Lex van der Hoeven Lex van der Hoeven

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Lex van der Hoeven Lex van der Hoeven"

Transcriptie

1 Claddagh De laatste Ierse mythe Lex van der Hoeven Lex van der Hoeven

2 voor Renate 3

3 2

4 4

5 2

6 Deel I 1

7 Hoofdstuk 1 Vrijdagmiddag half zes. Langzaam worden de cijfers op mijn computerscherm onscherp. Ik sta op, loop door het verlaten kantoor naar de keuken en zet thee. Terug in mijn kamer sluit ik de deur, zodat de leegte van de gemeenschappelijke ruimte geen vat op me krijgt. In de geborgenheid van de brandende bureaulamp sla ik mijn handen om de dampende mok en nip voorzichtig aan de thee. Ik open mijn mailbox en lees gedachteloos een nieuw binnengekomen bericht: Dear Oscar, But remember: The harp that once through Tara's halls The soul of music shed, Now hangs as mute on Tara's walls As if that soul were fled. So sleeps the pride of former days, So glory's thrill is o'er; And hearts, that once beat high for praise, Now feel that pulse no more. What is past is not dead; it is not even past. We cut ourselves off from it; we pretend to be strangers. Nadat ik het bericht gelezen heb, kijk ik een tijdlang met een onbestemd gevoel naar de tekst. Ik heb geen idee wat dit met mij te maken heeft en ik zie ook geen verband tussen de twee delen. Tegelijkertijd voel ik me aangesproken, zonder te begrijpen waarom. Ik lees de tekst nogmaals. Er gaat een rilling door me heen. Het bericht is 3

8 niet ondertekend. Omdat er in mijn beperkte vrienden- en kennissenkring geen Wolf en Moore voorkomen, schiet ik weinig op met de afzender Spam lijkt uitgesloten, vanwege de rigoureuze spamfilter van mijn werkgever. Bovendien lijkt de tekst van de boodschap te specifiek om zomaar naar iemand te sturen. Bij gebrek aan beter, click ik op reply en antwoord: Who are you? De thee slaagt er niet in de opgespaarde vermoeidheid van de afgelopen week naar de achtergrond te verdringen. Ik sta moeizaam op en zet een cd op met gregoriaanse zang. Uitgestrekt op de bank van het zithoekje achter in mijn kantoor, luister ik naar de eenstemmige Latijnse gezangen die zich maatloos en zonder crescendo s tussen een vijftal noten op en neer bewegen. Op de golven van de zingende monniken drijf ik af naar de dag waarop ik als beoogd stagiair dit kantoor voor het eerst betrad. Ik werd ontvangen door Fred Lansink, Concerncontroller Nederland van de Amerikaanse multinational Information Technology Systems (ITS). Terwijl ik op de punt van de naar leer ruikende stoel zit en in mijn pak schurk, krijg ik spijt van mijn opwelling om na het lezen van een krantenartikel een open sollicitatie te plaatsen. Het pak, dat ik speciaal voor deze gelegenheid heb geleend van een goede vriend, voelt aan als een te groot harnas. Zichtbaar verveeld aan zijn pijp trekkend, luistert Lansink naar de antwoorden op zijn vragen over mijn vakkenpakket en scripties. Langzaam draait hij zijn stoel naar links, waardoor hij en face in plaats van en profil tegenover me komt te zitten. Hij legt zijn pijp neer, fronst en kijkt mij strak in de ogen. Op onverwacht scherpe toon plaatst hij zijn aanval: Luister eens, ik weet niet hoe jij in mijn agenda bent beland, maar dit is een complexe organisatie. Geef me één goede reden waarom we hier onze tijd zouden verdoen met bezigheidstherapie voor een HBO-studentje? De stoel draait weer naar rechts. De pijp keert terug naar zijn mond en wordt met een venijnige trek leeggezogen. Achter de langgerekte rookwolk verschijnt een zelfingenomen grijns op zijn gezicht. Ik krimp. Mijn pak weigert het uitbrekende zweet door te laten. Verbaasd hoor ik mezelf rustig antwoorden: 4

9 In het algemeen wordt aangenomen dat stages van studenten de werkgevers de gelegenheid bieden om talent te scouten. Ik ben er van overtuigd dat de kosten van een stage lager zijn, dan de prijs van het plaatsen van een advertentie in een zaterdageditie van de Volkskrant en het verwerken van de reacties daarop. En dan heb ik het nog niet over de eventuele transactiekosten door de verhoogde kans op een mismatch, omdat men de kandidaat niet heeft zien functioneren binnen het bedrijf. Terwijl de smeulende pijp van Lansink halverwege zijn hoofd en de tafel blijft hangen, perst hij een dunne, rooksliert tussen lippen. Met ingehouden adem wacht ik op het moment dat zijn hand in de richting van de deur wijst. Maar dan verschijnt er een aarzelende glimlach op zijn gezicht. Goed, ik heb een mooie klus voor je. Je mag de kostenstructuur in kaart brengen van ons nationale paradepaardje, de bedrijfssoftware voor logistiek Nederland. Dit bedrijf, SoftLogic, is zó winstgevend, dat we hier al beginnen te geeuwen bij de suggestie het door te moeten lichten. Echt iets voor een student Een paar maanden na dit gesprek deed ik een spectaculaire ontdekking. Het viel me op dat, voor het creëren van grafische effecten binnen de software, ieder bedrijfsonderdeel gebruik maakte van dezelfde leverancier, die op uurbasis declareerde. Op de facturen kwamen steeds dezelfde namen voor. Uit nieuwsgierigheid heb ik toen alle facturen eens naast elkaar gelegd en de uren per persoon opgeteld. Het resultaat van de optelsom was dat er per persoon per maand meer uren gedeclareerd werden dan er in een maand zitten, inclusief avonden, nachten en weekeinden. Dit kon onopgemerkt gebeuren doordat, als gevolg van de snelle samenklontering van bedrijfsonderdelen via overnames, de bevoegdheid om facturen goed te keuren nog bij de verschillende onderdelen lag, terwijl de selectie van toeleveranciers wel centraal was geregeld. De financiële afdeling verwerkte de veelvoud van rekeningen netjes en controleerde de tarieven. Maar niemand keek of het totaal aantal uren klopte met aantal werknemers van de leverancier, die daardoor jarenlang ongestoord zijn gang kon gaan. Een eerste schatting wees uit dat het overmatig gedeclareerde bedrag ruim boven het miljoen moest liggen. Aanvankelijk was er alleen ongeloof binnen ITS. Omdat mijn conclusies juist bleken, was ik al voor mijn afstuderen verzekerd van een baan bij dit prestigieuze IT-bedrijf. Er volgde een snelle carrière 5

10 die een hoogtepunt bereikte, toen Fred twee jaar geleden naar het hoofdkantoor promoveerde en ik tot zijn opvolger werd benoemd. Terug achter mijn computer, vind ik een nieuw bericht van Wolfandmoore. Ik lees: Who are YOU? Vertwijfeld antwoord ik: What do you mean? Ik kijk gespannen naar het scherm, totdat de mailserver op klinische toon meedeelt: Unknown mail recipient. Dit moet een storing zijn. Ik verstuur het bericht opnieuw, maar de ontvanger blijft onbekend. Ik ga terug naar het eerste bericht en probeer de betekenis ervan te doorgronden met behulp van een zoekmachine. Ik probeer eerst Tara. Tara, Hill of Hill in County Meath, Ireland, northwest of Dublin. It was the seat of the Irish kings until about AD 560. Height: 155 m/507 ft. Aangemoedigd door dit succes, probeer ik Harp. Het resultaat is een lijst van leveranciers en bespelers van harpen. Ik doe vervolgens een poging met de eerste regel van het gedicht. Onmiddellijk verschijnt het hele gedicht, dat uit twee coupletten bestaat, waarvan het tweede luidt: No more to chiefs and ladies bright, The harp of Tara swells; The chord alone, that breaks at night, Its tale of ruin tells. Thus Freedom now so seldom wakes, The only throb she gives Is when some heart indignant breaks, To show that still she lives. 6

11 Uit de toelichting blijkt dat de auteur, de Ierse dichter Thomas Moore, het gedicht in de eerste helft van de 19 e eeuw schreef als een oproep naar vrijheid van de Britse overheersing, waarbij de harp de Ierse ziel symboliseert en Tara het Ierse zelfbestuur. Ik toets het tweede citaat in. Het blijkt een fragment te zijn uit het vertaalde Patterns of Childhood van de Duitse schrijfster Christina Wolf. Na wat verder surfen stuit ik op het centrale thema van de roman: Hoe zijn we geworden wat we nu zijn? Dit aan de hand van het verhaal van een volwassen vrouw die opgroeide in Nazi Duitsland. Het raadsel van het adres Wolf and Moore lijkt nu opgelost. Maar wie is de afzender, en wat heb ik te maken met de verloren ziel van Ierland en van welk deel van mijn verleden heb ik me afgesloten? Een tijd lang staar ik nog naar het geopende bericht. Ik weet niet wat ik er mee aan moet. Ondertussen is ook mijn laatste restje concentratie verdwenen. Ik pak snel mijn spullen bij elkaar, sluit het kantoor en stap in de lift. Buiten loop ik vanuit het WTC-gebouw rechtsaf het Beursplein op en steek de Coolsingel over. Ik realiseer me nu pas dat het, na maanden van druilerig en koud voorjaarsweer, plotseling volop zomer is geworden. Het is bovendien koopavond. Het centrum van Rotterdam is overspoeld door een menigte winkelend publiek, dat massaal de zomerkleding uit de kast heeft gehaald. Mijn antracietgrijze pak is een dwarse lage toon in de vrolijke kleurensymfonie. Ik vervolg stug mijn weg naar Café de Unie, waar ik al drie jaar de werkweek afsluit met een cappuccino en chocoladetaart. Bij binnenkomst word ik enthousiast begroet door de vaste serveerster. Ik verstop me achter een krant aan de langwerpige leestafel. Who are you? Ik kijk verstoord op, maar zie slechts het lachende gezicht van de serveerster die de bestelling naast me neer zet. Ik blader een half uur onbestemd door kranten en tijdschriften, maar uiteindelijk drijft een groeiende onrust me de straat op. 7

12 Who are you? Ik huiver. Eigenlijk wil ik zo snel mogelijk naar huis. Ik kies daarom voor de Blaak, waarmee ik de mensenmenigte op de Hoogstraat bewust vermijd. Maar bij Cinerama bots ik op een massa innig omarmde stelletjes die de bioscoop uitstroomt. Het zweet breekt me uit; mijn sluimerende pleinvrees komt tot een uitbarsting. Met klamme vingers frutsel ik mijn bovenste knoopje los en maak de knoop van mijn das enige centimeters wijder. De beoogde opluchting blijft uit. Ik ga over op een hoger wandeltempo, dat geleidelijk via een sukkeldrafje overgaat naar hardlopen. Vanaf het Blaakse Bos sprint ik de laatste honderd meter naar mijn appartementencomplex, waar ik bij de toegangsdeur tegen een buurman bots die net zijn hond uitlaat. Op de bovenste verdieping duw ik de sleutel nerveus in de voordeur, die even later met een klap in het slot valt. Tussen de hal en de slaapkamer vormt zich een spoor van schoenen, jasje, stropdas, overhemd, broek en sokken. Gehuld in shorts en T-shirt, beland ik met een doffe plof op het tweepersoonsbed. Minutenlang lig ik hevig transpirerend plat op mijn buik. Langzaam komt mijn ademhaling tot rust. Ik concentreer me op de wirwar van de geluiden buiten: het geruis van de auto s op de Maasboulevard, een scheepshoorn in de verte, het gelach op een terrasje. Who are you...? Met een zucht draai ik op mijn rug en sluit mijn ogen. Who are you...? Oscar van Dam, 33 jaar, controller, vrijgezel Who are YOU...!? Oscar van Dam, 33 jaar, controller, vrijgezel. Zoon van Maria van Dalen en Jan van Dam. The past is not dead 8

13 Maar mijn ouders wel. Vijf jaar geleden overleden zij kort na elkaar. Mijn moeder na een maandenlange strijd tegen kanker, mijn vader plotseling aan een hartinfarct, een paar maanden na mijn moeder. Who are YOU!? Oscar van Dam, 33 jaar, controller, vrijgezel Vrijgezel. Ik heb het nooit verder geschopt dan een hopeloze liefde op afstand tijdens mijn middelbare schooltijd. Uren, dagen, heb ik haar geholpen met wis-, natuur- en scheikunde. Hoewel ik me het tientallen keren had voorgenomen, is het hoge woord er nooit uitgekomen. Daarna was er niemand. Who are YOU!? Oscar, zoon van Jan van Dam, een ex-bakker die zich als geschoold arbeider in de Petrochemische Industrie omhoog heeft gewerkt, en van Maria Helena van Dalen, administratief medewerkster bij een... Tot mijn verbijstering kan ik de zin niet afmaken. Door het overlijden van mijn ouders is niet alleen de toegang naar mijn eigen jeugd, maar ook de geschiedenis van mijn ouders voorgoed verdwenen. Who are YOU!? Ik staar naar het witte plafond en keer terug naar mijn allereerste herinnering. Ik zit als kleuter bij mijn moeder op schoot, omringd door haar warme buik en haar armen die een tijdschrift vasthouden. Ik ben te jong om te lezen en verzin mijn eigen verhaal bij de foto s in het damesblad. Mijn moeder luistert geduldig en lacht. Dan wordt ze onrustig en zegt abrupt: Zo en nu naar buiten, net als andere kinderen. Over een uur mag je weer naar binnen. Nadat de buitendeur in het slot is gevallen, neem ik koppig plaats op de vuilnisbak die naast het kolenhok staat. Traag kruipt de kou vanuit het stalen deksel via mijn ruggenmerg omhoog en verspreidt zich over de rest van het lichaam. 9

14 Als ik ontwaak voel ik nog steeds de kilte die zich mengt met een onaangenaam hongerig gevoel. Buiten schemert het. Ik zet het licht aan en loop naar de keuken, waar ik een kant-en-klaar maaltijd in de magnetron plaats. Hoewel mijn maag gevuld is met schelvis in citroensaus, heeft de warme maaltijd de kilte niet verdreven en heb ik het gevoel niet echt gegeten te hebben. Hoe goed van smaak ze ook zijn, magnetronmaaltijden kunnen nooit het gevoel van warmte en verzadiging geven van een vers bereide maaltijd. Het appartement voelt kil en leeg aan. Ik probeer mijn stemming te verbeteren door mijn lievelingsplaat in de cd-speler te leggen: het celloconcert van Dvorčak uitgevoerd door Rostopovich. Maar anders dan gewoonlijk, word ik niet meegesleurd in het overweldigende pathos van deze bijna-symfonie, maar ketsen de tonen hard terug tegen de muren en landen met ijzige slagen op mijn trommelvliezen. Ik huiver, en verwissel Rostopovic voor het zoete geluid van Clannad, mijn favoriete Ierse Folkgroep. Gekalmeerd door de voortkabbelende harptonen loop ik naar het raam en kijk naar het perpetuum mobile van autolichten op de Maasboulevard. Ik verbaas me over de hoeveelheid mensen die op dit uur nog op weg zijn en vraag me af waar ze naartoe gaan; naar vrienden of naar huis, waar hun partner wacht. Ik voel me buitengesloten. Ik trek me terug in de slaapkamer, en verschans me half onder een dubbele deken. Een halfuur kijk ik de wereld in; BBC World, Discovery, CNN. Als ik te moe word om me op de informatiestroom te concentreren, kruip ik in foetushouding onder de dekens. Ik slaap oppervlakkig en droom onrustig. 10

15 Hoofdstuk 2 Ik word wakker met een zeurende hoofdpijn. Na een kwartier in het niemandsland tussen slapen en wakker zijn, sleep ik mezelf naar de badkamer voor een dubbele dosis paracetamol. In een wanhoopspoging om mijn bloedsomloop op gang te krijgen, sta ik minutenlang als versteend onder een kokendhete douchestraal. Vervolgens loop ik naar de bakker om met een royale greep uit het assortiment mijn stemming te verbeteren. Na het ontbijt zit ik aan de zonovergoten keukentafel en voel ik me nog steeds chagrijnig en eenzaam. Ik neem een cappuccino en probeer me op de zaterdagskrant te concentreren, maar halverwege pagina drie komen de muren op me af. Ik spuug de koffie terug in het kopje en pas tien minuten later, wanneer ik met mijn auto de Erasmusbrug oprijd, kom ik weer tot mezelf. Ik ben op de vlucht geslagen zonder te weten waarom en waar naartoe. Als ik bij de Maashaven rechtsaf sla, zie ik vanuit mijn ooghoek dat ik onderweg van de keukentafel naar de auto mijn zwemspullen uit de kast heb gegraaid. De thermometer op het dashboard staat op 28 graden Celsius. Ik besluit toe te geven aan mijn impuls en verlaat de stad in zuidwestelijke richting naar het strand. Hoewel de rust en ruimte van het strand aan de Maasvlakte lokken, versterkt de leegte van het nabije industriegebied mijn desolate stemming. Rockanje is me, ondanks het unieke duingebied, te saai en te bekakt. Op de Haringvlietdam, roept het verderop gelegen Ouddorp visioenen op van stacaravans en bonkende discotheken. Bij Goedereede word ik afgeschrikt door de lelijkste kerktoren van Nederland, die als een misplaatste totempaal boven het dorp uit steekt. Ik vlucht ijlings de Brouwersdam op. Aan het einde van de dam verminder ik mijn snelheid 11

16 als ik op een bord Delta Expo stuit. Deze tentoonstellingsruimte ligt op het voormalige werkeiland Neeltje Jans, midden op de volgende dam. Op de lagere school, zagen we op 1 februari 1978, 25 jaar na de ramp, een film over de overstroming en de Deltawerken. Ik was diep onder de indruk. Ik heb het meest ingenieuze bouwwerk, de Oosterscheldedam, nog nooit in het echt gezien. Ik besluit om er naar toe te gaan. In de Delta-Expo slenter ik door de grote, lichte ruimtes tot ik bij de filmzaal kom. De videopresentatie begint met de beelden die ik me van de lagere school herinner en eindigt met een verslag van de bouw van de dam. Ik kan er geen genoeg van krijgen, waardoor ik uiteindelijk in drie talen word voorgelicht over de strijd van het Nederlandse volk tegen het water. Als ik ruim een uur later met knipperende ogen het pand verlaat, is het al bijna vier uur. Aan het einde van de dam stap ik nog even uit en kijk, hangend over de rand van een enorme sluis, in de richting van Noord-Beveland, dat zich aan de zuidzijde van de dam bevindt. In de verte zie ik de zeilen van de boten op het Veerse Meer, met op de achtergrond de enorme kerk van Veere, die met zijn stompe, half afgemaakte toren als een mammoet oprijst tussen de Legolandhuisjes van het oude stadje. Ineens realiseer ik me dat ik hier, in het nabijgelegen dorpje Vrouwenpolder, als negenjarige met mijn ouders op vakantie was. In afwezigheid van een auto, verkenden we de omgeving per fiets: Oost- en Westkapelle, Veere, Domburg, Middelburg, Oost-Souburg en Vlissingen. Kleine en middelgrote plaatsen in het kale Zeeuwse landschap, met elkaar verbonden door een netwerk van binnendijken, geflankeerd door greppels, wilgen en iepen. In het centrum van Middelburg keken we onder de brandende zon naar het ringsteken. Boerenjongens in klederdracht die, met in de rechterhand een ijzeren speer, op de kolossale Zeeuwse trekpaarden over de kinderhoofdjes denderden. De gespannen blik op de roze gezichten geconcentreerd op de vijf centimeter grote ring die ongeveer twee meter boven de straat was opgehangen. Op iedere poging klonk gejuich of ge-oooooh vanuit de menigte, gevolgd door het uitdovende gekletter van de hoeven. In Veere bezocht ik met mijn vader de kerk, die in de steigers stond. Een slordig beschreven stuk karton aan de muur waarschuwde de bezoekers dat de beklimming van de toren op eigen risico wegens gevaar voor instorting was. We lieten ons niet afschrikken en de klim 12

17 werd beloond met een prachtig uitzicht over het stadje, dat er van bovenaf nietig uitzag. Weer beneden, werden we begroet door de echo van de hamer van een eenzame bouwvakker. Zoals hij wel vaker deed, klampte mijn vader hem aan voor een praatje. De arbeider, getooid met een blauwe alpinopet en, net als mijn vader, een sjekkie in de mondhoek, vertelde dat er door geldgebrek maar één persoon aangesteld kon worden en dat, in het huidige werktempo, de restauratie over 121 jaar voltooid zou zijn. Gedreven door die herinnering rijd ik nog even snel via de smalle dijk langs het Veerse Meer naar het stadje. Ondanks het mooie weer ligt Veere er vrijwel verlaten bij, waardoor ik direct bij de kerk kan parkeren. Binnen blijkt dat beklimmen van de toren nog steeds op eigen risico is en ook de steigers zijn er nog. Rondzwervend door het middenschip hoor ik in gedachten het geklop van de bouwvakker. Uit respect voor hem, voor mijn vader en al die andere arbeiders die hun ruggen krom gewerkt hebben, laat ik bij het verlaten van de kerk een briefje van honderd in de collectebus glijden. Buiten stuurt een knagend hongergevoel me nog snel de Markt op, waar de bakker al bezig is met het opruimen van zijn winkel. We kochten hier amandelbroodjes. Waarschijnlijk uit nostalgie, bezocht mijn vader onderweg alle warme bakkers en knoopte een praatje met de bakker of diens vrouw aan. Hij kon het dan niet laten om aan het eind van zo n gesprekje één van zijn bakkersgeheimen prijs te geven. In Veere gaf hij het advies om, naast citroenrasp, ook amaretto-aroma door de amandelspijs te doen. Een paar dagen later kon hij tot zijn voldoening vaststellen dat zijn raad inderdaad was opgevolgd. Ik koop de laatste zes amandelbroodjes. Ik laat mijn auto achter op de parkeerplaats naast camping Oranjezon, waar wij tijdens onze vakantie verbleven, en loop via het pad door de duinen naar het brede strand. De uittocht van de strandgasten die het avondeten van zes uur nog willen halen is inmiddels in volle gang. Ik vraag me af of het niet te koud is geworden. De gedachte dat de zwakkere namiddagzon waarschijnlijk beter is voor mijn weinig beproefde huid overtuigt me van het tegendeel. Ik nestel me op een rustige plek achter de eerste duinenrij. Eigenlijk heb ik weinig zin om te zwemmen. Maar om ruim 100 kilometer af te leggen naar een strand, zonder de zee in te gaan 13

18 Binnen vijf minuten loop ik klappertandend terug naar mijn handdoek. Terwijl ik langzaam opdroog in de aangename namiddagzon concentreer ik me op het ruisen van de branding. Als ik mijn ogen weer open, schemert het licht. Mijn maag rommelt en ik heb het nog steeds niet warm. Ik maak een draai naar rechts voor een hap uit één van de resterende amandelbroodjes. Op enige afstand kijkt een jonge vrouw geamuseerd toe hoe ik de kruimelende zoetigheid naar binnen werk. Aanvankelijk doe ik of ik haar niet opmerk, maar met tussenpozen kijk ik steeds vluchtig in haar richting. Ze is gespierd en haar gebronsde huid laat zich moeilijk rijmen met het slechte weer van de laatste maanden. Haar gezicht is ovaal en omgeven door dik golvend goudblond haar dat eindigt in een vlecht, die tot halverwege de rug reikt. Ik voel me ongemakkelijk onder de indringende aandacht en concentreer me op een tweede amandelbroodje. Omdat zij onverstoord in mijn richting blijft kijken, verander ik van tactiek en houd de zak met amandelbroodjes uitnodigend in haar richting. Ze antwoordt met een lichte knik naar de duinen schuin achter haar en loopt langzaam in de aangeduide richting. Ik haal opgelucht adem. Na een paar passen draait ze zich weer om en knikt nogmaals, maar nu met meer nadruk. Zonder te weten waarom, sta ik op en volg haar. Al snel kost het me moeite om haar te volgen. Ik fixeer mijn blik op haar voeten, die zich bij iedere pas kort van de leren slippers verwijderen. Het is halfdonker wanneer we bij een kleine duinvallei komen waar een kampvuur is aangelegd. Met een handgebaar word ik uitgenodigd om te gaan zitten op het picknickkleed dat naast het vuur ligt, en wijst zij naar een bidon die naast het klaarliggende brandhout staat. Ik bedank met een knik en neem een paar flinke teugen van het vocht, dat een verfrissende, lichtzoete kruidensmaak heeft. Ondertussen legt de vrouw een paar nieuwe blokken op het vuur, waardoor de vlammen hoog oplaaien. Dan pakt ze een gloeiende spaander uit het vuur die zij met een speels gebaar in mijn richting werpt. Ik vang het op, bekijk het aandachtig, doof het vuur en steek het in de achterzak van mijn zwembroek. Een kleine windvlaag jaagt rook en hitte in mijn gezicht. Als ik mijn ogen weer open, planten tien vingers zich krachtig op de harde spieren tussen mijn nek en schouders en zetten zich nadrukkelijk masserend in beweging. Ik ril hevig, maar het kneden gaat 14

19 onverstoorbaar door, waardoor er vanuit mijn schouders een warme gloed naar beneden zakt. Langzaam verbrokkelt het ijskoude harnas van jarenlange gestolde emoties. De handen bewegen zich in een steeds grotere afstand van mijn schouders, waardoor het gevoel van ontspanning overgaat in opwinding. Als ik me langzaam opricht sturen haar handen mijn zwembroek met vloeiende beweging in de richting van haar jurk, die al in het zand ligt. Nadat we elkaar minutenlang zwijgend hebben aangekeken, word ik met een zachte beweging naar het kleed getrokken. Strelend verkennen we elkaar, totdat alle bewegingen tot stilstand komen. Ik duizel. In haar schoot voel ik een lichte weerstand. Mijn aarzeling wordt beantwoord door een vastberaden knik. Terwijl alles om me heen begint te draaien span ik mijn dijen en voel hoe mijn schaambeen hard in de hals van het plotseling remmende paard wordt gedrukt. Mijn evenwicht herstellend, zie ik dat het dier gestopt is voor een kleine afgrond, die grenst aan een open plek die zich enige meters lager in het bos aftekent. Met een dof gevoel in mijn kruis stijg ik af en bind het paard vast aan een boom even achter de plek waar we tot stilstand zijn gekomen. Voorzichtig loop ik terug en kniel om het dal beter te bekijken. De open plek in het bos wordt aan de linkerkant gemarkeerd door een kleine rots waaruit water stroomt. Iets rechts van het midden staat een oeroude eik waarvan de bladeren een frisgroene kleur hebben. Hoewel er niemand te bekennen is, ligt er tussen de eik en de rots een kampvuur. Aan de voet van de enorme boom staat een merkwaardige, met mos bedekte tafel met een X-vormig blad. Een grote zwarte raaf strijkt neer op de onderste tak van de machtige boom. De stilte wordt verbroken door een snerpend geluid, dat langzaam dichterbij komt, totdat de muziek zich plotseling losrukt uit de dempende werking van het bos. Een kleine menigte verspreidt zich langzaam in een halve cirkel over de open ruimte. Kort daarop wordt de open plek betreden door een oude man met een lange grijze baard, gevolgd door vijf jonge vrouwen in lange vormloze jurken. De grijsaard heeft een half kaal geschoren hoofd en is gehuld in een wijde mantel. Hij maakt een lichte buiging naar de muzikanten. De muziek valt stil en ook de omstanders zwijgen. Een indrukkwekkende persoon treedt naar voren. Hij is groot, gespierd en met een grote dos rood golvend haar. Zijn stem 15

20 verheffend, richt hij zich tot de voorste vrouw van het groepje in een taal die ik niet herken. Tijdens de stilte die volgt kijkt de jonge, roodharige vrouw hem seconden lang strak in de ogen, maakt een sierlijke buiging en werpt haar gewaad met een ferme beweging in het vuur, dat met een onmiddellijke steekvlam reageert. Onder een oorverdovend lawaai van muziek en aanmoedigend gejoel loopt de naakte vrouw met een vastberaden tred naar de tafel. Met een steeds zwaarder wordend gevoel in mijn maag, zie ik hoe de vrouw gespreid op haar rug op de tafel gaat liggen. Twee helpers binden haar polsen vast aan de uiteinden van de tafel. De man met de grijze baard kijkt nu in mijn richting en maakt met een korte knik duidelijk dat ik naar voren moet komen. Ik schrik, maar ik doe wat er van me verwacht wordt. Mijn vragende blik wordt beantwoord met een subtiele handbeweging in de richting van de tafel, waar ik me tussen de gespreide benen van de vrouw opstel. Het nerveuze gefriemel waarmee ik mijn riem losmaak ontlokt een flauwe glimlach bij haar. Enigszins gegeneerd door de geïnteresseerde blikken van de omstanders, bedek ik haar onderlichaam met mijn mantel. Als ik met een heftige heupbeweging bij haar binnendring, blijft de jonge vrouw roerloos liggen. Ik aarzel en beweeg me langzaam naar achteren, maar naar mate ik me verder verwijder, word ik steeds krachtiger teruggezogen, waardoor mijn schaambeen uiteindelijk met een lichte kreun weer op die van haar belandt. Meteen waag ik een nieuwe, krachtigere poging om me aan haar te onttrekken. Tevergeefs. Het zweet breekt me uit en ik probeer het opnieuw en opnieuw. Maar hoe heftiger mijn terugtrekkende beweging, hoe groter de omgekeerde kracht is. Uiteindelijk sta ik hevig hijgend en trillend op mijn benen over haar heen gebogen. Seconden lang kijken we elkaar strak in de ogen. Ik span mijn dijen, maar ook deze poging wordt krachtig gesmoord, waarna alle weerstand breekt. Mijn zaad vloeit weg tussen haar heupen en ik zak krachteloos door mijn knieën. Als ik mijn ogen weer open kijk ik...in het felle licht van de zon die net boven de duin is verschenen. Ik schiet overeind en kijk een tijd lang verdwaasd om me heen. Traag komen de beelden van de vrouw bij het kampvuur terug, maar de herinnering stopt bij het moment waarop onze lichamen samenkwamen. Ik heb geen idee hoe ik weer terug op mijn handdoek ben gekomen. 16

21 Ik sta op en loop in dezelfde richting als gisteravond, maar door de geringe variatie in het landschap verdwaal ik al snel. Ik dool een uur lang rond, voordat ik naar de ruisende zee loop en langs de vloedlijn noordwaarts trek. Als ik het naaktstrand tussen Vrouwenpolder en Oostkapelle bereik, ontdoen de eerste vroege badgasten zich daar van hun kleding. De angst om voor gluurder door te gaan is sterker dan mijn gevoel van schaamte, dus stem ik mijn kleding af op mijn omgeving. Transpirerend onder de blikken van de vreemdelingen, overbrug ik de laatste honderd meter tot het pad dat naar de parkeerplaats leidt. Opgelucht trek ik mijn zwembroek weer aan en loop terug naar mijn standplaats, waar ik snel mijn gewone kleren weer aantrek. Als ik mijn zwembroek in de tas doe, valt er een donker voorwerp uit de achterzak. Mijn hart slaat een paar slagen over bij het zien van de verkoolde rest van de spaander die ik de avond daarvoor bij het kampvuur kreeg toegeworpen. 17

22 Hoofdstuk 3 Die avond heb ik een afspraak met Frits, een vriend uit mijn middelbare schooltijd. De vriendschap is ontstaan vanuit twee tegenpolen die elkaar aantrekken: de linkse alternatieveling en de conservatief. Omdat ik me bepaald niet schaamde voor mijn rechtse sympathieën, was ik niet populair bij mijn leeftijdsgenoten, terwijl Frits daarentegen altijd een groep volgelingen om zich heen had. Onze vriendschap begon toen Frits, bij wijze van uitzondering, op een middag alleen in de aula zat. Hij was slechts vergezeld door de folkgitaar die hij altijd met zich meesleepte. Zoals vaak tijdens pauzes zong hij Engelstalige protestliederen. Ik ging twee tafels verderop zitten. Tijdens een muzikaal intermezzo werd ik tot mijn verbazing door hem aangesproken: Zo, sinds wanneer ben jij geïnteresseerd in linkse muziek? Ach, die muziek is best aardig; op de tekst heb ik verder niet zo gelet. Wat is het eigenlijk? Bob Dylan, Mr. Tamborine Man Wie is de zanger en wie is het lied? Kom een keer thuis bij me langs, dan vertel ik je er onder een goed glas bier meer over. Klinkt misschien vreemd, maar ik drink geen alcohol. Ook goed. Vrijdagavond om acht uur? Op de afgesproken tijd werd ik aan de deur bij Frits verwelkomd door zijn vader. Het was een goedlachse man met een verlopen hippieuiterlijk. Na een verwoestende handdruk Joop, aangenaam! - volgde een korte draai naar het trapgat en een bulderend: Frits, de voorzitter van de Jonge Liberalen maakt zijn opwachting! 18

23 Frits had mijn komst al aangekondigd. Desondanks klonk de opmerking eerder humoristisch dan kwaad bedoeld. Vrijwel onmiddellijk klonk de stem van Frits, die veel op die van zijn vader leek, vanaf de zolder: Stuur maar door!. Halverwege de zoldertrap kwam ik met mijn hoofd in een dikke vanillewolk, die zich vanuit de tabakspijp van Frits over de bovenste etage bleek te verspreiden. Nee maar, een bourgeoisiepijp! Keurig gekocht in de wereldwinkel. Geproduceerd door een coöperatie van kleine boertjes in Bolivia, die omgeschakeld zijn van de cocateelt. Verantwoord genot dus. Ga zitten en maak het je gemakkelijk. Leg gerust je benen op de bank. Tussen twee oude tweezitbanken stond een oude, langwerpige salontafel die bezaaid was met stapels muziekboeken, divers rookgerei en een grote hoeveelheid gitaarattributen. Let overigens niet op mijn pa. Sinds zijn gloriedagen bij de Maagdenhuisbezetting is hij stil blijven staan. Als uitgerangeerd wetenschappelijk medewerker van de sociale faculteit van de Erasmus Universiteit in Rotterdam met riante wachtgeldregeling, brengt hij zijn dagen voornamelijk door met de verzorging van de hennepplanten in de kas van zijn volkstuintje. Wat kan ik je aanbieden: appel- of sinaasappelsap? IJsblokjes vind je in de koelkast beneden. Ik koos appelsap en zelf nam hij een glas donker bier. Schaak je? Ja, soms Goed, kunnen we meteen eens zien of de contrarevolutionairen wérkelijk zo slim zijn. Hierop maakte Frits de minimaal benodigde ruimte op de tafel vrij en plaatste een oud schaakspel op tafel. Nog van mijn overgrootvader geweest, jij mag wit. Binnen tien zetten stond ik totaal verloren. Op mijn ontdane blik, volgde een verontschuldigend: Tot mijn twaalfde was ik een fanatieke schaker. Uiteindelijk boeide me het niet meer en ben ik gitaar gaan spelen. Bob Dylan heeft toch meer uitstraling dan Ome Jan die zijn neefje leert schaken. 19

24 De dramatisch verlopen schaakpartij was de eerste van een lange reeks. Nooit won ik, tenzij Frits meer dan een fles wijn op had. Omringd door vanillewolken, bespraken we onze liefdesperikelen, waarbij Frits veel meer te melden had. Daarnaast ging het over de generatieconflicten thuis en de toestand in de wereld. Vrijwel altijd vonden de ontmoetingen plaats op de zolder van Frits. Behalve dat deze meer privacy bood dan mijn centraal gelegen slaapkamer, viel ik bij zijn ouders beter in de smaak dan omgekeerd. In de loop van de tijd werden we volwassen en verdwenen de scherpe randjes van onze maatschappelijke opvattingen. Aan het einde van onze middelbare schooltijd scheidden onze wegen zich toen ik naar de Hogere Economische School in Rotterdam ging en Frits zich in Utrecht op een studie Culturele Antropologie en de kraakbeweging stortte. Na twee jaar in Utrecht kreeg Frits plotseling genoeg van het softe gedoe zonder uitzicht op een fatsoenlijke baan en besloot hij, tot ontzetting van zijn vader, niet alleen Nederlands Recht aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam te gaan studeren, maar ook actief te worden in het Rotterdamsch Studenten Corps. Vanuit antropologisch gezichtspunt, veruit de meest interessante studentenvereniging, was zijn reactie op mijn verbaasde blik toen hij me dit alles vertelde. Na zijn studie kwam Frits via een vriendje uit het RSC terecht op een gerenommeerd advocatenkantoor, waar hij zich specialiseerde in strafrecht. Toen hij daar de kneepjes van het vak had geleerd, begon hij na een paar jaar zelfstandig. Dat had volgens hem het voordeel dat hij dan tenminste zijn roes kon uitslapen zonder gezeik aan zijn hoofd. Daarna maakte hij een bliksemcarrière als strafpleiter voor de échte zware jongens. Door zijn royale tariefstelling levert Frits, volgens eigen zeggen, een substantiële bijdrage aan het overhevelen van fondsen uit de informele sector naar de witte economie. Bovendien zorgt dit voor een forse verlaging van de uitgaven aan het gevangeniswezen, waardoor de overheid meer geld kan besteden aan leuke dingen voor linkse mensen. Geen sprake van verloochening van zijn oude principes, dus. De praktijkwoning van Frits, die aan de Voorhaven in Delfshaven ligt, is een stijlvol gerenoveerd symbool van de Nederlandse koloniale onderdrukking, zoals pa Joop altijd moppert als hij op bezoek komt. Omdat ik mijn handen vol heb met bloemen en wijn, kost het me moeite om de trekbel in beweging te brengen. Daarna blijft het een tijd stil en 20

25 net wanneer ik de wijn op de drempel wil zetten om een harde ruk aan de bel te geven, zwaait de deur open. Welkom, heer Van Dam, buldert het door de gang op een manier die doet denken aan de luidruchtige begroetingen van zijn vader. Ik zal meteen koffie zetten; cappuccino neem ik aan. Daarop loopt Frits naar de keuken en maak ik ondertussen een ronde langs de Romeinse voorwerpen die een groot deel van de woonkamer in bezit hebben genomen. Al sinds zijn pacifistische middelbare schooltijd is Frits een fanatieke verzamelaar van alles wat met de Romeinse veldheren te maken heeft. Aanvankelijk behielp hij zich met boekjes uit het antiquariaat van de Slegte, maar met de spectaculaire groei van zijn inkomen nam ook de omvang en kwaliteit van de collectie snel toe. Het onbetwiste pronkstuk is een marmeren borstbeeld van Nero, dat prominent op de schoorsteenmantel staat. In de boekenkast, waar met name veel literaire thrillers staan, is een aparte sectie ingeruimd voor bijzondere publicaties over de Romeinse tijd. Net wanneer ik een nieuwe uitgave over het leven van keizer Caligua uit de kast wil pakken, sloft Frits met het dienblad de kamer binnen. Zo, ben je klaar voor de strijd? Hij knikt naar de sandelhouten schaakstukken op het schaaktafeltje, dat tussen twee libertyfauteuils bij de open haard staat. Nog steeds spelen we minimaal één partij schaak tijdens onze ontmoetingen. Is Judith er niet? vraag ik, wijzend naar de grote bos bloemen die ik op de eettafel heb achtergelaten. Oh die zit een weekend op de Maagdeneilanden voor een fotosessie voor Vogue. Een mooie vrouw heb je nooit alleen, zeker niet als ze ook nog fotomodel is. Het schaakspel eindigt dit keer binnen een half uur, als Frits via een vlotte combinatie schaakmat komt te staan. De mond van Frits valt langzaam open van verbazing: En dat zonder dat ik een druppel gedronken heb Revanche! Tijdens de tweede partij neemt Frits uitgebreid de tijd om een herhaling van het debacle te voorkomen. Echter, na twee uur spelen overziet hij niet de gevolgen van een gewiekst damesoffer. Vier zetten later staat hij totaal verloren. Met een verwilderde blik schakelt hij enige minuten tussen de verloren stelling en de grijns op mijn gezicht. Heb ik iets gemist? Heb jij een spoedcursus schaken gevolgd? 21

26 Nee, geen tijd voor. Hoezo geen tijd? Je gaat me toch niet zeggen dat je tegenwoordig alleen nog maar slaapt en werkt? Dat brengt me overigens meteen op een ander onderwerp: het wordt tijd dat jij eens aan de vrouw komt. Judith heeft een nieuwe vriendin, die ook vrijgezel is. Ze heeft voorgesteld om volgende week met zijn vieren uit eten te gaan. Ik vrees dat je aanbod te laat komt. Terwijl Frits me verbaasd aankijkt, geef ik een gedetailleerd verslag van mijn belevenissen van de afgelopen 30 uur. Als ik klaar ben, werpt Frits een begrijpende knik op het schaakbord. Wass die Liebe nicht alles macht! Nou ja, was het maar zo simpel Als gesjeesde antropoloog interesseert dat ritueel me natuurlijk meer dan die vrijpartij in de duinen. Het is wel zonderling dat je juist op dat moment zo n visioen krijgt. Weet je zeker dat je het niet allemaal gedroomd hebt? Absoluut. Bij dat ritueel moet ik in eerste instantie aan de Kelten denken. De eik was voor hen een heilige boom, en ook bronnen waren heilig. Het half kaal geschoren hoofd was typisch voor de druïden. De Ierse monniken, vaak ex-druïden, behielden dit kapsel. In het eerste millennium leidde dit tot grote ergernis van de kerk in Rome. Ook het rode haar wijst op Ierland. Wat weet jij eigenlijk van de Kelten? Door mijn Romeinse hobby, ben ik regelmatig op de Kelten gestuit. Ze waren de grote tegenstanders van de Romeinen. Daarnaast heeft een oude studievriend me er het een en ander over verteld. Maar goed, ik dwaal af. Er valt een stilte waarin Frits een pijp stopt en minutenlang peinzend voor zich uitstaart. Wat ik niet begrijp is, hoe zo n nauwkeurige beschrijving van een waarschijnlijk Keltische setting op je netvlies is gekomen. Ooit wat op Discovery Channel of National Geographic over de Kelten gezien? Niet dat ik me herinner... Ik vrees dat ik je verder weinig kan helpen. Ik probeer nog wel wat bronnen na te trekken. Als ik wat vind, laat ik het je wel weten. 22

27 De rest van de avond nemen we, traditiegetrouw, de laatste maatschappelijke ontwikkelingen door, waarbij ik ondertussen de progressievere standpunten verdedig. Om half twee rijd ik huiswaarts, nog nagenietend van de twee gewonnen schaakpartijen. Thuisgekomen, heb ik geen zin om meteen te gaan slapen. Na snel een kop thee gemaakt te hebben, zet ik de radio aan. De nachtradio, die afgestemd lijkt op een publiek dat moeilijk de slaap kan vatten, bespreekt de ervaringen van mensen die kort geleden een familielid hebben verloren. Tijdens een muzikaal intermezzo drijven mijn gedachten af naar de avond waarop ik aan het sterfbed van mijn moeder zat. Het was een woensdagavond, Sinterklaas nota bene. De vrijdag daarvoor was ze langzaam weggezakt in een morfinesluier waaruit ze niet meer zou ontwaken. Meewarig keek ik naar de schim in het bed. De stevige, voortvarende vrouw die voor iedereen klaarstond, was door de ziekte verworden tot een met vel overtrokken geraamte. De zondag daarvoor kwam ze nog één keer kermend van de pijn uit haar roes. De opgetrommelde huisarts heeft vanaf dat moment de dosis morfine geleidelijk opgevoerd. Een uur geleden stond hij, triest het hoofd schuddend, weer bij het bed. Hij bekende dat hij s morgens een dosis had gegeven die normaal gesproken dodelijk geweest zou zijn. Nog maar een keer, was zijn korte commentaar, waarna hij met een mismoedige blik verdween. Om uitdroging en onnodig lijden te verkomen, werd er met regelmatige tussenpozen, met behulp van een doorweekt watje, wat water in de mond van mijn moeder gedept. Hoewel ik er vanuit ging dat ze buiten bewustzijn was, vroeg ik of ze nog wat water wilde. Tot mijn verbijstering reageerde ze met een lichte beweging van de wenkbrauwen. Omdat ik mijn eigen waarneming niet vertrouwde, herhaalde ik de vraag, waarop de wenkbrauwen opnieuw bewogen. Kort daarop zakte ze weer weg. Hoewel ik meer dan twintig jaar in het huis van mijn ouders woonde, zijn ze eigenlijk vreemden voor me gebleven. Door hun vroege dood heb ik geen kans gehad om met mijn ouders over hun verleden te praten. Mijn vader was een gesloten boek die, los van wat grappige anekdotes, 23

28 nooit terugkeek in de tijd. Mijn moeder was wat spraakzamer, maar mijn herinneringen zijn vaag. Met gesloten ogen probeer ik de fragmenten die ze over haar jeugd heeft verteld, tot leven te wekken. Mijn moeders vader was een joviale kerel, die in zijn vijftien jaar als scheepskok de hele wereld heeft afgereisd. Hij stierf toen ik acht was. Een schat aan avontuurlijke verhalen vervlogen in de rook van zijn sigaren die hij over mijn hoofd uitblies als ik bij hem op schoot in zijn liberty fauteuil zat. Mijn oma was zijn tegenpool. Ze was streng calvinistisch en ze had geen gemakkelijk leven. Haar eerste kind stierf na enkele dagen en daarna volgden drie miskramen. Een straf van God met uiteindelijk mijn moeder als troostprijs. De opvoeding van mijn moeder was strikt. Ze ging naar een gereformeerde school in Amsterdam waar de kinderen stil, rechtop en met de armen stijf over elkaar naar de juf of meester moesten luisteren. De zondagen waren gevuld met drie sobere maaltijden met daar tussen twee kerkgangen. Een leven in de gereformeerde zuil. Ondanks, of misschien juist dankzij de beklemming die daar het gevolg van was, had ze de zucht naar vrijheid en avontuur van haar vader. Toen zij onderweg naar school een flinke hoeveelheid distels met uitgebloeide bloemen tegenkwam, verzamelde ze deze en deelde ze uit onder haar klasgenootjes. Haar handwerkjuf was een strenggereformeerde dame met een grote knoet in het haar. Aangemoedigd door mijn moeder hebben alle meisjes, toen ze naar voren moesten komen om hun werkje te laten zien, ongemerkt een distelbloem in het haar geplant. Toen het uitkwam werd mijn moeder gelijk verraden en naar de hoofdmeester gestuurd, die, bij het horen van het verhaal, zich snel omdraaide om zijn lachen te verbergen. Als straf moest ze tien sokken breien. Met een vriendin keek ze vaak stiekem naar de uitvaarten op de katholieke begraafplaats. Ze was gefascineerd door de mooie kleren, de wierrook en de kwasten met wijwater. Haar moeder is er nooit achter gekomen, anders had de kachelpook gezwaaid. Over haar puberteit en adolescentie weet ik niets. Op de dag van haar eenentwintigste verjaardag, verliet ze op stel en sprong het ouderlijk huis en verbrak het contact met haar ouders. De reden is me niet bekend, ik weet alleen dat de relatie pas weer bij mijn geboorte hersteld is. Het enige wat ze er ooit over losgelaten heeft was een referentie naar de 24