Inleiding. Handvest van toezicht Inspectie Kind & Gezinsectoren. Inhoud. Inleiding. Hoofdstuk 1 De bevoegdheid en opdracht van Inspectie

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Inleiding. Handvest van toezicht Inspectie Kind & Gezinsectoren. Inhoud. Inleiding. Hoofdstuk 1 De bevoegdheid en opdracht van Inspectie"

Transcriptie

1 Agentschap Inspectie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Afdeling Gehandicaptenzorg en Kind & Gezin Koning Albert II- laan 35, bus 31, 1030 Brussel Tel Fax inspectie@wvg.vlaanderen.be Handvest van toezicht Inspectie Kind & Gezinsectoren Inhoud Inleiding Hoofdstuk 1 De bevoegdheid en opdracht van Inspectie - Waar haalt Inspectie haar bevoegdheid en opdracht vandaan? - Wat betekent dit inzake doelgroep? - Wat betekent controle, toetsen, checken, vaststellen? Hoofdstuk 2 Relatie van Inspectie met Kind & Gezin Hoofdstuk 3 Planning Inspectie Hoofdstuk 4 Kwaliteitsgaranties Hoofdstuk 5 Openbaarheid van Bestuur Hoofdstuk 6 Vragen, Opmerkingen, Klachten Inleiding 1

2 Via het Handvest van toezicht willen we de inspectiewerkwijze van de IVA Inspectie verduidelijken voor zover deze betrekking heeft op de voorzieningen die ressorteren onder Kind & Gezin. Alle initiatieven die erkend zijn door Kind en Gezin en die onder toezicht staan (attest van toezicht) van Kind en Gezin, krijgen te maken met Inspectie. Ook initiatieven die zich bij Kind en Gezin enkel melden, kunnen het bezoek krijgen van een inspectieambtenaar. De ouders, de overheid en de maatschappij als geheel hebben verwachtingen ten aanzien van het optreden van Inspectie in deze voorzieningen. De ouders verwachten dat ze een beroep kunnen doen op initiatieven die hen garanties bieden inzake de kwaliteit van de aangeboden dienstverlening en die zo goed mogelijk kunnen ingaan op hun vragen. De overheid en de maatschappij verwachten dat het optreden van Inspectie efficiënt gebeurt en bijdraagt tot een dienstverlening in initiatieven die voldoen aan een aantal basisvereisten van veiligheid, gezondheid, pedagogische werking enz. Deze vereisten zijn opgenomen in de regelgeving, die voor elke sector van voorzieningen, gehanteerd wordt. Ten aanzien van al deze verwachtingen, is Inspectie niet de enige partij. Zij maakt deel uit van een groter geheel, waartoe ook de administratie van Kind en Gezin, de initiatieven zelf, de kinderen en de ouders behoren. Het is echter niet te betwisten dat het optreden van Inspectie zeer zichtbaar is. Vandaar het belang dat Inspectie hecht aan een grote openheid over haar werkwijze. De tekst heeft drie bedoelingen: 1. inzicht bieden in hetgeen van Inspectie kan verwacht worden en wat niet 2. inzicht geven in de wijze waarop Inspectie haar optreden organiseert en regelt 3. informeren over de kwaliteitsgaranties die Inspectie biedt over haar eigen werkwijze, omdat we er van overtuigd zijn dat Inspectie zelf ook moet getuigen van een zeer grote zorg voor de kwaliteit van haar eigen optreden. Deze tekst is bedoeld voor een ruim bereik: eigen medewerkers, samenwerkende entiteiten, voorzieningen en ouders. 2

3 Hoofdstuk 1 De bevoegdheid en opdracht van Inspectie Waar haalt Inspectie haar bevoegdheid en opdracht vandaan? De bevoegdheid en de taken van de IVA Inspectie zijn opgenomen in het Besluit van de Vlaamse Regering van 26 maart 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap Inspectie (art. 2 en 3). Voor de concrete formulering verwijzen we naar dit besluit in bijlage. Daarnaast is de bevoegdheid van inspectie opgenomen in de sectoriële regelgevingen. Inspectie brengt bezoeken ter plaatse in de initiatieven, verzamelt gegevens over de werking van een initiatief en formuleert een advies over de mogelijkheid tot erkenning of het verlenen van een attest van toezicht. Inspectie volgt de bestaande initiatieven ook verder op. Het uitgangspunt voor het handelen van de inspectiedienst is altijd de regelgeving die voor elk van de verschillende soorten voorzieningen van toepassing is. Wat betekent dit inzake doelgroep? Inspectie heeft in feite drie groepen gebruikers: de kinderen en ouders die gebruik maken van de initiatieven, de initiatieven zelf en Kind en Gezin. Voor de kinderen en ouders die gebruik maken van de initiatieven, betekent de erkenning of het attest van toezicht van Kind en Gezin heel wat. Het is een aanduiding dat de wijze waarop het initiatief werkt, voldoet aan de regelgeving en de richtlijnen die de overheid bepaald heeft. De inspectie gaat ter plaatse in de initiatieven na, of aan deze regelgeving of richtlijnen voldaan wordt. Ouders kunnen in het kader van de openbaarheid van bestuur inspectieverslagen opvragen en nagaan aan welke elementen van de regelgeving een voorziening al dan niet voldoet (zie verder). Voor ouders kan het eveneens belangrijk zijn te weten of hun voorziening erkend of geattesteerd is. Deze kinderopvangvoorzieningen kunnen immers fiscale attesten uitreiken. Dit is niet zo voor enkel gemelde voorzieningen Ook kunnen ouders, indien zij ontevreden zijn en onvoldoende gehoor vinden in de voorziening klacht indienen bij de klachtendienst van Kind & Gezin. Deze klachtendienst kan dan een inspectieopdracht geven aan Inspectie om de klacht te onderzoeken op voorwaarde dat de klacht kan gelinkt worden aan één of meerdere artikels uit de regelgeving. Inspectie zal dan deze klacht onderzoeken. Voor de initiatieven zelf, is de inspectie een onderdeel van de procedure die kan leiden tot een erkenning of een attest van toezicht, tot de verlenging van de erkenning of een attest van toezicht, tot een capaciteitsuitbreiding of tot een beperkende maatregel (capaciteitsvermindering of intrekking) van de erkenning of een attest van toezicht. Onder initiatieven verstaan we hier de door Kind & Gezin erkende kinderopvang sectoren met name kinderdagverblijven, diensten voor onthaalouders en initiatieven voor buitenschoolse opvang; de door Kind & Gezin geattesteerde kinderopvangvoorzieningen met name zelfstandige onthaalouders, minicrèches en zelfstandige kinderdagverblijven. 3

4 Verder gaat het hier ook om de voorzieningen uit de adoptiesector, de centra kinderzorg en gezinsondersteuning, de vertrouwenscentra kindermishandeling en de diensten voor gezinsondersteunende pleegzorg. In de enkel gemelde initiatieven voor kinderopvang beperkt het optreden van Inspectie zich tot het onderzoeken van klachten, doorgegeven door de klachtendienst van Kind & Gezin. Deze inspecties gebeuren aan de hand van de grondrechten die het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind ter zake aanreikt. Deze werkwijze vindt haar oorsprong in het statuut van deze initiatieven: Het Besluit van de Vlaamse Regering houdende de regeling van de melding bepaalt dat elk initiatief dat aan kinderopvang doet zich moet melden bij Kind & Gezin. Indien deze voorzieningen geen aanvraag doen voor een attest van toezicht of indien er na een aanvraag een negatieve beslissing volgt maar de werking toch voortgezet wordt, behoren deze voorzieningen tot de gemelde initiatieven. Deze initiatieven vallen niet onder de voorwaarden die gekoppeld zijn aan een attest van toezicht en kunnen ook geen fiscale attesten uitreiken. Voor projecten en experimenten die onder Kind & Gezin vallen kan Inspectie eveneens een inspectieopdracht krijgen waarbij de naleving van de afgesloten overeenkomst tussen Kind & Gezin en het project of experiment wordt nagegaan. Consultatiebureaus voor het Jonge Kind worden enkel geïnspecteerd in functie van de accommodatie. Naar Kind en Gezin toe, moet Inspectie voldoende informatie bieden over de werking van een initiatief om een beslissing over de erkenning of het attest van toezicht mogelijk te maken (zie verder: relatie van de inspectie met Kind en Gezin). Wat betekent controleren, toetsen, checken, vaststellen? Inspectie kijkt na of de voorziening voldoet aan de basiskwaliteit. Belangrijk hierbij is dat Inspectie nagaat of deze basiskwaliteit geen toevalligheid is, maar of er wel degelijk voorzorgen genomen zijn om deze basiskwaliteit blijvend te kunnen garanderen. De basiskwaliteit wordt bepaald door de geldende regelgeving. Voor de gesubsidieerde sectoren gaat dit om het Ministerieel besluit inzake de kwaliteitszorg en de besluiten van de Vlaamse Regering inzake de erkenningsvoorwaarden; voor de zelfstandige sectoren gaat dit om de Besluiten van de Vlaamse Regering inzake de voorwaarden voor het attest van toezicht. De basis voor het inspecteren van gemelde voorzieningen en projecten en experimenten is hierboven reeds aangehaald. De concrete regelgevingen kunnen opgezocht worden op de website van Kind & Gezin ( en op de website Juriwel ( Wat betekent dit nu concreet? Inspectie gaat ter plaatse in de voorziening nakijken of de werking overeenstemt met de geldende regelgeving. Dit gebeurt aan de hand van werkdocumenten die voor alle inspectieambtenaren dezelfde zijn en die opgemaakt zijn op basis van de artikels van de regelgeving. De inspectieambtenaren baseren zich tijdens hun inspectie op de gesprekken die ze voeren met de verantwoordelijke en de personeelsleden, de observatie van de activiteiten die in de voorziening doorgaan, het bezoek aan de lokalen die in verband staan met de activiteiten van het initiatief, de 4

5 inzage in de documenten die in verband staan met de activiteiten van het initiatief. Deze bevoegdheden zijn altijd beperkt tot die zaken die verband houden met hetgeen de inspectieambtenaren mogen inspecteren. Inspectie bevraagt ook de visie in een initiatief, dit met de bedoeling een zicht te krijgen op de manier waarop de werking in het initiatief georganiseerd is. Dit is een belangrijk aspect tijdens het inspectiebezoek : hier heeft de verantwoordelijke de kans om haar eigen visie, haar eigen werking voor te stellen en uit te leggen. De inspectieambtenaar bespreekt altijd de vaststellingen, met de gesprekspartner(s) in het initiatief, zowel de positieve als de negatieve, en geeft hierbij de kans vaststellingen toe te lichten, te nuanceren, verder uit te leggen. Wanneer inspectieambtenaren tekorten vaststellen, dan worden deze duidelijk verwoord en wordt aan de verantwoordelijke of de gesprekspartner gevraagd of zij/hij akkoord kan gaan met de vaststelling. De inspectieambtenaar gaat ook na of het vastgesteld tekort een eenmalig feit is of het terugkerend is of het eerder vervat zit in de dagelijkse werking van de voorziening. Vervolgens peilt de inspectieambtenaar naar de intenties van de voorziening om zich in orde te stellen met de regelgeving. De inspectieambtenaar maakt een verslag op waarin wordt genoteerd welke van de geïnspecteerde elementen in orde zijn en welke niet, en dit steeds door de werkwijze van de voorziening af te wegen ten aanzien van de geldende regelgeving. Voor de tekorten wordt de reden genoteerd waarom het element niet voldoet aan de regelgeving. Ook worden de intenties genoteerd die de voorziening verwoord heeft om ervoor te zorgen dat de basiskwaliteit gehaald wordt. Wanneer de gesprekspartner niet akkoord gaat over de afweging of iets in orde is of niet, dan wordt dit genoteerd in het verslag. In de conclusie van het verslag geeft de inspectieambtenaar een overzicht van de artikels die in orde zijn en die niet in orde zijn. Op basis van deze conclusie gaat hij/zij afwegen of de kwaliteit voor de kinderen voldoende gegarandeerd is. Bij deze afweging wordt onder meer nagegaan of de vastgestelde tekorten eerder een toevalligheid zijn of niet, of de tekorten kunnen opgelost worden, of de psychische en fysieke veiligheid van kinderen al dan niet in het gedrang komt. Ook de bereidheid van de gesprekspartner om zich binnen een redelijke termijn in orde te stellen speelt een rol. Afhankelijk van deze afweging volgen al dan niet nog andere stappen (voorstel tot voorwaarden, beperkend of negatief advies: zie later). Wanneer de inspectieambtenaren tijdens hun bezoek voor bepaalde dingen geen toestemming krijgen, terwijl dit toch tot hun opdracht behoort, maken zij hiervan melding in het inspectieverslag. Dit kan gevolgen hebben voor de voorziening, op het vlak van de erkenning of het attest van toezicht. Zo kan het aan de inspectieambtenaar verbieden van toegang tot de ruimtes waar kinderen opgevangen worden een belangrijk element zijn voor de afweging van het advies. Het inspectieverslag wordt ter beschikking gesteld aan Kind & Gezin en wordt opgestuurd naar de betrokken voorziening. In opdracht van Kind & Gezin of op initiatief van Inspectie kan een advies gemaakt worden op basis van het inspectieverslag (zie verder). 5

6 Wat doet Inspectie niet? Soms vragen initiatieven aan de inspectieambtenaren goede raad over een bepaald probleem. Dit behoort niet tot de bevoegdheid van Inspectie. Voor raadgevingen en tips, verwijst Inspectie wel door naar instanties binnen Kind en Gezin, die specifiek tot taak hebben de initiatieven te ondersteunen en te begeleiden. Inspectie gaat ervan uit dat initiatieven het best geplaatst zijn om oplossingen te zoeken en te vinden voor zaken die eventueel niet zouden voldoen aan de regelgeving. De aangebrachte oplossing moet immers niet alleen zorgen voor een toepassing van de regelgeving maar moet ook kunnen ingepast worden in de globale werking van het initiatief. Het is dan ook niet de rol van Inspectie om deze oplossingen naar voor te schuiven. Ook de organisatie, het beheer en de kwaliteitszorg in een voorziening behoren tot de verantwoordelijkheid van de voorziening zelf, het behoort tot de verantwoordelijkheid van het organiserend bestuur van de voorziening. Indien er geen organiserend bestuur is, is dit de opdracht van de verantwoordelijke van de voorziening. Ook hier kan Inspectie geen adviserende rol opnemen. Wanneer initiatieven vragen hebben voor de start van de werking van een voorziening worden deze doorverwezen naar Kind & Gezin. Ook krijgt Inspectie soms vragen van ouders of andere geïnteresseerden om een beoordeling te geven over bepaalde voorzieningen. Dit behoort niet tot de opdracht van Inspectie, we verwijzen hiervoor door naar de wetgeving inzake de Openbaarheid van Bestuur volgens dewelke inspectieverslagen kunnen opgevraagd worden. Hoe efficiënt de inspectie haar werk ook probeert te regelen, het zal altijd onmogelijk blijven om voortdurend toezicht uit te oefenen in elk initiatief. Op de eerste plaats is een initiatief zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van de zorg die ze verleent. De inspectie kan dus geen zekerheid garanderen dat er nooit iets kan gebeuren, ze kan alleen nakijken of de nodige maatregelen getroffen zijn opdat de kans dat er iets gebeurt zo klein mogelijk is. Andere werkwijzen m.b.t. het inspectiebezoek - De inspectieambtenaren wenden zich bij hun bezoeken altijd tot diegene die op het moment van hun bezoek de effectieve verantwoordelijkheid heeft over het initiatief. Dit betekent dat een bezoek toch kan doorgaan, ook al is de formele verantwoordelijke niet aanwezig. - De inspectieambtenaren kunnen hun bezoeken aankondigen, maar hoeven dit niet te doen. De inspectieambtenaren moeten zich wel legitimeren wanneer hen dat gevraagd wordt. Elke inspectieambtenaar beschikt over een legitimatiekaart als Inspecteur. Hoofdstuk 2 Relatie van Inspectie met Kind & Gezin 6

7 Inspectie houdt toezicht op voorzieningen die ressorteren onder Kind & Gezin. Dit betekent dat Inspectie, Kind & Gezin informeert over de vaststellingen die werden gedaan tijdens de inspectiebezoeken; dit gebeurt aan de hand van inspectieverslagen. Naast het noteren van de vaststellingen in het verslag wordt in bepaalde situaties ook een advies geformuleerd naar Kind & Gezin. Een advies wordt meestal geformuleerd in opdracht van Kind & Gezin. Dit gaat meestal samen met een aanvraag van erkenning of attest, verlenging van erkenning of attest of wanneer beperkende maatregelen overwogen worden naar aanleiding van ernstige tekortkomingen in de werking van de voorziening of wanneer er wijzigingen zijn in de modaliteiten van een voorziening (verhuis, nieuwe locatie ). Inspectie kan ook op eigen initiatief een advies formuleren. Dit gebeurt wanneer Inspectie oordeelt dat de tekorten van die aard zijn dat de kwaliteit in de voorziening onvoldoende gegarandeerd is en dat er geen garanties zijn voor een snelle en blijvende bijsturing. Het gaat hier dan steeds om een negatief advies of een advies met een beperkende maatregel zoals capaciteitsvermindering. Inspectie kan ook bij een positief advies een voorstel formuleren om voorwaarden op te leggen aan de voorziening, dit is steeds gebaseerd op de bestaande regelgeving. Wanneer bij een volgend inspectiebezoek niet voldaan is aan deze voorwaarde vergroot de kans dat een negatief advies volgt. Bij haar adviesverlening kiest Inspectie er voor het belang van het kind boven mogelijke andere belangen te plaatsen. Het advies dat Inspectie geeft aan Kind & Gezin over een voorziening heeft geen beslissende waarde. Het is een document dat door Kind & Gezin toegevoegd wordt aan het dossier. Kind & Gezin neemt beslissingen op basis van alle dossierstukken. Inspectie maakt jaarlijks een jaarrapport op over de gerealiseerde inspecties van het voorgaande jaar en bezorgt dit aan Kind & Gezin. Inspectie analyseert op geregelde tijdstippen haar vaststellingen (zowel positieve als negatieve) in alle bezochte initiatieven, om hieruit aanbevelingen te doen voor het toekomstige beleid op het vlak van de regelgeving. Hoofdstuk 3 Planning inspecties De initiatieven die erkend zijn door Kind & Gezin en de initiatieven die een attest van toezicht hebben, worden volgens vastgelegde prioriteiten geïnspecteerd. Inspectie hanteert hierbij twee kanalen: de opdrachten vanuit Kind & Gezin en de eigen planning. Inspectieopdrachten vanuit Kind & Gezin worden gegeven in functie van een aanvraag van erkenning of attest van toezicht, een verlenging van erkenning of attest van toezicht, wijzigingen in de modaliteiten van een voorziening zoals verhuis, nieuwe locatie, aanvragen financiële tegemoetkoming, opvolging van vastgestelde tekorten of bij klachten over een voorziening. 7

8 Deze opdrachten worden prioritair gepland. Deze bezoeken moeten binnen een bepaalde tijdsperiode afgewerkt zijn zodat de administratieve afhandeling van een dossier door Kind & Gezin kan gerealiseerd worden. Naast de inspectieopdrachten vanuit Kind & Gezin wordt een eigen planning opgesteld op basis van een risicoanalyse. Twee uitgangspunten zijn hierbij cruciaal: vaststellingen en tijdspanne. Voorzieningen waar tekorten worden vastgesteld worden meer bezocht dan de anderen. Ook voorzieningen waar weerkerend klachten over zijn worden regelmatiger bezocht. Deze werkwijze wordt gehanteerd omdat Inspectie wil nagaan of er voldoende garanties zijn voor de psychische en fysieke veiligheid van de kinderen. De tijd die dan nog rest wordt ingevuld met inspecties in voorzieningen wiens laatste inspectiebezoek het langst geleden is, dit om na te gaan of ze blijven voldoen aan de regelgeving. Hoofdstuk 4 Kwaliteitsgaranties Elke inspectieambtenaar is gescreend op de competenties die nodig zijn voor deze functie. Jaarlijks worden coachingsvergaderingen en vormingen georganiseerd om de kennis en vaardigheden te verruimen. Inspectie is verantwoordelijk voor de planning van haar inspecties, de wijze waarop toezicht uitgeoefend wordt, de correctheid van het toezicht, de verslaggeving van het toezichtsbezoek en het formuleren van een advies omtrent de voorziening. Dit alles moet op een zo objectief mogelijke manier gebeuren. 8

9 Daarom werden een aantal instrumenten en afspraken opgesteld die garanties moeten bieden voor de kwaliteit van het inspectiegebeuren: - Een afsprakensysteem wordt gehanteerd om rond alle werkingsaspecten een gelijkvormige aanpak te kunnen realiseren. - Inspectie beschikt over een planningssysteem waarbij de prioriteiten vastliggen. De stand van zaken van de planning wordt driemaandelijks geëvalueerd. - De regelgeving wordt op geregelde tijdstippen besproken en interpretaties worden afgestemd. - Per soort voorzieningen is een modelverslag beschikbaar dat door de inspectieambtenaren moet gebruikt worden. - Basiskwaliteitseisen werden opgesteld waaraan alle inspectieambtenaren zich moeten houden. - Aan de hand van een intern controlesysteem wordt de eigen werking opgevolgd. - Voor elk negatief advies wordt door een tweede persoon, die in een hiërarchische relatie staat tot de inspectieambtenaar een bijkomend advies gegeven. Dit om erover te waken dat negatieve adviezen enkel gegeven worden indien het noodzakelijk is en er een gelijke aanpak is over de hele dienst heen. Deze tweede toets gaat na of het advies evenwichtig is, overeen komt met de richtlijnen, of de regelgeving gevolgd is, of de motivering voldoende is en of het advies in overeenstemming is met de ernst van de vaststellingen. - Adviezen in het kader van de verlenging van erkenning worden, vooraleer verzonden naar Kind & Gezin besproken in het provinciaal inspectieteam. Coördinatoren volgen de inspectieambtenaren op en waken erover dat de afspraken nagekomen worden en dat een gelijkvormige aanpak wordt gerealiseerd. Hoofdstuk 5 Openbaarheid van bestuur Elk initiatief heeft het recht om het inspectieverslag dat over haar is opgemaakt, toegestuurd te krijgen. De verslaggeving die opgemaakt is door de inspectieambtenaren is openbaar: iedereen kan, mits zijn of haar belang aan te tonen, bij Kind en Gezin of bij Inspectie inzage vragen in deze verslaggeving. Wat betekent dit concreet? Inspectie gaat zeer behoedzaam om met persoonsgebonden of vertrouwelijke informatie die zij krijgt. Wanneer dit niet van belang is in het dossier, wordt deze informatie niet aan het dossier toegevoegd. 9

10 Wanneer dit echter wel een directe rol speelt bij de werking van het initiatief, dan kan dit niet uit het dossier geweerd worden. Volgens de spelregels van de openbaarheid van bestuur, worden persoonsgebonden gegevens niet openbaar gemaakt. Inspectieambtenaren kunnen informatie vrij uitwisselen onder elkaar, maar zijn daarbij wel gebonden aan het beroepsgeheim dat voor hen van toepassing is. Hoofdstuk 6 Vragen, opmerkingen, klachten Inspectie staat open voor vragen, opmerkingen en klachten. De initiatieven kunnen hiervoor bij de dienst terecht. Wat betekent dit concreet? De Inspectiedienst maakt een onderscheid tussen de verschillende mogelijke reacties van de geïnspecteerde initiatieven over haar optreden. Heeft een initiatief nood aan verdere verduidelijking van hetgeen in het inspectieverslag vermeld wordt of wenst een initiatief meer informatie, dan kan ze terecht bij de inspectieambtenaren zelf. De inspectieambtenaren hebben één keer per week een permanentie om de vragen te beantwoorden. De uren van de permanentie en het telefoonnummer waarop de inspectieambtenaren bereikt kunnen worden, staan vermeld in het inspectieverslag. Bij dringende vragen, kan een initiatief ook mailen naar een inspectieambtenaar: het adres staat ook vermeld in het verslag of kan er contact opgenomen worden met het secretariaat van Inspectie. Het secretariaat zal de betrokken inspectieambtenaar vragen om zo snel mogelijk met de vraagsteller contact op te nemen. Heeft een initiatief vragen of opmerkingen over de inspectie zelf, dan kan er contact opgenomen worden met de leiding van de Inspectiedienst (schriftelijk of telefonisch) op het telefoonnummer(02/ ) of het adres in Brussel (IVA Inspectie Koning Albert II laan, 35, bus 31, 1030 Brussel). Voor vragen over het dossier van een initiatief staat de dossierbeheerder van Kind & Gezin ter beschikking. Specifiek voor vragen in verband met kwaliteitszorg, staat ook een kwaliteitsambtenaar van Kind & Gezin ter beschikking. Heeft u als initiatief klachten over het inspectiebezoek of over het optreden van de inspectie, dan kunt u terecht bij de leidend ambtenaar van het agentschap Inspectie op bovenstaand adres (t.a.v. de heer Bursens). Bijlage Het Besluit van de Vlaamse Regering van 26 maart 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap Inspectie (art. 2) verwoordt de opdracht als volgt: Het agentschap heeft als missie om, ten aanzien van de doelgroep, toezicht te houden op de toepassing van de voor deze voorzieningen geldende regelgeving met betrekking tot het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Hierdoor wil het agentschap een bijdrage leveren tot het verbeteren van de kwaliteit van de dienstverlening van deze voorzieningen, de rechtmatige besteding van overheidsmiddelen en een optimale beleidsvoorbereiding en evaluatie. De doelgroep waarop de activiteiten van het agentschap betrekking hebben, wordt gevormd door: 1 voorzieningen die door het departement en de andere agentschappen van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin kunnen worden erkend, geattesteerd, vergund of gesubsidieerd of anderszins 10

11 ondersteund of die zich bij het departement of een agentschap van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin moeten melden Het besluit van de Vlaamse Regering van 26 maart 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandig agentschap Inspectie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin beschrijft in art. 3 de taak als volgt: 1 het controleren, toetsen, checken, vaststellen van het concrete functioneren van de doelgroep, bedoeld in art. 2, tweede lid, met het oog op het evalueren van de conformiteit ten overstaan van de normen, zoals vervat in formele referentieteksten; in het kader van een vergunnings-, attesterings- of erkenningingsprocedure of in het kader van zijn autonome voortgangscontroleopdracht, of op verzoek van het departement of een agentschap dat behoort tot het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin of in het kader van klachten over de dienstverlening van de door het agentschap geïnspecteerde voorzieningen 2 de rapportering en de adviesverlening aan het departement en de andere agentschappen die behoren tot het beleidsdomein WVG 3 de adviesverlening aan de door het agentschap geïnspecteerde voorzieningen of begunstigden met betrekking tot de conformiteit als bedoeld in art. 3, eerste lid, 1 4 het signaleren van beleidsrelevante informatie aan het departement en de andere agentschappen die behoren tot het beleidsdomein WVG. De taken, bedoeld in het eerste lid, omvatten in elk geval alle activiteiten inzake toezicht met betrekking tot: 1 de vergunnings-, attesterings- of erkenningsnormen en andere geformaliseerde afspraken met betrekking tot het functioneren van de voorzieningen, bedoeld in art. 2, tweede lid, 1 2 de voortgangscontrole en evaluatie van het kwaliteitsbeleid van deze voorzieningen 3 de aanwending van de overheidsmiddelen, ter beschikking gesteld aan deze voorzieningen of aan d e begunstigden, bedoeld in art.2, tweede lid,2 11