ECCVA/U Lbr. 09/035 CVA/LOGA 09/07

Transcriptie

1 Brief aan de leden T.a.v. het college informatiecentrum tel. (070) uw kenmerk bijlage(n) - betreft FLO-overgangsrecht: uitvoering afkoop levensloopbijdrage en inkoop OP bij regionalisering Samenvatting ons kenmerk ECCVA/U Lbr. 09/035 CVA/LOGA 09/07 datum 9 maart 2009 Met de LOGA-brief van 6 maart j.l. met als onderwerp FLO-overgangsrecht: levensloopbijdrage en inkoop OP bij ontslag bij regionalisering 1 bent u geïnformeerd over de keuze die werkgevers krijgen om bij ontslag wegens regionalisering wel of niet afkopen van de levensloopbijdragen toe te passen. Ook is met genoemde brief geregeld dat regionalisering niet van invloed is op het recht van de medewerker op inkoop van extra ouderdomspensioen op de leeftijd van 53 jaar. Met deze brief informeert het CvA u over de achtergrond van deze afspraken. Voor de levensloopbijdragen worden hierbij de voor- en nadelen geschetst van de twee opties die de werkgever krijgt bij ontslag wegens regionalisering. Daarbij geeft het CvA aan welke afspraken gemaakt moeten worden tussen de gemeente en de nieuwe werkgever als ervoor gekozen wordt bij ontslag wegens regionalisering niet over te gaan tot afkoop van de levensloopbijdrage. Met betrekking tot het inkopen van extra pensioen wordt een aantal opties genoemd hoe de gemeente en de nieuwe werkgever de kosten kunnen verrekenen. 1 ECCVA/U

2 Aan de leden informatiecentrum tel. (070) uw kenmerk bijlage(n) - betreft FLO-overgangsrecht: uitvoering afkoop levensloopbijdrage bij regionalisering ons kenmerk ECCVA/U Lbr. 09/035 CVA/LOGA 09/07 datum 9 maart 2009 Geacht college en gemeenteraad, Met de LOGA-brief van 6 maart j.l. met als onderwerp FLO-overgangsrecht: levensloopbijdrage en inkoop OP bij ontslag bij regionalisering 2 bent u geïnformeerd over de keuze die werkgevers krijgen om bij ontslag wegens regionalisering wel of niet afkopen van de levensloopbijdragen toe te passen. Ook is met genoemde brief geregeld dat regionalisering niet van invloed is op het recht van de medewerker op inkoop van extra ouderdomspensioen op 53 jaar. Met deze brief informeert het CvA u over de achtergrond van deze afspraken. Voor de levensloopbijdragen worden hierbij de voor- en nadelen geschetst van de twee opties die de werkgever krijgt bij ontslag wegens regionalisering. Daarbij geeft het CvA aan welke afspraken gemaakt moeten worden tussen de gemeente en de nieuwe werkgever als ervoor gekozen wordt bij ontslag wegens regionalisering niet over te gaan tot afkoop van de levensloopbijdrage. Met betrekking tot het inkopen van extra pensioen wordt een aantal opties genoemd hoe de gemeente en de nieuwe werkgever de kosten kunnen verrekenen. 1. Levensloopbijdragen 1.1 Achtergrond De achtergrond voor de LOGA-afspraak is als volgt. Wanneer de nieuwe werkgever het FLO-overgangsrecht van toepassing verklaart, betekent regionalisering geen einde van het FLO-overgangsrecht. Dit houdt in dat ook bij de nieuwe werkgever recht bestaat op levensloopbijdragen. Deze levensloopbijdragen dragen bij aan hetzelfde doel (zie hierna: Garantie) als de levensloopbijdragen die de gemeente verstrekte. Waar hierna over regionalisering wordt gesproken, wordt regionalisering onder voortzetting van het FLO- 2 ECCVA/U Betreft FLO-overgangsrecht: uitvoering afkoop levensloopbijdrage bij regionalisering Datum 9 maart

3 overgangsrecht bedoeld. Anders dan bij individuele gevallen van ontslag, gaat het bij regionalisering vaak om een groot aantal medewerkers dat ineens overgaat naar de nieuwe werkgever. Zou de gemeente verplicht tot afkoop moeten overgaan, dan zou die geconfronteerd worden met afkoopbedragen voor al deze medewerkers. De gemeente zou in een keer dus veel geld moeten uitkeren. Om dit te voorkomen hoeft de gemeente bij regionalisering niet tot afkoop over te gaan. Als de gemeente de levensloopbijdrage niet afkoopt, moet de gemeente dát gedeelte van de levensloopbijdrage dat behoort bij het aantal dienstjaren bij de gemeente, betalen aan de nieuwe werkgever. Er moet dus een declaratiestructuur komen tussen de gemeente en de nieuwe werkgever. 1.2 Voor en nadelen beide opties Hieronder schetst het CvA de voor- en nadelen van de twee opties die de werkgever krijgt bij ontslag wegens regionalisering. Daarbij geeft het CvA aan welke afspraken gemaakt moeten worden tussen de gemeente en de nieuwe werkgever als ervoor gekozen wordt om niet over te gaan tot afkoop van de levensloopbijdrage. Voor- en nadelen afkoop Voordeel: Nadeel: de gemeente is de ex-medewerkers na afkoop volledig kwijt uit de administratie. de kosten worden naar voren gehaald en moeten in één keer betaald worden. Voor- en nadelen van niet afkopen Voordeel: de oude werkgever kan de kosten van de levensloopbijdrage voor de dienstjaren tot aan ontslag blijven spreiden over toekomstige jaren. Over hoeveel jaren dat wordt verspreid, dient de oude werkgever met de nieuwe werkgever te bespreken. Nadelen: - de ex-medewerkers blijven in de administratie voorkomen van de gemeente en - de gemeente en de nieuwe werkgever moeten onderling een declaratiestructuur overeenkomen. Hierbij moeten werkgevers zich realiseren dat Loyalis in het maatwerkpercentage dat voor de medewerkers wordt berekenend geen onderscheid maakt in: o het deel van dat percentage veroorzaakt door de dienstjaren uit het verleden bij de oude werkgever o het deel van dat percentage veroorzaakt door mogelijk nieuwe dienstjaren bij de nieuwe werkgever en voor ontwikkelingen in de bezoldiging bij de nieuwe werkgever. Werkgevers moeten onderling een verdeelsleutel bepalen voor de verdeling van de kosten van de voortgezette levensloopbijdrage. Een manier zou kunnen zijn om het afkoopbedrag wel door Loyalis te laten berekenen, waarbij gedeclareerd Betreft FLO-overgangsrecht: uitvoering afkoop levensloopbijdrage bij regionalisering Datum 9 maart

4 wordt tot de hoogte van dat berekende bedrag. Onderling zouden dan nog afspraken gemaakt kunnen worden over rente-betalingen vanwege het spreiden van de kosten voor de oude werkgever. 2. Inkoop extra pensioen 2.1 Achtergrond Regionalisering betekent in feite een beëindiging van het dienstverband met de gemeente. De CAR regelt dat de oude werkgever, in casu de gemeente, op het moment van uitdiensttreding de storting in ABP Extra Pensioen (AEP) verzorgt (afkoop inkoop OP; zie ook van LOGA-brief van 28 november 2008, met als onderwerp FLO-overgangsrecht: inkoop extra pensioen, 08/190, CVA/LOGA 08/39). Met deze vroege storting wordt er een risico bij de medewerker gelegd. Anders dan bij de levensloopafspraak is er bij de afspraak over de inkoop van extra pensioen namelijk geen garantie afgegeven. Een vroege storting in AEP betekent dat de medewerker voor het resultaat van het gestorte bedrag afhankelijk is van de rendement die het ABP op de inleg boekt. Een ander nadeel voor de medewerker bij een vroege storting is dat het bedrag van de storting dan wordt gebaseerd op het gemiddelde loon tot dat moment. Toekomstige loonstijgingen worden niet meegenomen in het te storten bedrag. Tot slot is een risico dat de medewerker op het moment van de vroege storting nog niet voldoende fiscale ruimte heeft. Hij kan dan een deel van de storting niet inleggen in AEP. Het uiteindelijke resultaat van de vroege storting voor de hoogte van het pensioen zal dus mogelijk 3 lager uitvallen dan het resultaat dat met een storting op de leeftijd van 53 jaar wordt bereikt. Om voor medewerkers zo dicht mogelijk bij de afspraken van het FLO-overgangsrecht te blijven, heeft het LOGA afgesproken dat bij overgang naar een bezwarende functie vanwege de regionalisering, er voor de medewerker geen verandering komt in de afspraak over het inkopen van extra pensioen. Dit betekent dus dat de storting nog steeds op de leeftijd van 53 jaar plaatsvindt. Het is echter de nieuwe werkgever die de storting zal doen. Net als bij de levensloopbijdragen geldt hierbij als voorwaarde dat de medewerkers ook bij de nieuwe werkgever recht hebben op FLO-overgangsrecht. De gemeente en de nieuwe werkgever moeten samen afspraken maken hoe de kosten van de inkoop van extra pensioen verdeeld worden. 2.2 Afspraken tussen gemeente en nieuwe werkgever (de regio) Er zijn verschillende mogelijkheden om de kosten van het te storten bedrag te verdelen tussen de oude en de nieuwe werkgever. 1) Nieuwe werkgever betaalt de storting volledig zelf. 2) De storting wordt door de nieuwe werkgever gedaan en volledig verhaald op de oude werkgever. 3 Het uiteindelijke resultaat kan ook hoger zijn. Dit is zo wanneer de rendementen van AEP hoger zijn dan de gebruikelijke indexatie en de verwachte loonstijgingen. Betreft FLO-overgangsrecht: uitvoering afkoop levensloopbijdrage bij regionalisering Datum 9 maart

5 3) Op het moment van overgang van de oude naar de nieuwe werkgever berekent de oude werkgever het bedrag dat hij op dat moment voor de medewerker in AEP zou moeten storten (conform de uitwerking in eerder genoemde ledenbrief). Dit bedrag geeft de oude werkgever aan de nieuwe werkgever die dit vervolgens reserveert voor de storting in AEP op het moment dat de medewerker 53 jaar is. Het bedrag dat de nieuwe werkgever moet storten als de medewerker 53 wordt, zal in de meeste gevallen hoger zijn dan het bedrag dat de werkgever heeft ontvangen van de oude werkgever. Dit vanwege mogelijke loonstijgingen (waardoor het gemiddelde loon van de medewerker stijgt). Deze kosten worden echter gedekt doordat de nieuwe werkgever ook rentevoordeel heeft. Hij ontvangt het bedrag immers op een veel eerder moment dan dat hij het moet uitgeven. 4) Op de leeftijd van 53 jaar stort de nieuwe werkgever het bedrag dat gestort moet worden in AEP. Deze nieuwe werkgever declareert vervolgens bij de gemeente het bedrag dat hoort bij het aantal dienstjaren van de betrokken medewerker tot het moment van regionalisering. Dit bedrag is waarschijnlijk weliswaar hoger dan wat de gemeente bij uitdiensttreding had moeten betalen, maar deze meerkosten worden gedekt doordat de gemeente rentevoordeel geniet. De gemeente hoeft het bedrag immers op een later moment te storten. Het is aan de gemeente en de nieuwe werkgever om bij de regionalisering een keuze te maken tussen bovenstaande mogelijkheden. Mogelijkheid 1 en 2 zijn in de uitvoering het meest eenvoudig, terwijl mogelijkheid 3 en 4 de kosten op de meest eerlijke manier tussen beide werkgevers verdeeld. Een gevolg van mogelijkheid 3 is wel dat de gemeente op het moment van regionalisering veel geld beschikbaar moet hebben om de kosten voor de medewerkers die onder het FLO-overgangsrecht vallen, te betalen. Vanzelfsprekend zijn de gemeente en de nieuwe werkgever vrij om een andere manier van de financiering af te spreken. Hoogachtend, College voor Arbeidszaken van de VNG J.Schirmbeck, secretaris Deze ledenbrief staat ook op onder brieven. Betreft FLO-overgangsrecht: uitvoering afkoop levensloopbijdrage bij regionalisering Datum 9 maart