Lezen in alle vakken

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Lezen in alle vakken"

Transcriptie

1 Begrijp jij wat je leest? Lezen in alle vakken Deel 1 Taalsteun voor brugklassen Gemaakt door de sectie Nederlands

2 Inleiding Jij gaat de komende periode op het Taalplein werken aan de verbetering van je tekstbegrip. Je leert de betekenis van schoolwoorden uit alle vakken en je ontdekt dat er meerdere manieren zijn om met teksten om te gaan. Het doel is de verbetering van je eigen leesniveau. Je behandelt in deze training steeds een onderdeeltje uit tekstbegrip en je maakt regelmatig een opdrachtje woordenschat. 1. kernwoorden, kernzinnen en tekstopbouw. 2. tekstopbouw 3. tekststructuren (welke kom je veel tegen in alle schoolvakken?) 4. tekstonderwerp en hoofdgedachte. 5. schoolwoorden en gatenteksten uit alle vakken 6. woordenschat 7. mix en eindopdracht Alle gemaakte opdrachten kun je steeds zelf nakijken met een nakijkblad. Op het taalplein werk je met acht leerlingen van hetzelfde leesniveau in een tafelgroep, je maakt je opdrachten meestal alleen, soms in tweetallen. Je krijgt geen huiswerk en je maakt geen toets. Veel succes! 2

3 1: kernwoorden in een tekst lezen - denken markeren - onthouden - tips Opdracht 1: Lees de tekst Komt Nederland onder water te staan? Hebben we straks nooit meer sneeuw in ons land? Hoe moet het verder met alle dieren op de noordpool? Allemaal vragen die je kunt hebben als het gaat over ons klimaat. Het wordt steeds warmer op aarde en dat kunnen we nu al merken. De winters in Nederland zijn minder koud. In de zomer is het warm of het regent juist heel hard. Op de noord- en zuidpool merken ze dat de gletsjers smelten. Er is steeds minder ijs en dat is lastig voor de dieren Tekst daar. 1 Maar dat is nog niet alles. Ook het zeewater wordt warmer en dan zet het uit. Dat betekent dat het water hoger komt te staan. Stukken land kunnen onder water lopen. Veel slecht nieuws dus. Maar er is ook goed nieuws. Steeds meer mensen maken zich druk over het klimaat. Onderzoekers kijken wat er precies aan de hand is en wat we kunnen doen. Popsterren, dj s en televisiemakers proberen aandacht te vragen voor het klimaatprobleem. En veel kinderen voeren actie. Ook het Jeugdjournaal besteedt aandacht aan het klimaat. Op de website, maar ook in reportages op televisie. Houd de site in de gaten om te weten wat we van plan zijn. Want we komen misschien ook bij jou langs! Bovenstaande tekst van de website van het Jeugdjournaal gaat over veranderingen van het klimaat. Dat kun je zien aan de sleutelwoorden, die herhaaldelijk in de tekst voorkomen. Sleutelwoorden zijn de belangrijkste woorden in een tekst. Ze vertellen wat het onderwerp van de tekst is, dus waar de tekst over gaat. Een ander woord is kernwoord. Opdracht 2: zoek de kernwoorden in onderstaande teksten. 1. Het kernwoord in tekst 1 is:.. Tekst 1: Een glas melk bij de lunch en een plak kaas op het brood; lekker en gezond. Het is zo gewoon, dat de meeste mensen er nauwelijks bij stil staan wat er allemaal moet gebeuren, voordat de melk of de kaas op tafel staat. Dat melk van de koe komt, weten we wel. Maar om een goede kwaliteit melk te krijgen, is vakmanschap van de melkveehouder nodig. 2. Het kernwoord in tekst 2 is:.. Tekst 2: Een varken is te herkennen aan een korte krulstaart, een neus in de vorm van een stopcontact en vier korte poten. Er bestaan verschillende soorten varkens, dus niet alle varkens zien er hetzelfde uit. Zo zijn er roze varkens, maar ook zwarte varkens en varkens met grote vlekken. Onthoud: sleutelwoorden of kernwoorden vertellen je waar de tekst over gaat. 3

4 Je weet nu wat kernwoorden zijn. Wist je ook al dat je in teksten kernzinnen hebt? Een kernzin vertelt je altijd waar de rest van de alinea over zal gaan. Elke alinea heeft een kernzin. Een tekst met vijf alinea s heeft dus vijf kernzinnen. Als je alleen die vijf kernzinnen op zou schrijven, zou je ongeveer weten waar de hele tekst over gaat. Soms is het moeilijk om te bepalen wat een kernzin in. Onthoud dan: a. de kernzin van de inleiding en de kernzin van het slot staan meestal aan het einde b. de kernzin van de alinea s in het middenstuk (of van de kern) staan meestal aan het begin van de alinea s Opdracht 3 Lees tekst 3. Hoeveel alinea s heeft deze tekst?.. Onderstreep de kernzinnen. Hoeveel kernzinnen zijn er? Tekst 3. Gorilla Bokito: vader van jongen of meisje? Ken jij Bokito, die mannetjesgorilla uit Diergaarde Blijdorp? Deze ondeugende gorilla zorgde voor veel opschudding toen hij onlangs uit zijn verblijf wist te ontsnappen. Het afgelopen weekend is deze beroemde gorilla de trotse vader geworden van een klein baby-aapje. De moeder en het kleine aapje maken het goed. De verzorgers weten nog niet zeker of het nieuwste lid van de gorillafamilie een jongetje of een meisje is. En daarom is er nog geen naam voor de kleine bedacht. Het is trouwens niet de eerste keer dat Bokito vader is geworden. Bokito heeft al drie andere kinderen. Enkele daarvan zijn al net zulke boefjes als Bokito, ook zij proberen regelmatig via allerlei slimme routes het verbijf te ontvluchten. Opdracht 4. Bekijk tekst 4. (Deze opdracht mag evt. in tweetallen) Lees eerst de tekst. Tekst 4 Camera in je kop Tijdens een operatie heeft een professor uit Amerika een camera vast llaten maken. Weet je waar? In zijn hoofd. Hij heeft letterlijk een camera in zijn kop. De foto s die de professor met deze camera maakt, stuurt hij naar een museum in het Arabische land Qatar. De kleine camera in het hoofd van de man maakt iedere minuut een foto. Deze foto s kunnen live worden bekeken in het museum. De professor wil op deze manier 'dingen laten zien die normaal gesproken onzichtbaar blijven'. Anoniem De professor laat de camera altijd aanstaan, zelfs onder de douche. Alleen als hij lesgeeft, zet hij hem uit zodat zijn leerlingen anoniem blijven. De professor is van plan om de camera een jaar lang te dragen. 4

5 a. Wat zijn de kernwoorden in tekst 4? b. Heeft tekst 4 een goede titel? Licht je antwoord toe c. Heeft deze tekst tussenkopjes? Zo ja, welke? d. Wat is een alinea? En hoeveel alinea s heeft deze tekst? e. Waar gaat deze tekst over? Zeg het in enkele woorden, niet in een zin.. f. Onderstreep in tekst 5 de kernzinnen en omcirkel de kernwoorden. g. Vergelijk jouw kernzinnen met de kernzinnen van een andere klasgenoot. Zijn jullie het met elkaar eens? Hebben jullie dezelfde zinnen onderstreept?.. h. Teken in het lege vlak een passende illustratie bij een kernzin uit tekst 5. 5

6 Onthoud: kernzinnen staan meestal aan het begin of aan het einde van een alinea, maar ze zijn niet altijd makkelijk te vinden. Als je twijfelt, kijk dan welke zin je beslist niet weg kan laten uit de tekst. Dat is dan een belangrijke zin. De kernzin dus! Tip! Kun je in een tekst geen kernzin vinden of twijfel je? Vraag je dan af welke tekening je bij de tekst zou kunnen maken. Vaak teken je dan het belangrijkste, de kernzin dus. Opdracht 5 Kies een tekst uit een schoolboek van een vak dat je vandaag of gisteren had. Maak er een foto van. a. In de cirkel hieronder noteer je uit elke alinea meerdere kernwoorden. b. De tekst die ik gekozen heb, hoort bij het schoolvak:. c. De tekst ging over:. d. De samenvatting van deze tekst in één zin luidt als volgt: Opdracht 6 Reflectie (terugkijken en je zelf afvragen of je de doelen gehaald hebt 0 Ik weet hoe ik kernwoorden in een tekst vind 0 Ik weet hoe ik kernzinnen in een tekst vind, ook als ik twijfel. 0 Ik moest in deze training een paar dingen goed onthouden, ik weet nog precies welke. 0 Ik kan uitleggen waarom het belangrijk is wat kernwoorden en kernzinnen zijn 6

7 2. tekstopbouw Teksten zijn op een bepaalde manier gebouwd. Het is net als met huizen: er is een fundering nodig waarop je het huis bouwt, een paar muren, een vloer, een plafond, een deur, ramen en een dak. Zo gaat dat met teksten ook. Een goed gebouwde tekst is fijn om te lezen. Wat heb je precies nodig om een tekst te bouwen? Let t ers woorden alinea s titel tussenkopjes. inleiding middenstuk slot zinnen Soms met bron en datum Soms met naam van schrijver Soms met illustratie Opdracht 1 Denk even na over de vraag waarom het belangrijk is dat je teksten goed leest. Vul de dan volgende beweringen aan met je eigen woorden. a. Het is nuttig om kernwoorden in teksten te herkennen, omdat/want.. b. Het is handig om te weten waar de kernzinnen, omdat/want.. c. Je gaat in een tekst op zoek naar kernzinnen, om te weten te komen d. Alinea s zorgen ervoor dat een tekst. Is. e. Een alinea bestaat uit een en een f. Waarom zou een tekst met een inleiding beginnen?.. Onthoud: je kunt teksten beter lezen en begrijpen als je weet wat een inleiding is, en een middenstuk en een slot. 7

8 Opdracht 2 lees tekst 5 (uit een aardrijkskundeboek) Tekst 5 De oostkust van China is volgebouwd met reusachtige fabrieken. In een daarvan werkt Li Jieli (spreek uit: Lie Dzjielie). Ze is twintig jaar en moet elke lange dag weer computeronderdelen in elkaar zetten. Veel verdient Li er niet mee, maar op de boerderij thuis heerst armoede. Net als vele anderen ontvluchtte ze het platteland om werk te vinden in de grote stad. Of zoals ze dat zelf zegt: Ik ben uit mijn geboortestreek vertrokken, omdat ik anders een kikker in de put blijf, die altijd maar een klein stukje van de lucht ziet. Li is naar de grote stad gestuurd, vierentwintig uur reizen van huis. Zij werkt en woont al drie jaar in de fabriek en zij heeft heimwee. Binnenkort mag zij voor een kort bezoek weer even terug naar haar geboortedorp. Gelukkig, want het valt niet mee voor Lie, het werk in de fabriek is zwaar. Wat voor Li geldt, geldt voor miljoenen andere jongeren. Ze werken ver van huis tegen een laag loon onder moeilijke arbeidsomstandigheden. Je hebt vast wel eens gehoord bijvoorbeeld van de grote naaiateliers in ontwikkelingslanden, waar de kleren die wij dragen, worden gemaakt. En wist je dat er daar veel meer spullen in elkaar worden gezet? Dat daar veel administratieve werkzaamheden worden uitgevoerd? Zoals de boekhouding van bedrijven of het voorlichten van klanten via een helpdesk. De reden heb je vast al geraden: de lonen in arme landen zijn laag en er zijn heel veel mensen die erg graag een baantje willen hebben. Het verplaatsen van de productie van goederen en diensten naar goedkope landen noemt men met een moeilijk woord outsourcing, in goed Nederlands: uitbesteden. Lagelonenlanden zijn niet alleen landen in de Derde Wereld, maar ook dichterbij, in Oost-Europa. Het vrolijke verhaal is dat veel mensen in arme landen het door outsourcing beter hebben gekregen. Het trieste verhaal is dat hun werkomstandigheden vaak slecht zijn, zeker als je die vergelijkt met de werksituatie in de rijke landen. Treurig is ook dat veel mensen in rijke landen hun werk verliezen doordat bedrijven verhuizen naar een plek waar de arbeidskrachten goedkoper zijn. Dus in lagelonenlanden, zoals in China, hebben veel jonge mensen het door outsourcing beter gekregen, maar de omstandigheden waarin zij werken zijn vaak slecht. En in de rijke landen raken veel mensen door outsourcing juist hun baan kwijt. Beantwoord de vragen op de volgende bladzijde 8

9 Opdracht 3 a. Hieronder staan de tussenkopjes en de titel die in de tekst horen te staan. Nummer de alinea s en zet de titel en de tussenkopjes op de juiste plek in de tekst. Niet boven elke alinea moet per se een tussenkopje. Uitbesteding aan lageloonlanden Iedereen wil een baantje Voor- en nadelen Made in China Kikker in de put b. Noteer maximaal drie moeilijke woorden uit de tekst en zoek de betekenis ervan op c. Hoeveel alinea s heeft deze tekst?.. alinea s d. Welke alinea is de inleiding? Alinea.. Welke functie heeft de inleiding hier? Kies één mogelijkheid A de belangstelling van de lezer wekken met een actuele gebeurtenis B de belangstelling van de lezer wekken met een anekdote C de belangstelling van de lezer wekken met een mening of standpunt D de belangstelling van de lezer wekken met een voorbeeld e. En welke alinea is de slotalinea? Alinea. Welke functie heeft de slotalinea hier? Bedenk zelf een mogelijkheid. f. Onderstreep in elke alinea de kernzin. g. Wat wil de schrijver bereiken met de tekst? Kies één tekstdoel. A. hij wil je vooral ergens over informeren B. hij wil je vooral overhalen om iets te doen C. hij wil je vooral overtuigen van zijn mening h. Hoe vind jij het dat veel jonge mensen in arme landen moeten werken in fabrieken om voor weinig geld onze kleren te maken? Schrijf hieronder je mening met argumenten. 9

10 3: tekststructuren Je hebt vorige keer nagedacht over het nut van kernwoorden, kernzinnen, inleiding en alinea s. Nu ga je kijken naar de verschillende structuren die een tekst kan hebben. Structuur is misschien een moeilijk woord. Het woord structuur is een zelfstandig naamwoord. Je kan er een werkwoord van maken: Ik structureer mijn tekst. Structuur betekent: de wijze waarop iets opgebouwd of samengesteld is. In teksten kun je verschillende structuren ontdekken. Hieronder staan er vijf. Opdracht 1. Schrijf achter elke structuur wat het volgens jou betekent, geef er een voorbeeld bij. 1. De probleem-oplossing structuur 2. De overeenkomst-verschil structuur 3. De oorzaak-gevolg-structuur 4. Middel-doel-structuur 5. De opsomming structuur Het is handig om in een tekst te ontdekken welke structuur gebruikt wordt. Je kunt er dan namelijk een schema van maken. Dat komt goed van pas als je een tekst moet leren bij aardrijkskunde, geschiedenis of biologie bijvoorbeeld. Oefen met het boekje tekststructuren en schema s. Vraag ernaar bij je begeleider. 10

11 Oefening: alle tekststructuren door elkaar. Opdracht 2: Is de tekststructuur een Opsomming, Middel-doel, Probleem-oplossing, Oorzaak-gevolg of een Overeenkomst-verschil?.Tekst 19. Een bijzondere opleiding Herdershonden zijn goede politiehonden, omdat ze moedig en sterk zijn en goed kunnen bijten. De honden krijgen een driejarige opleiding. In het eerste jaar worden hem de belangrijkste commando's geleerd: hier, zit, af! In het tweede jaar leert de hond voorwerpen zoeken en te apporteren. In het laatste jaar van zijn opleiding maakt de hond kennis met heuse 'politiesituaties'. Hij moet bijvoorbeeld een vluchtende of schietende boef leren grijpen. Het moedige karakter van de herdershond komt dan goed van pas. Tekst 19 is een Tekst 20 Spijbelrechters De regering probeert vroegtijdige schooluitval bij de jeugd te voorkomen. Omdat vroegtijdige schooluitval vaak begint met spijbelen, worden 'spijbelrechters' ingesteld. Kinderen die regelmatig spijbelen, moeten voor zo'n rechter verschijnen. De regering hoopt hiermee te bereiken, dat minder kinderen zonder diploma hun opleiding verlaten Tekst 20 is een. Tekst 21 Microburst Het vliegtuig dat in 2007 op het Thaise eiland Phuket neerstortte is waarschijnlijk gecrasht door een microburst. Dit is een weersverschijnsel waarbij de wind in korte tijd heel grillig van richting verandert. De Thaise luchtvaartdienst heeft de piloot van het toestel naar eigen zeggen gewaarschuwd voor het gevaar. Maar deze heeft toch de landing ingezet, met fatale gevolgen. In de afgelopen 20 jaar crashte zes toestellen als gevolg van een microburst. Deze tekst is een.. Tekst 22 Vreemde woorden Vlaams en Nederlands zijn talen die sterk op elkaar lijken, al spreken Vlamingen veel woorden anders uit dan Nederlanders. Grappig is, dat de Vlaamse taal ook woorden kent die in het Nederlands niet voorkomen. Zo is bijvoorbeeld een duimspijker een punaise en een zwier is een schommel. Andersom zijn er ook Nederlandse woorden, die de Vlamingen niet gebruiken. Nederlanders kunnen iets mollen of ze kunnen gaan flappentappen. Vlamingen kennen deze woorden niet. Gelukkig begrijpen Vlamingen en Nederlanders elkaar, ondanks de verschillen, meestal wel Tekst 22 is een 11

12 4: onderwerp, deelonderwerp, hoofdgedachte Lees de uitleg hieronder. Het antwoord op de vraag waar gaat deze tekst over? noemen we het onderwerp van de tekst. Je kunt het onderwerp van een tekst bijna altijd in één woord (of een paar woorden) samenvatten. Dat heb je in les 1 ook al een beetje geleerd. Kernwoorden zijn namelijk belangrijk voor het bepalen van het onderwerp van de tekst. Het onderwerp vind je door eerst de tekst te lezen. Dat kun je heel grondig doen, maar ook als je een tekst kort bekijkt, heb je vaak al redelijk goed door waar hij over gaat. Opdracht 1: Bekijk tekst 23 maximaal een halve minuut en beantwoord de vragen. Tekst 23 De fiets en het vingertje Door: Nicky, leerling 3 vwo 1) Iedere dag fiets ik vanuit Schoorl met een groepje naar mijn school, de BSG in Bergen, en weer terug. Als kind heb ik geleerd om met niet meer dan twee naast elkaar te rijden, maar toch gebeurt het wel eens dat we met zijn drieën naast elkaar fietsen. Meestal doen we dat als we met een groepje van drie of vijf zijn: het is zo sneu als er iemand alleen moet fietsen. 2) Ik lees elk jaar wel weer in De Duinstreek een klacht over het fietsen met zijn drieën naast elkaar. Soms staan er zelfs foto s bij. Maar automobilisten moeten niet overdrijven. De meesten willen zo snel mogelijk langs ons, terwijl dat niet kan omdat er een auto van de andere kant aankomt. Dan beginnen ze te toeteren, terwijl je bezig ben t om ruimte vrij te maken. De laatste keer dat we zoiets meemaakten stak een geïrriteerde rouw een waarschuwend vingertje op. Dat vind ik een beetje raar, want ze doen altijd net alsof ze nooit lastig zijn voor scholieren. Zij zijn net zo lastig voor ons als wij voor hen! Soms gaan ze inhalen terwijl je met zijn tweeën naast elkaar fietst en er een auto van de andere kant komt, het gevolg is dat je de berm ingeduwd wordt. Meestal als we willen voersteken stopt er niemand voor ons, behalve de Duitsers. 3) Ik vraag me ook af hoe de vrouw met het afkeurende vingertje vroeger naar school fietste. Ik hoorde laatste van mijn broer dat je pas begint met netjes fietsen als je je rijbewijs hebt: dan pas merk je hoe lastig fietsers kunnen zijn. Dus de automobilisten hebben waarschijnlijk nog maar een paar jaar last van ons. Dan gaan wij ons rijbewijs halen en waarschijnlijk zelf met het vingertje zwaaien of terugdenken aan hoe we zelf gefietst hebben vroeger. Ik denk het laatste en ik neem me nu al voor me geduldig te gedragen als scholieren met zijn drieën naast elkaar fietsen. Bron: Weekblad De Duinstreek 12

13 a. Wat is de titel van deze tekst? b. Waar komt de tekst vandaan? c. Hoe noem je een titel in de krant ook wel? d. Waar gaat de tekst over? Antwoord in maximaal tien woorden. e. Waarom denk je dat de tekst daarover gaat? Noem twee redenen. Reden 1:. Reden 2:.. Opdracht 2: Lees de tekst nu helemaal. Is wat Nicky beschrijft herkenbaar voor jou? Leg je antwoord uit. Opdracht 3: Herlees je antwoord van vraag d. Wat zou je nu antwoorden op de vraag waar gaat de tekst over?. Gebruik één tot drie woorden. 13

14 Deelonderwerp en tussenkopjes Je weet dat een tekst is ingedeeld in alinea s. Een alinea bestaat uit een aantal regels die bij elkaar horen en over één onderwerp gaan. Dit onderwerp is een deel van het onderwerp van de heel tekst. Daarom noemen we het een deelonderwerp. Als het onderwerp van de tekst bijvoorbeeld naar de brugklas is kunnen de volgende deelonderwerpen daarbij horen: fietsen naar school, een nieuwe klas en veel leraren. Elke alinea kan over een ander deelonderwerp gaan, maar vaak heeft een deelonderwerp meerdere alinea s. Je moet dus goed bekijken of de alinea s bij elkaar passen. Deelonderwerpen worden soms ook al duidelijk door tussenkopjes. Dit zijn kleine titeltjes boven de alinea. Dit helpt jou om een indruk te krijgen van het onderwerp. Tussenkopjes geven niet altijd het onderwerp goed weer. Je moet dan eerst de alinea lezen. Opdracht 4: Iemand heeft een tekst geschreven over het huisdieren. Huisdieren is dus het onderwerp. Welke deelonderwerpen zou jij hierbij kunnen bedenken? Zet deze in de woordspin. Huisdieren 14

15 Opdracht 5: Lees tekst 24 grondig en beantwoord de vragen. Tekst 24 Fietsbanden 1) Afhankelijk van het type heeft een fiets dikke of dunnen banden. De meeste stadsen toerfietsen hebben smalle banden, terwijl mountainbikes brede banden hebben. Elk type band is aangepast aan het soort weg waarop wordt gereden. 2) De banden worden opgepompt variërend van 5 tot zelfs 10 bar. Een hard opgepompte band zal op een asfaltweg niet ingedrukt worden. Hoe minder plat de band wordt, hoe minder de band met de weg in contact komt. Minder contact betekent minder wrijving en daardoor meer snelheid. Daarom is het zo belangrijk om je banden goed op te pompen. 3) Brede en dikke mountainbikebanden zullen op een harde asfaltweg eerder afplatten. Op een zandpad drijft een mountainbikeband een beetje op het oneffen oppervlak. Een dunne band daarentegen zou zich juist diep in het zand graven waardoor de fietser eerder vastloopt. Bron: exploratium.edu a. Wat is het onderwerp van deze tekst? b. Onderstreep nu de kernwoorden in de tekst. c. Zijn de kernwoorden bijna gelijk aan het onderwerp? Ja / Nee d. Geef per alinea aan wat het deelonderwerp is. Gebruik zo weinig mogelijk woorden. Alinea 1:. Alinea 2:. Alinea 3:. Nu weet je dat een tekst altijd over een onderwerp gaat en dat de tekst verdeeld kan zijn in deelonderwerpen. Naast de vraag waar gaat de tekst over? kun je je ook afvragen wat de schrijver van de tekst precies wil zeggen over dat onderwerp. Dit noemen we de hoofdgedachte. De hoofdgedachte geeft in één zin weer waar de tekst over gaat. De hoofdgedachte geeft dus nog meer informatie over de tekst. Je vindt de hoofdgedachte van de tekst als je het onderwerp van de tekst weet. Vraag jezelf dan af: wat wil de schrijver mij vertellen over...? Op de puntjes vul je dan het onderwerp in. Je weet dat het onderwerp wordt beschreven in één of meerdere woorden. De hoofdgedachte schrijf je in één zin. Zo wordt het als het ware een korte samenvatting. Als je de hoofdgedachte kunt bepalen, is dat een teken dat je de tekst goed begrepen hebt. 15

16 Voorbeeld: 1. Onderwerp van tekst: olifanten in Blijdorp Hoofdgedachte van tekst: olifanten in dierentuin Blijdorp gaan verhuizen. 2. Onderwerp van tekst: rampzalige vakantie Hoofdgedachte van tekst: de vakantie van toeristen in Spanje is verwoest door een terroristische aanval. 3. Onderwerp van tekst: roken op school Hoofdgedachte van tekst: roken op school moet verboden worden. Zie je het verschil tussen het onderwerp en de hoofdgedachte? En heb je gezien dat het onderwerp terugkomt in de hoofdgedachte? Goed zo! Misschien valt je ook op dat de hoofdgedachte niet een vraagzin is en dat het ook geen heel lange zin in is. Dat is ook de bedoeling. Onthoud dat de hoofdgedachte ook niet met het woord dat mag beginnen. Als je jezelf namelijk de vraag wat wil de schrijver over het onderwerp zeggen? stelt, ben je geneigd om je antwoord met dat te beginnen. Dat is fout. Maak een hele zin. Nu jij! Opdracht 6: Bepaal nu van tekst 23 en 24 de hoofdgedachte. Het onderwerp kun je terugvinden in je eerder gegeven antwoorden. Lees in de uitleg die je net gelezen hebt nog even goed door hoe je de hoofdgedachte kunt vinden. Tekst 23: Onderwerp: Hoofdgedachte: Tekst 24: Onderwerp: Hoofdgedachte: Opdracht 7: Lees tekst 25 op de volgende bladzijde grondig en onderstreep alle moeilijke woorden. Dit helpt je straks bij de opdracht. 16

17 Tekst 25 Vegetarische kaas 1) Om van vloeibare melk vaste kaas te maken, wordt een zogenoemd stremsel toegevoegd dat meestal van dieren afkomstig is. Er zijn echter ook veel vegetarische gestremde kazen. 2) Door de toevoeging van stremsel scheidt de melk zich in twee delen: een deel dat een vaste vorm begint aan te nemen en waarvan de kaas kan worden gemaakt (wrongel) en een dunne vloeistof (wei) die verder niet meer gebruikt wordt bij de kaasbereiding. De meeste kaasmakers gebruiken een stremsel dat afkomstig is uit de lebmaag van een geslacht kalf. Dat is namelijk goedkoop en makkelijk verkrijgbaar. Er bestaat ook plantaardig stremsel op basis van plantenextracten en stremsel dat gemaakt wordt met behulp van genetisch gemanipuleerde bacteriën (microbieel stremsel). 3) Welk stremsel gebruikt wordt, is niet altijd duidelijk op de verpakking terug te vinden. Op kazen zelf wordt het meestal aangegeven met de termen vegetarisch stremsel, plantaardig stremsel of microbieel stremsel. Als er niets over vermeld is, of als er alleen stremsel op de verpakking staat, zal dat meestal betekenen dat het stremsel afkomstig is uit de lebmaag van een kalf. Maar meestal is niet altijd! 4) Bij kant-en-klare producten waarin kaas wordt verwerkt, is vaak nog moeilijker te achterhalen of de gebruikte kaas vegetarisch gestremd is. Meestal zal dit niet het geval zijn, ook niet als het product als vegetarisch gelabeld is of voorzien is van een V. Men gaat er namelijk doorgaans van uit dat vegetariërs geen moeite hebben met gewone kaas. Alleen als op de verpakking het keurmerk van de Nederlandse Vegetariërsbond is afgebeeld, of op de ingrediëntendeclaratie staat aangegeven dat vegetarische kaas of vegetarisch gestremde kaas is gebruikt, kun je ervan uitgaan dat het product geen dierlijk stremsel bevat. Bron: vegatopia.com a. Voor wie is deze tekst geschreven denk je? b. Wat is het onderwerp van de tekst? c. Wat is de hoofdgedachte van de tekst? (let op, in één zin!) d. Zet de juiste letter bij het moeilijke woord. 1. Stremsel 2. Wrongel 3. Wei 4. Lebmaag 5. Extract 6. Genetisch 7. Manipuleren 8. Microbieel 9. Ingrediënt 10. Declaratie A. een van de magen van een koe (of kalf) B. bestanddeel van een eetbaar product C. betreffende de erfelijke eigenschappen D. witte massa van net samengeklonterde eiwitten uit melk E. uitleg, verklaring F. oplossing die zorgt voor het samenklonteren van bepaalde melkeiwitten G. met bacteriën H. vloeistof die overblijft bij de bereiding van kaas I. (stiekem) veranderen J. ingedikt aftreksel 17

18 5: Schoolwoorden en schoolinstructies Op school leer je heel veel woorden. Sommige woorden komen zo vaak voor, dat we ze schoolwoorden noemen. Omdat ze vaak voorkomen, is het belangrijk dat je deze woorden kent. Opdracht 1: Geef de betekenis van onderstaande schoolwoorden. Weet je ze niet? Zoek deze op in een woordenboek of op je telefoon. Vraag wel even aan je docent of dat laatste mag! 1. Voltooien 2. Samenhangen 3. Gering 4. Uitsluitend 5. Variëren Opdracht 2: Wat moeten leerlingen in onderstaande opdrachten doen? Leg uit. Zoek het onderstreepte woord op als je er niet uitkomt. A. Geef de definitie van het woord uniek. B. Verklaar de uitkomst van je slechte cijfer voor aardrijkskunde... C. Geef de conclusie van deze presentatie... D. Beoordeel de tekst van je klasgenoot... E. Geef jouw opvatting over het gelezen verhaal... 18

19 Opdracht 3: Verbind het veel voorkomende schoolwoord met de juiste betekenis. 1. Verklaren 2. Toepassen 3. Constateren 4. Overbodig 5. Factor 6. Diverse 7. Het kenmerk 8. Minimaal 9. Consequentie 10. Raadplegen A. wat niet nodig is B. in de praktijk brengen C. uitleggen waarom iets zo is D. verschillende E. zo klein mogelijk F. iets dat een omstandigheid kan beïnvloeden G. iets waaraan je iemand of iets kunt herkennen H. opzoeken, proberen iets te vinden I. resultaat van iets dat je doet, wat eruit voortkomt J. zien dat iets zo is 19

20 Opdracht 4: Maak de woordzoeker. Weet jij ze allemaal te vinden? (De vreemde tekens op enkele letters zijn een foutje. Daar hoef je je dus niks van aan te trekken!) 20

21 6: woordenschat Opdracht 1: Lees onderstaande tekst helemaal en vul daarna de goede woorden in. Tien jaar onderweg naar komeet Vorige week was het zover. Het lukte om vanaf de aarde de 100 kilo zware lander Philae op komeet 67P neer te zetten. En dat terwijl die.. (1) met kilometer per uur door de ruimte raast. Daarmee schreven Europese astronomen geschiedenis. Dat is het goede nieuws. Het (2) nieuws is dat de batterij op is. Foto: ANP Voor het eerst Het is voor het eerst in de..(3), dat het gelukt is om op een komeet te landen. Het ruimtevaartuig Rosetta is tien jaar onderweg geweest. In 2004 werd hij.. (4). Rosetta kwam op 6 augustus aan bij de komeet. Daar heeft hij een paar maanden rondgevlogen om de komeet te. (5). Op 12 november werd de lander Philae losgekoppeld. Die heeft zich vastgezet op de komeet. Rosetta blijft rond de komeet vliegen tot de.. (6) op is. Uiterlijk medio 2016 is dat het geval. Kometen Het. (7) van de missie is om metingen te doen op de komeet. Zo kunnen de sterrenkundigen meer te weten. (8) over kometen. Kometen zijn overblijfselen van het ontstaan van het zonnestelsel. Ze draaien om sterren en bestaan uit ijs, gas en stof. De kern van een komeet kan een. (9) hebben van 1 tot 50 kilometer. Sommige astronomen vinden dat 67P op een vier kilometer grote badeend lijkt. Kleine hemellichamen zoals kometen zijn een soort 'tijdscapsules'. Ze. (10) informatie over de geschiedenis van ons zonnestelsel. Hoe meer we te weten komen over kometen, hoe beter we het ontstaan van het heelal kunnen. (11). Batterij Aan boord van de Philae zitten.. (12) die in Nederland zijn gemaakt. Met de zonnepanelen kan de lander de batterij opladen. De batterij is nodig om de metingen te doen. Er zijn metingen ingeprogrammeerd voor een. (13). Hoe langer de batterij opgeladen kan worden, hoe meer gegevens er naar de aarde kunnen worden gestuurd.. (14) vanuit Philae is slechts 22,5 minuut onderweg. De eerste foto s zijn al binnengekomen bij ESA, de Europese ruimtevaartorganisatie. Schaduw (15) kwam Philae niet op de goede plek terecht. Hij stuiterde twee keer. Nu staat hij in de buurt van een steile rotswand. Zo. (16) uit de eerste foto's die Philae heeft verstuurd.. (17) staat hij nu te veel in de schaduw. De zonnepanelen krijgen niet het licht. (18) was gerekend. De panelen moeten alle energie leveren.. (19) de instrumenten aan te sturen voor alle experimenten. Inmiddels is de accu leeg geraakt. Alle instrumenten aan boord zijn. (20) uitgeschakeld. 21

22 Toch een succes Het opraken van de accu betekent nog niet het. (21) einde van het onderzoek. De lander is vrijdagavond gedraaid, zodat meer zonnecellen in het licht staan. Rosetta heeft in tien jaar tijd ruim 6,5 miljard kilometer (22) om de komeet te bereiken. In die tijd is er al veel informatie verzameld. Volgens wetenschappers is dat al genoeg om de missie tot een succes te. (23). Naar: Algemeen Dagblad d.d. 12 en 14 november, Streep door als je ze hebt gebruikt! daarom komeet maand doel daardoor komen verkennen zonnepanelen geschiedenis blijkt gelanceerd doorsnede brandstof helaas om verklaren informatie waarop afgelegd maken bevatten definitieve slechte 22

23 7: mix en eindopdracht Opdracht 1: Lees onderstaande tekst verkennend en beantwoord daarna de vragen. Sint-Maarten 1) Op 11 november wordt in grote delen van Nederland de naamdag van Sint-Maarten gevierd. Kinderen lopen met lampionnen over straat en gaan in kleine groepjes de huizen langs om snoep of fruit te bemachtigen. Het is dus zaak om voor 11 november allerlei lekkers in huis te halen. Aan het begin van de avond wordt er aangebeld. Verlegen gezichtjes, beschenen door het iele lichtje van een lampion, verschijnen in de deuropening. Dan komt een nauwelijks verstaanbaar sint-maartensliedje op gang. Het is ook zomaar weer uit. Meteen veranderen de gezichtsuitdrukkingen, en er wordt hoopvol een plastic tasje uitgestoken, waarin wat snoep of fruit verdwijnt. Zodra de buit binnen is, gaat het groepje er gauw weer vandoor. Vuur 2) De oudste beschrijvingen van Sint-Maartens-gebruiken verwijzen naar niet-christelijke tradities, zoals het verzamelen of stelen van brandbaar materiaal, gecombineerd met lawaai maken en vechten. Het materiaal was bedoeld voor grote vuren. Dit zijn tradities die ook voorkomen bij Pasen. 3) Lange tijd was het gebruikelijk dat jongens op de avond van 11 november met brandende fakkels langs de huizen gingen. Zij sloegen daarbij met knuppels op deuren en luiken. Van de bewoners kregen ze vervolgens turf, hout of ander brandbaar materiaal. Daarnaast ontvingen ze appels, mispels, noten, of kleingeld. In de middeleeuwen ging dit alles vaak gepaard met vernielingen en vechtpartijen. 4) In Midden-Friesland gebeurde het verzamelen van brandbaar materiaal al enige weken van tevoren. De brandstapels moesten goed bewaakt worden, zodat concurrenten van dorpen en wijken in de buurt er niets van konden stelen. Op sommige plaatsen in Friesland, zoals in Bolsward, ontsteekt men nog steeds sint-maartsvuren. Net als de vuren bij andere jaarfeesten hoorden ook deze vuren oorspronkelijk bij de overgang naar een nieuw seizoen, in dit geval van de herfst naar de winter. Christelijke achtergrond 5) De viering van Sint-Maarten op 11 november heeft een duidelijke christelijke achtergrond. Het is de naamdag van de heilige Sint-Martinus. Over het leven van Martinus van Tours is vrij veel bekend, omdat zijn vriend Sulpicius Severes geschiedschrijver was. Martinus werd in 316 geboren in Hongarije als zoon van een Romeins legerofficier. Op vijftienjarige leeftijd kwam hij zelf ook in dienst van het Romeinse leger. Uit deze tijd stamt een van de bekendste verhalen over Sint-Martinus. Voor de poorten van de stad Amiens in Frankrijk kwam hij een verkleumde bedelaar tegen. Met zijn zwaard sneed hij zijn rode soldatenmantel in tweeën en gaf een helft aan de bedelaar. Deze scene is op talloze schilderijen afgebeeld, bijvoorbeeld door de schilders Rubens en Van Dyck. Nadat Martinus in 372 gekozen was tot bisschop van Tours, kreeg hij een steeds grotere bekendheid. Hij stichtte in Frankrijk verschillende kloosters en stierf op hoge leeftijd n het jaar ) De kapel met het graf van Martinus trok algauw bedevaartgangers uit heel Europa. Velen vereerden hem vanwege naastenliefde, met name voor de minderbedeelden. Zijn stoffelijke 23

24 resten zijn uiteindelijk verloren gegaan: de hugenoten* hebben tijdens hun opstand in 1562 zijn gebeente verstrooid. Martinus beroemde mantel lag toen al veilig in e kapel van de Merovingische koningen. Deze beschouwden de mantel als een relikwie** dat hun in oorlogstijd zou verzekeren van de overwinning. Koning Clovis I riep Sint-Martinus uit tot beschermheilige van Frankrijk. Heilig 7) Vanuit Frankrijk verspreidde de verering van Sint-Martinus zich over heel Europa. Het Vaticaan verklaarde Martinus in het jaar 650 heilig. In Nederland zijn enkele van de oudste kerken aan hem gewijd, zoals de Martinikerk in Groningen en de Domkerk in Utrecht. Ook zijn veel dorpen naar hem genoemd zoals Maartensdijk (Utrecht), Sint-Maartensdijk (Zeeland) en Sint-Maartensbrug (Noord-Holland). 8) Sint Martinus was beschermheilige van reizigers en rondtrekkende kooplui, van armen, bedelaars en bekeerde dronkaards, van herders, boeren, wijnbouwers en kinderen en van het vee. Op zijn naamdag kregen de kinderen vrij van school en was het gebruikelijk hen te trakteren, bijvoorbeeld door met lekkernijen te strooien. Ook maakten de stadsbesturen op die dag doorklokgelui de aanvang van de brooduitdeling aan de armen bekend. Zo werd bijvoorbeeld vermeld dat dit in 1380 gebeurde bij de Wittevrouwenpoort in Utrecht. 9) De Reformatie*** maakte een eind aan de verering van veel katholieke heiligen, maar Sint-Maarten bleef ook in protestantse gebieden in ere. Het toeval wilde dat Maarten Luther**** op 11 november werd gedoopt. Ook zijn naam kwam overeen, en dat was reden genoeg om het populaire feest te blijven vieren. Bron: bleven.org *Hugenoten is de naam die in de zestiende en zeventiende eeuw in Frankrijk werd gegeven aan protestanten. **relikwie is een voorwerp dat door heiligen van een bepaalde godsdienst vereerd wordt. ***De Reformatie was een protestbeweging in de zestiende eeuw waarvan de volgelingen (ook we protestanten genoemd) de katholieke kerk wilde hervormen. ****Maarten Luther was een van de belangrijkste leiders van de Reformatie a. Wat weet jij over het feest Sint-Maarten? b. Waar gaat de tekst over denk je? c. Hoeveel alinea s telt deze tekst?. Opdracht 2: Lees de tekst nu grondig en onderstreep moeilijke woorden. Opdracht 3: Beantwoord onderstaande vragen. 24

25 a. Wat is het deelonderwerp van alinea 3? Geef een zo kort mogelijk antwoord.... b. Wat is het deelonderwerp van alinea 5? Geef zo kort mogelijk antwoord.... c. Noteer de kernzin van alinea 5?... d. Wat is de kernzin van alinea 8?... e. Hoeveel aardrijkskundige namen komen er in de tekst voor?... f. Wat is het onderwerp van de tekst?. g. Wat is de hoofdgedachte van de tekst? h. Waar komt het gebruik vandaan om met Sint-Maarten langs de deuren te gaan om snoep te halen? i. Wat betekenen de sint-maartensvuren? j. Verklaar waarom het juist de oudste kerken zijn die aan Sint-Maarten gewijd zijn. k. Hoe is het mogelijk dat ook in protestantse gebieden het feest van Sint-Maarten gevierd bleef worden? Compliment! Je hebt een lange tekst gelezen én moeilijke vragen erover beantwoord. 25