Actualisatie quick scan Flora- en faunawet voor de deelgebieden 9 en 10 van Greenpark Aalsmeer

Transcriptie

1 Actualisatie quick scan Flora- en faunawet voor de deelgebieden 9 en 10 van Greenpark Aalsmeer

2 Actualisatie quick scan Flora- en faunawet voor de deelgebieden 9 en 10 van Greenpark Aalsmeer juni 2009 In opdracht van: Green Park Aalsmeer Gebiedsontwikkeling B.V. Postbus AG AALMEER Adviesbureau Mertens B.V. Bureau voor natuur, ruimtelijke ordening en ecotoxicologie Bezoekadres: Dr. Willem Dreeslaan 1 te Bennekom Postadres: Postbus 367, 6700 AJ te Wageningen T: M: E: mertens_frank@hotmail.com I:

3 Adviesbureau Mertens BV, Wageningen, Deze rapportage mag zonder schriftelijke toestemming vrij worden vermenigvuldigd. De verzamelde data zijn alleen te gebruiken voor het hier geschetste onderzoek en mogen niet voor andere doeleinden worden gebruikt.

4 Actualisatie quick scan Flora- en faunawet voor de deelgebieden 9 en 10 van Greenpark Aalsmeer. Eindrapport juni INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING INLEIDING HET PLANGEBIED PLANSITUATIE DOELSTELLINGEN VAN HET ONDERZOEK OPBOUW RAPPORT FLORA- EN FAUNAWET KADER ONTHEFFING GREENPARK WERKWIJZE BESTAANDE GEGEVENS GEBIEDSBEZOEK RESULTAAT BESTAANDE GEGEVENS FLORA EN VEGETATIE FAUNA CONCLUSIE BEOORDELING EN CONCLUSIES BEOORDELING CONCLUSIE GERAADPLEEGDE LITERATUUR Adviesbureau Mertens 1 Wageningen

5 Actualisatie quick scan Flora- en faunawet voor de deelgebieden 9 en 10 van Greenpark Aalsmeer. Eindrapport juni INLEIDING 1.1 Inleiding Momenteel wordt er gewerkt aan de realisatie van Greenpark Aalsmeer. Dit gebied zal ontwikkeld gaan worden als bedrijventerrein voor de tuinbouwsector. De plannen voor het totale Greenpark zijn in 2005 getoetst aan de Flora- en faunawet met als gevolg dat in 2006 ontheffing is verleend (FF/75C/2005/0432). Momenteel staat de ontwikkeling van deelgebied 9 en 10 voorzien. Mede op basis van de zorgplicht van deze wet heeft Greenpark Aalsmeer aan Adviesbureau Mertens BV te Wageningen verzocht om een verkennende en actualiserende Flora- en faunawettoets uit te voeren naar het voorkomen van wettelijk beschermde planten- en diersoorten in deelgebied 9 en 10 en om bij het eventueel voorkomen hiervan aan te geven hoe hiermee dient te worden omgegaan. In dit rapport worden de resultaten van een verkenning in het kader van de Flora- en faunawet gepresenteerd. 1.2 Het plangebied Het plangebied wordt begrensd door de tuinen van de bebouwing langs de Hoornweg in het noorden, de nieuwe N201 in het westen, de Legmeerdijk in het zuiden en de bebouwing langs de Machineweg in het oosten (zie figuur 1 voor de globale ligging en bijlage 1 en 2 voor de exacte ligging en begrenzing). Figuur 1. Globale ligging en begrenzing van deelgebieden 9 en 10 van Greenpark Aalsmeer. Adviesbureau Mertens 2 Wageningen

6 Actualisatie quick scan Flora- en faunawet voor de deelgebieden 9 en 10 van Greenpark Aalsmeer. Eindrapport juni Het plangebied bestaat uit een tuinbouwgebied. Ten tijde van onderhavig onderzoek waren hier nog duidelijke kenmerken van te vinden zoals (niet meer gebruikte) kassen en braakliggende akkers. In figuur 2 wordt een foto-impressie gegeven van het plangebied. Figuur 2. Foto-impressie van het plangebied en de directe omgeving van deelgebieden 9 en 10 van Greenpark Aalsmeer. 1.3 Plansituatie De plansituatie bestaat uit het bouwrijp maken van de gronden en de realisatie van bedrijfskavels met bijbehorende bedrijfsgebouwen. De omvang van deelgebied 9 betreft ca m 2 met circa zes kavels en van 10 betreft het ca m 2 met twee kavels. De planning is om deelgebied 9 en 10 in respectievelijk 2009 en 2010 bouwrijp te maken. 1.4 Doelstellingen van het onderzoek De doelstelling van het onderzoek is tweeledig. Enerzijds wordt inzichtelijk gemaakt welke wettelijk beschermde natuurwaarden in het plangebied en de directe omgeving te verwachten zijn. Anderzijds worden de consequenties van deze aanwezigheid voor de planontwikkeling weergegeven. Gelet op de opdracht genoemd in de inleiding en de doelstelling, is het van belang dat de volgende vragen worden beantwoord: 1. Welke wettelijk beschermde dier- en plantensoorten komen mogelijk voor in het plangebied van de stedelijke uitbreiding en in de directe omgeving hiervan? 2. Welke verwachte wettelijk beschermde dier- en plantensoorten ondervinden nadelen van de plansituatie? Adviesbureau Mertens 3 Wageningen

7 Actualisatie quick scan Flora- en faunawet voor de deelgebieden 9 en 10 van Greenpark Aalsmeer. Eindrapport juni Hoe dient te worden omgegaan met eventuele negatieve effecten van de plansituatie op wettelijk beschermde dier- en plantensoorten? 1.5 Opbouw rapport Na een korte uitleg over de Flora- en faunawet komen achtereenvolgens aan de orde: - De onderzoeksmethode. - Een beschrijving van de aanwezigheid van beschermde soorten. - Een beoordeling van de effecten op beschermde soorten. Adviesbureau Mertens 4 Wageningen

8 Actualisatie quick scan Flora- en faunawet voor de deelgebieden 9 en 10 van Greenpark Aalsmeer. Eindrapport juni FLORA- EN FAUNAWET 2.1 Kader In de Flora- en faunawet die per 1 april 2002 in werking is getreden, zijn regels gegeven over de bescherming van de in het wild levende planten- en diersoorten, mede ter uitvoering van Europese Richtlijnen (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn). De soortenbescherming van de Habitatrichtlijn is geïntegreerd in de Flora- en faunawet. Deze soortenbescherming houdt in dat handelingen zoals het doden, opzettelijk verontrusten, verstoren of vernietigen van vaste rust- en verblijfplaatsen, holen, nesten, eieren van dieren en het uitgraven, plukken en vernietigen van groeiplaatsen van planten verboden zijn. Vrijwel elke ruimtelijke ingreep gaat gepaard met verstoring, vernietiging en andere effecten op planten en dieren. Om toch een ruimtelijk plan tot uitvoering te kunnen brengen is, indien er effecten te verwachten zijn op beschermde soorten, een ontheffing noodzakelijk van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Om ontheffing te kunnen verkrijgen moet aangetoond worden dat de voorgenomen ruimtelijke ingreep geen afbreuk zal doen aan de gunstige staat van instandhouding van de beschermde soorten die in het plangebied zijn aangetroffen. Ook mag het natuurlijk verspreidingsbeeld niet worden beïnvloed. Op basis van dit criterium gelden er drie beschermingsregimes, afgestemd op de mate waarin soorten in hun voortbestaan bedreigd zijn. Algemeen voorkomende soorten (categorie 1: lichte bescherming) Voor algemeen voorkomende soorten zoals haas, egel, veldmuis, bruine kikker of gewone pad geldt sinds begin 2005 dat er een algemene vrijstelling is. Deze soorten zijn zo algemeen, dat zelfs als ze een keer geschaad worden, het voortbestaan van de soort niet in gevaar komt. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd als zij worden geschaad op voorwaarde dat met deze soorten goed omgegaan wordt: zij mogen niet onnodig gedood of gewond worden en activiteiten dienen buiten de kritieke periode plaats te vinden (zorgplicht). Minder algemeen voorkomende soorten (categorie 2: matige bescherming) Voor soorten die minder algemeen voorkomen als eekhoorn, steenmarter, levendbarende hagedis en diverse soorten orchideeën geldt dat een ontheffing vereist blijft bij ruimtelijke ingrepen omdat zij minder algemeen zijn en dus extra aandacht verdienen. Een uitzondering hierop kan gemaakt worden als wordt gewerkt volgens een door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit goedgekeurde gedragscode. In zo n gedragscode geeft een sector of initiatiefnemer zelf aan welke gedragslijnen men volgt om het schaden van beschermde soorten zo veel mogelijk te voorkomen. Bij het hebben van een gedragscode voor de minder algemeen voorkomende soorten is alleen nog een ontheffing nodig voor werkzaamheden die voortaan anders dan voorheen (gedragscode) uitgevoerd worden. Strikt beschermde soorten (categorie 3: strikte bescherming) Voor soorten die in bijlage IV van de Habitatrichtlijn staan en in bijlage 1 van het vrijstellingsbesluit beschermde planten en dieren (o.a. ringslang, hazelworm, boommarter, das, noordse woelmuis, otter en vleermuizen) geldt dat uitgebreid getoetst dient te worden op het criterium de gunstige staat van instandhouding en het natuurlijk verspreidingsbeeld mag niet worden beïnvloed. Een ontheffing wordt slechts verleend wanneer er sprake is van een in de wet genoemd belang en er geen andere bevredigende oplossing voor de ingreep bestaat. Tussen de soortbescherming en een bestemmingsplanprocedure is geen formele relatie. In het kader van een bestemmingsplanprocedure moet duidelijk zijn of, indien een ontheffing nodig is, deze zal worden verkregen. Hoewel er dus geen formele koppeling bestaat tussen een bestemmingsplanprocedure en de Flora- en faunawet, blijkt uit recente jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak dat een bestemmingsplan niet mag worden goedgekeurd als geen ontheffing verkregen kan worden. Voor soorten van het lichtste regime geldt een algemene vrijstelling en voor soorten van het middelste regime is het in de praktijk mogelijk om ontheffing te Adviesbureau Mertens 5 Wageningen

9 Actualisatie quick scan Flora- en faunawet voor de deelgebieden 9 en 10 van Greenpark Aalsmeer. Eindrapport juni verkrijgen. Dit betekent dat in het kader van een bestemmingsplanprocedure formeel alleen rekening gehouden dient te worden met soorten die vallen onder het strengste regime. 2.2 Ontheffing Greenpark Voor het gegele Greenpark Aalsmeer is in 2006 ontheffing verleend van de Flora- en faunawet (FF/75C/2005/0432) voor de periode 16 maart 2006 t/m 1 januari De ontheffing is geldig voor de rugstreeppad en de kleine modderkruiper. Deze soorten zijn respectievelijk zwaar en matig beschermd. De ontheffing vervangt de ontheffing van de Flora- en faunawet van 2002 (FF/75c/2002/019). Adviesbureau Mertens 6 Wageningen

10 Actualisatie quick scan Flora- en faunawet voor de deelgebieden 9 en 10 van Greenpark Aalsmeer. Eindrapport juni WERKWIJZE 3.1 Bestaande gegevens Er is niet gekeken naar het voorkomen van bestaande gegevens via Natuurloket e.d. omdat deze gegevens reeds bekend waren in Wel is er gekeken naar onderzoek in de omgeving van de deelgebieden 9 en 10. In Aalsmeer zijn namelijk veel ruimtelijke ontwikkelingen die samen gaan met onderzoek naar het voorkomen van beschermde planten- en diersoorten. 3.2 Gebiedsbezoek Op 22 april 2009 is een bezoek gebracht aan de deelgebieden 9 en 10 en directe omgeving. Gedurende dit bezoek zijn deze gebieden en de directe omgeving beoordeeld op het kunnen voorkomen van beschermde dier- en plantensoorten. Hiertoe zijn de volgende soortgroepen beoordeeld op de kans dat ze voorkomen: - Planten (vegetatie en flora) - Zoogdieren (inclusief vleermuizen) - Vogels - Amfibieën - Reptielen - Vissen - Ongewervelden Voor het vaststellen van het voorkomen zijn alle ecotopen beoordeeld op hun geschiktheid voor het herbergen van matig en zwaar beschermde soorten. Adviesbureau Mertens 7 Wageningen

11 Actualisatie quick scan Flora- en faunawet voor de deelgebieden 9 en 10 van Greenpark Aalsmeer. Eindrapport juni RESULTAAT 4.1 Bestaande gegevens In totaal zijn er negen onderzoeken uitgevoerd rondom de deelgebieden 9 en 10 ten behoeve van ruimtelijke procedures. De ligging van deze onderzoeken worden weergegeven in figuur 3. In tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de gebieden waarin ruimtelijke processen plaats vinden en waar onderzoek is verricht naar het voorkomen van beschermde planten- en diersoorten. Figuur 3. Globale ligging van de deelgebieden 9 en 10 (onderhavig onderzoek) van Greenpark en de ligging en begrenzing van andere ruimtelijke plannen binnen Aalsmeer. Nieuwe N201 Aalsmeer Voor de nieuwe N201 Aalsmeer is voor een aantal soorten die mogelijk in aanraking komen met de N201 ontheffing aangevraagd. Voor ringslang, kleine modderkruiper en rugstreeppad is ontheffing verleend omdat deze soorten wezenlijke nadelige effecten ondervonden. Adviesbureau Mertens 8 Wageningen

12 Actualisatie quick scan Flora- en faunawet voor de deelgebieden 9 en 10 van Greenpark Aalsmeer. Eindrapport juni Nieuwe N201 overig Voor het overige deel van de N201, buiten de grenzen van de gemeente Aalsmeer, is ontheffing verleend van de Flora- en faunawet voor kleine modderkruiper. Bij een actualisatie in 2008 is vastgesteld dat inmiddels ook de rugstreeppad zich in het gebied heeft gevestigd. Tabel 1. Overzicht van de gebieden waarin ruimtelijke processen plaats vinden en waar onderzoek is verricht naar het voorkomen van beschermde planten- en diersoorten en de hiervoor verleende of aangevraagde ontheffingen voor de Flora- en faunawet. Gebied Ontheffing Soorten Kl. modderkruiper Rugstreeppad Overig Nieuwe N201 Aalsmeer 2005/ Niet verleend Nieuwe N201 overig 2003/285* 2008/ Greenpark 2005/ Polderzoom 2008/ Ringslang, Lijnbaan 2006/ Rivierdonderpad Spoorlaan 2007/ Deelgebied 3,5,7 & Onder nummer Midden 2005/ Oranjewijk Onbekend Westwijk Onbekend Deelgebied 8 In procedure + + Ringslang? * 2003/285 is vervangen door 2008/496. Greenpark Voor het Greenpark, dat in 2005 volledig is onderzocht en waarin de deelgebieden 3, 5 en 7 en de Middenweg liggen, is ontheffing verleend voor kleine modderkruiper en rugstreeppad. Polderzoom Voor de polderzoom; een woningbouwgebied,is ontheffing verleend onder nummer 2008/0405 voor de kleine modderkruiper en de rugstreeppad. De rugstreeppad is in het gebied vastgesteld en het voorkomen van de kleine modderkruiper is aannemelijk geacht. Lijnbaan Het Lijnbaangebied is langs de Ringvaart gelegen en derhalve goed bereikbaar voor vele diersoorten. Wegens de ligging langs de Ringvaart komen er ook speciale ecotopen voor met soorten als rivierdonderpad. Vanwege de ligging is ook ontheffing verleend voor ringslang. Daarnaast zijn de kleine modderkruiper en de rugstreeppad vastgesteld in het gebied en is ook voor deze soorten ontheffing verleend. Spoorlaan Voor het gebied de Spoorlaan is ontheffing verleend van de Flora- en faunawet voor de kleine modderkruiper. Deelgebied 8 In deelgebied 8 is in 2008 onderzoek gedaan door Arcadis. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat ontheffing vereist is voor de kleine modderkruiper. Er is daarnaast een kleine kans op het voorkomen van de ringslang en de rugstreeppad, vandaar dat wordt geadviseerd om deze soorten ook mee te nemen in een aanvraag van een ontheffing Flora- en faunawet. Buiten het gebied is een ransuil vastgesteld. Adviesbureau Mertens 9 Wageningen

13 Actualisatie quick scan Flora- en faunawet voor de deelgebieden 9 en 10 van Greenpark Aalsmeer. Eindrapport juni Oranjewijk Het is bekend dat bij de realisatie van de Oranjewijk veel rugstreeppadden werden aangetroffen. Het is onduidelijk of hiervoor ontheffing is verleend of dat de werkzaamheden voor de komst van de Flora- en faunawet zijn uitgevoerd. Westwijk Evenals bij de Oranjewijk werden veel rugstreeppadden aangetroffen. Ook hiervoor is onduidelijk of ontheffing is verleend of dat de werkzaamheden voor de komst van de Flora- en faunawet zijn uitgevoerd. 4.2 Flora en vegetatie Deelgebieden 9 en 10 bestaan uit (verlaten) tuinbouwgebied met al dan niet momenteel een ruigtevegetatie. Door de deelgebieden lopen tevens enkele greppels / sloten. Er komen geen natuurlijke vegetaties voor. Op grond hiervan kan het voorkomen van beschermde plantensoorten worden uitgesloten. 4.3 Fauna Broedvogels In de huidige vorm hebben de deelgebieden 9 en 10 een minimale functie voor broedvogels. De kans op het voorkomen van vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen wordt echter uitgesloten. Arcadis (2008) meld het voorkomen van ransuil in de zuidwesthoek. Ter plaatse is echter geen nest aanwezig waardoor het voorkomen van een vaste rust- en verblijfplaats van de ransuil wordt uitgesloten. In deelgebied 9 en 10 komen wel algemene broedvogels voor als merel en eend. Vleermuizen In de gebieden komen maar in zeer beperkte mate geschikte plaatsen voor waar vleermuizen zich kunnen ophouden. In het verleden zijn deze plaatsen niet aangetroffen en werden in zeer lage dichtheid foeragerende vleermuizen vastgesteld (gewone dwergvleermuis en laatvlieger). In de omgeving zoals de bebouwingslinten langs de wegen zijn deze mogelijkheden wel voldoende aanwezig. Deze linten blijven behouden. Op grond hiervan is het niet aannemelijk dat zich in de deelgebieden 9 en 10 verblijfplaatsen van vleermuizen ophouden. Overige zoogdieren In het verleden kwamen alleen licht beschermde grondgebonden zoogdieren voor zoals mol en bosmuis. Deze soorten zullen na realisatie van de plannen weer terugkeren in de randen van de deelgebieden. Amfibieën Binnen de deelgebieden zijn vele pionierbiotopen aanwezig en zijn tevens kleine wateren gelegen die geschikt zouden kunnen zijn voor de zwaar beschermde rugstreeppad. In 2008 zijn er in verband met de realisatie van een voorzieningenterrein ten behoeve van de N201 rugstreeppadden verplaatst (zie bijlage 4). Er is daarnaast een kleine kans op het voorkomen van de licht beschermde, algemeen voorkomende amfibieën als bruine kikker, middelste groene kikker en gewone pad. Reptielen Gelet op de aanwezige ecotopen en de ligging is het niet aannemelijk dat binnen de deelgebieden 9 en 10 reptielen begeven of leven. Vissen Adviesbureau Mertens 10 Wageningen

14 Actualisatie quick scan Flora- en faunawet voor de deelgebieden 9 en 10 van Greenpark Aalsmeer. Eindrapport juni Gelet op de aanwezigheid van kleinere wateren met een redelijke waterkwaliteit kan het voorkomen van kleine modderkruiper niet worden uitgesloten. De kleine modderkruiper is matig beschermd onder de Flora- en faunawet en is niet bedreigd. Ongewervelden Gelet op het pionierstadium van het plangebied, de huidige activiteiten en de resultaten uit 2005 is het niet aannemelijk dat zich beschermde ongewervelden ophouden binnen de deelgebieden 9 en Conclusie Uit de beoordeling in de vorige paragrafen is duidelijk geworden dat de deelgebieden 9 en 10 van Greenpark Aalsmeer een functie kunnen hebben voor algemene broedvogels, als foerageergebied voor vleermuizen en als leefgebied van de respectievelijk zwaar en matig beschermde rugstreeppad en kleine modderkruiper. Adviesbureau Mertens 11 Wageningen

15 Actualisatie quick scan Flora- en faunawet voor de deelgebieden 9 en 10 van Greenpark Aalsmeer. Eindrapport juni BEOORDELING EN CONCLUSIES 5.1 Beoordeling Broedvogels Er is een kleine kans op het voorkomen van algemene broedvogels. Voor deze vogels geldt dat de werkzaamheden buiten het broedseizoen moeten starten of moet worden voorkomen dat vogels tot nestelen komen. Vleermuizen Er is een kans op het voorkomen van foeragerende vleermuizen. Foerageerplaatsen werden ook in 2005 vastgesteld. Bij de realisatie van de plannen worden geen effecten verwacht. Hierbij wordt aangesloten bij de onderbouwing die geleverd is in ontheffing met nummer FF75C/2005/0432 waarin wordt gesteld dat alleen belangrijke foerageergebieden beschermd zijn. Belangrijke foerageergebieden komen niet voor in deelgebied 9 en 10 omdat de deelgebieden dit in het verleden niet waren, belangrijke landschapselementen ontbreken en een geschikte vegetatie waarboven gefoerageerd kan worden afwezig is. Amfibieën Het is aannemelijk dat binnen het plangebied de rugstreeppad voorkomt aangezien binnen de deelgebieden geschikt leefgebied voorkomt en de soort bekend is uit de omgeving van Aalsmeer. De soort is bekend uit de deelgebieden 9 en 10 (Adviesbureau Mertens, 2005). Met de realisatie van de plannen gaat leefgebied verloren en is derhalve ontheffing van de Flora- en faunawet vereist. Reptielen Gelet op de aanwezige ecotopen en de ligging is het niet aannemelijk dat binnen de deelgebieden 9 en 10 zich reptielen begeven of leven. In het verleden (Adviesbureau Mertens, 2005) zijn geen reptielen zoals ringslangen aangetroffen en ook bij het veldonderzoek in 2005 is de soort niet vastgesteld.. Vissen Er is een kans op het voorkomen van de kleine modderkruiper. Deze soort zal met de realisatie van de plannen mogelijk worden geschaad. Op grond hiervan is ontheffing van de Flora- en faunawet vereist. 5.2 Conclusie In 2005 heeft onderhavig bureau een inventarisatie uitgevoerd in de nieuwe N201-zone te Aalsmeer waaronder de deelgebied 9 en 10 van Greenpark Aalsmeer behoren. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat ontheffing vereist was voor de rugstreeppad en de kleine modderkruiper. In het kader van de procedure was tevens ontheffing aangevraagd van de Flora- en faunawet voor vleermuizen. Uiteindelijk is alleen voor kleine modderkruiper en rugstreeppad ontheffing verleend (FF75C/2005/0432) door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Deze ontheffing loopt tot 1 januari Uit bovenstaande beoordeling blijkt dat het nog steeds aannemelijk is dat deze soorten binnen de deelgebieden 9 en 10 van Greenpark Aalsmeer kunnen voorkomen. Eveneens is duidelijk dat het niet aannemelijk is dat er andere soorten voorkomen waarvoor ontheffing vereist is. Op grond hiervan is de ontheffing van de Flora- en faunawet nog steeds van toepassing en wordt geadviseerd om de voorwaarden in de ontheffing op te volgen. Adviesbureau Mertens 12 Wageningen

16 Actualisatie quick scan Flora- en faunawet voor de deelgebieden 9 en 10 van Greenpark Aalsmeer. Eindrapport juni GERAADPLEEGDE LITERATUUR - Adviesbureau Mertens, Het voorkomen van matig en strikt beschermde diersoorten in de nieuwe N201-zone te Aalsmeer. Wageningen, Arcadis, Quick scan Flora- en fauna Deelgebied 8 Flora Holland Aalsmeer. Hoofddorp, EEG, Richtlijn 79/43/EEG inzake het behoud van de Vogelstand. Publicatieblad Europese Gemeenschap, nummer L EEG, Richtlijn 92/43/EEG inzake de instandhouding van wilde flora en fauna. Publicatieblad van de Europese Gemeenschap, nummer L. 206/7. - Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Rode lijsten 2004 diverse soortgroepen. - Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Ontheffing Flora- en faunawet FF/75C/2003/ Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Wet van 25 mei 1998, houdende regels ter bescherming van in het wild levende planten en diersoorten (Flora en Faunawet). Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden 402, Adviesbureau Mertens 13 Wageningen

17 BIJLAGE 1. LIGGING DEELGEBIED 9 EN 10 TEN OPZICHTE VAN HET GREENPARK AALSMEER. N Middenweg

18 BIJLAGE 2. EXACTE LIGGING EN BEGRENZING DEELGEBIED 9 EN 10

19 BIJLAGE 3. ONTHEFFING FLORA- EN FAUNAWET.

20

21

22

23

24

25

26 BIJLAGE 4. VANGSTEN RUGSTREEPAD IN / NABIJ DEELGEBIED 9 EN 10.

27