1 WAT IS MENS EN TECHNIEK? Inleiding Wat heb je nodig voor Mens en Techniek? Beoordeling Hoe leer je bij Mens
|
|
- Lieven Adam
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 1 WAT IS MENS EN TECHNIEK? Inleiding Wat heb je nodig voor Mens en Techniek? Beoordeling Hoe leer je bij Mens en Techniek voor een toets? WERKEN BIJ MENS EN TECHNIEK Veiligheid in het lokaal Opruimen van het lokaal Zorgen voor je werkstuk Gereedschap METEN Waarom is meten belangrijk? Grootheden en eenheden Meetgereedschap Meten van een lengtemaat in centimeters Meten van een lengtemaat in millimeters Natuurkundige voorvoegsels Eenheden omrekenen Oppervlaktematen omrekenen Inhoudsmaten omrekenen Inhoudsmaten voor vloeistoffen omrekenen TECHNISCH TEKENEN Wat is een technische tekening? Maataanduiding Hardheid van potloden Lijnsoorten Papierformaten Schaal MASSA Massa en gewicht Volume Wat is dichtheid? Rekenen met dichtheid... 52
2 2
3 1 WAT IS MENS EN TECHNIEK? 1.1. Inleiding 1.2. Wat heb je nodig voor Mens en Techniek? 1.3. Beoordeling 1.4. Hoe leer je bij Mens en Techniek voor een toets? 3
4 2 WERKEN BIJ MENS EN TECHNIEK 2.1. Veiligheid in het lokaal Bedenk samen met je buurman/buurvrouw wat volgens jullie de belangrijkste regels zijn voor in een techniek lokaal. Schrijf hieronder minstens 5 regels: Opdracht 1: Wat is er anders aan het technieklokaal als je het vergelijkt met andere lokalen? 4
5 Opdracht 2: Waarom zijn er in het technieklokaal speciale regels gemaakt? Opdracht 3: Waar moet je op letten als je met machinegereedschap werkt? Noem drie dingen! Opdracht 4: Wat moet je doen met restanten hout en metaal als je denkt dat andere leerlingen dat materiaal misschien nog zouden kunnen gebruiken? Opdracht 5: Wat moet er gedaan zijn voordat je bij het horen van de bel de klas wil verlaten? Opdracht 6: Mag een docent van een andere klas jou ook straffen als je de regels overtreedt? Opdracht 7: Stel, je moet even naar de wc. Hoe kan je ervoor zorgen dat iemand anders niet zomaar met jouw werkstuk of onderdelen er vandoor gaat? Noem twee oplossingen. 5
6 Opdracht 8: Soms zie je in het lokaal stickers of borden hangen. Deze stickers geven aan waar je extra aandacht aan moet besteden tijdens het veilig werken in het lokaal of met bepaald gereedschap. Bedenk met je buurman of buurvrouw wat de onderstaande veiligheidsplaatjes zouden kunnen betekenen : 2: 3: 4: 5: 6
7 2.2. Opruimen van het lokaal 2.3. Zorgen voor je werkstuk Opdracht 9: Noem drie plekken waar je jouw werkstuk kan opbergen. opdracht 10: Wat lijkt jou de beste manier om je werkstuk op te bergen? Leg uit waarom. Opdracht 11: Stel, je hebt een aantal losse onderdelen van een werkstuk. Hoe zou je ervoor kunnen zorgen dat je alle onderdelen keurig bij elkaar kan houden als je jouw werkstuk opbergt? Verzin twee manieren. Opdracht 12: Wat moet je doen als je werkstuk kwijt is of als je een verslag niet meer op de computer terug kan vinden? 7
8 2.4. Gereedschap Opdracht A: R Zoek op hoe de volgende werkstukken heten: Opdracht B: R In de lijst gereedschappen zijn drie veelgebruikte zagen genoemd. Noem ze alle drie. Opdracht C: T2 Kan je een vierde zaag opnoemen die je veel gebruikt in de techniek? Misschien heb je deze zelf al gebruikt. Opdracht D: I Wat kan je met die zaag, wat je met andere zagen niet of moeilijker kan. 8
9 Opdracht E: R Welke gereedschappen zijn afgebeeld. Zet een kruisje bij het goede woord. Lintzaag Platbektang Gatenzaag Combinatietang Metaalzaag Popnageltang Metaalboor Rondbektang Handzaag Combinatietang Kolomboor Nijptang Figuurzaag Hefboomschaar Houtboor Kniptang Opdracht F: T1 Je moet iets aftekenen op metaal, maar het metaal mag niet beschadigd worden. Welk aftekengereedschap moet je gebruiken? Opdracht G: T2 Je moet een groot gat uit een plaat hout halen, noem drie gereedschappen (uit de lijst op de vorige pagina s) die je nodig hebt om dit veilig te kunnen doen. Opdracht H: I Welk gereedschap staat niet op de lijst, maar moet je wel altijd gebruiken bij het gebruik van machinegereedschap om veiligheid te garanderen? Opdracht I: R Leg uit waarvoor je een centerpons moet gebruiken. 9
10 Opdracht J: T1 Wat is het verschil tussen een centerpons en een priem? Opdracht K: T1 Wat is het verschil tussen een bankschroef en een machineklem? Opdracht L: R Je wil een stuk ijzerdraad afknippen. Noem 4 gereedschappen uit de lijst waarmee je dat kan doen. Opdracht M: T1 Je wil een stuk kunststof in een perfecte hoek van 60 graden buigen. Welke twee gereedschappen heb je hiervoor nodig? 10
11 3 METEN 3.1. Waarom is meten belangrijk? 3.2. Grootheden en eenheden Opdracht 1: (T1) Het kan zijn dat je al een aantal grootheden en eenheden kent. Verbind in de onderstaande rijtjes de grootheden met de daarbij horende eenheden. Lengte Temperatuur Volume Tijd Massa Inhoud Oppervlakte Snelheid Seconden Liter Vierkante meter Kubieke meter Meter Kilogram Kilometer per uur Graden Celsius 11
12 3.3. Meetgereedschap Opdracht 2: (T1) Het is belangrijk dat je meetgereedschap op de juiste wijze afleest. Dit klinkt logisch, maar een afleesfout is al snel gemaakt. Als je iets moet opmeten, leg je de nul van je liniaal op het begin van de lijn die opgemeten moet worden. Geef bij de volgende meetgereedschappen met een pijltje aan waar je moet beginnen met meten: Opdracht 3: (T1) Meet met behulp van een rolmaat de lengte, breedte en hoogte van je tafel op. Vergeet niet de juiste eenheid bij de maat te noteren! Lengte = Breedte = Hoogte = 12
13 Opdracht 4: (T2) Bedenk vier producten waarbij je gebruik maakt van een rolmaat. Opdracht 5: (T2) Bedenk tenminste drie beroepen waarmee je te maken hebt met een rolmaat. Opdracht 6: (I) Zou je een rolmaat gebruiken voor het maken van een brug over een sloot? Leg uit waarom wel of waarom niet. Opdracht 7: (T2) Noem tenminste twee beroepen die gebruik maken van een meetlint. Opdracht 8: (T1) Meet met behulp van een meetlint de volgende maten bij een andere leerling: Omtrek van je middel = Omtrek van je biceps = Omtrek van je hals = Lengte van je onderarm = Opdracht 9: (R) 13
14 Op welke drie manieren kun je een duimstok gebruiken? Opdracht 10: (T2) Een duimstok wordt ook wel eens vouwmeter genoemd. Waarom is dat denk je? Opdracht 11: (T2) Is een duimstok nauwkeuriger af te lezen dan een rolmaat? Waarom wel/niet? Opdracht 12: (T1) Lees op het plaatje af hoe lang de paperclip is. Geef de maat in centimeters en millimeters! Opdracht 13: (R) Noem twee voordelen van een stalen meetlat. Opdracht 14: (T1) Meet met behulp van een meetlat je moduleboek op en noteer de maten in centimeter en millimeter. 14
15 Opdracht 15: (R) Wat zijn de voordelen van een digitale schuifmaat? Opdracht 16: (R) Wat zijn de nadelen van een digitale schuifmaat? Opdracht 17: (R) Hoe nauwkeurig kan je met een digitale schuifmaat meten? Opdracht 18: (R) Hoe nauwkeurig kan je met een analoge schuifmaat meten? Opdracht 19: (T2) Op welke vier manieren kan je met een schuifmaat meten? Geef van iedere manier een voorbeeld. 15
16 Opdracht 20: (T1) Je krijgt van de docent vier blokjes en een schuifmaat. Elk blokje heeft een nummer en dat nummer is ingegraveerd. Meet van elk blokje de lengte, breedte, hoogte en diepte. Vul deze in de onderstaande tabel in. Noteer de maten in millimeter en vergeet de eenheden niet! Je mag deze opdracht met z n tweeën of drieën doen. Lengte Breedte Hoogte diepte Blokje 1 Blokje 2 Blokje 3 Blokje 4 16
17 3.4. Meten van een lengtemaat in centimeters Opdracht 21: (T1) Meet met behulp van je liniaal of geodriehoek de onderstaande lijnen op en vul de maten in centimeter in. Rond je antwoord af als dit nodig is naar hele centimeter. lijn 1 lijn 2 lijn 3 lijn 4 lijn 5 lijn 6 Schrijf hieronder de maten die je hebt gevonden: lijn 1 = cm lijn 2 = cm lijn 3 = cm lijn 4 = cm lijn 5 = cm lijn 6 = cm Opdracht 22: (T1) teken nu zelf hieronder de lijnen naast de opgegeven maten. Teken de lijnen netjes en recht. Lijn 1 = 5 cm Lijn 2 = 3 cm Lijn 3 = 11 cm Lijn 4 = 6 cm Lijn 5 = 2 cm Lijn 6 = 13 cm 17
18 Opdracht 23: (T1) Meet met behulp van je liniaal de zijden op van de vierkanten. Rond je antwoord af op hele centimeters. Lengte = cm Lengte = cm l = cm Breedte = cm Breedte = cm b = cm Opdracht 24: (T1) Teken hieronder drie vierkanten. Vierkant 1 moet zijden hebben van 4 cm. Vierkant 2 moet zijden hebben van 2 cm Vierkant 3 moet zijden hebben van 5 cm 18
19 Opdracht 25: (T1) Meet met behulp van je liniaal de diameter van de onderstaande cirkels. Rond je antwoord af op hele centimeters. diameter = cm diameter = cm d = cm opdracht 26: (T1) Bereken nu van dezelfde cirkels de straal. straal= cm straal = cm r = cm 19
20 3.5. Meten van een lengtemaat in millimeters Opdracht 27: (T1) Meet met behulp van je liniaal of geodriehoek de onderstaande lijnen op en vul de maten in millimeter in. Wees zo precies mogelijk! lijn 1 lijn 2 lijn 3 lijn 4 lijn 5 lijn 6 Schrijf hieronder de maten die je hebt gevonden: lijn 1 = mm lijn 2 = mm lijn 3 = mm lijn 4 = mm lijn 5 = mm lijn 6 = mm opdracht 28: (T1) teken nu zelf hieronder de lijnen naast de opgegeven maten. Teken de lijnen netjes en recht. Lijn 1 = 52 mm Lijn 2 = 33 mm Lijn 3 = 118 mm Lijn 4 = 59 mm Lijn 5 = 17 mm Lijn 6 = 125 mm 20
21 Opdracht 29: (T1) Meet met behulp van je liniaal de zijden op van de figuren. Geef de maat aan in millimeters. Lengte = mm l = mm l = mm Breedte = mm b = mm b = mm Opdracht 30: (T2) Teken op de volgende bladzijde de volgende rechthoeken: Rechthoek 1 moet 22 mm lang zijn en 31 mm breed. Rechthoek 2 moet 10 mm lang zijn en 74 mm breed. Rechthoek 3 moet 5 cm lang zijn en 15 cm breed. Rechthoek 4 moet 2,0 cm lang zijn en 4,6 cm breed. Rechthoek 5 moet 35 mm lang zijn en 18 mm breed. 21
22 Teken op deze bladzijde de rechthoeken van opdracht 30: 22
23 Opdracht 31: (T1) Meet met behulp van je liniaal de diameter van de onderstaande cirkels. Doe dit in millimeters. diameter = mm d = mm d = mm Opdracht 32: (T1) bereken nu van de bovenstaande cirkels de straal. straal= mm r = mm r = mm Opdracht 33: (T2) teken hieronder met een passer de volgende cirkels: Cirkel 1 heeft een diameter van 7,0 cm. Cirkel 2 heeft een diameter van 44 mm. Cirkel 3 heeft een straal van 25 mm. Cirkel 4 heeft een straal van 3,5 cm 23
24 3.6. Natuurkundige voorvoegsels Opdracht 34: (T1) Geef hieronder aan wat de betekenis is van de onderstaande eenheden met hun voorvoegsels. De eerste is al als voorbeeld gedaan. 1 hectoliter = liter 1 centiliter =.... liter 1 milligram =.... gram 5 decagram =.... gram 7 milliseconde =... seconde 5 kilobyte =.... byte 1 megabyte =.. byte Opdracht 35: (T2) Het kan erg moeilijk zijn om in te schatten hoe groot nou precies een meter, een centimeter of een millimeter is. Probeer bij iedere lengtemaat een voorwerp te vinden wat ongeveer zo groot is als die lengtemaat. Schrijf je antwoord hieronder op: 1 meter: 1 centimeter: 1 millimeter 24
25 Opdracht 36: (I) Je ziet hieronder een aantal plaatjes. In de tekst zijn maten aangegeven waarbij de eenheid van de lengtemaat is weggelaten. Bekijk het plaatje en denk goed na over de juiste eenheid die bij het getal hoort De Volkswagen Kever is een oud model auto uit De lengte van deze auto is iets langer dan 4 en de auto heeft een hoogte van precies 150! De wielen van de Kever hebben een diameter van ongeveer 65. Een iphone 4 heeft een breedte van 58,6. De hoogte van de telefoon is 11,5 en de dikte is slechts 0,93. Een voetbalveld is meestal rond de 100 lang. Dit is precies 1,0! De breedte van een voetbalveld is vaak 0,65 breed. De officiële hoogte van een voetbaldoel is 2,44 hoog. Dit hetzelfde als 24,4 De Golden Gate Bridge in Amerika is wel 2,7 lang! Dat is net zo lang als 27 voetbalvelden. De brug is 3 breed en daardoor is er ruimte voor 2 x 4 rijbanen voor auto s. 25
26 3.7. Eenheden omrekenen Opdracht 37: (T1) Reken om: 4 cm. = mm. 13 cm. = mm. 7 cm. = mm. 18 cm. = mm. 20 mm. = cm. 98 mm. = cm. 746 mm = cm. 3 mm = cm. 7 m. = cm. 46 m. = mm. 83 m. = cm. 10 cm = mm 26
27 Opdracht 38: (T1) Reken om: 150 m. = dam. 5 cm. = mm. 18 m. = dm. 100 cm. = m. 18 m. = mm. 270 cm. = dm. 100 m. = hm 3000 cm = m m. = km cm = dam. 370 m. = cm cm = km. Opdracht 39: (T2) Reken om: 6 km. = m. 49 hm. = km. 82 m. = hm. 222 cm. = m. 764 mm. = m. 10 mm. = m. 54 cm. = mm. 15 km. = hm. 7 dm. = mm m. = cm. 3 km. = hm 205 dam. = km. 27
28 Opdracht 40: (I) Henk, Anne en Karel hebben alle drie de hoogte opgemeten van een IKEA-kast. Volgens IKEA is de kast 189cm hoog. Henk zegt dat hij millimeter heeft gemeten. Anne zegt dat de kast 1,89 meter hoog is en Karel zegt dat de kast 0,0189 hectometer hoog is. Wie heeft het fout? Laat dit zien met een berekening. 28
29 3.8. Oppervlaktematen omrekenen Opdracht 41: (T1) Reken om: 3 cm². = mm² 11 cm² = mm² 500 cm² = mm² 1,5 cm² = mm² 35 cm² = dm² 3500 cm² = dm² cm² = dm² 530 cm² = dm² 160 dam² = m² 15 dam² = m² 0,17 dam² = m² 15,5 dam² = m² Opdracht 42 (T1) Reken om: 4,4 m². = dm² 6,5 cm². = mm² 70 m² = dm² 800 cm². = dm² 456 m² = dam² cm². = m² 10 m². = cm² cm² = dam² 29
30 Opdracht 43(T2): Reken om: 90 cm². = mm² 3,5 cm². = mm² 88 cm². = mm² 11,11 cm² = mm² 4300 km². = hm² 456 dam² = m² 8000 dam². = hm² 456 dam² = hm² 15 dm². = cm² cm². = m² 11 cm² = mm² 2 km² = m² Opdracht 44: (I) Boer Teun heeft een stuk grond van 1000 meter lang en 300 meter breed. Hoeveel vierkante meter is dit oppervlakte? En hoeveel is dit in vierkante kilometer? Schrijf de volledige berekening op. 30
31 3.9. Inhoudsmaten omrekenen Opdracht 45(T1): Reken om: 3 cm³ =. mm³ 120 cm³ =. mm³ 5,52 cm³ =. mm³ 5000 cm³ =. dm³ 1660 cm³ =. dm³ cm³ =. dm³ Opdracht 46 (T1) : Reken om: 13 hm³ = m³ hm³ = km³ 2 hm³ = dm³ 0,003 hm³ = m³ 244 hm³ = dam³ hm³ = km³ m³ = dam³ 112 m³ = dm³ m³ = dm³ m³ = hm³ 1,3 m³ = cm³ 0,024 m³ = dam³ 31
32 Opdracht 47: (T2) Reken om: 56 m³ =.dm³ 112 cm³ =.mm³ hm³ =.km³ dm³ =.dam³ 710 km³ =.hm³ 1000 hm³ =.km³ 0,07 dm³ =.mm³ 18 mm³ =.dm³ 586 dam³ =.hm³ 501 km³ =.hm³ 22,1 hm³ =.dam³ 0, m³ =.mm³ 32
33 3.10. Inhoudsmaten voor vloeistoffen omrekenen Opdracht 48(T1): Reken om: ml =.dl ml =.dl ml =.dl dl =.dal dl =.dal dl =.dal. 5,5 hl =.dl. 120 hl =.dl. 188,99 hl =.dl. Opdracht 49: (T1) Reken om: 13 l = dl. 11 l. = cl. 1,3 dl = l. 45 l. = ml. 770 dl = dal. 22 l. = dal dl = kl l. = hl. 99,8 dl = cl. 250 l. = kl. 33
34 Opdracht 50: (T2) Reken om: dl = hl. 144 ml = dl. 2 dl = l. 160 l. = cl. 85,6 dl = cl. 134 dl. = ml. 890 ml = cl dl. = hl dal = kl ml. = l. 15 cl = ml. 99 l. = dal. Opdracht 51: (I) Reken om: dl = kl. 5 ml = cm³ 0,6 cl. = cm³ 1,67 ml. = cm³ 15 l. = dm³ 0,5 l. = dm³ 1000 l = m³ 34
35 4. TECHNISCH TEKENEN 4.1. Wat is een technische tekening? Opdracht 1: (R) Leg uit waarom men technische tekeningen maakt. Opdracht 2: (R) Wat voor aanzichten zijn er vaak op een werktekening te vinden? Opdracht 3: (T1) Stel je wil een kast van de IKEA in elkaar zetten. Wat voor soort technische tekening verwacht je bij het bouwpakket? Leg uit waarom. Opdracht 4: (T1) Op wat voor technische tekening moet je kijken als je wilt weten hoe groot je huis is? Leg uit waarom. 35
36 4.2. Maataanduiding Opdracht 11: Wat is een maatlijn? Opdracht 12: Wat is een grenslijn? Opdracht 13: Waaraan herken je een maatlijn? Noem twee kenmerken. Opdracht 14: In welke maateenheid worden de maten op technische tekeningen altijd aangegeven? Opdracht 15: Met welk symbool geef je de diameter aan in een tekening? Opdracht 16: En met welk symbool geef je de straal aan in een tekening? 36
37 Opdracht 17: Teken nu zelf in de onderstaande figuren de maatlijnen en grenslijnen. Zet de juiste maat erbij. Deze kan je opmeten met je liniaal/meetlat. Let ook op de lijndiktes. Geef in figuur 1 de lengte en breedte aan Geef in figuur 2 de diameter aan Geef in figuur 3 de straal aan. Figuur 1 figuur 2 figuur 3 37
38 4.3. Hardheid van potloden Opdracht 26: (R) Van welke materialen worden potloden gemaakt? Noem er drie! Opdracht 27: (T1) Zit er in een 6B-potlood veel of weinig grafiet? En klei? Opdracht 28: (T1) Zit er in een 9H-potlood veel of weinig grafiet? En klei? Opdracht 29: (T2) Maak het schema compleet door de onderstaande termen in het schema in te vullen. Een antwoord is al ingevuld als voorbeeld. Heel zacht Heel veel klei meer klei als grafiet beetje hard meer grafiet als klei beetje zacht evenveel klei als grafiet heel hard gemiddeld hard heel veel grafiet Soort potlood 8H 2H HB 2B 7B Hard of zacht? gemiddeld hard Hoeveelheid klei en grafiet Opdracht 30: (T2) Als je een tekening wilt maken met dunne, strakke lijnen die niet afgeven. Welk potlood zou je dan pakken? Een H-potlood of een B-potlood? 38
39 4.4. Lijnsoorten Opdracht 31: (R) Waarom gebruiken we verschillende soorten lijnen in een technische tekening? Opdracht 32: (R) Leg uit wat we aangeven met begrenzingslijnen. Opdracht 33: (R) Leg uit wat we aangeven met hartlijnen. Opdracht 34: (R) Hoe noemt men de lijnen waarmee we de maten aangeven in een tekening? Opdracht 35: (R) Hoe heet de lijn die we aangeven met een dunne gemengde streeplijn? 39
40 TEKENOPDRACHT: (T2) Teken de volgende lijnsoorten onder elkaar op een A4-tje. 5 Begrenzingslijnen 5 Maatlijnen 5 Hartlijnen 5 Niet zichtbare begrenzingslijnen De lengte van elke lijn moet 150 mm zijn. Elke lijn begint 35 mm vanaf de linkerkant van je A4-tje. De eerste lijn teken je 50 mm vanaf de bovenkant van je A4-tje. Teken de lijnen netjes onder elkaar met een onderlinge afstand van 10 mm. Let goed op de lijndiktes en met welk potlood je tekent. Gebruik GEEN zacht potlood! 40
41 4.5. Papierformaten Opdracht 5: (T1) Meet met behulp van je liniaal/meetlat op wat de afmetingen zijn van deze module (in cm). Opdracht 6: (R) Welk papierformaat is er gebruikt voor dit werkboek? Opdracht 7: (R) In het schema op de vorige pagina zie je de afmetingen van A0 tot en met A5. Zoek met behulp van het plaatje ernaast wat de afmetingen zijn van de formaten A6, A7 en A8. A6 = A7 = A8 = Opdracht 8: (T2) Welk papierformaat krijg je als je een vel papier van A3-formaat 4 keer dubbel vouwt? Opdracht 9: (R) Wat zijn de afmetingen dan van dit stuk papier? Opdracht 10: (T2) Als je vier A4 papiertjes in een vierkant aan elkaar zou plakken, welk formaat zou dit vel papier dan hebben? 41
42 4.6. Schaal Opdracht 18: (R) Leg uit waarom men voorwerpen vaak op schaal tekent. 42
43 Opdracht 19: (T1) Wat betekent het als een voorwerp op schaal 1:5 getekend is? Opdracht 20: (T1) Een voorwerp wordt 10 keer zo klein getekend. Wat is de schaal van de tekening? Opdracht 21: (T1) Op een tekening staat een auto van 3,5 cm lang. De tekening is gemaakt op schaal 1:100. Hoe groot is de auto in het echt? Opdracht 22: (T1) Bij het plaatje van een stoel staat schaal 1:5. De stoel is op de tekening 20cm hoog. Hoe hoog is de stoel in het echt? Opdracht 23: (T1) In de krant staat een advertentie van een nieuwe laptop. Op het plaatje is de laptop 8cm hoog en 13cm breed. Er staat bij dat de schaal 1:3 is. Hoe groot is de laptop in het echt? Opdracht 24: (I) Een bioloog heeft een mier nagetekend. De mier is in werkelijkheid 5mm groot. Op de tekening is de mier 50mm groot. Welke schaal moet hij bij de tekening zetten? 43
44 Opdracht 25: (T2) Hieronder zie je een afbeelding van een TV. Deze is natuurlijk niet op ware grootte. Het plaatje heeft een schaal van 1:12. Hoe groot (hoog en breed) is de TV in werkelijkheid? 44
45 5. MASSA 5.1. Massa en gewicht Opdracht 1: Reken om: 2 kg = g 1,3 kg = g 25 kg = g 2,8 kg = g 10 kg = g 0,5 kg = g 66 kg = g 0,01 kg = g 7 kg = g 3,14 kg = g 94 kg = g 7,7 kg = g Opdracht 2: Reken om: 1000 g = kg 300 g = kg 4000 g = kg 1200 g = kg 800 g = kg 120 g = kg 2800 g = kg 12 g = kg 45
46 Opdracht 3: Reken om: 1 g = kg 1000 g = kg 20 g = kg g = kg 3500 mg = g 45 mg = g 400 mg = g mg = g Opdracht 4: Reken om: mg = kg = ton 3 ton = kg 100 ton = kg 0,07 ton = kg 45 ton = kg 2,33 ton = kg 1 ton = g 46
47 Opdracht 5: Op het vliegveld komen vier ladingen binnen. Lading 1 heeft een massa van 125 kg. Lading 2 heeft een massa van 0,13 ton. Lading 3 heeft een massa van g en lading 4 heeft een massa van mg. Laat met een berekening zien welke lading het zwaarst is. Opdracht 6: De astronaut heeft voor op de maan een maanauto meegenomen met de space shuttle. Op de Aarde heeft deze auto een massa van 1200 kg. Hoe groot is de massa van de maanauto als deze op de maan staat? Opdracht 7: Als de maanauto op de maan staat, wordt deze opnieuw gewogen met dezelfde weegschaal als op Aarde. Welk gewicht zal de weegschaal op de maan aangeven? Schrijf ook de berekening op. 47
48 5.2. Volume Opdracht 8: Bereken het volume van de volgende blokjes: 1) l = 4 cm b = 2 cm h = 3 cm 2) l = 3 cm b = 6 cm h = 9 cm 3) l = 1 cm b = 1 cm h = 2 cm 4) l = 5 cm b = 0.5 cm h = 5 cm 5) l = 8 cm b = 3 cm h = 2 cm 6) l = 6 cm b = 1.5 cm h = 4 cm Opdracht 9: Een blokje heeft een lengte van 50 mm, een breedte van 20 mm en een hoogte van 1 dm. Bereken het volume van het blokje. Geef de volledige berekening. Opdracht 10: Een blokje heeft een lengte van 30 mm, een breedte van 1,5 dm en een hoogte van 20 mm. Bereken het volume van het blokje. Geef de volledige berekening. 48
49 5.3. Wat is dichtheid? Opdracht 11: Leg uit wat men bedoelt met de dichtheid van een materiaal. Opdracht 12: Met welke eenheid geven we de dichtheid aan? Opdracht 13: Welk materiaal zou een grotere dichtheid hebben denk je? Piepschuim of ijzer? Opdracht 14: Zoek op welk metaal de grootste dichtheid heeft. Opdracht 15: Welk metaal heeft de kleinste dichtheid? Opdracht 16: Zoek de dichtheid op van de volgende stoffen. Vergeet de eenheid er niet achter te zetten! IJzer : Koper : Water : Lucht (gas) : 49
50 Opdracht 17: Hieronder staan steeds twee stoffen naast elkaar. Zoek in de tabel in je leerboek op welke van de twee grootste dichtheid heeft: IJzer of suiker : Alcohol of water : Aluminium of glas : Koper of ijzer : Eikenhout of vurenhout : Water of melk : Water of ijs : Opdracht 18: Hieronder staan een aantal stoffen met hun dichtheid. Zoek in de tabel op om welke stof het gaat: Stof 1: 0,92 g/cm³ Stof 2: 7,3 g/cm³ Stof 3: 3,5 g/cm³ Stof 4: 10,5 g/cm³ Stof 5: 1,2 g/cm³ Stof 6: 0,79 g/cm³ = =. =. = =. = 50
51 Opdracht 19: Leg uit waarom ijs blijft drijven op water: Opdracht 20: Blijft ijs ook drijven op terpentine? Leg uit. Opdracht 21: Drijft, zweeft of zinkt kurk in benzine? Leg uit waarom. Opdracht 22: Drijft, zweeft of zinkt ijzer in kwik? Leg uit waarom 51
52 5.4. Rekenen met dichtheid Opdracht 23: Een vloeistof heeft een volume van 12 cm³ en een massa van 11,04 gram. Bereken de dichtheid van deze vloeistof. Zoek in de tabel op om welke vloeistof dit gaat. Opdracht 24: Een stof heeft een volume van 50 cm³ en een massa van 80 g. Bereken de dichtheid van de stof. Welke stof is dit? Schrijf de volledige berekening op. Opdracht 25: Een stof heeft een volume van 30 cm³ en een massa van 81 g. Bereken de dichtheid van de stof. Welke stof is dit? Schrijf de volledige berekening op. 52
53 Opdracht 26: Een blokje heeft de volgende afmetingen: lengte = 2 cm, breedte = 3 cm en de hoogte is 2 cm. Op de weegschaal blijkt het blokje 86,4 gram te wegen. Bereken de dichtheid. Schrijf de volledige berekening op. Zoek op om welke stof het gaat. Opdracht 27: Een blokje heeft de volgende afmetingen: lengte = 1 cm, breedte = 1,5 cm en de hoogte is 4 cm. Op de weegschaal blijkt het blokje 15 gram te wegen. Bereken de dichtheid. Schrijf de volledige berekening op. Zoek op om welke stof het gaat. 53
54 Opdracht 28: Een blokje aluminium heeft een volume van 7 cm³. De dichtheid van aluminium is 2,7 g/cm³. Hoe zwaar weegt het blokje aluminium? Schrijf de volledige berekening op. Opdracht 29: Een ander blokje aluminium weegt 27 gram. Hoe groot is het volume van dit blokje? Schrijf de volledige berekening op. 54
Mens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
1 WAT IS MENS EN TECHNIEK?... 3 1.1. Inleiding... 3 1.2. Wat heb je nodig voor Mens en Techniek?... 3 1.3. Beoordeling... 3 1.4. Hoe leer je bij Mens en Techniek voor een toets?... 3 2 WERKEN BIJ MENS
Nadere informatie1 Inleiding 2 Lengte en zijn eenheden 3 Omtrek 4 Oppervlakte 5 Inhoud. Meten is weten. Joke Braaksma. November 2010
November 2010 Wat kunnen we allemaal meten? Wat kunnen we allemaal meten? 1. Lengte / breedte / hoogte / omtrek / oppervlakte / inhoud en volume 2. Tijd 3. Gewicht 4. Geld 5. Temperatuur Wij gaan ons
Nadere informatieTOELICHTING METRIEK STELSEL
TOELICHTING METRIEK STELSEL 2 3 642_rv_wb_metriek_stelsel_bw.indd 2 8-03-3 23: liter ml 00 4 5 6 642_rv_wb_metriek_stelsel_bw.indd 3 8-03-3 23: Rekenvlinder Metriek stelsel Toelichting Uitgeverij Zwijsen
Nadere informatieHet Metriek Stelsel. Over meten, omtrek, oppervlakte en inhoud
Het Metriek Stelsel Over meten, omtrek, oppervlakte en inhoud lengte in meter afkorting naam hoeveel meter 1 km kilometer 1 000 1 hm hectometer 100 1 dam decameter 10 1 m meter 1 1 dm decimeter 0,1 1 cm
Nadere informatieBij het meten van breedte, dikte, diepte, hoogte en afstand bepaal je de lengte. De eenheid van lengte is de meter.
Boekverslag door Eline 801 woorden 23 april 2016 6.8 5 keer beoordeeld Vak Rekenen Rekenen hoofdstuk 5 Meten Paragraaf 1 Lengte Lengte Bij het meten van breedte, dikte, diepte, hoogte en afstand bepaal
Nadere informatieMens & Techniek VMBO Leerjaar 1 BB/KB/TL/TL+ 2017/2018
1 WAT IS MENS EN TECHNIEK?... 3 1.1. Inleiding... 3 1.2. Wat heb je nodig voor Mens en Techniek?... 4 1.3. Beoordeling... 6 1.4. Hoe leer je bij Mens en Techniek voor een toets?... 10 2 WERKEN BIJ MENS
Nadere informatieEn wat nu als je voorwerpen hebt die niet even groot zijn?
Dichtheid Als je van een stalen tentharing en een aluminium tentharing wilt weten welke de grootte massa heeft heb je een balans nodig. Vaak kun je het antwoord ook te weten komen door te voelen welk voorwerp
Nadere informatie11 Meten en maten. Er zijn nog meer maten. Die gebruik je minder vaak. uit het hoofd
De dollar heeft een andere waarde dan de euro. De verhouding van de waarde van de ene munt ten opzichte van de andere heet de wisselkoers. Als je een munt koopt, betaal je de aankoopkoers. De aankoopkoers
Nadere informatieAanvulling hoofdstuk 1 uitwerkingen
Natuur-scheikunde Aanvulling hoofdstuk 1 uitwerkingen Temperatuur in C en K Metriek stelsel voorvoegsels lengtematen, oppervlaktematen, inhoudsmaten en massa Eenheden van tijd 2 Havo- VWO H. Aelmans SG
Nadere informatieHet metriek stelsel. Grootheden en eenheden.
Het metriek stelsel. Metriek komt van meten. Bij het metriek stelsel gaat het om maten, zoals lengte, breedte, hoogte, maar ook om gewicht of inhoud. Er zijn verschillende maten die je moet kennen en die
Nadere informatieAanvulling hoofdstuk 1
Natuur-Scheikunde Aanvulling hoofdstuk 1 Temperatuur in C en K Metriek stelsel voorvoegsels lengtematen, oppervlaktematen, inhoudsmaten en massa Eenheden van tijd VMBO- Tl2 H. Aelmans SG Groenewald 1.
Nadere informatieHet Metriek Stelsel. Over meten, omtrek, oppervlakte en inhoud
Het Metriek Stelsel Over meten, omtrek, oppervlakte en inhoud 1 3 COLOFON DiKiBO presenteert Het het complete Metriek Stelsel reken-zakboek voor groep voor 6, 7 en groep 8 5 & 6 3 Auteur: Nicolette de
Nadere informatieMassa Volume en Dichtheid. Over Betuwe College 2011 Pagina 1
Massa Volume en Dichtheid Over Betuwe College 2011 Pagina 1 Inhoudsopgave 1 Het volume... 3 1.1 Het volume berekenen.... 3 1.2 Volume 2... 5 1.3 Symbolen en omrekenen... 5 2 Massa... 6 3 Dichtheid... 7
Nadere informatieTijd: seconden, minuten, uren, dagen, weken, maanden, jaren
Uren, Dagen, Maanden, Jaren,. Tijd: seconden, minuten, uren, dagen, weken, maanden, jaren 1 minuut 60 seconden 1 uur 60 minuten 1 half uur 30 minuten 1 kwartier 15 minuten 1 dag (etmaal) 24 uren 1 week
Nadere informatieLOPUC. Een manier om problemen aan te pakken
LOPUC Een manier om problemen aan te pakken LOPUC Lees de opgave goed, zodat je precies weet wat er gevraagd wordt. Zoek naar grootheden en eenheden. Schrijf de gegevens die je nodig denkt te hebben overzichtelijk
Nadere informatieDichtheid. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.
Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres P.J. Dreef 01 December 2016 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/82827 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken van Kennisnet.
Nadere informatieM V. Inleiding opdrachten. Opgave 1. Meetinstrumenten en grootheden. Vul het schema in. stopwatch. liniaal. thermometer. spanning.
Inleiding opdrachten Opgave 1. Meetinstrumenten en grootheden Vul het schema in. Meetinstrument Grootheid stopwatch liniaal thermometer spanning hoek van inval oppervlak Opgave. Formules Leg de betekenis
Nadere informatieWat is een standaardmaat?
Meten kun je op veel verschillende manieren. Als we iets meten dan vergelijken we dit met een afgesproken standaardmaat. Wat is een standaardmaat? Lang geleden is er afgesproken dat de afstand tussen twee
Nadere informatieklas 2-3 - 4 "Eenheden"
Naam: klas 2-3 - 4 "Eenheden" Klas: Het woord eenheid betekent dat dingen hetzelfde zijn. In de natuurkunde, scheikunde en techniek kan van alles gemeten worden. Iedereen kan elkaars metingen pas gebruiken
Nadere informatie0,8 = m / 350 1 = m / 650
EXTRA De dichtheid van een mengsel 39 a 1L = 1000 ml 1% is dus 10 ml 35% is dan 350 ml Zo kan het ook: (1000 / 100) x 35 = 350 ml alcohol (en dus 1000-350 = 650 ml water) b alcohol water m =? V = 350 cm
Nadere informatieBloemlezing uit 36 bladzijden voor een eerste indruk. inzicht in het complete metriek stelsel. Op een eenduidige
Meten is weten Bloemlezing uit 36 bladzijden voor een eerste indruk Leer- Meten en is oefenboek weten Bloemlezing metriek uit stelsel 36 bladzijden voor ISBN: een 978-90-821249-1-0 eerste indruk Auteur
Nadere informatie11 Meten en maten VOORBEELDPAGINA S. Bestelnr Het grote rekenboek - overzicht - Hoofdstuk Meten en maten
Bestelnr. Het grote rekenboek - overzicht - Hoofdstuk Meten en maten K-Publisher B.V. Prins Hendrikstraat NL- CS Bodegraven Telefoon +(0)- 0 Telefax +(0)- info@k-publisher.nl www.k-publisher.nl De dollar
Nadere informatieMENS & TECHNIEK. COMPAEN VMBO - leerjaar 1. Bron: Pixabay
MENS & TECHNIEK COMPAEN VMBO - leerjaar 1 Bron: Pixabay 1 WAT IS MENS EN TECHNIEK?... 3 1.1. Inleiding... 3 1.2. Wat heb je nodig voor Mens en Techniek?... 4 1.3. Beoordeling... 6 1.4. Hoe leer je bij
Nadere informatieSchaal. Met behulp van de werkelijke grootte en de afgebeelde grootte kun je de schaal berekenen.
Schaal Hieronder staat een afbeelding van het raam van het van Gogh-museum waardoor een inbreker zou zijn ontsnapt. Een advocaat voert aan dat door het gat in de ruit zijn client niet heeft kunnen ontsnappen,
Nadere informatieDichtheid.info hoort bij de lesserie Dichtheid praktisch gezien. Alle informatie voor leerlingen is hier te vinden.
praktisch gezien http://dichtheid.wordpress.com/ praktisch gezien.info.info hoort bij de lesserie praktisch gezien. Alle informatie voor leerlingen is hier te vinden. Docenten krijgen het docentenmateriaal
Nadere informatie2 VWO 2 HAVO Oefenstof dichtheid.
(1 liter = 1 dm 3 ) (1 ml = 1 cm 3 ) (1 m 3 = 1000 dm 3 ) (1 dm 3 = 1000 cm 3 ) ( 1 kg = 1000 g) (1 g = 1000 mg) 1. Bepaal de massa van een vurenhouten balk met een volume van 70 dm 3. V = 70 dm 3 ρ =
Nadere informatieKAPSTOK REKENEN inhoud
KAPSTOK REKENEN inhoud pagina Optellen 2 Optellen cijferen 3 Aftrekken 4 Aftrekken cijferen 5 Vermenigvuldigen 6 Vermenigvuldigen cijferen 7 Delen 8 Tafels 9 Deeltafels 10 Breuken 11 Meten 12 Tijd wijzers
Nadere informatieMetriek stelsel. b. Grootheden. b-1. Lengte. Uitgangspunt (SI-eenheid): meter ; symbool: m. Gebruikte maten: mm-cm-dm-m-dam-hm-km
Inhoudsopgave: a: Inleiding b: Grootheden: (voor het basis-onderwijs) 1. Lengte 2. Oppervlakte 3. Volume, inhoud 4. Massa (vroeger: gewicht) 5. Tijd (voor het voortgezet onderwijs) 6. Temperatuur c. Omrekenregels
Nadere informatieDichtheid. banner. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.
banner Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres Sonja Koitek 03 september 2018 CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie https://maken.wikiwijs.nl/109161 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs
Nadere informatieMeten is weten ANTWOORDENBOEK. 88972 Meten is weten. Antwoordenboek. = 95 mm 6 cm = 60 mm 10 cm = 100 mm. 1 cm = 15 mm 9 cm
Meten is weten Antwoordenboek Opdracht 1 1 cm = 10 mm 4 cm = 40 mm 5 mm 4 cm = 45 mm 1 cm = 15 mm 9 cm = 95 mm 6 cm = 60 mm 10 cm = 100 mm Opdracht 2 1 cm = 10 mm 4 cm = 40 mm 1,5 cm = 15 mm 6,5 cm = 65
Nadere informatie2 BBL. Oppervlakte. 5.1 Eenheden van oppervlakte
H5 Oppervlakte 2 BBL 5.1 Eenheden van oppervlakte 1a. Vraag aan je docent een vel met hokjes van 1 cm bij 1 cm. b. Teken op het papier een vierkant met zijden van 1 cm. c. Schrijf in het vlak 1 cm². d.
Nadere informatiehandleiding pagina s 678 tot 686 1 Handleiding 1.2 Huistaken huistaak 20: bladzijde 614 2 Werkboek 3 Posters 4 Scheurblokken
week les toets en foutenanalyse handleiding pagina s 678 tot 686 nuttige informatie Handleiding. Kopieerbladen pagina 69: oppervlakte ruit pagina 500: kaart van België pagina 50: afstandentabel België
Nadere informatiespiekboek rekenen beter rekenen op de entreetoets van het Cito groep
spiekboek rekenen beter rekenen op de entreetoets van het Cito groep de o ra en a oor a 1. ik lees de opgave 2. ik kijk naar het plaatje 3. wat is de som die schrijf ik op kladpapier 4. ik kijk naar de
Nadere informatieInhoud. Eenheden... 2 Omrekenen van eenheden I... 4 Omrekenen van eenheden II... 9 Omrekenen van eenheden III... 10
Inhoud Eenheden... 2 Omrekenen van eenheden I... 4 Omrekenen van eenheden II... 9 Omrekenen van eenheden III... 10 1/10 Eenheden Iedere grootheid heeft zijn eigen eenheid. Vaak zijn er meerdere eenheden
Nadere informatieVerder zijn er toetsen bij de theorie en praktijk. Je hoort van jouw leraar wanneer je die moet maken.
Voorwoord Beste leerling, Voor je ligt de map Stappenplan houtbewerken. Dit Stappenplan is speciaal geschreven voor leerlingen die praktijkonderwijs volgen, maar is ook te gebruiken in andere situaties.
Nadere informatie10. ZINKEN EN DRIJVEN Experimenteer met de volgende stoffen! Zet een kruisje in de juiste kolom!
10. ZINKEN EN DRIJVEN Experimenteer met de volgende stoffen! Zet een kruisje in de juiste kolom! steen hout was piepschuim kurk stukje beton stof zinken drijven Wat kan je zeggen over het soortelijk gewicht
Nadere informatieRembrandt College Veenendaal. Protocol medicijnverstrekking. Begeleiding van leerlingen met dyscalculie Rembrandt College
Rembrandt College Veenendaal Protocol medicijnverstrekking Begeleiding van leerlingen met dyscalculie Rembrandt College Mei 206 Begeleiding van leerlingen met dyscalculie Leerlingen met dyscalculie krijgen
Nadere informatiekilometer hectometer decameter meter decimeter centimeter milimeter km hm dam m dm cm mm
Op een plattegrond van een stad, maar ook op de landkaart van Nederland worden allerlei wegen kleiner afgebeeld. Omdat je niet de werkelijke maten op papier kunt zetten, maak je gebruik van een schaal.
Nadere informatiehandleiding pagina s 994 tot 1004 1 Handleiding 1.2 Huistaken huistaak 26: bladzijde 841 huistaak 29: bladzijde 919 2 Werkboek 3 Posters
week 32 les 1 toets en foutenanalyse handleiding pagina s 994 tot 1004 nuttige informatie 1 Handleiding 1.1 Kopieerbladen pagina 808: tijd, afstand, snelheid pagina 840: oppervlakte berekenen (omstructureren)
Nadere informatieWerkblad bij lesvoorbereiding Breuken. 1. Vereenvoudig de volgende breuken: 2. Maak de volgende sommen: Schrijf de berekening erbij!
Werkblad bij lesvoorbereiding Breuken 1. Vereenvoudig de volgende breuken: 2. Maak de volgende sommen: Schrijf de berekening erbij! 3. En nu iets moeilijker. Schrijf de berekening erbij! Werkblad bij lesvoorbereiding
Nadere informatieDoelenlijst 9: METEN onderdeel LENGTE, INHOUD, GEWICHT en OPPERVLAKTE
Doelenlijst 9: METEN onderdeel LENGTE, INHOUD, GEWICHT en OPPERVLAKTE Doel: Enkele referentiematen mbt lengte en inhoud kennen en kunnen gebruiken 81 Passende Perspectieven rekenen Doelenlijst 9: Meten,
Nadere informatieSamenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1
Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1 Samenvatting door een scholier 1494 woorden 8 april 2014 7,8 97 keer beoordeeld Vak Methode Natuurkunde Systematische natuurkunde Grootheden en eenheden Kwalitatieve
Nadere informatieNee, ik heb de cijfers nog niet. Ja, ik ga zo tijdens de les verder met nakijken REKENEN. Les Grootheden en Eenheden.
Nee, ik heb de cijfers nog niet. Ja, ik ga zo tijdens de les verder met nakijken REKENEN Les 2.3.8 Grootheden en Eenheden Hoofdstuk 11 - VANDAAG Studiewijzer Terugblik Grootheden en Eenheden Tijd voor
Nadere informatieFoutenberekeningen. Inhoudsopgave
Inhoudsopgave Leerdoelen :... 3 1. Inleiding.... 4 2. De absolute fout... 5 3. De KOW-methode... 7 4. Grootheden optellen of aftrekken.... 8 5. De relatieve fout...10 6. grootheden vermenigvuldigen en
Nadere informatieVoor we iets gaan maken moeten we wel het een en ander weten van meten. We zeggen altijd meten is weten. Hoi Leuk dat je er weer bent.
Hallo ik ben TECH. Wij gaan samen in het technieklokaal een Boomhoogtemeter maken. We moeten ons eerst goed voorbereiden op school. Daar ga ik jou bij helpen. Als je klaar bent kun je hierdoor in het technieklokaal
Nadere informatieIn het internationale eenhedenstelsel, ook wel SI, staan er negen basisgrootheden met bijbehorende grondeenheden. Dit is BINAS tabel 3A.
Grootheden en eenheden Kwalitatieve en kwantitatieve waarnemingen Een kwalitatieve waarneming is wanneer je meet zonder bijvoorbeeld een meetlat. Je ziet dat een paard hoger is dan een muis. Een kwantitatieve
Nadere informatieMeten. Kirsten Nederpel. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.
Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres Kirsten Nederpel 24 June 2016 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/73382 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken van Kennisnet.
Nadere informatieHallo ik ben TECH. Wij gaan samen in het technieklokaal een mobieltjeshouder maken. We moeten ons eerst goed voorbereiden op school.
Hallo ik ben TECH. Wij gaan samen in het technieklokaal een mobieltjeshouder maken. We moeten ons eerst goed voorbereiden op school. Daar ga ik jou bij helpen. Als je klaar bent kun je hierdoor in het
Nadere informatiehandleiding pagina s 707 tot 714 1 Handleiding 1.1 Kopieerbladen pagina 640: soortelijk gewicht 1.2 Huistaken huistaak 21: bladzijde 680 2 Werkboek
week 22 les 3 toets en foutenanalyse handleiding pagina s 707 tot 714 nuttige informatie 1 Handleiding 1.1 Kopieerbladen pagina 640: soortelijk gewicht 1.2 Huistaken huistaak 21: bladzijde 680 2 Werkboek
Nadere informatieSamenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1
Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1 Samenvatting door M. 935 woorden 5 november 2014 7,9 5 keer beoordeeld Vak Methode Natuurkunde Systematische natuurkunde Kwantitatieve waarneming: waarnemen zonder
Nadere informatieEen heleboel voorwerpen Groep / niveau Groep 4/ 5 Leerstofaspecten Gebruik van meetinstrumenten, meten met standaardmaten Benodigdheden
Titel Een heleboel voorwerpen Groep / niveau Groep 4/ 5 Leerstofaspecten Gebruik van meetinstrumenten, meten met standaardmaten Benodigdheden verschillende meetinstrumenten zoals een liniaal, bordliniaal,
Nadere informatieFoutenberekeningen Allround-laboranten
Allround-laboranten Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE... 2 LEERDOELEN :... 3 1. INLEIDING.... 4 2. DE ABSOLUTE FOUT... 5 3. DE KOW-METHODE... 6 4. DE RELATIEVE FOUT... 6 5. GROOTHEDEN VERMENIGVULDIGEN EN DELEN....
Nadere informatieM.R. 56 : Overzicht scenario s.
M.R. 56 : Overzicht scenario s. Leerlingengedeelte Schermafdruk uit leerlingenvolgsysteem. Vorderingen per leerling. ALLEMAAL MATEN Leerinhoud Probeer en leerfase (M.R. 56) Oefenreeks(*) A1 Lengte. Tabel
Nadere informatie9.1 Oppervlakte-eenheden [1]
9.1 Oppervlakte-eenheden [1] De omtrek van een figuur bereken je door uit te rekenen hoe lang het is als je één keer langs de rand van de figuur gaat. Omtrek = l + l + l + l + l + l + l + l = 14 + 8 +
Nadere informatieLENGTE. 1. DOORSTREEP DE BEGRIPPEN WAARVAN JE DE LENGTE NIET KUNT METEN. hoogte inhoud diepte breedte omtrek afstand temperatuur oppervlakte
LENGTE. DOORSTREEP DE BEGRIPPEN WAARVAN JE DE LENGTE NIET KUNT METEN. hoogte inhoud diepte breedte omtrek afstand temperatuur oppervlakte 2. AAN WELKE VOORWERP IN DE KLAS VIND EEN LIJNSTUK VAN (ONGEVEER)
Nadere informatieFYSICA. voor 4 ST & 4 TW. Deze cursus fysica vind je op en op pmi.smartschool.be
FYSICA voor 4 ST & 4 TW Deze cursus fysica vind je op www.hetwarmewater.tk en op pmi.smartschool.be Fysica - Fysica in 3ST en 3TW! 1 / 1 Fysica in 3 ST & 3 TW Fysica is een wetenschap. Wat is een fysisch
Nadere informatieTheorie: Het maken van een verslag (Herhaling klas 2)
Theorie: Het maken van een verslag (Herhaling klas 2) Onderdelen Een verslag van een experiment bestaat uit vier onderdelen: - inleiding: De inleiding is het administratieve deel van je verslag. De onderzoeksvraag
Nadere informatiedeel B Vergroten en oppervlakte
Vergroten en verkleinen - wiskunde deel B Vergroten en oppervlakte Als je een figuur door een fotokopieerapparaat laat vergroten dan worden alle afmetingen in de figuur met dezelfde factor vermenigvuldigd.
Nadere informatie4900 snelheid = = 50 m/s Grootheden en eenheden. Havo 4 Hoofdstuk 1 Uitwerkingen
1.1 Grootheden en eenheden Opgave 1 a Kwantitatieve metingen zijn metingen waarbij je de waarneming uitdrukt in een getal, meestal met een eenheid. De volgende metingen zijn kwantitatief: het aantal kinderen
Nadere informatieTafelkaart: tafel 1, 2, 3, 4, 5
Tafelkaart: tafel 1, 2, 3, 4, 5 1 2 3 4 5 1x1= 1 1x2= 2 1x3= 3 1x4= 4 1x5= 5 2x1= 2 2x2= 4 2x3= 6 2x4= 8 2x5=10 3x1= 3 3x2= 6 3x3= 9 3x4=12 3x5=15 4x1= 4 4x2= 8 4x3=12 4x4=16 4x5=20 5x1= 5 5x2=10 5x3=15
Nadere informatieHoofdstuk 1: Basisvaardigheden
Hoofdstuk 1: Basisvaardigheden Wiskunde VMBO 2011/2012 www.lyceo.nl Hoofdstuk 1: Basisvaardigheden Wiskunde 1. Basisvaardigheden 2. Grafieken en formules 3. Algebraïsche verbanden 4. Meetkunde Getallen
Nadere informatieAAN DE SLAG Arbeid verricht door de wrijvingskracht (thema 1)
Arbeid verricht door de wrijvingskracht (thema 1) Is de arbeid die moet verricht worden op een voorwerp om dat voorwerp over een afstand h omhoog te brengen, afhankelijk van de gevolgde weg? Kies een van
Nadere informatiehandleiding pagina s 964 tot Handleiding 1.1 Kopieerbladen pagina 915: km Huistaken huistaak 27: bladzijde Werkboek 3 Posters
week 32 les 1 / OVSG toets en foutenanalyse handleiding pagina s 964 tot 981 nuttige informatie 1 Handleiding 1.1 Kopieerbladen pagina 722: inhoud en lengte pagina 723: gewicht en geldwaarden pagina 724:
Nadere informatieB5-4 Antwoorden Hoofdstuk 2 Straatwerk uitzetten
1 B5-4 Antwoorden Hoofdstuk 2 Straatwerk uitzetten 1 Kruis het juiste antwoord aan. Er is meer dan één antwoord juist. Hieronder staat een aantal gereedschappen. Kruis de meetgereedschappen aan. Zaag Waterpas
Nadere informatieUitwerkingen oefeningen hoofdstuk 3
Uitwerkingen oefeningen hoofdstuk 3 3.4.1 Basis Tijd meten 1 Juli heeft 31 dagen. Wanneer 25 juli op zaterdag valt, valt 31 juli dus op een vrijdag. Augustus heeft ook 31 dagen. 1 augustus valt dus op
Nadere informatieSAMENVATTING BASIS & KADER
SAMENVATTING BASIS & KADER Afronden Hoe je moet afronden hangt af van de situatie. Geldbedragen rond je meestal af op twee decimalen, 15,375 wordt 15,38. Grote getallen rondje meestal af op duizendtallen,
Nadere informatiespiekboek rekenen beter rekenen op de entreetoets van het Cito groep
spiekboek rekenen beter rekenen op de entreetoets van het Cito groep 3 COLOFON 3 DiKiBO presenteert het spiekboek complete reken-zakboek rekenen voor groep voor 6 groep 5 & 6 (een uittreksel van DiKiBO
Nadere informatieBLAD 21: AAN DE OPPERVLAKTE
BLAD 21: AAN DE OPPERVLAKTE 1. Maak het getal a. In de figuur hiernaast zie je zes getallen staan: één in het rondje, en vijf in de rechthoek. Probeer nu om het getal in de cirkel te 'maken' met de getallen
Nadere informatieExact periode 2.1. Q-test. Dichtheid vaste stoffen Dichtheid vloeistoffen; interpoleren
Exact periode 2.1 Q-test Dichtheid vaste stoffen Dichtheid vloeistoffen; interpoleren 1 Q-test Eenzelfde bepaling is meerdere malen gedaan. Zit er een uitschieter (ook wel genoemd uitbijter) tussen de
Nadere informatieGroei gewicht. gemiddeld gewicht. 3 jaar leeftijd (maanden/jaren) 1 jaar. 2 jaar
Groei Zoraya is 3 jaar oud. Haar ouders zijn vaak met haar naar het consultatiebureau gegaan. Daar werd Zoraya telkens gewogen. Je ziet een deel van de kaart waarop met stippen het gewicht van Zoraya is
Nadere informatieHandig met getallen 3 / 3a Antwoorden meten
Handig met getallen 3 / 3a Antwoorden meten Startopgave 1: a. 45 mm b. Ong. 10 m c. 75 cm d. Ong. 150 cm 2 e. Ong. 600 cm 2 f. 9 dm 2 g. 10 liter h. 15 cl i. 75 ml j. 20 kg k. 800 g l. 30 g Startopgave
Nadere informatieKennis van de telrij De kinderen kunnen tellen en terugtellen tot 10 met sprongen van 1 en van 2.
Rekenrijk doelen groep 1 en 2 De kinderen kunnen tellen en terugtellen tot 10 met sprongen van 1 en van 2. Aantallen kunnen tellen De kinderen kunnen kleine aantallen tellen. De kinderen kunnen eenvoudige
Nadere informatieVerkorte versie van de SYLLABUS REKENEN 2F EN 3F (VO en MBO, versie mei 2015) Aanpassing van product van CvTE
Verkorte versie van de SYLLABUS REKENEN 2F EN 3F (VO en MBO, versie mei 2015) Aanpassing van product van CvTE 1. Inleiding Vanaf 1 oktober 2015 gelden nieuwe afspraken omtrent het rekenexamen 3F. De exameneisen
Nadere informatieWat betekenen de getallen? Samen bespreken. Kies uit kilometer, meter, decimeter of centimeter.
70 blok 5 les 23 C 1 Wat betekenen de getallen? Samen bespreken. 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 60 981 540 C 2 Welke maten horen erbij? Samen bespreken. Kies uit kilometer, meter, decimeter of centimeter.
Nadere informatie1 Hallo, dit ben ik! 1ste leerjaar. 2de leerjaar. 4de leerjaar 3de leerjaar. 6de leerjaar 5de leerjaar
MEETBOEKJE 1 Hallo, dit ben ik! Teken jezelf of plak een foto van jezelf in het vak voor elk leerjaar. ty n 1ste leerjaar yr ig ht Pl an 2de leerjaar op 4de leerjaar C 3de leerjaar 6de leerjaar 5de leerjaar
Nadere informatieExamen VMBO-KB 2005 WISKUNDE CSE KB. tijdvak 2 dinsdag 21 juni 13.30 15.30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.
Examen VMBO-KB 2005 tijdvak 2 dinsdag 21 juni 13.30 15.30 uur WISKUNDE CSE KB Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Dit examen bestaat uit 26 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 84 punten te behalen.
Nadere informatieExamen VMBO-KB. wiskunde CSE KB. tijdvak 1 donderdag 19 mei 13.30-15.30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.
Examen VMBO-KB 2016 tijdvak 1 donderdag 19 mei 13.30-15.30 uur wiskunde CSE KB Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Dit examen bestaat uit 27 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 75 punten te behalen.
Nadere informatieBlok 6 MR vraag 1: de oppervlakte van vlakke figuren met een grillige vorm berekenen
Blok 6 MR vraag : de oppervlakte van vlakke figuren met een grillige vorm berekenen De oppervlakte van vlakke figuren met een grillige vorm berekenen Omstructureren Kijk naar de figuur. Teken lijnen en
Nadere informatieExamen VMBO-GL en TL 2008 wiskunde CSE GL en TL tijdvak 1 donderdag 22 mei 13.30-15.30 uur
Examen VMBO-GL en TL 2008 wiskunde CSE GL en TL tijdvak 1 donderdag 22 mei 13.30-15.30 uur Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Dit examen bestaat uit 23 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 80 punten
Nadere informatiehandleiding pagina s 956 tot 964 1 Handleiding
week 32 les 1 toets en foutenanalyse handleiding pagina s 956 tot 964 nuttige informatie 1 Handleiding 11 Kopieerbladen pagina s 726 en 727: oppervlakte ruimtefiguren pagina 778: tijdstip en tijdsduur
Nadere informatieWISKUNDE: HERHALINGSOEFENINGEN EINDE ZESDE LEERJAAR
WISKUNDE: HERHALINGSOEFENINGEN EINDE ZESDE LEERJAAR Getallenkennis: getalbegrip 1. Noteer het getal: 5D 2H 6HD 7t 9d 2. Noteer het getal: MMXVIII Getallenkennis: werken met gegevens 3. Hoeveel maanden
Nadere informatieProbeer de vragen bij Verkennen zo goed mogelijk te beantwoorden.
1 Formules gebruiken Verkennen www.math4all.nl MAThADORE-basic HAVO/VWO 4/5/6 VWO wi-b Werken met formules Formules gebruiken Inleiding Verkennen Probeer de vragen bij Verkennen zo goed mogelijk te beantwoorden.
Nadere informatieSERVICEDOCUMENT BIJ SYLLABUS REKENEN 2F EN 3F VO EN MBO
SERVICEDOCUMENT BIJ SYLLABUS REKENEN 2F EN 3F VO EN MBO pagina 2 van 14 Inhoud 1 Nieuwe Syllabus rekenen, met ingang van 1 oktober 2015 5 2 Nieuw en anders: Verschillen oude rekentoetswijzers vo/ rekensyllabi
Nadere informatietekentaken [ TO ] technisch tekenen [ A ] BA VA RZA graa klas 1
tekentaken [ TO ] technisch tekenen [ A ] BA VA RZA graa klas 1 Waaraan moet een technische tekening voldoen? Ontwerpers werken hun ideeën eerst uit in de vorm van schetsen. Schetsen is snel tekenen uit
Nadere informatieExact periode 2: Dichtheid
Exact periode 2: Dichtheid 1. Definitie Met dichtheid wordt bedoeld: de massa per volume-eenheid. Formule: m V : (spreek uit: ro) de dichtheid ( in kg.m -3 ) m: massa (in kg) V: volume (in m 3 ) Volume
Nadere informatieREKENMODULE INHOUD. Rekenen voor vmbo-groen en mbo-groen
REKENMODULE INHOUD Rekenen voor vmbo-groen en mbo-groen Colofon RekenGroen. Rekenen voor vmbo- groen en mbo- groen Extra Rekenmodule Inhoud Leerlingtekst Versie 1.0. November 2012 Auteurs: Mieke Abels,
Nadere informatieEindexamen wiskunde vmbo gl/tl 2008 - I OVERZICHT FORMULES: omtrek cirkel = π diameter. oppervlakte cirkel = π straal 2
OVERZICHT FORMULES: omtrek cirkel = π diameter oppervlakte cirkel = π straal 2 inhoud prisma = oppervlakte grondvlak hoogte inhoud cilinder = oppervlakte grondvlak hoogte inhoud kegel = 1 3 oppervlakte
Nadere informatieTitel: De titel moet kort zijn en toch aangeven waar het onderzoek over gaat. Een subtitel kan uitkomst bieden. Een bijpassend plaatje is leuk.
Het maken van een verslag voor natuurkunde Deze tekst vind je op www.agtijmensen.nl: Een voorbeeld van een verslag Daar vind je ook een po of pws verslag dat wat uitgebreider is. Gebruik volledige zinnen
Nadere informatieExamen VMBO-BB. wiskunde CSE BB. tijdvak 1 vrijdag 24 mei 9.00-10.30 uur
Examen VMBO-BB 2013 tijdvak 1 vrijdag 24 mei 9.00-10.30 uur wiskunde CSE BB Naam kandidaat Kandidaatnummer Dit examen bestaat uit 24 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 65 punten te behalen. Voor elk
Nadere informatieSTOF VOOR SCHOOLEXAMEN 5
STOF VOOR SCHOOLEXAMEN 5 Nederlands Hoofdstuk 1 en 2. Lezen Taalverzorging en woordenschat Grammatica en spelling Schrijfopdracht (artikel) Groene boekje (lessen 19 t/m 27) Geldt voor alle niveaus. Engels
Nadere informatiehandleiding pagina s 430 tot Handleiding 1.2 Huistaken nihil 2 Werkboek 5A: bladzijden 60, 61, 69, 75 en 76 5B: bladzijden 6, 15, 21, 22 en 23
week 4 les 3 toets en foutenanalyse handleiding pagina s 430 tot 438 nuttige informatie Handleiding. Kopieerbladen pagina 40: omtrekberekening pagina 73: hoeken vergelijken pagina 74: hoeken meten tot
Nadere informatie1 de jaar 2 de graad (2uur) Naam:... Klas:...
Hoofdstuk 1 : Mechanica 1 de jaar de graad (uur) -1- Naam:... Klas:... 1. Basisgrootheden en hoofdeenheden In de Natuurkunde is het vaak van belang om de numerieke waarde van natuurkundige grootheden te
Nadere informatieExact periode 2: Dichtheid
Exact periode 2: Dichtheid 1 Definitie Met dichtheid wordt bedoeld: de massa per volume-eenheid. Formule: m V : (spreek uit: ro) de dichtheid ( in kg.m -3 ) m: massa (in kg) V: volume (in m 3 ) Volume
Nadere informatiewiskunde CSE GL en TL
Examen VMBO-GL en TL 2008 tijdvak 1 donderdag 22 mei 13.30-15.30 uur wiskunde CSE GL en TL Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Dit examen bestaat uit 23 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 80 punten
Nadere informatieLesopbouw: instructie. Start. Instructie. Blok 4. Lesinhoud Kommagetallen: vermenigvuldigen met kommagetallen Kommagetallen: delen met kommagetallen
Week Blok Bijwerkboek 0 Les Rekenboek Lessen 0 0, 0 0, 0, keer 0, 0,, flesjes 0,, 0, 0 0 plankjes stukjes 0 0 Lesinhoud Kommagetallen: vermenigvuldigen met kommagetallen Kommagetallen: delen met kommagetallen
Nadere informatieNaam:... Datum:... 36 + 12 =. 2 x 15 =. 47 + 43 =. 4 x 12 =. 25 + 11 =. 6 x 7 =. 38-16 =. 100 : 4 =. 17-6 =. 36 : 6 =.
Opvraging Wiskunde W1 36 + 12 =. 2 x 15 =. 47 + 43 =. 4 x 12 =. 25 + 11 =. 6 x 7 =. 38-16 =. 100 : 4 =. 17-6 =. 36 : 6 =. 2 Goed lezen en oplossen. Ik koop in de supermarkt een krant (80 cent), een brood
Nadere informatieDrijven en zinken. Eerst gaan we het drijfvermogen testen van een paar voorwerpen:
Hiernaast zie je een ouderwets duikerspak. Om ervoor te zorgen dat de duiker niet gaat drijven, heeft hij een loden gewicht op zijn borst vastgeknoopt. De slang is voor de luchttoevoer. Op de wal stond
Nadere informatieREKENEN Hfst 1-3 PROCENTEN. Procenten betekent per honderd.
REKENEN Hfst 1-3 PROCENTEN Procenten betekent per honderd. Percentage Groeifactor 1% 1/100 0,01 2% 2/100 0,02 10% 10/100 0,10 99% 99/100 0,99 104% 104/100 1,04 150% 150/100 1,50 Rekenen met procenten:
Nadere informatievwo: Het maken van een natuurkunde-verslag vs 21062011
Het maken van een verslag voor natuurkunde, vwo versie Deze tekst vind je op www.agtijmensen.nl: Een voorbeeld van een verslag Daar vind je ook een po of pws verslag dat wat uitgebreider is. Gebruik volledige
Nadere informatie