Installatieen bedieningshandleiding. Decentrale ventilatie-units met warmteterugwinning. Fox Up. Handleiding versie V2.1 (Feb.

Transcriptie

1 Installatieen bedieningshandleiding Decentrale ventilatie-units met warmteterugwinning Fox Up Handleiding versie V2.1 (Feb.2016)

2 INSTALLATIE- EN BEDIENINGSHANDLEIDING NEDERLANDS Inhoudsopgave installatiehandleiding 1. Algemene aanwijzingen 2. Werking/aanwijzingen ventilatieplan 3. Leveringseenheden/leveringsomvang 4. Afmetingen/technische gegevens 5. Keuze van de installatielocatie 6. Installatie muurdoorvoerkanaal 7. Installatie elektronisch regelsysteem 8. Elektrische aansluiting 9. Installatie ventilatorunit/functietest 10. Inbedrijfstellingsverslag Bedieningshandleiding Symbolen De volgende symbolen worden in deze handleiding gebruikt voor de markering van bijzondere aanwijzingen: algemene aanwijzing/ informatie waarschuwing aanwijzing gevaar door elektrische spanning installatie-/ onderhoudsaanwijzing 2

3 Informatie 1. Algemene aanwijzingen De Fox Up ventilatie-units zijn gebouwd in overeenstemming met de laatste technologische normen en erkende veiligheidsvoorschriften. Installatie- en onderhoudswerkzaamheden aan de ventilatie-unit mogen alleen worden uitgevoerd door speciaal daartoe opgeleid personeel, waarbij de voorschriften met betrekking tot arbeidsveiligheid en ongevallenpreventie in acht moeten worden genomen. Installatie- en onderhoudswerkzaamheden moeten altijd in overeenstemming met de van toepassing zijnde nationale regelgeving worden uitgevoerd. De elektrische aansluiting moet volgens de nationaal geldende richtlijnen worden uitgevoerd. Bij installatie- en onderhoudswerkzaamheden moet er verzekerd worden dat er geen spanning over de unit staat, door de stekker uit het stopcontact te halen. Losgekoppelde contacten moeten tegen opnieuw inschakelen worden beveiligd! Gebruik van de unit is alleen toegestaan voor het beoogde gebruiksdoel. Onjuist gebruik, verkeerd uitgevoerde installatie- of onderhoudswerkzaamheden en bouwtechnische wijzigingen kunnen werking en veiligheid van de ventilatie-unit verslechteren en leiden ertoe dat het recht op garantie vervalt. Lees voordat u aan installatie-/onderhoudswerkzaamheden begint, deze handleiding zorgvuldig door en neem de vermelde aanwijzingen ten aanzien van installatie en onderhoud in acht. Controleer voordat de unit wordt geïnstalleerd of de levering volledig en intact is en neem bij ontbrekende of beschadigde onderdelen direct contact op met Ventilair Group. Gebruiksdoel Fox Up ventilatie-units met warmteterugwinning zijn ontworpen voor de beheerste ventilatie van ruimten. De units mogen uitsluitend worden gebruikt voor het behandelen van lucht. Het behandelen van agressieve, ontvlambare of zwaar stofhoudende media is niet toegestaan. Gebruik de unit nooit zonder in de unit geplaatste filterelementen. Het is niet toegestaan om ventilatiebuizen van andere ventilatiesystemen aan te sluiten. Fox up-ventilatie-units zijn niet geschikt om gebouwen te drogen. De units mogen pas worden gebruikt nadat de bouwactiviteiten zijn voltooid. Bij gebruik van de unit in combinatie met warmtetoestellen zijn aanvullende veiligheidsinrichtingen nodig. Informatie hierover ontvangt u bij een erkende schoorsteenveger in uw regio. Locatie van de unit Fox Up ventilatie-units mogen alleen in gebouwen worden geïnstalleerd en gebruikt. Voor het gebruik van de units is een netaansluiting (230 V/50 Hz) vereist. Let bij de keuze van de locatie van de ventilatie-unit erop dat de unit toegankelijk is voor inspectie- en onderhoudswerkzaamheden. Gebruik van de unit in de buurt van ontvlambare vloeistoffen of gassen is niet toegestaan. De installatie van de unit in kelderruimten met lichtschachten is niet mogelijk, omdat recirculatie van de afgezogen lucht niet kan worden uitgesloten. Om recirculatie van de afgezogen lucht bij installatie van de units in de gevel te voorkomen, moet tussen de afzonderlijke units een afstand van minimaal 1,2 m worden aangehouden. Wij raden u af om Fox Up-ventilatie-units te gebruiken op een plaats van het gebouw die blootstaat aan windbelasting (gemiddelde windsnelheid > 5 m/s). Om het ervaren van tochtverschijnselen als gevolg van het gebruik van de ventilatie-units te voorkomen, mogen de units niet rechtstreeks nabij zitgelegenheden zoals als stoelen of banken, en bedden etc. geplaats worden. Let erop dat de luchtstroming in de kamer niet wordt belemmerd door meubels of gordijnen. Installatie Neem bij de installatie van de ventilatie-units de erkende voorschriften inzake de installatie van apparaten, elektrische werkzaamheden, brandbescherming enz. in acht. Neem ook de richtlijnen voor de ventilatie van woongebouwen in acht. 3

4 2.1 Werking De Fox Up-ventilatie-unit is een decentraal ventilatiesysteem voor de gecontroleerde ventilatie van ruimten met warmteterugwinning. Door meerdere units paarsgewijs te gebruiken, kunnen volledige wooneenheden/gebouwen worden geventileerd. Bij gebruik met warmteterugwinning werkt de ventilatie-unit volgens twee vooraf ingestelde tijdsintervallen. Tijdens het eerste interval (afvoerfase) wordt de 'gebruikte' kamerlucht door de afvoerende werking van de ventilator de ventilatie-unit ingezogen en naar buiten afgevoerd. Tijdens dit proces stroomt de lucht binnen in de ventilatie-unit door de keramische warmtewisselaar, die de warmte aan de kamerlucht onttrekt en opslaat. Tijdens het tweede interval (toevoerfase) wordt 'verse' buitenlucht aangezogen via de opening aan de buitenkant van de ventilatie-unit. De lucht stroomt door de unit en wordt opgewarmd door de warmtewisselaar, alvorens de kamer te worden ingeblazen. Op deze manier kan tot 71% van de warmte in de afgevoerde lucht worden overgedragen aan de verse lucht die naar de kamer wordt gevoerd. Het principe van het 'opladen en ontladen' van een warmtewisselaar wordt regeneratieve warmteoverdracht genoemd. Bij gebruik van één enkele unit wordt in de te ventileren kamer afhankelijk van de werkcyclus een overdruk (toevoerfase) of onderdruk (afvoerfase) tot stand gebracht. Om het afgevoerde en toegevoerde luchtvolume in evenwicht te houden, is het aan te bevelen om de Fox Up-units paarsgewijs te gebruiken. De regeling van de ventilatie-units maakt het mogelijk om drie paar units, dus in totaal zes units, tegelijkertijd in gebruik te nemen. Fox Up-ventilatie-unit compleet Weerbestendige beschermkap (luchtinlaat-/luchtuitlaatopening aan de buitenkant, toebehoren, verschillende varianten) 2 EPS-muurdoorvoerkanaal (toebehoren, twee lengten) 3 Afdekplaat (luchtinlaat-/luchtuitlaat opening aan kamerzijde) 4 Ventilatorunit (ventilator, keramische warmtewisselaar en filterelementen) 5 Bedieningspaneel/elektronisch regelsysteem (toebehoren) 2.2 Aanwijzingen ventilatieplan Voorafgaand aan de installatie van Fox Up-ventilatie-units moet een ventilatieplan worden opgesteld. In dit plan worden het aantal ventilatie-units vermeld, samen met de installatielocatie en het ventilatieprincipe (dwarsventilatie, enkelvoudige kamerventilatie). Daarnaast worden in dit plan de plaats en het aantal bijbehorende elektronische regelsystemen gespecificeerd. Fox Up-ventilatie-units maken de volgende ventilatievariant mogelijk: Dwarsventilatie met paarsgewijs werkende ventilatie-units, met afwisselende luchttoevoer en luchtafvoer met warmteterugwinning. Terwijl de ene unit van een unitpaar lucht toevoert, werkt de andere unit in de afvoerstand. De luchtstroomrichting van beide units wordt omgewisseld in het volgende tijdsinterval, met alternerende toevoerstand* of afvoerstand* (* afhankelijk van de elektrische aansluiting, zie hoofdstuk 8 - Elektrische aansluiting elektronisch regelsysteem). 4

5 Fox Up-ventilatie-units moeten indien mogelijk paarsgewijs worden gebruikt (zie 2.1, Werking). De unitparen kunnen in een of meerdere kamers worden gebruikt. De units kunnen ook over verschillende verdiepingen worden verspreid binnen een wooneenheid. Er moet luchtcirculatie mogelijk zijn tussen de te ventileren kamers. Zodoende moet worden gezorgd voor doorstroomopeningen die groot genoeg zijn (bijvoorbeeld door luchtroosters in deuren te monteren of de deuren in te korten). Om te voorkomen dat door ingeblazen lucht een overdracht van geuren naar andere kamers plaatsvindt (in de toevoerfase van de ventilatie-unit), moeten voor het be- en ontluchten van keukens, badkamers of toiletten met ramen altijd twee in een balansschakeling werkende units worden geïnstalleerd. Fox Up-units mogen niet worden gebruikt in binnenruimten zonder ramen zoals keukens, badkamers en toiletten, omdat het niet is toegestaan om de units aan te sluiten op een schacht of buis. In dit geval wordt het gebruik van een luchtafvoerventilator aanbevolen, bijvoorbeeld een Ventilair-ventilator van het type BRAVO. 3. Leveringseenheden/leveringsomvang Een complete Fox Up-ventilatie-unit bestaat uit een EPS-muurdoorvoerkanaal en een in het muurdoorvoerkanaal geplaatste ventilatorunit. De ventilatorunit bestaat uit een omkeerbare ventilator (12 VDC) en een keramische warmtewisselaar voor de warmteterugwinning. Voor het reinigen van de luchtstroom zijn in de ventilatorunit filterelementen uit filterklasse G2 (buitenfilter) resp. G3 (binnenfilter) geplaatst. De lucht wordt naar de kamer gevoerd via een afsluitbare afdekplaat, de lucht wordt naar buiten afgevoerd via een weerbestendige beschermkap of een gevelafvoer (toebehoren). De unit wordt aangestuurd door een elektronisch regelsysteem met bedieningspaneel. Het elektronische regelsysteem kan maximaal zes ventilatie-units regelen (3 x toevoer, 3 x afvoer). Het elektronische regelsysteem wordt geplaatst in een wanddoos voor een verzonken inbouw in een dubbele spouwmuur. De volgende leveringseenheden zijn verkrijgbaar voor de verschillende installatiestappen: Artikelnummer: Artikelnaam Fox Up CK050 / Constructie pakket 500mm Fox Up CK100 / Constructie pakket 1000mm Fox Up FAK2 MC / Eindmontageset, 1 set, handmatige bediening Fox Up FAK2 CC / Eindmontageset, 1 set, klokprogramma Fox Up FAK2 LDC / Eindmontageset, 1 set, lokale vraagsturing Fox Up FAK4 MC / Eindmontageset, 2 sets, handmatige bediening Fox Up FAK4 CC / Eindmontageset, 2 set, klokprogramma Fox Up FAK4 LDC / Eindmontageset, 2 sets, lokale vraagsturing Fox Up FAK6 MC / Eindmontageset, 3 sets, handmatige bediening Fox Up FAK6 CC / Eindmontageset, 3 set, klokprogramma Fox Up FAK6 LDC / Eindmontageset, 3 sets, lokale vraagsturing Fox Up CTR / bedientableau Fox Up AWH SB / Buiten rooster Ø200mm, vierkant, geborsteld RVS Fox Up AWH SC / Buiten rooster Ø200mm, vierkant, RAL9010, RVS Fox Up AWH RB / Buiten rooster Ø200mm, rechthoek, geborsteld RVS Fox Up AWH RC / Buiten rooster Ø200mm, rechthoek, RAL9010, RVS GLT LBS / Kozijn uitbreidingskit t.b.v. Fox Up & Multi GLT TIM / Timer t.b.v. Fox Up, Multi & Comfort HYGRO MV / Vochtsensor t.b.v. GLT & Comair units Fox Up EFI-2 / Filterset G2/G3 5

6 4.1 Afmetingen - alle afmetingen in mm- Fox Up-ventilatie-unit incl.weerbestendige beschermkap A (toebehoren) Fox Up-binnenste afdekplaat of Fox Up elektronisch regelsysteem (toebehoren) Fox Up-weerbestendige beschermkap B (toebehoren) Fox Up-weerbestendige beschermkap A (toebehoren) Technische gegevens - Algemeen Fox Up ventilatie-unit Luchtdebiet stand 1/2/3: 13/23/35 m³/h Max. thermisch rendement van warmtewisselaar 1 : 71,1 % Voedingsspanning: 230/50 V/Hz Stroomverbruik in stand 1/2/3 2 : 2,2/3,0/6,1 W Geluidsdrukniveau 3 : 25/31/42 db(a) Filterklasse: G2/G3 buiten/binnen Toelaatbare bedrijfstemperatuur: -20 tot +40 C IP-beschermingsklasse: 20 Gewicht: 5,5 kg ø muurdoorvoerkanaal (binnen/buiten): 153/198 mm Lengte muurdoorvoerkanaal: / mm 1 Vermogensstand 1/13 m³/h 2 Totaal energieverbruik 1 paar Fox Up (2 ventilatoren + elektronische regeling) 3 Geluidsdrukniveau toevoerlucht (2 ventilatoren), volgens NEN-EN-ISO 3741:2010 en berekend naar geluidsdrukniveau vanaf een afstand van 1 meter. 4 Fox Up-constructiepakket 500 mm 5 Fox Up-constructiepakket 1000 mm 6

7 Installatie 4.3 Productinformatieblad - Uitleg Het juiste energielabel aanbrengen tijdens de installatie Het is belangrijk dat tijdens de installatie van de ventilatie-unit het juiste energielabel wordt aangebracht. Hieronder wordt uitgelegd hoe u het juiste label en de juiste productkaart selecteert voor het type eenheid dat geïnstalleerd wordt. Typenummers en afkortingen Op de energielabels en de productkaarten van de residentiële ventilatie-eenheden wordt door middel van typenummers met een afkorting aangegeven met welk type regeling de unit wordt aangestuurd: MC (Manual Control): Manuele regeling Handgestuurde bediening gebeurt bijvoorbeeld met een drie-standenschakelaar. CC (Clock Control): Klokregeling Klokgestuurde bediening gebeurt bijvoorbeeld met het luxe bedientableau waarmee programmering van een automatisch klokprogramma mogelijk is. CDC (Central Demand Control): Centrale behoeftegestuurde regeling. Centrale vraagsturing gebeurt met bijvoorbeeld een CO 2-sensor die geplaatst wordt in een centraal afzuigkanaal en zo de ventilatie afstemt op de luchtkwaliteit in de woning. LDC (Local Demand Control): Plaatselijke behoeftegestuurde regeling Bij lokale vraagsturing worden er twee of meer sensoren aangebracht in verschillende ruimtes van de woning, zodat de ventilatie per ruimte automatisch naar behoefte geregeld wordt. Dit kunnen meerdere CO 2-sensoren zijn, maar bijvoorbeeld ook een CO 2-sensor en een vochtigheidssensor. Het kan voorkomen dat een ventilatie-eenheid niet in combinatie met alle vier de typen regelingen geleverd wordt. Wanneer één of meerder combinaties niet voorkomen, dan vindt u deze ook niet terug in de productkaarten en de energielabels die bij het product geleverd worden. 7

8 Invloed van de ventilatiesturing op het specifiek energiegebruik In de berekening van het specifieke energiegebruik van een ventilatie-unit wordt rekening gehouden met een bepaalde control factor voor het type regeling, waarbij een manuele regeling (MC) het minste voordeel oplevert en een plaatselijke behoeftegestuurde regeling (LDC) het meest gunstige effect heeft op de uiteindelijke waarde. Dit is ook terug te zien in de SEC-waardes op de productkaarten van eenzelfde unit met de vier verschillende regelingsopties. Het kan dus voorkomen dat een zelfde type unit een hoger label scoort wanneer er een ander type regeling wordt toegepast, dit is goed te zien in het volgende voorbeeld waarin een gedeelte van de productkaart van de HRUC-E2 getoond wordt : Type sensor Voor een centraal behoeftegestuurde regeling en een plaatselijke behoeftegestuurde regeling is het voor het specifieke energiegebruik, en daarmee ook voor het label, verder niet van belang met welk type sensor wordt gewerkt. Het maakt bijvoorbeeld niet uit of er voor CO 2-sensoren of vochtigheids-sensoren (of een combinatie ervan) wordt gekozen, de uitkomst van de berekening blijft dan gelijk. Het type HRUC-E2 CDC staat dus voor een HRUC-E2 gecombineerd met elk toepasbaar type sensor; het type HRUC-E2 LDC staat voor een HRUC-E2 gecombineerd met twee of meer sensoren, dit kunnen twee of meer dezelfde sensoren zijn, of een combinatie van sensoren. 8

9 Productinformatieblad Fox Up MC 9

10 Productinformatieblad Fox Up CC 10

11 Productinformatieblad Fox Up LDC 11

12 Installatie 5. Keuze van de installatielocatie Houd bij het kiezen van de installatielocatie rekening met het buitenaanzicht van het gebouw. Om de units op esthetisch verantwoorde wijze in de gevel van het gebouw te integreren, dienen de units bijvoorbeeld op dezelfde hoogte als de ramen en op gelijke afstand van de ramen te worden geïnstalleerd. Let op de afmetingen van de inlaat-/uitlaatopeningen aan de buitenkant en aan de kamerzijde. Aanbevolen wordt om voor het muurdoorvoerkanaal een afstand van minimaal 150 tot 200 mm tot nabijgelegen gevelonderdelen, -elementen en kamerhoeken aan te houden! De installatie van de Fox Up-ventilatie-units dient op een hoogte van 1,6 tot 1,8 m boven het afgewerkte vloerniveau plaats te vinden. De inlaat-/uitlaatopening aan de kamerzijde mag niet worden afgedekt door meubels of gordijnen. 6. Installatie muurdoorvoerkanaal Muurdoorvoerkanaal EPS-buis ø binnen 153, ø buiten 198 mm, met naar buiten aflopende gradiënt (condensaatafvoer) Voor de Fox Up-ventilatie-units zijn muurdoorvoerkanalen in twee verschillende lengten verkrijgbaar: Buislengte 500 mm: Buislengte 1000 mm: Art.nr.: , Fox Up CK050 / Constructie pakket 500mm Art.nr.: , Fox Up CK100 / Constructie pakket 1000mm Alle muurdoorvoerkanalen zijn vervaardigd met een naar buiten aflopende gradiënt voor de afvoer van condens (let op de markering aan de kamerzijde, zie bovenstaande afbeelding). Ze kunnen met inachtneming van de lengte van de ventilatorunit (280 mm) bij geringere wanddikten ter plaatse worden ingekort. 12

13 6.1 Kerngat boren voor het muurdoorvoerkanaal Boor voor het muurdoorvoerkanaal van de Fox upventilatie-unit een kerngat met een diameter van 200 mm in de muur. ø 200 mm Neem bij de installatie van de unit in combinatie met de optioneel verkrijgbare Kozijn uitbreidingskit t.b.v. Fox Up & Multi (toebehoren) de in de installatiehandleiding van de gevelafvoer vermelde installatieaanwijzingen in acht. Steek de ventilatoraansluitkabel (min. 3 x 0,25 mm²) in de muuropening. Laat de ventilatoraansluitkabel in de lengte van het muurdoorvoerkanaal uitsteken. 6.2 Installatie muurdoorvoerkanaal X E Bereken de totale dikte van de muurconstructie op basis van de volgende afmetingen: wanddikte van de werkmaat (D), buitenmaat (E) (bijv. warmte-isolatie en pleisterlaag) en binnenmaat (X) (bijv. pleisterlaag en tegels). D Schuif het muurdoorvoerkanaal in de muuropening en houd daarbij rekening met de naar buiten aflopende gradiënt/de markering aan kamerzijde van het muurdoorvoerkanaal. Zorg ervoor dat het muurdoorvoerkanaal volgens de bovenstaande berekening aan kamer- en gevelzijde uitsteekt. muurdoorvoerkanaal <- kamerzijde gevel -> Let op: Zorg bij de installatie/de-installatie (onderhoud) ervoor dat de ventilator/warmtewisselaar goed kan bewegen in het muurdoorvoerkanaal. Let erop dat het muurdoorvoerkanaal niet vervormd kan raken als gevolg van uitwendige druk/spanning! 13

14 6.3 Plaatsing van de aansluitkabel van de ventilatie-unit in het muurdoorvoerkanaal Voer de elektrische aansluitkabel van de ventilatie-unit aan de zijkant (aanzicht van kamerzijde) door het muurdoorvoerkanaal. Controleer de juiste positie van het muurdoorvoerkanaal (deze moet voldoende uitsteken naar buiten en naar binnen) en sluit de openingen in het muurdoorvoerkanaal af met de meegeleverde afsluitdeksels. Vul tot slot eventuele holle ruimten tussen de muuropening en het muurdoorvoerkanaal op met een drukloos expansieschuim (2-componenten). 7. Installatie elektronisch regelsysteem Het elektronische regelsysteem van de Fox Up-ventilatie-units is ontworpen voor verzonken montage in een dubbele spouwmuur met behulp van een holle inbouwdoos. Het regelsysteem kan voor de aansturing van maximaal zes Fox Upventilatie-units worden ingezet. (zie schema 3.1, Instellingen ventilatiebedrijf). Het elektronische regelsysteem dient als vast opgesteld bedrijfsmiddel met vast gelegde kabels te worden aangesloten. Elektrische aansluiting zie hoofdstuk 8, Elektrische aansluiting elektronisch regelsysteem. De voedingsspanning van het elektronische regelsysteem bedraagt 230 V/50 Hz, als toevoerkabel wordt een mantelkabel 3 x 1,5 mm² (bijv. NYM-J 3 x 1,5 mm²) aanbevolen. De regeling van de ventilatie-units vindt plaats met 12 V gelijkspanning (DC). De ventilatie-units mogen daarom in geen geval met de netspanning van 230 V van het elektronische regelsysteem worden verbonden. Als stuurkabel voor de ventilatie-units wordt een mantelkabel 3 x 0,25 mm² (bijv. LiYY 3 x 0,25 mm²) aanbevolen. De maximale kabellengte per ventilatorunit bedraagt 15 m. 14

15 8. Elektrische aansluiting elektronisch regelsysteem/ ventilatie-unit(s) De elektrische aansluiting moet volgens de nationaal geldende richtlijnen worden uitgevoerd. Bij installatie- en onderhoudswerkzaamheden moet er verzekerd worden dat er geen spanning over de unit staat, door de stekker uit het stopcontact te halen. Losgekoppelde contacten moeten tegen opnieuw inschakelen worden beveiligd! Aansluiting elektronisch regelsysteem unit 5 unit V rood PWM - lila Gnd - blauw +12 V - rood PWM - lila Gnd - blauw externe ingangen zie hoofdstuk E1 E2 blauw Gnd lila PWM unit 6 rood V blauw Gnd lila PWM unit 4 rood V Aansluiting van meerdere units: Meerdere units kunnen paarsgewijs worden aangesloten op de stekkerverbindingen Unit 1 - Unit 2, Unit 3 - Unit 4, Unit 5 - Unit 6. Bij paarsgewijs bedrijf werkt de ene unit van een unitpaar als luchttoevoerunit, de andere unit werkt als luchtafvoerunit. De luchtstroomrichting van beide units wordt omgewisseld volgens een tijdsinterval. unit V - rood PWM - lila Gnd - blauw blauw Gnd lila PWM unit 2 rood V aansluiting luchttoevoerunit aansluiting luchtafvoerunit PE N L1 netaansluiting 230 V/50 Hz 8.1 Aansluiting ventilatie-unit(s) elektronisch regelsysteem ventilatieunit blauw Gnd lila PWM rood +12 V blauw Gnd lila PWM rood +12 V elektronisch regelsysteem Fox up-ventilatie-units worden aangesloten op de aansluitkabel naar het elektronische regelsysteem via een stekkerverbinding die bij de ventilatie-units wordt geleverd. Houd bij het aansluiten van de luchttoevoer-/luchtafvoerunits rekening met de juiste aansluitingen (zie bovenstaande afbeelding)! 15

16 Elektrische aansluiting 8.2 Elektrische aansluiting externe regelonderdelen De werkwijze van de Fox Up-ventilatie-units wordt door de gebruiker ingesteld via het bedieningspaneel van het elektronische regelsysteem. Er kunnen diverse ventilatievarianten met verschillende vermogensstanden worden geselecteerd. Voor het aansluiten van optionele externe regelonderdelen zijn bij het elektronische regelsysteem twee potentiaalvrije regelingangen (maakcontacten) beschikbaar, via welke bijv. het bedrijf van de unit op basis van een timer- of vochtigheidsregeling kan worden geactiveerd. Zoals hieronder getoond, worden externe regelonderdelen via de connector voor 'externe ingangen' aangesloten op het elektronische regelsysteem van de ventilatie-units. Let erop dat op beide regelingangen geen externe spanning mag worden aangesloten. Het aansluiten van externe spanning leidt tot beschadiging van het elektronische regelsysteem! Voor de externe regelingangen kunnen vijf verschillende unitfuncties worden geselecteerd. De functies worden via een keuzeschakelaar op het elektronische regelsysteem ingesteld. De bijbehorende regelfuncties worden vanaf 8.3 Aansluiting keuzeschakelaarinstelling van deze handleiding beschreven. Aansluiting externe regelonderdelen Voor de externe regeling van de ventilatie-unit zijn twee potentiaalvrije ingangen beschikbaar, via welke de verschillende regelfuncties kunnen worden geactiveerd. De regelfuncties worden vanaf 5.1 Externe regelingangen beschreven. Optie externe uitschakeling (bijv. timer) Beschrijving van de werking zie Keuzeschakelaar regelfuncties, schakelaarstand 1 stuurkabel 2 x 2 x 0,6 (bijv. J-Y(ST)Y) connector externe ingangen 4 3 E1 2 1 E2 RV% unit 1 Optie externe vochtigheidsregeling (bij. hygrostaat) Beschrijving van de werking zie Keuzeschakelaar regelfuncties, schakelaarstand V rood PWM lila Gnd blauw aansluitingen luchttoevoerunits (max. 3 stuks) blauw Gnd lila PWM unit 2 rood +12 V aansluitingen luchtafvoerunits (max. 3 stuks) PE N L1 netaansluiting 230 V/50 Hz Voor het aansluiten van de externe regelingangen (potentiaalvrije contacten) wordt een datakabel (bijv. 2 x 2 x 0,6 (bijv. J-Y(ST)Y) aanbevolen. 16

17 8.3 Aansluiting keuzeschakelaarinstelling Voor de externe regelingangen van het Fox Up elektronische regelsysteem kunnen via een keuzeschakelaar op het elektronische regelsysteem vijf verschillende regelfuncties worden ingesteld. Voor het instellen of wijzigen van de regelfuncties moet het bedieningspaneel van het elektronische regelsysteem worden losgemaakt (bedieningspaneel voorzichtig eraf halen). Voor het instellen van de keuzeschakelaar is een kleine schroevendraaier nodig. Let op: Voor het instellen van de keuzeschakelaar moeten alle polen voor de voeding van de ventilatieunit worden losgekoppeld. Losgekoppelde contacten moeten tegen opnieuw inschakelen worden beveiligd! Bedieningspaneel verwijderd Keuzeschakelaar regelingangen instelling keuzeschakelaar Bij levering van het elektronische regelsysteem is de keuzeschakelaar in de fabriek op stand "0" ingesteld. In deze instelling worden als de externe ingangen "E1" en "E2" bezet zijn, de hieronder beschreven regelfuncties geactiveerd: Voor de beschrijving van de bedieningsopties van de keuzeschakelaar, zie vanaf 5.1 externe regelingangen in deze handleiding Keuzeschakelaar regelfuncties, schakelaarstand "0" Externe ingang "E1" - functie "Extern off" Externe ingang "E2" - functie "Vochtigheidsmodus" Elektrische aansluiting: Regelcontact (maakcontact), E1 - "Extern uit" Regelcontact (maakcontact), E2 - "Vochtigheidsmodus" (Met gebruik in combinatie van de , HYGRO MV / Vochtsensor t.b.v. GLT & Comair units, gebruik aansluiting 1 en 2 op de vochtsensor voor ontvochtigen en aansluiting 1 en 3 voor bevochtigen.) connector externe ingangen E1 - extern uit E2 - hygrostaat Fox Up elektronisch regelsysteem (details zie vanaf hoofdstuk 7. Installatie elektronisch regelsysteem) 17

18 Keuzeschakelaar regelfuncties, schakelaarstand "1" Externe ingangen "E1"/"E2" - functie "Automatische modus" via externe timer met wisselcontact (bijv. GLT TIM / Timer t.b.v. Fox Up, Multi & Comfort, art.nr.: ) Elektrische aansluiting: Regelcontact (verbreekcontact), E1 - "Ventilator stand 1" Regelcontact (maakcontact), E2 - "Ventilator stand 2" L N 3 2 netaansluiting 230 V/50 Hz connector externe ingangen E1 E2 externe timer met wisselcontact Keuzeschakelaar regelfuncties, schakelaarstand "2" Externe ingang "E1" - functie "Sluimermodus 1" Externe ingang "E2" - functie "Vochtigheidsmodus" Elektrische aansluiting: Regelcontact (drukknop), E1 - "Sluimermodus 1" connector externe ingangen Regelcontact (maakcontact), E2 "Vochtigheidsmodus" (Met gebruik in combinatie van de , HYGRO MV / Vochtsensor t.b.v. GLT & Comair units, gebruik aansluiting 1 en 2 op de vochtsensor voor ontvochtigen en aansluiting 1 en 3 voor bevochtigen.) Fox Up elektronisch regelsysteem (details zie vanaf hoofdstuk 7. Installatie elektronisch regelsysteem) 18

19 Keuzeschakelaar regelfuncties, schakelaarstand "3" Externe ingang "E1" - functie "Sluimermodus 2" Externe ingang "E2" - functie "Vochtigheidsmodus" Elektrische aansluiting Regelcontact (drukknop), E1 - "Sluimermodus 2" Regelcontact (maakcontact), E2 - "Vochtigheidsmodus" (Met gebruik in combinatie van de , HYGRO MV / Vochtsensor t.b.v. GLT & Comair units, gebruik aansluiting 1 en 2 op de vochtsensor voor ontvochtigen en aansluiting 1 en 3 voor bevochtigen.) or externe ingangen E1 E2 Fox Up elektronisch regelsysteem (details zie hoofdstuk 7. Installatie elektronisch regelsysteem) Keuzeschakelaar regelfuncties, schakelaarstand "4" Externe ingang "E1" - functie "Sluimermodus 3" Externe ingang "E2" - functie "Vochtigheidsmodus" Elektrische aansluiting: Regelcontact (drukknop), E1 - "Sluimermodus 3" connector externe ingangenconnect Regelcontact (maakcontact), E2 - "Vochtigheidsmodus" (Met gebruik in combinatie van de , HYGRO MV / Vochtsensor t.b.v. GLT & Comair units, gebruik aansluiting 1 en 2 op de vochtsensor voor ontvochtigen en aansluiting 1 en 3 voor bevochtigen.) E1 E2 19

20 9.1 Installatie ventilatorunit Na het uitvoeren van de elektrische aansluiting wordt de ventilatorunit, bestaande uit de warmtewisselaar en de ventilator, in het muurdoorvoerkanaal geplaatst: Schuif de ventilatorunit voorzichtig (met de ventilator naar de gevel gericht) in het muurdoorvoerkanaal en zorg ervoor dat de ventilatoraansluitkabel niet wordt geknikt of beschadigd raakt. Na het uitnemen van het G3-binnenfilter kan met de aan de warmtewisselaar aangebrachte treklus de ventilatorunit tijdens de installatie worden gepositioneerd en voor onderhoudsdoeleinden weer uit het muurdoorvoerkanaal worden getrokken. Plaats daarna het binnenfilter weer tegen de warmtewisselaar. Sluit vervolgens de stekkerverbinding aan tussen de aansluitkabels van de ventilatie-unit en de regelaar. 9.2 Eindmontage De eindmontage van de Fox Up ventilatie-unit is hieronder in combinatie met een weerbestendige beschermkap (toebehoren) getoond. Neem bij de installatie van de unit in combinatie met de optioneel verkrijgbare GLT LBS / Kozijn uitbreidingskit t.b.v. Fox Up & Fox Multi, art.nr.: (toebehoren) de in de installatiehandleiding van de gevelafvoer vermelde installatieaanwijzingen in acht. muurdoorvoerkanaal met stanleymes/hittedraad tot maat afgewerkte muur inkorten t n Na het voltooien van isolatie- en pleisterwerkzaamheden moet het muurdoorvoerkanaal worden aangepast aan de maat van de afgewerkte muur door dit in te korten met een stanleymes of hittedraad, zodat het muurdoorvoerkanaal gelijk komt te liggen met het muurvlak aan de kamer- en gevelzijde. Installeer nu het draagframe voor de binnenste dekplaat (kamerzijde) en de weerbestendige beschermkap (gevelzijde) van de ventilatie-unit met behulp van het meegeleverde montagetoebehoren of met voor de specifieke toepassing geschikte bevestigingselementen. 20

21 Installatie! Om binnendringing van water in de muuropening te voorkomen, moet de overgang aan de gevelzijde tussen het muurdoorvoerkanaal en het draagframe van de weerbestendige beschermkap omlopend worden afgedicht met siliconenkit of een ander geschikt afdichtingsmiddel! Plaats het bij de ventilatie-unit geleverde binnenfilter 1 in de ventilatorunit en bevestig de binnenste dekplaat 2 aan het draagframe (magneetsluiting). Let erop dat de binnenste afdekplaat goed gepositioneerd is. Voor het ventilatiebedrijf moeten de open zijden van de binnenste afdekplaat gelijk met de open zijden van het draagframe liggen. Voor het afsluiten van de ventilatie-unit (bijv. bij het binnendringen van geuren of rook) kan de binnenste afdekplaat 90 gedraaid aan het draagframe worden bevestigd. Installeer tot slot de weerbestendige beschermkap 3 van de unit. De kap wordt met het aangebrachte borglipje aan de bovenkant van het draagframe opgehangen en met de meegeleverde bevestigingsschroef 4 aan de onderkant van het draagframe vastgemaakt. 9.3 Functietest ventilatie-unit(s) Na de installatie moet de werking van de unit(s) worden gecontroleerd. Zorg vóór de controle ervoor dat de luchtdoorgangen van de ventilatie-unit(s) vrij zijn van montageresten of vreemde deeltjes, en dat alle elektrische werkzaamheden vakkundig uitgevoerd en afgesloten zijn! Na het inschakelen van de voeding (doorgaans met behulp van de automatische stroomonderbreker van de elektrische installatie) kan de ventilatie-unit via het bedieningspaneel van het elektronische regelsysteem in bedrijf worden gesteld. Controleer bij de inbedrijfstelling van de unit alle functies die worden beschreven in de bedieningshandleiding vanaf hoofdstuk 5, Bedieningsen weergaveonderdelen elektronisch regelsysteem. Zorg ervoor dat de ventilatormotor tijdens de controle gelijkmatig en geluidsarm loopt. Vastgestelde storingen of defecten van de ventilatie-unit moeten worden verholpen, voordat de unit definitief in bedrijf wordt gesteld. Mogelijke oorzaken van defecten en de werkwijze om ze te verhelpen worden beschreven in het hoofdstuk Foutmeldingen/defecten (zie 7.1 Foutmeldingen). Noteer gegevens over de vakkundig uitgevoerde installatie/functietest van de ventilatie-unit(s) in het inbedrijfstellingsverslag in hoofdstuk 10. Inbedrijfstellingsverslag van deze installatiehandleiding. 21

22 Inbedrijfstellingsverslag 10. Inbedrijfstellingsverslag Bouwproject Opdrachtgever: Installateur Bedrijf: Straat: Postcode/plaats: Telefoon: Straat: Postcode/plaats: Telefoon: Geïnstalleerde ventilatie-unit(s): Type: Aantal: Monteur: Checklist Installatiewerkzaamheden uitgevoerd Elektrische aansluiting vakkundig uitgevoerd/getest Werking van de unit(s) gecontroleerd Filterelementen geplaatst Gebruiker van de unit(s) geïnstrueerd (bediening, onderhoud) Documentatie van de unit(s) overhandigd (installatie-/bedieningshandleiding) Optie bij gebruik van unit(s) in combinatie met warmtetoestellen: Veiligheidsinrichtingen geïnstalleerd/getest Plaats: Monteur: Datum: Opdrachtgever: 22

23 Fox Up Ventilatie-unit Bedieningshandleiding Handleiding versie V (Feb.2016)

24 Inhoudsopgave bedieningshandleiding 1. Algemene aanwijzingen Beschrijving van de unit Instellingen ventilatiebedrijf Bedienings- en weergaveonderdelen Externe regelingangen Reiniging/onderhoud Foutmeldingen/defecten Onderhoudsverslagen Algemene aanwijzingen Met deze Fox Up ventilatie-unit kunt u een gezond, aangenaam binnen- en omgevingsklimaat tot stand brengen in uw appartement of woning door de ventilatie volgens behoefte te regelen. Dankzij de eenvoudige installatie en bediening zijn deze units uitermate geschikt voor nieuwbouw- en renovatieprojecten. Fox up-ventilatie-units zijn gebouwd in overeenstemming met de laatste technologische normen en erkende veiligheidsvoorschriften. Een algemene goedkeuring van de Duitse bouwinspectie is aangevraagd. Lees deze bedieningshandleiding zorgvuldig door voordat u de unit gaat gebruiken. Neem de aanwijzingen met betrekking tot de inbedrijfstelling en het onderhoud van de unit in acht. De gebruiker van de ventilatie-unit is verantwoordelijk voor de goede staat en het beoogd gebruik van de unit en moet de beschreven aanwijzingen in acht nemen. Onjuist gebruik, verkeerd uitgevoerde reparatie- of onderhoudswerkzaamheden en bouwtechnische wijzigingen kunnen werking en veiligheid van de unit beperken en leiden ertoe dat het recht op garantie vervalt. Installatie-, reparatie- en onderhoudswerkzaamheden aan de ventilatie-unit mogen alleen worden uitgevoerd door speciaal daartoe opgeleid personeel, waarbij de voorschriften met betrekking tot arbeidsveiligheid en ongevallenpreventie in acht moeten worden genomen. Fox up-ventilatie-units met warmteterugwinning zijn ontworpen voor het be- en ontluchten van een of meerdere ruimten. De units mogen uitsluitend worden gebruikt voor het behandelen van lucht. Het behandelen van agressieve, ontvlambare of zwaar stofhoudende media is niet toegestaan. Gebruik de units nooit zonder geplaatste filterelementen. Het is niet toegestaan om ventilatiebuizen aan te sluiten of de unit te verbinden met andere ventilatiesystemen. Fox up-ventilatie-units zijn niet geschikt om gebouwen te drogen. De units mogen pas worden gebruikt nadat bouwactiviteiten zijn voltooid. Bij gebruik van de unit in combinatie met warmtetoestellen zijn aanvullende veiligheidsinrichtingen nodig. Informatie hierover ontvangt u bij een erkende schoorsteenveger in uw regio. Voorwaarden voor optimale ventilatie: 1. Ramen en deuren in de te ventileren kamers moeten indien mogelijk gesloten worden gehouden. 2. Bij gebruik van meerdere units moet voor doorstroomopeningen tussen de te ventileren kamers worden gezorgd (bijvoorbeeld door deuren in te korten of luchtroosters in de deuren te monteren). 3. Alle ventilatie-units moeten gelijktijdig en in een zo gelijk mogelijke vermogensstand worden gebruikt. 24

25 Informatie 2. Beschrijving van de unit De Fox Up ventilatie-unit is een decentraal ventilatiesysteem voor de beheerste ventilatie van ruimten met warmteterugwinning. Door meerdere units paarsgewijs te gebruiken, kunnen volledige wooneenheden/gebouwen worden geventileerd. De ventilatie-unit bestaat uit een EPS-muurdoorvoerkanaal dat tot de juiste lengte kan worden ingekort voor muurdikten tot 500 mm (of 1000 mm) en een ventilatorunit die in het muurdoorvoerkanaal wordt geplaatst. De ventilatorunit bestaat uit een omkeerbare ventilator met gelijkstroomaandrijving (12 VDC) en een keramische warmtewisselaar voor de warmteterugwinning. Voor het reinigen van de luchtstroom zijn in de ventilatorunit uitwasbare filterelementen uit filterklasse G2 (buitenfilter) resp. G3 (binnenfilter) geplaatst. De lucht wordt naar de kamer gevoerd via een wit gepoederlakte, afsluitbare stalen afdekplaat. Naar keuze wordt de lucht naar buiten afgevoerd via een wit gepoederlakte, weerbestendige beschermkap of een kozijn uitbreidingsset. De unit wordt aangestuurd via het bedieningspaneel van een bedraad elektronisch regelsysteem voor verzonken inbouw. Het elektronische regelsysteem kan maximaal zes ventilatie-units regelen (3 x toevoerunits, 3 x afvoerunits). Fox up-ventilatie-unit compleet Bedieningspaneel/elektronisch regelsysteem 2 Weerbestendige beschermkap (luchtinlaat-/luchtuitlaatopening aan de buitenkant) 3 EPS-muurdoorvoerkanaal 4 Afdekplaat (luchtinlaat-/luchtuitlaatopening aan kamerzijde) Ventilatorunit bestaande uit: 5 Buitenfilter 6 Ventilator 7 Keramische warmtewisselaar 8 Binnenfilter 25

26 3.1 Instellingen ventilatiebedrijf De ventilatievarianten van de Fox Up-ventilatie-units worden via het bedieningspaneel van het elektronische regelsysteem ingesteld/weergegeven. Via één elektronisch regelsysteem kunnen maximaal drie luchttoevoer- en drie luchtafvoerunits worden aangestuurd: luchtafvoerunits luchttoevoerunits Fox Up-ventilatiesysteem met 3 luchttoevoer- en 3 luchtafvoerunits Via het bedieningspaneel van het elektronische regelsysteem kunnen twee verschillende ventilatiefuncties en drie verschillende ventilatorstanden worden ingesteld: Functie zomerstand -> Functie winterstand -> <- ventilatorstand "Omhoog" <- ventilatorstand "Omlaag" Bedieningspaneel Fox Up elektronisch regelsysteem Functie zomerstand (toevoer- of afvoerstand zonder warmteterugwinning): Met deze instelling werkt (werken) de ventilatie-unit(s) in de toevoer-* of afvoerstand* zonder warmteterugwinning. *De stand wordt bepaald door de elektrische aansluiting. De unit kan op het elektronische regelsysteem worden aangesloten als luchttoevoer- of luchtafvoerunit (zie 8.2 Elektrische aansluiting externe regelelementen). Functie winterstand (toevoer- en afvoerstand met warmteterugwinning): De ventilatie-unit(s) werkt (werken) afwisselend volgens twee ingestelde tijdsintervallen. Tijdens het eerste interval (afvoerfase) wordt de 'gebruikte' kamerlucht de ventilatie-unit ingezogen en naar buiten afgevoerd. Tijdens dit proces stroomt de lucht binnen in de ventilatie-unit door de keramische warmtewisselaar, die de warmte aan de kamerlucht onttrekt en opslaat. Tijdens het tweede interval (toevoerfase) wordt 'verse' buitenlucht naar de ventilatie-unit gezogen. De lucht stroomt door de unit en wordt opgewarmd door de warmtewisselaar, alvorens de kamer te worden ingeblazen. Wanneer de Fox Up-ventilatie-units paarsgewijs worden gebruikt, werken de units tegengesteld, d.w.z. de eerste unit in de toevoerstand en de tweede unit in de afvoerstand. In het volgende tijdsinterval wordt de luchtstroomrichting omgekeerd. 26

27 Bediening 3.2 Optie minimumventilatie Om een permanente minimumventilatie te waarborgen, beschikken de Fox Up-ventilatie-units over de mogelijkheid van het instellen van een constant ventilatiebedrijf op minimumvermogen. Afhankelijk van de instelling werkt (werken) de ventilatie-unit(s) in de zomer- of winterstand. Het is niet mogelijk de unit uit te schakelen via het bedieningspaneel van het elektronische regelsysteem. De minimumventilatie wordt geactiveerd en gedeactiveerd door een jumper aan te sluiten aan de achterkant van het bedieningspaneel van het elektronische regelsysteem. Voor het activeren van de minimumventilatie moet het bedieningspaneel van het elektronische regelsysteem worden losgemaakt (bedieningspaneel voorzichtig eraf halen). De minimumventilatie wordt als volgt geactiveerd op het losgekoppelde bedieningspaneel: Let op: Voordat de jumper van positie wordt veranderd, moeten alle polen voor de voeding van de ventilatie-unit worden losgekoppeld. Losgekoppelde contacten moeten tegen opnieuw inschakelen worden beveiligd! Ventilatie-unit uit Minimumventilatie <- of -> jumper ingestoken Zodra de jumper aan de achterkant van het bedieningspaneel is ingestoken, kan de ventilatie-unit door te drukken op de pijltoets "Omlaag" (zie hoofdstuk 5. Bedienings- en weergaveonderdelen elektronisch regelsysteem) worden uitgeschakeld. Het ventilatiebedrijf wordt onderbroken en de signaallamp "Unit off" gaat branden (zie hoofdstuk 5. Bedienings- en weergaveonderdelen elektronisch regelsysteem). jumper verwijderd Zodra de jumper aan de achterkant van het bedieningspaneel is verwijderd of slecht een pin is ingestoken, is de minimumventilatie geactiveerd. De ventilatie-unit wordt door te drukken op de pijltoets "Omlaag" (zie hoofdstuk 5. Bedienings- en weergaveonderdelen elektronisch regelsysteem) niet volledig uitgeschakeld, maar blijft in continubedrijf op minimumvermogen werken. Als de minimumventilatie is geactiveerd, gaat de gele signaallamp knipperen, op de voorkant van het bedienpaneel. "Unit off" knipperen (zie hoofdstuk 5. Bedienings- en weergaveonderdelen elektronisch regelsysteem). 27

28 4. Bedienings- en weergaveonderdelen elektronisch regelsysteem Functietoets/groene signaallamp "Zomerstand" Functietoets/groene signaallamp "Winterstand" Rode Signaallamp "Filtervervanging/storing" Groene Signaallampen "ventilatorstand 1-3" Functietoets "ventilatorstand omhoog" Functietoets "Ventilatorstand omlaag" Gele signaallamp "Off/minimumventilatie" Als u op deze toets drukt, wordt de unit op ventilatorstand 1 ingesteld. Als u nogmaals op deze toets drukt, wordt de volgende (hogere) ventilatorstand geselecteerd. Als u op deze toets drukt, wordt de unit naar de vorige (lagere) ventilatorstand teruggezet. Als de unit zich in ventilatorstand 1 bevindt, wordt als u nogmaals op deze toets drukt, de unit uitgeschakeld of teruggezet naar minimumventilatie 1. 1 Optie minimumventilatie, zie 3.2 Optie minimumventilatie. Als u op deze toets drukt, wordt de unit op toevoer- of afvoerstand 2 zonder warmteterugwinning (= zomerstand) ingesteld. 8 uur na activering van de zomerstand wordt de unit automatisch naar de winterstand teruggezet. Als u nogmaals op deze toets drukt, wordt de zomerstand met 8 uur verlengd. 2 afhankelijk van de elektrische aansluiting, zie hoofdstuk 7, Installatie elektronisch regelsysteem. Als u op deze toets drukt, wordt de unit afwisselend op toevoer- en afvoerstand met warmteterugwinning (winterstand) ingesteld. Gedurende de periode waarin de woning moet worden verwarmd, moet de unit constant in deze instelling worden gebruikt. Als het hiernaast staande symbool brandt, bevindt de unit zich in ventilatorstand 1. Als het hiernaast staande symbool knippert, wordt de ventilatorstand 1 door een externe drukschakelaar of een externe timer aangestuurd (timermodus zie Keuzeschakelaar regelfuncties, schakelaarstand 1.) Als het hiernaast staande symbool brandt, bevindt de unit zich in ventilatorstand 2. Als het hiernaast staande symbool knippert, wordt de ventilatorstand 2 door een externe timer aangestuurd (timermodus zie Keuzeschakelaar regelfuncties, schakelaarstand 1.) Als het hiernaast staande symbool brandt, bevindt de unit zich in ventilatorstand 3. Eén uur na activering van vermogensstand 3 wordt de unit automatisch naar vermogensstand 2 teruggezet. Als het hiernaast staande symbool knippert, is de externe vochtigheidsmodus 3 geactiveerd. 3 Optie externe vochtigheidsmodus, zie Keuzeschakelaar regelfuncties, schakelaarstand 0. 28

29 Bediening Vervolg bedienings- en weergaveonderdelen elektronisch regelsysteem Als deze indicator permanent brandt, betekent dit dat de filterelementen van de ventilatie-unit moeten worden gecontroleerd/schoongemaakt. De onderhoudsprocedure voor de filterelementen wordt beschreven in 6.1 Onderhoud filterelementen. Als deze indicator knippert, betekent dit dat er een functioneel defect is opgetreden aan het bedieningspaneel van het elektronische regelsysteem. Laat in dit geval het elektronische regelsysteem of het bedieningspaneel nazien door een gekwalificeerde elektromonteur, zie 7.1 Foutmeldingen. Als deze indicator brandt, werd de unit uitgeschakeld via de pijltoets "Omlaag". Door te drukken op de pijltoets "Omhoog" kan het ventilatiebedrijf worden ingeschakeld. Als deze indicator pulseert, werd de unit via de pijltoets "Omlaag" ingesteld op de vermogensstand "Minimumventilatie" (zie 3.2 Optie minimumventilatie). Door te drukken op de pijltoets "Omhoog" kan de vermogensstand van de ventilatie-unit hoger worden ingesteld. Als deze indicator knippert, werd de unit extern uitgeschakeld 4. 4 Optie "Extern off", zie vanaf hoofdstuk 5 Externe regelingangen elektronisch regelsysteem op de volgende pagina. 5. Externe regelingangen elektronisch regelsysteem Op het elektronische regelsysteem van de Fox Up ventilatie-units kunnen extra schakelfuncties worden geactiveerd door optionele externe regelonderdelen aan te sluiten. Voor de externe aansturing zijn twee potentiaalvrije regelingangen (maakcontacten) beschikbaar die via de connector "Externe ingangen" van het elektronische regelsysteem worden aangesloten. Voor de externe regelingangen kunnen via een keuzeschakelaar op het elektronische regelsysteem van de Fox Up-ventilatie-units vijf verschillende unitfuncties worden geconfigureerd. De configuratie wordt vanaf 8.3 Aansluiting keuzeschakelaarinstelling beschreven en de verschillende unitfuncties worden vanaf 5.1 Externe regelingangen, instelling regelfuncties van deze handleiding beschreven. 29

30 5.1 Externe regelingangen, instelling regelfuncties Keuzeschakelaar regelfuncties, schakelaarstand "0" Externe ingang "E1" - functie "Extern off" In keuzeschakelaarstand "0" wordt de Fox Up-ventilatie-unit uitgeschakeld*, als de externe ingang "E1" (contacten 3 en 4 gesloten) bezet is. De externe uitschakeling* van de ventilatie-unit wordt op het bedieningspaneel van het elektronische regelsysteem weergegeven door het knipperen van de signaallamp "OFF". Als de ventilatiestand niet handmatig op het bedieningspaneel wordt gewijzigd, werkt de unit na het openen van de externe ingang "E1" door in de ventilatiestand die het laatst actief was. Een extern uitgeschakelde* ventilatie-unit kan weer worden ingeschakeld door te drukken op de toets "Ventilatorstand omhoog" op het bedieningspaneel van het elektronische regelsysteem. * De externe uitschakeling van de ventilatie-unit hangt af van de positie van de jumper voor "Minimumventilatie" (zie 3.2 Optie minimumventilatie). Als de minimumventilatie is geactiveerd, wordt de werking van de ventilatie-unit bij externe uitschakeling niet onderbroken, maar wordt het vermogen teruggebracht tot minimumventilatie. Als de signaallamp "OFF" op de afstandsbediening knippert, betekent dit dat de minimumventilatie geactiveerd is. Externe ingang "E2" - functie "Vochtigheidsmodus" In keuzeschakelaarstand "0" wordt ventilatorstand 3 van de Fox up-ventilatie-unit geactiveerd, als de externe ingang "E2" (contacten 1 en 2 gesloten) bezet is. Met deze functie kan bij de ventilatie van kamers met een hogere vochtigheidsgraad, bijv. badkamers en doucheruimten, via een externe hygrostaat (= vochtigheidsafhankelijke schakelaar) een snelle afvoer van vocht worden gewaarborgd. Het schakelpunt (= vochtigheidsgraad) voor het verhogen van het vermogen wordt op de hygrostaat ingesteld. Als de ingestelde vochtigheidsgraad (aanbevolen instelling in de zomer: 65-80% RV; in de winter: 55-65% RV) wordt overschreden, dan wordt via de hygrostaat ventilatorstand 3 van de ventilatie-unit geactiveerd. Als de externe vochtigheidsmodus is geactiveerd, knippert de signaallamp "Ventilatorstand 3" op het bedieningspaneel van het elektronische regelsysteem van de ventilatie-unit. Als de ventilatiestand niet handmatig op het bedieningspaneel wordt gewijzigd, werkt de unit na het openen van de externe ingang "E2" door in de ventilatiestand die het laatst actief was. Ventilatorstand 3 van de extern geactiveerde vochtigheidsmodus kan via het bedieningspaneel van het elektronische regelsysteem naar ventilatorstand 2 of 1 worden teruggezet. Om te waarborgen dat de hogere luchtvochtigheidsgraad wordt verminderd, is het niet mogelijk om de unit uit te schakelen of terug te zetten naar de vermogensstand "Minimumventilatie" (zie 3.2 Optie minimumventilatie). 30

31 Keuzeschakelaar regelfuncties, schakelaarstand "1" Externe ingangen "E1"/"E2" - functie "Automatische modus": in keuzeschakelaarstand "1" kan via de externe ingangen "E1"/"E2" in combinatie met een externe timer een tijdgebonden, tweetraps automatische modus voor de Fox Up-ventilatie-unit worden geactiveerd. In de automatische modus wordt afhankelijk van de instellingen van de timer automatisch tussen vermogensstand 1 en 2 van de ventilatie-unit geschakeld. Voor de aansturing van de externe ingangen "E1"/"E2" moet een timer met wisselcontact (verbreekcontact/maakcontact), bijv. art. nr.: , GLT TIM / Timer t.b.v. Fox Up, Multi & Comfort worden gebruikt. Bij automatisch bedrijf via een timer wordt via de externe ingang "E1" van het elektronische regelsysteem de ventilatorstand 1 van de ventilatie-unit aangestuurd (contact "E1" gesloten). Als ventilatorstand 1 extern wordt aangestuurd, knippert op het bedieningspaneel van het elektronische regelsysteem de signaallamp "Ventilatorstand 1". Ventilatorstand 2 van de ventilatie-unit wordt via de externe ingang "E2" van het elektronische regelsysteem aangestuurd (contact "E2" gesloten). Als ventilatorstand 2 extern wordt aangestuurd, knippert op het bedieningspaneel van het elektronische regelsysteem de signaallamp "Ventilatorstand 2". De automatische modus wordt onafhankelijk van de bedrijfswijze (zomer-/winterstand, zie 5. Bedienings- en weergaveonderdelen elektronisch regelsysteem) van de ventilatie-unit uitgevoerd. Door te drukken op de pijltoetsen "Ventilatorstand omhoog" of "Ventilatorstand omlaag" op het bedieningspaneel van het elektronische regelsysteem kan deze modus handmatig worden 'overschreven'. In dat geval wordt de handmatig geselecteerde ventilatorstand uitgevoerd en via de bijbehorende signaallamp weergegeven. Het knipperen van de signaallamp voor de automatische modus stopt. De handmatig geselecteerde ventilatorstand wordt bij het volgende schakelpunt van de timer weer door de ventilatorstand van de automatische modus vervangen en door het knipperen van de bijbehorende signaallamp weergegeven. Uitzondering uitschakeling ventilatie-unit: als de ventilatie-unit tijdens de automatische modus handmatig wordt uitgeschakeld of naar minimumventilatie wordt teruggezet (afhankelijk van de positie van de jumper bedieningspaneel, zie 3.2 Optie minimumventilatie), doordat op de pijltoets "Ventilatorstand omlaag" op het bedieningspaneel van het elektronische regelsysteem wordt gedrukt, wordt de automatische modus gepauzeerd tot de ventilatie-unit weer in bedrijf wordt gesteld doordat op de pijltoets "Vertilatorstand omhoog" wordt gedrukt. De automatische modus wordt in dat geval bij het volgende schakelpunt van de timer weer geactiveerd en door het knipperen van de signaallamp van de aangestuurde ventilatorstand weergegeven. 31