Uitwerkingen rekenvaardigheden
|
|
- Thijs de clercq
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 1 Basisgetal Getal 2 Factor Getal 2 is % van Getal 1 Getal 2 is % groter/kleiner dan Getal 1 (-) = kleiner a , ,00 a , ,24-4,76 b , ,14 17,14 b , ,37-14,63 c , ,- 1, ,25 20,25 c , ,- 0, ,16-16,84 d1 1,12 9,78 8, ,21 773,21 d2 9,78 1,12 0, ,45-88,55 e , ,50-7,50 e , ,11 8, Basisgetal Getal 2 Factor Verschil in procenten a ,05 5% b ,75-25% c ,25 325% d 1,12 1,1648 1,04 4% e ,125 12,50% f 1,85 6,05 3, ,03% g % Factor Groeipercentage a 1,0467 4,67% b 4,38 338% c 0, % d 0,18-82% e 1,0060 0,60% f 6,41 541% g 2 100% h 0, % i 1,01 1%
2 4a Het nationaal inkomen (Y) in 2003 bedraagt 480 mld.euro. De economie is in 2003 met 4,2% gegroeid. De staatsschuld (S) aan het eind van 2002 bedraagt 52,6% van het nationaal inkomen. Bereken de staatsschuld aan het eind van Y eind 2002 = 480/1,042 =460,7. S eind 2002 = 0, ,7=263,1 mld euro 4b De Nederlandse bevolking is 5,93% van die van de Verenigde Staten. Gemiddeld per inwoner gebruikt men in de VS 40% meer suiker dan in Nederland. De inwoner van de VS gebruikt gemiddeld 8,4 kg per jaar. De VS heeft 270 mln inwoners. Wat is het totale suikergebruik in Nederland? Verhoudingsfactor suiker per inwoner VS NL = 1,4 Gebruik inwoner NL = 8,4 / 1,4 =6 kg. Totaal 0, mln 6 96,1 mln kg 5 a = 8 4 =. % van 8 ; dus 8 is hier het basisgetal 3 =. % van 8 1 =. % van 8 8 =. % van 8 Respectievelijk 50%, 37,5%, 12,5% en 100% b Veranderen de percentages ten opzichte van vraag a als de volgende getallen worden gebruikt?: 1. 1,5 + 4,5 + 6 = 12 Nee 2. 0,8 + 2,4 + 3,2 = 6,4 Nee = 16 Ja: 43,75%, 37,5%, 18,75% en 100% c = 8 4 =. % van 3 ; dus 3 is hier het basisgetal 3 =. % van 3 1 =. % van 3 8 =. % van 3 Respectievelijk 133,33%, 100%, 33,33% en 266,67% d Jan, Piet, Arie en Freek richten een bedrijf op. Ieder neemt deel voor een bepaald bedrag. De deelname van Piet is 20% groter dan van Jan. De deelname van Arie is 25% hoger dan van Piet. De deelname van Freek is 70% van die van Jan. Het bedrijf begint met een kapitaal van euro. Bereken de bijdragen aan het startkapitaal van Jan, Piet, Arie en Freek; stel daarbij de bijdrage van Jan op 100%. Jan 100; Piet 100x1,2=120; Arie 120x1,25=150; Freek 100x0,70= euro te stellen op ( )=440% Individuele deelname: Jan (100/440 x )= enzovoorts J, P, A en F: , , , euro
3 6 In een advertentie voor spaarlampen staat: Ruim 80% energiebesparing bij dezelfde lichtopbrengst als de gewone gloeilamp: 6a gloeilamp 40 watt 60 watt 75 watt spaarlamp 9 watt 11 watt 13 watt Is de tabel steeds in overeenstemming met de gedane bewering? Nee, de verhoudingsfactor is achtereenvolgens: 0,225 0, , besparing achtereenvolgens: 77,5% 81,7% 82,7% Vergelijk een gloeilamp van 60 watt met een spaarlamp van 11 watt. De spaarlamp brandt gemiddeld 7200 uur en de gloeilamp 1600 uur. De gloeilamp kost 50 cent en de spaarlamp 3 euro. Een kilowattuur stroom kost 20 cent. We nemen aan dat de energie die niet in lichtopbrengst wordt omgezet niet nuttig is. 6b 7a Welke lamp geeft de laagste kosten (aanschaf + stroom)? Spaarlamp per uur: (7200 0,011 0,20+3) , ,26 cent Gloeilamp per uur: (1600 0,060 0,20+0,50)/1600=0, ,23 cent De kapper van Ella is 25% duurder dan de kapper van Marja. Is dit hetzelfde als: De kapper van Marja is 20% goedkoper dan de kapper van Ella? Uit 1 e regel: E = 1,25 M; Uit 2 e regel: M = 0,80 E. Is dat hetzelfde? E=1,25M E/1,25 = M; E/1,25 = E (1/1,25) = E 0,8 = 0,8 E Je kunt natuurlijk ook de prijs voor M op 100 geldeenheden stellen, enzovoorts Het normale BTW-tarief is 19% van de prijs exclusief BTW. Bedrijven dragen (aan de belastingdienst) de BTW af die in hun verkoopprijzen is doorberekend. Ze krijgen de BTW die in hun inkoopprijzen is doorberekend (door de toeleverende bedrijven) terug van de belastingdienst. 7b Hoeveel euro BTW zit op een artikel met een winkelprijs van 395 euro? 395/119*19 7c Hoeveel euro BTW krijgt een bedrijf netto terug of moet het netto afdragen als de inkopen incl. BTW ,- bedragen en zijn verkopen exclusief BTW ,-? Afdragen 0,19* Terug te vorderen *19/119 Netto terug 3201,50
4 8 A B C = A B a Procentuele verandering tussen periode 1 en 2 b Procentuele verandering tussen periode 1 en 2 c Procentuele verandering tussen periode 1 en 2 d Procentuele verandering tussen periode 1 en 2 e Procentuele verandering tussen periode 1 en 2 3% 5% 8,15% 10% - 4% 5,6% 6,604% 6% 13% - 8,4% 36,14% 24,7% - 7,2% 4,5% -3,547% Nadere verklaring Algemeen: A B = C dus groeifactor A groeifactor B = groeifactor C a: 1,03 1,05 = 1,0815 dus 8,15% groei van verschijnsel C b: 1,10 0,96 = 1,056 dus c : X 1,06 = 1,13 dus X = 1,0604 dus d: 0,916 X = 1,247 dus X = 1,3614 dus e: 0,928 1,045 = 0,96453 dus 3,547% groei van C (C wordt 3,547% kleiner) 9 Een seizoenkaart bij Feyenoord is duurder dan bij Sparta. Bepaal per probleem het basisgetal: de prijs bij Sparta of de prijs bij Feyenoord. a Het prijsverschil is 22% van de prijs bij Sparta. De prijs bij Sparta wordt gesteld op 100 % (dus P Feyenoord = 1,22 P Sparta ) b vervolg op a Bereken de prijs bij Sparta als de prijs bij Feyenoord 995 euro bedraagt. 995/1,22 c Het prijsverschil is 15% van de prijs bij Feyenoord. De prijs bij Feyenoord wordt gesteld op 100 % (dus P Sparta =0,85P Feyenoord ) d vervolg op c Bereken de prijs bij Feyenoord als de prijs bij Sparta 580 euro bedraagt. 580/0,85
5 10 Verwissel de basis; verwissel het hulpgetal dat op 100(%) is gesteld: a 15% van de zitplaatsen is niet bezet. Met hoeveel procent kan het bezoekersaantal nog toenemen? Zitplaatsen = 100; Bezoekers = /85 = 1,176 dus 17,6% b 19% BTW (dat is 19% van de prijs exclusief BTW) is gelijk aan % van de marktprijs. 19/119 0,1597 dus 15,97% c De winst is 15% van de inkoopprijs, dus de winst = % van de verkoopprijs Inkoopprijs = 100; Winst = 15; Verkoopprijs = 115. Dus 15/115=0,1304 dus 13,04% d De winst is 15% van de verkoopprijs, dus de winst = % van de inkoopprijs 15/85 = 0,1765 dus 17,65% Madelon is dankzij de Trillaway van TellSell 18% afgevallen, ze is er toch niet gelukkig mee. 10e Hoeveel procent moet zij aankomen om haar oude gewicht weer terug te krijgen? 100/82=1,2195 dus 21,95% Of: 18/82=0,2195 dus 21,95% Bij f en g bereken je de procentuele geldontwaarding 10f De prijzen zijn verdubbeld (inflatie = 100%). Hoeveel procent minder euro s had je voorafgaand aan deze prijsstijging nodig om hetzelfde te kunnen kopen als nu? Vertaling van de vraag: Hoeveel % minder euro s had je vóór de prijsstijging nodig ten opzichte van na de prijsstijging om hetzelfde te kunnen kopen? Voor 100 euro voor prijsstijging koop je net zoveel als voor 200 euro na prijsstijging. Het aantal euro s na prijsstijging vormt het basisgetal. 100/200= 0,50. Dus 50% geldontwaarding.. 10g 10h De inflatie is 34%. Hoeveel procent minder euro s had je vóór deze prijsstijging nodig om hetzelfde te kunnen kopen als na de prijsstijging? Het aantal euro s na prijsstijging vormt het basisgetal. 100 euro voor prijsstijging. 134 euro na prijsstijging. 100/134 = 0,7463 Dus 25,37% geldontwaarding 20% van de beroepsbevolking is werkloos. Naast 100 werkenden zijn er werkzoekenden. Werkloos=werkzoekend. Werkend + werkzoekend = beroepsbevolking. Beroepsbevolking is basisgetal. Hulpgetallen: 80 werkend, 20 werkzoekend, 100 beroepsbevolking. Binnen de hulpgetallen geldt: werkzoekend 25% van werkend Dus op 100 werkenden zijn er 25% van 100 = 25 werkzoekenden. De verhouding inactieven/actieven is gelijk aan 1,82. De inactieven en actieven samen vormen de zogeheten beroepsgeschikte bevolking (dat is een beetje vreemde benaming voor alle personen tussen 16 en 65 jaar). 10i Hoeveel % van de beroepsgeschikte bevolking behoort tot de actieven? Hulpgetallen: 1,82 inactieve + 1 actieve = 2,82 beroepsgeschikte bevolking Andere hulpgetallen: 182 inactieven actieven = 282 beroepsgeschikte bevolking. 100/282= 0,3546 dus 35,5%
6 11 Oud Nieuw Groeifactor (verhoudingsfactor) Groeipercentage (verschilpercentage) a ,05 (= 105%) 5% b ,25 25% c % d ,04 4,0% e ,0957 9,6% f 50 51,5 1,03 3,0% g % h ,25 25% i ,8-20% j ,9268-7,3% k ,0789 7,9% 12 Oud Nieuw Groeifactor Groeipercentage a 80 75,2 0,94-6% b ,05 5% c ,67 1,034 3,4% d % e ,5-50% f % 13 Oud Nieuw Groeifactor Groeipercentage a 783,5 512,4 0,654-34,6% b ,82 182% c ,34 34% d 403,2 377,4 0,936-6,4% 14 Oud Nieuw Groeifactor Groeipercentage a 166, ,5 50% b ,2 320% c 93,3 56 0,6-40% d ,40 1,19 19% e ,2 20% f ,98-2% g %
7 15 De markt voor kleine beeldschermpjes (voor mobiele telefoons e.d.) heeft zich zó ontwikkeld: jaar 2 jaar 3 jaar 4 jaar 5 jaar 6 5,2% * 4,3% 2,8% 2,1% 1,4% * groeipercentage van het verkoopaantal ten opzichte van het voorgaande jaar Met welk percentage (op 2 decimalen) Uitwerking is de afzet toegenomen a In jaar 4 ten opzichte van jaar 1? 1,052 x 1,043 x 1,028 = 1, ,80% b In jaar 6 ten opzichte van jaar 4? 1,021*1,014=1,035 dus 3,5% c In jaar 5 ten opzichte van jaar 3? 1,028*1,021=1,050 dus 5,0% d In jaar 6 ten opzichte van jaar 2? 1,043*1,028*1,021*1,014= 1,110 dus 11,0% 16 Het algemeen prijspeil staat aan het begin van jaar 1 op het indexcijfer 117. De inflatie was in de daaropvolgende jaren gelijk aan: jaar 1 jaar 2 jaar 3 jaar 4 jaar 5 jaar 6 3,6% # 3,9% 4,2% 2,8% 2,5% 2,2% # toename van het prijspeil in procenten ten opzichte van het voorgaande jaar In jaar 3 en daarna is een strenger monetair beleid ingezet, waardoor de inflatie is afgenomen. a Bereken de index voor het algemeen prijspeil aan het eind van jaar 6 117*1,036*1,039*1,042*1,028*1,025*1,022 =141,3 b Bereken de totale procentuele prijsstijging over de jaren 4, 5 en 6 bij elkaar. 1,028*1,025*1,022=1,077 dus 7,7% c Bereken de totale procentuele prijsstijging over de jaren 1, 2 en 3 bij elkaar. 1,036*1,039*1,042=1,122 dus 12,2% d (extra) Hoe zou je de jaarlijkse gemiddelde inflatie over de eerste drie jaren kunnen bepalen? Stel gemiddelde groeifactor = G. G^3 = 1,122. G = 1,122^(1/3) = 1,0391 dus 3,91% 17 In 1996 werden er (nog maar) 10 miljoen mobiele telefoontjes verkocht, Het marktaandeel van Philips was 10%. De verkopen van Philips stegen in de jaren met gemiddeld 71,8 % per jaar. Groei mobiele telefoonmarkt Procentuele groei verkoopaantal 250,0 200,0 150,0 100,0 50,0 0,0 205,6 80,0 92,7 60,4 17, a Maak een marktverdelingsdiagram (type taartpunt) voor Totale markt 2001: 10 mln*1,80*3,056*1,927*1,604*1,176=199,95 mln Verkopen Philips: 1 mln*1,714^5=14,79 mln. Marktaandeel in 2001: 7,4% 17b Is de groei van de verkopen van Philips in de jaren hoger of lager geweest dan de gemiddelde groei? (Philips heeft in juni 2001 de productie van mobieltjes gestaakt.) Lager: Philips is marktaandeel kwijtgeraakt dus de totale markt groeide (gemiddeld) sneller dan de verkopen van Philips.
8 18 Gebruik de tabel en de figuur. De tabel geeft waarden voor De figuur geeft procentuele veranderingen in de jaren erna. Particuliere Totale bestedingen in consumptie in miljarden euro's miljarden euro's 1e kwartaal e kwartaal e kwartaal e kwartaal Procentuele verandering t.o.v. hetzelfde kwartaal van het voorafgaande jaar 4 3,5 3 2,5 2 1, Particuliere consumptie Totale bestedingen binnenlandse sectoren 18a 18b 18c 18d 18e In welke kwartalen blijft het aandeel van de particuliere consumptie binnen de totale bestedingen gelijk t.o.v. hetzelfde kwartaal van het voorgaande jaar? part consumptie De verhouding totale bestedingen blijft gelijk als de teller en de noemer met dezelfde groeifactor worden vermenigvuldigd. Dat is zoals de procentuele groei van de teller en de noemer gelijk is. Dus alleen in kwartaal 1 van In welke kwartalen neemt het aandeel van de particuliere consumptie binnen de totale bestedingen toe t.o.v. hetzelfde kwartaal van het voorgaande jaar? Zie ook 18a. De teller moet harder groeien dan de noemer. Dus de kwartalen waarin de linker kolom het hoogst is. Alle kwartalen behalve 2000-I en 2001-III. In welke kwartalen neemt het aandeel van de particuliere consumptie binnen de totale bestedingen af t.o.v. hetzelfde kwartaal van het voorgaande jaar? 2001-III Met hoeveel procent zijn de totale bestedingen in het 1e kwartaal van 2000 toegenomen t.o.v. het 1e kwartaal van 1998? Totale groeifactor: 1,021*1,028= 1, dus 4,96% Bereken de particuliere consumptie in het eerste kwartaal van Totale groeifactor t.o.v. 1 e kwartaal 1998 = 1,031*1,028* 1,021 = 1,0821 dus 8,21%
9 19 jaar kwartaal Particuliere consumptie * * procentuele verandering t.o.v. voorgaande kwartaal De particuliere consumptie in het 4 e kwartaal van 1998 bedraagt 200 mld euro. a Omcirkel de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de procentuele verandering van de particuliere consumptie in het 1 e kwartaal van 2000 ten opzichte van het 1 e kwartaal van Zie tabel. b Bereken de procentuele verandering van de particuliere consumptie in het 1e kwartaal van 2000 ten opzichte van het 1e kwartaal van Totale groeifactor = 1,10*1,14*1,25*0,66 = 1,03455 Dus 3,46% c Bereken de procentuele verandering van de particuliere consumptie in het 1e kwartaal van 2001 ten opzichte van het 1e kwartaal van Totale groeifactor = 1,10 * 1,16* 1,30* 0,60 = 0,99528 dus groei van 0,472% d Bereken de procentuele verandering van de particuliere consumptie in het 1e kwartaal van 2001 ten opzichte van het 1e kwartaal van Totale groeifactor = 1,10*1,14*1,25*0,66 *1,10 * 1,16* 1,30* 0,60 1, dus 2,97% Hoe had dit sneller gekund? Theorie e Geven de percentages uit de tabel vooral het seizoenspatroon weer of vooral de conjuncturele ontwikkeling? Het seizoenpatroon, want het is een patroon dat zich jaarlijks binnen het jaar herhaald. f Geven de berekende percentages uit de vragen b en c (en d) vooral het seizoenspatroon weer of vooral de conjuncturele ontwikkeling? Vooral de conjunctuur. Hetzelfde kwartaal wordt door de jaren heen gevolgd. Dus je ziet of op jaarbasis sprake is van groei of krimp.
10 20 Eindex. EC1 vwo 2001, gewijzigd Het saldo op de lopende rekening is, voor de eenvoud, gelijk aan export import. De export van de VS is vanaf 1996 jaarlijks met $ 100 mld toegenomen. De import van de VS in 1996 bedroeg $ 900 mld. Het gemiddeld prijsniveau in dollars van de export van de VS is in % hoger dan in Het gemiddeld prijsniveau in dollars van de import van de VS is in 2000 slechts 4% hoger dan in 1996, mede dankzij de sterke dollar op de valutamarkt. jaar import x mld dollar export x mld dollar indexcijfer import indexcijfer export (gegeven) = 765 (900/930)*100 = 96,8 (765/775)*100 = 98, = = = = 875 (1105/930)*100 =118,8 (875/775)*100 = 112, = = ,1 125, = = ,7 a b c d Maak de tabel af Door gebruik te maken van de gegevens: Eerst 900 in kolom import; dan kolom export; dan afmaken kolom import Voeg twee kolommen aan de tabel toe, met de indexcijfers voor de import en export; neem 1997 als basisjaar. Zie tabel Leg uit hoe kan worden afgeleid dat de economie van de VS trekpaard was voor de Europese economie. De import door de VS neemt heel erg toe. Daardoor wordt de bedrijvigheid in de exportindustrie van andere landen gestimuleerd. Bereken de procentuele toename van het exportvolume van de VS tussen het jaar 2000 en het jaar Exportbedrag = Exportvolume * Exportprijspeil. Groeifactor exportbedrag = groeifactor exportvolume * groeifactor exportprijspeil Stel groeifacor exportvolume op X. 1,405 = X * 1,15 dus X = 1,2217 dus exportvolume is 22,2% toegenomen. { 1,405? 1075/765=1,405 1,15? Zie gegevens: prijsniveau export VS 15% toegenomen. }
11 prijspeil consumptie 1-0,5 0,1 1,4 0,4 volume consumptie 1 2,1 2,9 1,0% -1,1 Indexcijfer nominale consumptie ,0 105,5 104,8 1 mutatie in procenten ten opzichte van het voorafgaande jaar a Bereken de open plaatsen in de bovenste tabel (let op de voetnoot bij de tabel). Groeifactor nominale consumptie = groeifactor prijspeil * groeifactor volume Dus groeifactor 1996: 1,001 * 1,029 = 1, dus index 100 factor= 103,0. Van 1996 naar 1997: «?» is groeifactor volume 103,0 1,014? = 105,5 104,442? = 105,5? = 1,0101 Procentuele toename volume = 1,0 % Tenslotte 104,8 is zo berekend: 105,5 1,004 0,989
Rekenvaardigheden 1 van 16
Rekenvaardigheden 1 van 16 tekst 1 Vergelijken van getallen: getalsverhoudingen Bij het vergelijken van twee getallen met elkaar komt het er op aan wat de status is van het ene en van het andere getal.
Nadere informatieWat is een index? Een index is een vergelijking in de vorm van een tabel of grafiek van een willekeurig volume (bijvoorbeeld BBP, werkloosheid,
Wat is een index? Een index is een vergelijking in de vorm van een tabel of grafiek van een willekeurig volume (bijvoorbeeld BBP, werkloosheid, etc), over een bepaalde periode. Het volume van het vergelijkingsmoment
Nadere informatieEindexamen economie 1 vwo 2001-I
Opgave 1 Hoge druk op de arbeidsmarkt Gedurende een aantal jaren groeide de economie in Nederland snel waardoor de druk op de arbeidsmarkt steeds groter werd. Het toenemende personeelstekort deed de vrees
Nadere informatieExamen VWO. Economie 1 (nieuwe stijl)
Economie 1 (nieuwe stijl) Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Donderdag 17 mei 13.30 16.30 uur 20 01 Voor dit examen zijn maximaal 65 punten te behalen; het examen bestaat uit
Nadere informatie4 Toon met twee verschillende berekeningen aan dat het ontbrekende gemiddelde inkomen (a) in de tabel gelijk moet zijn aan 70 000 euro.
Grote opgave personele inkomensverdeling Blz. 1 van 4 personele inkomensverdeling Inkomensverschillen tussen personen kunnen te maken hebben met de verschillende soorten inkomen. 1 Noem drie soorten primair
Nadere informatieAbsoluut Relatief = in verhouding = procentueel; procentuele verandering procentpunt; perunage, promille; juist afronden groei over groei
Absoluut Relatief = in verhouding = procentueel; procentuele verandering procentpunt; perunage, promille; juist afronden groei over groei (groeifactoren) terugrekenen in de tijd (met groeifactoren) nominaal,
Nadere informatieSamenvatting Economie Rekonomie
Samenvatting Economie Rekonomie Samenvatting door een scholier 1570 woorden 24 oktober 2011 5,3 76 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Rekonomie Hoofdstuk 1 De cijfers achter de komma worden ook
Nadere informatieVoorbeeld 1 In een klas van 29 leerlingen hebben 3 leerlingen een onvoldoende behaald voor een toets.
1. Het berekenen van een percentage Voorbeeld 1 In een klas van 29 leerlingen hebben 3 leerlingen een onvoldoende behaald voor een toets. Bereken (in 1 decimaal nauwkeurig) hoeveel procent van de leerlingen
Nadere informatieExamen HAVO. economie. tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage.
Examen HAVO 2010 tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.00 uur economie tevens oud programma economie 1,2 Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 27 vragen. Voor dit examen zijn maximaal
Nadere informatieKeuzeonderwerp. Keynesiaans model. Gesloten /open economie zonder/met overheid met arbeidsmarkt. fransetman.nl
Keuzeonderwerp Keynesiaans model Gesloten /open economie zonder/met overheid met arbeidsmarkt Vraag op de goederenmarkt Alleen gezinnen en bedrijven kopen op de goederenmarkt. C = 0,6 Y Aa = 4 mln mensen
Nadere informatieExamencursus. economie. Voorbereidende opgaven VWO. Korte redeneervragen BBP. Schoenenwinkels. Participatie
Voorbereidende opgaven VWO Examencursus economie Tips: Maak de voorbereidende opgaven voorin in een van de A4-schriften die je gaat gebruiken tijdens de cursus. Als een opdracht niet lukt, werk hem dan
Nadere informatieEindexamen economie 1 havo 2000-I
Opgave 1 Meer mensen aan de slag Het terugdringen van de werkloosheid is in veel landen een belangrijke doelstelling van de overheid. Om dat doel te bereiken, streeft de overheid meestal naar groei van
Nadere informatieEindexamen economie havo II
Opgave 1 Buitenland en overheid in de kringloop In de economische wetenschap wordt gebruikgemaakt van modellen. Een kringloopschema is een model waarmee een vereenvoudigd beeld van de economie van een
Nadere informatieExamen HAVO - Compex. economie 1
economie 1 Examen HAVO - Compex Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 1 Maandag 23 mei totale examentijd 2,5 uur 20 05 Vragen 1 tot en met 19 In dit deel staan de vragen waarbij de computer niet
Nadere informatieToegepast Rekenen Opdrachten:
Toegepast Rekenen Opdrachten: Hfst 1: Rekenen Opdr. 1: a. 66 : 3 = c. -66 : (-3) = e. 12 - (+5) = b. 66 : (-3) = d. -12 + 5 = f. -12 (-5) = De omzet van een laptopwinkel is 15.000,-. De verkoopprijs per
Nadere informatieUITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1,2
TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1,2 NIVEAU: EXAMEN: HAVO 2001-II De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2000-II
4 Antwoordmodel Opgave voorbeeld van een juiste berekening: 84.760.000 4 = 2.080 uur 63.000 2 voorbeeld van een juist antwoord: Een antwoord waaruit blijkt dat uitzendkrachten in deeltijd werken. 3 voorbeelden
Nadere informatieExamen HAVO. Economie 1
Economie 1 Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni 13.30 16.00 uur 20 00 Dit examen bestaat uit 31 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed
Nadere informatieOnderneming en omgeving - Economisch gereedschap
Onderneming en omgeving - Economisch gereedschap 1 Rekenen met procenten, basispunten en procentpunten... 1 2 Werken met indexcijfers... 3 3 Grafieken maken en lezen... 5 4a Tweedegraads functie: de parabool...
Nadere informatieUIT groei en conjunctuur
Economische groei. Economische groei drukken we uit in de procentuele groei van het BBP op jaarbasis. De groei van het BBP heeft twee oorzaken. Het BBP kan groeien omdat de prijzen van producten stijgen
Nadere informatieEindexamen economie 1 vwo 2001-II
4 Antwoordmodel Opgave Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. ja Uit de toelichting moet blijken dat de stijging
Nadere informatieVijf oefenopgaven bij de voorbereiding op toets 1, h5 ec12. 1 van 5
ijf oefenopgaven bij de voorbereiding op toets 1, h5 ec12. 1 van 5 Opgave 1 Gegevens: q a = 0,6p ; q a : aanbod tarwe van boeren in de EU q v = -0,1p + 40; q v : vraag naar tarwe binnen de EU (q: hoeveelheid
Nadere informatie1.4 a. 6,54 wordt afgerond 6,5 en het antwoord: 6, = b. 6,54 wordt dan 7 en het antwoord: =
Hoofdstuk 1 Rekenen 1.1 a. Bij het afronden van 5,45 op een heel getal kijk je naar het eerste cijfer achter de komma. Dat is een 4, dus moet je naar beneden afronden. 5,45 wordt dan een 5. b. De docent
Nadere informatiebruto inkomen (per persoon)
Opgave 1 Lorenzcurve en economische kringloop Definities: Bruto inkomen Loon/pensioen, interest, winst/dividend, huur/pacht Netto inkomen Bruto inkomen inkomstenbelasting (IB) Netto besteedbaar inkomen
Nadere informatieEindexamen economie 1 vwo 2001-II
Opgave 1 CAO-overleg: loon of werk? Bij de CAO-onderhandelingen voor een komend jaar in de industrie wordt uitgegaan van de volgende prognose: inflatie 2,3% stijging arbeidsproductiviteit in de industrie
Nadere informatieEindexamen economie 1 havo 2004-II
4 Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 2,6% 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn:
Nadere informatieEindexamen havo economie oud programma 2012 - I
Opgave 1 Beleggingen leiden tot inkomensverschillen Aangetrokken door voorspoedige ontwikkelingen op de effectenbeurs, zijn in een land de mensen steeds meer gaan beleggen in aandelen en obligaties. Mede
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2007-II
Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat
Nadere informatieEindexamen vwo economie I
Opgave 1 1 maximumscore 1 Uit het antwoord moet blijken dat de hoogte van de arbeidsinkomensquote 0,7 / 70% is. 2 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat als b 1 daalt, het inkomen na belastingheffing
Nadere informatieAntwoorden stencils OPGAVE 1 11.313 pond. (36,41%) 1,48 miljard als het BNP in procenten harder is gestegen dan het bedrag in ponden in procenten
Antwoorden stencils OPGAVE 1 1. Nominaal Inkomen 1996 = 25,34 miljard pond x 1,536 = 38,92224 miljard pond Bevolkingsomvang 1996 = 3.340.000 x 1,03 = 3.440.200 Nominaal Inkomen per hoofd = 38,92224 miljard
Nadere informatieHandel (tastbare goederen) 61 35 + 26 Diensten (transport, toerisme, ) 5 4 + 1 Primaire inkomens (rente, dividend, ) 11 3 + 8
betalingsbalans Zweden behoort tot de EU maar (nog) niet tot de EMU. Dat maakt Zweden een leuk land voor opgaven over wisselkoersen, waarbij een vrij zwevende kroon overgaat naar een kroon met een vaste
Nadere informatieHOOFDSTUK 14: OEFENINGEN
1 HOOFDSTUK 14: OEFENINGEN 1. Antwoord met juist of fout op elk van de onderstaande beweringen. Geef telkens een korte a) Indien een Amerikaans toerist op de Grote Markt van Brussel een Deens bier drinkt,
Nadere informatieEindexamen economie 1 vwo 2005-I
4 Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 102,4 100 = 101,4866 1,49% 100,9 Voor het antwoord:
Nadere informatie20.1 Wat is economische groei?!
20.1 Wat is economische groei? Om te beoordelen of er geproduceerd is, moet het BBP worden gecorrigeerd voor de inflatie. BBP is de totale product door binnenlandse sectoren. We vinden dan de toename van
Nadere informatieEindexamen economie havo I
Opgave 1 Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. 1 Voorbeeld van een juiste berekening: 47,5 27,5 100% = 72,73% 27,5
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 2
Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 Samenvatting door een scholier 1990 woorden 6 december 2010 3,6 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans 2.1 produceren Produceren: het maken van goederen en het
Nadere informatieExamen HAVO en VHBO. Economie
Economie Examen HAVO en VHBO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Vooropleiding Hoger Beroeps Onderwijs HAVO Tijdvak 2 VHBO Tijdvak 3 Dinsdag 22 juni 13.30 16.30 uur 19 99 Dit examen bestaat uit 37 vragen.
Nadere informatieCPI = 122,5 Wat zegt dit? Hoe bereken je dit? Categorieën Aandeel Prijsstijging Optelling. Voeding 40% 10% Kleding 35% -5% Overig 0 CPI 102,25
CPI = 122,5 Wat zegt dit? Hoe bereken je dit? Categorieën Aandeel Prijsstijging Optelling Voeding 40% 10% Kleding 35% -5% Overig 0 CPI 102,25 ConsumentenPrijsIndexcijfer Consumenten Prijsindexcijfer in
Nadere informatieIndexcijfers. - We rekenen volumes van allerlei zaken om naar procenten - We vergelijken vervolgens die cijfers om conclusies te trekken
Wat is een? Binnen de economie vergelijken we vaak procentuele ontwikkelingen. Die ontwikkelingen zijn in geld uitgedrukt soms lastig te doorzien. Zo wordt de economische groei van een land uitgedrukt
Nadere informatieExamen VWO. economie 1,2. tijdvak 1 woensdag 27 mei 13.30-16.30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.
Examen VWO 2009 tijdvak 1 woensdag 27 mei 13.30-16.30 uur economie 1,2 Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Dit examen bestaat uit 26 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 58 punten te behalen. Voor
Nadere informatieExamen HAVO en VHBO. Economie 1,2 oude en nieuwe stijl
Economie 1,2 oude en nieuwe stijl Examen HAVO en VHBO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Vooropleiding Hoger Beroeps Onderwijs HAVO Tijdvak 2 VHBO Tijdvak 3 Woensdag 21 juni 13.30 16.30 uur 20 00 Dit
Nadere informatieEindexamen economie havo II
Opgave 1 Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. 1 Voorbeeld van een juist antwoord: Een antwoord waaruit blijkt dat
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 vwo II
Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Voorbeelden van een
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2000-II
Opgave 1 Uit een krant: Uitzendbranche blijft groeien Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat de uitzendbranche in het eerste kwartaal van 1998 flink is gegroeid. In vergelijking
Nadere informatieUITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2001-I
UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2001-I VAK: ECONOMIE 1 NIVEAU: VWO EXAMEN: 2001-I De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen.
Nadere informatieEindexamen economie havo II
Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 minder Uit de toelichting moet
Nadere informatieBijlage I: Woningmarktcijfers 4 e kwartaal 2007
Bijlage I: Woningmarktcijfers 4 e kwartaal 2007 De prijs van de gemiddelde verkochte woning stijgt met 1,2% in het 4 e kwartaal van 2007. De stijging van de prijs per m 2 is met 0,3% veel lager. De stijging
Nadere informatieEindexamen economie havo I
Opgave 1 Verdienen ministers te weinig? Een commissie stelt dat een minister meer zou moeten verdienen dan zijn topambtenaren. Uit onderzoek van de commissie blijkt echter dat in 2005 het salaris van een
Nadere informatieDomein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl
Domein E: Ruilen over de tijd Rente : prijs van tijd Nu lenen: een lagere rente Nu sparen: een hogere rente Individuele prijs van tijd: het ongemak dat je ervaart Algemene prijs van tijd: de rente die
Nadere informatieGroep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115
Samenvatting door M. 1480 woorden 6 januari 2014 7,2 17 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Tijd is geld De ECB leent geld uit aan de banken. Ze rekenen daar reporente voor. Banken
Nadere informatieCorrectievoorschrift VWO. Economie 1 (nieuwe stijl)
Economie 1 (nieuwe stijl) Correctievoorschrift VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs 20 01 Tijdvak 2 Inzenden scores Uiterlijk op 22 juni de scores van de alfabetisch eerste vijf kandidaten per
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2004-II
4 Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 artikel 1 Een verklaring waaruit
Nadere informatieStatistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012
Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012 Inleiding Lorette Ford De economische ontwikkeling van een land kan door middel van drie belangrijke economische indicatoren
Nadere informatieVraag Antwoord Scores
Opgave 1 1 maximumscore 1 oligopolie Voorbeelden van een juiste verklaring zijn: Er is sprake van een beperkt aantal (twee) aanbieders. Toetreding tot deze markt is moeilijk. 2 maximumscore 2 Prijs bij
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2000-I
4 Antwoordmodel Opgave 1 Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. 1 voorbeelden van juiste antwoorden: Een antwoord
Nadere informatieLeeftijd (jaar) Lengte 1,59m 1,70m 1,80m 1,85m Indexcijfer (16 jaar=100) Indexcijfer (15 jaar=100)
INTRODUCTIE VAN INDEXCIJFERS LES 1 Hier zijn de eerste 5 opgaven over indexcijfers. Het is de bedoeling dat je het stroomdiagram voor indexcijfers gebruikt welke op de PPT en in je schrift staat. Hierdoor
Nadere informatieEindexamen economie havo I
Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 salaris: 122.000 175 = 86.437
Nadere informatieDomein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M)
1) Geef de omschrijving van trendmatige groei. 2) Wat houdt conjunctuurgolf in? 3) Noem 5 conjunctuurindicatoren. 4) Leg uit waarom bij hoogconjunctuur de bedrijfswinsten zullen stijgen. 5) Leg uit waarom
Nadere informatie6 Geaggregeerde vraag en geaggregeerd aanbod
6 Geaggregeerde vraag en geaggregeerd aanbod Opgave 1 a Noem vier factoren die bij een gegeven prijsniveau tot een verandering van de Effectieve Vraag kunnen leiden. b Met welke (macro-economische) instrumenten
Nadere informatieExtra opgaven module 2 vwo 5
Opgave 1 vwo ec1 2002-1 Huizenprijs in Nederland torenhoog Tussen 1997 en 2000 zijn de prijzen van koopwoningen en de inflatie gestegen (figuur 1). Twee belangrijke oorzaken van de gestegen huizenprijzen
Nadere informatieVoorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 26 mei 13.30 16.30 uur
Economische wetenschappen 1 en recht Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 26 mei 13.30 16.30 uur 19 99 Dit examen bestaat uit 34 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven
Nadere informatie6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE
Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari 2011 6,3 17 keer beoordeeld Vak Economie ECONOMIE Lesbrief Globalisering INFLATIE Soort Oorzaken OPLOSSINGEN Vraag Bestedingsinflatie Door de oplevende
Nadere informatieExamen VWO. economie 1,2. tijdvak 1 maandag 26 mei 13.30-16.30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.
Examen VWO 28 tijdvak 1 maandag 26 mei 13.3-16.3 uur economie 1,2 Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Dit examen bestaat uit 27 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 57 punten te behalen. Voor elk
Nadere informatieOm een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.
Beste leerling, Dit document bevat het examenverslag voor leerlingen van het vak economie vwo, eerste tijdvak (2019). In dit examenverslag proberen we een zo goed mogelijk antwoord te geven op de volgende
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2004-I
4 Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Een voorbeeld van een juist antwoord
Nadere informatieLANDEN ANALYSE SPANJE
LANDEN ANALYSE SPANJE Algemeen LANDEN ANALYSE ALGEMEEN De Landen Analyse gee6 de sector (cijferma?g) inzicht in de huidige (2013) en toekoms?ge (2018) waarde van de consump?e van snijbloemen en potplanten
Nadere informatieAntwoorden Economie index hoofdstuk 1 & 2
Antwoorden Economie index hoofdstuk 1 & 2 Antwoorden door een scholier 4442 woorden 8 november 2010 5 29 keer beoordeeld Vak Economie ECONOMIE INDEX HAVO 4 Hoofdstuk 1 1.2 Productie en inkomen in Nederland
Nadere informatieEindexamen economie 1 vwo 2004-II
Opgave 1 Stoppen met roken!? In een land betalen rokers bij de aanschaf van tabaksproducten een flink bedrag aan indirecte belasting (tabaksbelasting)*. Dat vinden veel mensen terecht omdat de overheid
Nadere informatieREKENEN MET PROCENTEN
REKENEN MET PROCENTEN Bij rekenen op de basisschool en bij wiskunde op de middelbare school heb je al te maken gehad met procenten; 1% = 1/100 = 0,01. Een percentage is een verhoudingsgetal. Dat houdt
Nadere informatiemei 16 19:37 Iedere keer is de groeifactor gelijk. (een factor is een getal in een vermenigvuldiging)
Wiskunde 3VWO Hoofdstuk 8 par 8.1 par 8.2 Procenten en groeifactoren Niet par 8.3 Periodieke verbanden par 8.4 Machtsfuncties par 8.5 Grafieken veranderen par 8.6 Extreme waarden mei 16 19:37 Maandag zitten
Nadere informatieUITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 2
HOOFDSTUK 2 Opgave 1 Jansen heeft een lening van 25.000 genomen om zijn auto te financieren. Voor deze lening moet hij 5% rente per jaar betalen. a. Welk bedrag aan rente is Jansen in één jaar aan de bank
Nadere informatieEindexamen economie 1 vwo I
Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 vakbonden, werkgeversbonden, individuele
Nadere informatieVraag Antwoord Scores
Opgave 1 Hoe verdelen we de zorgkosten? 1 maximumscore 2 Stel het bbp op 100 en het totaal van de zorgkosten op 9 9 1,035 24 = 9 2,283328 = 20,55 1 100 1,0132 24 = 136,99 20,55 136,99 100% = 15% (en dat
Nadere informatieALGEMENE ECONOMIE /03
HBO Algemene economie Raymond Reinhardt 3R Business Development raymond.reinhardt@3r-bdc.com 3R 1 M Productiefactoren: alle middelen die gebruikt worden bij het produceren: NOKIA: natuur, ondernemen, kapitaal,
Nadere informatieMarktontwikkelingen varkenssector
Marktontwikkelingen varkenssector 1. Inleiding In de deze nota wordt ingegaan op de marktontwikkelingen in de varkenssector in Nederland en de Europese Unie. Waar mogelijk wordt vooruitgeblikt op de te
Nadere informatieKwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2
Hans Langenberg In het tweede kwartaal van 2005 vond voor het eerst in twee jaar geen verdere daling plaats van het aantal banen. Ook is de werkloosheid gestabiliseerd. Wel was er een stagnatie in de toename
Nadere informatie1. Lees de vragen goed door; soms geeft een enkel woordje al aan welke richting je op moet.
AANVULLENDE SPECIFIEKE TIPS ECONOMIE VWO 2007 1. Lees de vragen goed door; soms geeft een enkel woordje al aan welke richting je op moet. : Leg uit dat loonmatiging in een open economie kan leiden tot
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2007-I
4 Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 twee van de volgende voorbeelden
Nadere informatieBijlage I: Woningmarktcijfers 3 e kwartaal 2008
Bijlage I: Woningmarktcijfers 3 e kwartaal 2008 De prijs van de gemiddelde verkochte woning daalt met -0,3% licht in het 3 e kwartaal van 2008. De prijs per m 2 stijgt daarentegen licht met 0,3%. De prijsontwikkeling
Nadere informatieBijlage VMBO-GL en TL
Bijlage VMBO-GL en TL 2013 tijdvak 2 economie CSE GL en TL GT-0233-a-13-2-b Pinnen gaat het winnen informatiebron 1 uit een krant van 28 januari 2011 Pinnen In 2010 werd in totaal 2,1 miljard keer met
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2002-I
4 Antwoordmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Voorbeelden van een juist antwoord zijn:
Nadere informatieCBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen
CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen Het aantal mensen met werk is in de periode februari-april met gemiddeld 2 duizend per maand toegenomen. Vooral jongeren en 45-plussers gingen aan de slag.
Nadere informatieTe weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.
Hoofdstuk 4 Inkomen Paragraaf 4.1 De inkomensverschillen Waardoor ontstaan inkomens verschillen. Inkomensverschillen ontstaan door: Opleiding Verantwoordelijkheid Machtspositie Onregelmatigheid of gevaar
Nadere informatieExamen HAVO. Economie 1,2 (nieuwe stijl) en economie (oude stijl)
Economie 1,2 (nieuwe stijl) en economie (oude stijl) Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 20 juni 13.30 16.00 uur 20 01 Voor dit examen zijn maximaal 58 punten te behalen;
Nadere informatieEindexamen economie havo II
Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 import: 250 + 29 + 139 + 415 460
Nadere informatiewiskunde C vwo 2018-I
Windenergie In een krant stond eind 2013 bij een artikel over de toekomst van windenergie de onderstaande figuur. In de figuur wordt de kostprijs voor het produceren van windenergie vergeleken met de kosten
Nadere informatieEindexamen havo economie oud programma I
Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat mensen met een hoog
Nadere informatieDOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD. Module 4 Nu en later
DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD Module 4 Nu en later Inflatie Definitie: stijging van het algemeen prijspeil Gevolgen van inflatie koopkracht neemt af Verslechtering internationale concurrentiepositie Bij
Nadere informatieINLEIDING: Het BBP als welvaartsindicator van een land
INLEIDING: Het BBP als welvaartsindicator van een land A. Inleidende begrippen 1. Het begrip BBP Het BBP is de som van alle bruto toegevoegde waarden geproduceerd door alle ondernemingen in 1 land in een
Nadere informatieBijlage I: Woningmarktcijfers 4 e kwartaal 2008
1998-2 1998-4 1999-2 1999-4 2000-2 2000-4 2001-2 2001-4 2002-2 2002-4 2003-2 2003-4 2004-2 2004-4 2005-2 2005-4 2006-2 2006-4 2007-2 2007-4 2008-2 2008-4 Bijlage I: Woningmarktcijfers 4 e kwartaal 2008
Nadere informatieWelke BTW tarieven zijn er? 21% luxe goederen 6% primaire levensbehoefte 0% vrijgesteld (export, overheidsdiensten)
www.jooplengkeek.nl Belasting Toegevoegde Waarde (BTW) Omzet belasting (BTW) Toegevoegde waarde: de waarde die het bedrijf toevoegt aan een al bestaande waarde. Welke BTW tarieven zijn er? 21% luxe goederen
Nadere informatieSlechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!
Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2006-II
Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: kosten van politie-inzet
Nadere informatieExamen HAVO. wiskunde A1,2. tijdvak 1 woensdag 28 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.
Examen HAVO 2008 tijdvak 1 woensdag 28 mei 13.30-16.30 uur wiskunde A1,2 Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Dit examen bestaat uit 21 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 80 punten te behalen. Voor
Nadere informatieEindexamen economie 1 vwo 2003-I
4 Antwoordmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord
Nadere informatieEindexamen economie 1 havo 2005-I
4 Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 gelijk Uit de verklaring moet blijken dat in
Nadere informatieExamen VWO. economie 1. tijdvak 1 maandag 26 mei 13.30-16.30 uur
Examen VWO 2008 tijdvak 1 maandag 26 mei 13.30-16.30 uur economie 1 Dit examen bestaat uit 30 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 60 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een
Nadere informatie