HOOFDSTUK 10. Oplossingen in water

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "HOOFDSTUK 10. Oplossingen in water"

Transcriptie

1 HOOFDSTUK 10. Oplossingen in water Heb je je wel eens afgevraagd waarom sommige stoffen in water oplossen (bv. keukenzout, suiker) en andere slechts heel moeilijk of helemaal niet (bv. zeep)? Waarom sommige van die oplossingen de elektrische stroom geleiden en andere niet? In dit hoofdstuk leer je dat het deeltjesmodel van de materie (het corpusculair model) een grote hulp is om zulke verschijnselen te verklaren. Op het einde van het hoofdstuk ben je niet alleen in staat om te bepalen of twee willekeurige zouten (bv. kaliumfosfaat en zinkbromide) bij vermenging zullen oplossen, je zult ook de reactievergelijking van deze reactie kunnen schrijven. En je zult kunnen voorspellen of er zich een ondoorzichtige neerslag zal vormen en waaruit die zal bestaan (in ons voorbeeld: een neerslag van zinkfosfaat). En vooral: je zult begrijpen waarom dit zo gebeurt en welke fenomenen zich op het niveau van deeltjes afspelen. Je merkt het : dit wordt alweer een leerrijk hoofdstuk chemie. Aan het werk dan maar! Leerplandoelen: wat je na dit hoofdstuk moet kennen en kunnen: - het begrip elektronegativiteit (= elektronegatieve waarde) kennen; - weten hoe partiële ladingen ontstaan; - uit het verschil in elektronegativiteit (ΔEN) het ionair karakter van een verbinding kunnen afleiden (met behulp van een tablel); - het onderscheid tussen polaire en apolaire atoombindingen maken aan de hand van elektronegativiteit; - het begrip dipoolmolecule kennen; - kunnen uitleggen waarom de molecule water een dipool-molecule is; - het begrip waterstofbrug kennen; - het oplossen van stoffen in water beschrijven in termen van corpusculaire interacties (dissociatie, ionisatie, hydratatie); - steunend op het elektrisch geleidbaarheid stoffen indelen in elektrolyten en in nietelektrolyten; - de oplosbaarheid van ion- en molecuulverbindingen in polaire en apolaire oplosmiddelen onderzoeken (labo-practicum); - in een tabel het onderscheid tussen goed en slecht in water oplosbare ionverbindingen aflezen en daaruit afleiden of een neerslag kan ontstaan (oplosbaarheidstabellen kunnen gebruiken); - Een neerslagreactie en gasontwikkelingsreactie corpusculair voorstellen, symbolisch weergeven en interpreteren; - Neerslagreacties voorstellen door ionreactievergelijkingen; - Aan de hand van een experiment een neerslagreactieof een gasontwikkelingsreactie herkennen (labo-practicum). Freinetschool Villa da Vinci 75

2 18. Dipoolmoleculen Bronnen: - C:\elementaire chemie\415_partieel ionkarakter.htm (= hoofdstuk 9.1 Elektronegatieve waarde ) - Aanvullende informatie: Explosief 2.2. p ALVORENS JE DE FICHE INVULT Elementaire chemie : Lees zeer aandachtig de pagina met als titel elektronegatieve waarde partieel ionkarakter (hoofdstuk 9.1), tot je alles begrepen hebt. Inleiding Wat gebeurt er wanneer je een elektrisch geladen staaf in de buurt van een waterstraal brengt? _ Dit is op zijn minst vreemd te noemen, want (zoet) water is geen geleider van elektrische stroom. Wat gebeurt er wanneer je dezelfde staaf in de buurt van een straal tetrachloormethaan (tetra, CCl 4) brengt? _ In dit hoofdstuk leer je dat de verklaring voor dit fenomeen in de verschillende moleculaire structuren van water en tetra ligt. We voeren in dit hoofdstuk zes nieuwe begrippen in : (1) elektronegatieve waarde (elektronegativiteit), kortweg : EN (2) Verschil in elektronegativiteit (kort: ΔEN ) en (3) ionkarakter van een atoombinding (4) Polaire moleculen (of dipoolmoleculen) en apolaire moleculen (5) Polaire en apolaire stoffen (6) Waterstofbruggen Deze zes begrippen moet je kennen, kunnen uitleggen en kunnen toepassen. We behandelen ze nu een voor een. Freinetschool Villa da Vinci 76

3 a) Elektronegatieve waarde EN Definitie. Vul aan: De elektronegatieve waarde (kort: EN) is het vermogen van de atoomkern van een element om, in een binding met een ander atoom,. Welke twee factoren beïnvloeden de elektronegatieve waarde van een element? (Het antwoord vind je bij de uitleg over de HCl-atoombinding). 1) Het aantal : hoe meer in de atoomkern, hoe sterker/zwakker een elektron aangetrokken wordt. 2) Het aantal. Hoe meer, hoe groter/kleiner de afstand tot de, dus hoe sterker/zwakker een elektron in de buitenste schil aangetrokken wordt. Het samenspel van deze twee factoren bepaalt de elektronegatieve waarde (EN) voor elk element. Bestudeer aandachtig de volgende tabel: Tabel 1 - Elektronegatieve waarde van de elementen Freinetschool Villa da Vinci 77

4 Vragen (het antwoord moet je zelf vinden, door beide bovenstaande principes toe te passen): - (1) Waar in het PSE bevinden zich de elementen met de grootste EN? => Omcirkel het juiste antwoord: Bovenaan links bovenaan rechts onderaan links onderaan rechts bovenaan in het midden onderaan in het midden => Waarom? en. - (2) Waar in het PSE bevinden zich de elementen met de kleinste EN? => Omcirkel het juiste antwoord: Bovenaan links bovenaan rechts onderaan links onderaan rechts bovenaan in het midden onderaan in het midden => Waarom? en. - (3) Verklaar het verschil in EN tussen O en S. - (4) Verklaar het verschil in EN tussen O en N. Een andere voorstelling van de elektronegativiteit van de elementen. Wat valt op als je naar de edelgassen kijkt? Freinetschool Villa da Vinci 78

5 b) Verschil in elektronegativiteit : ΔEN = EN 2 EN 1. Het ionkarakter van een atoombinding. Wanneer twee elementen een verbinding vormen, bepaalt het verschil in EN in hoeverre het over een binding dan wel een binding gaat. Het verschil in EN duiden we aan met het symbool. Het antwoord op de vraag : Is een bepaalde binding een ionbinding is dus niet absoluut (ja/neen), maar relatief (zoveel procent ionair). EN bepaalt het karakter van een a. Tabel : ΔEN en het ionair karakter van chemische verbindingen: Tabel 2 - Het ionair karakter van chemische verbindingen Interpretatie van de tabel We spreken van een ionbinding wanneer het ionair karakter van de binding > 50 %. VRAAG 1 : Vanaf welke waarde voor ΔEN spreken we van een ionbinding? ANTWOORD: voor ΔEN. VRAAG 2: Voor welke waarden van ΔEN spreken we van een atoombinding? ANTWOORD: voor ΔEN Toepassing : HCl 1. Lees aandachtig de uitleg over de vorming van HCl op Elementaire Chemie. 2. Verklaar met behulp van de twee bovenstaande tabellen de volgende uitspraak: De HClbinding is 18 % ionair. Verklaar dit in twee stappen. Freinetschool Villa da Vinci 79

6 Stap 1 (met behulp van tabel 1) : Stap 2 (met behulp van tabel 2) : Besluit : HCl is een binding ( % ionbinding => % atoombinding). Toepassing : de verbinding HF (waterstoffluoride). Beantwoord de volgende vragen: Beschouw de verbinding HF. o o o o Hoeveel bedraagt ΔEN? Is dit een ionbinding? Ja / Neen. Hoeveel procent ionkarakter heeft de binding? (herinner je: als dit percentage > 50 % => ionbinding!) Welk element in HF heeft een partiële negatieve lading? Waarom? Welke element in HF heeft een partiële positieve lading? Waarom? OEFENING Bereken het percentage ionkarakter van de volgende atoombindingen. Welk atoom is partieel positief geladen? Welk atoom is partieel negatief geladen? MAAK DEZE OEFENING ZELFSTANDIG, ALVORENS JE NAAR DE OPLOSSING KIJKT. Binding % ionkarakter Partieel-positief Partieelnegatief A B C D E H-Cl N-O I-I P-Cl H-O Freinetschool Villa da Vinci 80

7 F G H I J H-F S-O N-H C-Cl C-O Oplossing: C:\elementaire chemie\oplossingen\oefening 2.10.htm ( 9.1. onderaan) c) Polaire en apolaire moleculen Lees aandachtig C:\elementaire chemie\416_dipoolmoleculen.htm. ( 9.1.). 1) Wat is een dipoolmolecule? Geef de definitie (drie voorwaarden moeten vervuld zijn!) Een dipoolmolecule is 2) Onderstreep in de bovenstaande definitie de DRIE kenmerken van een dipoolmolecule. 3) Wat is een apolaire molecule? Apolaire moleculen zijn 4) Hieronder zie je het bolkap- of het staafjesmodel van enkele moleculen. Geef telkens aan of de molecule polair (= dipoolmolecule) of apolair is. Freinetschool Villa da Vinci 81

8 a) Water (H 2O) : c) Methaan (CH 4) : b) CCl 4 : d) H 2S : Oplossing: 2 x polair, 2 x apolair 5) Maak de oefening Dipoolmoleculen op Elementaire Chemie (10 opgaven, onderaan op C:\elementaire chemie\416_dipoolmoleculen.htm). d) Polaire en apolaire stoffen Definitie: (schrap wat niet past) Stoffen die opgebouwd zijn uit polaire/apolaire moleculen (of dipoolmoleculen) noemen we polaire stoffen. Stoffen die opgebouwd zijn uit polaire/apolaire moleculen noemen we apolaire stoffen. Vul aan: polaire stof, polaire moleculen, apolaire moleculen, apolaire stof. Water is een, want het bestaat uit. Tetra (CCl 4) bestaat uit en is dus een. Freinetschool Villa da Vinci 82

9 e) Waterstofbruggen Lees aandachtig de volgende tekst : Tussen watermoleculen onderling werken sterke dipool-dipoolkrachten. Door deze krachten tussen de watermoleculen ontstaan molecuulaggregaten (aggregaat = ophoping), waarin de H-atomen als het ware bruggen vormen tussen de moleculen: waterstofbruggen (zie de stippellijn op de schets). Daardoor heeft water een uitzonderlijk hoog smelt- en kookpunt in vergelijking met andere moleculen met een vergelijkbare structuur (zoals H2S). In vaste toestand (ijs) zijn alle watermoleculen door dergelijke waterstofbruggen aan elkaar gebonden: ze vormen een zeer stevig rooster (molecuulrooster). In vloeibare toestand worden waterstofbruggen voortdurend verbroken, maar ontstaan er op hetzelfde ogenblik ook andere bruggen: de watermoleculen vormen kleine molecuulaggregaten. Zelfs in waterdamp zijn er nog kleine aggregaten aanwezig. Tussen moleculen die bestaan uit één of meer H-atomen en een ander klein atoom (F, O, N) vormen zich waterstofbruggen. Daardoor treden extra cohesiekrachten tussen deze moleculen op. Visuele voorstelling van de waterstofbrug: Bekijk het korte filmpje A Closer Look at Water op C:\elementaire chemie\417_cohesiekrachten.htm (bijna onderaan op de pagina). Bestudeer ook de molecuulstructuur in de 3D-modellen op dezelfde pagina. Freinetschool Villa da Vinci 83

10 Waterstofbrug. De twee schema's links geven de kristalstructuur van gestold water (ijs). Rechts de veranderlijke waterstofbruggen bij vloeibaar water (tijdelijke aggregaten van moleculen). Onthoud: bij watermoleculen maken de twee H-O-bindingen een hoek van 104. Freinetschool Villa da Vinci 84

11 Samenvatting: de waterstofbrug. a) Duid op de het 3D-model van vloeibaar water aan: H-atomen, O-atomen, waterstofbrug. b) Beschrijf met je eigen woorden hoe de waterstofbrug tot stand komt :. c) Welke gevolgen heeft het optreden van waterstofbruggen voor water? (bron: C:\elementaire chemie\417_cohesiekrachten.htm) 1) Er treden extra krachten tussen de m op. 2) Het en het van water liggen hoger dan bij andere vergelijkbare stoffen (zoals H 2S). 3) In vaste toestand (ijs) vormen de watermoleculen een. 4) Een ander gevolg van de waterstofbrug in water is dat ijs een kleinere massadichtheid heeft dan vloeibaar water en dus op water drijft. Zonder deze eigenschap van water zou het leven in water voor de meeste dier- en plantensoorten onmogelijk zijn (waarom?). Freinetschool Villa da Vinci 85

12 19. Corpusculaire interacties bij het oplossen Bronnen: - C:\elementaire chemie\418_polair - apolair.htm ( 9.2. Polaire en apolaire oplosmiddelen) 1. Voorbereiding: Noteer de structuurformules (Lewis-voorstelling) of het rooster van de volgende stoffen. Duid ook telkens aan of ze polair of apolair zijn (schrap wat niet past): Natriumchloride : NaCl Dijood : I2 Polair / apolair Water : H2O Polair / apolair Tetra of koolstoftetrachloride: CCl4 Polair / apolair Polair / apolair 2. Lees aandachtig de opgegeven pagina op Elementaire Chemie ( Polaire en apolaire oplosmiddelen ). Bekijk ook het filmpje Natrium en dijood in water en tetra. 3. Bekijk de animatie (links bovenaan op de pagina) over de oplosbaarheid van keukenzout (NaCl) in water. Klik vervolgens op de zoom-knop en luister naar de verklaring. Freinetschool Villa da Vinci 86

13 Leg nu uit, door gebruik te maken van het corpusculair model van de materie (deeltjesmodel) : (Gebruik de uitleg op Elementaire Chemie om de volgende vragen te beantwoorden.) a) Wat gebeurt er bij het oplossen van NaCl in water met de Na + - en de Cl deeltjes van NaCl? Leg dit uit in twee stappen: Stap 1: _ Stap 2: b) Waarom geleidt zout water de elektrische stroom? _ c) Wat betekent de term gehydrateerd ion? 4. Twee van de volgende uitspraken zijn juist. Welke? (Doorstreep wat fout is) a) De positieve metaalionen in het NaCl-rooster trekken de negatieve watermoleculen aan. b) De positieve niet-metaalionen in het NaCl-rooster trekken de negatieve watermoleculen aan. c) De positieve metaalionen in het NaCl-rooster trekken de negatieve polen van de watermoleculen aan. d) De positieve niet-metaalionen in het NaCl-rooster trekken de negatieve polen van de watermoleculen aan. e) De negatieve metaalionen in het NaCl-rooster trekken de positieve watermoleculen aan. f) De negatieve niet-metaalionen in het NaCl-rooster trekken de positieve watermoleculen aan. g) De negatieve metaalionen in het NaCl-rooster trekken de positieve polen van de watermoleculen aan. h) De negatieve niet-metaalionen in het NaCl-rooster trekken de positieve polen van de watermoleculen aan. Freinetschool Villa da Vinci 87

14 5. In welke twee gevallen zal een oplosmiddel een zout 12 NIET goed oplossen? 1) Als de ionbinding van het zout 2) Als het oplosmiddel 6. Schrijf de dissociatievergelijking van natriumchloride op 13 : NaCl + (Met de langere formule op Elementaire Chemie hoef je nog geen rekening te houden. Je leert er meer over in leerfiche 21). 7. Oefening. Schrijf de dissociatievergelijking van de volgende (oplosbare) zouten in water: a KBr f Ca(NO3)2 b CaCl2 g Na2SO4 c NaNO3 h KI d K2SO4 i KNO3 e Fe(NO3)2 j Na3PO4 Tip : denk aan de indexen, de coëfficiënten en de partiële ladingen! a) KBr K + + Br - b) c) d) e) f) g) h) i) j) Oplossing: elementaire chemie\418_polair - apolair.htm. 12 Ter herinnering: een zout is een (M,NM)-verbinding. Zie hoofdstuk 9. Zouten zijn altijd ionbindingen. 13 Dissociatie = verbreking, uiteenvallen. Freinetschool Villa da Vinci 88

15 Samengevat Vul in : polaire stoffen; het oplosmiddel; het zout; apolair; ionbinding Veel zouten, zoals NaCl, lossen goed op in water omdat zowel als zijn. Wanneer een zout niet oplost in een vloeistof, dan is dat ofwel omdat de vloeistof is, ofwel omdat de van het zout in kwestie zeer sterk is. 8. Andere oplossingen : apolair apolair ; polair apolair ; apolair polair Blader even terug naar alinea 1 van deze fiche. Van het kadertje dat je daar invulde hebben we nu één mogelijkheid besproken: Een polaire stof in een polaire vloeistof => lost doorgaans goed op (bv. NaCl in H 2O). De volgende vragen blijven nog te beantwoorden: Hoe goed lost een polaire stof in een apolaire vloeistof op? (bv. NaCl in CCl 4) Hoe goed lost een apolaire stof in een polaire vloeistof op? (bv. I 2 in H 2O) Hoe goed lost een apolaire stof in een apolaire vloeistof op? (bv. I 2 in CCl 4) Lees de antwoorden op deze vragen op Elementaire Chemie (C:\elementaire chemie\418_polair - apolair.htm) en vul vervolgens het schema op de volgende bladzijde aan. 1) Geef bij elke combinatie aan: goed oplosbaar of weinig oplosbaar 2) Geef bij elke combinatie een korte verklaring met behulp van het corpusculair model van de materie (deeltjesmodel) Freinetschool Villa da Vinci 89

16 Polaire stof Apolaire stof goed/weinig oplosbaar Verklaring: goed/weinig oplosbaar Verklaring: Polair oplosmiddel goed/weinig oplosbaar Verklaring: goed/weinig oplosbaar Verklaring: Apolair oplosmiddel Freinetschool Villa da Vinci 90

17 9. Oefening : kruis het juiste antwoord aan (één antwoord per opgave) Polair oplosmiddel Apolair oplosmiddel 1. Br 2 X 2. CCl 4 lost goed op in een 3. Water 4. KCl 5. Natriumbromide 6. Dichloor (Cl 2) De oplossing vind je onderaan op de pagina C:\elementaire chemie\418_polair - apolair.htm ( 9.2. Polaire en apolaire oplosmiddelen). 10. Wanneer geleidt een oplossing de elektrische stroom? Herinner je : elektrische stroom is een beweging van g deeltjes. Neutrale deeltjes geleiden de stroom dus niet. Welke van de volgende stoffen zullen in opgeloste toestand de elektrische stroom goed geleiden? Geef telkens ook de reden aan (welke verbinding). Schrap wat niet past : Geleider in oplossing? Verklaring: NaCl geleidt / geleidt niet want: ionen / neutrale moleculen komen vrij I2 geleidt / geleidt niet want: ionen / neutrale moleculen komen vrij KBr geleidt / geleidt niet want: ionen / neutrale moleculen komen vrij Freinetschool Villa da Vinci 91

18 11. Algemeen besluit : de oplosbaarheid in vloeistoffen (goed kennen!) a) Vul in : apolair of polair Apolaire moleculen lossen goed op in oplosmiddelen. Ze lossen niet of slecht op in oplosmiddelen. Polaire stoffen lossen goed op in oplosmiddelen. Ze lossen niet of slecht op in oplosmiddelen. Neem het samenvattende kadertje ( algemeen besluit ) uit Elementaire Chemie hier over: b) Geleiding van de elektrische stroom. Opgeloste verbindingen geleiden de stroom goed. Opgeloste verbindingen geleiden de stroom niet. 12. Enkele slotoefeningen (zelf oefenen). Maak de oefening onderaan op C:\elementaire chemie\418_polair - apolair.htm ( Oplosbaarheid en oplosmiddel ). Definieer de volgende begrippen: o Apolaire stof o Polair oplosmiddel o procentueel ionair karakter van een binding Bepaal het procentueel ionair karakter van: LiCl, KI, CO Verklaar met behulp van het atoommodel én van de elektronegatieve waarde waarom waterstof geen ionbindingen kent. Freinetschool Villa da Vinci 92

19 20. Elektrolyten en niet-elektrolyten; elektrolyse Bronnen: - C:\elementaire chemie\419_elektrolyten en niet-elektrolyten.htm (1) - C:\elementaire chemie\420_sterke en zwakke elektrolyten.htm (2) - C:\elementaire chemie\422_elektrolyse.htm (3) - Explosief 2.2. p (4) Lees aandachtig bron (1). Lees de pagina op Elementaire Chemie volledig en beantwoord daarna de vragen. 1. Wat is een elektrolyt? Definitie. Een elektrolyt is Een voorbeeld van een elektrolyt is. 2. Waarom geleiden elektrolyten (in oplossing) de elektrische stroom? Formuleer zelf een antwoord op deze vraag. Je kunt dat antwoord meteen uit de definitie van een elektrolyt afleiden, of je vindt het op Elementaire Chemie. Antwoord: Elektrolyten in opgeloste toestand geleiden de elektrische stroom omdat de oplossing bestaat uit. 3. Is zoutzuur (HCl) een elektrolyt? Ja / Neen Leg uit waarom (niet). (Je vindt het antwoord in bron (1).) Freinetschool Villa da Vinci 93

20 4. Is ethanol (C 2H 5OH) een elektrolyt? Ja / Neen Leg uit waarom (niet). (Je vindt het antwoord in bron (1).) 5. Is keukenzout (NaCl) een elektrolyt? Ja / Neen Leg uit waarom (niet)? (Maak gebruik van je eigen kennis en inzicht om te antwoorden.) Ook sommige zuren kunnen bij het oplossen ionen vormen! Dat is niet zo vanzelfsprekend, want zuren zijn in tegenstelling tot zouten geen i verbindingen, maar a verbindingen (of covalente verbindingen). Waarom zuren toch ionen kunnen vormen, leer je in leerfiche Vul in: ionisatie, ionisatievergelijking, ionen Wanneer een stof (bv. een zuur of een zout) bij het oplossen vormt, spreken we van. Dit stellen we voor met een -, bijvoorbeeld: HCl H + + Cl - Freinetschool Villa da Vinci 94

21 7. Schrijf de ionisatievergelijkingen van de volgende stoffen. Denk aan de ladingen en de coëfficiënten! a) HNO 3 HNO 3 + b) HBr c) H 2SO 4 d) H 2S e) H 3PO 4 Oplossing: elementaire chemie\419_elektrolyten en niet-elektrolyten.htm (onderaan) 8. Sterke en zwakke elektrolyten. Lees aandachtig bron (2). Beantwoord dan de vragen zo exact mogelijk (met behulp van het deeltjesmodel van de materie): a) Wanneer spreken we van een sterk elektrolyt? b) Wanneer spreken we van een zwak elektrolyt? c) Een voorbeeld van een sterk elektrolyt is. Een voorbeeld van een zwak elektrolyt is. d) Vul in: het elektrisch geleidingsvermogen van elektrolyten wordt verklaard door de aanwezigheid van vrije. Freinetschool Villa da Vinci 95

22 9. Elektrolyse van elektrolytoplossingen Lees aandachtig bron (3). Neem het schema van de elektrolyse-opstelling van zoutzuur (HCl) hieronder over. o Duid aan op je tekening : anode (+), kathode (-), chloorgas, Cl -, H +. o Teken ook de stroomkring (met de positieve en de negatieve pool) en de bewegingsrichting van de (negatief geladen) elektronen (pijlen). a) Schrijf de ionisatievergelijking van zoutzuur op: b) Welke stof ontstaat aan de kathode? Verklaar met je eigen woorden hoe dit gebeurt. Freinetschool Villa da Vinci 96

23 c) Welke stof ontstaat aan de anode? Verklaar met je eigen woorden hoe dit gebeurt. d) Vul in. Kies uit : neutrale, anode, kathode, negatieve, positieve, elektrolyse, ontladen. Elektrolyse. Bij een worden aan de (= elektrode) de negatieve ionen. Aan de (= negatieve elektrode) worden de ionen. Aan beide elektroden ontstaan dus elektrisch stoffen. e) Studietip: je moet de elektrolyse van NaCl kunnen verklaren. Freinetschool Villa da Vinci 97

24 21. Dissociatie en hydratatie Bron: Explosief 2.2 p A. Dissociatie van zouten Lees aandachtig de bladzijden 99 en 100 in Explosief Beantwoord de onderstaande vragen: Wat zijn gehydrateerde ionen? Wat is dissociatie? 2. Verklaar de dissociatie van natriumchloride in water met het corpusculair model. Maak een schema en leg uit. Ter herinnering: NaCl is een zuur/zout/base en is dus een atoom-/metaal-/ionbinding Freinetschool Villa da Vinci 98

25 B. Ionisatie van zuren Wat vreemd! Zoutzuur (HCl) is een atoomverbinding 14 en bevat dus geen ionen. Toch geleidt een zoutzuuroplossing (zoutzuur in water) de elektrische stroom. Er moeten dus ionen gevormd zijn! Hoe kan dat? Lees de alinea Ionisatie van zuren in Explosief 2.2. op p Beantwoord de vragen: (a) Hoe ontstaan bij de oplossing van zoutzuur in water ionen? (b) Geef de ionisatievergelijking : (c) Hoe heet het positieve ion H 30+? (d) Geef de vergelijkingen van de trapsgewijze ionisatie van zwavelzuur (met twee ionisatievergelijkingen) 15 STAP 1 = vgl. 1 : STAP 2 = Vgl. 2 : Vat nu beide bovenstaande ionisatievergelijkingen samen tot één enkele vergelijking: STAP 3 = Vgl. 3 : H 2SO 4 + H 2O Dit is de ionisatievergelijking van zwavelzuur. Studietip: je moet het verschil kunnen uitleggen (en herkennen) tussen de ionisatie van een zout en de ionisatie van een zuur. Meer weten? Een meer gedetailleerde verklaring over de oplossing van moleculeverbindingen en ionverbindingen en over ionisatie vind je in Explosief 2.2., hoofdstukken 16 en 17, 19 en 20. Aanbevolen lectuur! 14 Ook covalente verbinding of (in Explosief) molecuulverbinding genoemd 15 De eerste reactievergelijking op p. 106 (Explosief 2.2.) bevat een fout. Vind je ze? Corrigeer ze! Freinetschool Villa da Vinci 99

26 22. De oplosbaarheid van zouten Bronnen: - Elementaire chemie\426_oplosbaarheid en neerslag.htm ( 10) 1) Herhaling van parate kennis. Vul aan of schrap wat niet past: Een elektrische stroom is gedefinieerd als de verplaatsing van ge deeltjes. Zouten zijn (, )-verbindingen: verbindingen tussen een m en een niet-. Zouten zijn ionbindingen/molecuulbindingen/metaalbindingen. Zouten lossen op in water op voorwaarde dat de ionbinding. Wanneer een zout oplost in water, geleidt deze oplossing de elektrische stroom wel / niet. Zouten zijn dus elektrolyten / niet-elektrolyten. 2) Oplosbare en onoplosbare zouten Lees de opgegeven bron Elementaire chemie\426_oplosbaarheid en neerslag.htm ( 10) aandachtig en vul vervolgens de fiche in. Vraag: Welke factor bepaalt of een zout oplosbaar is in water of niet? Antwoord: De aa in het rooster. Deze elektrische kracht noemen we de coulombkracht. In welke twee gevallen zijn de coulombkrachten het grootst? (1) Als de zeer klein zijn (dan zitten ze bij elkaar => grote aantrekkingskracht). (2) Als de ionen een lading hebben (bv. ). Schrap wat niet past: Hoe groter de coulombkrachten in het ionrooster, hoe makkelijker / moeilijker het zout in kwestie oplost in water. Freinetschool Villa da Vinci 100

27 3) Tabel : goed en slecht oplosbare ionverbindingen. Zie de volgende bladzijde. Deze tabel moet je kunnen gebruiken! Beantwoord de volgende vragen met behulp van de tabel : a) Wat betekent in deze tabel goed oplosbaar? b) Wat betekent in deze tabel slecht oplosbaar? c) Gebruik de tabel om te antwoorden: - NaF is goed oplosbaar / slecht oplosbaar - Calciumnitraat is goed oplosbaar / slecht oplosbaar - Calciumfosfaat is goed oplosbaar / slecht oplosbaar - Ag 2CO 3 is goed oplosbaar / slecht oplosbaar (De antwoorden vind je enkele pagina s lager in een voetnoot.) Twee opmerkingen bij de oplosbaarheidstabel: (bron: Leerwerkboek Elementaire Chemie GO4_2). Freinetschool Villa da Vinci 101

28 Chemie (2u) - 4 FRWET Freinetschool Villa da Vinci HOOFDSTUK 10. Oplossingen in water 102

29 4) Oefening (gebruik de tabel!) Lossen de volgende zouten op in water? Zo ja, schrijf de dissociatievergelijking. Geef ook de juiste naam (of namen) als de formule gegeven is of geef de formule als de naam gegeven is. A Formule CuSO4 Naam (namen) Kopersulfaat, koper(ii)sulfaat Oplosbaar in water? (J/N) Dissociatievergelijking J CuSO4 Cu 2+ + SO4 2- B FeCl3 C K3PO4 D BaCO3 E (NH4)2CO3 F ijzer(3+)nitraat G H Aluminiumnitraat Bariumchloride I Natriumfosfaat J dikopersulfaat koper(1+)sulfaat Oplossing: C:\elementaire chemie\426_oplosbaarheid en neerslag.htm (onderaan op de pagina) Freinetschool Villa da Vinci 103

30 23. Neerslagreacties Bronnen: - C:\elementaire chemie\427_neerslagreacties.htm (bron 1) - Explosief 2.2. p (bron 2) 1. Inleiding Tot nu toe bestudeerden we de oplosbaarheid van ionverbindingen (en van sommige zuren) in water 16. Nu gaan we een stapje verder: we voegen (in water) opgeloste zouten bij elkaar. Dan ontstaat vaak een zogenaamde neerslag. Neerslagreacties 2. Een voorbeeld: zilvernitraat (AgNO 3) en natriumchloride (NaCl). We voegen een oplossing van zilvernitraat bij een oplossing van natriumchloride. Bekijk de reactie (filmpje) op bron (1). Wat neem je waar op het filmpje? Wat gebeurt er na een tijdje met de witte troebeling? (zie tekst) Hoe noemen we de witte troebeling? Een. Wanneer ontstaat zo n neerslag? Wanneer na het samenvoegen aanwezig zijn. 16 De oplossing van oefening c op p. 100 : goed / goed / slecht / slecht Freinetschool Villa da Vinci 104

31 3. Neerslag: definitie Neem de volgende twee definities over uit Explosief 2.2. p Neerslag : Neerslagreactie : 4. Reactievergelijking van een neerslagreactie VOORBEELD 1. We keren terug naar de reactie tussen zilvernitraat en natriumchloride. (a) Schrijf de twee dissociatievergelijkingen op. Geef bij elke stof ook de aggregatietoestand aan. Zilvernitraat: Natriumchloride: AgNO 3 ( ) NaCl ( ) (b) Welke ionen ontstaan in de oplossing? Geef ook hun lading aan. Positieve ionen in de oplossing : Negatieve ionen in de oplossing : (c) Welke verbindingen kunnen door de coulombkrachten tussen deze ionen ontstaan? Zijn deze verbindingen goed of slecht oplosbaar (gebruik de tabel uit de vorige leerfiche)? Goed oplosbare verbindingen :, en Slecht oplosbare verbinding : (d) Welke neerslag zal dus gevormd worden (geef de formule en de naam)? Een neerslag van of. Freinetschool Villa da Vinci 105

32 (e) Met een (vereenvoudigde) neerslagreactie geven we de vorming van een neerslag weer. De uitgangsproducten zijn ionen, het eindproduct is de neerslag. Noteer de (vereenvoudigde) neerslagreactie voor de vorming van zilverchloride: Opm.: een neerslag wordt in een reactievergelijking ook wel met een schuin neerwaarts pijltje aangeduid, bv.: Ca 3(PO 4) 2 : neerslag van calciumfosfaat. Vorming van AgCl-neerslag. Kun je de vorming van de neerslag verklaren met behulp van de wisselwerking tussen de deeltjes (ionen)? Freinetschool Villa da Vinci 106

33 VOORBEELD 2. Bariumhydroxide Ba(OH) 2 en kopersulfaat CuSO 4 Los het onderstaande voorbeeld zelfstandig op. Vergelijk daarna met de antwoorden op Elementaire Chemie (C:\elementaire chemie\427_neerslagreacties.htm). Studietip: Je moet dissociatievergelijkingen en neerslagreacties zelf kunnen schrijven (met de juiste aggregatietoestand). Hoe schrijven we aggregatietoestanden in chemische reactievergelijkingen? Toestand schrijfwijze voorbeeld Schrap wat niet past: vast (v) [Engels: (s)] H 2O(v) Dit is ijs / vloeibaar water / waterdamp gas (g) [Engels: (g)] H 2O(g) Dit is ijs / vloeibaar water / waterdamp vloeibaar (vl) [Engels: (l)] H 2O(vl) Dit is ijs / vloeibaar water / waterdamp oplossing in water (opl)[engels: (aq)] NaCl(opl) Dit is opgelost keukenzout We voegen Ba(OH) 2(vast) bij kopersulfaat CuSO 4(vast) (a) Schrijf de twee dissociatievergelijkingen op. Geef bij elke stof ook de aggregatietoestand aan. Bariumhydroxide: Kopersulfaat: ( ) ( ) (b) Welke ionen ontstaan in de oplossing? Geef ook hun lading aan. Positieve ionen in de oplossing : Negatieve ionen in de oplossing : (c) Welke verbindingen kunnen door de coulombkrachten (= de elektrische krachten) tussen deze ionen ontstaan? Zijn deze verbindingen goed of slecht oplosbaar (gebruik de tabel uit de vorige leerfiche)? Goed oplosbare verbindingen : Slecht oplosbare verbinding : Freinetschool Villa da Vinci 107

34 (d) Welke neerslag zal dus gevormd worden (geef de formule en de naam)? (e) Noteer de vereenvoudigde neerslagreactie: 5. Oefening : neerslagreacties Schrijf de neerslagreactie die mogelijk optreedt bij het samenvoegen van oplossingen van de volgende zouten (gebruik de tabel van oplosbaarheid!) Tip: bij drie reacties is er geen neerslag. In dat geval schrijf je nihil in de rechter kolom. Oplossingen Neerslagreactie A kaliumjodide en zilvernitraat Ag + + I - AgI (vast) B C D E F G H I J bariumchloride en aluminiumsulfaat magnesiumnitraat en koperjodide kaliumfosfaat en zinkbromide kwikdinitraat en ijzertrichloride koperdichloride en natriumfosfaat natriumcarbonaat en aluminiumchloride kopersulfaat en ijzerdichloride ijzertrinitraat en natriumsulfide lithiumfosfaat en calciumchloraat (AgI is onoplosbaar (zie tabel)) Oplossing: C:\elementaire chemie\427_neerslagreacties.htm Freinetschool Villa da Vinci 108

35 6. Toepassing van de leerstof: drinkwaterkwaliteit. Probleem: In sommige waterwinningsgebieden zijn er te veel ijzerzouten opgelost in het water. Daardoor krijgt het drinkwater een roestkleur en een slechte smaak. Vraag: Door toevoeging van welke stof kan men het te veel aan ijzer uit het water verwijderen? Tips: neerslagreactie; gebruik de tabel met oplosbare stoffen; zoek een stof met de gewenste eigenschappen én die geen gevaar voor de gezondheid inhoudt ; op vind je informatie over allerlei stoffen die zich in het drinkwater (mogen) bevinden. Antwoord (noem niet alleen de gezochte stof; geef ook een woordje uitleg over de chemische reactie!): Oplossing: deze vind je in de onderstaande kadertekst (maar zoek eerst zelf een antwoord!). Oppervlaktewater- en oevergrondwaterzuivering Vul de tekst aan. Oppervlaktewaterzuivering en oevergrondwater ondergaan dezelfde zuivering. Deze zuivering vindt plaats in twee stappen; voorzuivering en directe drinkwaterzuivering. Als eerste wordt bij de voorzuivering er voor gezorgd dat er geen vissen en grofvuil in het proces terecht komen. Nadat het water het inlaatfilter is gepasseerd worden er ijzerzouten, natronloog en katalysatoren aan het water toegevoegd. De ijzerzouten reageren met het natronloog waardoor er ijzerh ontstaat, middels de reactie Fe 3+ + OH Fe(OH), waaraan allerlei zwevende deeltjes zich hechten. De roerwerken zorgen ervoor dat het ijzerhydroxide zich goed over het water verspreidt om zoveel mogelijk deeltjes te hechten. De gevormde vlokken bezinken vervolgens in een bezinkbak en worden afgevoerd. Omdat niet alle vlokken bezinken wordt er een tweede filtratie toegepast, het water wordt hier door een zandfilter geleid. Bron: Freinetschool Villa da Vinci 109

36 7. Neerslagreacties, samengevat Freinetschool Villa da Vinci 110

37 24. Gasontwikkelingsreacties Naast neerslagreacties bestaan er ook reacties waarbij een reactiestof ontsnapt in de vorm van gasbelletjes. Zulke reacties noemen we gasontwikkelingsreacties. Voorbeeld 1: samenvoegen van magnesiummetaal (Mg) en zoutzuur (HCl). (1) Bekijk het filmpje op (Je vindt deze link ook op mathima / jaar 4 / chemie) of door de volgende tekst in te vullen op youtube.com : single displacement Mg and HCl.) (2) Wat neem je waar nadat het zoutzuur op het magnesiummetaal gegoten wordt? (3) Welk gas ontsnapt bij deze reactie? of w Hoe wordt dit gas geïdentificeerd? (4) Vervolledig de reactievergelijking. Vervang daarbij de Engelse symbolen voor de aggregatietoestand s, aq, g door de Nederlandse (zie kader op p. 107): Mg( ) + HCl( ) + Voorbeeld 2 : samenvoegen van natriumsulfide en zoutzuur. (1) Wat is de chemische formule van natriumsulfide? Freinetschool Villa da Vinci 111

38 Bij gasontwikkelingsreacties ontsnapt er een zuur in gasvorm: Welk gas komt vrij bij het oplossen van een bruistablet? Freinetschool Villa da Vinci 112

39 25. Ionreactievergelijkingen Bron: Explosief 2.2., hoofdstuk 29 (p ) Leerdoelen : leer Je moet de ionreactievergelijking van een neerslagreactie zelf kunnen opstellen. Dat je in deze fiche in verschillende stappen. Vervolgens pas je het toe in oefeningen. Opgave: Bestudeer grondig het uitgewerkte voorbeeld op p Zorg dat je het verschil kent tussen de volgende termen: Dissociatievergelijking : stelt de dissociatie van ionen voor (= het uiteenvallen van een ionverbinding), bv. Na 3PO 4 Neerslagvergelijking: bv.: Vereenvoudigde neerslagvergelijking: bv.: Reactievergelijking (van een neerslagreactie) bv. (vul aan) : Na 3PO 4 + Ca(NO 3) 2 + Freinetschool Villa da Vinci 113

40 Een ionreactievergelijking van een neerslagreactie bestaat uit vier vergelijkingen: (1) De dissociatievergelijking (2) De neerslagvergelijking (3) De vereenvoudigde neerslagvergelijking (4) De reactievergelijking Oefening (dit moet je goed kennen en kunnen!). Stel de ionreactievergelijkingen (telkens vier vergelijkingen) op van de volgende reacties (gebruik een apart blad): Als enige hulpmiddelen bij deze oefening mag je gebruiken: de oplosbaarheidstabel 17 uit leerfiche 22 de tabel met de zuurrestionen (onderaan op deze bladzijde) a) kaliumjodide + zilvernitraat b) lood(2+)nitraat + natriumchromaat c) koper(2+)sulfaat + kaliumhydroxide d) magnesiumnitraat + koper(2+)jodide e) kaliumfosfaat + zinkbromide f) kwik(2+)nitraat + ijzer(3+)chloride g) bariumhydroxide + aluminiumnitraat h) koper(2+)chloride + natriumfosfaat i) natriumcarbonaat + aluminiumchloride j) koper(2+)sulfaat + ijzer(2+)chloride k) ijzer(3+)nitraat + natriumsulfide l) lithiumfosfaat + calciumchloraat m) aluminiumbromide + kaliumchromaat De oplossing van deze oefening vind je in de klas. Zuurrestion NO3 - nitraation ClO3 - chloraation SO4 2- sulfaation CO3 2- carbonaation PO4 3- fosfaation 17 Deze tabel vind je ook in Explosief 2.2. op p Freinetschool Villa da Vinci 114

HOOFDSTUK 9. Classificatie van stoffen: zuren, hydroxiden, zouten

HOOFDSTUK 9. Classificatie van stoffen: zuren, hydroxiden, zouten HOOFDSTUK 9. Classificatie van stoffen: zuren, hydroxiden, zouten 11. Zure en basische oplossingen In het labo leerde je dat we met behulp van indicatoren een onderscheid kunnen maken tussen zure, neutrale

Nadere informatie

Schrap wat niet past: Een ionverbinding met grote roosterkrachten heeft een kleine/grote ionstraal en een kleine/grote ionlading.

Schrap wat niet past: Een ionverbinding met grote roosterkrachten heeft een kleine/grote ionstraal en een kleine/grote ionlading. Welke soort ionverbinding is slecht oplosbaar in water? Schrap wat niet past: Een ionverbinding met grote roosterkrachten heeft een kleine/grote ionstraal en een kleine/grote ionlading. Zijn ionverbindingen

Nadere informatie

... Welke eigenschappen hebben watermoleculen die niet terug te vinden zijn bij CCl 4?

... Welke eigenschappen hebben watermoleculen die niet terug te vinden zijn bij CCl 4? Hoofdstuk 4: Water 4.1 Water, een geval apart Water is de gewoonste stof op onze aardbol. Twee derde van het aardoppervlak is ermee bedekt. Water is opgebouwd uit eenvoudige moleculen die bestaan uit twee

Nadere informatie

6. Oplossingen - Concentratie

6. Oplossingen - Concentratie 6. Oplossingen - Concentratie 1. Opgeloste stof Oplosmiddel Oplossing Een oplossing is een homogeen mengsel (oplossing) van een vloeistof (oplosmiddel of solvent) en een (of meer) andere stoffen (opgeloste

Nadere informatie

WATER. Krachten tussen deeltjes. Intramoleculaire en intermoleculaire krachten

WATER. Krachten tussen deeltjes. Intramoleculaire en intermoleculaire krachten WATER Krachten tussen deeltjes Intramoleculaire en intermoleculaire krachten Intramoleculaire en intermoleculaire krachten De atomen in een molecuul blijven samen door intramoleculaire krachten (atoombinding)

Nadere informatie

Mens erger je niet: chemistry edition

Mens erger je niet: chemistry edition Mens erger je niet: chemistry edition Behandelde leerstof: Het spel gaat over het thema: gedrag van stoffen in water. Inhoud: Het spel Mens erger je niet: chemistry edition bevat: - 1 spelbord - 1 dobbelsteen

Nadere informatie

WATER. Krachten tussen deeltjes

WATER. Krachten tussen deeltjes WATER Krachten tussen deeltjes Krachten tussen deeltjes (1) Atoombinding en molecuulbinding De atomen in een molecuul blijven samen door het gemeenschappelijk gebruik van één of meer elektronenparen (=

Nadere informatie

Stoffen, structuur en bindingen

Stoffen, structuur en bindingen Hoofdstuk 1: Stoffen, structuur en bindingen Scheikunde vwo 2011/2012 www.lyceo.nl Onderwerpen Scheikunde 2011 2012 Stoffen, structuur en binding Kenmerken van Reacties Zuren en base Redox Chemische technieken

Nadere informatie

Niet-metalen + metalen. Uit welk soort atomen is een ionbinding opgebouwd? Geef de chemische formule van gedemineraliseerd water.

Niet-metalen + metalen. Uit welk soort atomen is een ionbinding opgebouwd? Geef de chemische formule van gedemineraliseerd water. Uit welk soort atomen is een ionbinding opgebouwd? Niet-metalen + metalen. Geef de chemische formule van gedemineraliseerd water. H2O. Wat is de structuur van een metaalbinding? Metaalrooster. Geef een

Nadere informatie

door gebruik van de smaak en van indicatoren een oplossing karakteriseren als zuur, neutraal of basisch;

door gebruik van de smaak en van indicatoren een oplossing karakteriseren als zuur, neutraal of basisch; Leergebied: oplossing Leerplannen LP Chemie 2e gr KSO GO 1.4.1 - met een voorbeeld uitleggen wat een oplossing is; 5.3 - de elektrolyse van een natriumchloride-oplossing voorstellen op het elektrisch schema

Nadere informatie

met voorbeelden en aan de hand van de begrippen molecule en atoom, uitleggen wat een formule is;

met voorbeelden en aan de hand van de begrippen molecule en atoom, uitleggen wat een formule is; Leergebied: mol Leerplannen LP Chemie 2e gr KSO GO 2.2 - de aggregatietoestanden van water beschrijven en verklaren door een verschillende beweeglijkheid van de samenstellende deeltjes (moleculen,...);

Nadere informatie

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen In onderstaande zelftest zijn de vragen gebundeld die als voorbeeldvragen zijn opgenomen in het bijhorend overzicht van de verwachte voorkennis chemie 1. Elementaire chemie en chemisch rekenen 1.1 Grootheden

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 en 2

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 en 2 Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 en 2 Samenvatting door een scholier 918 woorden 13 januari 2005 6,3 193 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Chemie overal Hoofdstuk 1 1.2: De bouw van een atoom.

Nadere informatie

Wat is elektrische stroom? Geleiden samengestelde stoffen in vaste toestand de elektrische stroom wel of niet?

Wat is elektrische stroom? Geleiden samengestelde stoffen in vaste toestand de elektrische stroom wel of niet? Hoe komt het dat de sporter elektrolyten uit zijn lichaam verliest tijdens het sporten? Wat is elektrische stroom? Wanneer is een stof geleidend voor de stroom? Waarom zijn metalen geleidend in vaste toestand?

Nadere informatie

Bindingen. Suiker Suiker heeft de molecuulformule C 12 H 22 O 11

Bindingen. Suiker Suiker heeft de molecuulformule C 12 H 22 O 11 Bindingen Suiker Suiker heeft de molecuulformule C 12 H 22 O 11 1. Leg uit dat suiker een moleculaire stof is 2. Van suiker is de oplosbaarheid in water zeer hoog. Leg uit waarom suiker zo goed in water

Nadere informatie

ßCalciumChloride oplossing

ßCalciumChloride oplossing Samenvatting door R. 1673 woorden 17 februari 2013 8 1 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Pulsar chemie Additiereactie Bij een reactie tussen hexeen en broom springt de C=C binding open. Aan het molecuul

Nadere informatie

Hoe komt het dat de platen, waartussen een dunne laag water zit, bij elkaar blijven? Wat is de EN-waarde van een atoom?

Hoe komt het dat de platen, waartussen een dunne laag water zit, bij elkaar blijven? Wat is de EN-waarde van een atoom? Hoe komt het dat de schaatser enkel het wateroppervlak indrukt en niet kopje onder gaat? Hoe komt het dat de platen, waartussen een dunne laag water zit, bij elkaar blijven? Waarvoor staat de afkorting

Nadere informatie

Chemie: oefeningen zuren, hydroxiden en zouten

Chemie: oefeningen zuren, hydroxiden en zouten Chemie: oefeningen zuren, hydroxiden en zouten Teken de structuurformule van salpeterigzuur HNO 2 en van salpeterzuur HNO 3 : Doevoor jezelf telkens ook de controles! Controles HNO 2 : - 2x6 e - (2 O)

Nadere informatie

HOOFDSTUK 11. Kwantitatieve aspecten van reacties

HOOFDSTUK 11. Kwantitatieve aspecten van reacties HOOFDSTUK 11. Kwantitatieve aspecten van reacties Nadat je dit hoofdstuk verwerkt heb, kun je de volgende vragen beantwoorden: - Wat is de massa van een molecule H 2 SO 4? Van een Fe 2+ -ion? - Hoeveel

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde H6 Water (Chemie)

Samenvatting Scheikunde H6 Water (Chemie) Samenvatting Scheikunde H6 Water (Chemie) Samenvatting door een scholier 1237 woorden 6 april 2003 5,5 120 keer beoordeeld Vak Scheikunde 1 Inleiding - Water is een heel bekent begrip. De bekende molecuul

Nadere informatie

Fosfor kan met waterstof reageren. d Geef de vergelijking van de reactie van fosfor met waterstof.

Fosfor kan met waterstof reageren. d Geef de vergelijking van de reactie van fosfor met waterstof. 1 Een oplossing van zwavelzuur en een oplossing van bariumhydroxide geladen beide elektriciteit. Wordt bij de zwavelzuuroplossing een oplossing van bariumhydroxide gedruppeld, dan neemt het elektrisch

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde H6 (Chemie)

Samenvatting Scheikunde H6 (Chemie) Samenvatting Scheikunde H6 (Chemie) Samenvatting door een scholier 892 woorden 18 maart 2004 5,1 73 keer beoordeeld Vak Scheikunde Scheikunde Hoofdstuk 6 Twee soorten bindingen bij moleculaire stoffen:

Nadere informatie

Natuurlijk heb je nu nog géén massa s berekend. Maar dat kan altijd later nog. En dan kun je mooi kiezen, van welke stoffen je de massa wil berekenen.

Natuurlijk heb je nu nog géén massa s berekend. Maar dat kan altijd later nog. En dan kun je mooi kiezen, van welke stoffen je de massa wil berekenen. Hoofdstuk 17: Rekenen in molverhoudingen 17.1 Rekenen aan reacties: een terugblik én een alternatief In hoofdstuk 11 hebben we gerekend aan reacties. Het achterliggende idee was vaak, dat je bij een reactie

Nadere informatie

Intermoleculaire krachten ELEKTRONEGATIVITEIT, POLAIRE ATOOMBINDING, DIPOOLMOMENT, ION-

Intermoleculaire krachten ELEKTRONEGATIVITEIT, POLAIRE ATOOMBINDING, DIPOOLMOMENT, ION- Intermoleculaire krachten ELEKTRONEGATIVITEIT, POLAIRE ATOOMBINDING, DIPOOLMOMENT, ION- DIPOOLINTERACTIE EN HYDRATATIE, DIPOOL-DIPOOLINTERACTIE, WATERSTOFBRUG, LONDONINTERACTIE Paragrafen of subparagrafen

Nadere informatie

Samenvatting: Scheikunde H4 Reacties met zoutoplossingen. Don van Baar Murmelliusgymnasium Leerjaar

Samenvatting: Scheikunde H4 Reacties met zoutoplossingen. Don van Baar Murmelliusgymnasium Leerjaar Samenvatting: Scheikunde H4 Reacties met zoutoplossingen Don van Baar Murmelliusgymnasium Leerjaar 2011-2012 Murmellius2014 www.compudo.nl/murmellius2014 Scheikunde H4: Reacties met zoutoplossingen Samenvatting

Nadere informatie

5-1 Moleculen en atomen

5-1 Moleculen en atomen 5-1 Moleculen en atomen Vraag 1. Uit hoeveel soorten moleculen bestaat een zuivere stof? Vraag 2. Wat is een molecuul? Vraag 3. Wat is een atoom? Vraag 4. Van welke heb je er het meeste: moleculen of atomen?

Nadere informatie

ZUIVERE STOF één stof, gekenmerkt door welbepaalde fysische constanten zoals kooktemperatuur, massadichtheid,.

ZUIVERE STOF één stof, gekenmerkt door welbepaalde fysische constanten zoals kooktemperatuur, massadichtheid,. PARATE KENNIS CHEMIE 4 e JAAR SCHEMA ZUIVERE STOF één stof, gekenmerkt door welbepaalde fysische constanten zoals kooktemperatuur, massadichtheid,. MENGSEL bestaat uit meerdere zuivere stoffen, de kooktemperatuur,

Nadere informatie

Voorkennis chemie voor 1 Ba Geografie

Voorkennis chemie voor 1 Ba Geografie Onderstaand overzicht geeft in grote lijnen weer welke kennis er van je verwacht wordt bij aanvang van een studie bachelor Geografie. Klik op een onderdeel om een meer gedetailleerde inhoud te krijgen

Nadere informatie

Hoofdstuk 6: Zure en base oplossingen / ph

Hoofdstuk 6: Zure en base oplossingen / ph Hoofdstuk 6: Zure en base oplossingen / ph 6.1 Herhaling: zure en basische oplossingen Arrhenius definieerde zuren als volgt: zuren zijn polaire covalente verbindingen die bij het oplossen in water H +

Nadere informatie

Samenvatting hoofdstuk 2

Samenvatting hoofdstuk 2 temperatuur in o Scheikunde hemie op school Samenvatting hoofdstuk 2 De bouw van stoffen Samenvatting hoofdstuk 2 Er zijn verschillende eigenschappen waaraan je een stof kunt herkennen. We noemen deze

Nadere informatie

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN MAVO-4 I EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1974 MAVO-4 Woensdag 8 mei, 9.00 11.00 NATUUR-EN SCHEIKUNDE II (Scheikunde) OPEN VRAGEN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

Nadere informatie

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen In onderstaande zelftest zijn de vragen gebundeld die als voorbeeldvragen zijn opgenomen in het bijhorend overzicht van de verwachte voorkennis chemie. 1. Elementaire chemie en chemisch rekenen 1.1 Grootheden

Nadere informatie

Hoofdstuk 4 Kwantitatieve aspecten

Hoofdstuk 4 Kwantitatieve aspecten Hoofdstuk 4 Kwantitatieve aspecten 4.1 Deeltjesmassa 4.1.1 Atoommassa De SI-eenheid van massa is het kilogram (kg). De massa van een H-atoom is gelijk aan 1,66 10 27 kg. m(h) = 0,000 000 000 000 000 000

Nadere informatie

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN MAVO-4 II EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1974 MAVO-4 Dinsdag 11 juni, 9.00 11.00 NATUUR-EN SCHEIKUNDE II (Scheikunde) OPEN VRAGEN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

Nadere informatie

Hoofdstuk 8. Redoxreacties. Chemie 6 (2u)

Hoofdstuk 8. Redoxreacties. Chemie 6 (2u) Hoofdstuk 8 Redoxreacties Chemie 6 (2u) Deze slides voor de lesbegeleiding worden ter beschikking gesteld, maar ze zijn te beperkt om als samenvatting van de cursus te kunnen dienen. Oxidatie / Reductie

Nadere informatie

a Hoeveel valentie-elektronen heeft elk atoom? Dat wil zeggen: hoeveel elektronen in de buitenste schil? Volgens: K 2 L 8 M 18

a Hoeveel valentie-elektronen heeft elk atoom? Dat wil zeggen: hoeveel elektronen in de buitenste schil? Volgens: K 2 L 8 M 18 Hoofdstuk 7 Chemische binding bladzijde 1 Opgave 1 Alleen eenvoudige atomen en moleculen. Bij deze opgave is rekening gehouden met simpele toepassing van de eerder gegeven regels. Alleen atomen uit de

Nadere informatie

BZL opdracht: chemiebord

BZL opdracht: chemiebord Onderwerp: Gedrag van stoffen in water. BZL opdracht: chemiebord 1. Spelregels Het spel is geschikt voor 4 personen. Voor dit spel zijn nodig: 2 dobbelstenen, pionnen en vragenkaartjes. Elke speler mag

Nadere informatie

25 ste Vlaamse Chemie-Olympiade 2008

25 ste Vlaamse Chemie-Olympiade 2008 25 ste Vlaamse Chemie-Olympiade 2008 Schiftingsproef 13 februari 2008 Je naam en voornaam: Je adres: De naam van je school: Het adres van je school: Je leerjaar: Aantal uur chemie dat je dit schooljaar

Nadere informatie

Oplossen en mengen. Opdracht 2. Niet.

Oplossen en mengen. Opdracht 2. Niet. VW CURIE DSTUK 5 { oofdstuk 5 y plossen en mengen pdracht 1. a alcohol (ethanol), olie, vet, benzine en kwik (amalgamen) b IJzer als element is onoplosbaar, maar als ijzer(ii)- of ijzer(iii)-ionen kunnen

Nadere informatie

Vraag 1 : Beschrijf het verschil tussen een atoom en een molecule.

Vraag 1 : Beschrijf het verschil tussen een atoom en een molecule. 1) sim15 http://www.teachchemistry.org/bonding Vraag 1 : Beschrijf het verschil tussen een atoom en een molecule. Vraag 2 : Duid aan in het PSE: Metalen : groen Niet-metalen : rood Vraag 3 : Welke elementaire

Nadere informatie

4. Van twee stoffen is hieronder de structuurformule weergegeven.

4. Van twee stoffen is hieronder de structuurformule weergegeven. MAVO Herexamen 1976 1. Beantwoord de volgende vragen over het element calcium. a. Hoeveel protonen bevat een atoom van dit element? Licht het antwoord toe. b. Hoe zijn de elektronen over de schillen verdeeld?

Nadere informatie

PROEFVERSIE HOCUS POCUS... BOEM DE CHEMISCHE REACTIE. WEZO4_1u_ChemischeReacties.indd 3

PROEFVERSIE HOCUS POCUS... BOEM DE CHEMISCHE REACTIE. WEZO4_1u_ChemischeReacties.indd 3 HOCUS POCUS... BOEM VERSIE PR O EF DE CHEMISCHE REACTIE WEZO4_1u_ChemischeReacties.indd 3 14/04/16 20:53 HOOFDSTUK 1 CHEMISCHE REACTIES EN FYSISCHE VERSCHIJNSELEN 1.1 Chemische reactie en fysisch verschijnsel

Nadere informatie

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN MAVO-4 I EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1973 MAVO-4 Woensdag 9 mei, 9.00 11.00 NATUUR-EN SCHEIKUNDE II (Scheikunde) OPEN VRAGEN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN

Nadere informatie

29ste VLAAMSE CHEMIE OLYMPIADE EERSTE RONDE

29ste VLAAMSE CHEMIE OLYMPIADE EERSTE RONDE Actieve steun Vlaamse Chemie Olympiade UAntwerpen K.U.Leuven K.U.Leuven Kulak UGent UHasselt VUB BNV KVCV VOB KBIN VeLeWe 29ste VLAAMSE CHEMIE OLYMPIADE EERSTE RONDE Sponsors 16 november 2011 Gewest Brussel

Nadere informatie

Wednesday, 28September, :13:59 PM Netherlands Time. Chemie Overal. Sk Havo deel 1

Wednesday, 28September, :13:59 PM Netherlands Time. Chemie Overal. Sk Havo deel 1 Chemie Overal Sk Havo deel 1 Website van de methode www.h1.chemieoveral.epn.nl Probeer thuis of het werkt. Aanbevolen browser: internet explorer Neem onderstaande tabel over en rond af Atoomsoort Zuurstof

Nadere informatie

INTRODUCTIECURSUS BOUWCHEMIE HOOFDSTUK 2: ATOOMBOUW EN CHEMISCHE BINDING

INTRODUCTIECURSUS BOUWCHEMIE HOOFDSTUK 2: ATOOMBOUW EN CHEMISCHE BINDING INTRODUCTIECURSUS BOUWCHEMIE HOOFDSTUK 2: ATOOMBOUW EN CHEMISCHE BINDING OVERZICHT 1. Elementaire deeltjes 2. Elektronen in schillen 3. Ionbinding ionverbindingen 4. De covalente binding 5. Polaire covalente

Nadere informatie

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen In onderstaande zelftest zijn de vragen gebundeld die als voorbeeldvragen zijn opgenomen in het bijhorend overzicht van de verwachte voorkennis chemie. 1. Elementaire chemie en chemisch rekenen 1.1 Grootheden

Nadere informatie

14 DE ATOOMTHEORIE VAN DALTON PROCESTECHNIEK

14 DE ATOOMTHEORIE VAN DALTON PROCESTECHNIEK PROCESTECHNIEK Wat leer je? uitleggen wat een reactieschema is; reactieschema's in woorden en symbolen opstellen; de kenmerken van de atoomtheorie van Dalton noemen; moleculen en atomen tekenen; scheikundige

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde havo I

Eindexamen scheikunde havo I pgave (mono)stikstofmono-oxide Indien als antwoord stikstofoxide is gegeven 2 Een juiste verklaring leidt tot de uitkomst 7 (elektronen). elk atoom bevat 8 elektronen in totaal bevat het 2 - ion dus 2

Nadere informatie

Oplossingen oefeningenreeks 1

Oplossingen oefeningenreeks 1 Oplossingen oefeningenreeks 1 4. Door diffractie van X-stralen in natriumchloride-kristallen stelt men vast dat de eenheidscel van dit zout een kubus is waarvan de ribbe een lengte heeft van 5.64 10-10

Nadere informatie

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen In onderstaande zelftest zijn de vragen gebundeld die als voorbeeldvragen zijn opgenomen in het bijhorend overzicht van de verwachte voorkennis chemie. 1. Elementaire chemie en chemisch rekenen 1.1 Grootheden

Nadere informatie

Stabilisator voor PVC

Stabilisator voor PVC Stabilisator voor PVC 1 maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: Als chlooretheen polymeriseert ontstaan lange ketens zonder dwarsverbindingen. De ketens kunnen langs elkaar bewegen (bij

Nadere informatie

Elementen; atomen en moleculen

Elementen; atomen en moleculen Elementen; atomen en moleculen In de natuur komen veel stoffen voor die we niet meer kunnen splitsen in andere stoffen. Ze zijn dus te beschouwen als de grondstoffen. Deze stoffen worden elementen genoemd.

Nadere informatie

vrijdag 28 oktober :40:59 Nederland-tijd Moleculaire stoffen 4havo hoofdstuk 2; Chemie Overal

vrijdag 28 oktober :40:59 Nederland-tijd Moleculaire stoffen 4havo hoofdstuk 2; Chemie Overal + Moleculaire stoffen 4havo hoofdstuk 2; Chemie Overal + 2.2 Elektrisch geleidingsvermogen Demo 2.1 Geleidt stroom als vaste stof: ja / nee Geleidt stroom als vloeistof: ja/nee Opgebouwd uit welke atoomsoorten?

Nadere informatie

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 15 april 2019

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 15 april 2019 l UITWERKING CCVS-TENTAMEN 15 april 2019 Frank Povel NB. Deze uitwerking is door mij gemaakt en is niet de uitwerking die de CCVS hanteert. Er kunnen dan ook op geen enkele wijze rechten aan deze uitwerking

Nadere informatie

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen MAVO-4 II EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1982 MAVO-4 Woensdag 15 juni, 9.00 11.00 NATUUR-EN SCHEIKUNDE II (Scheikunde) MEERKEUZETOETS Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20

Nadere informatie

Overzicht van reactievergelijkingen Scheikunde

Overzicht van reactievergelijkingen Scheikunde verzicht van reactievergelijkingen Scheikunde Algemeen Verbranding Een verbranding is een reactie met zuurstof. ierbij ontstaan de oxiden van de elementen. Volledige verbranding Bij volledige verbranding

Nadere informatie

Oefenvragen Hoofdstuk 7 Een indeling van stoffen. moleculaire stoffen zouten metalen

Oefenvragen Hoofdstuk 7 Een indeling van stoffen. moleculaire stoffen zouten metalen Oefenvragen oofdstuk 7 Een indeling van stoffen Vraag 1 Kruis bij de onderstaande stoffen de juiste groep aan. NaCl C612O6 CO2 Pb Fe Cl2 KNO3 CaBr2 moleculaire stoffen zouten metalen Vraag 2 Maak de volgende

Nadere informatie

OEFENTOETS Zuren en basen 5 VWO

OEFENTOETS Zuren en basen 5 VWO OEFENTOETS Zuren en basen 5 VWO Gesloten vragen 1. Carolien wil de zuurgraad van een oplossing onderzoeken met twee verschillende zuur-baseindicatoren en neemt hierbij het volgende waar: I de oplossing

Nadere informatie

Antwoorden. 3 Leg uit dat er in het zout twee soorten ijzerionen aanwezig moeten zijn.

Antwoorden. 3 Leg uit dat er in het zout twee soorten ijzerionen aanwezig moeten zijn. Antwoorden 1 Hoeveel protonen, elektronen en neutronen heeft een ion Fe 3+? 26 protonen, 23 elektronen, 30 neutronen 2 Geef de scheikundige namen van Fe 2 S 3 en FeCO 3. ijzer(iii)sulfide en ijzer(ii)carbonaat

Nadere informatie

Rekenen aan reacties (de mol)

Rekenen aan reacties (de mol) Rekenen aan reacties (de mol) 1. Reactievergelijkingen oefenen: Scheikunde Deze opgaven zijn bedoeld voor diegenen die moeite hebben met rekenen aan reacties 1. Reactievergelijkingen http://www.nassau-sg.nl/scheikunde/tutorials/deeltjes/deeltjes.html

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 t/m 4

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 t/m 4 Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 t/m 4 Samenvatting door een scholier 2010 woorden 31 maart 2010 5,5 57 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Chemie overal Scheikunde Hoofdstuk 1: De bouw van stoffen

Nadere informatie

PbSO 4(s) d NH 4Cl + KOH KCl + H 2O + NH 3(g) NH 4. + OH - NH 3(g) + H 2O e 2 NaOH + CuCl 2 Cu(OH) 2(s) + 2 NaCl

PbSO 4(s) d NH 4Cl + KOH KCl + H 2O + NH 3(g) NH 4. + OH - NH 3(g) + H 2O e 2 NaOH + CuCl 2 Cu(OH) 2(s) + 2 NaCl Hoofdstuk 11 Chemische reacties bladzijde 1 Opgave 1 De ionen die in water ontstaan: a NaCl Na Cl - b AgNO 3 Ag - NO 3 c (NH 4) 2SO 4 2 NH 4 SO 4 d KOH K OH - e NiSO 4 Ni 2 SO 4 Opgave 2 Schrijf de volgende

Nadere informatie

07 MOLECUULFORMULES & CHEMISCHE BINDINGEN PROCESTECHNIEK

07 MOLECUULFORMULES & CHEMISCHE BINDINGEN PROCESTECHNIEK PROCESTECHNIEK Wat leer je? het verschil uitleggen tussen symbolenformules en molecuulformules; molecuulformules opstellen aan de hand van tekeningen van moleculen; het aantal en de soort atomen van een

Nadere informatie

vrijdag 2 maart :26:18 Midden-Europese standaardtijd H4 Zouten

vrijdag 2 maart :26:18 Midden-Europese standaardtijd H4 Zouten H4 Zouten Vandaag Do Vr 4.1 4.2 theorie Maken t/m 11 Werken aan PO Planning Vragenuur molrekenen, bespreken vragen en opdrachten op aanvraag Zouten Hoge smeltpunten Geladen deeltjes 4.1 Inleiding PosiGeve

Nadere informatie

Educatief spel: water als oplosmiddel

Educatief spel: water als oplosmiddel Educatief spel: water als oplosmiddel Instructiefiche leerlingen: spelregels Praktisch: Aantal spelers: 2-4 Elke speler kiest een verschillende kleur pion. (rood, groen, blauw of geel) Hoe starten? Alle

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2 Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2 Samenvatting door K. 1077 woorden 22 maart 2016 6,1 9 keer beoordeeld Vak Scheikunde Impact 3 vwo Scheikunde hoofdstuk 1 + 2 Paragraaf 1: Stoffen bijv. Glas en hout,

Nadere informatie

Alleen de metalen zullen de stroom geleiden omdat deze vrije elektronen hebben, dit zijn dus alleen kalium en tin.

Alleen de metalen zullen de stroom geleiden omdat deze vrije elektronen hebben, dit zijn dus alleen kalium en tin. Alleen de metalen zullen de stroom geleiden omdat deze vrije elektronen hebben, dit zijn dus alleen kalium en tin. De metalen en de zouten zullen in gesmolten toestand stroom geleiden, de metalen hebben

Nadere informatie

Toets HAVO 4 Chemie Hfdst. 2 Schatkamer aarde

Toets HAVO 4 Chemie Hfdst. 2 Schatkamer aarde Toets HAVO 4 Chemie Hfdst. 2 Schatkamer aarde Opgave 1 Op het etiket van een pot pindakaas staat als een van de ingrediënten magnesium genoemd. Scheikundig is dit niet juist. Pindakaas bevat geen magnesium

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 9, 10, 11 Zuren/Basen, Evenwichtsconstanten

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 9, 10, 11 Zuren/Basen, Evenwichtsconstanten Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 9, 10, 11 Zuren/Basen, Evenwichtsconstanten Samenvatting door een scholier 1087 woorden 22 januari 2009 6 42 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Pulsar chemie Scheikunde

Nadere informatie

Reacties en stroom 1

Reacties en stroom 1 Reacties en stroom 1 Elektronenoverdracht (1) Een bekende reactie is: 2 Na(s) + Cl 2 (g) 2 NaCl(s) (oude notatie: Na + Cl - ) Hierbij is sprake van elektronenoverdracht. Dit kan als volgt worden voorgesteld:

Nadere informatie

Werkblad: chemische bindingen

Werkblad: chemische bindingen Werkblad: chemische bindingen IPad-sessie Bij het invullen van dit werkblaadje ga je regelmatig gebruik moeten maken van een IPad. Hieronder volgt een korte uitleg over het gebruik van de IPad. Handleiding:

Nadere informatie

Oefenvraagstukken 4 VWO Hoofdstuk 6 antwoordmodel

Oefenvraagstukken 4 VWO Hoofdstuk 6 antwoordmodel efenvraagstukken 4 VW oofdstuk 6 antwoordmodel Een 0 D komt overeen met 7,1 mg a 2+ per liter water. 1 In 0,5 liter water is 58,3 mg a 2+ opgelost. oeveel 0 D is dit? Per L opgelost: 2 x 58,3 mg a 2+ =

Nadere informatie

Zelfs zuiver water geleidt in zeer kleine mate elektrische stroom en dus wijst dit op de aanwezigheid van geladen deeltjes.

Zelfs zuiver water geleidt in zeer kleine mate elektrische stroom en dus wijst dit op de aanwezigheid van geladen deeltjes. Cursus Chemie 4-1 Hoofdstuk 4: CHEMISCH EVENWICHT 1. DE STERKTE VAN ZUREN EN BASEN Als HCl in water opgelost wordt dan bekomen we een oplossing die bijna geen enkele covalente HCl meer bevat. In de reactievergelijking

Nadere informatie

Intermezzo : elementen en symbolen

Intermezzo : elementen en symbolen Intermezzo : elementen en symbolen Vorig jaar leerde je deze 25 elementen en hun symbolen. Je moet ze vanzelfsprekend ook dit jaar nog kennen: NAAM SYMBOOL NAAM SYMBOOL Aluminium Kwik Boor Lood Calcium

Nadere informatie

3. Welke van onderstaande formules geeft een zout aan? A. Al 2O 3 B. P 2O 3 C. C 2H 6 D. NH 3

3. Welke van onderstaande formules geeft een zout aan? A. Al 2O 3 B. P 2O 3 C. C 2H 6 D. NH 3 Toelatingsexamens en Ondersteunend Onderwijs VOORBLAD EXAMENOPGAVEN Toetsdatum: n.v.t. Vak: Scheikunde voorbeeldexamen 2015 Tijdsduur: 2 uur en 30 minuten De volgende hulpmiddelen zijn toegestaan bij het

Nadere informatie

Basisscheikunde voor het hbo ISBN e druk Uitgeverij Syntax media

Basisscheikunde voor het hbo ISBN e druk Uitgeverij Syntax media Hoofdstuk 5 Chemische reacties bladzijde 1 Opgave 1 Maak de volgende reactievergelijkingen kloppend: a C 3H 8O 2 4 O 2 3 CO 2 4 H 2O b P 4 5 O 2 6 H 2O 4 H 3PO 4 c 4 Al 3 O 2 2 Al 2O 3 d 2 Fe 3 Cl 2 2

Nadere informatie

Ionen-ionbinding-ionrooster

Ionen-ionbinding-ionrooster Ionen-ionbinding-ionrooster Om op onderstaande vraag een antwoord te kunnen geven, gaan we beginnen met enkele voorbeelden. 1. Wat zijn ionen? Vul de elektronenconfiguraties aan van onderstaande elementen.

Nadere informatie

5 Formules en reactievergelijkingen

5 Formules en reactievergelijkingen 5 Formules en reactievergelijkingen Stoffen bestaan uit moleculen en moleculen uit atomen (5.1) Stoffen bestaan uit moleculen. Een zuivere stof bestaat uit één soort moleculen. Een molecuul is een groepje

Nadere informatie

Hulpmiddelen: Binas T99, T40A. Hulpmiddelen: Binas T99, T40A

Hulpmiddelen: Binas T99, T40A. Hulpmiddelen: Binas T99, T40A NAAMGEVING IONEN EINDBAAS A LEVEL 2 NAAMGEVING IONEN EINDBAAS C LEVEL 2 A Hoe heet het ion van broom met een lading van 1-? B Wat zijn de namen van de verschillende ijzer-ionen? C Hoe heet het ion van

Nadere informatie

Het is echter waarschijnlijker dat rood kwik bestaat uit Hg 2+ ionen en het biantimonaation met de formule Sb2O7 4.

Het is echter waarschijnlijker dat rood kwik bestaat uit Hg 2+ ionen en het biantimonaation met de formule Sb2O7 4. Lyceum Oudehoven Hoefslag 4 4205 NK Gorinchem Schoolexamen Leerjaar: 4 Vak: Scheikunde Datum: 26-06-2013 Tijd: 13.00 14.30 uur Uitdelen: opgavenvellen + proefwerkpapier Toegestaan: rekenmachine, potlood,

Nadere informatie

Oefenopgaven REDOX vwo

Oefenopgaven REDOX vwo Oefenopgaven REDOX vwo OPGAVE 1 Geef de halfreactie waarbij 01 P 2 O 5 wordt omgezet in PH 3. 02 Jodaat, IO 3 - in neutraal milieu wordt omgezet in H 5 IO 6. 03 Methanol in zuur milieu wordt omgezet in

Nadere informatie

7.0 Enkele belangrijke groepen van verbindingen

7.0 Enkele belangrijke groepen van verbindingen 7.0 Enkele belangrijke groepen van verbindingen 7.1 Oxiden Vrijwel alle elementen kunnen, min of meer heftig reageren met zuurstof. De gevormde verbindingen worden oxiden genoemd. In een van de voorafgaande

Nadere informatie

Oefenopgaven REDOXREACTIES vwo Reactievergelijkingen en halfreacties

Oefenopgaven REDOXREACTIES vwo Reactievergelijkingen en halfreacties Oefenopgaven REDOXREACTIES vwo Reactievergelijkingen en halfreacties OPGAVE 1 Geef de halfreactie waarbij 01 P 2 O 5 wordt omgezet in PH 3. 02 Jodaat, IO 3 - in neutraal milieu wordt omgezet in H 5 IO

Nadere informatie

Uitwerkingen Basischemie hoofdstuk 2

Uitwerkingen Basischemie hoofdstuk 2 Uitwerkingen Basischemie hoofdstuk 2 Opgave 2.1 Opgave 2.2 Elementen leren Maak met de afbeeldingen 2.1A en 2.1B kaartjes met aan de ene kant de naam van het element en aan de andere kant het symbool en

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores Ademtest 1 maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: Een ureummolecuul bevat NH 2 groepen / N-H bindingen, zodat er waterstbruggen (met watermoleculen) gevormd kunnen worden. (Dus ureum is

Nadere informatie

ZUREN EN BASEN. Samenvatting voor het HAVO. versie mei 2013

ZUREN EN BASEN. Samenvatting voor het HAVO. versie mei 2013 ZUREN EN BASEN Samenvatting voor het HAVO versie mei 2013 INHOUDSOPGAVE 1. Vooraf 2. Algemeen 3. Zuren 4. Basen 5. Het waterevenwicht 6. Definities ph en poh 7. ph BEREKENINGEN 7.1. Algemeen 7.2. Water

Nadere informatie

Toets02 Algemene en Anorganische Chemie. 30 oktober 2015 13:00-15:30 uur Holiday Inn Hotel, Leiden

Toets02 Algemene en Anorganische Chemie. 30 oktober 2015 13:00-15:30 uur Holiday Inn Hotel, Leiden Toets02 Algemene en Anorganische Chemie 30 oktober 2015 13:00-15:30 uur Holiday Inn Hotel, Leiden Naam: Studentnummer Universiteit Leiden: Dit is de enige originele versie van jouw tentamen. Het bevat

Nadere informatie

IV. Chemische binding

IV. Chemische binding 1 IV. Chemische binding Waarom worden chemische bindingen gevormd? 2 zie ook Hoofdstuk 9 0 0 E = 0: kernen + elektronen; geen interactie/in rust QM atoommodel atomen gasfase C, H, H, H, H gasfase Energie

Nadere informatie

Frank Povel. a1. De twee factoren zijn: 1. er moeten geladen deeltjes zijn; 2. de geladen deeltjes moeten zich kunnen verplaatsen.

Frank Povel. a1. De twee factoren zijn: 1. er moeten geladen deeltjes zijn; 2. de geladen deeltjes moeten zich kunnen verplaatsen. UITWERKING CCVS-TENTAMEN 26 november 2014 Frank Povel NB. Deze uitwerking is door mij gemaakt en is niet de uitwerking die de CCVS hanteert. Er kunnen dan ook op geen enkele wijze rechten aan deze uitwerking

Nadere informatie

Kleinschalige chloorproductie (ce)

Kleinschalige chloorproductie (ce) Kleinschalige chloorproductie (ce) Bij deze opgave horen drie bronnen. Bron 1: artikel uit 'C2W Life Science' van 31 mei 2008. Bron 2: Het kwikelektrolyseproces. In een schuine goot ligt op de bodem een

Nadere informatie

OEFENOPGAVEN VWO EVENWICHTEN

OEFENOPGAVEN VWO EVENWICHTEN OPGAVE 1 OEFENOPGAVEN VWO EVENWICHTEN In een ruimte van 5,00 liter brengt men 9,50 mol HCl(g) en 2,60 mol O 2 (g). Na evenwichtsinstelling is 40,0% van de beginstoffen omgezet en is er Cl 2 (g) en H 2

Nadere informatie

Module 2 Chemische berekeningen Antwoorden

Module 2 Chemische berekeningen Antwoorden 2 Meten is weten 1 Nee, want bijvoorbeeld 0,0010 kg is net zo nauwkeurig als 1,0 gram. 2 De minst betrouwbare meting is de volumemeting. Deze variabele bepaald het aantal significante cijfers. 3 IJs: 1,5

Nadere informatie

1 Algemene begrippen. THERMOCHEMIE p. 1

1 Algemene begrippen. THERMOCHEMIE p. 1 TERMOCEMIE p. 1 1 Algemene begrippen De chemische thermodynamica bestudeert de energieveranderingen en energieuitwisselingen bij chemische processen. Ook het voorspellen van het al of niet spontaan verloop

Nadere informatie

Inleiding in de RedOx chemie

Inleiding in de RedOx chemie Even opfrissen: Drie hoofdcategorieën stoffen: Inleiding in de RedOx chemie Moleculaire stoffen: Atoombinding in molecuul (sterk), Van der Waals binding tussen moleculen (zwak), polaire/apolaire (atoom)bindingen,

Nadere informatie

Uitwerkingen van de opgaven uit: CHEMISCHE ANALYSE ISBN , 1 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 15 Elektrochemie bladzijde 1

Uitwerkingen van de opgaven uit: CHEMISCHE ANALYSE ISBN , 1 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 15 Elektrochemie bladzijde 1 Hoofdstuk 15 Elektrochemie bladzijde 1 Opgave 1 Welke halfreactie kan men verwachten in de volgende gevallen? a Br ionen bij een positieve elektrode Br kan gemakkelijk elektronen afstaan, is dan reductor:

Nadere informatie

4. In een bakje met natriumjodide-oplossing worden 2 loden elektroden gehangen. Deze twee elektroden worden aangesloten op een batterij.

4. In een bakje met natriumjodide-oplossing worden 2 loden elektroden gehangen. Deze twee elektroden worden aangesloten op een batterij. Test Scheikunde Havo 5 Periode 1 Geef voor de volgende redoxreacties de halfreacties: a Mg + S MgS b Na + Cl NaCl c Zn + O ZnO Geef de halfreacties en de reactievergelijking voor de volgende redoxreacties:

Nadere informatie

I. Basiskennis. ijs. Een chemisch verschijnsel is het verschijnsel waarbij wel nieuwe stoffen ontstaan.

I. Basiskennis. ijs. Een chemisch verschijnsel is het verschijnsel waarbij wel nieuwe stoffen ontstaan. Basiskennis 4 chemie 2 de graad, 2 de jaar = 4avv & 4bav 1 1. Natuurwetenschappen I. Basiskennis De studie van de natuurverschijnselen kan je ruwweg onderverdelen in: Biologie: Studie van de levende materie.

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde Hfst. 6 Chemie en schoonmaken

Samenvatting Scheikunde Hfst. 6 Chemie en schoonmaken Samenvatting Scheikunde Hfst. 6 Chemie en sch Samenvatting door een scholier 2120 woorden 23 november 2010 4,5 9 keer beoordeeld Vak Scheikunde Natuurkunde hoofdstuk 6: Chemie en sch 6.1 Elementen Indelen

Nadere informatie

OEFENOPGAVEN MOLBEREKENINGEN

OEFENOPGAVEN MOLBEREKENINGEN OEFENOPGAVEN MOLBEREKENINGEN * = voor VWO Salmiak, NH 4 Cl(s), kan gemaakt worden door waterstofchloride, HCl(g), te laten reageren met ammoniak, NH 3 (g) 01 Wat is de chemische naam voor salmiak? 02 Geef

Nadere informatie