractie denkt dat juist de doelstelling van de aanvrager, namelijk zaken netjes op te ruimen naast een toekomstige woning en een schuur, kan voorkomen dat er angst voor rommel en dergelijke zaken ontstaat. Met de heer Bosman is spreker het eens wat betreft de ongelijke rechtsbedeling van de burgers.

9 9 Zijn fractie gaat akkoord met het voorstel en hoopt dat de aanvraag en de daartegen ingediende bezwaren niet in de weg zullen staan aan het toekomstig samen wonen als buren aan de Talmaweg. De heer VAN DUINEN vermeldt dat de PvdA in haar verkiezingsprogramma voor de komende jaren heeft staan: Wonen in het buitengebied is onderhevig aan groeiende populariteit. Veel bebouwing in het buitengebied is in de loop der tijden verdwenen. Zijn fractie heeft er niets op tegen om tot een verantwoorde invulling te komen. Als voorwaarde geldt hier, dat als woningen in het buitengebied worden gebouwd, de bewoners rekening moeten houden met enige overlast die dat soms met zich meebrengt. Daarom pleit zijn fractie voor de mogelijkheid om in het buitengebied opnieuw te bouwen in de sfeer en de grootte van de vroegere arbeidershuisjes op plaatsen waar deze vroeger ook hebben gestaan. Verder kan hij zich vinden in de door de heer Woltjer in de vorige vergadering gemaakte opmerking, dat het bouwen van een woning binnen de bestaande lintbebouwing stedenbouwkundig en landschappelijk gezien verantwoord is. Zijn fractie kan zich vinden in het collegevoorstel en gaat akkoord. Wethouder DOBMA zegt in reactie op de heer Bosman, dat de motivering niet alleen is gebaseerd op provinciaal beleid, maar ook op eigen gemeentelijk beleid, waarover de raad uitvoerig heeft gediscussieerd. Met name bij de vaststelling van de strategische visie heeft er een principiële discussie plaatsgevonden tussen verschillende fracties. Daarbij is naar voren gekomen dat inbreiden prioriteit zou moeten hebben boven uitbreiden. Ook GroenLinks heeft hier volgens hem toen op aangedrongen. Het punt dat nu aan de orde is betreft inbreiding in bestaande bebouwing. Een andere fractie heeft er destijds voor gepleit dat niet alleen gekeken wordt naar inbreiding, maar dat er ook voldoende uitbreidingsmogelijkheden moeten zijn. De wethouder wil daarmee aangeven, dat het voorstel niet alleen op externe adviezen is gebaseerd. Ook is volgens hem met nadruk in de raad aan de orde geweest of er binnen de grenzen van de bebouwde kom op een verantwoorde manier bebouwing kan worden toegevoegd. Er is toen gewezen op lintbebouwing en open plekken in bestaande bebouwing. Daarnaast wordt in het kader van de stofkamoperatie zorgvuldig gekeken of op die open plek in die lintbebouwing op grond van stedenbouwkundige en landschappelijke waarden een woning kan worden ingepast. Volgens hem getuigt dit van zorgvuldigheid en hij wenst deze werkwijze in de toekomst dan ook te handhaven. De wethouder is niet bereid om op het verzoek van de fractie van GroenLinks in te gaan. De heer BOSMAN zegt dat het niet gaat om het principe of het zou moeten kunnen, maar om wat men er mee voor heeft en waar en onder welke voorwaarden het dan kan. Ook spelen de belangen daarbij een rol en kunnen deze belemmerend zijn. Waar hij voor pleit is een klassieke vorm van ruimtelijke ordening. Hoewel het volgens hem prachtig is dat er een strategische visie is, komt het begrip van een dergelijke visie niet in de wet en regelgeving voor. Zijn fractie vindt het voorstel wel bespreekbaar. De VOORZITTER schorst op verzoek van GroenLinks de vergadering voor een korte pauze. Na schorsing deelt de heer BOSMAN mee dat zijn fractie instemt met het collegevoorstel. Wel wil zijn fractie zich nog nader beraden over het voornemen om in de raad over de achtergronden van het beleid te discussiëren. Vervolgens wordt overeenkomstig het voorstel van het college besloten.

10 10 3. Benoeming loco-griffier Dit punt is aan de agenda toegevoegd. Na schriftelijke stemming wordt unaniem besloten mevrouw H.A. van der Molen te benoemen tot loco griffier. Opiniërend 1. Nota archeologiebeleid Volgens de heer VAN DE WAL zou zijn fractie niet de eerste zijn geweest om voor archeologie aandacht te vragen. Niet dat er geen aandacht en gevoel voor historie is, maar zij denkt zelf wel te weten welke plekken archeologisch interessant zouden kunnen zijn. Doordat tijden veranderen en grenzen vervagen weet een ieder volgens hem dat dit gevolgen heeft. Deze nieuwe Wet op de Archeologische Monumentenzorg is daar een goed voorbeeld van. Zijn fractie kan zich vinden in de twee belangrijkste uitgangspunten: - behoud van archeologische waarden in hun originele context in de bodem (in situ), of als dit niet mogelijk is door opgraving en documentatie (ex situ); - de verstoorder betaalt. Wat het tweede punt betreft kan pas na de definitieve vaststelling van de beleidsadvieskaart bepaald worden wie de verstoorder is. Volgens zijn fractie zal op deze regel ook wel een uitzondering gemaakt moeten kunnen worden in verband met eventuele niet-commerciële activiteiten. Bedoeld wordt bijvoorbeeld de bouw van een nieuw dorpshuis of een steunstee. De vraag is of de exploitant dan wel de eigenaar daarvan ook voor de kosten voor archeologisch onderzoek moet opdraaien. Positief vindt zijn fractie het dat gemeenten het bevoegd gezag van provincie en rijk overnemen. Voorts vraagt hij het college nog wanneer de beleidsadvieskaart kan worden verwacht en of de definitieve vaststelling hiervan voor een bepaalde datum rond moet zijn. Daar in het rapport sprake is van diep ploegen, neemt hij aan dat dit ook gecontroleerd moet worden. Hij vraagt of dit wellicht een taak is voor de handhaving. Het komen tot een beleidsadvieskaart vergt volgens hem veel onderzoek. Daarom rijst bij hem de vraag of hierbij geen gebruik kan worden gemaakt van samenwerking met de Rijksuniversiteit Groningen en plaatselijke amateurarcheologen. Tot slot vraagt hij wat te doen na 1 januari 2007, als de nieuwe wet in werking treedt, maar de beleidsadvieskaart er nog niet is. De heer DE GRAAF is ook benieuwd naar het verschijnen van de beleidsadvieskaart. Hij neemt aan dat zijn fractie wel kan leven met dit interimbeleid, mits het niet te lang duurt. Daar zijn fractie dit punt echter nog niet uitgebreid heeft kunnen bespreken, kan zij daarover nu nog niet besluiten. De heer J.F. NIENHUIS vindt het eigenlijk te gek voor woorden dat de gemeente met opgesteld beleid ervoor moet zorgen dat de burger niet de dupe wordt van nieuwe wetgeving. Zijns inziens behoort wetgeving ten dienste te zijn van de burger. Ook is hij verbaasd over de vrijstelling voor bodemingrepen tot 100 m², zodat veel bouwaanvragen vrijgesteld zijn van een onderzoeksplicht. Volgens hem mag toch worden aangenomen dat bouwaanvragen worden gedaan voor terreinen gelegen binnen de huidige bebouwing of er dicht tegenaan. Dat zijn juist de terreinen waarvan verwacht mag worden dat er meer kans op

11 11 archeologisch materiaal is dan in terreinen die ver van dorpskernen zijn gelegen. Spreker heeft zijn twijfels bij het bureauonderzoek door Libau. Hij vraagt of het niet mogelijk is dat de gemeente zelf onderzoekt of nader onderzoek nodig is. Wethouder DOBMA geeft aan dat het hier gaat om interim-beleid, opdat de burger niet op voorhand de dupe wordt van nieuwe regelgeving en voor de kosten van archeologisch onderzoek opdraait, omdat de verstoorder betaalt. Dit kan een burger zijn, maar ook de gemeente zelf. In beginsel zal dit volgens hem het uitgangspunt zijn en blijven, doch in een later stadium zal er nog nader gediscussieerd worden over de vraag of dat in alle gevallen gehandhaafd kan blijven. Verder kan het beleid pas echt inhoud krijgen wanneer de beleidsadvieskaart er is. De wethouder kan echter niet aangeven wanneer deze kaart verschijnt. Op dit moment wordt er nog gewerkt aan het programma van eisen, waaraan deze beleidsadvieskaart moet voldoen en waaraan eventuele opstellers van een dergelijke kaart moeten voldoen. Op de vraag van de heer Van de Wal of gebruik kan worden gemaakt van de Rijksuniversiteit Groningen en amateur-archeologen, verwijst de wethouder naar de inhoudsopgave van het rapport, waarin de universiteit wordt genoemd. Het lijkt hem voor de hand liggend dat hiervan gebruik gemaakt wordt. Op het verzoek van de heer De Graaf om na te gaan wanneer de beleidsadvieskaart er kan zijn, zegt de wethouder niet meer te weten dan hij zojuist al heeft aangegeven. Wel is hij bereid hier nogmaals bij de werkgroep naar te informeren. Over het diep ploegen, dat in sommige gebieden niet mag, kan hij meedelen dat ervan uitgegaan wordt dat men zich aan de regelgeving hieromtrent houdt. Soms wordt er volgens hem een aanvraag ingediend, waarvoor, als de situatie het toestaat, dan een vergunning wordt verleend. Wanneer er signalen komen dat men zich niet aan de regels houdt, dan zal hiertegen worden opgetreden. De nieuwe Archeologiewet zal per 1 januari 2007 in werking treden. Voor de uitvoering hiervan is uit het gemeentefonds voor het jaar 2006 een bedrag beschikbaar gesteld van 4.000,-- en voor het jaar ,--. Voor het opstellen van de beleidsadvieskaart is uit de eigen begroting een bedrag getrokken van ,--. Hieruit kan volgens de wethouder worden opgemaakt dat de vergoeding van het rijk enigszins aan de magere kant is. Het geeft echter wel aan dat het college het zeer waardevol vindt en het college staat dan ook geheel achter dit voorstel. In reactie op de opmerking van de heer J.F. Nienhuis dat hij twijfels heeft over het onderzoeksbureau zegt hij, dat de gezamenlijke gemeenten een speciale functionaris hebben aangesteld bij het onderzoeksbureau Libau om de gemeenten te ondersteunen in het archeologiebeleid. De VOORZITTER verklaart dat dit punt in de volgende vergadering opnieuw aan de orde komt. Sluiting Niets meer aan de orde zijnde sluit de VOORZITTER om uur de vergadering. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Eemsmond, gehouden op 5 oktober De raad voornoemd, voorzitter, griffier,