LEERPLANDOELEN CREAFICHES BIJ WONEN EN LEVEN IN INDIA

Transcriptie

1 LEERPLANDOELEN CREAFICHES BIJ WONEN EN LEVEN IN INDIA Beste leerkracht, In dit document kunt u alle leerplandoelen voor muzische opvoeding terugvinden die gelinkt zijn aan de creafiches van de lesmap Wonen en Leven in India. De leerplandoelen werden voor de drie netten (VSKO GO! OVSG) afzonderlijk opgelijst. We hopen dat dit document een hulp voor u kan zijn. Met vriendelijke groeten, Het team van Studio Globo Roeselare

2 Leerplandoelen VSKO 5 de leerjaar / 6 de leerjaar Beeld 1. Rangoli 1.1: Kinderen leren stilstaan bij beelden om nieuwsgierig te zijn. 1.5: Kinderen leren stilstaan bij beelden om beelden te bewonderen en verwonderd te zijn over diverse beelden. 2.3: Opmerken dat sommige beelden een éénduidige betekenis hebben. 2.5: Zich inleven in de zeggingskracht van beelden. 3.2: Aangewende technieken en materialen kennen en herkennen. 3.3: De culturele context duiden. 3.7: De bedoeling van beelden achterhalen. 8.4: Zich goed concentreren tijdens het creëren. 8.13: Met anderen van gedachten wisselen over hun realisatie. 11.2: Beseffen dat lijnen door herhaling vaak een patroon vormen. 11.4: Verschillende vormen van lijnen toepassen in tekenwerk. 11.5: Ritme illustreren door gevarieerd herhalen van lijnen. 12.7: Symmetrie toepassen. 14.3: Een patroon vormen door herhaling. 2. Mooie handen 3.2: Aangewende technieken en materialen kennen en herkennen. 3.3: De culturele context duiden. 3.7: De bedoeling van beelden achterhalen. 5.1: Experimenteren met allerlei materiaal. 5.3: De mogelijkheden van materialen en technieken leren kennen. 7.4: Aanvoelen wanneer een werkstuk is afgewerkt. 8.4: Zich goed concentreren tijdens het creëren. 8.7: Starten met globale aanzetvormen. 8.8: Het werkstuk langzaam laten groeien. 8.13: Met anderen van gedachten wisselen over hun realisatie. 11.2: Beseffen dat lijnen door herhaling vaak een patroon vormen. 11.4: Verschillende vormen van lijnen toepassen in tekenwerk. 11.5: Ritme illustreren door gevarieerd herhalen van lijnen. 12.4: Vormen kunnen voorstellen door een omtreklijn, door vlakken of volumes.

3 12.7: Symmetrie toepassen. 14.3: Een patroon vormen door herhaling. 3. Mandala 1.1: Kinderen leren stilstaan bij beelden om nieuwsgierig te zijn. 1.5: Kinderen leren stilstaan bij beelden om beelden te bewonderen en verwonderd te zijn over diverse beelden. 3.3: De culturele context duiden. 3.7: De bedoeling van beelden achterhalen. 8.4: Zich goed concentreren tijdens het creëren. 8.7: Starten met globale aanzetvormen. 8.13: Met anderen van gedachten wisselen over hun realisatie. 11.2: Beseffen dat lijnen door herhaling vaak een patroon vormen. 11.4: Verschillende vormen van lijnen toepassen in tekenwerk. 11.5: Ritme illustreren door gevarieerd herhalen van lijnen. 12.4: Vormen kunnen voorstellen door een omtreklijn, door vlakken of volumes. 12.5: Een vorm zodanig versieren dat het karakter ervan wordt versterkt. 12.7: Symmetrie toepassen. 13.9: Door middel van kleur een bepaald element in een werkstuk of een deel ervan in het oog laten springen. 4. Dat verdient een bloem 3.3: De culturele context duiden. 5.3: De mogelijkheden van materialen en technieken leren kennen. 8.4: Zich goed concentreren tijdens het creëren. 12.7: Symmetrie toepassen. 5. Licht in de duisternis 3.3: De culturele context duiden. 5.3: De mogelijkheden van materialen en technieken leren kennen. 8.4: Zich goed concentreren tijdens het creëren. 8.8: Het werkstuk langzaam laten groeien. 8.13: Met anderen van gedachten wisselen over hun realisatie. 6. Rakhiband 3.3: De culturele context duiden. 5.3: De mogelijkheden van materialen en technieken leren kennen.

4 8.4: Zich goed concentreren tijdens het creëren. 8.8: Het werkstuk langzaam laten groeien. 8.13: Met anderen van gedachten wisselen over hun realisatie. 7. Indiase keuken 3.3: De culturele context duiden. 5.1: Experimenteren met allerlei materiaal. 5.3: De mogelijkheden van materialen en technieken leren kennen. 8.4: Zich goed concentreren tijdens het creëren. 8.13: Met anderen van gedachten wisselen over hun realisatie. 8. Kruip in de huid van een Indiase god 3.3: De culturele context duiden. 5.1: Experimenteren met allerlei materiaal. 5.3: De mogelijkheden van materialen en technieken leren kennen. 7.4: Aanvoelen wanneer een werkstuk is afgewerkt. 8.4: Zich goed concentreren tijdens het creëren. 8.8: Het werkstuk langzaam laten groeien. 8.13: Met anderen van gedachten wisselen over hun realisatie. 13.9: Door middel van kleur een bepaald element in een werkstuk of een deel ervan in het oog laten springen. Muzikale Opvoeding 9. Nila nila 1.1: De ademhaling bewust gebruiken en de lichaamshouding verzorgen. 1.3: Een tekst of een lied uitvoeren met aandacht voor een correct stemgebruik en een goede stemexpressie. 3.3: Een eenvoudige partituur vocaal of instrumentaal verklanken. 12.1: Zich door middel van klank en muziek durven uiten. 12.2: De wereld van stilte, geluid en muziek verwonderd en aandachtig tegemoettreden. 12.3: Zich verbonden voelen met anderen tijdens een groepsgerichte omgang met klank en muziek. 13.2: Actief deelnemen aan het groepsmusiceren en zich kunnen aanpassen aan de eisen van het samenspel. 14.2: Openstaan voor de muzikale uitdrukking van anderen.

5 14.3: Openstaan voor of rekening houden met de kenmerken van een bepaalde muziekcultuur. 10. Klassieke klanken 2.1: De klankmogelijkheden van voorwerpen en instrumenten onderzoeken. 5.2: Klankeigenschappen en muzikale tegenstellingen ervaren en benoemen. 7.3: De klankkleur herkennen en beschrijven. 11.1: Auditieve ervaringen beschrijven en met een gepaste woordenschat benoemen. 12.2: De wereld van stilte, geluid en muziek verwonderd en aandachtig tegemoettreden. 14.3: Openstaan voor of rekening houden met de kenmerken van een bepaalde muziekcultuur. Drama 11. Het verhaal van Rama en Sita 1.2: Weten dat een spelsituatie opgebouwd wordt door bijvoorbeeld aanloop, climax en slot. 1.3: Een dramatische opbouw in het spel verwerken en volgen. 1.6: Vaststellen dat vragen als wie, wat, waarom, hoe, wanneer en waar? hen op het spoor brengen van de wezenlijke aspecten van dramatisch spel. 2.1: Kinderen genieten van het muzisch handelen waardoor ze hun expressiemogelijkheden 2.5: Plezier beleven aan en genieten van zelf spelen en samenspelen met anderen. 2.6: Plezier vinden in een presentatie voor publiek. 3.3: Zich verwonderen over de mogelijkheden om via woord, gebaar, beeld en klank te communiceren. 3.4: Ervaren hoe een boodschap via dramatisch spel wordt gebracht. 4.1: Waardering opbrengen voor de manier waarop een bepaald idee of personage, een bepaalde gebeurtenis of omstandigheid wordt gedramatiseerd. 4.3: Respect tonen voor het dramatisch spel van leeftijdgenoten, behorend tot eigen en andere culturen. 5: Kinderen maken gebruik van dramatisch spel om eigen beleving, ervaringen, gedachten en gevoelens in handelingen te verwerken. (5.1, 5.2, 5.3, 5.4) 6.1: Zich inleven in een ding, een idee, een personage, een gebeurtenis of een omstandigheid uit de werkelijkheid of uit een verteld of voorgelezen verhaal en dat al spelend vorm geven. 7: Kinderen ontwikkelen speeldurf. (7.1, 7.2, 7.3, 7.4, 7.5)

6 8.1: Beweging en mimiek aanpassen aan de spelsituatie. 8.2: Een aangepaste spreektechniek ontwikkelen (articulatie, adembeheersing, tempo, toonhoogte, toonsterkte). 8.3: Met een creatief stem- en taalgebruik expressief reageren en belevenissen uitbeelden. 8.4: De ruimte op gepaste wijze gebruiken (mise-en-scène). 10.1: Het dramatisch spel van leeftijdgenoten opbouwend-kritisch en tactvol bespreken. 10.3: Een dramatisch spel geconcentreerd bekijken en beluisteren. 10.6: Gevoelig zijn voor opbouwende kritiek. 10.8: Openstaan voor suggesties van medespelers om het eigen dramatisch spel en het samenspel te verbeteren. Beweging 12. Namasté India 1: Kinderen experimenteren met en bekwamen zich in de uitdrukkingsmogelijkheden van hun lichaam. 1.1: Genieten van hun lichaam in beweging. 1.2: Verschillende houdingen en bewegingen exploreren. 4.1: Bewegingen nauwkeurig nabootsen. 5.5: Kunnen illustreren hoe beweging en dans waardevol zijn in het dagelijks leven, hier en in andere culturen. 13. Zonnegroetjes uit India 1: Kinderen experimenteren met en bekwamen zich in de uitdrukkingsmogelijkheden van hun lichaam. 1.1: Genieten van hun lichaam in beweging. 1.2: Verschillende houdingen en bewegingen exploreren. 1.5: Een persoonlijke stijl ontwikkelen en durven tonen. 2.1: Spelen met evenwicht in houdingen en bewegingen. 2.3: Bewegingsenergie weten te doseren. 4.1: Bewegingen nauwkeurig nabootsen. 5.2: Samen een bewegingsopdracht uitvoeren. 5.5: Kunnen illustreren hoe beweging en dans waardevol zijn in het dagelijks leven, hier en in andere culturen.

7 14. Kho kho of gogo D.1.9.1: De leerlingen kunnen deelnemen aan bewegingsspelen: loopspelen, tikspelen, balspelen. D.1.9.3: De leerlingen leren bewust (eenvoudig) tactisch handelen: loopspelen, tikspelen, trek- en duwspelen. D.1.9.4: De leerlingen beheersen fundamentele bewegingsvaardigheden die nodig zijn om bewegingsspelen zinvol te kunnen spelen in eenvoudige sport- en spelsituaties. D.1.9.5: De leerlingen kunnen eenvoudige spelideeën uitvoeren in eenvoudige bewegingsspelen. D.2.5.3: De leerlingen zijn bewust van de nood aan veiligheid, niet alleen voor zichzelf, maar ook voor die van de anderen. D2.6.10: De leerlingen zijn bereid zichzelf vragen te stellen over hun aanpak voor, tijdens en na het oplossen van een bewegingsprobleem en willen op basis hiervan een aanpak bijsturen. De leerlingen worden zo bewustgemaakt van tactisch spelen: een tegenstrever uitschakelen. D.3.6.6: De leerlingen kunnen zich uitleven in spel en beweging en vinden er plezier in. Ze zijn bovendien bereid om een sfeer van rust te creëren. Ze ontwikkelen aldus een positieve bewegingsgezindheid. D.2.7.9: De leerlingen hebben, in verband met hun motorische vermogens, voldoende en juiste zelfkennis: weten wat ze wel of niet kunnen. 15. Cricket D.1.6.1: Rollen, werpen, slaan, trappen, vangen, manipuleren, stuiten. D.1.9.3: De leerlingen leren bewust (eenvoudig) tactisch handelen: balspelen, cricket. D.1.9.4: De leerlingen beheersen fundamentele bewegingsvaardigheden die nodig zijn om bewegingsspelen zinvol te kunnen spelen in eenvoudige sport- en spelsituaties. D.1.9.5: De leerlingen kunnen eenvoudige spelideeën uitvoeren in eenvoudige bewegingsspelen. D : De leerlingen kunnen de basisvaardigheden opnieuw coördineren volgens de specifieke uitvoeringsvoorschriften tot sporttechnische vaardigheden. Zij kunnen deze technieken in spelgebonden situaties toepassen. sportspelen die leiden tot of afgeleid zijn van het genormeerd bewegingscultuurgoed en waaraan de doorsnee leerling effectief en efficiënt kan deelnemen. D.2.5.1: De leerlingen functioneren zelfredzaam in voor hen aangepaste bewegingssituaties: het gevaar inzien.

8 D.2.5.2: De leerlingen functioneren zelfredzaam in voor hen aangepaste bewegingssituaties: afspraken naleven. D.2.5.3: De leerlingen zijn bewust van de nood aan veiligheid, niet alleen voor zichzelf, maar ook voor die van de anderen. D : De leerlingen kennen elementaire tactische principes en kunnen ze toepassen in verwante spelen. D.3.6.6: De leerlingen kunnen zich uitleven in spel en beweging en vinden er plezier in. Ze zijn bovendien bereid om een sfeer van rust te creëren. Ze ontwikkelen aldus een positieve bewegingsgezindheid. D.2.7.9: De leerlingen hebben, in verband met hun motorische vermogens, voldoende en juiste zelfkennis: weten wat ze wel of niet kunnen. D /D : De leerlingen hebben, in verband met hun motorische vermogens, voldoende en juiste zelfkennis: kennen en gebruiken hun voorkeurzijde om te draaien en te wenden rond de lengteas/weten welke hun voorkeurhand is en die ook gebruiken.

9 Leerplandoelen OVSG 5 de leerjaar / 6 de leerjaar Beeld 1. Rangoli BLD-OM-1.2: De kinderen durven zich uitleven met een rijk aanbod aan materialen. BLD-OM-1.3: De kinderen genieten ervan met de materialen te exploreren. BLD-OM-2.3: Kinderen experimenteren met beeldelementen. Ze onderzoeken de mogelijkheden van kleur, vorm, volume, structuur, ritme, textuur, contrast, compositie, beweging, BLD-OM-2.5: Kinderen praten spontaan over hun ervaringen. BLD-OM-3.2: Kinderen kunnen uit een assortiment aan materialen en hulpmiddelen een bewuste keuze maken om een constructie op te zetten of een creatie te ontwerpen. BLD-OM-3.6: Kinderen vinden plezier en voldoening in het beeldend vormgeven. BLD-OM-3.7: Kinderen kunnen de materialen en hulpmiddelen zuinig gebruiken, zorgzaam onderhouden en netjes opbergen na gebruik. BLD-BS-1: Kinderen praten over eigen werk en hoe het totstandkwam (zowel inhoud als vorm). BLD-BS-6: Kinderen ervaren dat beelden een inhoud, betekenis of doel kunnen hebben. 2. Mooie handen BLD-OM-1.1: De kinderen staan open voor nieuwe materialen. BLD-OM-1.2: De kinderen durven zich uitleven met een rijk aanbod aan materialen. BLD-OM-1.3: De kinderen genieten ervan met de materialen te exploreren. BLD-OM-1.6: Kinderen ervaren de mogelijkheden en beperkingen van materialen en hulpmiddelen. BLD-OM-2.3: Kinderen experimenteren met beeldelementen. Ze onderzoeken de mogelijkheden van kleur, vorm, volume, structuur, ritme, textuur, contrast, compositie, beweging, BLD-OM-2.5: Kinderen praten spontaan over hun ervaringen. BLD-OM-3.2: Kinderen kunnen uit een assortiment aan materialen en hulpmiddelen een bewuste keuze maken om een constructie op te zetten of een creatie te ontwerpen.

10 BLD-OM-3.6: Kinderen vinden plezier en voldoening in het beeldend vormgeven. BLD-OM-3.7: Kinderen kunnen de materialen en hulpmiddelen zuinig gebruiken, zorgzaam onderhouden en netjes opbergen na gebruik. BLD-BS-1: Kinderen praten over eigen werk en hoe het totstandkwam (zowel inhoud als vorm). BLD-BS-6: Kinderen ervaren dat beelden een inhoud, betekenis of doel kunnen hebben. 3. Mandala BLD-OM-1.3: De kinderen genieten ervan met de materialen te exploreren. BLD-OM-1.6: Kinderen ervaren de mogelijkheden en beperkingen van materialen en hulpmiddelen. BLD-OM-2.3: Kinderen experimenteren met beeldelementen. Ze onderzoeken de mogelijkheden van kleur, vorm, volume, structuur, ritme, textuur, contrast, compositie, beweging, BLD-OM-3.2: Kinderen kunnen uit een assortiment aan materialen en hulpmiddelen een bewuste keuze maken om een constructie op te zetten of een creatie te ontwerpen. BLD-OM-3.6: Kinderen vinden plezier en voldoening in het beeldend vormgeven. BLD-OM-3.7: Kinderen kunnen de materialen en hulpmiddelen zuinig gebruiken, zorgzaam onderhouden en netjes opbergen na gebruik. BLD-BS-1: Kinderen praten over eigen werk en hoe het totstandkwam (zowel inhoud als vorm). BLD-BS-6: Kinderen ervaren dat beelden een inhoud, betekenis of doel kunnen hebben. 4. Dat verdient een bloem BLD-OM-1.3: De kinderen genieten ervan met de materialen te exploreren. BLD-OM-2.5: Kinderen praten spontaan over hun ervaringen. BLD-OM-3.6: Kinderen vinden plezier en voldoening in het beeldend vormgeven. BLD-OM-3.7: Kinderen kunnen de materialen en hulpmiddelen zuinig gebruiken, zorgzaam onderhouden en netjes opbergen na gebruik. BLD-BS-1: Kinderen praten over eigen werk en hoe het totstandkwam (zowel inhoud als vorm). BLD-BS-6: Kinderen ervaren dat beelden een inhoud, betekenis of doel kunnen hebben.

11 5. Licht in de duisternis BLD-OM-1.2: De kinderen durven zich uitleven met een rijk aanbod aan materialen. BLD-OM-1.3: De kinderen genieten ervan met de materialen te exploreren. BLD-OM-1.6: Kinderen ervaren de mogelijkheden en beperkingen van materialen en hulpmiddelen. BLD-OM-1.8: Kinderen ontdekken de driedimensionale eigenschappen en combinatiemogelijkheden van bepaalde materialen. BLD-OM-2.5: Kinderen praten spontaan over hun ervaringen. BLD-OM-3.6: Kinderen vinden plezier en voldoening in het beeldend vormgeven. BLD-OM-3.7: Kinderen kunnen de materialen en hulpmiddelen zuinig gebruiken, zorgzaam onderhouden en netjes opbergen na gebruik. BLD-BS-1: Kinderen praten over eigen werk en hoe het totstandkwam (zowel inhoud als vorm). BLD-BS-6: Kinderen ervaren dat beelden een inhoud, betekenis of doel kunnen hebben. 6. Rakhiband BLD-OM-1.3: De kinderen genieten ervan met de materialen te exploreren. BLD-OM-1.6: Kinderen ervaren de mogelijkheden en beperkingen van materialen en hulpmiddelen. BLD-OM-1.8: Kinderen ontdekken de driedimensionale eigenschappen en combinatiemogelijkheden van bepaalde materialen. BLD-OM-2.5: Kinderen praten spontaan over hun ervaringen. BLD-OM-3.2: Kinderen kunnen uit een assortiment aan materialen en hulpmiddelen een bewuste keuze maken om een constructie op te zetten of een creatie te ontwerpen. BLD-OM-3.6: Kinderen vinden plezier en voldoening in het beeldend vormgeven. BLD-OM-3.7: Kinderen kunnen de materialen en hulpmiddelen zuinig gebruiken, zorgzaam onderhouden en netjes opbergen na gebruik. BLD-BS-1: Kinderen praten over eigen werk en hoe het totstandkwam (zowel inhoud als vorm). BLD-BS-6: Kinderen ervaren dat beelden een inhoud, betekenis of doel kunnen hebben. 7. Indiase keuken BLD-OM-1.1: De kinderen staan open voor nieuwe materialen. BLD-OM-1.2: De kinderen durven zich uitleven met een rijk aanbod aan materialen. BLD-OM-1.3: De kinderen genieten ervan met de materialen te exploreren.

12 BLD-OM-1.6: Kinderen ervaren de mogelijkheden en beperkingen van materialen en hulpmiddelen. BLD-OM-1.8: Kinderen ontdekken de driedimensionale eigenschappen en combinatiemogelijkheden van bepaalde materialen. BLD-OM-2.5: Kinderen praten spontaan over hun ervaringen. BLD-OM-3.2: Kinderen kunnen uit een assortiment aan materialen en hulpmiddelen een bewuste keuze maken om een constructie op te zetten of een creatie te ontwerpen. BLD-OM-3.6: Kinderen vinden plezier en voldoening in het beeldend vormgeven. BLD-OM-3.7: Kinderen kunnen de materialen en hulpmiddelen zuinig gebruiken, zorgzaam onderhouden en netjes opbergen na gebruik. BLD-BS-1: Kinderen praten over eigen werk en hoe het totstandkwam (zowel inhoud als vorm). 8. Kruip in de huid van een Indiase god BLD-OM-1.2: De kinderen durven zich uitleven met een rijk aanbod aan materialen. BLD-OM-1.3: De kinderen genieten ervan met de materialen te exploreren. BLD-OM-1.6: Kinderen ervaren de mogelijkheden en beperkingen van materialen en hulpmiddelen. BLD-OM-1.8: Kinderen ontdekken de driedimensionale eigenschappen en combinatiemogelijkheden van bepaalde materialen. BLD-OM-2.3: Kinderen experimenteren met beeldelementen. Ze onderzoeken de mogelijkheden van kleur, vorm, volume, structuur, ritme, textuur, contrast, compositie, beweging, BLD-OM-2.5: Kinderen praten spontaan over hun ervaringen. BLD-OM-3.2: Kinderen kunnen uit een assortiment aan materialen en hulpmiddelen een bewuste keuze maken om een constructie op te zetten of een creatie te ontwerpen. BLD-OM-3.6: Kinderen vinden plezier en voldoening in het beeldend vormgeven. BLD-OM-3.7: Kinderen kunnen de materialen en hulpmiddelen zuinig gebruiken, zorgzaam onderhouden en netjes opbergen na gebruik. BLD-BS-1: Kinderen praten over eigen werk en hoe het totstandkwam (zowel inhoud als vorm). BLD-BS-6: Kinderen ervaren dat beelden een inhoud, betekenis of doel kunnen hebben.

13 Muziek 9. Nila nila MUZ-MB-1.3.5: De kinderen kunnen na het beluisteren van een muziekfragment hun indrukken verwoorden. MUZ-MB-2.2.2: De kinderen kunnen aan de eigen stem een bijzondere klankkleur geven, zodat verschillende emoties en stemmingen worden uitgedrukt. MUZ-MB : De leerlingen maken kennis met traditionele muziek uit andere werelddelen. MUZ-MB-4.3.1: De leerlingen maken kennis met de verschillende functies van muziek. MUZ-LZ-1: De kinderen kunnen zich mentaal en lichamelijk voorbereiden voor het zingen. MUZ-LZ-2: De kinderen kunnen aandachtig luisteren naar het zingen van het lied door de leerkracht. MUZ-LZ-4: De kinderen kunnen eenvoudige muzikale zinnen meezingen of nazingen. MUZ-LZ-6: De kinderen kunnen het lied volledig meezingen. MUZ-LZ-7: De kinderen kunnen het lied zelfstandig zingen. 10. Klassieke klanken MUZ-MB-1.2.1: De kinderen kunnen uit een muziekfragment een opvallend detail isoleren. MUZ-MB-1.3.1: De kinderen kunnen met begeleidende opdrachten gedurende een bepaalde tijd zonder onderbreking naar een kort muziekfragment luisteren. MUZ-MB-1.3.5: De kinderen kunnen na het beluisteren van een muziekfragment hun indrukken verwoorden. MUZ-MB-2.1.3: De kinderen onthouden en herkennen geluiden gemaakt via voorwerpen of met het eigen lichaam. MUZ-MB-2.2.6: De kinderen ervaren via goedgekozen muziekfragmenten de specifieke klankkleur van de groepen instrumenten. MUZ-MB : De leerlingen maken kennis met traditionele muziek uit andere werelddelen. Drama 11. Het verhaal van Rama en Sita DRA-BV-1.7: De kinderen kunnen zich in allerlei personen, dieren, planten en zaken uit de omgeving inleven en beelden deze uit.

14 DRA-BV-1.9: De kinderen houden de aandacht gericht op het spel en kunnen hun betrokkenheid voldoende lang volhouden (concentratie). DRA-BV-1.11: De kinderen ontwikkelen hun fantasie via allerlei spelsituaties. (fantasie) DRA-BV-1.13: De kinderen gebruiken in overleg met elkaar allerlei materialen en attributen. DRA-BV-1.14: De kinderen houden zich consequent aan de gemaakte afspraken. DRA-BV-1.17: De kinderen kunnen de vele expressiemogelijkheden van het eigen lichaam hanteren in functie van de te spelen rol. DRA-BV-1.18: De kinderen reageren op het spel van anderen. DRA-SB-2.2: De kinderen vergroten hun spreekvaardigheid door spelen met accent op taalgebruik en spreektechniek. DRA-SB-2.3: De kinderen gebruiken taal om actie te ondersteunen. DRA-SB-2.8: De kinderen kunnen een aangepaste spreektechniek gebruiken: tempo, volume, toonhoogte, articulatie, timbre. DRA-SB-2.9: De kinderen kunnen vanuit een welomschreven rol spelen. DRA-SB-2.11: De kinderen kunnen zich inleven in wat anderen meemaken en de eigen gevoelens daarover op een authentieke wijze uitdrukken. DRA-SGB-3.3: De kinderen staan open voor wat anderen zeggen en/of doen. Ze reageren er spontaan op. DRA-SGB-3.7: De kinderen genieten van wat anderen tonen, spelen of voorlezen en ze kunnen hun reactie uitstellen tot er een duidelijke kans toe is. DRA-SGB-3.10: kinderen zien in dat de juiste verhouding tussen woord en beweging de expressie kan verhogen. DRA-SGB-3.14: De kinderen staan kritisch tegenover het spel van anderen en kunnen aangeleerde speltechnieken in hun kritiek betrekken. DRA-SGB-3.15: De kinderen kunnen in eigen bewoordingen een voorstelling evalueren naar gevoelens. Beweging 12. Namasté India BEW-BG-3: De kinderen nemen waar dat verschillende culturen eigen bewegingen hebben. BEW-BG-10: De kinderen drukken zichzelf uit met bewegingen die verwijzen naar gevoelens, ervaringen, situaties en gebeurtenissen. BEW-BM-1: De kinderen ervaren en exploreren bewegen ter plaatse (buigen, strekken, draaien, en gebruiken verschillende lichaamsdelen als steunpunt. BEW-BM-35: De kinderen kunnen individueel in grote groep werken.

15 BEW-BM-36: De kinderen kunnen samen met een ander kind een eenvoudige bewegingsopdracht uitvoeren. BEW-VB-27: De kinderen kunnen de expressieve waarde van beweging en dans begrijpen vanuit inzicht in de culturele, historische, sociale context en kunnen zich hierover kritisch uiten. 13. Zonnegroetjes uit India BEW-BG-3: De kinderen nemen waar dat verschillende culturen eigen bewegingen hebben. BEW-BG-8: De kinderen bewegen naar aanleiding van gevoelens en ervaringen. BEW-BG-11: De kinderen kunnen thema s uitwerken met bewegingen. BEW-BM-1: De kinderen ervaren en exploreren bewegen ter plaatse (buigen, strekken, draaien, en gebruiken verschillende lichaamsdelen als steunpunt. BEW-BM-3: De kinderen ervaren en exploreren de basisaspecten van vorm. BEW-BM-4: De kinderen ervaren en exploreren evenwicht. BEW-BM-25: De kinderen nemen waar, ervaren en exploreren spanning. BEW-BM-35: De kinderen kunnen individueel in grote groep werken. BEW-BM-36: De kinderen kunnen samen met een ander kind een eenvoudige bewegingsopdracht uitvoeren. BEW-VB-27: De kinderen kunnen de expressieve waarde van beweging en dans begrijpen vanuit inzicht in de culturele, historische, sociale context en kunnen zich hierover kritisch uiten. 14. Kho kho of gogo - De leerlingen vervolmaken zich in afgeleide spel- en sportvaardigheden. - De leerlingen kunnen eenvoudige spelideeën uitvoeren in eenvoudige bewegingsspelen. (de leerlingen passen de spelideeën toe in spelen) - De leerlingen kunnen zich in een spel inleven en hierbij de verschillende rollen waarnemen. - De leerlingen kennen elementaire tactische principes, kunnen ze toepassen in verwante spelen en kunnen een eenvoudig tactisch plannetje afspreken en uitvoeren. - De leerlingen passen de afgesproken spelregels toe en aanvaarden de sancties bij overtredingen. - De leerlingen kunnen veiligheidsafspraken naleven. - De leerlingen kennen de gevaren en risico s van bewegingssituaties en kunnen deze inschatten en signaleren. - De leerlingen beleven voldoening aan fysieke inspanning en kennen ook het langetermijneffect ervan.

16 - De leerlingen passen op alle vlakken de sociale gedragsregels bij sportactiviteiten toe. - De leerlingen tonen in het bewegen een intuïtief maar ook een bewust kennen, aanvoelen, omgaan en rekening houden met de eigen lichaamskenmerken, mogelijkheden en beperkingen. 15. Cricket - De leerlingen vervolmaken zich in afgeleide spel- en sportvaardigheden. - De leerlingen kunnen voorkeurhand of voet op een geïntegreerde manier gebruiken binnen verschillende sporttechnische vaardigheden. - De leerlingen kunnen op verschillende manieren en met diverse tuigen werpen. - De leerlingen kunnen eenvoudige spelideeën uitvoeren in eenvoudige bewegingsspelen. (de leerlingen passen de spelideeën toe in spelen) - De leerlingen kunnen verschillende specifieke rollen waarnemen in spelen zoals honkbal, korfbal, - De leerlingen kennen elementaire tactische principes, kunnen ze toepassen in verwante spelen en kunnen een eenvoudig tactisch plannetje afspreken en uitvoeren. - De leerlingen passen de afgesproken spelregels toe en aanvaarden de sancties bij overtredingen. - De leerlingen beheersen tal van functionele grepen in sportspelen. - De leerlingen kunnen veiligheidsafspraken naleven. - De leerlingen kennen de gevaren en risico s van bewegingssituaties en kunnen deze inschatten en signaleren. - De leerlingen beleven voldoening aan fysieke inspanning en kennen ook het langetermijneffect ervan. - De leerlingen passen op alle vlakken de sociale gedragsregels bij sportactiviteiten toe. - De leerlingen tonen in het bewegen een intuïtief maar ook een bewust kennen, aanvoelen, omgaan en rekening houden met de eigen lichaamskenmerken, mogelijkheden en beperkingen.

17 Leerplandoelen GO! 5 de leerjaar / 6 de leerjaar Beeld 1. Rangoli 1.3a: De leerlingen kunnen de beeldinformatie herkennen, begrijpen, interpreteren en er kritisch tegenover staan: opgedane informatie in verband met beeldaspecten interpreteren en toepassen. 1.4: De leerlingen kunnen plezier en voldoening vinden in het beeldend vormgeven en genieten van wat beeldend vormgeven is. 1.5b: De leerlingen kunnen beeldende problemen oplossen, technieken toepassen en gereedschappen en materialen hanteren om beeldend vorm te geven op een manier die hen voldoet: vormen realiseren in functie van de opdracht. 1.6a: Weergeven van ideeën, gegroeid uit tactiele, visuele impressies, ervaringen, gevoelens en fantasieën, met bewust gekozen materialen en technieken. 6.4: Vertrouwen op hun eigen expressiemogelijkheden en durven hun creatieve uitingen tonen. 6.5: Respect tonen voor uitingen van leeftijdsgenoten, behorend tot eigen en andere culturen. 2. Mooie handen 1.2c: Verschillende materialen en gereedschap verkennen: materialen en gereedschap zorgvuldig en correct gebruiken. 1.3a: De leerlingen kunnen de beeldinformatie herkennen, begrijpen, interpreteren en er kritisch tegenover staan: opgedane informatie in verband met beeldaspecten interpreteren en toepassen. 1.4: De leerlingen kunnen plezier en voldoening vinden in het beeldend vormgeven en genieten van wat beeldend vormgeven is. 1.5b: De leerlingen kunnen beeldende problemen oplossen, technieken toepassen en gereedschappen en materialen hanteren om beeldend vorm te geven op een manier die hen voldoet: vormen realiseren in functie van de opdracht.

18 6.4: Vertrouwen op hun eigen expressiemogelijkheden en durven hun creatieve uitingen tonen. 3. Mandala 1.3a: De leerlingen kunnen de beeldinformatie herkennen, begrijpen, interpreteren en er kritisch tegenover staan: opgedane informatie in verband met beeldaspecten interpreteren en toepassen. 1.4: De leerlingen kunnen plezier en voldoening vinden in het beeldend vormgeven en genieten van wat beeldend vormgeven is. 1.5b: De leerlingen kunnen beeldende problemen oplossen, technieken toepassen en gereedschappen en materialen hanteren om beeldend vorm te geven op een manier die hen voldoet: vormen realiseren in functie van de opdracht. 1.6a: Weergeven van ideeën, gegroeid uit tactiele, visuele impressies, ervaringen, gevoelens en fantasieën, met bewust gekozen materialen en technieken. 6.2: Zonder vooroordelen naar kunst kijken en luisteren. 6.4: Vertrouwen op hun eigen expressiemogelijkheden en durven hun creatieve uitingen tonen. 4. Dat verdient een bloem 1.2c: Verschillende materialen en gereedschap verkennen: materialen en gereedschap zorgvuldig en correct gebruiken. 1.4: De leerlingen kunnen plezier en voldoening vinden in het beeldend vormgeven en genieten van wat beeldend vormgeven is. 1.5b: De leerlingen kunnen beeldende problemen oplossen, technieken toepassen en gereedschappen en materialen hanteren om beeldend vorm te geven op een manier die hen voldoet: vormen realiseren in functie van de opdracht. 5. Licht in de duisternis 1.2c: Verschillende materialen en gereedschap verkennen: materialen en gereedschap zorgvuldig en correct gebruiken. 1.4: De leerlingen kunnen plezier en voldoening vinden in het beeldend vormgeven en genieten van wat beeldend vormgeven is.

19 1.5c: De leerlingen kunnen beeldende problemen oplossen, technieken toepassen en gereedschappen en materialen hanteren om beeldend vorm te geven op een manier die hen voldoet: kleuren realiseren en gebruiken in functie van de opdracht. 1.6a: Weergeven van ideeën, gegroeid uit tactiele, visuele impressies, ervaringen, gevoelens en fantasieën, met bewust gekozen materialen en technieken. 6. Rakhiband 1.2c: Verschillende materialen en gereedschap verkennen: materialen en gereedschap zorgvuldig en correct gebruiken. 1.3a: De leerlingen kunnen de beeldinformatie herkennen, begrijpen, interpreteren en er kritisch tegenover staan: opgedane informatie in verband met beeldaspecten interpreteren en toepassen. 1.4: De leerlingen kunnen plezier en voldoening vinden in het beeldend vormgeven en genieten van wat beeldend vormgeven is. 1.6a: Weergeven van ideeën, gegroeid uit tactiele, visuele impressies, ervaringen, gevoelens en fantasieën, met bewust gekozen materialen en technieken. 7. Indiase keuken 1.2c: Verschillende materialen en gereedschap verkennen: materialen en gereedschap zorgvuldig en correct gebruiken. 1.4: De leerlingen kunnen plezier en voldoening vinden in het beeldend vormgeven en genieten van wat beeldend vormgeven is. 8. Kruip in de huid van een Indiase god 1.2c: Verschillende materialen en gereedschap verkennen: materialen en gereedschap zorgvuldig en correct gebruiken. 1.3a: De leerlingen kunnen de beeldinformatie herkennen, begrijpen, interpreteren en er kritisch tegenover staan: opgedane informatie in verband met beeldaspecten interpreteren en toepassen. 1.4: De leerlingen kunnen plezier en voldoening vinden in het beeldend vormgeven en genieten van wat beeldend vormgeven is.

20 1.5c: De leerlingen kunnen beeldende problemen oplossen, technieken toepassen en gereedschappen en materialen hanteren om beeldend vorm te geven op een manier die hen voldoet: kleuren realiseren en gebruiken in functie van de opdracht. 1.6a: Weergeven van ideeën, gegroeid uit tactiele, visuele impressies, ervaringen, gevoelens en fantasieën, met bewust gekozen materialen en technieken. 6.4: Vertrouwen op hun eigen expressiemogelijkheden en durven hun creatieve uitingen tonen. Muziek 9. Nila nila 2.1: Muziek beluisteren en ervaren, muzikale impressies opdoen uit de geluidsomgeving met aandacht voor enkele kenmerken van de muziek. 2.2a: Melodische wendingen nazingen. 2.3: Openstaan voor hedendaagse muziek, muziek uit andere tijden, andere landen en culturen. 2.4: Genieten van zingen en musiceren en dit gebruiken als impuls voor nieuwe muzikale spelideeën of andere aanverwante expressiewijzen. 2.5: De leerlingen kunnen vanuit het eigen muzikaal aanvoelen praten over het zingen en musiceren. 6.4: Vertrouwen op hun eigen expressiemogelijkheden en durven hun creatieve uitingen tonen. 6.5: Respect tonen voor uitingen van leeftijdsgenoten, behorend tot eigen en andere culturen. 10. Klassieke klanken 2.1: Muziek beluisteren en ervaren, muzikale impressies opdoen uit de geluidsomgeving met aandacht voor enkele kenmerken van de muziek. 2.3: Openstaan voor hedendaagse muziek, muziek uit andere tijden, andere landen en culturen. 2.5: De leerlingen kunnen vanuit het eigen muzikaal aanvoelen praten over het zingen en musiceren. 6.2: Zonder vooroordelen naar kunst kijken en luisteren.

21 Drama 11. Het verhaal van Rama en Sita 3.2: De leerlingen kunnen spelvormen waarnemen en inzien dat de juiste verhouding tussen woord en beweging de expressie kan vergroten. 3.3e: De leerlingen kunnen geconcentreerd luisteren naar een gesproken tekst (verteld of voorgelezen) en die mondeling, schriftelijk, beeldend of dramatisch weergeven: verhaal dramatisch verwerken in welke spelvorm ook. 3.4a: De leerlingen kunnen spelvormen in sociale en maatschappelijke context hanteren: impressies vanuit andere culturen en landen dramatisch verwerken. 3.5: De leerlingen kunnen ervaringen, gevoelens, ideeën, fantasieën, uiten in spel. 3.6: Een aan de speelsituatie aangepaste en aangename spreektechniek ontwikkelen (articulatie, adembeheersing, tempo, toonhoogte) en verschillende verbale en nonverbale spelvormen improviseren. 3.7: De leerlingen kunnen genieten van, praten over en kritisch staan tegenover het eigen spel en dat van anderen, de keuze van spelvormen, onderwerpen, de beleving. 6.4: Vertrouwen op hun eigen expressiemogelijkheden en durven hun creatieve uitingen tonen. 6.5: Respect tonen voor uitingen van leeftijdsgenoten, behorend tot eigen en andere culturen. Beweging 12. Namasté India 4.1: De leerlingen kunnen genieten van lichaamstaal, beweging en dans. (a-h) 4.4: De leerlingen kunnen bewegen op een creatieve manier en daarbij één of meerdere basiselementen van de beweging bespelen. 6.4: Vertrouwen op hun eigen expressiemogelijkheden en durven hun creatieve uitingen tonen. 6.5: Respect tonen voor uitingen van leeftijdsgenoten, behorend tot eigen en andere culturen. 13. Zonnegroetjes uit India 4.1: De leerlingen kunnen genieten van lichaamstaal, beweging en dans. (a-h)

22 4.3: De leerlingen kunnen samenwerken met anderen. 4.4: De leerlingen kunnen bewegen op een creatieve manier en daarbij één of meerdere basiselementen van de beweging bespelen. 4.5: De leerlingen kunnen de bewegingskwaliteit van henzelf en de groep verbeteren. 6.4: Vertrouwen op hun eigen expressiemogelijkheden en durven hun creatieve uitingen tonen. 6.5: Respect tonen voor uitingen van leeftijdsgenoten, behorend tot eigen en andere culturen. 14. Kho kho of gogo : komen, via loopspelen, stapsgewijs tot enkele minuten ononderbroken bewegen volgens het uithoudingsprincipe. Ze ervaren spelenderwijze dat zij hun snelheid moeten aanpassen aan de afstand : beheersen de bewegingsvaardigheden om enkele spelen en sportspelen zelfstandig te kunnen spelen : kunnen de spelregels van de spelen en sportspelen zelfstandig toepassen en aanvaarden de sancties bij overtredingen : kunnen zelfstandig eenvoudige spel- en sportspelideeën uitvoeren, kunnen zich in de spelen inleven en hierbij verschillende rollen waarnemen : kunnen in meer complexe loopspelen strategisch samenwerken in het belang van de groep : kennen de gevaren van bepaalde bewegingssituaties en passen enkele elementaire regels om zichzelf en anderen te beschermen onder begeleiding toe : tonen in hun bewegen een intuïtief, maar ook een bewust kennen, aanvoelen, omgaan en rekening houden met hun lichaamskenmerken, - mogelijkheden en -beperkingen : oefenen hun snelheid via complexe loop-, bal-, en sportspelen : kunnen zich uitleven in motorische activiteiten, beleven er voldoening aan en kennen het langetermijneffect ervan, hebben een positieve bewegingsingesteldheid : kunnen hun eigen inspanning en die van anderen inschatten en waarderen : nemen deel aan bewegingsactiviteiten in een geest van fair play : zijn bereid tot medewerking en samenwerking met alle leerlingen, zonder onderscheid van geslacht of etnische origine.

23 15. Cricket : komen, via loopspelen, stapsgewijs tot enkele minuten ononderbroken bewegen volgens het uithoudingsprincipe. Ze ervaren spelenderwijze dat zij hun snelheid moeten aanpassen aan de afstand : Werpen; beheersen verschillende manieren van werpen met betrekking tot sportspelen : beheersen de bewegingsvaardigheden om enkele spelen en sportspelen zelfstandig te kunnen spelen : kunnen de spelregels van de spelen en sportspelen zelfstandig toepassen en aanvaarden de sancties bij overtredingen : kunnen zelfstandig eenvoudige spel- en sportspelideeën uitvoeren, kunnen zich in de spelen inleven en hierbij verschillende rollen waarnemen : kunnen eenvoudige spelideeën uitvoeren in eenvoudige balspel- en balsportsituaties waaronder tenminste twee verschillende ploegbalsporten. (slagbal) : kennen de gevaren van bepaalde bewegingssituaties en passen enkele elementaire regels om zichzelf en anderen te beschermen onder begeleiding toe : kennen hun voorkeurshand en -voet en gebruiken hun voorkeurszijde om te wenden en te draaien rond hun lengteas : tonen in hun bewegen een intuïtief, maar ook een bewust kennen, aanvoelen, omgaan en rekening houden met hun lichaamskenmerken, - mogelijkheden en -beperkingen : oefenen hun snelheid via complexe loop-, bal-, en sportspelen : kunnen zich uitleven in motorische activiteiten, beleven er voldoening aan en kennen het langetermijneffect ervan, hebben een positieve bewegingsingesteldheid : kunnen hun eigen inspanning en die van anderen inschatten en waarderen : nemen deel aan bewegingsactiviteiten in een geest van fair play : zijn bereid tot medewerking en samenwerking met alle leerlingen, zonder onderscheid van geslacht of etnische origine.