Omgaan met armoede. Frontliniewerkers aan het woord. Auteur(s) Datum Movisie

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Omgaan met armoede. Frontliniewerkers aan het woord. Auteur(s) Datum Movisie"

Transcriptie

1 Omgaan met armoede Frontliniewerkers aan het woord Auteur(s) Datum Movisie Bard Briels & Barbara Panhuijzen Utrecht, april

2 Movisie: kennis en aanpak van sociale vraagstukken Movisie is het landelijke kennisinstituut en adviesbureau voor toepasbare kennis, adviezen en oplossingen bij de aanpak van sociale vraagstukken op het terrein van welzijn, participatie, sociale zorg en sociale veiligheid. Onze activiteiten zijn georganiseerd in vier actuele programma s: effectiviteit en vakmanschap, zelfredzaamheid, participatie, veiligheid en huiselijk/seksueel geweld. We investeren in de kracht en de onderlinge verbinding van burgers. We doen dit door maatschappelijke organisaties, overheden, maatschappelijk betrokken bedrijven en burgerinitiatieven te ondersteunen, te adviseren én met hen samen te werken. Lokaal of landelijk, toegesneden op het vraagstuk en de organisatie. Zo kunnen deze organisaties en hun professionals hun werk voor de samenleving zo goed mogelijk doen. Kijk voor meer informatie op COLOFON Auteur(s): Bard Briels & Barbara Panhuijzen m.m.v. Marjet van Houten Datum: april 2015 Movisie Bestellen:

3 Inhoudsopgave Zorgen over de aanpak van armoede Inleiding Respondenten Betrokkenheid bij het thema armoede Signalen en risicofactoren van armoede in de (vrijwilligers)werkomgeving (Inkomensgrenzen) gemeenten en opvattingen over gemeentelijke aanpak Stellingen armoedeproblematiek: verantwoordelijkheid, taboe en relatie sociaal isolement Ondersteunings- en oplossingsrichtingen voor cliënten met armoedeproblematiek Ondersteuning en informatie voor professionals en vrijwilligers Frontliniepeiling in Gebruikte literatuur Bijlagen Bijlage 1 Vragenlijst Bijlage 2. Gemoedsstemmingen ten gevolge van armoedeproblematiek Utrecht, april 2015 Omgaan met armoede. Frontliniewerkers aan het woord.

4 Zorgen over de aanpak van armoede In de frontliniepeiling 2014, Omgaan met armoede, vertellen frontliniewerkers over hun praktijkervaringen met armoede en hun opvattingen over dit groeiende probleem. De uitkomsten laten zien dat zij bezorgd zijn en vinden dat op een aantal fronten meer aandacht moet komen voor een effectieve aanpak van armoede. De stem van de werkers in de frontlinie Omgaan met armoede laat de stem horen van de sociaal werkers die in de frontlinie staan van de maatschappelijke ondersteuning. Welke sociale vraagstukken komen zij in de praktijk tegen en wat hebben zij nodig om die goed aan te kunnen pakken? Vrijwel alle respondenten krijgen in hun (vrijwilligers)werk te maken met armoedeproblematiek. Voor 50% van de respondenten is het hun werk om mensen te ondersteunen die in armoede leven. Voor 43% is het niet hun primaire taak of de reden waarom zij contact hebben met hun cliënten, maar heeft het toch invloed op hun werk. Armoede blijkt een veelomvattend probleem te zijn. Het oplossen van schulden alleen is volgens de frontliniewerkers niet de oplossing voor het probleem. Armoede komt zelden alleen Dat armoede geen losstaand probleem is blijkt uit de risicofactoren die frontliniewerkers tegenkomen. Een aantal van deze factoren komt overeen met de risicofactoren die door het SCP en CBS zijn genoemd, zoals langdurig geen betaald werk hebben en een laag opleidingsniveau. 1 De sociaal werkers wijzen daarnaast ook op risicofactoren als psychische problematiek, verslaving en het ontbreken van financieel besef (zie p. 7). Vaak liggen aan het probleem armoede meerdere en andere problemen dan alleen schulden ten grondslag. Dit vraagt om een bredere aanpak dan enkel het oplossen van schulden. In die aanpak zou de focus dus (nog) meer op gedragsverandering en hulpverlening mogen komen te liggen. Daarnaast is het opvallend dat veel respondenten de afschaffing van regelingen benoemen als risicofactor. Door verscherping van de regelgeving dreigen meer mensen tussen wal en schip te gaan vallen. Invloed op stemming Armoede leidt niet alleen tot financiële beperkingen, maar beïnvloedt ook het geestelijk welzijn. Hoewel dit voor iedere persoon anders is, en dit mede afhankelijk is van bijvoorbeeld de langdurigheid van de armoedesituatie, zien frontliniewerkers vaak neerslachtigheid, eenzaamheid, schaamte en wanhoop. Terwijl zij gedrag als creativiteit en strijdbaarheid beduidend minder zien (zie p. 9, 10 en bijlage 2). Het continu te maken hebben met regelingen en langdurige (schuldhulpverlenings)trajecten maakt mensen minder hoopvol en strijdbaar. De oplossing is meerledig Sociaal werkers kennen veel middelen en vormen die kunnen worden ingezet in de strijd tegen armoede. Zij weten bijvoorbeeld welke regelingen er mogelijk zijn binnen de gemeente, welke preventieve ondersteunende hulpverlening zij kunnen bieden en op welke manieren zij mensen kunnen activeren. Zij zetten deze vormen van hulpverlening ook in (zie p. 20 e.v.) Gemeenten bieden de mogelijkheden voor allerlei voorzieningen om armoede aan te pakken, maar toch is het effect niet groot. Volgens het armoedesignalement van het SCP CBS is de armoede de laatste jaren alleen maar toegenomen. 2 Externe factoren als de hoge werkloosheid en crisis in de (wereld)economie lijken meer invloed te hebben op de armoede in Nederland dan het pakket aan maatregelen die gemeenten kunnen inzetten. 1 Armoedesignalement 2014 SCP CBS, p. 14 e.v. 2 Armoedesignalement 2014 SCP CBS, p. 6 1

5 Als belangrijkste oplossingsrichting zien de sociaal werkers het tijdig signaleren en inspelen op (dreigende) schulden, gevolgd door gedragsverandering en het vergroten van vaardigheden. Vervolgens noemen zij het toeleiden naar werk en zinvolle dagbesteding, en ten slotte het aanpassen van uitkeringssystemen en beloningssystemen (zie p. 21). De sociaal werkers willen graag de problematiek bij de wortels aanpakken: daar waar een probleem dreigt te ontstaan, en waar het gedrag of de vaardigheden van mensen kunnen worden versterkt. Het aanpassen van systemen vinden zij een voorwaarde om de aandacht in de hulpverlening te kunnen vestigen op daar waar die aandacht echt nodig is. Verruiming bevoegdheden gemeenten 45% van de respondenten vindt het een goede zaak dat gemeenten zelf binnen een landelijk kader mogen bepalen hoe het armoedebeleid er in hun gemeente uit ziet. 25% is het daar niet mee eens. Deze respondenten vinden het mooi om lokaal de vrijheid te hebben om dit beleid in te richten, maar zij benoemen de verschillen die kunnen ontstaan tussen gemeenten en de daarmee gepaard gaande onoverzichtelijkheid. Gemeenten zouden (meer) naar elkaar moeten kijken en van elkaar kunnen lenen en leren. Het wiel hoeft niet in iedere gemeente opnieuw uitgevonden te worden. Dat door de decentralisaties de aanpak van armoede minder aandacht krijgt wordt verschillend ervaren. In een aantal gemeenten ligt het even stil, maar in andere gemeenten is dat niet aan de orde. Die gemeenten worstelen wel met hoe de aanpak dan het beste kan worden ingericht. (p. 12 e.v.) Lokale politieke verhoudingen beïnvloeden armoedebeleid Bij verschillende vragen met betrekking tot armoedeaanpak in gemeenten is bij de respondenten een tweedeling zichtbaar. Aan de ene kant bevinden zich de sociaal werkers die min of meer tevreden zijn over de aanpak van armoede en die zich door de gemeente gehoord voelen met betrekking tot de aanpak van armoede. Aan de andere kant zijn er de respondenten die juist wijzen op te weinig aandacht voor armoedeproblematiek in hun gemeente. Lokale politieke verhoudingen zijn sterk van invloed op het lokale armoedebeleid, volgens de frontliniewerkers (p.16 e.v.). (Sociale) wijkteams krijgen het voordeel van de twijfel In veel gemeenten zijn of worden sociale wijkteams ingezet, onder meer om armoede te signaleren en aan te pakken. Ruim 60% van de respondenten verwacht dat de komst van wijkteams de mogelijkheden vergroot om armoede te signaleren en aan te pakken. Uit de toelichtingen die respondenten geven op hun antwoord blijkt dat zij vooral de hoop uitspreken dat sociale wijkteams dit gaan realiseren. Veel positief gestemden noemen vervolgens wel voorwaarden waar sociale wijkteams aan moeten voldoen om de mogelijkheden voor signalering en aanpak van armoedeproblematiek daadwerkelijk te vergroten. Zij noemen onder andere de vertegenwoordiging van betrokken partijen, voldoende specialisme en voldoende training om te kunnen signaleren. De positieve verwachtingen lijken dus meer een uiting van hoop dan gebaseerd op ervaring (p.15 en 16). Kloof tussen ondersteuning die men krijgt en die men wenst De frontliniewerkers geven aan dat de ondersteuning in hun werk met betrekking tot armoedeproblematiek achterblijft bij hoe zij ondersteund willen worden. Vooral op het gebied van deskundigheidsbevordering is deze kloof groot. Ook het beschikken over de juiste actuele informatie of steun en kennis bij collega s blijft achter. De respondenten verklaren dit deels door een gebrek aan middelen, maar ook de waan van de dag (werkdruk) speelt een rol. Om goede ondersteuning te bieden is een goed geëquipeerde professional nodig (p. 23 e.v.). Hier lijkt dus nog een wereld te winnen. 2

6 1 Inleiding Sinds het uitbreken van de economische crisis in 2008 is de armoede in Nederland met ruim een derde in omvang toegenomen, aldus het SCP en CBS. 3 Ook in het Armoedesignalement van beide kennisinstituten wordt gesteld dat in 2013 de armoede in Nederland toenam, net als in 2011 en Van de ruim 7 miljoen huishoudens in 2013 moesten er (10,3%) rondkomen van een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Daarmee is het aantal huishoudens met een laag inkomen ten opzichte van 2012 met gestegen, een groei van 1,0 procentpunt. 4 Gezien deze cijfers is het niet verwonderlijk dat frontliniewerkers in het sociale domein in de frontliniepeiling van 2013 armoede als belangrijkste onderwerp aanstipten voor de frontliniepeiling van Ook in 2010 bevroegen wij beroepskrachten en vrijwilligers over dit thema. Sindsdien is de armoedeprevalentie gestegen en is de aandacht voor de aanpak van armoede en schuldenproblematiek onverminderd groot. Deze peiling doet verslag van hoe beroepskrachten en vrijwilligers omgaan met armoede in hun (vrijwilligers)werk, welke betrokkenheid zij hebben, en welke signalen, knelpunten en oplossingen zij zien. Daarnaast geeft de peiling inzicht in de opvattingen van frontliniewerkers over de positie van armoedebestrijding binnen de gemeentelijke aanpak. Sinds 2012 kunnen gemeenten het armoedebeleid lokaal bepalen (binnen landelijke kaders). Werkwijze en opzet Movisie bevraagt sinds 2006 een panel van uitvoerende beroepskrachten en vrijwilligers naar hun opvattingen over uiteenlopende maatschappelijke thema s. Voor de jaarlijkse peilingen nodigen wij deelnemers van dit panel per uit om deel te nemen aan de peiling. Daarnaast verspreidt Movisie de vragenlijst via de website, nieuwsbrief en social media, waardoor ook andere professionals en vrijwilligers de vragenlijst kunnen invullen. In 2014 is de vragenlijst in de periode van juli tot en met september uitgezet onder het panel en geïnteresseerde professionals en vrijwilligers. De vragenlijst is per verstuurd aan 1515 personen, waarvan 202 personen de vragenlijst hebben ingevuld (13%). Via de website en social media kanalen hebben 112 respondenten de vragenlijst ingevuld, waardoor het totaal aantal deelnemers 314 is. De eerste resultaten zijn in januari 2015 besproken en bediscussieerd tijdens een bijeenkomst waar alle respondenten voor zijn uitgenodigd. In deze rapportage doen wij verslag van de uitkomsten van de peiling en waar mogelijk zijn de gegevens aangevuld met uitkomsten van de bijeenkomst. In de komende hoofdstukken behandelen we de uitkomsten van de peiling in een combinatie van kwantitatieve gegevens uit de vragenlijsten aangevuld met waardevolle opmerkingen en toelichting van respondenten. 3 Armoedesignalement 2014 SCP CBS, p. 6 4 Armoedesignalement 2014 SCP CBS, p

7 2 Respondenten In totaal hebben 314 personen de vragenlijst ingevuld. 76% geeft aan beroepskracht in dienstverband binnen de sociale sector te zijn. 15 procent is vrijwilliger, 3,8 procent zzp-er en 3,2 procent ervaringsdeskundige. Sector Algemeen maatschappelijk werk 35,4% Breed welzijn 23,2% Welzijn ouderen 8,0% Vrijwilligerswerk 7,6% (O)GGZ 6,3% Schuldhulpverlening 5,5% Functie Uitvoerend 76,2% Staf / ondersteunend 13,6% Management / directie 10,2% Professional / vrijwilliger Professional 75,8% Vrijwilliger 15% Zzp er 3,8% Ervaringsdeskundige 3,2% Andere kenmerken 74% is vrouw, 26% is man 45,4% is 55 jaar of ouder, 26,1% is tussen de jaar, 15,7% is jaar en 12,7 is jonger dan 35 jaar 86% is HBO / universitair geschoold. Figuur 1. Functies van respondenten.(hoe groter het lettertype, hoe vaker de functie genoemd werd) 4

8 3 Betrokkenheid bij het thema armoede Vrijwel alle respondenten geven aan op de een of andere manier in hun (vrijwilligers)werk geconfronteerd te worden met armoedeproblematiek. De helft van de respondenten geeft aan dat zij armoede signaleren. Ook geeft 50 procent van de respondenten aan dat het hun (vrijwilligers)werk is om mensen te ondersteunen die armoede ondervinden. Vaak is het niet de primaire taak van professionals en vrijwilligers om armoedeproblematiek aan te pakken, geeft 43% van de respondenten aan. Maar zij merken dat het wel een rol speelt bij de uitvoering van het werk dat zij doen. 18% van de respondenten geeft aan dat armoedeproblematiek hun werk (vaak) belemmert. Verder ziet een kwart veel armoede om zich heen en voelt zich daarom betrokken bij het thema. Zo n 4 procent worstelt met het graag willen helpen van mensen, maar deze sociaal werkers weten niet op welke manier zij dit kunnen doen. Verder geeft 4 procent aan zelf ervaringsdeskundig te zijn en dus in een armoedesituatie te zitten of te hebben gezeten. Het is mijn werk om mensen te ondersteunen die armoede ondervinden 50% Ik signaleer armoede of ik verwijs door naar andere professionals als ik armoede signaleer 49% Aanpak armoedeproblematiek is niet mijn primaire taak maar ik merk dat het bij de uitvoering van mijn taak een rol speelt 43% Ik zie het veel om mij heen 25% Ik merk dat armoedeproblematiek mijn werk vaak belemmert 18% Ik zou graag mensen willen ondersteunen in die situatie maar ik weet niet hoe 4% Ik ben ervaringsdeskundige 4% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% Figuur 2. Betrokkenheid bij het thema armoede (n=306, meerdere antwoorden mogelijk) Kortom: armoede van cliënten beïnvloedt het werk van beroepskrachten en vrijwilligers, ook al is dat niet hun primaire taak of reden waarom zij contact hebben met hun cliënten. Daarnaast geeft slechts een kleine groep aan niet te weten hoe te handelen als zij geconfronteerd wordt met armoedeproblematiek bij cliënten. Een overgrote groep weet wat er gedaan moet worden, ook al is het niet hun primaire taak (zie fig. 3, p. 6). 5

9 Welke actie onderneemt u? Voor een meerderheid van de respondenten is het hun werk om ondersteuning te bieden (61%). Het overgrote deel van de respondenten geeft aan actief betrokken te zijn bij de ondersteuning van cliënten in een armoedesituatie, ook al is dat niet hun primaire taak. 7% van de respondenten geeft tevens aan nog andere acties te ondernemen. Respondenten noemen hier onder andere dat zij de armoedeproblematiek agenderen en bespreekbaar maken richting lokale politiek, of ondersteuning bieden aan initiatieven vanuit de doelgroep zelf. Doorverwijzen naar instanties 78% Bespreekbaar maken met betrokkenen 67% Het is mijn werk om ondersteuning te bieden 61% Bespreekbaar maken binnen mijn eigen organisatie 51% Niets want ik ben daar niet voldoende voor toegerust 2% Niets want het is niet relevant voor mijn werk 1% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% Figuur 3. Actie die wordt ondernomen bij confrontatie met armoedesituaties in (vrijwilligers)werk (n=284, meerder antwoorden mogelijk) 6

10 4 Signalen en risicofactoren van armoede in de (vrijwilligers)werkomgeving Risicofactoren Waardoor komen mensen terecht in een armoedesituatie volgens professionals en vrijwilligers in de sociale sector? Welke factoren die het risico op armoede vergroten, komen zij tegen in hun werk? Langdurig geen betaald werk wordt als belangrijke risicofactor gezien (66%). Maar ook factoren als psychische problematiek (55%), laag opleidingsniveau (50%) en het ontbreken van financieel besef (39%) worden vaak genoemd. Betaald werk lijkt dus een belangrijke oplossingsrichting te zijn, als het gaat om het verminderen van risico om een armoedesituatie te raken (of om er juist weer uit te komen). Risicofactoren als het ontbreken van financieel besef en het daaraan gekoppelde riskant financieel gedrag zijn nauw verbonden aan beïnvloedbaar gedrag. Het verhogen van financieel besef en vooral hulpverlening en ondersteuning aan mensen met psychische problematiek zouden het risico op armoede kunnen verminderen. Opvallend is ook dat ongeveer een derde van de respondenten de afschaffing van regelingen door veranderend beleid als risicofactor benoemt. Langdurig geen betaald werk 66% Psychische problemen 55% Laag opleidingsniveau 50% Ontbreken financieel besef 39% Afschaffing (financiële) regelingen door veranderend beleid Scheiding Recentelijk baanverlies Riskant financieel gedrag als kopen op krediet Verslaving Alleenstaand ouderschap Geen vaste baan Laaggeletterdheid Slechte gezondheid Overerving 30% 29% 28% 25% 24% 22% 21% 20% 17% 17% Te laag betaald werk Zelfstandig ondernemerschap ZZP Anders 7% 11% 10% Risiscovolle beleggingen 0% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% Figuur 4. Risicofactoren voor armoedeproblematiek (meerdere antwoorden mogelijk) 7

11 Ten aanzien van de risicofactoren, merken respondenten op dat zij er veel meer dan vijf hadden willen aanvinken. De hoogst scorende risicofactor Langdurig geen betaald werk komt overeen met de bevindingen van SCP CBS waarin een directe relatie wordt gelegd tussen werkloosheidcijfers en armoede 5. Een risicofactor die in het signalement niet genoemd wordt, maar door de respondenten wel is de indicator psychische problemen. Het Armoedesignalement besteedt veel aandacht aan de kans en/of de aanwezigheid van armoede onder niet-westerse allochtonen. Een indicator die hier niet als keuze-indicator benoemd is, maar die ook niet door de respondenten zelf naar voren is gebracht. Misschien is dit te verklaren doordat hoewel percentueel gezien armoede onder niet-westerse allochtonen veel hoger is dan onder autochtonen het absolute aantal autochtonen veel groter is, waardoor niet westerse allochtone achtergrond door de respondenten niet als een extra risicofactor ervaren wordt. Een specifieke doelgroep die wel een aantal keren genoemd wordt is asielzoekers. Signalen van armoede De respondenten geven aan welke signalen van armoede zij het vaakst tegenkomen in hun (vrijwilligers)werk en omgeving en noemen de belangrijkste vijf. Gebruik maken van aanvullende regelingen en voorzieningen noemen respondenten het vaakst als een signaal van een armoedesituatie (71%). Maar ook problematische schulden (60%), huur- of hypotheekachterstand (59%) en het niet of nauwelijks kunnen deelnemen aan (ontspannings)activiteiten (49%) noemen zij vaak. Huur- of hypotheek achterstand en problematische schulden worden eveneens genoemd als signalen in het armoedesignalement 2014 SCP / CBS. 6 5 Armoedesignalement 2014, SCP CBS p. 4, p Armoedesignalement 2014, SCP CBS, 2014, p. 44 8

12 Gebruik maken van aanvullende regelingen en voorzieningen 71% Problematische schulden Huur- of hypotheekachterstand 60% 59% Om financiële redenenen niet of nauwelijks kunnen deelnemen aan ontspanningsactiviteiten Geen buffer om onverwachte noodzakelijke uitgaven te doen In een schuldtraject zitten Niet op vakantie kunnen gaan Kwaliteitsniveau van kleding en levensmiddelen 49% 47% 43% 39% 35% Vermijdingsgedrag Niet betalen van bijdragen of aangaan van schulden of meedoen op de pof Hoog aandeel vaste lasten Anders Meer dan acht uur per dag of meer dan veertig uur in de week laag betaald moeten werken Meerdere banen naast elkaar Het huis onvoldoende kunnen verwarmen 16% 11% 10% 8% 7% 6% 5% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% Figuur 5. Signalen van armoedeproblematiek (n=305, meerdere antwoorden mogelijk) Gemoedsstemmingen ten gevolge van armoedeproblematiek Armoede gaat niet alleen gepaard met financiële beperkingen, maar is ook van invloed op het geestelijk welzijn. Wat zien beroepskrachten en vrijwilligers op dat vlak? Welke gemoedstoestanden of stemmingen van burgers die te maken hebben met armoede komen zij tegen? Gaat financiële armoede altijd gepaard met een sombere stemming? Of zijn er ook signalen van strijdbaarheid, van geestelijke rijkdom, van een soort welbevinden om met weinig financiële middelen een rijk leven te leiden. De waarnemingen van de respondenten stemmen niet vrolijk. 80% van de respondenten geeft aan (heel) vaak neerslachtigheid, sociaal isolement/eenzaamheid, wanhoop/gevoel van onmacht en schaamte/vermijding te zien. Uitputting, boosheid en berusting wordt iets minder vaak waargenomen: rond de 58% van de respondenten zien deze stemmingen (heel) vaak. Het minst zien zij strijdvaardigheid (13%) en creativiteit (18%), zie bijlage 2. 9

13 Een aantal respondenten licht hun antwoorden toe: Mensen zijn letterlijk en figuurlijk lam geslagen. Zij hebben het al zoveel en zo vaak geprobeerd iets voor elkaar te krijgen en het lukt niet. Waarom moet je het dan nog proberen? En een ervaringsdeskundige over het onderhouden van sociale relaties: Hierdoor blijft het zoeken naar gepaste gespreksonderwerpen en ontstaat er een soort stugheid in wat goede relaties zijn, omdat gebrek aan geld altijd een rol speelt. Gelukkig zijn er ook respondenten die creativiteit zien, die cliënten zien die van de nood een deugd maken en zoeken naar oplossingen. Figuur 6. Waargenomen stemmingen bij cliënten in een armoedesituatie (De grootst weergegeven term is het vaakst benoemd, zie bijlage 2 voor een volledig overzicht). 10

14 De lage-inkomensgrens 105% van sociaal minimum Als max de lageinkomensgrens, maar verruimd De beleidsmatige armoedegrens van 110% van sociaal minimum Als max de beleidsmatige armoedegrens van 110% maar verruimd Weet ik niet Anders 5 (Inkomensgrenzen) gemeenten en opvattingen over gemeentelijke aanpak In hoeverre zijn professionals en vrijwilligers in de sociale sector op de hoogte van welke inkomensgrens / grenzen er gehanteerd worden om te bepalen of iemand in aanmerking komt voor diverse ondersteuningsmaatregelen? Gemeenten kunnen hierin zelf verschillende grenzen hanteren. Bij een vergelijking tussen 14 verschillende gemeentes (Benchmark armoedebeleid SGBO 2011) waarin gekeken is naar de inkomensgrenzen voor financiële tegemoetkomingen blijkt dat gemeenten daar verschillende inkomensgrenzen voor hanteren en dat ook binnen één gemeente verschillende inkomensgrenzen worden gehanteerd voor toegang tot verschillende tegemoetkomingen. Deze variëren van 105% tot 125% van het sociaal minimum. Wij vroegen respondenten of zij op de hoogte waren van welke inkomensgrenzen de gemeente waarin zij werkzaam zijn hanteren. De variaties waren: De lage-inkomensgrens, te weten 105% van het sociaal minimum. Als maximum de lage-inkomensgrens, te weten 105% van het sociaal minimum, maar voor bepaalde gemeentelijke tegemoetkomingen is de toelatingseis verruimd (hoger dan 105%). De beleidsmatige armoedegrens van 110% van het sociaal minimum (afhankelijk van gezinssamenstelling en leeftijd). Als maximum de beleidsmatige armoedegrens van 110% van het sociaal minimum (afhankelijk van gezinssamenstelling en leeftijd), maar voor bepaalde gemeentelijke tegemoetkomingen is de toelatingseis verruimd (hoger dan 110%). Ruim een derde van de respondenten geeft aan dit niet te weten. Ook ongeveer een derde geeft aan dat de gemeente de beleidsmatige armoedegrens van 110% van het sociaal minimum hanteert. 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% 7% 7% 31% 9% 37% 9% Welke inkomensgrens of inkomensgrenzen hanteert uw gemeente om te bepalen of iemand in aanmerking komt voor diverse ondersteuningsmaatregelen? Figuur 7. Gehanteerde inkomensgrenzen van gemeenten volgens respondenten (n=306) Sociaal werkers geven (in lijn met de conclusies van de SGBO benchmark) aan dat gemeenten verschillende grenzen hanteren en binnen een gemeente kan de grens per soort voorziening ook weer verschillen. En soms leveren gemeenten maatwerk, en kijken dus naar de omstandigheden van het gezin of het individu. 11

15 Gemeentelijk armoedebeleid Wij vroegen respondenten naar hun mening over hoe zij vinden dat gemeenten opereren op het vlak van armoedebestrijding, of zij daar voldoende middelen voor hebben, waar de verantwoordelijkheden liggen en hoe armoedebeleid past in de huidige ontwikkelingen met betrekking tot decentralisaties en bijvoorbeeld de vorming van sociale wijkteams. Stelling 1. Ik vind het een goede zaak dat gemeenten binnen een landelijk wettelijk kader - zelf mogen bepalen hoe het armoedebeleid geformuleerd wordt en welke maatregelen daaraan verbonden worden (n=305) Ik vind het een goede zaak dat gemeenten binnen een landelijk wettelijk kader - zelf mogen bepalen hoe het armoedebeleid geformuleerd wordt en welke maatregelen daaraan verbonden worden. 0% 20% 40% 60% 80% 100% helemaal niet mee eens niet mee eens neutraal mee eens helemaal mee eens Stelling 2. Mijn gemeente heeft voldoende middelen om op lokaal niveau een goed armoedebeleid uit te voeren (n=305) Mijn gemeente heeft voldoende middelen om op lokaal niveau een goed armoedebeleid uit te voeren. 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% helemaal niet mee eens niet mee eens neutraal mee eens helemaal mee eens weet ik niet Ruim 45% van de respondenten geeft aan het een goede zaak te vinden dat gemeenten binnen een landelijk wettelijk kader- zelf mogen bepalen hoe het armoedebeleid geformuleerd wordt en welke maatregelen er aan verbonden worden (stelling 1). Ongeveer 30% van de respondenten geeft overigens wel aan dat zij van mening zijn dat hun gemeente niet voldoende middelen heeft om op lokaal niveau een goed armoedebeleid te voeren (stelling 2). De respondenten die het een goede zaak vinden dat gemeenten meer invloed hebben op het lokale armoedebeleid benadrukken de grotere kans op maatwerk door gemeenten, dat gemeenten dichter staan bij haar bewoners dan het rijk en dat gemeenten daardoor beter weten in te spelen op specifieke 12

16 armoede problematiek binnen de gemeente. Toch formuleren zij ook randvoorwaarden als mits de gemeente aandacht voor armoedeproblematiek heeft (niet iedere gemeente heeft dat, menen sommige respondenten). Een respondent formuleert het als volgt: mee eens met als doel maatwerk te kunnen maken met een minimum aan wettelijke grondslag waar iedereen in dit land recht op heeft. Zij die het er vooral niet mee eens zijn lichten dat toe door te wijzen op de verschillen tussen gemeenten die dan ontstaan, wat als onrechtvaardig wordt ervaren en daaraan gekoppeld: willekeur. Ook zijn er geluiden dat het thema te belangrijk is om alleen maar aan de gemeenten over te laten. Enkele zeer kritische geluiden: De rijksoverheid doet aan zelfredzaamheid door te bezuinigen en het lagere budget naar de gemeentes te schuiven. Ik weet nu al van gemeenten die hun armoedebeleid zo formuleren dat bijna niemand meer aanspraak op bijvoorbeeld de Langdurigheidstoeslag kan maken. Dat moet zo niet kunnen. Stelling 3. In mijn gemeente kunnen mensen in armoede makkelijk nagaan waar zij voor ondersteuning terecht kunnen (n=293) In mijn gemeente kunnen mensen in armoede makkelijk nagaan waar zij voor ondersteuning terecht kunnen 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Helemaal niet mee eens Niet mee eens Neutraal Mee eens Helemaal mee eens Weet ik niet Volgens 35% van de frontliniewerkers weet niet iedereen makkelijk de juiste hulp te vinden in zijn of haar gemeente. Deels is dit gevoed door schaamte, maar het kan ook liggen aan de onbekendheid van het aanbod. Daarnaast spelen zaken als psychische problematiek waardoor het nog lastiger kan zijn om de juiste hulp te vinden. Samenwerking van instanties Stelling 4. In mijn gemeente werken instanties en organisaties goed samen om armoede aan te pakken (n=301) In mijn gemeente werken instanties en organisaties goed samen om armoede aan te pakken 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% helemaal niet mee eens niet mee eens neutraal mee eens helemaal mee eens weet ik niet 13

17 Stelling 5. Mijn gemeente stimuleert samenwerkingsverbanden van lokale bedrijven, uitvoerende gemeentelijke instanties en andere zich betrokken voelende organisaties of burgerinitiatieven om armoede aan te pakken (n=297) Mijn gemeente stimuleert samenwerkingsverbanden van lokale bedrijven, uitvoerende gemeentelijke instanties en andere zich betrokken voelende organisaties of burgerinitiatieven om armoede aan te pakken 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% helemaal niet mee eens niet mee eens neutraal mee eens helemaal mee eens weet ik niet Ruim 42% van de sociaal werkers geeft aan dat de eigen gemeente waar men werkzaam is goed wordt samengewerkt door instanties en organisaties om armoede aan te pakken. 18% zegt te vinden dat er niet goed wordt samengewerkt, een minderheid dus. In hoeverre de gemeente dergelijke samenwerkingsverbanden stimuleert is volgens de sociaal werkers ongeveer vergelijkbaar. Nieuwe ontwikkelingen in het sociale domein Stelling 6. Door de decentralisaties krijgt de aanpak van armoede in mijn gemeente minder aandacht (n=305) Door de decentralisaties krijgt de aanpak van armoede in mijn gemeente minder aandacht 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% helemaal niet mee eens niet mee eens neutraal mee eens helemaal mee eens weet ik niet Dat de aanpak van armoede in de gemeente in het gedrang zou kunnen komen door de decentralisaties is volgens ruim 31% van de sociaal werkers niet het geval. Bijna 26% zegt echter dat zij wel van mening zijn dat door de decentralisaties de aanpak van armoede minder aandacht krijgen. Een groot aantal sociaal werkers kan hier niets over zeggen of blijft neutraal. De (helemaal) mee eens stemmers (26%) lichten hun antwoord toe: Dat komt mijns inziens echter vooral door de aan de decentralisatie gekoppelde bezuinigingen ; Het is op dit moment gezien de aantallen mensen in de problemen een te dure aangelegenheid aan het worden voor de gemeente door overheveling zullen o.a. dit soort zaken voorlopig niet opgepakt worden ; Aandacht gaat nu meer naar transities uit ; Gemeenten krijgen te weinig tijd om deze omslag goed te implementeren ; 14

18 Ik maak me met name zorgen over de veranderingen op het gebied van de AWBZ en de Wmo. Hierdoor zullen meer mensen beperkt worden in hun eigen mogelijkheden om zowel in tijd als in geld voor zichzelf en elkaar te zorgen ; De gemeente heeft zo veel verantwoordelijkheid gekregen op allerlei sociale vlakken, die ook nog ingevuld moeten worden en een plek moeten krijgen (jeugdzorg, Wmo) dat zij geen tijd/ruimte hebben om zich ook nog op de armoede te richten ; Gemeente krijgt steeds meer op zijn bord om met minder meer te doen, waardoor burgers op zichzelf zijn aangewezen. Deze groep kan dit niet op eigen kracht maar er wordt op de beroepskrachten wel enorm bezuinigd ; Bang dat de gemeenten straks NOG meer met de systemen en bureaucratie aan de gang zijn dan met de individuele hulpvragen ; Te veel werk met doorgaans te weinig expertise bij de gemeenten zelf. Kortom, volgens een kwart van de respondenten krijgt de aanpak van armoede door de decentralisaties minder aandacht. De oorzaken zijn volgens hen: De decentralisaties zijn gekoppeld aan bezuinigingen waardoor er minder aandacht (en geld) voor armoede bestrijding is; Het proces van transities slokt (te) veel tijd op; De gemeenten krijgen nu zoveel op hun bord dat armoede aanpak er bij in schiet; De gemeente mist de competenties om armoede goed aan te pakken. Degenen die stellen dat er ondanks de decentralisaties onverminderd aandacht voor armoedeproblematiek is (31%) geven tegenovergestelde toelichting: Door de decentralisaties is er meer maatwerk mogelijk en verbindingen tussen verschillende vormen van ondersteuning (zorg, welzijn, wonen, werk). ; Het krijgt juist enorme aandacht om het nieuws is en mensen bang zijn dat het erg slecht zal gaan. ; Mijn gemeente heeft als grote gemeente op zich best veel aandacht voor armoedebestrijding (als zou het altijd natuurlijk nog beter kunnen) ; Het krijgt meer aandacht maar er is te weinig geld om het ook aan te kunnen pakken. ; Het staat mede door netwerken in de politiek goed op de lokale agenda. 29% is neutraal over de stelling, onder andere omdat het volgens hen nog te vroeg is om een antwoord op deze vraag te kunnen geven. Stelling 7. De vorming van wijkteams vergroot de mogelijkheden om armoedeproblematiek te signaleren en aan te pakken (n=305) De vorming van wijkteams vergroot de mogelijkheden om armoedeproblematiek te signaleren en aan te pakken 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% helemaal niet mee eens niet mee eens neutraal mee eens helemaal mee eens De vorming van (sociale) wijkteams vergroot volgens ruim 60% van de deelnemers aan de enquête de mogelijkheden om armoedeproblematiek te signaleren en aan te pakken. 13% is het hier niet mee eens en 26% kan hier niets over zeggen. 15

19 Hoewel respondenten in ruime meerderheid verwachten dat sociale wijkteams de mogelijkheden vergroten om armoedeproblematiek te signaleren en aan te pakken formuleren zij wel veel mitsen: De mensen moeten er wel een antenne voor hebben. De gemeente moet wel groot genoeg zijn om met sociale wijkteams te kunnen werken. Er dienen wel wijkteams te zijn. En als zij er zijn dienen ze wel die opdracht mee te krijgen. Mits ook de partijen betrokken zijn die invloed hebben (gemeente, woningcorporaties.). Mits er voldoende capaciteit / specialisme in een team aanwezig zijn, De professionals moeten wel getraind zijn op signaleren van armoede. Een enkeling geeft daarnaast aan dat het wat betreft signaleren wel opgaat, maar wat betreft aanpakken niet geldt. De mitsen van de mee eens respondenten vormen de hoofdbezwaren van de respondenten die weinig verwachten van de sociale wijkteams op het terrein van armoedebestrijding. In sociale wijkteams werken juist niet veel mensen met kennis van en vaardigheden op het gebied van financiële vraagstukken. Gespecialiseerde mensen op het gebied zoals schuldhulpverleners of Sociale raadslieden zouden hiervoor vaak een beter ondersteuning kunnen bieden. De respondenten die aangeven dat volgens hen de aandacht voor armoedeproblematiek door het werken in wijkteams niet wordt vergroot (13%) laten weinig vertrouwen in sociale wijkteams als geheel zien. Ruim 25% reageerde neutraal. Velen gaven aan dat wijkteams in hun gemeente nog niet gestart waren of dat het naar hun mening niet zou uitmaken of armoedeproblematiek nu met of zonder wijkteam wordt aangepakt. Mensen die nu niet in beeld zijn, zullen ook in een wijkteam niet gesignaleerd worden. Eén respondent verwoordt zijn twijfel als volgt: Geen eenvoudig ja of nee op te geven. Hangt voor mij toch erg veel van de intenties en houding van de gemeente af. Kortom, welke opdracht krijgt een SWT mee. Een andere neutrale respondent verwoordt het als volgt: Hangt erg van de invulling van de wijkteams af. Mijn angst is dat te generalistisch werken leidt tot vervlakking van de hulp en deskundigheidsverlies en dus minder effect in armoede bestrijding. Het vrij hoge percentage (helemaal) mee eens (ruim 60%) lijkt dus meer gebaseerd te zijn op hoop dan op praktijkervaringen. De vragenlijst is in de zomer van 2014 uitgezet) en toen waren veel sociale wijkteams nog niet gestart. Sociaal werkers menen dat de aanpak van armoede sterk gekleurd wordt door de lokale politiek Stelling 8. De aanpak van armoede wordt sterk gekleurd door de lokale politiek (n=301) De aanpak van armoede wordt sterk gekleurd door de lokale politiek 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Helemaal niet mee eens Niet mee eens Neutraal Mee eens Helemaal mee eens 59% geeft aan een kleuring door lokale politiek te zien als het gaat om de aanpak van armoede. Slechts 12% is ziet deze kleuring niet. Degenen die de kleuring ervaren lichten dat toe: Met de toename van de decentralisatie is dat zeker zo. ; 16

20 De signatuur van de gemeentebesturen drukt een stempel op de keuzen die gemaakt worden, hoe het beschikbare geld verdeeld wordt. ; De politieke kleur en het programma van de partij die het college vormen bepalen hoe snel of laks men met armoedebestrijding te werk gaat ; Door lokale politiek kun je agenda van de stad beïnvloeden. Lokale politiek heeft invloed op inzet van gelden. Sociaal werkers herkennen in meerderheid de lokale invloed op het armoedebeleid, afhankelijk van de politieke samenstelling van het college. Dat de lokale politiek niet zoveel invloed heeft op de aanpak van armoede (volgens 12% van de respondenten) schrijven respondenten toe aan de invloed van landelijke regelingen of dat het armoedebeleid zo algemeen is dat politieke kleur van het college er niet toe doet. De meer neutrale stemmers wijzen bijvoorbeeld op de marginale verschillen tussen gemeenten: alleen als het om extra regelingen/vergoedingen gaat. Dat de grote invloed van de lokale politiek op het lokale armoedebeleid herkend wordt wil niet zeggen niet zeggen dat men daar blij mee is: Ik hoop het niet of het kan dus ook betekenen dat de lokale politiek geen kleuren bezit. 17

21 6 Stellingen armoedeproblematiek: verantwoordelijkheid, taboe en relatie sociaal isolement Deelnemers aan de enquête lijken erg verdeeld te zijn over bij wie de verantwoordelijkheid voor armoedeproblematiek ligt. Wij vroegen hen te reageren op de stelling dat mensen in armoede in de eerste plaats zelf verantwoordelijk zijn om daar uit te komen. 38% is het daarmee eens, 37% is het daarmee oneens en de overige deelnemers zeggen hier neutraal over te zijn. Stelling 9. Mensen in armoede zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk om daar uit te komen (n=304) Mensen in armoede zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk om daar uit te komen 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% helemaal niet mee eens niet mee eens neutraal mee eens helemaal mee eens Uit de toelichtingen op de antwoorden van de sociaal werkers is op te maken dat slechts lichte perspectiefwisselingen bepalen of men het eens is met deze stelling is of dat men het niet eens is met deze stelling. Degenen die vinden dat het niet in eerste instantie de eigen verantwoordelijkheid is om uit een armoedesituatie te komen geven aan dat armoede het gevolg kan zijn van omstandigheden die buiten de macht van de cliënt liggen ( armoede kan iemand overkomen door oorzaken waar hij/zij geen invloed op heeft ) of dat cliënten / getroffenen niet in staat zijn ( handelingsonbekwaam ) om zelfstandig uit een armoedesituatie te komen: Ze hebben hier vaak ondersteuning en handvatten voor nodig om die stap te kunnen zetten. Er is dus wederzijdse inspanning (hulpverlener cliënt) nodig om uit een armoede situatie te raken. Dit laatste argument, wijzen op de wederzijdse verantwoording, is ook de belangrijkste motivatie voor 25% van de sociaal werkers die neutraal over de stemming zijn. Ook de sociaal werkers die zich kunnen vinden in deze stelling becommentariëren hun stellingname met de toevoeging maar vaak hebben cliënten daarbij wel een steuntje in de rug nodig. Ze zijn het dan eens met de stelling vanwege de zinsnede in de eerste plaats, maar onder de sociaal werkers is het een algemene opvatting dat het vrijwel onmogelijk is om zonder ondersteuning van hulpverleners uit een armoede situatie te raken. Taboe op armoede is nog steeds groot Stelling 10. Armoede krijgt in de media veel aandacht. Hierdoor is het taboe op armoede minder geworden (n=302) Armoede krijgt in de media veel aandacht. Hierdoor is het taboe op armoede minder geworden 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Helemaal niet mee eens Niet mee eens Neutraal Mee eens Helemaal mee eens 18

22 Slechts 27% van de sociaal werkers is het eens met de stelling dat het taboe rondom armoede minder wordt door media-aandacht. 48% van de respondenten is het hier niet mee eens. Uit de toelichtingen door de sociaal werkers komt naar voren dat (praten over) armoede als het jezelf betreft nog steeds als groot taboe wordt ervaren: Veel persaandacht maar nog steeds taboe. ; Armoede wordt nog te veel bestempeld als iets dat altijd verwijtbaar is. Mensen schamen zich toch nog en zien het vaak als een persoonlijk falen. ; Nee, er is veel schaamte, oké naar de voedselbank gaan is geaccepteerd, maar als je geen cadeautje voor het vriendje van je kind kan kopen ligt dat anders. ; Misschien wel meer aandacht en kennis, maar er blijft een taboe op armoede. ; Stigmatisering kan toenemen, schaamte is groot. Sommige sociaal werkers wijzen op schaamte in kleine gemeenschappen omdat daar iedereen elkaar kent. Ook degenen die neutraal of mee eens gestemd hebben wijzen op het voortbestaan van schaamtegevoelens: Landelijk gezien wel, maar op individueel niveau niet, daar heerst gevoel van schaamte. Armoede en sociaal isolement nauw met elkaar verbonden Stelling 11. Een armoedebeleid waarin geen aandacht is voor sociaal isolement is onvolledig (n=304) Een armoedebeleid waarin geen aandacht is voor sociaal isolement is onvolledig 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Helemaal niet mee eens Niet mee eens Neutraal Mee eens Helemaal mee eens Dat armoede en sociaal isolement aan elkaar gerelateerd zijn wordt door het overgrote deel van de sociaal werkers (94%) onderschreven. Maar tegelijkertijd melden sociaal werkers dat door het poneren van deze stelling maar één aspect eruit gelicht wordt, terwijl armoede niet alleen gerelateerd is aan sociaal isolement, maar ook laag inkomen, schulden etc.: Wat is invulling van begrip armoede? Honger? Schulden? Laag inkomen? Hoe laag? Niet participeren? Gemis aan toekomstperspectief? geen uitzicht op nieuwe meubels? Nooit vakantie? Eenzaamheid? Andere respondenten lichten hun antwoord toe: Er wordt toch vaak heel 'verkokerd' gekeken ; Sociaal isolement leidt in veel gevallen tot een aantasting van het welzijn, de gezondheid en een verminderde inzetbaarheid op de arbeidsmarkt. 19

23 7 Ondersteunings- en oplossingsrichtingen voor cliënten met armoedeproblematiek Welke oplossingsrichtingen zien professionals en vrijwilligers als meest geschikt om armoedeproblematiek aan te pakken? Zij geven aan de volgende volgorde te ervaren (1 = meest geschikt, n=303): 1. Tijdig signaleren en inspelen op (dreigende) schulden 2. Inzetten op gedragsverandering en vergroten persoonlijke vaardigheden 3. Toeleiden naar werk en zinvolle dagbesteding 4. Uitkeringssystemen en beloningssystemen aanpassen De oplossingsrichting tijdig signalen en inspelen op (dreigende) schulden wordt als belangrijkste oplossingsrichting genoemd, op de voet gevolgd door het inzetten op gedragsverandering / vergroten persoonlijke vaardigheden en het toeleiden naar werk / zinvolle dagbesteding. Uitkeringssystemen en beloningssystemen aanpassen wordt gemiddeld het vaakst als vierde genoemd. De reden dat tijdig signaleren en inspelen vaak als meest geschikt noemen wordt toegelicht met toelichtingen als voorkomen is beter dan genezen. Deze oplossingsrichting wint aan kracht als het gecombineerd wordt met de oplossingsrichting die het meest op 2 is gezet, Inzetten op gedragsverandering en persoonlijke vaardigheden. Natuurlijk is toeleiden naar werk en zinvolle dagbesteding ook belangrijk, maar dan moet er wel werk zijn, merkt een respondent op. In andere economische tijden zou deze oplossingsrichting misschien hoger scoren. Uitkeringssystemen en beloningssystemen aanpassen scoort het laagst, en dat terwijl het duidelijk is dat het financieel niveau van de bijstand en armoede nauw aan elkaar verbonden. 7 Een hogere bijstand leidt direct tot minder armoede, maar het is tevens een oplossingsrichting waar hulpverleners de minste invloed op hebben of de minste verwachting van hebben, zoals een respondent opmerkt: Denkt u nu werkelijk dat de Nederlandse politiek een hoger minimuminkomen wil vaststellen?. Meer dan 50% van de sociaal werkers gaf aan ook andere oplossingsrichtingen te zien. De aangedragen alternatieven variëren van oplossingen waarbij sociale professionals en vrijwilligers een faciliterende rol vervullen (zoals het versterken sociale netwerken), opleidingen voor ervaringsdeskundigen, door burgers zelf in gang gezette activiteiten (zoals ruilsystemen, budgetkringen), oplossingen waarbij overheid en organisaties beter moeten gaan samenwerken om te komen tot (meer) persoonlijke maatwerk, tot radicaal andere oplossingen waarin gepleit wordt voor een basisinkomen, of tenminste een onderzoek daarnaar en alternatieve vormen van schuldhulpverlening en gedwongen herverdeling van inkomens. Welke ondersteuningsvormen worden ingezet? Er zijn vele vormen van ondersteuning om armoede te bestrijden. Wij vroegen sociaal werkers of zij konden aangeven van welke ondersteuningsvormen in hun (vrijwilligers)werkomgeving of gemeente gebruik wordt gemaakt. Het kan hierbij gaan om ondersteuningsvormen van meer preventieve aard, bijvoorbeeld in de vorm van voorlichting, schuldhulp- en dienstverleningstrajecten, (gemeentelijke) regelingen zoals kwijtschelding gemeentelijke belastingen, bijzonder bijstand en stimuleringsactiviteiten als toeleiden naar opleiding, werk en / of zinvolle dagbesteding en empowerment. Het brede palet van ondersteuningsvormen wordt ingezet volgens de sociaal werkers. 7 Armoedesignalement 2014 SCP CBS, p 7 20

24 Praktische ondersteuning preventief Voorlichting over regelingen en voorzieningen ter preventie Voorlichting over besparingsmogelijkheden Voorkomen oplopen betaalachterstand en tijdig toeleiden naar relevante hulpverlening 0% 20% 40% 60% 80% 100% Praktische ondersteuning Geld / korting/ voedselpakketten / goederen Formulierenbrigade Bestandskoppeling Schuldhulp- of dienstverlening Budgetbegeleiding door schuldhulpmaatje Kindgerichte aanpak Gebruik gemeentelijke financiële tegemoetkomingen Kwijtschelding gemeentelijke belastingen Collectieve ziektekostenverzekeringen Categoriale bijzondere bijstand voor chronisch Stimuleringsactiviteiten Bijzondere bijstand Langdurigheidstoeslag Stads- en kortingspas Empowerment: investeren in sociale netwerken / persoonlijke competenties / zelfbeeld Investeren in veranderen ongezonde leefgewoontes Participatiebevordering door toeleiding naar opleiding, werk of dagbesteding Participeren in (zelf opgezette) buurtvoorzieningen Stimuleren samenwerkingsverbanden lokale bedrijven 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Ja Nee Weet ik niet Figuur 8. Vormen van ondersteuning die sociaal werkers bieden (n=303) 21

25 Belangrijke partijen in armoedebestrijding Sociaal werkers geven aan eigenlijk alle partijen (zeer) belangrijk te vinden in de aanpak van armoedeproblematiek. Alleen werkgevers/bedrijven, lokale politieke partijen 8 en individuele actieve burgers spelen volgens een kleine groep een minder belangrijke rol. De belangrijkste rol is volgens hen weggelegd voor de gemeente (volgens 96% van de sociaal werkers (zeer) belangrijk). Wat niet vreemd is aangezien zij de aangewezen partij zijn om het armoedebeleid vorm te geven. Ook welzijnsinstellingen worden veel als zeer belangrijk (65,7%) ervaren. Bijna 90% van de sociaal werkers noemt een samenspel tussen verschillende partijen als (zeer) belangrijk aspect.. Gemeente Werkgevers / bedrijven Voedselbank Woningcorporaties Welzijnsinstellingen Burgerinitiatieven Vrijwilligersorganisaties Samenwerkingsverbanden Kerken / kerkelijke organisaties Wijkcoaches / sociale wijkteams Lokale politieke partijen Individuele actieve burgers 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Niet belangrijk Een beetje belangrijk Belangrijk Zeer belangrijk weet ik niet Figuur 9. Belangrijke partijen in armoedebestrijding (n=304) 8 In dit geval is het interessant dat stelling 8 de aanpak van armoede wordt sterk gekleurd door de lokale politiek (zie p. 16) door een ruime meerderheid wordt onderschreven. Onze verklaring is dat in deze vraag de verschillende actoren met elkaar worden vergeleken. Alle actoren worden belangrijk geacht, maar vergeleken met de directe aanpak van armoede worden andere actoren belangrijker geacht. Stelling 8 lijkt vooral beantwoord te zijn vanuit invloed op beleid. 22

26 8 Ondersteuning en informatie voor professionals en vrijwilligers In de enquête is gevraagd naar de manier waarop professionals en vrijwilligers in hun (vrijwilligers)werk worden ondersteund en welke informatiebronnen zij daarvoor hebben en gebruiken en naar de manier waarop zij graag ondersteund willen worden om armoede aan te pakken. In de tabel is zichtbaar dat er sprake is van een kloof tussen wat men belangrijk vindt en waarop men op dit moment daadwerkelijk wordt ondersteund (n=283 9 ). Zo vindt 57% van de sociaal werkers deskundigheidsbevordering en cursussen (erg) belangrijk, maar geeft maar 13% aan dat dit gebeurt. Redenen die regelmatig genoemd worden is het gebrek aan middelen om hieraan te werken (cursussen kosten geld), of tijdgebrek (door hoge werkdruk). Deskundigheidsbevordering / cursussen Ik krijg de ruimte om kennis en ervaring uit te wisselen Ik heb via mijn organisatie beschikking over de meest actuele informatie Ik kan bij een of meerdere collegas terecht Het thema armoede krijgt in onze organisatie veel aandacht % dat deze vorm van ondersteuning (zeer) belangrijk vindt % dat wordt ondersteund Figuur 10. Ondersteuning: wat vindt u belangrijk, wat ontvangt u aan ondersteuning? De informatiebronnen die men graag zou aanwenden in verhouding tot waar men nu gebruik van maakt lopen op eenzelfde manier uiteen (zie figuur 11). Ook hier is de wens groter dan de werkelijkheid. De kloof ligt voornamelijk op het vlak van congressen/bijeenkomsten en het volgen van cursussen, maar ook op het vlak van management/collega s en vaktijdschriften is de discrepantie groot. Dat het verschil bij social media zo groot is zou kunnen komen omdat nog relatief veel mensen weinig bekend zijn met het gebruik daarvan (voor hun vak). Voor het volgen van cursussen/deskundigheidsbevordering kan de reden verschillen: de hoeveelheid cursussen, de toegankelijkheid ervan of de mogelijkheid om hier (vanuit de organisatie) aan mee te (mogen) doen. Netwerkcontacten en krant / radio / tv worden door sociaal werkers als belangrijke bronnen van informatie gezien, waar zij in relatief hoge mate beschikking over hebben. 9 Bij de vraag naar hoe men ondersteuning wil ontvangen hebben een aantal respondenten bij diverse onderdelen niet van toepassing aangemerkt, omdat de aard van hun werk bijvoorbeeld anders is waardoor er geen sprake van ondersteuning(swensen) is. Aan Zzp ers is de vraag naar ontvangen ondersteuning niet gesteld, aangezien zij niet bij een organisatie zijn aangesloten. 23

27 Cursussen Bijeenkomsten of congressen Sociale media Netwerkcontacten Management en collegas Zoekacties op internet Vaktijdschriften Digitale nieuwsbrieven Krant radio tv % dat informatie (zeer) belangrijk vindt % dat informatie tot beschikking heeft Figuur 11. Informatievoorziening: behoefte en beschikbaarheid (n=304) 24

Op weg naar effectieve schuldhulp. Preventie: voorkomen is beter dan genezen

Op weg naar effectieve schuldhulp. Preventie: voorkomen is beter dan genezen Op weg naar effectieve schuldhulp Preventie: voorkomen is beter dan genezen Gemeenten en Schuldhulpverlening Voorwoord Auteurs dr. Nadja Jungmann dr. Roeland van Geuns dr. Jeanine Klaver drs. Peter Wesdorp

Nadere informatie

KINDEREN IN ARMOEDE IN NEDERLAND

KINDEREN IN ARMOEDE IN NEDERLAND KINDEREN IN ARMOEDE IN NEDERLAND Datum: 25 juni 2013 Rapportnummer: KOM4/2013 Kinderen in armoede in Nederland Verwey-Jonker Instituut Majone Steketee Trudi Nederland Jodi Mak Renske van der Gaag Maxine

Nadere informatie

www.rotterdam.nl Actieprogramma gericht op het bestrijden van eenzaamheid December 2014 Voor mekaar

www.rotterdam.nl Actieprogramma gericht op het bestrijden van eenzaamheid December 2014 Voor mekaar www.rotterdam.nl Actieprogramma gericht op het bestrijden van eenzaamheid December 2014 Voor mekaar Inhoud Voorwoord 4 Hoofdstuk 1: Inleiding 5 Hoofdstuk 2: Eenzaam in Rotterdam: Het probleem 6 Hoofdstuk

Nadere informatie

Sociale (wijk)teams in vogelvlucht

Sociale (wijk)teams in vogelvlucht Sociale (wijk)teams in vogelvlucht State of the art najaar 2014 Auteur(s) Datum Movisie Silke van Arum en Rosanna Schoorl Utrecht, februari 2015 Movisie: kennis en aanpak van sociale vraagstukken Movisie

Nadere informatie

Hulpverlening aan kinderen die leven in armoede

Hulpverlening aan kinderen die leven in armoede Hulpverlening aan kinderen die leven in armoede Nota van Bevindingen Capelle aan den IJssel Utrecht, januari 2011 Integraal Toezicht Jeugdzaken is een programmatische samenwerking van: Inspectie jeugdzorg

Nadere informatie

EEN ONDERZOEK NAAR UITVAL IN DE SCHULDDIENSTVERLENING TUSSEN HET EERSTE EN TWEEDE CONTACTMOMENT

EEN ONDERZOEK NAAR UITVAL IN DE SCHULDDIENSTVERLENING TUSSEN HET EERSTE EN TWEEDE CONTACTMOMENT UITVAL OF ZELFREGIE? EEN ONDERZOEK NAAR UITVAL IN DE SCHULDDIENSTVERLENING TUSSEN HET EERSTE EN TWEEDE CONTACTMOMENT KENNISCENTRUM MAATSCHAPPIJ EN RECHT LECTORAAT ARMOEDE EN PARTICIPATIE CREATING TOMORROW

Nadere informatie

Sleutels voor de lokale aanpak van eenzaamheid

Sleutels voor de lokale aanpak van eenzaamheid Sleutels voor de lokale aanpak van eenzaamheid Inhoud Voorwoord 3 Inleiding 4 Deel 1: Wat is eenzaamheid? Is het een probleem? 1 Wat wordt onder eenzaamheid verstaan? 5 2 Waarom is er aandacht voor eenzaamheid

Nadere informatie

Wat ga je doen? Een beeld van Participatie & Werk in opvangvoorzieningen 2011-2013. Maarten Davelaar Freek Hermens

Wat ga je doen? Een beeld van Participatie & Werk in opvangvoorzieningen 2011-2013. Maarten Davelaar Freek Hermens Wat ga je doen? Een beeld van Participatie & Werk in opvangvoorzieningen 2011-2013 Maarten Davelaar Freek Hermens Wat ga je doen? Een beeld van Participatie & Werk in opvangvoorzieningen 2011-2013 Maarten

Nadere informatie

Participatie in zicht

Participatie in zicht Participatie in zicht Gemeenten, jeugdigen, ouders en jeugdzorgcliënten in de transitie jeugdzorg 2013 Renske van der Gaag Rob Gilsing Jodi Mak Participatie in zicht Gemeenten, jeugdigen, ouders en jeugdzorgcliënten

Nadere informatie

Maatwerk bij meervoudigheid. Domeinoverstijgende dienstverlening aan mensen met meervoudige problematiek

Maatwerk bij meervoudigheid. Domeinoverstijgende dienstverlening aan mensen met meervoudige problematiek Maatwerk bij meervoudigheid Domeinoverstijgende dienstverlening aan mensen met meervoudige problematiek Maatwerk bij meervoudigheid Domeinoverstijgende dienstverlening aan mensen met meervoudige problematiek

Nadere informatie

Zelfmanagement, wat betekent het voor de patiënt?

Zelfmanagement, wat betekent het voor de patiënt? Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. Zelfmanagement, wat betekent het voor de patiënt? Monique Heijmans Geeke Waverijn Lieke van Houtum ISBN 978-94-6122-248-0

Nadere informatie

Als burgerschap niet vanzelfsprekend is

Als burgerschap niet vanzelfsprekend is Als burgerschap niet vanzelfsprekend is Gesprekswijzer met productenoverzicht voor gemeenten en ggz-instellingen Auteur: Anne-Marie van Bergen Datum: Utrecht, februari 2010 MOVISIE Voorwoord Burgers die

Nadere informatie

Diversiteit in transitie

Diversiteit in transitie Diversiteit in transitie Aandacht voor effectief bereik van migrantengezinnen in de transitie van de jeugdzorg Adviesrapport november 2014 Hans Bellaart 2 Diversiteit in transitie In h o u d 1. Inleiding

Nadere informatie

Meedoen mogelijk maken in Brummen

Meedoen mogelijk maken in Brummen Meedoen mogelijk maken in Brummen Inventarisatie participatiebevorderende activiteiten Auteur(s) Datum MOVISIE Hugo Greeven Marjoke Verschelling Anneke van der Ven Utrecht, 10 augustus 2011 MOVISIE Kennis

Nadere informatie

KAN DE MANTELZORGER DIT AAN? Quickscan naar gevolgen van de pakketmaatregel Begeleiding in de AWBZ voor mantelzorgers

KAN DE MANTELZORGER DIT AAN? Quickscan naar gevolgen van de pakketmaatregel Begeleiding in de AWBZ voor mantelzorgers KAN DE MANTELZORGER DIT AAN? Quickscan naar gevolgen van de pakketmaatregel Begeleiding in de AWBZ voor mantelzorgers Expertisecentrum Mantelzorg (MOVISIE en Vilans) In opdracht van het ministerie van

Nadere informatie

Ouderen over ondersteuning en zorg

Ouderen over ondersteuning en zorg Ouderen over ondersteuning en zorg Kwaliteitscriteria voor ondersteuning en zorg vanuit ouderenperspectief met extra aandacht voor kwetsbare ouderen, waaronder migrantenouderen CSO Zorgbelang Nederland

Nadere informatie

Rapport Stade over kwetsbare gezinnen in Woerden. Aangeboden door Woerden.dichtbij.nl

Rapport Stade over kwetsbare gezinnen in Woerden. Aangeboden door Woerden.dichtbij.nl Rapport Stade over kwetsbare gezinnen in Woerden. Aangeboden door Woerden.dichtbij.nl Rapportage Kwetsbare gezinnen Woerden Pagina 1 Stade Advies Kwaliteit van samenleven Pagina 2 Stade Advies BV Rapportage:

Nadere informatie

Utrecht November 2009. Bagaimana hoe gaat het? een verkenning van kwetsbaarheid bij oudere migranten

Utrecht November 2009. Bagaimana hoe gaat het? een verkenning van kwetsbaarheid bij oudere migranten Utrecht November 2009 Bagaimana hoe gaat het? een verkenning van kwetsbaarheid bij oudere migranten 2 Inhoudsopgave Voorwoord 5 Inleiding 7 Hoofdstuk 1 Wie zijn de oudere migranten? Hoofdstuk 2 Levensterrein

Nadere informatie

Meedoen mogelijk maken

Meedoen mogelijk maken verbind Sociale Zaken en Werkgelegenheid Beleid, Advies en Control Werkplein De Lure Hanzelaan 180 Postbus 10007 8000 GA Zwolle Telefoon (038) 498 40 57 s.bruns@zwolle.nl www.zwolle.nl Meedoen mogelijk

Nadere informatie

Het CJG, de oplossing voor de jeugdzorg? De invloed van vertrouwen en samenwerking op de organisaties binnen het Centrum voor Jeugd en Gezin.

Het CJG, de oplossing voor de jeugdzorg? De invloed van vertrouwen en samenwerking op de organisaties binnen het Centrum voor Jeugd en Gezin. Het CJG, de oplossing voor de jeugdzorg? De invloed van vertrouwen en samenwerking op de organisaties binnen het Centrum voor Jeugd en Gezin. Auteur: Eva Geesing 2 Het CJG, de oplossing voor de jeugdzorg?

Nadere informatie

Professionals en ondersteuning

Professionals en ondersteuning Professionals en ondersteuning bij mediaopvoeding 1 2013 Nederlands Jeugdinstituut / Stichting Mijn Kind Online Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van

Nadere informatie

Pleidooi voor de versterking van Welzijn binnen wonen-welzijn-zorg. Het alledaagse mogelijk maken

Pleidooi voor de versterking van Welzijn binnen wonen-welzijn-zorg. Het alledaagse mogelijk maken Pleidooi voor de versterking van Welzijn binnen wonen-welzijn-zorg Het alledaagse mogelijk maken Inhoud Voorwoord Voorwoord 3 1. Inleiding 4 2. Over welzijn gesproken 7 3. Het alledaagse mogelijk maken

Nadere informatie

Het Gesprek. Deel IV: Nieuwe doelgroep, ander Gesprek

Het Gesprek. Deel IV: Nieuwe doelgroep, ander Gesprek Het Gesprek Deel IV: Nieuwe doelgroep, ander Gesprek Het Gesprek Deel IV: Nieuwe doelgroep, ander Gesprek Colofon Deze publicatie is uitgegeven door de VNG in het kader van project De Kanteling, april

Nadere informatie

Verkenning methoden algemeen maatschappelijk werk (AMW)

Verkenning methoden algemeen maatschappelijk werk (AMW) Verkenning methoden algemeen maatschappelijk werk (AMW) Auteur(s) Datum MOVISIE Martijn Bool Utrecht, april 2013 2 MOVISIE Kennis en aanpak van sociale vraagstukken MOVISIE is hét landelijke kennisinstituut

Nadere informatie

Voor de jeugd: Het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel

Voor de jeugd: Het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel Voor de jeugd: Het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel 2 Inhoudsopgave Samenvatting 4 1. Uitgangspositie 6 1.1 Voorlopig wettelijk kader 6 1.2 Inzicht in de verschuiving van verantwoordelijkheden 7 1.3 Rotterdamse

Nadere informatie

Omgaan met eenzaamheid onder mantelzorgers Herkennen, bespreken en aanpakken

Omgaan met eenzaamheid onder mantelzorgers Herkennen, bespreken en aanpakken Omgaan met eenzaamheid onder mantelzorgers Herkennen, bespreken en aanpakken Auteur: Wilco Kruijswijk Met dank aan: Anita Peters, Theo Royers en Roos Scherpenzeel Colofon Auteurs: Jan Willem van de Maat,

Nadere informatie

Multiprobleem huishoudens. Maatschappelijk Werk. Schulddienstverlening

Multiprobleem huishoudens. Maatschappelijk Werk. Schulddienstverlening Multiprobleem huishoudens Maatschappelijk Werk Schulddienstverlening Jeannette Oosterom maart 2014 Schulden Chaos Verzamelde kennis en een beschrijving van de ontwikkelingen die de noodzaak tot samen optrekken

Nadere informatie

Gezien en gehoord. Maatschappelijk rendement van project Motto: zingeving en levensvragen bij ouderen

Gezien en gehoord. Maatschappelijk rendement van project Motto: zingeving en levensvragen bij ouderen Gezien en gehoord Maatschappelijk rendement van project Motto: zingeving en levensvragen bij ouderen Maarten Davelaar Ahmed Hamdi Jenny Verheijen Marie-Christine van Dongen Angela Verleun Gezien en gehoord

Nadere informatie

Bondgenoten in de decentralisaties

Bondgenoten in de decentralisaties Januari 2013 Bondgenoten in de decentralisaties Invulling geven aan het transformatieproces en de coalitieaanpak TransitieBureau Begeleiding in de Wmo Januari 2013 Bondgenoten in de decentralisaties TransitieBureau

Nadere informatie

gevangen in schuld over de uitzichtloze schuldsituaties van cliënten van de verslavingsreclassering

gevangen in schuld over de uitzichtloze schuldsituaties van cliënten van de verslavingsreclassering gevangen in schuld over de uitzichtloze schuldsituaties van cliënten van de verslavingsreclassering Auteurs Nadja Jungmann Anneke Menger Marc Anderson David Stam Datum 2 juli 2014 Hogeschool Utrecht, 2014

Nadere informatie