tijdens de bijeenkomst een persoonlijkee rapportage, met hierin een overzicht van hun praktijk ten opzichte van het gemiddelde van de regio.

Transcriptie

1 Beste huisarts/ praktijkondersteuner, r, In dit document vindt u een overzicht van wat het benchmark traject inhoud. Benchmark bijeenkomst: De benchmark is een twee uur durende bijeenkomst waarbij de aanwezige praktijken met elkaar en met de zorggroep vergeleken worden op eenen aantal punten die door HZNK 1 op basis van landelijke richtlijnen zijn geformuleerd. In bijlage 1 vindt u de speerpunten voor diabetes benchmark voor 2011 en Tijdens de benchmark bijeenkomst wordt de aanwezige praktijken gevraagd twee of meer speerpunten aan te wijzen waarop zij komend jaar hun diabeteszorg kunnen verbeteren. HZNK kan des gewenst ondersteunen bij het formuleren van het verbetertraject o.a. door het beschikbaar stellen van specifieke patiëntenlijsten (bijvoorbeeld een lijst van alle patiënten met een LDL >2,5 zonder cholesterolverlager). De aanwezige huisartsenpraktijk(en) ontvangen tijdens de bijeenkomst een persoonlijkee rapportage, met hierin een overzicht van hun praktijk ten opzichte van het gemiddelde van de regio. Data-extractie uit HIS: De gegevens die tijdens de benchmark worden besproken wordt middels een data-extractie uit het HIS 2 van de huisarts geëxtraheerd. Een medewerker van HZNK komt langs de praktijk om de extractie uit te voeren. De extractie werkt als volgt: De medewerker van HZNK maakt een extractie van het hele patiëntenbestand van de huisartsen. Vervolgens filtert zij op de praktijk middels een softwaretool alle diabetespatiënten (T90, T90.01, T90.02) uit de extractie 3. Deze selectie wordt vervolgens getransporteerd naar een (excel) overzicht. Dit overzicht wordt vervolgens verwerkt door Diazon tot een rapportage. In de rapportage worden alleen de gegevens verwerkt van de patiënten die aangemeld zijn bij de zorggroep. Om de privacy te waarborgen vindt de verwerking van de data-extractie zoveel mogelijk plaats op de huisartsenpraktijk. Privacy van persoonsgegevens In Nederland is de Wet van Bescherming Persoonsgegevens opgesteld ter bescherming van de persoonsgegevens van patiënten. Op grond van deze wet hebben organisaties (dit geldt o.a. voor HZNK maar ook voor u als huisartsenpraktijk) die met persoonsgegevens werken bepaalde plichten. Om de privacy van de persoonsgegevens te waarborgen streeft HZNK ernaar zoveel mogelijk handelingen van het data-extractie proces op de praktijk te laten plaatsvinden. Daarnaast worden gegevens uit de data-extractie alleen gebruikt voor de kwaliteitsbevordering op de huisartsenpraktijk. Meer informatie over privacy en persoonsgegevens vindt u in de HZNK folder: Uw privacy en persoonsgegevens. Deze folder vindt u ook op onze website onder het kopje privacy. U zult begrijpen dat de voorbereiding van een benchmark bijeenkomst de nodige tijd vergt. De doorloop van aanmelding tot de bijeenkomst vergt dan ook ongeveer 4 weken. 1. De praktijk wordt benaderd voor het maken van een afspraak of de praktijk meldt zichzelf bij HZNK aan via onderstaande contactgegevens; 2. De praktijk geeft aan met welke collega-praktijken de gezamenlijke benchmark georganiseerd dient te worden en welke medewerkers en/of overige disciplines er uitgenodigd moeten worden, geeft een aantal optionele data en een voorkeur voor de locatie (dit kan zijn de HZNK trainingszaal); 3. HZNK verzamelt handtekeningen van de huisartsen voor het verlenen van toestemming van de datakan worden gedaan extractie; 4. HZNK stelt in overleg met de huisartsenpraktijk de datum van de bijeenkomst vast (dit met behulp van 5. De ICT medewerker van HZNK voert de data-extractie op de praktijken uit (voor Omnihis Scipio en Zorgdossier zal dit centraal via Zorgring worden uitgevoerd); 6. HZNK voert de analyse uit, maakt de rapporten, bereidt de presentatie en de verbetertrajecten voor en verzorgt de presentielijsten voor de huisartsen ten behoeve van de accreditatie; 7. HZNK faciliteert de bijeenkomst en verzorgt de laptop en de beamer, deelt rapporten uit en verzorgt de presentatie; 8. HZNK maakt een verslag op praktijkniveau met daarin de benoemde verbetertrajecten; 1 De kaderarts bepaald gezamenlijk met HZNK de benchmark speerpunten. 2 Op dit moment is data-extractie mogelijk vanuit de volgende HIS en: Zorgdossier, Omnihis Scipio, Medicom en MIRA. 3 De extractive voor Omnihis en Zorgdossier kunnen kunnen na toestemming van de praktijk central uitgevoerd worden Pagina 1

2 9. HZNK maakt afspraken met de praktijk over het uitrollen van de verbetertrajecten; 10. Na het eerste half jaar volgt een evaluatie van de verbetertrajecten met (mogelijk) een nieuwe datadiabetes benchmark, extractie. Indien u zich wilt aanmelden voor de diabetes benchmark of als u meer informatie wilt over de kunt u contact opnemen met Doreen de Jong, Coördinator HZNK: ddejong@bvhznk.nl of / Pagina 2

3 Bijlage 1: Speerpunten: Diabetes Benchmark De Benchmark is gebaseerd op een aantal speerpunten die door HZNK zijn vastgesteld op het gebied van Diabetes. Er wordt een overzicht gegeven van diabetes gerelateerde meet- en labwaarden. Hierbij is er gekeken naar de laatst gemeten waarden in het afgelopen jaar (de laatste vier afgesloten kwartalen). Bij medicatie is er gekeken of er in de laatste 2 kwartalen één of meer recept(en) zijn uitgeschreven van een specifiek medicijn. In dit document komt een aantal malen de term NHG voor. Dit betekent dat het genoemde onderdeel is van de diabetesindicatoren huisartsenzorg zoals vastgesteld door de besturen van het Nederlands Huisartsen Genootschap en de Landelijke Huisartsen Verenigingg NHG en LHV zijn van mening dat deze indicatoren geschikt zijn voor het in beeld brengen van de diabeteszorg voor intern gebruik en ook geschikt zijn voor rapportage aan derden over de diabeteszorg in de huisartsenpraktijk. 1. Prevalentie diabetes in de praktijk Aantal DM patiënten in de praktijk (alle patiënten met ICPC T90, T90.01 en T90.02) ten opzichte van de praktijkpopulatie. De prevalentie ligt landelijk rond de 4%. De prevalentie wordt in grote mate bepaald door de leeftijdsopbouw in de praktijk en varieert ongeveer tussen 2.5% en 7%. 2. Patiënten in de zorggroep Aantal DM patiënten niet geïncludeerd in de zorggroep ten opzichte van aantal DM patiënten. Dit percentage geeft een indicatie hoeveel procent van de populatie niet in de zorggroep zit. Reden daarvoor kan zijn dat de patiënten in de tweede lijn thuishoren of er is niet goed geregistreerd en de patiënten zijn niet ingevoerd in Caresharing. Het laatste geval is ongunstig i.v.m. de vergoeding die de praktijk daardoor misloopt. 3. Fundusfoto in de eerste lijn Aantal DM patiënten waarbij de huisarts verantwoordelijk is voor de fundusfoto en deze niet hebben laten maken (laatste 12 mnd.) ten opzichte van het aantal DM patiënten waarbij de huisarts verantwoordelijk is voor de fundusfoto. Het percentage geeft dus weer hoeveell patiënten er geen fundusfoto hebben laten maken. 4. LDL 2.5 zonder statine Aantal DM patiënten met LDL van 2,5 mmol/l. of hoger dat geen statine gebruikt ten opzichte van het aantal patiënten dat geïncludeerd is in de zorggroep waar afgelopen jaar een LDL is bepaald. Het percentage geeft dus weer hoeveel patiënten met een verhoogd LDL geen statine gebruiken. Volgens de NHG-standaard dient Simvastatine 40 te worden geadviseerd bij patiënt met een verhoogd LDL. Streefwaarde LDL<2,5 mmol/l; TC<4,5 mmol/l. 5. SBD 140 mmhg, leeftijd <80 jaar zonder antihypertensiva Aantal DM patiënten met SBD van 140 mmhg of hoger dat geen antihypertensiva gebruikt ten opzichte van aantal patiënten dat geïncludeerd is in de zorggroep waar afgelopen jaar een SBD is bepaald. Het percentage geeft dus weer hoeveel patiënten met een te hoge bloeddruk geen antihypertensiva gebruiken. Bij antihypertensiva is specifiek gekeken naar ACE-remmers, Thiazide diuretica, Diuretica, Bètablokkers, Calciumantagonisten en AII antagonisten. Volgens de nieuwe NHG standaard Cardiovasculair Risicomanagement is de eerste stap van de behandeling van hypertensie bij mensen met DM2 een ACE-remmer, indien deze niet verdragen wordt een ARB (= Angiotensine Receptor Blokker = AII-antagonist). De tweede stap is het toevoegen van een Thiazidediureticum (Chloortalidon 12,5 mg. of Hydrochloorthiazide 12,5 mg). De derde stap is het toevoegen van een Calciumantagonist. 6. HVZ comorbiditeit zonder bètablokker Aantal DM patiënten geïncludeerd in de zorggroep met een HVZ comorbiditeit dat geen Bètablokker gebruikt ten opzichte van aantal DM patiënten in de zorggroep met een HVZ comorbiditeit (alle patiënten met een ICPC K74: myocardinfarct, K75: Angina pectoris, K76: Chronische ischemische hartziekte, K77: Hartfalen, K78: Atriumfibrilleren). Het percentage geeft dus weer hoeveel patiënten met een HVZ comorbiditeit geen Bètablokker gebruiken. Volgens NHG-Standaard CVRM hebben Bètablokkers een plaats bij patiënten met angina pectoris, doorgemaakt myocardinfarct, hartfalen en atriumfibrilleren. Pagina 3

4 7. Geen HVZ comorbiditeit, wel bètablokker Aantal DM patiënten geïncludeerd in de zorggroep zonder een HVZ comorbiditeit dat een Bètablokker gebruikt ten opzichte van aantal DM patiënten in de zorggroep zonder HVZ comorbiditeit. Het percentage geeft dus weer hoeveel patiënten er (waarschijnlijk) onterecht een Bètablokker gebruiken. DM patiënten die een Bètablokker gebruiken doen dit meestal niet terecht (wel conform oude standaard CVRM en NHG standaard diabetes mellitus). Volgens de nieuwe NHG-standaard CVRM is de eerste keus een RAAS-remmer (ACE-remmer, angiotensine-ii- antagonist), tweede keus een Thiazidediureticum en derde keus een Calciumantagonist. 8. Leeftijd >70 jaar of MDRD <50 met langwerkend SU Aantal DM patiënten geïncludeerd in de zorggroep ouder dan 70 of met een MDRD lager dan 50 dat een langwerkend SU gebruikt ten opzichte van aantal DM-patiënten ouder dan 70 of met een MDRD lager dan 50. Het percentage geeft dus weer hoeveel patiënten ouder dan 70 jr.of met een MDRD lager dan 50 een langwerkend SU gebruiken. De LTA Chronische Nierschade geeft aan dat er bij een MDRD < 50 ml/min door stapeling een toename is van kans op ernstige hypoglycemie. De LTA geeft aan dat dit risico niet geldt voor Tolbutamide. De NHG standaard DM geeft de voorkeur aan een kortwerkend SU (Gliclazide of Tolbutamide) De Multidisciplinaire Richtlijn Verantwoorde Diabeteszorg bij kwetsbare ouderen in thuissituatie, verzorgings- en verpleeghuizen van Verenso (Vereniging Specialisten Ouderenzorg) adviseert middelen met een lange halfwaardetijd te vermijden, vanwege de kans op langdurige hypoglykemieën. De richtlijn spreekt een voorkeur uit voor Tolbutamide en Gliclazide. Zeker boven de 70 jaar geen langwerkend SU vanwege kans op langdurige hypo s en verhoogd risico op vallen. Bij een lage klaring geen Glimepiride vanwege de actieve metabolieten die renaal geklaard worden. 9.Micro-albuminurie zonder RAAS Aantal DM patiënten geïncludeerd in de zorggroep met micro-albuminurie dat geen RAAS gebruikt ten opzichte van aantal DM patiënten in de zorggroep waarbij het albumine is bepaald. Het percentage geeft dus weer hoeveel patiënten met micro-albuminurie geen RAAS gebruiken. Volgens de NHG-standaard DM dient er bij DM-patiënten met micro-albuminurie een RAAS voorgeschreven te worden, ook bij de mensen zonder hypertensie. Onder RAAS medicatie verstaan we: ACE-remmers en Angiotensine-II-antagonisten. 10. Leeftijd <80 jaar zonder Metformine Aantal DM patiënten geïncludeerd in de zorggroep dat geen Metformine gebruikt ten opzichte van aantal DM patiënten in de zorggroep. Metformine is het eerste keus middell bij DM (NHG-standaard DM en farmacotherapeutisch kompas). Wanneer patiënten geen Metformine voorgeschreven krijgen dan is er meestal sprake van vroegtijdig staken wegens bijwerkingen. Voorzichtig optitreren kan helpen bij het maximaal doseren van de Metformine. Ook bij mensen met weinig of geen insulineresistentie (BMI<25) kan er voor gekozen worden de stap van Metformine over te slaan en direct te starten met een SU. In de meeste praktijken zal het percentage Metformine gebruikers boven de 70% liggen. 11. Jaarlab Diazon Aantal DM patiënten geïncludeerd in de zorggroep waarbij geen jaarcontrole (lab.) is gevonden in het HIS, in het afgelopen jaar ten opzichte van het aantal DM patiënten in de zorggroep. Het percentage zegt dus iets over het aantal patiënten dat geen jaarlab Diazon heeft laten bepalen in de laatste 12 mnd. Jaarlab Diazon: nuchter glucose, Hba1c, totaal lipidenprofiel, kalium, albumine (urine), MDRD/eGFR. Uit de extractiegegevens blijkt dat er in de praktijk vaak geen volledig jaarlab Diazon (richtlijn NHG) wordt geprikt maar bijvoorbeeld losse waardes waardoor het jaarlab niet compleet is. Pagina 4

5 12. Voetscreening Aantal DM patiënten geïncludeerd in de zorggroep waarbij in het afgelopen jaar geen voetscreening is geregistreerd ten opzichte van het aantal DM patiënten in de zorggroep. Het percentage zegt dus iets over het aantal voetcontroles dat NIET heeft plaatsgevonden en/of niet is geregistreerd in de afgelopen 12 mnd. Het doel van de behandeling bij DM is het voorkomen van complicaties zoals voetproblematiek door neuropathie of complicaties zoals een ulcus (NHG standaard DM). De SIMM s-classificatie geeft de mate van kwetsbaarheid van de voet aan, is een belangrijk verwijscriterium,en geeft een aanwijzing voor de controlefrequentie. In de Benchmark van zal de focus liggen op het registreren van de SIMM s classificatie. 13. Rookstatus Aantal DM patiënten geïncludeerd in de zorggroep waarbij de rookstatus niet is geregistreerd in i het afgelopen jaar ten opzichte van het aantal DM patiënten in de zorggroep. Het percentage zegt dus iets over het aantal patiënten waarbij geen rookstatus bekend is. Specifieke negatieve invloed van roken bij DM-patiënten bestaat uit vaatschade en daarmeee erectiestoornissen, toename nefropathie en neuropathie en afname van de bètacelfunctie. 14. Retinopathie ICPC Aantal DM patiënten geïncludeerd in de zorggroep waarbij de ICPC diabetische retinopathie is geregistreerd ten opzichte van het aantal DM patiënten geïncludeerd in de zorggroep. DRP is lang niet altijd progressief dus de ICPC- gevallen op registratie diabetische retinopathie is niet altijd (meer) terecht. De episode DRP kan dus in sommige inactief gezet worden; hij telt dan niet meer mee als complicatie. Het doel van de behandeling bij DM is het verbeteren van het welbevinden en het voorkomen van complicaties. Diabetische retinopathie komt alleen voor bij DM patiënten. Deze complicatie is dus uitsluitend te wijten aan de diabetes. Bij andere complicaties zijn ook andere factoren bijdragend zoals hypertensie of dislipidemie. Het optreden van DRP wordt gebruikt als indicator van kwaliteit van zorg. 15. Griepvaccinatie Aantal DM patiënten geïncludeerd in de zorggroep waarbij het afgelopen jaar geen griepvaccinatie is gegeven ten opzichte van het aantal DM patiënten in de zorggroep. Het percentage zegt dus iets over hoeveel patiënten met DM het afgelopen jaar geen griepvaccinatiee hebben gehad. DM patiënten lopen extra risico ernstig ziek te worden door de griep, denk aan dehydratie bij koorts en daardoor verhoogde bloedsuikers. Het geven van de griepprik is volgens de NHG standaard DM geïndiceerd. Pagina 5